VLAAMS VERBOND VAN HET KATHOLIEK SECUNDAIR ONDERWIJS LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS
MECHANISCHE VORMGEVINGSTECHNIEKEN Derde graad TSO
Licap - Brussel D/1992/0279/062
september 1992
INHOUD blz. LESSENTABEL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
3
1
BEGINSITUATIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
4
2
STUDIEPROFIEL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
4
3
VAKKENINTEGRATIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
7
4
RELATIE TUSSEN DE DOELSTELLINGEN, DE EVALUATIE EN DE GEINTEGREERDE PROEF . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
7
5
TAXONOMIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
8
6
LEERINHOUDEN, VERWERKING (LEERPLANDOELSTELLINGEN) EN METHODOLOGISCHE WENKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
8
PV
PRAKTIJK/STAGES ELEKTROMECHANICA/MECHANICA . . . . . . . . . . . . . . .
9
TV
ELEKTRICITEIT/ELEKTROMECHANICA ELEKTRICITEIT . . . . . . . . . . . . . .
17
TV
ELEKTROMECHANICA/MECHANICA BEROEPSECONOMIE . . . . . . . . . . . . .
26
TV TV
ELEKTROMECHANICA/MECHANICA HYDROPNEUMATICA . . . . . . . . . . . . ELEKTROMECHANICA/MECHANICA LABORATORIUM (HYDROPNEUMATICA) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
34
TV
34
ELEKTROMECHANICA/MECHANICA LABORATORIUM (MEETTECHNIEK EN MATERIAALONDERZOEK) . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
42
TV
ELEKTROMECHANICA/MECHANICA MATERIALEN . . . . . . . . . . . . . . . . . .
46
TV
ELEKTROMECHANICA/MECHANICA MECHANICA . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
52
TV
ELEKTROMECHANICA/MECHANICA TECHNISCH TEKENEN . . . . . . . . . . .
65
TV
ELEKTROMECHANICA/MECHANICA VORMGEVING . . . . . . . . . . . . . . . . .
70
TV
ELEKTROMECHANICA/MECHANICA WERKVOORBEREIDING . . . . . . . . . .
85
COMPLEMENTAIR GEDEELTE TV TV TV
7
PRAKTIJK/STAGES ELEKTROMECHANICA/MECHANICA . . . . . . . . . . . . . . 87 ELEKTROMECHANICA/MECHANICA MACHINE-ONDERDELEN . . . . . . . . . . 87 ELEKTROMECHANICA/MECHANICA MEETTECHNIEK EN KWALITEITSZORG . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96 BIBLIOGRAFIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106
3 LESSENTABEL 1ste lj.
MECHANISCHE VORMGEVINGSTECHNIEKEN
1
Basisvorming AV AV AV AV AV AV AV
Godsdienst Aardrijkskunde Frans Geschiedenis Lichamelijke opvoeding Nederlands Wiskunde
2
Optie
2.1
Studierichting (fundamenteel gedeelte) PV TV TV
2.2
Praktijk/Stages Elektromechanica/Mechanica (x) Elektriciteit/Elektromechanica (x) Elektriciteit (x) Elektromechanica/Mechanica Beroepseconomie (x) 0 Hydropneumatica (x) 1 Laboratorium (x) 1 Materialen (x) 1 Mechanica (x) 2 Technisch tekenen (x) 3 Vormgeving (x) 2 Werkvoorbereiding (x) 0
Complementair gedeelte: maximum
2de lj.
12
12
2 1 2 1 2 2 2
2 1 2 1 2 2 2
20
20
8 2
8 0
10
12
4
4
1 1 2 0 2 3 1 2
- Te kiezen uit de vakken en/of de specialiteiten opgesomd in het Besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 1989 tot vaststelling van de algemene vakken, de kunstvakken, de technische vakken en de praktische vakken, voor zover het vakken en specialiteiten betreft waarvoor het Besluit van de Vlaamse regering van 14 juni 1989, zoals gewijzigd, bekwaamheidsbewijzen vastlegt in de derde graad. - Wanneer in het complementair gedeelte één of meer vakken gekozen worden die ook voorkomen in de basisvorming of in het fundamenteel gedeelte dan vervallen deze vakken niet in de basisvorming, noch in het fundamenteel gedeelte. - Pedagogische aanbevelingen: AV Engels 2 2 PV Praktijk/Stages Elektromechanica/Mechanica (x) 2• 2• TV Elektromechanica/Mechanica Machine-onderdelen (x) 1 1 Meettechniek en kwaliteitszorg (x) 1 1
(x) Voor deze vakken is het leerplan in deze brochure opgenomen. (C) Staat voor uitbreiding van het aantal lesuren voorzien in het studierichtingsgedeelte.
4 1
BEGINSITUATIE
De logische vooropleiding van de leerlingen die deze studierichting volgen is het 2de leerjaar van de 2de graad TSO 'Mechanische technieken'. Afhankelijk van de structuur van de school in de 2de graad kunnen ook leerlingen uit het 2de leerjaar van de 2de graad TSO 'Elektromechanica' opteren voor deze studierichting. Het leerplan steunt en bouwt echter verder op het leerplan van de 2de graad TSO 'Mechanische technieken'. 2
STUDIEPROFIEL
2.1
Algemene doelstellingen
Elk onderwijs wil drie algemene doelstellingen nastreven: het bieden van mogelijkheden tot brede ontplooiing, een voorbereiding tot deelname aan het maatschappelijke gebeuren en een voorbereiding tot deelname aan het functioneren in een beroep. Deze doelstellingen interfereren voortdurend. Elk goed onderwijs is daarom naast opleidend, ook vormend en opvoedend onderwijs. De studierichting TSO 'Mechanische vormgevingstechnieken' behoort tot de praktisch-technische TSOstudierichtingen, dit wil zeggen dat zij vooral de beroepskwalificatie nastreeft. Het volgen van bepaalde vormen van hoger onderwijs blijft echter mogelijk. Dit betekent dat de opleiding praktisch-technisch wordt uitgebouwd. De leerling wordt daarbij begeleid tot gestructureerd inzichtelijk denken, waarbij de leerstof beredeneerd wordt verwerkt. - Wat de beroepskwalificatie betreft beoogt men hier een opleiding tot de functie van machine-operator vooral gericht naar de metaalverwerkende nijverheid. Van deze meer praktisch gekwalificeerde technicus wordt verwacht: . dat hij machines, zowel voor verspanende als voor niet-verspanende bewerkingen, kan instellen en afstellen, . dat hij het proces, dat reeds onder controle is, kan bestendigen (on-line quality) en dat hij zicht heeft op de manier waarop een proces kan gestabiliseerd worden vanaf de embryonale fase (off-line controle), . dat hij kennis heeft van foutlokalisatie, foutenanalyse en herstel. Specifieke technieken zijn hun domein. De leerlingen ontvangen genoeg theoretische informatie om ruim inzicht te verwerven in de verschillende technische systemen. Hun specifieke opdracht zal erin bestaan de gebruiksalgoritmen, die het goed functioneren van gekende systemen waarborgen, correct te hanteren. Ook het juist gebruiken van foutlokalisatie-algoritmen wordt van hen verwacht. Deze vaardigheden vormen de essentie van de opleiding. - Wat het volgen van hoger onderwijs betreft is de afgestudeerde bekwaam een specialisatiejaar of onderwijs voor sociale promotie (OSP) te volgen waarbij HOKT zeker niet uitgesloten is.
5 2.2
Vormingscomponenten
Rekening houdend met wat hierboven vermeld staat, geven wij hierna een omschrijving van de verschillende vormingscomponenten die wij in deze 3de graad TSO nastreven. 2.2.1
ONTWIKKELEN VAN PERSOONLIJKHEIDSKENMERKEN EN ALGEMENE MENTALE VAARDIGHEDEN
- Kritisch ingesteld zijn ten opzichte van het eigen werk. - Verantwoordelijkheidszin en plichtsbewustzijn betrachten. - Zin voor samenwerking aan de dag leggen. - Groeien naar gestructureerd zelfstandig werken. - Bereidheid tot permanente vorming en belangstelling voor technologische vernieuwingen ontwikkelen. - Analytisch en synthetisch denken bevorderen. - Zin voor orde en netheid nastreven. - Luistervaardigheid aan de dag leggen. - Economisch verantwoord en eerlijk omgaan met materialen. - Kwaliteitszorg en zin voor nauwkeurigheid en volledigheid nastreven. - Zin voor produktiviteit ontwikkelen. - Kostenbewust denken en werken. - Het raadplegen van informatiebronnen aanmoedigen. - Bewust veiligheidsbevorderend en preventief optreden. 2.2.2
ALGEMENE EN THEORETISCH TECHNISCHE VORMING
- In de eigen taal vlot, zowel mondeling als schriftelijk, rapporteren. - In de tweede taal een eenvoudige technische conversatie voeren, technische handleidingen begrijpend lezen. - De wiskundige basisvorming bezitten om bepaalde technische vakken te kunnen bestuderen. - Een grondige kennis verwerven van de verschillende materialen, hun eigenschappen, en de verwerkingsmogelijkheden. - Inzicht hebben in de verschillende verwerkingstechnieken. - Kennis verwerven in de werking van verspanende en niet-verspanende werktuigmachines.
6 - Snijtheorieën en verspaningstechnieken beheersen zowel voor ferro- als non-ferromaterialen. - Tekeningen begrijpend lezen, correcties en functionele aanpassingen aanbrengen. - Inzicht hebben in de opbouw mechanische constructies. - De werking, het regelen en het afstellen van elementaire pneumatische, hydraulische, elektropneumatische en elektrohydraulische automatiseringssystemen begrijpen. - Begrippen en principes van organisatie, planning en kwaliteitszorg verwerven. - Kennis hebben van de voorschriften in verband met veiligheid en hygiëne. 2.2.3
PRAKTISCHE VORMING
- Instellen en bedienen van verspanings- en niet-verspaningsmachines. - Instellen en bedienen van (C)NC-machines. - Storingen zowel van mechanische, van elektrische als van hydropneumatische aard opsporen en verhelpen. - Montage en demontage van mechanismen correct en volgens de richtlijnen uitvoeren. - Testen van gemonteerde mechanismen op hun goede werking en betrouwbaarheid. - Elementaire lastechnieken beheersen en praktisch toepassen. - Warmtebehandelingen uitvoeren volgens de voorschriften. - Metingen uitvoeren met moderne meetapparatuur en de gegevens verwerken en interpreteren. 2.3
Tewerkstelling en toekomstmogelijkheden
In de sector: - machine-operator, -conducteur en -arbeider op klassieke en (C)NC-werktuigmachines, - elementair onderhoud en herstelling van produktiemachines, - operator van grote produktiemachines, Verdere studies: - 3de leerjaar van de 3de graad, - onderwijs voor sociale promotie (OSP), - hoger onderwijs van het korte type. 3
VAKKENINTEGRATIE
In de officiële NVKSO-lessentabel wordt voorzien in Laboratorium 1 - 2. De leerplancommissie oordeelde het nuttig deze 3 lesuren op te splitsen in 2 deelpakketten.
7 Voor deze 3 lesuren vindt men bijgevolg twee afzonderlijke leerplannen en wel als volgt: TV TV
Elektromechanica/Mechanica Laboratorium (Meettechniek en materiaalonderzoek)
1
1
Elektromechanica/Mechanica Laboratorium (Hydropneumatica)
0
1
Dit laatste deelpakket sluit onmiddellijk aan achter het leerplan 'TV Elektromechanica/Mechanica Hydropneumatica' en dit om aan vakkenintegratie te kunnen doen wat hier zeker gewenst is. 4
RELATIE TUSSEN DE DOELSTELLINGEN, DE EVALUATIE EN DE GEINTEGREERDE PROEF
- In zijn taak als didacticus heeft de leraar een plannings- en voorbereidingstaak: hij zet het leerplan om in een jaarplanning en de verschillende leerinhouden en doelstellingen zet hij om in een aangepast didactisch proces. De leraar heeft uiteraard ook een beoordelingstaak: hij moet de kennis, de vaardigheden en de attitudes van de leerlingen objectief evalueren in functie van de doelstellingen. - Een verantwoorde evaluatie vertrekt dus van duidelijk geformuleerde en operationele lesdoelstellingen. In dit leerplan worden geen les-, maar leerplandoelstellingen geformuleerd, die een lessenreeks overspannen. Alle leerplandoelstellingen van de vakken van het studierichtingsgedeelte worden omvat door de algemene doelstellingen van de studierichting. De einddoelstellingen sluiten op hun beurt aan bij het studie- of beroepsopleidingsprofiel dat wij in de 3de graad duidelijk nastreven en dat een probleemloze overstap naar een functie- of beroepsprofiel moet kunnen garanderen. Dit functie- of beroepsprofiel werd door de beroepsfederaties geformuleerd binnen de voormalige Hoge Raad voor het Technisch en Beroepsonderwijs of binnen de huidige sectoriële commissies van de Vlaamse Onderwijsraad. Een leraar die zijn evaluatie ernstig wil opvatten, moet zich dus bewust zijn van de verschillende doelstellingen die hij minimaal moet bereiken om tenslotte aan het studieprofiel te beantwoorden. - In het totale toetsingsmechanisme moet de leraar aandacht hebben voor de permanente evaluatie of het dagelijks werk (zeker voor de praktische vakken), voor de formatieve toetsen (waarin de foutenanalyse en de remediëring een belangrijke rol spelen) en voor de summatieve toetsen of voor de examens. Binnen het evaluatiesysteem neemt de geïntegreerde proef een speciale plaats in. De relatie tussen de geïntegreerde proef, de einddoelstellingen en het nagestreefde studie- of beroepsopleidingsprofiel moet de leraar duidelijk voor ogen staan. De geïntegreerde proef die in de loop van het 2de leerjaar van deze 3de graad moet georganiseerd worden, wil het geheel van kennis, vaardigheden en attitudes gericht op de beroepsactiviteit evalueren en omvat de vakken van het fundamenteel optioneel gedeelte. De geïntegreerde proef heeft een vakoverschrijdend, een beroeps- en realiteitsgericht karakter. De proef kan de vorm aannemen van een project dat vanaf het begin van het schooljaar opgebouwd wordt en waarvan het zwaartepunt op het einde van het schooljaar ligt. Ook een eindwerk of een praktische realisatie kan op dezelfde wijze langzamerhand tot stand komen.
8 Het concept, het ontwerp, de realisatie van de proef moet van bij het begin van het 2de leerjaar van de 3de graad aandacht krijgen. De aanstelling van de beoordelingsjury, die voor een groot deel uit deskundige buitenstaanders moet bestaan, dient ook in het begin van het schooljaar te gebeuren. Samenvattend kunnen wij besluiten dat bij de interpretatie van dit leerplan voor de 3de graad niet voorbijgegaan kan worden aan het studieprofiel, de einddoelstellingen en de evaluatie ervan in de geïntegreerde proef. 5
TAXONOMIE
Voor de Technische Vakken (TV), is dit leerplan opgesteld in de vorm van leerinhouden en verwerking die samen de doelstellingen vormen. Het minimum niveau van de verwerking wordt ook aangegeven. Hiervoor wordt de taxonomie van BLOOM toegepast met de volgende afkortingen: K = Kennen B = Begrijpen T = Toepassen A = Analyseren S = Synthetiseren E = Evalueren Voor de Praktische Vakken (PV) en Laboratorium (Hydropneumatica) maakt men gebruik van de taxonomie voor de psychomotorische doelstellingen volgens BRION, met de volgende afkortingen: W = Waarnemen N = Nabootsen I = Inoefenen B = Beheersen De B en U in de kolommen betekenen basis en uitbreiding. De basisdoelstellingen MOETEN bereikt worden.
6
LEERINHOUDEN, VERWERKING (LEERPLANDOELSTELLINGEN) EN METHODOLOGISCHE WENKEN
9 PV Praktijk/Stages Elektromechanica/Mechanica
1
1ste leerjaar: 8 u./w. (+2) 2de leerjaar: 8 u./w. (+2)
BEGINSITUATIE
De leerlingen van de derde graad 'Mechanische vormgevingstechnieken' komen voornamelijk uit de 2de graad 'Mechanische technieken'. In deze afdeling heeft men de basiskennis verworven in verband met het gebruik van de conventionele werktuigmachines. 2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
In de studierichting 'Mechanische vormgevingstechnieken' is de praktijk erg belangrijk. Van de toekomstige praktisch gekwalificeerde technicus wordt verwacht dat hij na het beëindigen van het 2de leerjaar van de 3de graad zowel de verspanende als de spaanloze vormgevingstechnieken grondig beheerst en deze technieken met kennis en met inzicht ook praktisch kan toepassen. Naast het motorische zal ook veel aandacht worden besteed aan het cognitieve aspect. Praktijk is immer het middel bij uitstek om: - met kennis en inzicht de vormgevingstechnieken te volgen, te evalueren en bij te sturen, - om voldoende inzicht te verwerven in begrippen van organisatie, van planning en van kwaliteitszorg. 3
ALGEMENE METHODOLOGISCHE WENKEN
De leerlingen geleidelijk brengen en opleiden tot zelfstandig werken. De leerlingen daarom de opdrachten zelf laten voorbereiden, uitvoeren, beoordelen en evalueren, rekening houdende met de kwaliteitseisen en met de veiligheidsvoorschriften. Bij de realisatie van het leerplan aan de hand van de oefeningen moet vooral aandacht gaan naar: - het gebruik van conventionele en CNC-machines, waarbij in de mate van de mogelijkheden de CNC-machines de voorkeur moeten genieten, - de verwerking van verschillende soorten grondstoffen (ferro's, non-ferro's en kunststoffen), - het correct opspannen van de werkstukken, - de juiste keuze en het correct opspannen van de gereedschappen. Verschillende onderwerpen zijn in dit leerplan niet als dusdanig opgenomen zoals: bankwerk, boeren, zagen, vijlen, aftekenen, plaatbewerking, afnamecontroles van machines .... Sommige van genoemde bewerkingen zullen toch automatisch aan bod komen in functie van de door de leerlingen uit te voeren opdrachten. Gezien de uitgebreidheid en het niveau van het praktijkpakket, beveelt de leerplancommissie aan 2 bijkomende lesuren extra te voorzien via het complementair gedeelte. Om de overgang, voor de scholen die geen 3de leerjaar van de 3de graad kunnen organiseren, naar het bedrijf zo soepel mogelijk te laten verlopen is het misschien wel aangewezen de leerlingen van het 2de leerjaar van de 3de graad een korte stageperiode te laten doorlopen. De leerling stagiair zal de concrete bedrijfsinitiatie beter leren inschatten en ervaren wat van hem later zal worden verwacht. Men moet er echter over waken dat de stageperiode zinvol opgevuld wordt en pedagogisch verantwoord is. De stageperiode moet naast bedrijfservaring ook de gelegenheid bieden de leerinhouden verder te verwerken en uit te diepen. 4
LEERINHOUDEN, COGNITIEVE EN MOTORISCHE LEERPLANDOELSTELLINGEN
PV Praktijk/Stages Elektromechanica/Mechanica Nr.
LEERINHOUDEN
1ste en 2de leerjaar: 8 (+2) u./w. COGNITIEF
MOTORISCH
W
N
I
B
1
ONDERHOUD VAN MACHINES
Met behulp van de machinemap de delen aanduiden en hun functies toelichten. De specifieke onderhoudsvoorschriften opzoeken en omschrijven. De veiligheidsvoorschriften opzoeken.
Kuisen, smeren en onderhouden van de machine. De veiligheidsvoorschriften naleven.
B
2
DRAAIEN
Gepaste beitels kiezen en de keuze motiveren.
In- en uitwendig cilindrisch draaien naar een gegeven werkplaatskwaliteit (NBN 602).
B
2.1
In- en uitwendig cilindrisch draaien
De correcte opspanmethode kennen, kiezen en toelichten.
De verschillende opspanmethodes bij praktische oefeningen correct toepassen: - centers - 3 klauwen - 4 klauwen - opspanplaat - vaste en/of volgbril - opspandoornen.
Draaien van verschillende materiaalsoorten
De verschillende materialen herkennen. Beitel- en snelheidskeuze toelichten en motiveren.
Draaien van ferro, non-ferrometalen en kunststofmaterialen met de passende beitel en met de juiste snelheden.
2.3
Gebruik van hardmetaalplaten
De keuze van de draaibeitel verantwoorden. Optimale verspaningscondities bepalen en toelichten met behulp van de technische documentatie van de fabrikant.
Zelfstandig beitel en hardmetaalplaatje kiezen en ermee werken onder de meest ideale snijvoorwaarden.
2.4
Schroefdraad snijden
De verschillende soorten schroefdraden kennen en terugvinden in tabellen. De verschillende methoden van schroefdraadsnijden kennen en toelichten.
Inwendige en uitwendige schroefdraad snijden: - driehoekige schroefdraad - trapezium schroefdraad.
B
10
2.2
B
B
B B
B B
B
B
B
2.5
In- en uitwendig conisch draaien
3
FREZEN
3.1
Vlakfrezen, haaks en evenwijdig frezen, gleuven frezen, profiel frezen, spiebaanfrezen
3.2
3.4
Centeren, boren, kotteren op coördinatoren
Gebruik van horizontaal en universeel verdeeltoestel - direct en indirect verdelen
Conische stukken draaien: - uitwendig conisch, - inwendig conisch.
Kennis hebben van de verschillende frezen en van de opspanmogelijkheden voor frees en werkstuk. De keuze toelichten.
Stukken correct opspannen. Volgende freesbewerkingen uitvoeren: - vlakfrezen, - haaks en evenwijdig frezen, - gleuven frezen, - spiebaan frezen, - profielfrezen.
Het gebruik van frezen met hardmetaalplaatjes toelichten. De snijvoorwaarden, de snijhoeken en de keuze van de hardmetaalplaten opzoeken in de technische documentatie van de fabrikant.
Freeskoppen met hardmetaalplaten instellen en gebruiken.
Center-, boor- en kottergereedschap kennen en hun gebruik omschrijven. Zowel trommels als digitale aflezingen begrijpen en toelichten.
Werkstukken opspannen en: - 0-punt bepalen, - centeren en boren op coördinaten, - kotteren met kotterkop, - draadtappen met taptoestel.
De krukverplaatsing,voor een welbepaalde hoekverdraaiing, berekenen en toelichten. Het centreren van werkstukken uitleggen.
Het verdeeltoestel horizontaal/verticaal opstellen.
B
B
B
B
B
B B
B
De juiste plaatjes monteren en instellen.
B
U
B B
B
B
Horizontaal verdeeltoestel en werkstuk opspannen. Werkstukken frezen met: - de direct verdeelmethode, - de indirecte verdeelmethode.
B
11
3.3
Frezen van verschillende materiaalsoorten
De instelhoek berekenen. De verschillende methoden kennen en toelichten.
B
B B
Nr.
LEERINHOUDEN
4
CNC-MACHINES
4.1
Opstellen en uitvoeren van werkprogramma's
COGNITIEF
MOTORISCH
De begrippen NC- en CNC omschrijven.
Programma invoeren in de machine.
Eenvoudige programma's opstellen en toelichten.
Werkstuk en gereedschappen opspannen en instellen.
W
N
B
5
SLIJPEN
5.1
Monteren en demonteren van een slijpsteen Richten en afzetten Balanceren
Een eenvoudig werkstuk met CAD tekenen en deze tekening nadien met behulp van een CAM-programma omzetten in een machineprogramma.
Een eenvoudig werkstuk met CADCAM realiseren op de CNC-machine.
De etiketgegevens van een slijpsteen lezen en toelichten.
Een nieuwe slijpsteen monteren op de slijpmachine.
B B U
12
CAD-CAM
B
B
Werkstuk volgens programma afwerken. Correcties invoeren in de machine. 4.2
I
B
Een slijpsteen afzetten Balanceertoestel horizontaal stellen en een slijpsteen uitbalanceren.
5.2
Vlak-, haaks- en evenwijdig slijpen
De verschillende verplaatsingsmogelijkheden omschrijven. De keuze van de snelheden toelichten.
Stukken vlak, haaks en evenwijdig slijpen met een opgegeven kwaliteit.
5.3
Toepassingen op de sinustafel
De ondervulling berekenen.
De sinustafel correct opstellen en onder een welbepaalde hoek slijpen.
B B B
U
5.4
Rondslijpen Uitwendig Inwendig
De keuze van de gebruikte opspanmethode toelichten. Het nut van het koelmiddel bespreken.
Werkstukken opspannen. Werkstukken rondslijpen.
B
5.5
Gereedschapsslijpen
De slijphoeken van de te slijpen gereedschappen toelichten. De opstelling verantwoorden.
Manueel en machinaal slijpen van: - boren, - beitels.
B B
Opstellen en slijpen van frezen. 6
VONKEROSIE
6.1
De machine bedienen en onderhouden
Het principe van de vonkerosie omschrijven.
B
B
De machine instellen en het onderhoud ervan verzekeren.
U
13
De bediening en het instellen van de machine toelichten. 6.2
De vonkstempel
De eigenschappen waaraan de vonkstempel moet voldoen omschrijven: - gebruikte materialen, - zijdelingse speling.
Een vonkstempel vervaardigen en opstellen op de machine.
U
6.3
Het vonkeroderen
De werkvoorwaarden voor het vonkeroderen uit tabellen aflezen en toelichten.
Met vonkerosie een werkstuk vervaardigen.
U
7
MACHINECONSTRUCTIE EN ONDERHOUD
7.1
Bankwerk
Alle motorische handelingen toelichten en verantwoorden met behulp van de technologische kennis opgedaan in de theoretisch technische vakken.
Bij onderhoudswerkzaamheden en bij machineconstructie de elementaire bankbewerkingen uitvoeren: - zagen, vijlen, slijpen, - boren, tappen, - ruimen.
B
B B
Nr. 7.2
LEERINHOUDEN Montage en demontage
COGNITIEF De werkmethode voor het correct monteren en demonteren van: - lagers en lagerbussen, - dichtingen en oliekeerringen, opzoeken en toelichten.
MOTORISCH
W
N
Lagers monteren en demonteren.
B
Monteren en demonteren van dichtingen en oliekeerringen.
B
I
B
Het gebruik van speciale gereedschappen toelichten. De speciale gereedschappen herkennen. 7.3
Perswerk
Thermisch behandelen
8
LASSEN
8.1
Gassmeltlassen
De persmatrijs correct monteren op de pers.
U
Het correcte gebruik van de pers toelichten.
Perswerk uitvoeren.
U
De verschillende thermische behandelingen omschrijven: - uitgloeien, - harden, - ontlaten. De werkmethoden toelichten.
Werkstukken thermisch behandelen: - uitgloeien, - harden, - ontlaten.
B B B
De werking, de regeling en het onderhoud van de lasinstallatie en de lasbrander toelichten.
De installatie instellen en de lasvlam regelen.
Het regelen van de lasvlam omschrijven. De keuze van de lasmethode toelichten. De veiligheidsvoorschriften bij het gassmeltlassen kennen en toelichten.
14
7.4
De montage van de matrijs op de pers omschrijven.
Eenvoudige lasoefeningen, zonder en met toevoegmateriaal, uitvoeren: - een smeltbad vormen, - een kantlas leggen, - buiten- en binnenhoeklas leggen, - buisverbinding uitvoeren.
U
U U U U
8.2
Hardsolderen
Het verschil tussen het hardsolderen en het lassen omschrijven. De samenstelling en het gebruik van hardsoldeer toelichten.
Hardsoldeertoepassingen uitvoeren: - plaat/plaat, - buis/buis, - buis/plaat.
U
De werkmethoden bij het hardsolderen omschrijven. 8.3
8.5
Elektrisch booglassen
Hoeklassen
Het principe, de instellingen en het onderhoud van de snijbranderinstallatie omschrijven.
Instellen en regelen van de snijbrander. Oefenen op het manueel snijbranden. Oefenen op het snijbranden langs mallen. Oefenen op het machinaal snijbranden.
Het instellen en het onderhouden van de lastransformator omschrijven.
De lastransformator instellen in functie van het uit te voeren laswerk.
De uitvoeringstechnieken van het lassen met beklede elektrodes omschrijven: - de stand van de elektrode, - de voortloopsnelheid, - de booglengte, - het starten, - het zwaaien met de elektroden, - het stoppen.
Uit te voeren lasoefeningen: - lassen van snoeren, - opdikken van een vlak, - rechte kantlas uitvoeren.
Het bepalen en het instellen van de stroomintensiteit toelichten.
Uit te voeren lasoefeningen: - een liggende hoeklas, - een staande hoeklas, - een buitenhoeklas.
De werkmethode omschrijven.
U U U U
U U U
U U U
15
8.4
Oxy-acetyleensnijbranden
Nr. 8.6
LEERINHOUDEN
COGNITIEF
MOTORISCH
Half-automatisch lassen (MIG/MAG)
De instelling, de regeling en het onderhoud van half-automatische lastoestellen toelichten.
Het half-automatisch lastoestel instellen, regelen en onderhouden.
Het bepalen van de instellingswaarden met behulp van tabellen bespreken en toepassen.
Uit te voeren lasoefeningen: - snoeren lassen, - een rechte kantlas maken, - een hoeklas maken.
De verschillende lasparameters en hun rol toelichten.
De veiligheidsvoorschriften toepassen.
W
N
I
B
U
U U U U
De veiligheidsvoorschriften kennen en toelichten. 16
17 TV Elektriciteit/Elektromechanica Elektriciteit
1
1ste leerjaar: 2 u./w
BEGINSITUATIE
De leerinhouden voor het technisch vak 'Elektriciteit' sluiten aan op de leerstof van de 2de graad TSO 'Mechanische technieken'. Toch kan het nuttig zijn, afhankelijk van de concrete klassituatie, sommige leerstofelementen van de 2de graad op gepaste ogenblikken te herhalen. 2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
Het is belangrijk dat de leerlingen van deze studierichting ook een minimum theoretische technische basiskennis 'Elektriciteit' verwerven. Belangrijk is dat zij met voldoende kennis kunnen handelen in reële situaties die zowel in de werk- als in de eigen leefomgeving kunnen voorkomen. 3
ALGEMENE METHODOLOGISCHE WENKEN
De leerstofinhouden moeten praktisch en beredeneerd uitgewerkt, met andere woorden het accent van de leerstofinhoud ligt niet zozeer op het opstellen en uitwerken van wetenschappelijke formules, maar eerder op een beredeneerde en praktische kennis van elektrische systemen, apparaten, aansluitingen, metingen en dergelijke. Daarom is het noodzakelijk om tijdens deze theoretische lessen veel didactisch materiaal en toestellen te tonen, schema's te laten opstellen door de leerlingen, schakelingen en metingen te demonstreren en nadien door de leerlingen zelf te laten uitvoeren. Het is dus absoluut nodig over een lokaal 'wetenschappen' te beschikken waarin, onder andere voor Elektriciteit, alle toestellen en didactische borden voorhanden zijn. De volgorde van de leerinhouden is niet bindend en kan vrij worden gekozen. 4
LEERINHOUDEN, VERWERKING (LEERPLANDOELSTELLINGEN) EN METHODOLOGISCHE WENKEN
TV Elektriciteit/Elektromechanica Elektriciteit Nr.
LEERINHOUDEN
1ste leerjaar: 2 u./w. VERWERKING
K
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
THEORIE 1
Opwekking van sinusvormige wisselspanning
Het opwekken van een wisselspanning verklaren.
B
Begrippen: - periode en periodeduur - frequentie - momentele, effectieve en gemiddelde waarde - amplitude - fase, faseverschil, voorijlen en naijlen - elektrische hoeksnelheid
Begrippen verduidelijken.
B
Praktische betekenis toelichten.
B
De kenmerkende grootheden vectorieel toelichten.
B
GEBRUIK VAN HET UNIVERSEELMEETTOESTEL Stroommetingen Spanningsmetingen Weerstandsmetingen
3
ENKELVOUDIGE WISSELSTROOMKETENS Ohmse weerstand Spoel Condensator
Herhaling in functie van de noodwendigheden bijvoorbeeld met betrekking tot late instromers en geclausuleerden. Geen wiskundige bewijzen.
18
2
WISSELSTROOM
Toestel herkennen en de verschillende meetmogelijkheden toelichten.
B
Het instellen en het aflezen van de schaal toelichten.
B
Begrippen omschrijven.
B
Vectoriële voorstelling van spanning en stroom weergeven en toelichten.
B
Met de gegeven formules toepassingen oplossen.
Meter tonen. Metingen uitvoeren. Leerlingen schalen laten aflezen.
Herhaling in functie van de noodwendigheden.
B
4
VERMOGEN EN ARBEIDSFACTOR
De begrippen: - actief vermogen, - schijnbaar vermogen, - reactief vermogen, definiëren en toelichten.
B B B
De formules voor het berekenen van deze vermogens kennen en toepassen. Het begrip arbeidsfactor uitleggen.
B
De invloed van de arbeidsfactor toelichten.
B
De verbetering van de arbeidsfactor bespreken.
U
Het principe voor de meting van het actief vermogen toelichten.
U
Het opwekken van driefasenspanning toelichten. De begrippen lijn- en fasespanning toelichten.
B
Het momenteel verloop van deze spanningen tekenen.
B
De vectoriële voorstelling en de wiskundige formulering afleiden.
B
Verschil met gelijkstroom aanduiden. Verband tussen de vermogens en de arbeidsfactor toelichten.
19
5
B
DRAAISTROOMNETTEN Driefasenspanning
De eigenschappen van draaistroomnetten kennen.
B
B
Illustreren met didactische opstelling: 3 spoelen met draaiende magneet.
Nr.
LEERINHOUDEN Driefasenbelastingen
VERWERKING
K
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
De opbouw van de verschillende soorten belastingsschakelingen omschrijven: - sterschakeling, - driehoekschakeling. Het verschil tussen: - fase- en lijnspanning, - fase- en lijnstroom, toelichten en het onderling verband afleiden uit de vectoriële voorstelling.
B
Samenstellende delen opsommen. Principewerking verklaren. Begrip transformatieverhouding verduidelijken.
B B B
Werking van de transformator - onbelast - belast
De ideale en de praktische transformator vergelijken en bespreken. Vectoriële voorstelling bespreken.
B
Inwendige verliezen
De verliezen opsommen en toelichten: - magnetische verliezen - elektrische verliezen
B
Onderscheid tussen beide soorten verliezen duidelijk stellen.
Rendement van de transformator
Het begrip rendement definiëren. Bespreken hoe men het rendement bepaalt.
B U
Maximaal rendement.
Speciale transformatoren
Het principe en het gebruik toelichten van: - de veiligheidstransformator, - lastransformatoren.
TRANSFORMATOREN
6.1
Enkelfasetransformator Principe Samenstelling
Aantonen met een ampèremetertang, dat de som der stromen gelijk is aan nul.
Verwijzen naar leerstof: elektromagnetische inductie. Enkele praktische vraagstukken oplossen.
U
B B
20
6
B
6.2
7
Driefasentransformatoren
DRIEFASENASYNCHROONMOTOR MET KOOIROTOR
B
Vertrekken van drie enkelfase transformatoren.
De schakelmogelijkheden bespreken.
B
Enkel ster- en driehoekschakelingen bestuderen.
Samenstelling en constructie verklaren.
B
Illustreren met behulp van een ontmantelde motor.
Het werkingsprincipe uitleggen.
B
Het omkeren van draaizin toelichten.
B
Bouwvormen onderscheiden en symbool herkennen.
B
Beschermingsgraad (IP-factor) toelichten.
B
Lezen en interpreteren van de kenplaatgegevens en hieruit bijvoorbeeld bepalen of de motor in ster of in driehoek moet worden geschakeld. Het principe en de werking van de ster-driehoekaanloop uitleggen. 8
ENKELFASE MOTOREN
De opbouw en de principiële werking toelichten van: - de enkelfase inductiemotor, - de universeelmotor.
Illustreren met fotomateriaal en/of met catalogi van motorfabrikanten. B
U
B B
Kenplaten ter beschikking hebben.
De ster-driehoekschakeling praktisch demonstreren.
21
De samenstelling van driefasentransformator bespreken.
Nr.
LEERINHOUDEN
VERWERKING
K
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
TECHNOLOGIE 9
10
- Smeltveiligheden
Het werkingsprincipe verklaren. Juiste beveiliging kiezen in functie van draaddoorsnede.
B
- Automaten
Het werkingsprincipe verklaren. Soorten kennen en onderscheiden. Juiste beveiliging kiezen in functie van draaddoorsnede.
B B
Het doel omschrijven van: nokkenschakelaars, impulsschakelaars en contactoren. De schakelaars herkennen in hun verschillende uitvoeringen. De werking uitleggen aan de hand van een schema.
B
De schakelaars herkennen, het doel en hun gebruik verklaren. Principe verklaren waarop de werking berust. De beveiliging instellen in functie van de gegevens op de kenplaat van de motor.
B
Een differentieel foutstroomschakelaar herkennen. Het doel en zijn gebruik uitleggen.
B
SCHAKELAARS
BEVEILIGINGSSCHAKELAARS -
12
Thermisch Magnetisch Magneto-thermisch Nulspanningsschakelaar
DIFFERENTIEEL FOUTSTROOMSCHAKELAAR
B
B
Smeltveiligheden tonen. Tabellen voorzien. Zorgen voor catalogi. Idem voor automaten.
B De verschillende soorten schakelaars tonen. Catalogi ter beschikking hebben.
B
B
Schakelaars tonen (vrij en geschakelde).
B
B
Schakelaar tonen.
22
11
BEVEILIGINGEN
13
VERLICHTING
Aan de hand van een schema de werking van de schakelaar verklaren.
B
Schakelaars ter beschikking hebben.
Vanaf het stroombaanschema de uitvoeringsschema's afleiden.
B
Schakelschema's geven en de schakeling laten uitvoeren.
Het werkingsprincipe van halogeenen van fluorescentielamp-verlichting verklaren. De eigenschappen opsommen. De aansluitingsvoorwaarden en voorzorgen kennen.
U
Een aansluiting van de verlichtingssystemen voordoen met bijvoorbeeld didactische panelen.
Het plan van een eenvoudige eengezinswoning begrijpend lezen en toelichten.
U
Schakelschema's ter beschikking hebben.
INSTALLATIEPLAN VAN EEN EENGEZINSWONING Plaatsing van: @ licht- en stopcontacten @ huishoudelijke toestellen @ andere kleine apparatuur
De aansluitvoorwaarden kennen. Alle specifieke kenmerken met betrekking op het aansluiten van de toestellen opsommen.
Vochtige lokalen
Veiligheidsaspecten en reglementen uit het AREI opsommen. De juiste keuze van de te gebruiken materialen opsommen.
23
- Halogeen - Fluorescentielamp
15
B B
AANSLUITEN VAN WISSELSTROOMMOTOREN - Met nokkenschakelaar - Met contactoren: @ start-stop @ omkeren van draaizin @ ster/driehoek
14
Het werkingsprincipe verklaren. Het aansluitschema lezen en toelichten.
U U
U
Een plan van een eengezinswoning met de elektrische schema's ter beschikking stellen van de leerlingen. Catalogi en documentatie van schakelapparatuur en toestellen ter beschikking hebben.
U U U
Nr.
LEERINHOUDEN
VERWERKING
K
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
ELEKTRONICA 16
HALFGELEIDERSTRUCTUREN - Onderscheid tussen geleider, niet geleider en halfgeleider - Opbouw van een halfgeleiderkristal
De eigenschappen van een geleider, niet-geleider en halfgeleider opsommen. Aan de hand van een tekening de opbouw toelichten.
B
B
DIODE
17.1
P- en N-kristal
De structuur van het P- en van het Nkristal omschrijven: gaten, vrije elektronen, stroomgeleiding.
B
17.2
PN-junctie
Het principe van de PN-junctie toelichten en de werking uitleggen: - zonder toegepaste spanning, - in doorlaatzin gepolariseerd, - in sperzin gepolariseerd, - doorslag van de PN-junctie.
B
24
17
GELIJKRICHTING Enkelfasig enkelzijdig Enkelfasig dubbelzijdig Brugschakeling
Voor elk van deze gelijkrichtingssystemen: - het opstellingsschema en het werkingsprincipe uitleggen, - het stroomverloop door redeneren afleiden,
Verschillende soorten tonen. De werking praktisch demonstreren met behulp van didactische panelen.
Het genormaliseerd symbool van de diode kennen en gebruiken. 18
Aan de hand van het periodiek systeem en de eigenschappen van de materialen, de eigenschappen van een halfgeleider afleiden.
B
B B
De vorm van de verschillende gelijkgerichte spanningen effectief tonen aan de leerlingen op de oscilloscoop.
19
THYRISTOREN
19.1
Algemeen
- het spanningsverloop tekenen in een tijdsdiagram, - de toepassingen bespreken.
B
De bouw, het werkingsprincipe, het symbool, de eigenschappen en de algemene karakteristieken van thyristoren uitleggen.
U
Het ontsteken en het doven van de thyristor toelichten.
U
B Werkingsprincipe demonstreren op didactische panelen.
Aansturen van thyristoren
Het principe van het aansturen van de thyristor toelichten: - fasesturing, - periodesturing, - pulssturing.
U
19.3
Gestuurde gelijkrichters
Het gebruik van thyristoren bij gestuurde gelijkrichting toelichten.
U
Het principe, de werking, de spanningsvormen bespreken bij: - enkelfasig enkelzijdig, - enkelfasig dubbelzijdig, en dit bij ohmse en bij ohms-inductieve belastingen.
U
Idem.
B
Illustreren met praktische toepassingen: - rotatiefrequentieregeling bij universeelmotor, - lichtdimmer.
20
TRIAC en DIAC
De opbouw, de werking, de eigenschappen en het symbool van de TRIAC en van de DIAC kennen. De karakteristieken uitleggen.
25
19.2
B
26 TV Elektromechanica/Mechanica Beroepseconomie
1
2de leerjaar : 1 u./w.
BEGINSITUATIE
Dit is een totaal nieuw leervak. Er is geen voorkennis. 2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
De overgang van school naar bedrijf is voor bijna alle leerlingen een belangrijke stap. Het is dan ook evident dat jongeren die hun secundaire studies beëindigen, een aantal basisprincipes van bedrijfsorganisatie kennen. De algemene doelstelling van het vak Beroepseconomie is dan ook de leerlingen een algemeen beeld te geven van de ingewikkeldheid van het bedrijf en het bedrijfsleven. Deze doelstelling kan op de volgende wijze bereikt worden : - door de leerlingen een algemeen beeld te geven van de structuur van de bedrijven via een minimum aan basiskennis, - door de leerlingen aan te sporen tot nadenken, tot het zoeken naar oplossingen en tot gemotiveerd werken via het kritisch bespreken van actuele problemen, - door de leerlingen te overtuigen dat een goede organisatie aanleiding geeft tot het kwalitatief en kwantitatief verbeteren van de produktie, - door de integratie van kwaliteitszorg, veiligheid en hygiëne in al hun activiteiten aan te moedigen. De toegemeten tijd is kort, hieruit volgt de noodzaak het leerplan soepel te interpreteren. Ga praktisch tewerk gezien het grote aanbod van het studiemateriaal en de voortdurende verandering op technisch, economisch en sociaal gebied. 3
ALGEMENE METHODOLOGISCHE WENKEN
- Kies een produktiebedrijf in de vakspecialiteit van de leerlingen, groot genoeg om alle delen van het leerplan aan bod te laten komen. - Geef bij de theoretische uitleg zoveel mogelijk een praktische toepassing. - Een bedrijfsbezoek biedt alvast vele mogelijkheden om de geziene leerstof te illustreren. - Geef de leerlingen bij bedrijfsbezoeken welbepaalde opdrachten. Analyseer en bespreek deze opdracht daarna in klasverband. - Bij planning en procesbeheersing speelt de computer een belangrijke rol. 4
LEERINHOUDEN, VERWERKING (LEERPLANDOELSTELLINGEN) EN METHODOLOGISCHE WENKEN
TV Elektromechanica/Mechanica Beroepseconomie Nr.
LEERINHOUDEN
2de leerjaar: 1 u./w. VERWERKING
K
B
1
INLEIDING
Het begrip onderneming en het nagestreefde doel omschrijven.
B
2
DE ECONOMISCHE KRINGLOOP
Begrippen als goederenstroom, geldstroom, diensten en arbeidscircuit verklaren. De onderlinge samenhang beschrijven.
B
3
ALGEMENE ORGANISATIE
3.1
Bedrijfsstructuren (van eenmanszaak tot onderneming)
4
Organisatievormen
MARKETING
B
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
Illustreren met praktische voorbeelden uit de eigen beroepsspecialiteit.
Zoveel mogelijk voorbeelden uit de eigen specialiteit geven. B
De meest voorkomende organisatievormen kennen en toelichten. - De lijnorganisatie. - De functionele organisatie. (Taylorstelsel) - De lijn en staforganisatie. De voor- en nadelen van de verschillende organisatievormen bespreken.
U
B U
Het begrip "vrije markteconomie" omschrijven. Oorzaken van te lage produktiviteit opnoemen.
S
B
De specifieke kenmerken van elke bedrijfsvorm omschrijven.
Weten wat men onder "marketing" verstaat.
A
27
3.2
De verschillende bedrijfsvormen kennen.
T
Ter gelegenheid van een bedrijfsbezoek de aandacht vestigen op de organisatievorm van dit bedrijf.
Illustreren met een praktisch voorbeeld. U
B
Uitgewerkte voorbeelden in schemavorm bespreken met de leerlingen.
Nr.
LEERINHOUDEN
5
PRODUKTIVITEIT EN PLANNING
5.1
Produktiviteit
VERWERKING
Het begrip produktiviteit en rendement definiëren. De factoren opsommen die de produktiviteit en het rendement beïnvloeden.
5.2
PRODUKTIEPLANNING
B
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
Illustreren met een praktisch voorbeeld.
B
Het begrip planning omschrijven.
B
De soorten planningen: - in de tijd, - in functie van de produktie kennen en bespreken.
B
Het doel en de taken van de planning omschrijven.
B
Het begrip produktieplanning omschrijven.
B
Inzicht hebben in de factoren die de produktieplanning beïnvloeden.
B
Begrippen capaciteitsplanning, bezettingsplanning en orderplanning omschrijven.
B
Het belang en de noodzaak van deze planningen aantonen.
B
Illustreren met een praktisch voorbeeld eigen aan de specialiteit. 28
6
Planning
K
Illustreren met een praktisch voorbeeld eigen aan de specialiteit. Orderplanning illustreren met de Gantt-planning en de PERT-netwerkmethode.
7
STUDIE- EN TEKENBUREAU
Het doel en de opdrachten van het studiebureau en van het tekenbureau omschrijven.
B
Het verloop vanaf de voorstudie tot het afgewerkte produkt bespreken.
B
Samen met de leerlingen een praktisch voorbeeld bespreken.
WERKVOORBEREIDING
Het doel en de taken van de werkvoorbereiding beschrijven.
B
Uitleggen met behulp van een praktisch voorbeeld.
9
WERKVERDELING
Het doel en de taken van de werkverdeling omschrijven.
B
Illustreren met een praktisch voorbeeld.
Het belang van een goede werkverdeling toelichten.
B
Het begrip arbeidsanalyse omschrijven.
B
De technieken gebruikt bij arbeidsanalyse omschrijven. - Methodenstudie. - Arbeidsmeting.
B
De techniek van de multimomentopname (MMO) bespreken.
U
Definiëren wat men verstaat onder procesanalyse. Het doel van de procesanalyse omschrijven.
B
Het principe en het nut van het fabricage-, het procesanalyse- en het omloopschema uitleggen.
U
10
11
ARBEIDSANALYSE
PROCESANALYSE
Toepassen op een praktisch voorbeeld.
Uitgewerkt voorbeeld met fabricage-, procesanalyse- en omloopschema gebruiken ter illustratie.
29
8
Nr. 12
13
WERKPOSTSTUDIE
KOSTPRIJSBEREKENING
PERSONEEL
VERWERKING
K
B
Begrip werkpost en werkpoststudie definiëren.
B
De werkmethode gevolgd bij werkpoststudies omschrijven: - studie van de werkpostinrichting, - studie van de bewegingen, - studie van de tijden, - studie van de ergonomie.
B
Het begrip en de soorten kostprijzen definiëren. Het doel van de kostprijsberekening omschrijven.
B
De verschillende elementen waaruit een kostprijs is samengesteld bepalen en toelichten.
B
Begrippen die belangrijk zijn bij kostprijsberekeningen toelichten: - voor- en nacalculatie, - directe en indirecte kosten, - vaste en variabele kosten.
B
Rechten en plichten van werkgever en werknemer bondig omschrijven.
B
De soorten statuten en arbeidsovereenkomsten bespreken.
B
Weten wat men verstaat onder "sociale zekerheid".
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
Illustreren met een praktisch voorbeeld in de eigen werkplaats. Illustreren met praktisch voorbeeld uitgewerkt met de MTM-methode.
B 30
14
LEERINHOUDEN
Voorbeeldformulieren van arbeidsovereenkomsten aan de leerlingen geven.
15
VEILIGHEID EN HYGIENE
15.1
Arbeidsongevallen
15.2
Eerste hulp bij ongevallen
Mogelijke oorzaken van ongevallen omschrijven.
B
Voorkomen bespreken.
arbeidsongevallen
B
Gevolgen van arbeidsongevallen, zowel voor werkgever als voor werknemer, omschrijven.
B
van
Basisregels in verband met eerste hulp bij ongevallen toepassen. Werking van de dienst EHBO omschrijven.
B B
Reglementeringen
Specifieke voorschriften voor het beroep opzoeken en omschrijven.
B
15.4
Dienst veiligheid, gezondheid en verfraaiing
Het doel en bevoegdheden van het comité en van de dienst veiligheid, gezondheid en verfraaiing omschrijven.
B
16
INTEGRALE KWALITEITSZORG (IKZ)
16.1
Kwaliteitsbeheersing
De begrippen kwaliteit, kwaliteitsbeheersing omschrijven.
Het ARAB en het AREI ter beschikking hebben voor opzoekingswerk.
U
B
Met praktische voorbeelden deze begrippen illustreren.
31
15.3
Wettelijke voorschriften aangaande verkiezing en samenstelling van dit comité opsommen.
Concrete voorbeelden uit de school, vooral in de eigen werkplaats. Didactische panelen gebruiken.
Nr.
16.2
LEERINHOUDEN
Integrale kwaliteitszorg
VERWERKING
K
B
De kerngedachte van de kwaliteitsbeheersing toelichten en concretiseren in de Demingcirkel.
B
Het begrip IKZ omschrijven. De filosofie en de motivatie die erachter schuilen inzien en uitleggen.
B B
De zes basisregels van Ishikawa verwoorden, toelichten en toepassen.
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
Illustreren met behulp van de kwaliteitsspiraal. B
Kwaliteitsmotivatie
Begrip kwaliteitsmotivatie uitleggen. De voorwaarden en de middelen tot kwaliteitsmotivatie bespreken.
B B
16.4
Kwaliteitskosten
Het doel van een kwaliteitskostenonderzoek uitleggen. Aan de hand van een diagram het waardenverloop van de kwaliteitskosten ten opzichte van de volmaaktheidsgraad toelichten.
B
32
16.3
U
16.5
Kwaliteitskringen
Het doel en de principes van kwaliteitskringen verduidelijken.
B
16.6
Groepsdynamische technieken
De groepsdynamische technieken die toegepast worden bij het behandelen van problemen bespreken en toelichten. - Brainstorming. - Visgraat of Ishikawa-diagram. - Pareto-analyse.
B
Illustreren met eenvoudige praktische voorbeelden.
Illustreren met praktische voorbeelden uit de eigen specialiteit.
17
PROCESBEHEERSING
17.1
Kwaliteitsbeoordeling
De kwaliteitsbeoordeling tijdens het fabricageproces toelichten. De soorten keuringen omschrijven.
B B
Het gebruik van controlekaarten bij proces- en bij prestatiebewaking toelichten en toepassen. 17.2
Attributieve keuringen
B
Het doel van het verzamelen van meetbare grootheden omschrijven.
B
Praktisch voorbeeld gebruiken.
Het doel en de voordelen van een grafische weergave met de methode van de frequentieverdeling toelichten.
B
De begrippen "gemiddelde waarde" en "spreiding" kennen en berekenen. Hun verband met het produktieproces (instellen en tolerantie) inzien.
B
Samen met de leerlingen een praktisch voorbeeld uitwerken. Laten inoefenen.
De grafische voorstelling volgens normale verdeling (Gauss-curve) opstellen, bespreken en toepassen.
B
Praktisch voorbeeld uitwerken.
Het principe, het doel en het gebruik van de X-R-kaarten toelichten.
B
X-R-kaart samen met de leerlingen opstellen.
Het doel en de principes van attributieve keuringen omschrijven. De soorten controlekaarten en hun gebruik toelichten.
B U
Illustreren met eenvoudige voorbeelden.
33
17.3
Variabele keuringen
Illustreren met praktische voorbeelden.
34
1
TV Elektromechanica/Mechanica Hydropneumatica
1ste leerjaar: 1 u./w. 2de leerjaar: 1 u./w.
TV Elektromechanica/Mechanica Laboratorium (Hydropneumatica)
2de leerjaar: 1 u./w.
BEGINSITUATIE
Enkel de module III 'Pneumatische schakelingen' uit het gedeelte 'Mechanismen' van het 2de leerjaar van de 1ste graad kan hier beschouwd worden als voorkennis waarop dit leerplan kan steunen. 2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
De algemene doelstelling is de leerlingen inzicht en kennis te laten verwerven met alle aspecten van de mechanische automatisering. Het gaat hier over de pneumatische, de elektropneumatische, de hydropneumatische, de hydraulische en de vrij programmeerbare sturingen. De drempelvrees naar de automatie moet bij de leerlingen volledig verdwijnen. 3
ALGEMENE METHODOLOGISCHE WENKEN
Het ligt niet in de bedoeling dat de leerlingen automatiseringssystemen gaan ontwerpen, wel dat ze bestaande systemen leren begrijpen, onderhouden en eventueel herstellen. Het is ook onontbeerlijk dat aan vakkenintegratie wordt gedaan voor dit vak en het deelpakket van 'Laboratorium (Hydropneumatica)'. Bijgevolg is het absoluut noodzakelijk dat 'Hydropeumatica' en 'Laboratorium (Hydropneumatica)' als één vak beschouwd en ook zo ingericht worden. De in totaal in de 2 leerjaren beschikbare 3 lesuren kan men dan zowel gebruiken voor de theorie als voor de laboratorium-oefeningen. Enkel dan kunnen labo-oefeningen en theorie steeds op elkaar worden afgestemd. Om die reden sluit het programma van het deelpakket 'Laboratorium (Hydropneumatica)' onmiddellijk aan op het leerplan 'Hydropneumatica'. 4
LEERINHOUDEN, VERWERKING (LEERPLANDOELSTELLINGEN) EN METHODOLOGISCHE WENKEN
TV Elektromechanica/Mechanica Hydropneumatica Nr.
LEERINHOUDEN
1ste en 2de leerjaar: 1 u./w. VERWERKING
K
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
1
PNEUMATICA
1.1
Toepassingsgebied
Toepassingen opsommen waarbij perslucht gebruikt wordt voor: - verstuiven, - transport, - rotatiebewegingen, - automatiseringen.
B
De leerlingen zelf toepassingen laten zoeken uit hun eigen leefwereld.
1.2
Symbolische voorstelling
De verschillende onderdelen op een pneumatisch schema opzoeken en herkennen.
B
Nieuwe symbolen maar geven als ze voorkomen in een nieuwe opgave.
De symbolische voorstelling van de verschillende elementen opzoeken in de tabellen.
B
Luchtconditionering
Het doel, het principe en de algemene opbouw van de perslucht-conditioneringsinstallatie omschrijven.
1.4
Cilinders
De constructie en het werkingsprincipe verklaren van: - enkel- en dubbelwerkende cilinders, - duplex- en slagcilinders, - draaicilinders, - membraancilinders, - meerstandencilinders, - zuigerstangloze cilinders, - cilinders met ingebouwde magneet. Het belang van eindafremming aantonen en het afregelen toelichten.
35
1.3
Elke leerling zijn eigen tabel met symbolen laten opstellen.
B
De verschillende delen laten zien op de installatie in de school. Men kan best de verschillende cilinders bespreken op het ogenblik dat ze voorkomen in een toepassing.
B B B B B B B
Zeker niet allemaal na elkaar doornemen. Cilinders laten opzoeken in catalogi. B
Nr.
1.5
LEERINHOUDEN
Ventielen
VERWERKING
K
B
Een opgegeven type opzoeken. Het onderhoud, het demonteren en monteren van cilinders bespreken en toepassen.
B
De constructie en de werking van de verschillende soorten ventielen toelichten.
B
De plaats en de aansluitingswijze op een schema aanduiden.
De opbouw kennen en het werkingsprincipe uitleggen van de persluchtmotor.
1.7
Schakelingen
Pneumatica-symbolen kennen.
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
B
Ventielen laten opzoeken in catalogi.
B B B B
36
Persluchtmotor
A
B
De soorten ventielbedieningen kennen en bespreken: - handbediening, - mechanische bediening, - pneumatische bediening, - elektrische bediening. - ... Montage- en demontagevoorschriften kennen, de correcte werking nagaan en mogelijke fouten opsporen van: - smoorventiel - terugslagventiel - snelontluchtingsventiel - ... 1.6
T
B B B U
B
Schema opstellen van onderstaande basisschakelingen: - heen- en weergaande beweging: @ met handbediening, @ automatisch, - logische functie (EN-OF ...) - tijdschakelingen - tweehandenbeveiliging - volgordeschakelingen. Elektropneumatica
Enkele elektropneumatische schema's ontleden en hun werking uitleggen.
1.9
Hydropneumatica
Aan de hand van schema's de werking bespreken van een: - hydropneumatische voeding, - hydropneumatische positionering.
2
HYDRAULICA
2.1
Kenmerken van de hydraulica
De verschillen tussen hydraulica en pneumatica toelichten.
2.2
Hydraulische kring
De verschillende symbolen van de hydraulica kennen. Een enkelvoudige hydraulische kring uit een globaal schema halen en bespreken. Van deze kring de opbouw, de delen en hun functie verklaren.
B B B B B U B
B B
37
1.8
De schakelingen als laboratorium-oefeningen laten uitvoeren.
B
Vertrekken van een blokschema. De nadruk leggen op de beveiligingen.
B B
B
Nr. 2.3
LEERINHOUDEN Pomptypes
VERWERKING
K
De constructie en de werking verklaren van één pomptype met constant en één pomptype met regelbaar debiet.
B B
Montage-, demontage- en onderhoudsvoorschriften kennen en correct toepassen. 2.4
Hydraulische motor
De werking van de hydraulische motor verklaren.
2.5
Ventielen
Verschil kennen tussen commandoen stuurventielen.
2.6
Bijzondere ventielen
De constructie en de werking uitleggen van: - de gestuurde terugslagklep, - het volgordeventiel, - het overstroomventiel, - de veiligheidsklep. - ... De aansluiting binnen een schema toelichten.
2.7
Schakelingen
Schema's ontleden en de werking bespreken.
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN De voornaamste pomptypes toch ook behandelen liefst met behulp van een vergelijkingstabel.
B
B B
Ventielen opzoeken in catalogi. 38
De verschillen met de pneumatische ventielen opsommen en toelichten. De juiste werking nagaan.
T
B B
B B B B B B
Begin met de schema's van de hydraulische toepassingen in de school.
2.8
3
Storingsdiagnose
VRIJ PROGRAMMEERBARE BESTURING (PLC)
Het systematisch werken bij het opsporen en lokaliseren van storingen bespreken en toepassen.
B
Deze werkwijze weergeven in een overzichtelijk schema (bijvoorbeeld: flow-chart).
U
Het doel omschrijven.
B
De opbouw van een PLC in een blokschema weergeven, de voornaamste kenmerken van de samenstellende delen opnoemen.
B
B
Afhankelijk van de beschikbare apparatuur in de school.
39
Eenvoudige programma's opstellen, invoeren en uittesten.
TV Elektromechanica/Mechanica Laboratorium (Hydropneumatica) Nr.
LEERINHOUDEN
1
PNEUMATICA
1.1
Enkelwerkende cilinder
1.2
Dubbelwerkende cilinder
2de leerjaar: 1 u./w.
COGNITIEF
MOTORISCH
W
N
Schema lezen. Nodige apparatuur kennen, herkennen en aansluiten.
Schakelingen uitvoeren met enkelwerkende cilinder met: - 3/2 ventiel, drukknop en veer, - 3/2 ventiel met vaste standen, - 3/2 ventiel met rolbediening, - 3/2 ventiel met stiftbediening.
B B B B
Schema lezen. Nodige apparatuur kennen, herkennen en aansluiten.
Schakelingen uitvoeren met dubbelwerkende cilinder met: - 5/2 ventiel, - 5/3 ventiel.
B B
Snelheidsregelventielen
Werking van deze ventiel kennen. Omschrijven wat er gebeurt als de belasting op de zuigerstang verandert.
Schakelingen realiseren met snelheidsregelventielen.
B
1.4
Tijdschakelingen
Verklaren waar zo iets van toepassing is. Apparaten voor tijdschakelingen kennen.
Tijdschakelingen uitvoeren.
B
1.5
Tweehandenbeveiliging
Omschrijven waarom en waar zoiets van toepassing is.
Schakelingen met tweehandenbeveiliging realiseren.
B
1.6
Volgordeschakeling
Werking van de ventielen verklaren.
De cyclus A+A- opbouwen, automatisch.
B
De cyclus A+B+A-B- opbouwen, automatisch.
B
Opbouw van gelijksoortig schema met meerdere cilinders.
U
B
40
1.3
I
1.7
Logische schakelingen
Het nut van deze schakelingen verklaren. Apparaten voor deze schakelingen herkennen. Het verband met de algebra van Boole verklaren.
Schakeling uitvoeren met: - JA, NIET, EN en OF functies, - NIET-EN en NIET-OF functies, - geheugenfunctie, - flipflop-functie.
U U U U
1.8
Elektropneumatica
Schema lezen. De ventielen herkennen. Aanduiden hoe en waarmee ze aan te sluiten.
Schakelingen uitvoeren met: - elektromagnetische ventielen, - elektropneumatische ventielen.
B B
2
HYDRAULICA
2.1
Ventielen
Symbolische voorstelling kennen van de ventielen.
Aan de hand van een schema, de werking van elk ventiel afzonderlijk op de proefbank uittesten.
2.2
Schakelingen
Schema lezen. Nodige apparatuur herkennen en verklaren hoe en waarmee ze worden gekoppeld.
Op de proefbank simuleren van op de school bestaande systemen, zoals bijvoorbeeld: - pers met voeding en snelgang, - boormachine met aandrijving en voeding, - slijpmachine met hydraulische voeding, - hydraulische laadschop, - hydraulische variator, - ...
Vrij programmeerbare besturing
De hardware kennen. Programma's lezen. Werking van de PLC uitleggen.
41
2.3
B
B B B U
B
Kleine programma's uitvoeren.
B
De PLC aansluiten aan het systeem.
B
42 TV Elektromechanica/Mechanica Laboratorium (Meettechniek en materiaalonderzoek)
1
1ste leerjaar: 1 u./w. 2de leerjaar: 1 u./w.
BEGINSITUATIE
In de 2de graad hebben de leerlingen in het vak 'PV Elektromechanica/Mechanica' reeds kennis gemaakt met eenvoudige meetgereedschappen. Zij hebben deze instrumenten in de praktijk leren gebruiken en onderhouden. 2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
Het vak Laboratorium heeft tot doel de leerlingen inzicht en kennis te laten verwerven in het belang van de meettechnieken en het materiaalonderzoek in het industriële streven naar kwalitatief betere produkten. Dankzij het laboratoriumwerk zullen de leerlingen ook een beter inzicht verwerven in de mechanische eigenschappen van de diverse materialen waarmee ze later veelvuldig in aanraking zullen komen. 3
ALGEMENE METHODOLOGISCHE WENKEN
Tijdens de uren 'Laboratorium' is vooral de meetactiviteit van de leerling belangrijk. Aan de hand van duidelijk omschreven meetopdrachten zal de leerling stap voor stap de verschillende metingen moeten uitvoeren, de resultaten ervan overzichtelijk in een meetverslag noteren en persoonlijke besluiten formuleren aangaande de meetresultaten, de ervaringen met de meettoestellen en met de metingen die zij hebben uitgevoerd. Bij de evaluatie van de afgewerkte meetproeven zal de leraar ook aandacht hebben voor de inzet en het doorzettingsvermogen van de leerlingen tijdens de meting, de nauwkeurigheid waarmee de meting is gebeurd en het verslag dat na elke meetopdracht wordt afgegeven. 4
LEERINHOUDEN, VERWERKING (LEERPLANDOELSTELLINGEN) EN METHODOLOGISCHE WENKEN
TV Elektromechanica/Mechanica Laboratorium (Meettechnieken en materiaalonderzoek) Nr.
LEERINHOUDEN
VERWERKING
1
MEETTECHNIEK
1.1
Instellen en ijken van apparaten
De principes van het instellen en ijken van de mechanische en optische meetapparatuur van het laboratorium kennen, toelichten en toepassen: - schuifmaten en micrometers, - microscoop en profielprojector, - meetbanken.
1.2
Vlakheid en rechtheid
De verschillende meetmethoden toelichten om de vlakheid en de rechtheid te bepalen.
K
1ste en 2de leerjaar: 1 u./w. B
De meetmethoden om stukken op evenwijdigheid en haaksheid te controleren omschrijven.
In- en uitwendige cilinders
De meetmethoden, voor het nameten van in- en uitwendige cilinders, kennen en toelichten. Praktische metingen uitvoeren op werkstukken.
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
B
Controle van de meetapparatuur uitvoeren met behulp van eindmaten en/ of normaalringen.
B
Bij voorkeur stukken laten opmeten die de leerlingen zelf gemaakt hebben in de werkplaats.
B
Hoekmetingen met de hoekmeter en/of met het sinuslineaal.
B
Werkstukken (vlakken, assen, en boringen) controleren op evenwijdigheid en op haaksheid. 1.4
S
B
B
43
Evenwijdigheid en haaksheid
A
B
Deze meetmethoden toepassen op afgewerkte oppervlakken. 1.3
T
Nr.
LEERINHOUDEN
VERWERKING
K
B
In- en uitwendige conussen
De verschillende meetmethoden voor het nameten van conische werkstukken kennen en toepassen met: - kalibers, meetrollen en -kogels, - werkplaatsmicroscoop en profielprojector.
1.6
Schroefdraadmetingen Inwendige schroefdraad Uitwendige schroefdraad Buiten- en kerndiameter Flankendiameter Tophoek - profiel
De controle en meetprincipes kennen en toelichten. Praktische oefeningen: - meetgereedschap instellen en ijken, - metingen uitvoeren, - meetgegevens vergelijken met de toleranties (goed- of afkeuren).
B
Opmeten van tandwielen Moduul Diameters Tanddikte Tandvorm
De controle en de meetprincipes voor het nazicht van tandwielen kennen en omschrijven. Controles en metingen uitvoeren: - meetgereedschap instellen en ijken, - metingen uitvoeren, - meetgegevens vergelijken met de toleranties (goed- of afkeuren).
B
Ruwheidsmetingen
Het verband tussen ruwheid, de functie van het vlak en de kostprijs aantonen. De betekenis van de verschillende ruwheidsparameters kennen en uitleggen. Ruwheidsmetingen uitvoeren op behandelde oppervlakken.
1.7
1.8
A
B
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN Leerlingen werkstukken laten opmeten die ze zelf gemaakt hebben in de werkplaats.
Gebruik maken van: - schuifmaten en micrometers, - kalibers en hoekkalibers, - werkplaatsmicroscoop en/of profielprojector.
B B B
In functie van de lokale industriële behoeften in de omgeving van de school. U U U
Gebruik maken van: - tandwielschuifmaat, - tandwielschroefmaat, - tandwielmeetbank. B
B B
Ruwheidsplaatjes gebruiken.
44
1.5
T
2
MATERIAALONDERZOEK
2.1
Trekproef
De trekproef uitvoeren op: - staal (370, 520), - aluminium, - kunststoffen. Het spanning-rekdiagram interpreteren.
U
Met de machinemap de onderdelen van de trekproefbank herkennen en nakijken hoe de trekproef moet worden uitgevoerd.
U
Hardheidsproef Brinell Rockwell Vickers
Uitvoeren van de hardheidsproeven op verschillende materiaalsoorten: - zacht staal, - gehard staal, - non-ferrometalen - ....
B
2.3
Kerfslagproef
De proef uitvoeren op staal en gietijzer.
U
2.4
Metallografisch staal
Metallografisch onderzoek van gehard en ongehard staal uitvoeren: - monsters gehard staal en ongehard staal schuren, polijsten en etsen,
U
- microscopisch onderzoek: @ invloed van het harden op de kristalstructuur onderzoeken, @ verandering van het kristalvolume en van de kristalvorm nagaan.
U
van
Met de machinemap de onderdelen van de testbank herkennen en de juiste werkmethode bepalen.
45
2.2
onderzoek
De proef situeren ten opzichte van andere technologische proeven.
46
TV Elektromechanica/Mechanica Materialen
1
1ste leerjaar: 1 u./w.
BEGINSITUATIE
Dit leerplan kan steunen op: - de elementaire materialenkennis van de leerlingen verworven in het 1ste leerjaar van de 2de graad TSO 'Mechanische technieken'. - de parate kennis van de leerlingen die zij op het gebied van de verschillende materialen reeds verworven hebben vanuit hun eigen ervaringswereld. 2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
Van de afgestudeerde, van deze studierichting, wordt een minimum basiskennis van de door hem te gebruiken en verwerken materialen verwacht. Het is dus belangrijk voor de leerling een duidelijk inzicht te verwerven in de eigenschappen van de meest gebruikte materialen. Ook moet hij in staat zijn deze materialen onderling te kunnen vergelijken teneinde voor elke concrete toepassing het meest gepaste materiaal te kunnen kiezen. Bovendien moet hij ook met kennis van zaken in staat zijn door gepaste behandelingen bepaalde eigenschappen van het materiaal te wijzigen. 3
ALGEMENE METHODOLOGISCHE WENKEN
Terwijl men vroeger in de werktuigbouw vrijwel uitsluitend staal verwerkte, is het aanbod van materialen tegenwoordig veel ruimer. Bijgevolg zal er ook veel aandacht worden besteed aan de non-ferrometalen en ook aan kunststof- en composietmaterialen omwille van hun steeds toenemend belang. De theorie wordt ook best ondersteund door proeven en metingen in het laboratorium. Daarom is het ook wenselijk dat het vak 'Materialen' en 'Laboratorium (Meettechniek)' gegroepeerd en toevertrouwd wordt aan één leraar. Enkel dan en met een gepaste didactische aanpak krijgt dit vak een zeer hoog vormende waarde. Metingen en theorie kunnen dan steeds op elkaar afgestemd worden. Het is wenselijk dat de leerlingen kunnen beschikken over een uitgebreid documentatiepakket zodat ze hiermee op basis van cijfergegevens een oordeelkundige materiaalkeuze kunnen maken. Op deze manier kan hun kritisch denkpatroon beter gevormd worden. 4
LEERINHOUDEN, VERWERKING (LEERPLANDOELSTELLINGEN) EN METHODOLOGISCHE WENKEN
TV Elektromechanica/Mechanica Materialen Nr.
LEERINHOUDEN
1ste leerjaar: 1 u./w. VERWERKING
1
MATERIAALEIGENSCHAPPEN
1.1
Fysische
Voor de ganse reeks:
Kleur, dichtheid, soortelijke warmte, elektrische en magnetische eigenschappen, warmtegeleiding, uitzetting, smeltpunt ...
- elke eigenschap nauwkeurig definieren,
1.2
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
Geen encyclopedische kennis. Geen geheugenwerk. Wel: aan de hand van tabellen vergelijkende studies maken.
B
B
B
Indien mogelijk bespreken van bepaalde eigenschappen in een labo en praktisch uitvoeren.
Technologische Gietbaarheid, lasbaarheid, verspaanbaarheid, koud- en warmvervormbaarheid
- het geschikte materiaal bepalen als er voor een beperkt aantal eigenschappen minimumeisen opgegeven zijn (uiteraard met behulp van tabellen).
B
Kies realistische onderwerpen als opgaven. Overleg met de leraar Technisch tekenen is hierbij gewenst.
47
- bepaalde eigenschappen bij verschillende materialen vergelijken met behulp van tabellen,
Mechanische Treksterkte, rek, stugheid, taaiheid, veerkracht, hardheid, slijtvastheid, kerfslagvastheid, vermoeiingssterkte
1.4
B
Chemische Brandbaarheid, hittebestendigheid, corrosieweerstand, zuurbestendigheid
1.3
- bij elke eigenschap de eenheden waarin ze gemeten en uitgedrukt worden opzoeken (voor zover mogelijk),
K
Nr.
LEERINHOUDEN
2
FERRO-MATERIALEN EN LEGERINGEN
2.1
Staal Studie van het Fe-C diagram
VERWERKING
Het begrip staal omschrijven. De verschillende ijzer-koolstoflegeringen situeren op het Fe-C diagram. De Fe-C legeringen bespreken in functie van de toestandsveranderingen op het ijzer-koolstof toestandsdiagram en dit voor hypo-, hyper- en eutetoidisch staal.
Oppervlaktebehandelingen - Cementeren - Nitreren - Vlamharden - Inductieharden
De afkoelkromme raadplegen en het praktisch gebruik ervan toelichten, voor de staalsoorten die gebruikt worden in de werkplaats. De invloed van de thermische behandeling toelichten en praktisch nagaan op proefstukjes. De juiste werkmethode opstellen voor een welbepaalde thermische behandeling.
B
T
B B
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
Het Fe-C diagram met aanduiding van de verschillende ijzerstructuren ter beschikking stellen van de leerlingen.
B
B 48
Warmtebehandelingen van staal - Harden - Ontlaten - Gloeien - Veredelen
K
U B
De oppervlakte-structuurwijzigingen bij elke oppervlaktebehandeling omschrijven.
B
De invloed op de eigenschappen toelichten en specifieke toepassingsgebieden opsommen.
B
Demonstratieve metingen uitvoeren op vooraf klaargemaakte proefstukjes en de meetresultaten verwerken. Technische fiche van de gebruikte materialen raadplegen.
Materiaalonderzoek
Het principe van de verschillende proeven toelichten: - de trekproef, - de kerfslagproef, - de hardheidsproeven, - de buigproeven.
B
Voor elke proef de genormaliseerde voorschriften met betrekking tot de proeflichamen opzoeken en verklaren. Van elke proef de betekenis van de opgemeten grootheden uitleggen.
B
B
De meetresultaten interpreteren en onderling vergelijken. Staallegeringen Mn - Si - Ni - W - V - Cr
De invloed van de verschillende legeringselementen op de eigenschappen van het staal toelichten.
2.3
Handelsprodukten
De verschillende handelsprodukten kennen en benoemen qua vorm, afmetingen en materiaalsoort.
2.4
Gietstaal
Het begrip gietstaal definiëren en omschrijven. Het verschil met gewoon staal toelichten.
Normbladen en tabellenboeken met de normvoorschriften gebruiken. Samen met de leerlingen enkele vergelijkingsproeven op verschillende materialen uitvoeren.
U 49
2.2
Naargelang de mogelijkheden van de school de verschillende proeven demonstreren.
B
B
Gebruik maken van een tabellenboek. Videofilm over bereiding en verwerking van staal. Herkennen van materiaalsoort aan het uitzicht van slijpvonken demonstreren. B B
Gietstalen produkten tonen aan de leerlingen.
Nr.
2.5
LEERINHOUDEN
Gietijzer
VERWERKING
K
De verschillende soorten gietstaal kennen en hun belangrijkste eigenschappen en toepassingen opsommen.
B
Het begrip gietijzer definiëren en situeren op het Fe-C diagram.
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
B
Het Fe-C diagram met aanduiding van de materiaalstructuren gebruiken.
Uit de kenmerkende eigenschappen van elk materiaal en elke legering een typisch toepassingsgebied afleiden. Een overzichtstabel opstellen, met telkens de belangrijkste eigenschappen en toepassingen.
B
Gebruik maken van tabellen.
De verschillende soorten gietijzer kennen en hun belangrijkste eigenschappen en toepassingen opsommen. 3
B
B
NON-FERROMETALEN
50
Koper, chroom, nikkel, aluminium, zink, lood, tin, magnesium en legeringen
B
4
KUNSTSTOFFEN
4.1
Grondstoffen en indeling
Uitgaande van de grondstoffen, de opbouw van macromoleculen schematisch aantonen.
B
4.2
Thermoplasten, thermoharders en elastomeren
Het onderscheid in structuur tussen deze groepen schematisch weergeven. De belangrijkste eigenschappen kennen.
B
4.3
Toevoegmaterialen en vulstoffen
De meest gebruikte toevoegmaterialen en vulstoffen opnoemen en hun gebruik toelichten in functie van de eigenschappen waarop ze invloed hebben.
B
4.4
Voornaamste kunststoffen PVC - PA - PP - PTFE
Voor deze kunststoffen de verspaningsgegevens opzoeken in catalogi.
B
De eigenschappen van deze kunststoffen kennen en onderling vergelijken en hieruit het toepassingsgebied afleiden. 5
COMPOSIETMATERIALEN
B
B
Een aantal voorbeelden van het gebruik van composietmaterialen opsommen en hieruit het doel en de belangrijkste eigenschappen afleiden.
B
: polyvinylchloride, : polyamide of nylon, : polypropeen, : polyetrafluoretheen
51
Het begrip composietmateriaal toelichten.
PVC PA PP PTFE
52
TV Elektromechanica/Mechanica Mechanica
1
1ste en 2de leerjaar: 2 u./w.
BEGINSITUATIE
De leerinhouden van dit vak sluiten aan op de leerstof van het vak 'TV Elektromechanica/Mechanica Mechanica' van de 2de graad TSO 'Mechanische technieken. 2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN EN METHODOLOGISCHE WENKEN
De technische vakken Theoretische Mechanica, Toegepaste Mechanica en Weerstand van materialen of Sterkteleer zijn zeer nauw met elkaar verwant. De meeste processen die leiden tot vormgevende constructies doorlopen een nogal gelijkaardige weg. Vertrekkend van de idee om een bepaalde constructie te realiseren tot de uitvoering ervan kan gans dat proces als volgt geschematiseerd worden. Algemene omschrijving van het onderwerp SPECIFICATIES
Belasting
Bewegingsstudie
Materialen
Kinematica Statica Dynamica Materialenleer Sterkteleer Machineonderdelen
Ontwerp/Tekening
UITVOERING
Vanuit deze gedachten lijkt het dan ook logisch dat voor de afdeling "Vormgevingstechnieken" al deze aspecten niet in schuifjes verdeeld worden maar wel als één groot geheel behandeld zouden worden, vertrekkend vanuit zeer concrete voorbeelden.
53 De hiernavolgende doelstellingen kunnen vanuit deze concrete situaties, zij het dan in een door de leraar zelf aan te passen volgorde, worden bereikt. Zo kan bijvoorbeeld als uitgangspunt een WERFKRAAN worden gekozen. Een studie van de mogelijke belasting op de kraan laat toe, na veralgemening, alle vormen van uitwendige belasting te bespreken zoals nuttig, toevallig en eigen gewicht; alsook statische, dynamische en wisselende belasting. De manier waarop de last aan de kabel bevestigd wordt, laat de studie toe van het samenstellen en ontbinden van coplanaire- en niet-coplanaire krachten. De evenwichtsstudie van de uitwendige krachten vereist de bespreking van de evenwichtsvoorwaarden van coplanaire- en niet-coplanaire evenwijdige krachten. De beweging van de last ten gevolge van het oprollen van de kabel op de trommel brengt de cirkelvormige beweging aan de orde. De werkelijke verplaatsing van de last kan een combinatie zijn van een verticale- met een horizontale- en een rotatie- of zwaaibeweging. Hiermede kunnen de samengestelde bewegingen ter studie gebracht worden. De aandrijving met elektromotor of verbrandingsmotor laat toe in te gaan op de begrippen arbeid, vermogen, rendement en de arbeidsvergelijking bij enkelvoudige werktuigen. Het oprollen van de kabel op de trommel, het rijden van de takel over de horizontale draagarm laten ondermeer toe uitleg te geven omtrent wrijvingskrachten en wrijvingscoëfficiënt. Het ophalen van de last en het zwaaien van de kraan brengen de les bij de begrippen traagheid en middelpuntvliedende krachten. Aansluitend met de voorgaande doelstellingen kan de leraar op gepaste ogenblikken het probleem opentrekken naar de keuze van de geschikte materialen, de berekening van de nodige afmetingen en het daaraan verbonden economisch verantwoord materiaalverbruik. Zo kan vanuit de bepaling van de belasting op de kabel, de bespreking volgen van de trekbelasting waarin aspecten als: spanning, veiligheidscoëfficiënt, Wet van Hooke en de berekening van de nodige doorsnede voorkomen. De krachten op de kraantoren en de krachten op het steunvlak brengen de lessen bij druk, drukspanning en vlaktedruk. De bevestiging van de kabel aan de lasthaak of het loopwiel van de takel ten overstaan van zijn draaias geven de begrippen van en de berekening van elementen op afschuiving en stuikdruk. Indien mogelijk kan aan de hand van andere onderwerpen dieper ingegaan worden op deze en andere aspecten van de mechanica en de sterkteleer. Zo kan een eenvoudige brugoverspanning met profielen de leerlingen leren omgaan met profieltabellen en berekeningen leren maken op buiging waar vooral van deze gegevens zal gebruik gemaakt worden. De bijhorende formules worden als te hanteren instrumenten aangereikt. In het tweede leerjaar kan op dezelfde manier gewerkt worden. Na de constructieve benadering van de benzine- of dieselmotor, de zuigerpomp of de stoomcilinder, zal de studie van het kruk-drijfstangmechanisme toelaten de basisprincipes van de wringing op een as te bestuderen, terwijl de belasting van de zuigerstang de aanzet kan zijn om de knik te illustreren. Met deze manier van onderwijzen wordt van de leraar een grote soepelheid verwacht bij het verband leggen tussen de verschillende deelaspecten van het onderwerp. Hierbij zal hij zijn lessen doelgericht en ordelijk structureren, zonder daarbij te vergeten aan het einde van een deel telkens de gevonden oplossing te verruimen naar andere gelijkaardige toepassingen. Het gebruik van bestaande handboeken of werkstructuren blijft ook bij deze aanpak nuttig en nodig, maar de leraar zal vooral de leerling vaardig maken in het raadplegen van zijn handboek als een onmisbare documentatie naast de andere gegevens omtrent materialen en zijn toepassingen. 3
LEERINHOUDEN, VERWERKING (LEERPLANDOELSTELLINGEN) EN METHODOLOGISCHE WENKEN
TV Elektromechanica/Mechanica Mechanica Nr.
LEERINHOUDEN
1ste en 2de leerjaar: 2 u./w. VERWERKING
K
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN Herhaling in functie van de noodwendigheden.
1
SAMENSTELLEN EN ONTBINDEN VAN KRACHTEN
1.1
Resultante
Het begrip resultante definiëren en de betekenis toelichten.
1.2
Grafische methode
Grafisch de resultante bepalen van: - samenlopende coplanaire krachten, - stelsels willekeurige coplanaire krachten, - stelsels samenlopende krachten in de ruimte.
EVENWICHT
Het begrip evenwicht definiëren en toelichten.
2.1
Evenwichtsvoorwaarden
Vertrekkende van de definitie, de algemene evenwichtsvoorwaarden bespreken en hieruit de berekeningsmethoden afleiden.
2.2
Reactiekrachten
Reactiekrachten berekenen bij coplanaire krachten: - evenwijdige krachten, - willekeurige krachten. Het bepalen van de reactiekrachten bij niet-coplanaire krachten toelichten.
Illustreren met praktische voorbeelden.
B B B
Bijvoorbeeld de 3 krachtcomponenten, bij het snijden, op de beitel.
B 54
2
B
B
Vertrekken van het meest algemene geval en toepassen op een aantal concrete situaties.
B B B
Duiden op de belangrijkheid bij het positioneren en klemmen van werkstukken.
3
KINEMATICA
3.1
Basisbegrippen
De basisbegrippen snelheid, afgelegde weg, omtreksnelheid, hoeksnelheid en versnelling definiëren en toelichten. De eenheden kennen en gebruiken.
B
De formules kennen en toepassen bij: - eenparig rechtlijnige bewegingen, - eenparig cirkelvormige bewegingen. 3.2
Samenstellen en ontbinden van bewegingen
DYNAMICA
4.1
Arbeid en vermogen
B B B
Het samenstellen en het ontbinden van eenparige bewegingen analyseren en toelichten bij: - twee of meer rechtlijnige bewegingen, - een rechtlijnige en een cirkelvormige beweging.
Vertrek van voorbeelden uit de eigen ervaringen van de leerlingen. B B
De absolute snelheid, baan en afgelegde weg berekenen.
B
De begrippen definiëren, hun symbolen en eenheden kennen en toepassen.
B
De arbeid verricht bij rechtlijnige en bij cirkelvormige bewegingen berekenen en ook grafisch bepalen.
B
Het vermogen berekenen.
B
Het verband tussen vermogen, koppel en hoeksnelheid toelichten.
B
Bijvoorbeeld de schroeflijn.
Herhaling van begrippen, symbolen en eenheden.
55
4
Herhaling en opfrissing van reeds gekende begrippen.
Nr. 4.2
VERWERKING
K
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
Energie Potentiële en kinetische energie
De begrippen definiëren en de wiskundige formules voor het berekenen van deze energievormen toelichten.
B
Wet van het behoud van energie
De wet toepassen op potentiële en kinetische energie.
Arbeidsvergelijking
De arbeidsvergelijking opstellen, uitgaande van de voorgaande begrippen, en toelichten.
B
Rendement
Het begrip toelichten en berekenen aan de hand van praktische toepassingen.
B
Toepassingen
Vertrekkende van het schema de arbeidsvergelijking toepassen op eenvoudige werktuigen, met en zonder weerstanden, en het krachtenverloop bespreken.
B
B
Situeren in het brede kader van energie en energie-omzettingen.
B
Kan gemakkelijk praktisch gedemonstreerd worden.
56
4.3
LEERINHOUDEN
Wrijving Statische, grens- en dynamische wrijving
De begrippen statische, grens- en dynamische wrijving kennen.
W r i j v i n g s h o e k , wrijvingscoëfficiënt
De begrippen definiëren en hun betekenis verklaren. Proefondervindelijk de wrijvingshoek en -coëfficiënt bepalen.
B B
Wetten van de glijdende wrijving
De factoren die de glijdende wrijving beïnvloeden opsommen en toelichten.
B
Rollende wrijving
Het begrip rollende wrijving definieren en toelichten.
B
Wrijvingskracht FW = f.FN
Toepassen op enkele veel voorkomende gevallen.
B
4.4
Traagheid
Het verschijnsel traagheidsreactie verklaren.
B
4.5
Middelpuntvliedende kracht
Het ontstaan van de middelpuntvliedende kracht omschrijven.
B
De grootte van deze kracht berekenen. Balans en onbalans
5
STERKTELEER
5.1
Kracht en spanning Soorten belasting
Spanningen
57
4.6
B
De begrippen balans en onbalans omschrijven.
B
Het belang van statisch en dynamisch balans toelichten.
U
De verschillende soorten belastingen omschrijven: - nuttige belastingen, - het eigen gewicht - de toevallige belastingen.
B
De begrippen inwendige kracht en spanning definiëren en toelichten.
B
Illustreren met concrete praktische voorbeelden.
Nr.
5.2
LEERINHOUDEN
Trek- en drukspanning
VERWERKING
K
B
De verschillende soorten spanningen opsommen en bespreken.
B
De eenheden kennen en verklaren.
B
De begrippen trek- en drukspanning definiëren en verduidelijken.
B
De formules voor het berekenen van de trek- en/of drukspanning kennen en gebruiken bij praktische toepassingen.
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
Het verband tussen de spanning en de verlenging (rek) bespreken (wet van Hooke).
B
De begrippen veiligheidscoëfficiënt en toelaatbare spanning toelichten.
B
Gebruik maken van het spanning-rekdiagram. Indien mogelijk illustreren met een praktische trekproef in het laboratorium. U
De rol van het eigen gewicht omschrijven.
B
De begrippen schuifspanning, dwarsen schuifkracht definiëren en toelichten.
B
58
Afschuiving
A
U
De veiligheidscoëfficiënt en toelaatbare spanning voor statisch en dynamische belastingen opzoeken in tabellen en praktisch gebruiken bij toepassingen.
5.3
T
De formule voor het bepalen van de schuifspanning en -kracht kennen en toepassen. 5.4
Buiging
Het begrip vlakke buiging omschrijven en de voorwaarden toelichten.
U
B
De buigingsformule gebruiken bij toepassingsvoorbeelden met enkelvoudige belastingen. 5.5
Knik
Het begrip wringing definiëren en toelichten.
Beperken tot ingeklemde balk en/of balk op 2 steunpunten met puntlast. U
B
De wringingsformule toepassen op ronde staven.
U
Met de formule Mw = 9,55 P/n de diameter van een as bepalen.
U
Het begrip knik omschrijven.
B
De formule van Euler kennen en praktisch gebruiken voor het berekenen van de kniklast bij genormaliseerde profielen. De begrippen kniksterkte, slankheid definiëren en toelichten. De kniksterkte berekenen, de formules van Euler en van Von Tetmayer gebruiken.
U
U U
Tabellen met traagheids- en weerstandsmomenten van genormaliseerde profielen ter beschikking stellen van de leerlingen. Illustreren met praktische voorbeelden zoals wringijzer, kruissleutel, krukas enz.... De formule van het weerstandsmoment als een gegeven beschouwen.
59
5.6
Wringing
Illustreren met praktische toepassingsvoorbeelden.
Nr.
LEERINHOUDEN
VERWERKING
K
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
TOEGEPASTE MECHANICA 6
ONTPLOFFINGSMOTOREN
6.1
Benzinemotoren Viertakt Tweetakt
6.3
Ontstekingsmechanisme
Carburatie Principe
Mengverhouding
B
Op basis van de werking het arbeidsdiagram (p-V diagram) tekenen en toelichten.
B
De grootte van de geleverde arbeid per arbeidsslag toelichten met behulp van het arbeidsdiagram.
B
Het algemeen werkingsprincipe van de elektronische ontsteking met bobijn en contactpunten toelichten.
B
Het gebruik van de transistor als schakelelement situeren.
B
Het algemeen principe beschrijven. De nadelen ervan opsommen en toelichten.
B
Een tweetal oplossingen voor het bekomen van een juiste mengverhouding bespreken.
Gebruik maken van didactisch opengewerkt model, didactische films, invulbladen, exploded views enz...
60
6.2
De opbouw en het algemeen werkingsprincipe bespreken van: - de viertakt benzinemotor, - de tweetakt benzinemotor.
Didactische panelen gebruiken.
Carburator en zijn verschillende onderdelen tonen. Schema's gebruiken.
B B
6.4
6.6
6.7
Dieselpomp
Brandstofinjectie
Luchtvulling Drukvulling Turbolader
U
De opbouw en het algemeen werkingsprincipe bespreken van: - de viertakt dieselmotor, - de tweetakt dieselmotor. Op basis van de werking het arbeidsdiagram (p-V diagram) tekenen en toelichten. De grootte van de geleverde arbeid per arbeidsslag toelichten met behulp van het arbeidsdiagram.
B
Diesel- en benzinemotor onderling vergelijken naar werking en constructie.
B
De eisen gesteld aan dieselpompen opsommen en toelichten.
B
Het werkingsprincipe van de lijndieselpomp verklaren.
B
Technische documentatie en didactisch materiaal gebruiken.
Het principe omschrijven van directe en indirecte injectie.
B
Didactische wandplaten gebruiken.
De voor- en nadelen van elk systeem verklaren en hun toepassingsgebied hieruit afleiden.
B
Het principe en voor- en nadelen van beide systemen bespreken.
B
B B
61
6.5
Dieselmotoren Viertakt Tweetakt
Het doel en de werking verklaren van de stationaire sproeier, de chokeklep en de acceleratiepomp.
Nr.
LEERINHOUDEN
7
POMPEN
7.1
Begrippen van hydraulica
VERWERKING
T
B
De regel van Castelli formuleren en gebruiken bij het berekenen van de stromingssnelheid en van de leidingdiameter.
B
De wet van Bernoulli formuleren en toelichten
B
De begrippen laminaire en turbulente stroming toelichten.
B
Het verband tussen beide stromingen verklaren en wiskundig formuleren.
U
leidingweerstand
om-
B
De factoren die een invloed hebben op de leidingweerstand opsommen.
U
De begrippen debiet, opvoerhoogte, vermogen en rendement van pompen definiëren en toelichten.
B
De opbouw en het werkingsprincipe van de zuigerpomp toelichten.
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
Vergelijken met de wet van het behoud van energie.
62
Zuigerpompen
B
Het beginsel van Pascal kennen, formuleren en toepassen.
Het begrip schrijven.
7.2
K
Illustreren met een praktisch en uitgewerkt voorbeeld.
B
Gebruik maken van transparanten en/of didactische wandplaten.
7.3
Centrifugaalpompen
De opbouw en het werkingsprincipe kennen en toelichten.
B
De pompkarakteristieken begrijpend lezen, toelichten en praktisch gebruiken. 8
COMPRESSOREN
8.1
Constructie en werking
De constructie en het werkingsprincipe toelichten van: - de zuigercompressor, - de centrifugaalcompressor, - de schroefcompressor.
Schetsen en/of modellen gebruiken. B B B U 63
Meertrapscompressie
Het doel en het algemeen principe van een meertrapscompressie omschrijven.
B
Het belang van de koeling en de tussenkoeling bij meertrapscompressie aantonen. 8.3
Regelingen
De verschillende regelsystemen kennen.
U
B
De verschillende systemen onderling vergelijken. 8.4
Luchtbehandeling
De begrippen luchtvochtigheid en condensatie kennen en toelichten.
Technische documentatie, met specifieke gegevens en karakteristieken, van fabrikanten gebruiken.
U
Vanuit de werking het p-V diagram bespreken. 8.2
Tekeningen en didactische pompen in doorsnede gebruiken.
U B
Beredeneerd bespreken op het p-V diagram.
Nr.
9
LEERINHOUDEN
VERWERKING
K
B
Het belang van het drogen van de lucht omschrijven en aantonen.
B
De verschillende algemene principes toegepast in luchtdrogers kennen en omschrijven: - door absorptie, - door adsorptie, - door koeling.
U
Het algemeen werkingsprincipe van een compressiekoelmachine schematisch weergeven en de functie van de verschillende onderdelen omschrijven.
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
KOELTECHNIEK Compressiekoelmachine
Didactische schema's of wandplaten gebruiken. 64
65
TV Elektromechanica/Mechanica Technisch tekenen
1
1ste leerjaar: 3 u./w. 2de leerjaar: 3 u./w.
BEGINSITUATIE
Dit leerplan sluit aan op de leerinhouden van het leerplan 'TV Elektromechanica/Mechanica Technisch tekenen' van de 2de graad TSO 'Mechanische technieken'. 2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
Het vak Technisch tekenen moet worden beschouwd als het synthesevak. Het tekenen van produkten vertrekkend van een voorontwerp is niet eenvoudig. Meestal worden hiervoor ervaren en hooggekwalificeerde technici ingezet. Vandaar dat het hoofdaccent voor de leerlingen van deze studierichting vooral ligt in het foutloos leren analyseren en interpreteren van bestaande tekeningen. 3
ALGEMENE METHODOLOGISCHE WENKEN
3.1
Algemeen
- Het tekenen op zichzelf moet men beperken tot een minimum. Bedenk dat door het trekken van lijnen heel wat kostbare tijd verloren gaat. Manuele tekenopdrachten worden alleen in potlood uitgevoerd daar inkttekenen te tijdrovend is. - De leerlingen beschikken over een leerboek of cursusmap met de tekenregels, de normen en de meest voorkomende meetkundige constructies. - De meetkundige constructies worden pas aangeleerd als ze nodig zijn voor het maken van een tekening. - De leerlingen beschikken ook over voldoende documentatie van genormaliseerde elementen. - In het leerplan zijn geen uitbreidingsdoelstellingen opgenomen. De differentiatie kan hier gemakkelijk geschieden op basis van de aard en de moeilijkheidsgraad van de opdracht. 3.2
CAD-tekenen
Veel van de in het leerplan opgenomen leerstofinhouden kunnen ook verwerkt worden met de computer. Hierdoor kan er zeker voldoende tijd vrijgemaakt worden om aan CAD-tekenen te doen (zie hieronder: fase 3). Over de integratie van de informatica in het nijverheidsonderwijs hoeft wellicht niet meer te worden gediscussieerd: de technische evolutie maakt de aanwezigheid van een computer in het vak 'Technisch tekenen' onomkeerbaar. De leerlingen van de 3de graad dienen op het einde van hun studies in staat te zijn een tekenopgave volledig te verwerken met behulp van de computer.
66 Een CAD-pakket (ongeveer 30 lestijden per jaar) is dan ook onmisbaar in elke school. Indien de leerlingen in de 2de graad nog geen kennis gemaakt hebben met een CAD-tekenpakket is het wenselijk uit het complementair gedeelte per leerjaar 1 bijkomend lesuur toe te voegen. De leerinhouden voor dit bijkomend lesuur kan men dan vinden onder punt 16 in het leerplan TV Elektromechanica/Mechanica Technisch tekenen van de 2de graad Mechanische technieken (ref. D/1991/0279/007). Fasen in de studie van CAD FASE 1 (eerste leerjaar) In de 2de graad werd er reeds een optie van 16 u. CAD voorzien in uitbreiding. Afhankelijk van de toestand waarin de leerlingen zich bevinden (al of niet CAD gehad) gaat men het CAD-pakket behandelen aan de hand van een aantal basisoefeningen of uitbreidingsoefeningen. Hierin komen vervolgens aan bod: - Aanleren van de verschillende computerfuncties die voor ieder CAD-pakket gelijkaardig zijn, onder andere: @ menu-systeem van een pakket doorlopen, zodat de verschillende Instellingen, Tekenfuncties, Editeerfuncties, Beeldbewerkingen, Tekenhulpen en Bematingen kunnen worden toegepast @ tekenen in "LAGEN" toepassen, @ begrip "BIBLIOTHEEK" aanleren en er gebruik van maken, @ wegschrijven en oproepen van een tekening naar een schijf, @ bewaren van een tekening op papier (Plotter of Printer). - Aanleren van rationele methodes om snel en efficiënt te tekenen. - Voortdurende aandacht besteden aan de tekennormen. FASE 2 (eerste en tweede leerjaar) Realisatie van een samengestelde tekening (5-tal onderdelen) met gebruik van CAD-functies en bibliotheekelementen. Zowel de onderdelen, als de samenstelling dienen te worden uitgewerkt (doorsneden, aanzichten, oppervlakteruwheid, vorm- en plaatstoleranties ...). Uiteraard dient men voortdurend rekening te houden met de bestaande tekennormen. FASE 3 (tweede leerjaar) - Realisatie van projectietekeningen, ware grootte en ontvouwingen van: @ snijden van vlakken onder hoek met enkelvoudige lichamen; zoals kegels, cilinders, piramide ... @ elkaar snijdende buizen @ snijlijnen van boringen in buizen (cirkelprojectie). Binnen het CAD-pakket kan hier gebruikgemaakt worden van de sterke functies "CURVEN". - Realisatie van meetkundige tekeningen, waarbij gebruikgemaakt kan worden van de functies "Raaklijnen" en "Raakbogen". - Isometrisch perspectief tekenen. - Tekenen van elektrische en pneumatische schema's, waarbij ook weer zeer veel bibliotheekwerking te pas komt. De tekeningen in fase 3 leunen, vervangen of vullen voor een deel de traditionele tekeningen aan. 4
LEERINHOUDEN, VERWERKING (LEERPLANDOELSTELLINGEN) EN METHODOLOGISCHE WENKEN
TV Elektromechanica/Mechanica Technisch tekenen Nr.
LEERINHOUDEN
1ste en 2de leerjaar: 3 u./w. VERWERKING
K
B
1
PROJECTIEMETHODEN
1.1
Projectiemethode van de eerste tweevlakshoek
Inoefenen en uitdiepen door planlezen toepassingsoefeningen.
1.2
Projectiemethode van de derde tweevlakshoek
Het verschil met de Europese methode verduidelijken.
B
Plannen volgens deze methode getekend vlot begrijpend lezen.
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
B
BEMATING
2.1
Maataanduidingen Parallelmaten, kettingmaten, gecombineerde, absolute en incrementale maten en coördinaten.
Op tekeningen toepassen en keuze van nulpunten en assenkruis verantwoorden.
B
Aansluiten bij de praktijk. Uitvoeringstekeningen voor gestuurde machines.
2.2
Functionele maten
Onderscheiden en verantwoord gebruiken.
B
Constructief inzicht verdiepen. Erop letten dat de maten meetbaar zijn.
3
OPPERVLAKTEGESTELDHEID
en
niet-functionele
Ruwheidswaarde: Ra Ruwheidsklasse: N 4
VORM- EN PLAATSTOLERANTIES
Lezen en interpreteren door vergelijking met monsters en ook praktisch toepassen bij het tekenopdrachten. Interpreteren van rechtheid, rondheid, vlakheid, haaksheid, evenwijdigheid ... Weten hoe de maat opgemeten kan worden.
B
B B
CNC-
Tekeningen aanvullen op een verantwoorde wijze.
67
2
Nr. 5
LEERINHOUDEN
VERWERKING
K
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
SCHROEFDRADEN Driehoekige en trapezium In- en uitwendig Enkel- en meergangig
Schroefdraadaanduidingen op tekening begrijpend lezen en zelf aanbrengen.
B B
Tabellen raadplegen.
Aan de hand van genormaliseerde voorstelling alle nodige gegevens voor het vervaardigen, opzoeken in tabellen en omgekeerd.
6
DOORSNEDEN EN BIJZONDERE AANZICHTEN
Tekenen en bespreken.
B
7
HELLING EN CONICITEIT
Symbolen herkennen en omschrijven.
8
TOLERANTIES (ISO-passingsstelsel)
In tabellen opzoeken en aangeven op tekening.
9
MATERIAALAANDUIDING
Met behulp van normen aanduiden en verklaren.
B
Verband leggen tussen normen en fabrieksnormen.
10
NABEHANDELINGEN
Identificeren en toelichten aanduidingen met betrekking tot nabehandelingen.
B
Enkele behandelingen opnemen in BIB.
11
TANDWIELEN EN KOGELLAGERS
De volledige, de vereenvoudigde en de symbolische voorstellingen van tandwielen en kogellagers kennen.
B
Aanduidingen op tekeningen herkennen en toelichten. Vertandingsgegevens verklaren.
B
B B
68
B
Tabellen raadplegen met de meest gangbare passingen.
12
13
GENORMALISEERDE ONDERDELEN (bouten, moeren, rondsels ...)
Lezen en voorstellen op constructietekeningen. Basisgegevens opzoeken in tabellen.
B
BIB-elementen verwerken in kleine samenstellingstekening.
Aan de hand van ontvouwing lichaam terug samenstellen met dik papier.
B
PROJECTIETEKENEN Construeren.
B
14
ISOMETRISCH PERSPECTIEF
Toepassen bij de voorstelling van eenvoudige lichamen en leidingen.
B
15
UITVOERINGSTEKENINGEN EN WERKVOORBEREIDING
15.1
Uitvoeringstekening van een enkelvoudig stuk
Een stuk uit een samenstellingstekening afzonderen en de werkvoorbereiding en de uitvoeringstekening opmaken.
B
Aansluiten met praktijk NC en CNCtekening. Het gebruik van de PC en een CADtekenprogramma wordt sterk aanbevolen.
15.2
Studie en produktietekeningen van mechanismen en machineonderdelen
Opbouw van het ganse concept voor produktie en montage.
B
Begeleidende opdrachten met studiebundel en voorbereidende schetsen. CAD-uitvoerig aan bod laten komen.
15.3
Bestaand mechanisme of gereedschap
Een ander concept of aanvulling zoeken.
U
Groepswerk met deeltaken.
15.4
Studie van eenvoudige tekeningen van staalconstructies
Materialenstaat opstellen. Materialenkost bepalen.
69
- Snijlijnen van vlakken (rechte en gebogen) - Ontvouwingen van enkelvoudige lichamen en van elkaar snijdende buizen
B
B
Fabrieksnormen raadplegen. Economisch verwerken van handelsmateriaal.
70
TV Elektromechanica/Mechanica Vormgeving
1
1ste leerjaar: 2 u./w. 2de leerjaar: 1 u./w.
BEGINSITUATIE
Dit leervak sluit aan op het gedeelte Produktietechniek van het vak 'TV Elektromechanica/Mechanica Vormgeving' van het 2de leerjaar van de 2de graad TSO 'Mechanische technieken'. Deze leerstof wordt hier verder uitgewerkt in de breedte en in de diepte. Dit vak kan eveneens steunen op wat de leerlingen reeds praktisch ervaren hebben in het vak 'PV Praktijk Elektromechanica/Mechanica' in de 2de graad. 2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
De leerlingen inzicht bijbrengen in het principe, in de mogelijkheden en in de toepassingen van de meest toegepaste verspaningstechnieken. De snijvoorwaarden, de snij- en opspangereedschappen voor draaien, frezen, slijpen van elkaar onderscheiden met het doel de meest geschikte vormgevingstechniek te kunnen bepalen in functie van het af te werken produkt. De leerlingen inzicht laten verwerven in het economisch gebruik van gereedschappen, materialen en werktuigmachines. 3
ALGEMENE METHODOLOGISCHE WENKEN
Het vak Vormgeving vormt de theoretische grondslag voor de Praktijk en moet er als het ware één geheel mee vormen. Theorie en praktijk moeten zo nauw mogelijk, ook in de tijd, op elkaar aansluiten. Bijgevolg is het zeker wenselijk dit vak toe te vertrouwen aan de leraar die ook de Praktijk geeft. De theorie zal zoveel mogelijk met didactisch materiaal en met demonstraties worden ondersteund. 4
LEERINHOUDEN, VERWERKING (LEERPLANDOELSTELLINGEN) EN METHODOLOGISCHE WENKEN
TV Elektromechanica/Mechanica Vormgeving Nr.
LEERINHOUDEN
1ste en 2de leerjaar: 2 - 1 u./w. VERWERKING
K
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
SPAANLOZE VORMGEVING 1
KOUD VERVORMEN
1.1
Buigen en rollen van platen, profielen en buizen
De begrippen trek- en drukzones, neutrale lijn, buigstraal en lasnaad bij buizen kennen en toelichten.
B
Wijzen op het belang van wals- en plooirichting.
1.2
Gestrekte lengte en plaatuitslagen
Het berekenen van de gestrekte lengte omschrijven. Inoefenen door praktische berekeningen te laten uitvoeren.
B
Tabellen bij de technische documentatie van elke plooimachine gebruiken en ter beschikking stellen van de leerlingen.
De buigkracht, de plastische en de elastische vervorming en de wijzigingen in de materiaalstructuur bespreken.
B
B
71
Bij concrete toepassingen de plooivolgorde bepalen en verantwoorden.
1.3
Plooivolgorde
2
WARM VERVORMEN
2.1
Walsen
Het principe van het walsen omschrijven.
2.2
Halffabrikaten
De indeling en de meest gebruikte warm gewalste halffabrikaten kennen en opsommen. De toegelaten maatafwijkingen bij warm gewalste profielen opzoeken in tabellen.
B
B
Illustreren met: fotomateriaal en/of videofilm of met een bezoek aan een warm-walserij van een staalbedrijf.
B B
Aandacht vestigen op maatafwijkingen, haakrechtheid en symmetrie.
Nr. 3
LEERINHOUDEN GIETTECHNIEKEN
4
SNIJTECHNIEKEN
4.1
Snijbranden
VERWERKING
K
B B
Het doel en het belang van het model, de kast, de kern en de gietvorm omschrijven.
B
Het principe van het snijbranden met de oxy-acetyleenbrander omschrijven.
B
De rol van het acetyleen en de zuurstof toelichten.
B
Het principe van het plasmasnijden omschrijven.
B
De veiligheidsvoorschriften kennen en in de praktijk toepassen. 4.2
Knippen van platen, profielen en staven
Het principe van het knippen van platen, profielen en staven met: - de plaatschaar, - de guillotineschaar, - de rollenschaar, kennen en toelichten.
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN Illustreren met: - didactische wandplaten, - didactisch fotomateriaal, - bezoek aan een gieterij. Beperken tot een kennismaking met de gietprocédés als vormgeving - zeker geen theorieën giettechnieken geven.
Eventueel deze technieken demonstreren in de laswerkplaats.
B
B
A
72
Het algemeen principe van de verschillende gietprocédés omschrijven: - zandvormgieten, - wasgieten, - centrifugaalgieten.
T
Gebruik maken van de didactische wandplaten ter voorkoming van arbeidsongevallen. Illustreren met schema's, foto's en documentatiemateriaal van fabrikanten. Het praktisch en correct gebruik van de verschillende snijmachines demonstreren in de werkplaats.
De oorzaken van mogelijke vorm- en maatafwijkingen opsommen en de voorzorgsmaatregelen om dergelijke afwijkingen te vermijden toelichten.
B
De veiligheidsvoorschriften bij het gebruik van snijgereedschappen kennen en in de praktijk toepassen. 4.3
Ponsen
Het principe van het ponsen omschrijven.
B
Het berekenen van de ponskracht omschrijven en toepassen.
Knabbelen
5
VERBINDINGSTECHNIEKEN
5.1
Lassen
U
De specifieke veiligheidsvoorschriften eigen aan het werken met ponsmachines toelichten.
B
Het principe van het machinaal knabbelen op een schets weergeven en toelichten.
B
De algemene principes en de toepassing van de verschillende lasprocédés kennen en toelichten: - het gassmeltlassen, - het vlambooglassen, - het solderen: @ zacht solderen, @ hard solderen, - het MIG- en het TIG-lassen, - het wrijvingslassen,
Af te spreken met de leraar 'Mechanica'.
73
4.4
Met behulp van een schets het principe uitleggen.
B
B B B B B U
De meest klassieke en veel gebruikte procédés illustreren met praktische demonstraties in de laswerkplaats. Speciale lasprocédés illustreren met videofilm (schooltelevisie BRTN).
Nr.
LEERINHOUDEN
VERWERKING
K
- het druklassen: @ koud-druklassen, @ warm-druklassen, - het elektrisch weerstandslassen: @ puntlassen, @ rollassen. 5.2
SINTERMETALLURGIE
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
U U B U
De principes, de eigenschappen, het gebruik en het praktisch toepassen van: - krimpenverbindingen, - felsverbindingen, - lijmverbindingen, kennen en omschrijven. Het begrip poeder- of sintermetallurgie begrijpen en omschrijven. Het principe van het sinteren uitleggen.
B B B
Deze technieken praktisch demonstreren in de werkplaats.
B
De leerlingen het verschil tussen smelten en sinteren met eigen woorden laten weergeven.
B
De belangrijkste toepassingsdomeinen van de sintermetallurgie kennen en een aantal praktische voorbeelden van gesinterde voorwerpen opsommen.
B
De verschillende vlakke, en specifieke hoeken op een tekening aanduiden en benoemen.
B
VERSPANENDE VORMGEVING 7
HARDMETAAL ALS SNIJMATERIAAL
7.1
Terminologie
Refereren naar de Belgische norm NBN 498.
74
6
Andere verbindingstechnieken
B
7.2
7.3
7.5
Slijtagevormen
Klemsystemen
Coating van snijplaten
De genormaliseerde symbolen en kleuraanduidingen van hardmetaalplaten kennen. De eigenschappen en het gebruik toelichten met behulp van tabellen en/of technische documentatie. In functie van het uit te voeren werk, gepaste hardmetaalplaten kiezen en de keuze motiveren.
B B B
De verschillende mogelijke slijtagevormen opsommen en hun oorzaak omschrijven: - kraterslijtage, - vrijloopslijtage, - zijkantvervorming, - opgebouwde snijkant, - uitbrokkeling, - kantslijtage.
B
Met behulp van een schets het principe van de verschillende klemsystemen, gebruikt voor het klemmen van hardmetaalplaten, omschrijven: - met pin (P-systeem), - zonder pin (S-systeem), - met centrale schroef. De voor- en nadelen en het toepassingsgebied van elk systeem omschrijven.
B
Het principe en de verschillende methoden van coaten van snijplaten kennen.
Illustreren en verwijzen naar de normen: NBN 934, NBN E66-001 en ISO 1832. Technische documentatie van fabrikanten ter beschikking hebben in de klas. Tabel met codificering, eigenschappen en toepassingsgebied ter beschikking stellen van de leerlingen. Zie cursus 'Snijtheorie' - uitgave Pedagogische dienst - NVKSO. Illustreren met illustratie uit technische documentatie van fabrikanten. 75
7.4
Wisselplaten
B
B
De verschillende klemsystemen tonen en het correct monteren van de wisselplaten demonstreren.
Nr.
7.6
LEERINHOUDEN
Andere snijmaterialen Boornitride (borazon) Diamant Ceramiek
NUMERISCH BESTUURDE MACHINES
8.1
Numeriek besturing
K
B
Het verband tussen het coatingmateriaal en de beoogde eigenschappen toelichten.
B
De eigenschappen en het gebruik van deze snijmaterialen omschrijven. De mechanische en de thermische eigenschappen van deze snijmaterialen vergelijken met hardmateriaal en HSS-staal.
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
U
Het begrip numerieke besturing omschrijven. De informatie-overdracht bij de klassieke en bij de numerisch gestuurde machines onderling vergelijken.
B B
8.2
Numeriek besturingsproces
Het volledig proces, vanaf de tekening tot het afgewerkt werkstuk, omschrijven.
B
8.3
NC-gereedschappen
Schematisch de sturings- en positioneringssystemen van gereedschappen en/of van werkstukken toelichten: - met gesloten kringloop, - met open kringloop.
B
8.4
NC-stuursystemen
De verschillende NC-stuursystemen opsommen en bespreken:
B
76
8
VERWERKING
- puntsturing, - lijnsturing, - baansturing. NC-gestuurde assen
Het begrip gestuurde as omschrijven. Op perspectieftekeningen van NCmachines de genormaliseerde opstelling van de verschillende assen met hun positieve zin aanduiden.
B
8.6
Positionering van de machineslede
De verschillende meetmethoden, gebruikt bij de positionering van machinesleden, opsommen en omschrijven: - direct en indirect, - digitaal en analoog, - absoluut en incrementaal.
B
De onderlinge verschillen met eigen woorden toelichten.
B
De belangrijkste verschillen tussen NC- en CNC-gestuurde werktuigmachines met eigen woorden uitleggen.
B
De verschillende bewegingsmogelijkheden in een 3-assenstelsel schematisch weergeven.
B
De vereenvoudigde kinematische keten bij freesmachines schematisch voorstellen en toelichten.
B
9
CNC-STURING EN CNC-MACHINES
10
FREESMACHINES EN GEREEDSCHAPPEN
10.1
Freesmachine
B
77
8.5
Nr.
LEERINHOUDEN
VERWERKING
Snijvoorwaarden
De snijvoorwaarden voor het frezen omschrijven en wiskundig of grafisch bepalen in functie van de gebruikte frees en van het te frezen materiaal: - aanzet per tand, - aanzet per omwenteling, - snijsnelheid, - aanzetsnelheid.
10.3
Freesgereedschappen
De meest gebruikte frezen kennen en hun specifiek gebruik toelichten.
10.4
Positioneren en opspannen van frezen Cilindrisch Conisch Combinatie van beide
B
T B
SLIJPSTENEN
11.1
Algemeenheden
De begrippen: slijpmiddel, bindmiddel, korrelgrootte, hardheidsgraad en structuur begrijpen en toelichten.
11.2
Normalisatie
De genormaliseerde aanduiding op slijpstenen identificeren met behulp van de normen.
11.3
Montage en gebruik van slijpstenen
De correcte montage van slijpstenen op: - handslijpmachines, - werktuigslijpmachines, schematisch voorstellen en uitleggen.
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN Tabellen met richtwaarden voor het frezen ter beschikking stellen van de leerlingen.
B
De meest gebruikte systemen omschrijven en herleiden tot isostatische systemen met richt- en spanpunten.
11
A
U
78
10.2
K
B
B
B
De norm NBN 7986 of tabellen met uitleg en genormaliseerde aanduidingen ter beschikking stellen van de leerlingen.
11.4
11.6
Slijpbeeldfouten
Snijvoorwaarden bij het slijpen
B
Het doel van het richten en de praktische werkgang met de steenrichter en met de afdraaidiamant omschrijven.
B
Het begrip statische en dynamische balans van slijpstenen omschrijven.
B
De mogelijke nadelige gevolgen van onbalans, met betrekking tot het slijpbeeld en tot de veiligheid, bespreken.
B
Het principe van het statisch en van het dynamisch uitbalanceren van slijpstenen beschrijven.
U
De mogelijke oorzaken van slijpbeeldfouten opsommen en toelichten.
B
Het voorkomen van slijpbeeldfouten bespreken.
B
Met behulp van tabellen en/of grafieken de juiste snijwaarden bepalen en toelichten: - steensnelheid, - werkstuksnelheid, - rotatiefrequenties, - aanzet, - aanzetsnelheid, - slijpdiepte.
Steenrichter en/of afdraaidiamant tonen aan de leerlingen.
79
11.5
Richten en balanceren van slijpstenen
Het belang van de maximum toegelaten slijpsteensnelheid inzien en toelichten.
B
Tabellen met richtwaarden en grafieken voor het slijpen ter beschikking stellen van de leerlingen.
Nr. 12
LEERINHOUDEN SLIJPMACHINES
FABRICAGE VAN SCHROEFDRAAD
13.1
Inwendige schroefdraad
13.2
Uitwendige schroefdraad Rollen
Snijden met meervoudig snijgereedschap: - Radiaal - Tangentiaal
K
Op schema's het werkingsprincipe en het gebruik van de verschillende soorten slijpmachines toelichten: - vlakslijpmachine, - rondslijpmachine, - gereedschapsslijpmachine, - centerloze slijpmachine, - insteekslijpmachine.
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
B B B U U
De gereedschappen voor het tappen van inwendige schroefdraad herkennen en hun specifiek gebruik toelichten: - handtappen, - machinetappen, - boortappen, - taptoestel.
B
De verschillende soorten in hun verschillende uitvoeringsvormen tonen aan de leerlingen.
De voordelen van gerolde ten opzichte van gesneden schroefdraad opsommen en toelichten.
B
Het principe en de werkwijze van de verschillende systemen toelichten en illustreren met praktische voorbeelden.
B
Aandacht vestigen op: - diameter van het uitgangsmateriaal, - de plastische vervorming, - de mechanisch eigenschappen.
Het principe van het rollen van uitwendige schroefdraad kennen.
B
80
13
VERWERKING
14
TANDWIELENFABRICAGE
15
NABEWERKINGEN Honen Kalibreren Polijsten Roderen Rollen Superfinisseren
16
OPPERVLAKTEBEHANDELING
U
Het principe van deze verschillende nabewerkingen omschrijven.
B
Hun doel met betrekking tot de oppervlaktekwaliteit, de maat- en vormnauwkeurigheid, de hardheid en het uitzicht opsommen en toelichten.
B
Het doel en het algemeen principe toelichten van verschillende veel toegepaste oppervlaktebehandelingen zoals: verkoperen, vernikkelen, verchromen, verzinken, cadmiëren, fosfateren ...
B
B
17
VERSPANEN VAN KUNSTSTOFFEN
17.1
Snijgereedschappen (draaibeitels, frezen, boren)
De keuze van gepaste snijgereedschappen in functie van de eigenschappen van het te verwerken kunststofmateriaal verantwoorden.
17.2
Snijgegevens
De richtwaarden van de verschillende snijgegevens opzoeken in tabellen en toelichten: - snijsnelheid, - snijdiepte, - rotatiefrequentie en aanzet ...
Illustreren met praktische industriële toepassingen. De toegepaste behandelingen door de leerlingen laten herkennen met behulp van behandelde voorwerpen.
Fabrikantgegevens en tabellenboeken raadplegen.
B
Tabellen met richtwaarden voor beitels, frezen en boeren ter beschikking stellen van de leerlingen.
81
De verschillende methoden gebruikt voor het vervaardigen van tandwielen kennen en toelichten.
Nr.
LEERINHOUDEN
VERWERKING
K
B
Opspannen van werkstukken
De factoren die het correct opspannen van kunststofwerkstukken beïnvloeden, opsommen en omschrijven: - thermische geleidbaarheid, - uitzettingskenmerken, - elasticiteit, - drukweerstand.
B
17.4
Maatnauwkeurigheid bij verspanen
De invloed van de warmte-ontwikkeling bij verspanende bewerkingen op de maatnauwkeurigheid van het afgewerkt produkt kennen en verklaren.
B
18
VERSPANEN VAN ALUMINIUM EN ALUMINIUMLEGERINGEN
De factoren die het verspanen van aluminium en van aluminiumlegeringen beïnvloeden, opsommen en toelichten: - wrijvingscoëfficiënt aluminiumstaal, - ontbranding van Mg ingevolge reactie met zuurstof.
B
19
SNIJTHEORIE
19.1
Algemeen
De onderlinge afhankelijkheid van: - het materiaal van het werkstuk, - het snijgereedschap, - de spanen, - de machine, bij elk verspaningsproces analyseren en bespreken met behulp van een visgraatdiagram.
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
82
17.3
T
B
19.2
Spaandoorsnede, standtijd en snijsnelheid
De invloed van de aanzet, de snijdiepte en de instelhoek op de grootte en de vorm van de spaandoorsnede beschrijven. Met schets en formule, voor het berekenen van de spaanslankheid, de invloed van de hierboven vernoemde factoren verduidelijken. Het begrip standtijd toelichten. Het verband tussen standtijd, snijsnelheid en arbeidstijd uitleggen. Bij een gegeven standtijd de snijsnelheid in functie van de aanzet in tabellen opzoeken. Met behulp van een diagram de rotatiefrequentie bepalen.
VONKVERSPANEN
21
KOEL- EN SMEERMIDDELEN
21.1
Koelmiddelen Algemeen
Het doel en het praktisch gebruik van koelmiddelen bij verspanende bewerkingen bespreken: - afkoeling van werkstuk en gereedschap, - glijden en afvoeren van spanen.
Kenmerken
De specifieke eigenschappen waaraan koelmiddelen moeten voldoen opsommen en toelichten: - afkoelings- en smeervermogen, - corrosiewerend vermogen, - chemische stabiliteit.
Praktisch demonstreren in de werkplaats. U
B B B B
Tabellen en rotatiefrequentiediagram ter beschikking stellen van de leerlingen.
83
Het praktisch werkingsprincipe van het vonkverspanen toelichten.
20
B
B
B
B
Praktisch demonstreren in de werkplaats.
Nr.
21.2
LEERINHOUDEN
VERWERKING
K
De mogelijke nadelige gevolgen voor mens, milieu en gereedschappen opsommen: reuk, bacteriënvorming, gomafzetting, nevelvorming, aantasting verflagen.
B
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
B
Met eigen woorden het begrip 'viscositeit' van een smeermiddel omschrijven: - kinematische viscositeit, - dynamische viscositeit.
B
Soorten smering
De begrippen hydrostatische en hydrodynamische smering toelichten en het onderling verschil duidelijk verwoorden.
U
Smeervetten
De basisbegrippen penetratie, consistentie en druppelpunt van smeervetten begrijpen en toelichten.
B
Begrippen praktisch verduidelijken met eenvoudige proeven.
Smeerdienst
De praktische organisatie van een smeerdienst in een bedrijf en/of in de school bespreken.
B
Aandacht vestigen op: kleurcode, smeerthema, smeerpunten, smeerinterval, dosis smeermiddel.
Smeermiddelen Viscositeit
84
De middelen om deze nadelige gevolgen te beperken opnoemen en toelichten.
85
TV Elektromechanica/Mechanica Werkvoorbereiding
1
2de leerjaar: 2 u./w.
BEGINSITUATIE
Dit vak kan enkel steunen op de enigszins beperkte parate kennis van de leerlingen die zij reeds hebben verworven tijdens de lessen 'PV Praktijk' op het gebied van de praktische studie van de werktekening en het vastleggen van een werkmethode. 2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
In de organisatie van een bedrijf vormt de werkvoorbereiding de noodzakelijke schakel tussen het studiebureau dat onder meer de te vervaardigen onderdelen ontwerpt en de fabricage-afdeling die deze onderdelen moet vervaardigen. Het is haar taak de wijze van fabriceren en de middelen te bestuderen die moeten toelaten om tegen de laagst mogelijke kostprijs de vooropgestelde kwaliteit te bereiken en dit met de werkplaatsuitrusting en mogelijkheden. Het vak Werkvoorbereiding wil de leerling duidelijk maken dat elke werkopdracht slechts correct kan worden uitgevoerd na een voorafgaandelijke grondige werkvoorbereiding. Van de afgestudeerden mag worden verwacht dat zij overtuigd zijn van het nut, het belang en de noodzakelijkheid van werkvoorbereiding bij elk streven naar kwaliteit (IKZ) en rendement. 3
ALGEMENE METHODOLOGISCHE WENKEN
Onderhavig leerplan is niet in doelstellingen uitgeschreven maar is opgevat als een stramien dat de analyse van de uit te voeren bewerkingen en de daarop aansluitende synthese tot een bruikbare werkvoorbereiding moet mogelijk maken. Alhoewel Werkvoorbereiding en Praktijk afzonderlijk vermeld zijn in de lessentabel, moeten zij toch als het ware één vak uitmaken. Het zou didactisch onverantwoord zijn de werkvoorbereiding van een werkstuk op te stellen los van de beroepspraktijk. Werkvoorbereiding en beroepspraktijk moeten synchroon verlopen op basis van een gezonde wisselwerking. Naast het vastleggen van de eigenlijke werkmethode zal ook veel aandacht worden besteed aan een grondige foutenanalyse met de bedoeling gepaste remediëringen te kunnen verstrekken. 4
LEERINHOUDEN
Voor een aantal praktijkopdrachten, die moeten worden uitgevoerd door de leerlingen, zal men samen met de leerlingen tijdens deze lessen de volledige werkvoorbereidingsstudie grondig uitvoeren. Deze werkvoorbereiding is vooral afhankelijk van de opdrachten en zal dus verschillen van opdracht tot opdracht. Toch zijn er een aantal algemene principes, analyses en werkzaamheden die steeds terugkomen en waarvan hierna een algemeen overzicht wordt gegeven.
86 4.1
Algemene principes
4.1.1
STUDIE VAN DE FABRICAGETEKENING
-
Grondstof Vorige vormgeving van het uitgangsmateriaal Thermische behandelingen Grootste afmetingen Maattoleranties Vorm- en plaatstoleranties Oppervlaktekwaliteit.
4.1.2
ANALYSE VAN DE UIT TE VOEREN BEWERKINGEN
- Analyse van de te bewerken vlakken (plat vlak, omwentelingsvlak, speciaal) - Bepalen van de referentievlakken op basis van de maataanduiding, vorm- en plaatstoleranties - Associatie van de te bewerken vlakken (= in dezelfde opstelling af te werken, rekening houdend met plaatstoleranties) - Indelen van de vlakkengroepen in bewerkingsfasen. 4.2
Bewerkingsreeks
4.2.1
OPSTELLEN VAN DE BEWERKINGSREEKS
-
Bewerkingsfasen uit 4.1.2 in de juiste volgorde rangschikken Uitgangsvlakken kiezen volgens de maatvoering op de tekening Seriegrootte Uitvoeringsvoorwaarden bepalen voor elke bewerkingsfase: @ werktuigmachine @ werkstukhouder @ snijgereedschappen @ snijgereedschapshouder @ controle- en meetgereedschappen.
4.2.2
OPSTELLEN VAN HET BEWERKINGSBLAD
- Identificatie van het werkstuk (titelhoek) - Vereenvoudigde tekening van het werkstuk met maten, maattoleranties, vorm- en plaatstoleranties, ruwheidswaarden van de vlakken die in de betreffende fase worden afgewerkt of bewerkt - Uitvoeringsvoorwaarden per bewerkingsfase: @ nummering @ werktuigmachine of werkpost: type en nummer @ snijgereedschappen @ controlegereedschappen @ eventueel de bewerkingstijd. 4.3 -
Gedetailleerde instructies (operatieblad)
Volgorde bepalen van de opstellingen binnen elke bewerkingsfase. Richt- en spanpunten voor elke opstelling voorzien (Frans norm NF E04-018). Eventuele tussentijdse thermische behandelingen inlassen. Volgorde van de snijpassen bepalen. Verspaningscondities vastleggen: snijsnelheid, rotatiefrequentie, spaandoorsnede, enz. Controle voorzien: aard, tijdstip, frequentie, controlegereedschap.
87
TV
Praktijk/Stages Elektromechanica/Mechanica
1ste leerjaar: 2 u./w. 2de leerjaar: 2 u./w.
Hiervoor vindt men voldoende in het leerplan PV Praktijk/Stages Elektromechanica/Mechanica van het fundamenteel gedeelte. Er zijn de uitbreidingsleereenheden (U) die men kan verwerken, indien men opteert voor deze extra uren. Eventueel kunnen ook bepaalde leereenheden uit de basisleerstof verder uitgediept en ingeoefend worden. ___________________________________
TV Elektromechanica/Mechanica Machine-onderdelen
1
1ste leerjaar: 1 u./w. 2de leerjaar: 1 u./w.
BEGINSITUATIE
Dit leervak is volledig nieuw en kan enkel steunen op: - de geziene leerstof Kinematica en Dynamica van het vak 'TV Elektromechanica/Mechanica Mechanica' van de 2de graad 'Mechanische technieken', - een zekere parate kennis van de leerlingen omtrent eenvoudige machineonderdelen die zij reeds hebben verworven vanuit hun eigen ervaringswereld.
2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
De leerlingen moeten praktisch inzicht verwerven in de werking, de eigenschappen, het gebruik en het onderhoud van de meest gebruikte machineonderdelen. Het correct interpreteren van technische gegevens in de documentatie van de fabrikanten is dan ook fundamenteel. De leerlingen moeten in staat zijn overeenstemmende vervangingselementen op te zoeken in catalogi van verschillende fabrikanten. Ook moeten zij in staat zijn de elementaire berekeningen uit te voeren voor het bepalen elementaire onderdelen.
88 3
ALGEMENE METHODOLOGISCHE WENKEN
Bij dit vak is het veelvuldig gebruik van didactisch materiaal zeker aangewezen. Een uitgebreide documentatie, talrijke doorsnedetekeningen en een uitgebreid arsenaal van didactische stukken kunnen dit vak echt boeiend maken. De verschillende onderwerpen worden best niet te wiskundig benaderd. Veel belangrijker is de praktische benadering ervan. Het gebruik van technische documentatie en catalogi, van verschillende fabrikanten, ter illustratie van de leerstof verdient zeker aanbeveling.
4
LEERINHOUDEN, VERWERKING (LEERPLANDOELSTELLINGEN) EN METHODOLOGISCHE WENKEN
TV Elektromechanica/Mechanica Machine-onderdelen Nr. 1
LEERINHOUDEN VERBINDINGSELEMENTEN Normalisatie: klinknagels, schroeven, bouten en moeren, pennen, spieën, tapeinden, zelftappende en zelfborgende schroeven, borgringen en kleefstoffen
1ste en 2de leerjaar: 1 u./w. VERWERKING
K
B
Het doel, de soorten en het gebruik van genormaliseerde en gestandaardiseerde verbindingselementen bespreken: - klinknagels, pennen, spieën, - schroeven, bouten, moeren, - zelftappende en zelfborgende schroeven, tapeinden, - borgringen en kleefstoffen.
B
Genormaliseerde aanduidingen verklaren.
B
2
RIEMOVERBRENGING
2.1
Basisbegrippen
B
Technische specificaties begrijpend lezen en verklaren.
B
De basisbegrippen bij riemoverbrengingen toelichten: drijvend en gedreven, omtrekkracht, asbelasting, omtreksnelheid, overbrengingsverhouding, slip, diameters en rotatiefrequenties.
B
De nodige berekeningen voor een ontwerp uitvoeren: - lengte van de riem, - doorsnede van de riem.
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
Opzoeken in catalogi en normbladen. Toepassingen uit de praktijk als voorbeeld en uitgangspunt nemen.
U
89
Gebruikte materialen en standaardafmetingen opzoeken en toelichten.
T
2.2
Opstelling
Een overzicht geven van de verschillende mogelijke opstellingen en deze schematisch voorstellen. De verplichte veiligheidsvoorzieningen bespreken.
3
V-RIEMEN
3.1
Eigenschappen
De specifieke eigenschappen van Vriemen beschrijven.
3.2
Keuze van V-riemen en riemschijven
3.3
Riemlengte en asafstand
4
KETTINGOVERBRENGING
4.1
Kettingen
B
Verwijzen naar en gebruik maken van de geziene leerstof in het vak 'Sterkteleer'.
Gepaste V-riemen en riemschijven in functie van de toepassing kiezen met behulp van normbladen en catalogi.
B
Gebruik maken van catalogi en ontwerpvoorbeelden van constructeurs van V-riemen.
Het verband tussen riemlengte en asafstand wiskundig uitleggen.
B
Een overzicht geven van de genormaliseerde kettingen. Het toepassingsgebied van kettingoverbrengingen afbakenen. Uit normbladen gepaste kettingwielen kiezen in functie van: de ketting, de overbrengingsverhouding, het over te brengen koppel.
B
B B B
Gebruik maken van catalogi en ontwerpvoorbeelden die men kan aanvragen bij constructeurs van kettingen.
90
Riemdoorsnede, riemlengte en nastelbereik
Kettingwielen
B
Praktische berekeningen uitvoeren van een riemoverbrenging. Berekenen van: - de riemdoorsnede, - de riemlengte, - het nastelbereik.
2.3
4.2
B
Nr.
LEERINHOUDEN
VERWERKING
K
B
De kettinglengte en de asafstand bepalen bij praktische toepassingen. De voorgeschreven veiligheidsvoorzieningen bespreken. 4.3
Smering
5
TANDWIELEN
5.1
Basisbegrippen
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
B B
De verschillende smeermethoden toelichten op toepassingstekeningen.
B
Het principe van tandwieloverbrengingen omschrijven. Het tandprofiel (evolvente) bespreken.
B B
Asstanden Evenwijdig - Snijdend - Kruisend
De verschillende mogelijke asstanden bespreken en hieruit de constructie van de tandwielen afleiden.
5.3
Afmetingen en aanduidingen
De genormaliseerde voorstelling van tandwielen kennen en toepassen op tekeningen.
B
5.4
Overbrengingen
Het aantal tanden, de diameters, de asafstand en de overbrengingsverhouding berekenen voor een bepaalde overbrenging.
B
5.5
Tandradkasten
Met behulp van doorsnedetekeningen de werking van tandradkasten analyseren en bespreken.
91
5.2
B
Dit is een praktische toepassing op gekende begrippen uit de mechanica.
B
Kan in overleg met de tekenleraar voor een deel in de tekenles gebeuren.
6
BEWEGINGSSCHROEVEN
Het doel van bewegingsschroeven toelichten op een schets. Het werkingsprincipe en de mogelijke combinaties omschrijven.
B B
7
MECHANISMEN
7.1
Verschillende varianten Drijfstang, sleuf, excentriek, nok
Een overzicht geven van de verschillende soorten mechanismen, hun doel en de bewegingsomvorming toelichten op een schema.
B
7.2
Kruk- en drijfstangmechanismen
Het toepassingsgebied illustreren met hedendaagse voorbeelden.
B
Geen industriële archeologie!
De bewegingsstudie van het systeem bespreken: afgelegde weg, snelheid en versnelling. Nokmechanismen
De bewegingsoverbrenging en -omvorming bespreken bij het gebruik van nokken.
B
Praktische voorbeelden van het gebruik van nokken opsommen.
B
Grafisch de vorm van een nok bepalen voor een gegeven verplaatsing. 8
KOPPELINGEN
8.1
Hoofd- en nevenfuncties
92
7.3
U
Illustreren met schema's in verschillende standen.
U Algemeen:
De hoofd- en de nevenfuncties van koppelingen omschrijven.
B
De leerlingen moeten beschikken over normbladen (of boekjes SBM) en over voldoende catalogi.
Nr. 8.2
LEERINHOUDEN Soorten koppelingen
VERWERKING
K
B
T
De verschillende soorten koppelingen ordenen volgens hun functie. Het principe van de verschillende koppelingen toelichten: vaste, elastische, automatische, cardan-, platen-, kegel-, flens-, klauw-, tandwiel- en wrijvingskoppeling.
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
B B
In functie van opgegeven voorwaarden en van bedrijfsomstandigheden een gepaste koppeling kiezen die voldoet aan de werkvoorwaarden en de berekeningen.
Coördinatie met Technisch tekenen is noodzakelijk om de geziene leerstof te kunnen inoefenen.
B
Keuze en berekening
9
GLIJLAGERS
9.1
Eisen
De eisen gesteld aan glijlagers opsommen en toelichten: - afmetingen, wrijving, koeling, slijtageweerstand, constructie.
9.2
Materialen
De geschikte materialen die voldoen aan de vereisten, opzoeken in tabellen.
9.3
Smering
De verschillende smeermethoden gebruikt bij glijlagers toelichten op toepassingstekeningen.
B
9.4
Constructie
De constructie van de glijlagers bespreken .
B
Catalogi van bestaande koppelingssystemen ter beschikking stellen van de leerlingen.
93
8.3
B
B
Doorsnedetekeningen van glijlagers ter beschikking stellen.
9.5
Voor- en nadelen
De voor- en de nadelen van glijlagers bespreken. Het praktisch gebruik van glijlagers omschrijven en een keuze verantwoorden.
B B
WENTELLAGERS
10.1
Soorten en kenmerken
De verschillende soorten wentellagers opsommen, hun indeling en hun belangrijkste kenmerken omschrijven: - soorten: @ kogel-, rol- en naaldlagers, @ axiale en radiale lagers. - kenmerken: @ axiale verplaatsing, @ scheefstelling, @ doorbuiging van de as.
B
10.2
Draaggetal, belasting en levensduur
Het onderling verband weergeven en toelichten.
B
10.3
Speciale toepassingen
De lagerbelastingen berekenen bij: - riemoverbrenging, - V-riemoverbrenging, - tandwieloverbrenging, - kettingoverbrenging.
10.4
Opstelling en passingen
De correcte opstelling en passingen afleiden uit de constructietekening. Een verantwoorde keuze doen in functie van de inbouwruimte, de belasting, de aard en grootte van de scheefstelling, de axiale verplaatsing en de afdichtingen.
Catalogi van verschillende constructeurs gebruiken ter illustratie.
94
10
U
Basisprincipes van de mechanica toepassen.
U
Een praktisch voorbeeld nemen.
B
Nr.
LEERINHOUDEN
11
AFDICHTINGEN
11.1
Soorten en toepassingsgebied
VERWERKING
K
B
Een overzicht van de verschillende soorten in een flow-chart weergeven.
Materialen - eigenschappen
De afdichtingsmaterialen opnoemen en hun eigenschappen toelichten.
Kenmerken
METHODOLOGISCHE WENKEN
B B
Het doel en het nut van smering en smeermiddelen toelichten. Hieruit de gewenste eigenschappen afleiden.
B
De specifieke kenmerken van smeermiddelen omschrijven: - viscositeit, viscositeitsindex ...
B
De kenmerken opzoeken in technische documentatie van fabrikanten. De smeermiddelen onderling vergelijken.
E
Praktisch toepassen in de tekenklas.
95
12.1
SMERING - SMEERMIDDELEN
S
B
Afdichtingsmaterialen kiezen in functie van het pakkingsmateriaal en van de af te dichten stoffen. 12
A
B
Afdichtingen, voor concrete toepassingen, bepalen en kiezen in catalogi. 11.2
T
U
B
96
TV Elektromechanica/Mechanica Meettechniek en kwaliteitszorg
1
1ste leerjaar: 1 u./w. 2de leerjaar: 1 u./w.
BEGINSITUATIE
In de 2de graad hebben de leerlingen in 'PV Elektromechanica/Mechanica' reeds kennis gemaakt met eenvoudige meetgereedschappen. Zij hebben deze instrumenten in de praktijk leren gebruiken en onderhouden. 2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
Dit vak heeft hoofdzakelijk tot doel de leerlingen het groot belang te doen inzien van het gebruik van aangepaste meetapparatuur en het toepassen van een correcte meetmethode teneinde de kwaliteit van het afgewerkt produkt steeds te kunnen verhogen. Met dit vak 'Meettechniek en kwaliteitszorg' en daarbij aansluitend het uitvoeren van praktische metingen tijdens de lessen 'Laboratorium' zal de leerling in zijn 'mechanisch denken' en 'ervarend doen' verder begeleiden naar een nauwkeurigheid en kwaliteitszorg. 3
ALGEMENE METHODOLOGISCHE WENKEN
Het vak 'Meettechniek en kwaliteitszorg' moet direct aanleunen bij de praktijk, dit wil zeggen dat hoofdzakelijk die onderwerpen worden behandeld die de mecanicien later veel zal moeten toepassen. De nadruk moet tevens worden gelegd op de juiste keuze en het doelmatig gebruik van de meetapparaten. Meettechniek mag zeker niet beperkt worden tot een theoretische benadering van het meetapparaat (beschrijving, meetprincipe, ijking, meetmogelijkheden enz.). De nadruk dient vooral gelegd op de nauwkeurigheid waarmee de leerling elk meettoestel kan beschrijven. Ook hier verwijzen wij opnieuw naar de visie van de leerplancommissie waarbij gesteld wordt dat de vakken 'Meettechniek en kwaliteitszorg' en 'Laboratorium (Meettechniek en materiaalonderzoek)' best gegroepeerd en toevertrouwd worden aan één leraar. Dit geeft de leraar de kans aan vakkenintegratie te doen zodat labometingen en theorie steeds op elkaar kunnen worden afgestemd. 4
LEERINHOUDEN, VERWERKING (LEERPLANDOELSTELLINGEN) EN METHODOLOGISCHE WENKEN
TV Elektromechanica/Mechanica Meettechniek en kwaliteitszorg Nr. 1
LEERINHOUDEN MEETPROCES Basisbegrippen @ Meetobject @ Meetomgeving @ Meetsysteem @ Directe en indirecte meting @ Amplificatie @ Meetbereik @ Schaaldeelgrootte @ Aflezing - afleesfouten @ Meetdruk en meettrek @ Meetfouten
UNIDIMENSIONALE METINGEN
2.1
Handmeetgereedschappen
K
B
De basisbegrippen duidelijk omschrijven.
B
De aard van de metingen herkennen en toelichten.
B
Het belang van de meetdruk en -trek uitleggen.
B
Het ontstaan en het vermijden van fouten bij aflezen bespreken.
B
Het belang inzien van de invloed van de meetomgeving (temperatuur, druk en vochtigheid).
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
Met behulp van praktische werkstukken en eenvoudige meetgereedschappen (schuifmaat, schroefmaat ...) de begrippen illustreren en verduidelijken.
97
2
VERWERKING
1ste en 2de leerjaar: 1 u./w.
De opeenvolgende stappen in het meetproces en de mogelijke foutoorzaken met behulp van een blokdiagram bespreken.
B
De stappen in dit proces toelichten met een aantal praktische meetvoorbeelden.
B
Het doel, het meetprincipe, de ijking en het praktisch gebruik van de verschillende meetinstrumenten kennen, toelichten en toepassen:
B
- indirecte metingen: @ meetpassers, -beugels en -bruggen, @ pen-, vork, conus- en draadkalibers, - directe metingen: @ schuifmaat, schuifmaat met meetklok en digitale schuifmaat, @ schroefmaat, diepteschroefmaat, binnenschroefmaat, digitale schroefmaten.
B
B
B
Stationaire meetinstrumenten
Het doel, het meetprincipe, de ijking en het praktisch gebruik van de verschillende stationaire meetinstrumenten kennen, toelichten en toepassen: - hoogteschuifmaat en -schroefmaat, - verticale lengtemeter en horizontale meetbank, - klein boringenmicroscoop, enz...
2.3
Mechanische, elektrische, optische, elektrische en elektronische opnemers
Het doel, het meetprincipe, de ijking en het praktisch gebruik van deze apparatuur kennen, toelichten en toepassen: - analoge en digitale snelmeettasters en tolerantiemeetklokken, - inductieve opnemers, - optisch-elektrische en/of -elektronische opnemers.
B
3
VORM- EN PLAATSTOLERANTIES
Maattoleranties en vormafwijkingen van elkaar onderscheiden en het onderling verband aantonen.
B
- Meettoestel demonstreren. - Beschrijving, meetprincipe, ijking, meting en gebruiksaanbevelingen verklaren met behulp van het meettoestel zelf of met transparanten. - Eenvoudige metingen voordoen (meetopstelling maken en meting uitvoeren). Met gebruik van documentatie en catalogi kan men meettoestellen nog verder bespreken (leerstof uitdiepen). 98
2.2
VOOR ALLE MEETTOESTELLEN:
Nr.
4
VERWERKING
K
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
De symbolen en het aanduiden van vorm- en plaatstoleranties bespreken.
B
De norm NBN 88-03 ter beschikking hebben.
Controle en opmeten van vormafwijkingen Rechtheid Vlakheid Rondheid Haaksheid
De meetmethoden en de meetinstrumenten voor de controle van vormen plaatstoleranties bespreken.
B
Anticollimeter, precisie waterpas, meetbrug. Planglas, vlakheidsmeter. V-blok en analoge of digitale meetklok.
COORDINATENMETINGEN
Het principe van het twee- en driedimensionaal meten uitleggen.
B
Het praktisch gebruik van: - de profielprojector, - de coördinatenmeetmicroscoop, - de 3-D meetbank, voor coördinaatmetingen toelichten.
B
Illustreren met praktische demonstratiemetingen.
De verschillende afwijkingen bij afgewerkte oppervlakken omschrijven: vormfouten, golvingen en ruwheid.
B
De afwijkingen als een onderdeel van de totaalfout onderscheiden.
B
Transparanten gebruiken.
B
Ruwheidsmonsters voorzien om te kunnen vergelijken.
OPPERVLAKTERUWHEID
Meetresultaten evalueren in goed of slecht.
B
Het belang van de ruwheidsmeting begrijpen. De specifieke kenmerken: toplijn, grondlijn, centerlijn, basislengte, en profiellengte definiëren. Relatie tussen Ra en Rt definiëren.
B
99
5
LEERINHOUDEN
Ruwheidseenheid en ruwheidsklasse (NO1 .... N13) kennen.
6
HOEKMETINGEN Hoekmeetinstrumenten Hellingsmeetinstrumenten Richtingsmeetinstrumenten
Bereikbare oppervlakteruwheid (per bewerking) van tabel aflezen.
B
Het praktisch bepalen van de oppervlakteruwheid bespreken.
B
De verschillende meetgereedschappen herkennen, hun doel en hun praktisch gebruik toelichten: - universele en optische hoekmeter, - sinusliniaal, - sinushoekmeter.
B B B
SCHROEFDRAADMETINGEN Begrippen, grootheden en symbolen
De verschillende schroefdraden van elkaar onderscheiden.
Schroefdraadtoleranties
Het ISO-passingsstelsel voor schroefdraden toelichten. De schroefdraadgegevens uit schroefdraadtabellen aflezen.
Demonstreren tijdens de les met de aanwezige meetapparatuur op school. De aanwezige apparatuur op de school tonen en het gebruik demonstreren.
NBN E 03-001. Gebruik van schroefdraadtabellen sterk aanbevolen.
B B B
Keuren van schroefdraad
Het gebruik van schroefdraadkalibers bespreken.
B
Meten van schroefdraad
Weten welke grootheden moeten worden gemeten bij schroefdraad en uitleggen hoe en met welke apparatuur de meting wordt uitgevoerd.
B
Hier kan men zich beperken tot ISOschroefdraad.
100
7
B
Nr.
LEERINHOUDEN ISO-TOLERANTIES EN PASSINGEN
8.1
Doel
8.2
Begrippen - Terminologie - Grafische voorstelling van tolerantie en passingen - Typereeksen van a tot z en van A tot Z - ISO-toleranties voor assen en naven - Stelsel met eenheidsas en -boring
Een juiste keuze maken van toleranties in functie van het werkstuk - Aflezen van toleranties in tabellen
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
Het nut inzien en uitleggen waarom toleranties worden voorzien.
B
Zie het vak Technisch tekenen.
Alle begrippen kennen en toelichten met behulp van een tekening: - maximum en minimum maat, - maximum en minimum maatverschil, - tolerantie, - nominale maat, - gemiddelde maat. De aard van de toepassingen benoemen (losse, vaste en onbepaalde passing).
B
Met behulp van transparanten en overzichtelijke bordschetsen stap voor stap de begrippen duidelijk maken.
De kenmerken van een eenheidsas en van een eenheidsboring toelichten. Passingstelsel herkennen. 8.3
K
Tabellen ter beschikking stellen van de leerlingen. Illustreren met praktische toepassingen (praktijkoefeningen).
B
B B
Een tolerantie-aanduiding ontleden en de betekenis ervan weergeven.
B
Begrippen kennen: - kwaliteit en type, - grootte en ligging tolerantieveld. Basisafwijkingen in tabellen opzoeken en in tekening aanduiden.
B
B
Verwijzen naar Technisch tekenen voor tolerantie-aanduiding.
101
8
VERWERKING
- Maximum en minimum speling
9
KEUZE VAN HET JUISTE MEETINSTRUMENT
9.1
Factoren
Minimale, maximale en gemiddelde spelingruimte of klemming berekenen. Kiezen van een beweegbare, halfvaste, pers- en krimppassing in een eenheidsboring- en eenheidsasstelsel.
B
NBN 10/103. Eenheidsasstelsel. Eenheidsgatstelsel.
B
B
Op een praktisch te realiseren werkstuk de werkplaatsmeettechniek door de leerlingen laten bepalen.
B
Maak gebruik van voorbedrukte bladen.
9.2
Opstellen van een meetstaat
Voor hetzelfde werkstuk een meetstaat opstellen.
9.3
Profielmetingen
De meetmethoden voor de controle en het opmeten van speciale profielen kennen en omschrijven.
U
Profielen zoals: tandprofiel, nokken enz....
10
KWALITEIT EN KWALITEITSZORG
10.1
Begrip kwaliteit: algemeen
Met voorbeelden aantonen dat het begrip kwaliteit steeds relatief is.
B
Videobanden BRTN.
Kwaliteit en relatie producent - consument
Met een concreet voorbeeld de afhankelijkheid van de kwaliteit van deze relatie aantonen.
B
102
De factoren die de keuze van het meetinstrument beïnvloeden bespreken: - de vorm van het werkstuk, - de afmetingen, - de toleranties. Vertrekkende van een tekening voor al de te meten grootheden de juiste meetmethoden en meetapparatuur bepalen.
B
Nr.
LEERINHOUDEN
VERWERKING
K
B
Kwaliteitszorg - Functieketen - Kwaliteitsspiraal
De zorg voor de kwaliteit in elke fase van de functieketen met de kwaliteitsspiraal illustreren.
B
10.3
Kwaliteitsbeoordeling van een eigenschap Soorten eigenschappen: - functionele - esthetische - technologische - verwerkingseigenschappen
Met praktische voorbeelden van produkten de aanwezigheid van deze eigenschappen illustreren.
B
Soorten fouten: - kritieke fouten - ernstige fouten - geringe fouten - incidentele fouten
Verband leggen tussen deze fouten en de hoofdfunctie, de nevenfunctie, gevaartoestanden en de faam van het produkt. In een praktisch voorbeeld de aard van de aanwezige fout(en) onderkennen.
B
Soorten metingen: - attributieve en variabele meetresultaten - rechtstreekse meting - telling - mechanische vergelijking - subjectieve vergelijking - ja-neen meting
Definitie en voorbeelden geven.
B
Begrippen omschrijven.
B
Analyse van een fabricageproces Experimenteel: 50 assen draaien, i IT, zonder beitelverstelling
De meetwaarden op een procescontrolekaart aanduiden.
10.4
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN Praktisch illustreren met duidelijke voorbeelden uit de Mechanica.
Praktische voorbeelden geven. 103
10.2
T
B
Uitgaande van de maataanduiding en de specificaties op een tekening de soort metingen benoemen.
B
B
Zie Beroepseconomie (geen overlappingen).
-
10.6
Maatspreiding van een gereedschapswerktuig of bewerkingsnauwkeurigheid Meetfrequentie Maatstabiliteit Verhouding bewerkingsnauwkeurigheid ten overstaan van werkstuktolerantie Kwaliteitsherstel in een fabricageproces Demingcirkel: - plannen - uitvoeren - nalopen - bijsturen
Turfstaat van de meetwaarden opmaken.
B
Tolerantiegebied, maatspreiding en machine-instelling toelichten.
B
Procescontrolekaart met betrekking tot systematische en accidentele fouten toelichten.
B
Histogram tekenen en interpreteren. Benaderende Gauss-curve tekenen.
B B
Met een analoog voorbeeld aantonen dat het resultaat van elke, zich voortdurend herhalende handeling kan worden benaderd door de frequentiekromme van Gauss.
U
Met een procescontrolekaart aantonen dat meetfrequentie en maatstabiliteit afhankelijk zijn van de verhouding bewerkingsnauwkeurigheid-werkstuktolerantie.
B
104
10.5
tolerantiegebied maatspreiding systematische fout accidentele fouten machine-instelling
Zie: Analyse van een fabricageproces "IKZ in het T.O." - NVKSO - deel II T # T # 2T F 6 3 Gewoonlijk TF # T 2
Deze begrippen vertalen in fabricagetermen en onderbrengen in een Demingcirkel.
B
T = werkstuktolerantie = bewerkingsnauwkeurigheid TF of fabricatietolerantie
Nr.
LEERINHOUDEN Blokdiagram (flow-chart) - bewerkingsreeks: fasen opstellingen - uit te voeren controles
VERWERKING
en
Visgraatdiagram - gevolg-oorzaken van fouten in een proces - samenhang
K
B
Uitgeschreven bewerkingsreeks omzetten in blokdiagram.
B
Gegeven visgraatdiagram interpreteren.
B
Voor een zelfgemaakt werkstuk of uitgevoerde herstelling het visgraatdiagram tekenen.
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
105
106 7
BIBLIOGRAFIE
7.1
Naslagwerken
- Integrale kwaliteitszorg in het Technisch Onderwijs. NVKSO - Guimardstraat 1 - 1040 Brussel. - Spuitgieten (Vormgevingstechnieken). NVKSO - Guimardstraat 1 - 1040 Brussel, 1986. - Ultrasoon bewerken (Vormgevingstechnieken). NVKSO - Guimardstraat 1 - 1040 Brussel, 1986. - Vonkerosie (Vormgevingstechnieken). NVKSO - Guimardstraat 1 - 1040 Brussel, 1986. - Veiligheid & gezondheid bij de arbeid. Provinciaal Veiligheidsinstituut - Jezusstraat 28 - 2000 Antwerpen - D/1990/0180/1. - CAD in theorie en praktijk - deel 1: CAD 2D. De Vey Mestdagh - Markt 51 - 4331 LK Middelburg - Nederland, ISBN 90 6376 028 0. - CAD in theorie en praktijk - deel 2: CAD 3D. De Vey Mestdagh - Markt 51 - 4331 LK Middelburg - Nederland, ISBN 90 6376 029 9. - CAD in theorie en praktijk - deel 3: CAD/CAM. De Vey Mestdagh - Markt 51 - 4331 LK Middelburg - Nederland, ISBN 90 6376 030 2. - CNC Theorie en praktijk. De Vey Mestdagh - Markt 51 - 4331 LK Middelburg - Nederland, ISBN 90 6376 033 7. - Flexibele produktie automatisering - deel 1: Numerieke besturing. De Vey Mestdagh - Markt 51 - 4331 LK Middelburg - Nederland, ISBN 90 6376 037 X. - Flexibele produktie automatisering - deel 2: Produktiesystemen. De Vey Mestdagh - Markt 51 - 4331 LK Middelburg - Nederland, ISBN 90 6376 032 9. - Flexibele produktie automatisering - deel 3: Industriële robots. De Vey Mestdagh - Markt 51 - 4331 LK Middelburg - Nederland, ISBN 90 6376 026 4. - Polytechnisch zakboekje. Standaard Educatieve Uitgeverij - Belgiëlei 147a - 2018 Antwerpen, ISBN 90 622 8087 0. - Tabellen mechanische techniek. Educaboek - Stam Technische Boeken - Culemborg - Nederland, ISBN 9011 007476. - Tabellenboek voor metaaltechniek Plantyn - Santvoortbeeklaan 21-25 - 2100 Deurne-Antwerpen, ISBN 90 301 5695 3. - Verspaningstechnologie - deel 1: Draaien. De Vey Mestdagh - Markt 51 - 4331 LK Middelburg - Nederland, ISBN 90 6376 031 0. - Werken met CNC-machines. Directoraat-Generaal van de Arbeid - Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid - Postbus 90804 - 2509 LV Den Haag, ISBN 90-5307-127-X. - BIANCHI, L. & STOLK, J., Pomptechnologie. Educaboek BV - Culemborg - Nederland, ISBN 90 11 017390. - BOOTSMAN, C., Robot- en hanteersysteemen. Waltman - Leiden - Nederland, ISBN 90 212 310 18. - DEPPERT, W. & STOLK, K., Pneumatische besturingen. De Vey Mestdagh - Markt 51 - 4331 LK Middelburg - Nederland, ISBN 90 6376 004 3.
107 - DEPPERT, W. & STOLK, K., Pneumatische toepassingen. De Vey Mestdagh - Markt 51 - 4331 LK Middelburg - Nederland, ISBN 90 6376 005 1. - DIETZEL, F., Technische warmteleer. De Vey Mestdagh - Markt 51 - 4331 LK Middelburg - Nederland, ISBN 90 6373 008 6. - DUBBEL, Taschenbuch für den Maschinenbau. Springer Verlag - Berlin - FLIPSE, A., Theoretische mechanica. Delta Press Technica - Oudewater - Nederland, ISBN 90 6674 626 2. - GOORDEN, H., VGOS Doe-boek. LICAP - Guimardstraat 1 - 1040 Brussel. - KAAS, E. & STAKENBORG, M., CAD/CAM/CAE in de werktuigbouw. Kluwer Technische Boeken BV - Deventer - Antwerpen, ISBN 90 201 2320 3. - KOPPER, J. & WERTWIJN, G., Beginselen van sterkteleer en grafostatica. Educaboek BV - Culemborg - Nederland, ISBN 90 11 244001. - KRIST, T., Fundamentele pneumatiek. De Vey Mestdagh - Markt 51 - 4331 LK Middelburg - Nederland, ISBN 90 6376 003 5 - KRIST, T., Hydraulica. De Vey Mestdagh - Markt 51 - 4331 LK Middelburg - Nederland, ISBN 90 6376 006 X. - LANGEREIS, F., Werkplaatsmeettechniek. De Vey Mestdagh - Markt 51 - 4331 LK Middelburg - Nederland, ISBN 90 700 276 15. - PICHOL, K., Omvormtechniek. De Vey Mestdagh - Markt 51 - 4331 LK Middelburg - Nederland, ISBN 90 6376 016 7. - SCHAD, E. & ZEBISCH, J., Basiskennis hydrauliek. De Vey Mestdagh - Markt 51 - 4331 LK Middelburg - Nederland, ISBN 90 6376 013 2. - STOUTE, J. & SCHUT, M., Digitale besturingstechniek. Waltman - Postbus 63 - 2300 AB Leiden - Nederland, ISBN 90 212 3181 6. - TIMOSHENKO & YOUNG, Technische mechanica. Delta Technica - Oudewater - Nederland, ISBN 90 6674 041 8. - VAN DE VELDE, J., Hydrauliek en pneumatiek voor mobiele werktuigen. Delta Technica - Oudewater - Nederland, ISBN 90 6674 489 8. - VAN KIMMENAEDE, A., Technische warmteleer (Oefeningen en uitwerkingen). Delta Technica - Oudewater - Nederland, ISBN 90 6674 631 9. - VAN ROTTERDAM, E., Sterkteleer 1. Delta Technica - Oudewater - Nederland, ISBN 90 6674 307 7. - VLOT, C. & KLOK, F., Automatisering van de produktiebesturing. De Vey Mestdagh - Markt 51 - 4331 LK Middelburg - Nederland, ISBN 90 6376 019 1. - WEISSBACH, W., Materialenkennis en materiaalbeproeving. De Vey Mestdagh - Markt 51 - 4331 LK Middelburg - Nederland, ISBN 90 6376 009 4. - WEISSBACH, W., Vraagstukken materialenkennis. De Vey Mestdagh - Markt 51 - 4331 LK Middelburg - Nederland, ISBN 90 6376 010 8.
108 - WITTE, H., Verspanende gereedschapswerktuigen. De Vey Mestdagh - Markt 51 - 4331 LK Middelburg - Nederland, ISBN 90 6376 001 9. - WUICH, W., Lijmen Lassen Solderen. De Vey Mestdagh - Markt 51 - 4331 LK Middelburg - Nederland, ISBN 90 6376 012 4. 7.2
Tijdschriften
MB Extra - Vakblad voor de werktuigbouw. De Vey Mestdagh - Markt 51 - 4331 LK Middelburg - Nederland. M - tijdschrift (European Journal of Mechanical Engineering). BVW - Lakenwerversstraat 21 - 1050 Brussel. Hydropneuma. FIMOP - Louizalaan 500 - 1050 Brussel. Fabrimetal Magazine. Fabrimetal - Lakenwerversstraat 21 - 1050 Brussel. Lastijdschrift. BIL - Lakenweversstraat 21 - 1050 Brussel. 7.3
Normen
NBN C 03-617-1 Grafische symbolen voor schema's - Elektrotechniek (6de uitgave). NBN 88-02
Technische tekening - Oppervlaktetoestand (1ste uitgave).
NBN 88-03
Technische tekening - Vorm- en plaatstoleranties (1ste uitgave).
NBN 102
ISO-tolerantiestelsel - Gebruikelijke maatafwijkingen voor nominale afmetingen kleiner dan of gelijk aan 500 mm (3de uitgave).
NBN 580
Tekeningen - Aanduiding van maattoleranties (1ste uitgave).
NBN 602
Maatafwijkingen voor maten zonder tolerantieaanduiding (1ste uitgave).
NBN 671
Tekeningen - Tandwielen (1ste uitgave)(met erratum).
NBN 863
Oppervlakteruwheid - Grondbegrippen en genormaliseerde gegevens (1ste uitgave).
NBN E 03-003
Driehoekige metrische ISO-schroefdraad - Algemeenheden en voornaamste afmetingen (3de uitgave).
NBN E 03-004
Driehoekige metrische ISO-schroefdraad - Grensafmetingen en toleranties (2de uitgave).
NBN E 04-001
Technische tekeningen - Aanzichten (3de uitgave).
NBN E 04-003
Technische tekeningen - Symbolen voor hydraulische en pneumatische installaties (1ste uitgave).
NBN E 04-010
Technische tekeningen - Vereenvoudigde voorstelling van schroefdraad (2de uitgave).
NBN E 04-012
Technische tekeningen - Formaten (2de uitgave).
NBN E 04-013
Technische tekeningen - Schalen (2de uitgave).
109 7.4
Reglementen
AREI (Algemeen reglement voor elektrische installaties). Bedrijfsfederatie der voortbrengers en verdelers van elektriciteit in België Tervurenlaan 34 bus 38 - 1040 Brussel - Tel.: (02)733 96 07. ARAB (Algemeen reglement voor arbeidsbeveiliging). Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid - Centrale bibliotheek Belliardstraat 51 - 1040 Brussel - Tel.: (02)233 44 44. 7.5
Nuttige adressen
FABRIMETAL Lakenweversstraat 21 - 1050 Brussel - Tel.: (02)511 23 70. BEC (Belgisch Elektrotechnisch Comité) Ravensteingalerij 3 - 1000 Brussel - Tel.: (02)512 00 28. BIL (Belgisch Instituut voor Lastechniek) Lakenweversstraat 21 - 1050 Brussel - Tel.: (02)512 28 92. BIN (Belgisch Instituut voor Normalisatie) Brabançonnelaan 29 - 1040 Brussel - Tel: (02)734 92 05. BVW (Belgische Vereniging van Werktuigkundigen) Lakenweversstraat 21 - 1050 Brussel - Tel.: (02)511 82 86. FIMOP (Belgische vereniging van fabrikanten en invoerders van materiaal voor industriële hydrauliek, pneumatiek en automatisering) Louizalaan 500 - 1050 Brussel - Tel.: (02)640 77 35. NVVA (Nationale Vereniging tot Voorkoming van Arbeidsongevallen) Gachardstraat 88 bus 4 - 1050 Brussel - Tel.: (02)648 03 37 WTCM (Wetenschappelijk en Technisch Centrum van de Metaalverwerkende nijverheid) Celestijnenlaan 300 C - 3030 Heverlee - Tel.: (016)23 49 31 - 22 09 21