VERZET en OVERGAVE, de MYSTIEK van DIETRICH BONHOEFFER Lezing gehouden door pastor John Batist op donderdag 27 mei 2010 Vanavond zullen we nader kennis maken met Dietrich Bonhoeffer, een Duits protestants theoloog, en groot voorbeeld van kerkelijk verzet in Duitsland tegen het Nationaal Socialisme, die dat verzet moest bekopen met de dood. Hij is door de Nazi ’s vermoord, nog geen maand voor de capitulatie van Duitsland. De moed had en de kracht voor dit verzet, vond hij in zijn persoonlijke geloof. Dat hij theoloog is geworden, lag overigens niet voor de hand. Want hoewel het gezin waaruit hij kwam, lid was van de Luthers-Evangelische kerk in Pruisen, was men niet erg kerkbetrokken. Alleen zijn moeder ging vrij regelmatig naar de kerk en gaf de kinderen thuis godsdienstles. Zijn vader was weinig meelevend. Zijn groei naar een persoonlijk doorleeft geloof en van daaruit naar het kerkelijk verzet o.a. de z.g. ‘Bekennende Kirche’ kwamen pas later. Dietrich Bonhoeffer is pas een jaar of zes, zeven ná de 2de wereldoorlog echt bekend geworden. Dit is te danken aan zijn leerling en later goede vriend Eberhard Bethge, die na lang aarzelen, in 1951 de brieven publiceerde, die Bonhoeffer aan hemzelf, en andere vrienden en familie vanuit de gevangenis in 1943 en 1944 had geschreven. Deze brieven, uitgegeven onder de titel ‘Verzet en Overgave’ (Widerstand und Ergebung) hebben in korte tijd een wereldwijde bekendheid gekregen. In 1967 schreef Bethge ook nog een monumentale biografie van Bonhoeffer waarin hij een duidelijke ontwikkeling schetst in Bonhoeffers leven: van academisch theoloog naar geëngageerd christen. Voorgeslacht Het geslacht Bonhoeffer heeft overigens Nederlandse wortels: in 1513 emigreerde de familie Van den Boenhoff uit Nijmegen naar Schwäbisch Hall. Geïnspireerd door de grote verdiensten van Dietrich Bonhoeffer is er ter nagedachtenis aan de familie in Nijmegen zelfs een Van den Boenhoffstraat genoemd. Aanvankelijk waren de voorvaderen van Dietrich werkzaam als goudsmeden, latere generaties brachten geestelijken, raadsheren, artsen en burgemeesters voort. Jeugdjaren Dietrich Bonhoeffer werd op 4 februari 1906 in Breslau (tegenwoordig Polen) geboren als één van een tweeling. Zijn tweelingzusje heette Sabine. Ze waren de zesde en zevende van de acht kinderen. In Breslau werkte zijn vader als assistent bij professor Wernicke, een vooraanstaand grondleggen van de psychiatrie. Zijn moeder was een gelovige vrouw en had in haar jeugd een diploma voor onderricht aan middelbaar en hoger onderwijs voor meisjes behaald. Maar het werd in die tijd en binnen de familie Bonhoeffer niet passend gevonden om als echtgenote ook daadwerkelijk te gaan werken. Zij gaf wel zelf les aan haar - maar liefst - acht kinderen. De kinderen groeiden op in een prachtig huis en een zeer
1
gegoed, academisch milieu. Ze werden van jongs af aan vertrouwd gemaakt met kunst, literatuur en muziek. Dietrich was b.v. een uitstekend pianospeler. Op elke verjaardag van ouders of kinderen, bestond het feest vooral uit allerlei culturele uitingen van ieder gezinslid, ter ere van de jarige. Toen Dietrich 6 jaar was, in 1912, verhuisde het gezin naar Berlijn, waar zijn vader hoogleraar werd in de Neurologie en Psychiatrie. Hij kreeg er zelfs de leiding over de bijbehorende kliniek. In Berlijn volgde Dietrich een paar jaar later het Gymnasium. Inmiddels was de 1ste Wereldoorlog uitgebroken. Dit trof ook het gezin Bonhoeffer hard. Dietrichts oudere broer Walter raakte als soldaat gewond en stierf korte tijd later. Toen Dietrich kort daarop zijn ‘Belijdenis’ in de kerk deed, kreeg hij Walters Bijbel. Die heeft hij altijd bij zich gedragen. Ook drie neven sneuvelden als soldaat. Dit alles maakte op Dietrich grote indruk en het bepaalde zijn studiekeuze. Al voor zijn eindexamen Gymnasium besloot hij om theologie te gaan studeren. Zijn vader vond dit niet leuk, die had een andere carrière in gedachten. Maar Dietrich zette toch door, vooral omdat er veel filosofie gegeven werd, en dat had toen zijn grote interesse. Want door alle drama’s in de familie, en de chaotische situatie in de maatschappij, was op zoek naar de werkelijke zin van het leven. Dit was in 1923. Studie en reizen Een jaar later kreeg hij – samen met zijn broer Klaus – door hun ouders een reis naar Rome aangeboden. Deze reis maakte grote indruk op hem. Hij zag hoe de kerk een wereldwijde gemeenschap kon zijn die alle volken zou kunnen verbroederen door het gezamenlijke geloof. Hij schrijft er over in zijn dagboek: ‘Palmzondag…de eerste dag waarop ik werkelijk iets begon te begrijpen van het katholicisme. Niet de romantiek, enz. Ik begon te verstaan wat het begrip ‘kerk’ eigenlijk betekent’ Tijdens zijn studie theologie in Berlijn maakte de theologie van Karl Barth grote indruk op hem. Deze grote protestantse dogmaticus legt vooral de nadruk op de Openbaring van Gods Woord in de Bijbel en in de persoon van Jezus Christus. God is meer dan een ‘fijn, religieus gevoel’. God is de totaal ‘Andere’ tegenover de mens. Wat God zegt kan dus haaks staan op wat de mens zelf al ongeveer denkt wat goed is, zoals de z.g. ‘natuurlijke theologie’ beweerd. Geloof is dan antwoorden op Gods openbaring en het in vrijheid leren gaan van een weg van gehoorzaamheid aan God. Bonhoeffer stond dus stevig in de Protestantse leer. Hij stemde in met de opmerking van Kierkegaard die ooit zei: ‘Op een preek hoort men geen ‘hoera’ te zeggen, maar ‘Amen’ (‘Het zij zo’) . Na drie jaar haalde hij zijn licentiaat met het proefschrift ‘Sanctorum communio’. (‘de Gemeenschap der heiligen’). Met die ‘heiligen’ bedoelt hij niet de heiligen zoals men die in de R.K. Kerk kent: mensen die vanwege hun buitengewone christelijke levenswijze door de kerk ‘heilig zijn verklaard’. Hij gaat uit van de gedachte binnen de protestantse kerken om álle gelovigen, álle kerkleden als ‘heiligen’ te beschouwen. Dit in navolging van Paulus in zijn brieven. In zijn proefschrift stelde hij, dat je in de kerk niet alleen over Christus moet spreken, maar ook het lichaam van Christus moet zijn. Christus wordt zichtbaar in het doen en laten van de leden. Op die manier kan de kerk een ‘gemeenschap van heiligen’ worden. Dat voelde hij ook als zijn persoonlijke roeping. Hij slaagde met lof voor dit deel van zijn studie en werd voor een jaar benoemd tot vicaris van de Duits gemeente in Barcelona. Je zou dit kunnen zien als een pastorale stage. In deze stad woonden in die tijd maar liefst 6000 Duitsers,
2
waarvan er echter maar 300 lid waren van de Kerkelijke gemeente. Hij blonk er uit in het pastoraat onder kinderen en jongeren. De ‘Zondagsschool’ en het aantal ‘belijdeniscatechisanten’ groeiden als kool. Hij verdiepte zich ook in de Spaanse cultuur en bezocht zelfs stierengevechten. Hij stuurde zelfs een foto van zichzelf als matador, tot ontsteltenis van zijn familie, die dit ongepast vond. Hij schreef dat de ongetemde passie van de Spanjaarden in de arena hem erg aansprak. Theologisch begon hij zichzelf meer ‘humanistisch’ te vinden, daarmee bedoelend dat hij meer en meer zag, dat Christus er voor álle mensen is. Daar kon hij enthousiast over preken en men vond het dan ook buitengewoon jammer dat hij uit Barcelona weg ging. Een bekering in New York Terug in Berlijn vervolgde Dietrich zijn studie en behaalde hij zijn doceerbevoegdheid, met zijn 2de dissertatie ‘Act und Sein’, waarin hij dat ‘Christelijk humanisme’ nader uitwerkte. God gaat boven alles uit, ook boven alle menselijke ideologieën en theorieën. Hierin klinkt ook al iets van zijn bezorgdheid door over de situatie in Duitsland die inmiddels steeds chaotischer werd en waarin de NSDAP zich met zijn ‘blut und boden’- ideologie steeds nadrukkelijker roerde. Vanwege zijn uitstekende studieresultaten, kreeg hij een beurs om nog een jaar te studeren aan de Union Theological Seminary in New York (1930), indertijd ‘top of the bill’ qua status. Er werd daar veel aandacht besteed aan de verhouding tussen de sociale omstandigheden en wetmatigheden en het Evangelie. Hier leerde Dietrich heel duidelijk ook de zelfkant van New York kennen, de armoede en achterstelling van vooral de zwarte bevolking, waar hij het al snel voor opnam. Toen hij een keer met een groep studenten ging eten en een zwarte medestudent geweigerd werd, verliet hij uit protest het restaurant. Via die bewuste student, Frank Fisher, maakte hij kennis met de zwarte getto ’s maar ook met de swingende Afro-Amerikaanse kerkgemeenschappen: ‘Meer dan zes maanden ben ik elke zondagmiddag naar een van de grote zwarte Baptistengemeenten in Harlem geweest…Ik heb in déze kerken het evangelie horen preken’. Hij assisteerde bij een zwarte zondagsschool en later zou hij zijn studenten laten kennismaken met de ‘negrospirituals’. Dit toont zijn sociale gevoel. Dat werd nog versterkt door zijn contact met pacifistisch ingestelde studenten, die vanuit de ‘Bergrede’ van Jezus pleitten voor een geweldloze oplossing van conflicten. Je vindt dit terug in de prachtige preken die hij later over de Zaligsprekingen houdt. (Zie Tekst ter bespreking) Al met al beschouwde hij deze periode als een periode van bekering. In een brief die hij jaren later aan een studente stuurde, schreef hij daarover zeer openhartig: ‘Ik stortte mij voordien op mijn werk op een zeer onchristelijke, hovaardige wijze. Ik was waanzinnig eerzuchtig..en onttrok mij aan alle liefde en vertrouwen van mijn medemensen….Toen gebeurde er iets dat mijn leven tot nu toe geheel veranderd heeft. Ik begon voor het eerst in mijn leven écht de Bijbel te lezen. Ook dat is heel erg om te zeggen. Ik had weliswaar veel gepreekt, veel van de kerk gezien, er veel over gepraat en geschreven – en toch was ik geen christen, maar nog altijd heel wild en sterk mijn eígen heer gebleven en van Jezus Christus een voordeel voor mijzelf gemaakt, voor mijn eigen dwaze ijdelheid. Ik bid God, dat het nooit meer zover komt’ Na dit Amerikaanse jaar ging hij onder meer als privédocent theologie werken
3
aan de Friedrich-Willems Universiteit te Berlijn. Maar ook hielp hij in het kerkelijk werk voor kinderen en jongeren uit achterstandswijken in deze stad. Bovendien werd hij jeugdsecretaris van de ‘Wereldbond voor vriendschapsarbeid onder de kerken’ (voorloper Wereldraad van kerken). Dit zag hij als een middel in het zoeken naar een mondiale vrede en gerechtigheid. Hitler aan de macht, Dietrich in verzet In januari 1933 kwam Hitler aan de macht. Dietrich zag al heel snel in welk een ramp dit was en werd een groot tegenstander van hem. Al twee dagen na Hitlers ambtsaanvaarding hield hij een rede voor de radio, waarin hij kritisch op het begrip ‘Führer’ inging en de pretenties van Hitler onder vuur nam: ‘De wereld is van Christus en behoort niemand anders toen. Niemand kan zich aan Zijn heerschappij, zijn leiding, onttrekken. De Führer kan geen vertegenwoordiger van God op aarde zijn, want in zijn diepste wezen veracht hij de mensen’. De Gestapo luisterde echter mee, en de uitzending werd voortijdig afgebroken. Al heel snel volgden de eerste anti-Joodse maatregelen, zoals ontslag uit alle overheidsdiensten en het verbod om als niet-Jood te kopen bij Joden. Dit raakte de familie Bonhoeffer heel direct: Dietrichs tweelingzus, Sabine was getrouwd met een Joodse man, Gerhard Leibholz, en men had vele Joodse vrienden. De familie Bonhoeffer hielp waar men maar kon en verzette zich tegen de Nazi’s: zelfs de 90-jarige grootmoeder van Dietrich provoceerde een keer de SA door voor hun ogen een Joodse winkel binnen te stappen. Maar de invloed van het Nationaal Socialisme werd steeds groter, ook binnen de Protestantse kerken. Want ook onder ambtsdragers en leden van de kerken bevonden zich vele aanhangers. In april 1933 dwongen zij min of meer een fusie af van alle Protestantse kerken tot één Deutsche Reichskirche, die het Nationaal Socialisme steunde, inclusief de anti-Joodse maatregelen. Dit zeer tegen de zin van Dietrich Bonhoeffer. In zijn ogen had de kerk zich hiermee verkwanseld. Jezus werd ondergeschikt gemaakt aan de ideologie van de Nazi’s. Hijzelf beschouwde de Joden als broeders en zusters. Basis daarvoor zag hij in Jezus, de Heer van alle leven: Jezus was een jood en voor Zijn volk had de kerk het op te nemen. Tijdens een college zei hij het eens heel scherp: ‘alleen wie het voor de Joden uitschreeuwt, mag gregoriaans zingen’. Ook op allerlei andere manieren probeerde hij het tijd te keren: via protestbrieven aan diverse kerksynodes en zijn steun aan de ‘Pfarrernotbund’, een bond van predikanten die zich inzette voor een vrije kerk. Helaas ging toch de éne na de andere Landeskirche in zee met de Nazi ’s en nemen de Ariërverklaring op in hun kerkorde. Bonhoeffer zocht teleurgesteld een tijdje ‘de woestijn op’ om zich opnieuw te bepalen. Jaar in Londen Op dat moment kreeg hij een beroep van twee Duitse protestantse gemeenten in Londen. Dat nam hij aan en zette zich toen ondermeer in voor Duitsers die om politieke redenen naar Engeland gevlucht waren. In Londen kwam hij in contact met de Anglicaanse aartsbisschop George Bell, die zeer Oecumenisch was ingesteld en een belangrijke functie had binnen de Wereldbond van kerken. Door diens inzet, kwam het tot een veroordeling van de Duitse Rijkskerk. Want intussen kreeg de Deutsche Reichskirche steeds groter macht. Zo werd discussie over en verzet tegen samenwerking met de Nationaal Socialisten werden verboden. Wie het toch deed werd uit het domineesambt gezet. De kerkelijke jeugdgroepen werden ingelijfd bij de Hitlerjugend. Ook de Duitse gemeenten in Londen wilde men verplichten tot de Rijkskerk toe
4
te treden. Bonhoeffer zag in, dat het er voor hemzelf en deze gemeenten nu op aan kwam. Nu moesten zij ‘werkelijk belijdend worden’. Of, zoals hij in een preek n.a.v. de Evangelietekst over de instorting van de toren van Siloam, waarbij 18 doden vielen, zegt: ‘Deze tekst eindigt met Jezus’ waarschuwing: ..maar als gij u niet bekeerd, zult ge allen op een dergelijke manier omkomen. Dit is ook aan ons gezegd. Nu wordt het gevaarlijk. Nu zijn we geen toeschouwers meer, waarnemers, rechters van deze gebeurtenissen. Nu zijn we zelf degenen die worden aangesproken. Het is voor ons gebeurd. God spreekt tot óns. Hij bedoelt óns’ Bekennende Kirche en stichting eigen vrije opleiding Als reactie op de ‘Reichskirche’ was in Duitsland inmiddels de z.g. ‘Bekennende Kirche’ (= ‘Belijdende kerk’) opgericht, o.a. door de beroemde theoloog Karl Barth. De ‘Bekennende Kirche’ stelde in 1934 de ‘Barmer Thesen’ op. Hierin beleden zij alleen Christus en de Bijbel als hun fundamenten te beschouwen en elk staats-ingrijpen af te wijzen. Ook richtte men – min of meer in het geheim een eigen predikantenopleiding op in landgoed ‘Finkenwalde’. Vanuit deze opleiding werd een beroep gedaan op Dietrich om docent en zelf hoofd daarvan te worden. Hij nam het aan, hoewel hij ver gevorderde plannen had naar India te gaan om Gandhi te ontmoeten, die hij zeer hoog achtte om zijn geweldloos verzet. Hij liet dit plan varen omdat hij in het leiding geven aan deze opleiding een mogelijkheid zag om zoveel mogelijk authentiek Christelijk te leven. Zie hiervoor zijn boek: ‘Leben mit einander’. Ten behoeve van de opleiding schreef hij ook nog het boek 'Nachfolge', dat het christen zijn beschrijft als radicale gehoorzaamheid aan de ethiek van de Bergrede. In Finkenwalde leerde hij ook de student Eberhard Bethge kennen, waarmee hij hecht bevriend raakte. Eberhard zou jaren na de oorlog Dietrichs leven beschrijven en dienst brieven en traktaten uit de gevangenis publiceren. Gaandeweg werden de studenten van Finkenwalde steeds meer onderdrukt als zij hun pastoraal werk in ‘vrije’ gemeenten deden. Tientallen van hen werden gearresteerd. Augustus 1937 werd Finkenwalde gesloten. Maar men ging elders ondergronds door. Vanuit Amerika kreeg Dietrich in die tijd een verzoek om les te geven aan hetzelfde Seminarie in New York waar hij eerder als student een jaar college volgde. Hij deed het, maar al kort na zijn aankomst kreeg hij spijt en keerde hij terug: ‘Ik ben er van overtuigt, dat mijn komst naar Amerika een fout was. Deze zware periode moet ik doormaken bij de Christenen in Duitsland. Ik heb het recht niet om – na het einde van het Nazi-regime - aan de wederopbouw van het christelijk leven in Duitsland mee te werken, als ik niet de beproevingen van deze tijd met mijn volk doorsta’. Na zijn terugkeer gaf hij weer les, deed pastoraal werk in gemeenten die ‘belijdend’ waren gebleven, en hij raakte meer betrokken bij het politieke verzet. Zijn kritische uitspraken en geschriften ontgingen de Nazi’s niet en zij legden hem een spreekverbod en meldplicht op. Inmiddels was de 2de Wereldoorlog uitgebroken en kreeg hij een oproep tot vervullen van militaire dienstplicht. Hij probeerde daaraan te ontkomen door te verzoeken om predikant in het leger te worden, maar dat werd geweigerd, omdat hij geen legerervaring had. Dank zij een hoge admiraal en vriend van de familie, Wilhelm Canaris, die ook tegen Hitler was, genoot hij voorlopig bescherming en werd hij zelfs ingeschakeld bij de contraspionagedienst, de ‘Abwehr’ . Dit vanwege de vele buitenlandse contacten die Dietrich had. Maar in feite gebruikte hij deze functie om buitenlandse politici te informeren over de ontwikkelingen in Nazi-Duitsland en om Joden te helpen vluchten. Zijn persoonlijk leven kreeg in 1942 nog een hoogtepunt: de verloving met Maria von Wedemeijer. Ze zouden echter, vanwege de nog jonge leeftijd van Maria –
5
19 jaar – nog een jaar wachten met trouwen. Dat is er nooit meer van gekomen. Gevangenschap en dood Want in 1943 waren er diverse pogingen tot aanslagen op Hitler. En in de onderzoeken naar de daders werd ontdekt dat ook Dietrich Bonhoeffer hierbij betrokken was. Hij werd op 5 april 1943 gearresteerd en opgesloten in de gevangenis in Tegel in Berlijn. De omstandigheden waren er slecht en de eerste weken vielen hem bijzonder zwaar. Hij speelde zelfs met de gedachte aan zelfdoding, uit ellende, maar ook vanwege zijn angst dat hij zou doorslaan bij de mishandelingen tijdens de verhoren, en zijn vrienden zou verraden. Maar hij herpakte zich en legde zich een stevige discipline op qua dagindeling: lichaamsbeweging, meditatie, gebed, studie. De resultaten van die studie vinden we de vele brieven die hij aan familie en vrienden schreef. Deze brieven, zijn later uitgegeven onder de titel Verzet en Overgave (Widerstand und Ergebung). Hij geeft daarin o.a. zijn visie op de toekomst van het Christendom: dat zou een ‘religieloos’ geloof worden. Of zoals hij het ook noemt: een 'weltliches Christentum' (Wereldlijk Christendom). Daarmee bedoelde hij een geloof zonder franje, zonder vastgeroeste vormen, zonder beelden van God. In een brief aan zijn vriend Eberhard Bethge zegt hij daarover: ‘God laat ons weten, dat we moeten leven als mensen, die het leven zonder God aankunnen. De God die met ons is, is de God die ons verlaat’ (Hierin bespeur je overeenkomsten met Meister Eckhard) Ook zet hij zich in voor zijn medegevangenen, door via bevriende gevangenisbewaarders berichten te smokkelen, verbetering van levensomstandigheden te bevorderen en ter dood veroordeelden te begeleiden door gesprek en met gebed. Toch blijft hij kritisch op zichzelf. In juli 1944 schrijft hij daarover het zeer persoonlijke gedicht: ‘Wie ben ik?’ (Zie Teksten ter bespreking) Na weer een mislukte aanslag leek alle verzet bijna tevergeefs. Hij voelt zich nu totaal op zichzelf terug geworpen. Vanuit dit besef schreef hij het gedicht dat zijn levensprogramma omvatte: ‘Mijlpalen op weg naar de vrijheid’ (Zie Teksten ter bespreking) Hoezeer hij zich uiteindelijk kon berusten in zijn lot, en zich kon overgeven aan God, is te lezen in het beroemde gedicht dat hij op Oudejaarsdag 1944 schreef: ‘Door goede machten trouw en stil omgeven’ (Zie Teksten ter bespreking) Begin 1945 werd hij - na de vondst van nieuwe documenten waaruit zijn betrokkenheid bij het verzet bleek - beschuldigd van hoogverraad. Via diverse gevangenissen kwam hij via concentratiekamp Buchenwald uiteindelijk terecht in concentratiekamp Flossenbürg. Daar werd hij - in opdracht van een waanzinnig geworden Hitler - ter dood veroordeeld en op 9 april 1945 opgehangen, 39 jaar oud. Toen hem de strop werd omgedaan zei hij: ‘Dit is voor mij het einde van mijn leven, maar ook het begin ervan’ Zijn boodschap was helder en radicaal: Een christen moet kiezen. Gods goedheid is beter dan het ‘platte’ leven. Dat gaat gepaard met een heftige innerlijke strijd, zoals hijzelf ondervond en eerlijk en scherp heeft beschreven. Al gelovende vond hij een weg tussen verzet en overgave. Zo bereikte hij een geestelijke vrijheid die hem in staat stelde te leven voor anderen. Een appél ook voor ons nu, in deze tijd van verlies van christelijke waarden. We lezen enkele teksten van hem en gaan er met elkaar over in gesprek.
6
TEKSTEN van DIETRICH BONHOEFFER TER BESPREKING: Uit een meditatie van Bonhoeffer over de Zaligsprekingen uit de Bergrede (Uit ‘Navolging’) Tijdens zijn studie in Amerika, was Dietrich in aanraking gekomen met de Social Gospel Theologie, alsook met Franse studenten, die vanuit de Bergrede, tot pacifistische opvattingen waren gekomen. Later, toen het ware gezicht van het Nationaal Socialisme haar ware gezicht steeds meer liet zien, verwerkte hij dit in zijn boek ‘navolging, dat hij schreef t.b.v. de studenten in ‘Finkenwalde’, de illegale Theologieopleiding van de ‘Bekennende Kirche’. Hij schreef er een prachtige meditatie over. Hieronder een fragment: ‘Zalig de vredesstichters, want zij zullen kinderen Gods genoemd worden’. 'Jezus' volgelingen zijn tot vrede geroepen. Toen Jezus hen riep, vonden ze hun vrede. Jezus is hun vrede. Nu zullen ze de vrede niet alleen hebben, maar ook stichten. Daarmee onthouden ze zich van geweld en oproer. De zaak van Christus is daarmee nooit gediend. Het rijk van Christus is een rijk van vrede en in de gemeente van Christus begroet men elkaar met de vredesgroet. De discipelen van Jezus bewaren de vrede, doordat ze liever zelf lijden dan een ander te doen lijden, ze bewaren de gemeenschap, waar de ander die verbreekt, ze wensen geen zelfhandhaving en zwijgen bij haat en onrecht. Zo overwinnen zij kwaad met goed. Zo zijn ze de stichters van goddelijke vrede, midden in een wereld van haat en oorlog. Nergens echter zal hun vrede groter zijn dan daar waar zij de boosaardigen in vrede tegemoet treden en bereid zijn door hen te lijden. De vredestichters zullen met hun Heer het kruis dragen, want aan het kruis werd de vrede bereid. Omdat ze zo betrokken zijn in het vredeswerk van Christus, geroepen tot het werk van de Zoon van God, daarom zullen ze zelf zonen van God genoemd worden. Meditatie over ‘De mens verachten?’ (Uit zijn boek: ‘Ethiek’) In dit boek zet Dietrich systematisch uiteen, hoe de morele en ethische houding van een belijdend Christen zou moeten zijn, ook ten aanzien van je vijand, hoe bruut en verachtelijk die ook is, zoals de Nazi’s. Hieronder een fragment: ‘Wij lopen groot gevaar te komen tot verachting van de mens, hoewel wij weten dat we er niet het recht toe hebben en dat onze verhouding tot de mensen hierdoor onvruchtbaar wordt. De volgende gedachten kunnen ons wapenen tegen deze verzoeking. Als wij de mens verachten, vervallen wij precies in de hoofdzonde van onze tegenstander. Wie een mens veracht zal nooit iets goeds uit hem maken. Wat wij in anderen verachten is onszelf nooit helemaal vreemd. Vaak verwachten wij meer van anderen dan wij zelf bereid zijn te doen. Waarom hebben wij tot nu toe zo onzakelijk gedacht over de mens, zijn kwetsbaarheid en zwakheid. Wij moeten leren de mensen niet zozeer te taxeren op wat zij doen en laten, maar op wat zij meemaken. De enig vruchtbare verhouding tot de mensen - vooral tot de zwakken - is liefde, de wil hun leven te delen. God zelf heeft de mensen niet veracht, maar is mens geworden om wille van de mens’.
Gedicht ‘Wie ben ik?’ Dit zeer persoonlijke en openhartige gedicht schreef hij in juli 1944 tijdens zijn gevangenschap.
7
Wie ben ik? Ze zeggen me vaak: je treedt uitje cel rustig blij en zeker als een burchtheer uit zijn slot. Wie ben ik? Ze zeggen me vaak: je spreekt met de bewakers vrij rechtuit en vriendelijk als was je hun heer. Wie ben ik? Ze zeggen me ook: je draagt je zwarte dagen evenwichtig en waardig als iemand die gewend is te overwinnen. Ben ik werkelijk wat anderen van mij zeggen? Of ben ik alleen wat ik weet van mijzelf: onrustig vol heimwee ziek als een gekooide vogel snakkend naar lucht als werd ik geworgd hongerend naar kleuren naar bloemen en vogels dorstend naar een woord naar een mens dichtbij trillend van woede om willekeur om de geringste krenking opgejaagd wachtend op iets groots machteloos bang om vrienden in den vreemde moe en te leeg om te bidden te danken te werken murw en bereid om van alles afscheid te nemen? Wie ben ik? De een of de ander? Ben ik nu de een en morgen de ander? Ben ik beiden tegelijk? Huichel ik voor de mensen en ben ik in mijzelf een verachtelijk huilende zwakkeling? Lijkt wat nog in mij is op een verslagen leger wanordelijk vluchtend na de verloren slag? Wie ben ik? Ik ben de speelbal van mijn eenzaam vragen. Wie ik ook ben Gij kent mij ik ben van U mijn God.
Gedicht: ‘Stadia op de weg naar de vrijheid’ Dit gedicht schreef Dietrich, na de mislukte aanslag op Hitler op 20 juli 1944. Alle verzet leek nu vrijwel op niet uit te lopen. Hij voelt zich volkomen op zichzelf teruggeworpen. Vanuit dit besef, schreef hij onderstaand gedicht waarin hij nog eenmaal zijn motieven opsomde, die zijn leven hadden beheerst., min of meer als een soort samenvatting van de stadia op de weg naar belijdend christen zijn. Je uiteindelijke vrijheid vind je in Christus.
8
Discipline Ga j e op weg om de vrijheid te zoeken? Leer dan vooral discipline in zinnen en ziel, dat begeerten en lichaam niet dan weer zus, dan weer zo je verleiden. Houdje geest en je lichaam kuis, onderworpen gehoorzaam aan jou om te zoeken het doel, dat God hen gesteld heeft. Niemand ervaart het geheim van de vrijheid dan door discipline alleen. Doen Niet zo maar iets, maar het juiste te doen en te durven, niet in het mooglijke zweven, maar dapper de werkelijkheid grijpen vrijheid ligt niet in de stroom der gedachten maar enkel in 't doen. Laat varen het angstige aarzelen, stap in de storm van 't gebeuren, slechts gedragen door God, zijn gebod enje geloof zal de vrijheid j e juichend ontvangen. Lijden Wondere metamorfose. Je sterke, bezige handen, gebonden en machteloos, eenzaam, je ziet nu het eind van j e daden nabij, toch leef je op, legt de vraag: wat is juist? stil en getroost in een sterkere hand, tevreden. Slechts één ogenblik heb je aan het geluk van de vrijheid geraakt, toen gaf je 't over aan God, om haar heerlijk en goed te voltooien. Dood Kom dan, hoogtepunt, feest op de weg naar de eeuwige vrijheid, dood, doe de lastige boeien en muren opzij van 't vergankelijk lichaam en onze verblinde ziel. Laten we eind'lijk aanschouwen, wat ons niet vergund was te zien. Vrijheid, we zochten j e in discipline, in doen en in lijden, stervend herkennen we jou in het aangezicht Gods.
Gedicht: ‘Door goede machten trouw en stil omgeven’ Rond Kerstmis 1944, stuurde Dietrich vanuit de gevangenis een brief naar zijn verloofde, Maria von Wedemeijer, met daarbij zijn beroemd geworden gedicht 'Door goede machten trouw en stil omgeven' 'Hier zijn nog een paar regels, die mij de laatste avonden zijn ingevallen Ze zijn een Kerstgroet voor jou, onze ouders en zuster.' Dietrich Bonhoeffer. 1 Door goede machten trouw en stil omgeven, behoed, getroost, zo wonderlijk en klaar, zo wil ik graag met u, mijn liefsten, leven, en met u ingaan in het nieuwe jaar.
9
2 Wil nog de oude pijn ons hart vernielen, drukt nog de last van 't leed dat ons beklemt, o Heer, geef onze opgejaagde zielen het heil waarvoor Gij zelf ons hebt bestemd. 3 En wilt Gij ons de bittre beker geven met gal gevuld tot aan de hoogste rand, dan nemen wij hem dankbaar zonder beven aan uit uw goede, uw geliefde hand. 4 Maar wilt Gij ons nog eenmaal vreugde schenken om deze wereld en haar zonneschijn, leer ons wat is geleden dan herdenken, geheel van U zal dan ons leven zijn. 5 Laat warm en stil de kaarsen branden heden, die Gij hier in ons duister hebt gebracht, breng als het kan ons samen, geef ons vrede. Wij weten het, uw licht schijnt in de nacht. 6 Valt om ons heen steeds meer het diepe zwijgen, de eenzaamheid, die nergens uitkomst ziet, laat ons dan allerwege horen stijgen tot lof van U het wereldwijde lied. 7 In goede machten liefderijk geborgen verwachten wij getroost wat komen mag. God is met ons des avonds en des morgens, is zeker met ons elke nieuwe dag. (als gezang 398 opgenomen in het Liedboek der kerken) Vertaling: J.W. Schulte Nordholt)
Literatuur De voornaamste boeken van / over Dietrich Bonhoeffer zijn in het Nederlands verkrijgbaar ‘Dietrich Bonhoeffer’ de gezaghebbende biografie, geschreven door zijn vriend Eberhard Bethge ‘Navolging’ - ‘Leven met elkander’ - ‘Bidden met de Psalmen’ ‘Bruidsbrieven’- ‘Verzet en Overgave’. Deze boeken bevatten teksten, studies en brieven van Dietrich Bonhoeffer. ‘Bonhoeffer Brevier’, een dagboek op basis van een tekstselectie.
10