1
MYSTIEK IN DE PSALMEN 84 EN 85 ‘Weerstand en genade op je geestelijke weg’ Lezing gehouden door pastor John Batist op donderdag 21 oktober 2010
Vanavond gaan we aan de slag met twee Psalmen die ons iets kunnen leren over onze geestelijke weg: Psalm 84 en 85. Voor we die gaan lezen en bespreken, wil ik eerst iets zeggen over wat ik bedoel met die ‘Geestelijke weg’. Het leven van een mens wordt vaak voorgesteld als het gaan van een weg. Die begint vanaf je conceptie en loopt tot aan je dood. Op die weg, kun je je bewust worden van het feit dat God gedurende heel die weg betrokken is op jou (en alle anderen!). Dat is een ‘Geestelijk’ gebeuren, iets dat zich afspeelt in je geest, in je ziel, in je hart, het diepste in jezelf. ‘Geestelijk’ wil in dit verband ook zeggen: ‘Spiritueel’. Dat is afgeleid van ‘Spiritus’, het Latijnse woord voor Gods heilige Geest. God houdt zich door zijn Geest met ons bezig. Wij gaan Hem aan het hart. ‘Ons bloed is kostbaar in zijn ogen’. (Psalm 72,14) Hij is als het ware verliefd op ons, zoals een bruidegom verliefd is op zijn bruid, zoals b.v. het boek Hooglied het verbeeld. Wanneer jij je daarvan bewust wordt, raak je van jou uit betrokken op God. Dat is zoals Kees Waaijman het formuleert: ‘Het God-menselijk betrekkingsgebeuren’. Uiteindelijk kan die betrokkenheid zo sterk worden, dat het je grootste verlangen wordt om zoveel mogelijk één te worden met God. Dan heb je het over Mystiek. Vooraf wil ik wel uitdrukkelijk zeggen, dat ieders geestelijke weg volkomen uniek is. De weg van Abraham was anders dan die van Mozes. De weg van Jezus anders dan die van Franciscus, en de weg van Etty Hillesum was anders dan die van Dag Hammarskjöld. Ook mijn en uw weg zijn uniek. Er is geen vast stramien, geen precies dezelfde ervaringen, geen sjabloon waarmee je jezelf of een ander de maat kunt nemen. Maar: in al die unieke verhalen over onze geestelijke weg spelen een aantal verschijnselen en ervaringen een rol, die gedeeltelijk of allemaal bij iedereen voorkomen. Die zijn overigens niet af te dwingen. Ze dienen zich ongevraagd en dikwijls onverwacht aan. Ze zijn verschillend van aard en kunnen uiteenlopende reacties oproepen. De volgorde waarin zij voorkomen is van persoon tot persoon verschillend. Bovendien is het zo, dat die ervaringen zich in één leven in allerlei varianten kunnen herhalen. Je komt namelijk telkens weer in nieuwe omstandigheden terecht. Het leven stelt je telkens weer voor nieuwe opgaven. Er kan altijd iets onverwachts gebeuren, waardoor je weer voor heel nieuwe vragen en taken in het leven komt te staan. Met je geestelijke weg ben je dus nooit klaar. Maar een zeker patroon is er wel in te ontdekken, die je als een soort routebeschrijving kunt beschouwen. Daarvoor zet ik de fenomenen op een rijtje. ONTGRENZING Het begin van geestelijke weg wordt dikwijls gemarkeerd door een ontgrenzende ervaring. Langzamerhand of plotseling wordt de vanzelfsprekendheid van je bestaan doorbroken. Meestal denken we namelijk, dat wij ons leven zelf in de hand hebben. Daar lijkt het ook vaak op. We kunnen van alles om ons leven vorm te geven en te sturen. Maar op enig moment gebeurt er iets, waar je geen vat op hebt. Het overkomt je. Daardoor kan het aannemelijk voor je worden, dat er een werkelijkheid is die groter is en die jou omvat. Intense ervaringen, bijvoorbeeld geboorte of overlijden kunnen iets van verwondering of verbijstering in je oproepen. Is dat stom toeval? Of is er iets of iemand die daarvan de oorzaak is? Er kan een vermoeden ontstaan dat er méér is. Het kan zijn, dat je opeens besef je dat je er bent en je er ook niet had kunnen zijn. Dat kan een heftige existentiële ervaring zijn. Ik weet nog, dat dit besef mij als puber overkwam en me heel erg fascineerde, en tot nadenken bracht over God. Is er iets of iemand die wil dat ik er ben? Voor veel mensen roept de natuur op tot verwondering: de herfstkleuren, de eerste krokussen, de bulderende storm aan zee, de zonsondergang, een berglandschap, of berijpte bomen, de kwantummechanica. Dat kan leiden tot een vermoeden van een diepte achter de
2 dingen. ‘De dingen hebben hun geheim’ (boek prof. v.d. Beukel) Het kan ook zijn dat er langzamerhand een onvrede groeit over je leven. Dat wat anderen jou als doel of zin hebben aangepraat, voelt steeds meer als oppervlakkig. Je gaat je leven ervaren als leeg, ondanks dat anderen zeggen: ‘Wat zeur je nou? Jij hebt toch alles!’ Denk aan het boekje van rabbijn Harold Kushner: ‘Niets meer te wensen en toch niet gelukkig’ Je verliest de smaak in dingen waar je tot dan toe achteraan joeg. Je gaat je afvragen: Is dit het nu? Er moet toch meer zijn in dit leven? Het kan zijn, dat je je geloof waarmee je bent opgegroeid hebt afgezworen, omdat je het steeds meer als een lege huls ervoer. Tegelijkertijd kun je soms toch opeens geraakt worden door iets uit dat verleden: Een kerkdienst die je uit sociale verplichting bezoekt b.v een Uitvaart of een Doop. Een versje van school, of een gebedje dat je moeder met je bad als kind voor het slapen gaan. Een lied of gedicht. Een kapelletje dat je inloopt tijdens je vakantie. Dat kan heimwee naar het geloof oproepen, een verlangen naar het geborgen gevoel van toen. Of je hoort of leest ergens een moderne uitleg van een Bijbelverhaal of geloofpunt, aansluitend bij de eigen ervaring. Dan kan het gebeuren dat je zegt: ‘Nu snap ik eindelijk dit Bijbelverhaal. Nu zie ik wél dat het over mijn eigen leven gaat. Hadden ze me dat vroeger maar zo verteld.’. Dat kan pijnlijk zijn: te ontdekken dat het geloof vroeger op zo ’n rigide manier werd gepresenteerd dat je er op afknapte. Mijn vader verwoordde dat heel heftig met: ‘Ze hebben me allemaal bedonderd’. Het kan dan even duren, voor die pijn slijt en je toch weer op zoek gaat naar echte spiritualiteit. Want ergens blijft dát je fascineren. INOEFENINGEN Ondanks de tegenstand in je omgeving of in jezelf ga je op zoek naar vormen of organisaties die je verder kunnen brengen naar de diepte die je vermoedt, de verbondenheid waar je naar verlangt, het onzegbare dat je aantrekt. Dat wordt wel ‘Inoefening’ genoemd. Nogal wat zoekende mensen gaan dan bijvoorbeeld op reis naar een bestemming die enigszins religieus is: Jongeren gaan een week naar Taizé, anderen gaan wandelen of fietsen naar Santiago di Compostella, of zoeken voor kortere of langere tijd verblijf in een klooster. Het kan ook een tocht zijn zonder religieus getinte bestemming, zoals het volgen van het Pieterspad met de bedoeling ‘het eigenlijke in mezelf te vinden’. Op zo ’n tocht kan van alles gebeuren, waardoor je achteraf zegt, dat die leek op een pelgrimage. Je herkent je dan wellicht in Psalm 84 die we straks gaan lezen. Anderen zoeken het in oosterse religies, of new age-achtige activiteiten. Dan doe je aan allerlei oefeningen om tot bewustwording en spirituele verdieping te komen zoals meditatie, yoga, Tai Chi e.d. Weer anderen zoeken het meer op het psychologische vlak en menen dat een psychische systematiek een moderne variant is van een religieus proces. Dat kan therapie zijn, of zoiets als NLP (Neuro Linguïstisch Programmeren). Het kan ook zijn dat je gewoon thuis heel direct contact zoekt met het diepste van het bestaan. Je zegt dan zoiets als: ‘Oké, God, als je dan al bestaat, laat dan eens wat van je horen’. En al bedoelde je het wellicht niet zo, eigenlijk ben je dan al aan het bidden. Er zijn ook mensen die zich weer bij een kerk aansluiten, de Vieringen daar bezoeken en aan bezinnende activiteiten mee gaan doen. Dit lijstje is niet volledig. Er zijn nog tal van andere mogelijkheden om je zoektocht naar het spirituele, naar God vorm te geven, zoals via literatuur, kunst, muziek, of in vriendschap. Bij inoefening gaat het dus om allerlei geregelde of ongeregelde activiteiten van mensen die beogen een diepere zin van het leven bloot te leggen, waarvan het vermoeden in een ontgrenzende ervaring wakker is geworden. WEERSTANDEN Jouw vermoeden van iets diepers, en de activiteiten die je onderneemt om dat wat meer op het spoor te komen, kunnen ook weerstanden oproepen. Bijvoorbeeld uit jouw omgeving: je partner, je kinderen, je ouders, je buren, je collega’s of je vrienden. Die zijn helemaal niet met dat diepere of spirituele bezig. Het gaat hen om materiële zaken, geld verdienen, scoren op de
3 maatschappelijke ladder, succes hebben in sport of op TV. Iedereen wil ‘Popstar’ worden. Dan tel je bij hen pas mee. Daar komen lastige gesprekken over: Waarom zoek je de stilte, in plaats van vermaak? Waarom ga je zo’n wereldvreemde cursus doen? Wat heb je te zoeken in een klooster? Waarom doe je niet meer gewoon mee zoals vroeger? Als het voor jou zo belangrijk is, moet je dat mij toch ook duidelijk kunnen maken? Of ze uiten soms heftige kritiek: “Dat spirituele is toch allemaal onzin? Een en al zweverigheid!” Vaak ook gaat die kritiek over de kerk: ‘Kijk eens wat een ellende de Kerk of andere Godsdiensten hebben veroorzaakt, hoe achterlijke de opvattingen zijn die ze verkondigen, hun macht misbruiken, of zwelgen in rijkdommen’. ‘Je wilt toch niet bij zo’n rechtse conservatieven club horen?’ Of het gaat over God zelf: ‘Als er een God bestaat, waarom dan zoveel ellende in de wereld?’ Door die kritiek van anderen in je omgeving kunnen spanningen ontstaan. Soms staan zelfs relaties op het spel. Of je raakt je oude vrienden kwijt. Hun kritiek kan twijfel in jezelf oproepen: Je denkt dan: ‘Ergens hebben die critici wel gelijk’. Of: ‘Heb ik me niet wat verbeeld?’ Of: ‘Is er psychisch wat met me aan de hand? Is dit een regressie- of compensatieverschijnsel: d.w.z. een vorm van onvolwassenheid, of een stoplap om mijn eigen gebrek aan moed te verhullen?’ Voor mensen die vroeger nooit iets met het spirituele hadden, of zich daar hoog verheven boven voelden, is het ook wel even schrikken: ‘Hoe kan dit mij nu gebeuren?’ Het vereist dus de nodige moed de kritiek van je omgeving te weerstaan, of om je eigen visie te herzien, je vroegere opvattingen los te laten. Dat kan een soort rouwproces voor je zijn. Er kan ook pijn naar boven komen om al die vroegere inspanningen en leefwijzen, die achteraf toch niet boden wat je werkelijk zocht. Wat een verspilde energie…..! Maar op een gegeven moment valt je vermoeden van iets ‘Hogers’ een spirituele aanwezigheid, niet meer te negeren. Je ‘weet’ gewoon dat er meer moet zijn dan het platte alledaagse. Je kiest ervoor, daarnaar te leven, althans je probeert het, door de inoefeningen te doen die ik als voorbeelden noemde. DOORBRAAKERVARINGEN En als het écht is waar je voor kiest, kunnen er allerlei, niet vermoede, krachten vrijkomen. Momenten van werkelijk geluk, waarin je iets van God in jou, om jou heen, ervaart. Een besef dat jouw bestaan voortkomt uit een bron, zonder dat die bron zich helemaal prijsgeeft. Dat wekt verlangen op naar meer, naar nog dichter bij die bron willen zijn, nog meer de liefde van God te voelen. Dus je gaat ijverig verder met allerlei inoefeningen. Helaas kom je dan tot de ontdekking, dat je inspanningen lang niet altijd beloond worden: Je leest elke dag een stichtelijke tekst, maar het roept niets goddelijks in je op. Je gaat door meditatie je binnenweg verkennen, maar je komt alleen maar jezelf tegen, in plaats van God. Je leest een bibliotheek leeg, wordt af en toe wel ergens warm van, maar eigenlijk dringt niet echt tot je door waar het om gaat. Je gaat braaf naar de kerk, maar je denkt soms: ‘Wat doe ik hier eigenlijk? Er gebeurt niets spiritueels met me’. Behoorlijk teleurstellend: dat je zo je best doet om je verlangen naar Gods liefde vervuld te krijgen en dat het toch niet komt…. Dat heeft te maken met onze eigenmachtigheid. Eigenmachtigheid is: je plaats achter het stuur van je voertuig op de geestelijke weg niet af willen geven. Of zoals ik al vaker heb gezegd: ‘God is niet af te dwingen’. Of je het wilt of niet: je moet leren wachten. Je mag je verlangen volhouden, maar tegelijkertijd moet je jouw grijpgraagheid beteugelen. Op enig moment kan er dan toch een doorbraakervaring komen. Vaak wanneer je zelf (al geruime tijd) de moed al opgegeven hebt. Je roep om God ‘Waar ben je?’ kan worden: ‘Ik ben er voor jou’, zoals Mozes ervoer bij het brandend braambos. Langzamerhand of plotseling word je vervuld van een Aanwezigheid die al het denkbare overstijgt. Of je ervaart een Verbondenheid, die ondoorgrondelijk en alles-
4 omvattend is. Sommigen benoemen dit als een ‘in God verslonden worden’. Zo ontdek je dus dat ontmoeting met het God geen eigen activiteit is, maar een tegemoet gekomen worden. Doorbraakervaringen kunnen heel heftig zijn. Mensen kunnen in een trance komen, met stomheid geslagen worden of tegen de grond slaan. Maar een doorbraak kan ook gebeuren in een langzaam proces waarin niet een bepaald moment aan te wijzen is. Dat laatste zien we bijvoorbeeld bij Dag Hammarskjöld in Merkstenen. “Ik weet niet wie – of wat – de vraag stelde. Ik weet niet wanneer zij gesteld werd. Ik herinner me niet dat ik antwoordde. Maar eens zei ik ja, tegen iemand – of iets.” Maar hoe het ook komt: het gebeurt onverhoeds, als je zit te eten, of uit het raam staart, de stoep aanveegt, een concert beluistert, in de natuur wandelt of in een liturgische viering. Iemand vertelde dat tijdens het rooien van aardappelen de verbondenheid van al wat leeft in haar doordrong: ‘In een flits ging het door mij heen. Alles kreeg plotseling een plaats: leven en dood, liefde en lijden. Ik voelde me zo geliefd, dat het zelfs pijn deed’. Iemand die ik na een gesprek de zegen gaf, schreef me een kaartje: ‘Op dat moment voelde ik dat ik er mag zijn in de ogen van een Zijnde die zich liefdevol boog over mijn nietigheid en me daarmee volkomen bevestigde’. Het hebben van spirituele ervaringen kan geweldig zijn: sommige horen tot het mooiste wat je in dit leven kan overkomen. Het is echter niet doorslaggevend. Waar het op aan komt, is dat er wat met je gaat gebeuren. MYSTIEKE OMVORMING Wat maakt nu zo’n doorbraakervaring tot een mystieke ervaring? Als het leidt tot een proces waarin je als mens uit je eigen middelpunt getrokken wordt. Door de mystieke ervaring die je hebt gehad, word je je enerzijds bewust van het feit hoe kwetsbaar je eigenlijk bent en hoe betrekkelijk al je eigen inspanningen zijn. Zoals Hildegard von Bingen het zei: ‘Ik ben maar een veertje in de wind, die de adem van God is’ Dat brengt je tot een echte overgave aan God. Je ziet in hoe ijdel jouw egocentrisme eigenlijk is. Dat wil je leren afzweren. Dat wordt in de mystiek ook wel de ‘vernieting’ genoemd, of de ‘mystieke dood’. Tegelijk is de liefde van God die je voelt zo inspirerend, dat die je omvormt van egoïstisch naar liefdevol leven. Je beseft dat het enige dat er werkelijk toe doet, de liefde is. Je bent daardoor bereid om los te komen van allerlei behoeftes waaraan je nu nog vast zit en mee te gaan doen met die liefdesdynamiek van God. Of anders gezegd: Je voelt je zó een in Gods liefde, dat jij je puur en belangeloos voor een ander kunt inzetten. Omdat je weet, dat een ander alleen geholpen wordt als het uit liefde is. Omdat je weet, dat liefde eigenlijk de enige kracht is die vruchtbaar is. Machthebbers kunnen mensen tot van alles dwingen, maar nooit, dat ze van hen gaan houden. Dat gebeurt alleen door onbaatzuchtige liefde. Dan laat je je raken door de ander, zelfs door degene waaraan je eerst een hekel had. Zoals Franciscus geraakt werd door de blik van een melaatse, iemand waar hij vroeger met een grote boog om heen liep. Het is een groeiproces vanuit ik-betrokkenheid naar belangeloze liefde voor de a(A)nder. Dat proces noemen we een mystieke omvorming. Dat gaat niet altijd zonder moeite. Het gaat dikwijls gepaard met angst voor zelfverlies en grote innerlijke strijd. Aan de andere kant geeft het een geweldige voldoening, omdat er zo’n diepe verbondenheid ontstaat. In die zin is Mystieke omvorming een ontledigingsproces dat tegelijk een vervulling is. Er is nog een aspect dat bij die omvorming een grote plaats kan inneemt, n.l. ‘contemplatie’. Wie eenmaal iets van Gods liefde gevoeld heeft, heeft de behoefte om steeds weer dicht bij God te komen. Dat doe je door contemplatie, dus door allerlei vormen van bezinning, meditatie, gebed, liturgie, ascese, naastenliefde, enz. . Je voelt het gewoon als een noodzaak om dat te doen, het is als de lucht die je nodig hebt om te leven. Ook Jezus deed dat en zocht b.v. regelmatig de stilte op en ging op Sabbat naar de synagoge. Je kunt natuurlijk ook niet meegaan in dat proces van omvorming, om wat voor reden of weerstanden dan ook.
5 Maar dat wreekt zich op een of andere manier. Je kunt er zelfs ziek of overspannen door worden. Zoals we lezen bij Hildegard von Bingen: ‘Toen ik tweeënveertig jaar en zeven maanden oud was, overstroomde mij een vurig Licht, dat mij geheel en al doorgloeide en verwarmde, zoals de zon doet die haar stralen op een wezen of een ding richt. En plotseling zag en begreep ik alle geschriften, het Psalter, het Evangelie en de overige boeken van het Oude en Nieuwe Testament. En een stem sprak tot mij vanuit het Licht: 'Jij armzalige, stof van stof, zie, hoor en schrijf op wat het Licht je toont.' Maar ik werd door twijfel gekweld of ik het wel vermocht en daarom op het ziekbed geworpen. Eerst toen ik eindelijk met schrijven begon, herwon ik mijn krachten en kon ik dit werk in tien jaren volbrengen’. Je moet dus luisteren naar de behoefte van je ziel, de stem in je diepste, het appel dat God op je doet door zijn liefde. GAVEN VAN GENADE Er zijn heel wat misverstanden omtrent mystiek en de mystieke weg. Een ervan is dat het sterk om gevoelens gaat en dan vooral mooie gevoelens. Nu hebben we al gezien dat er inderdaad gevoelens aan te pas komen, maar dat is vooral in het begin. Kenmerkend voor het mystieke omvormingsproces is dat er zich een verandering voltrekt van gevoel naar gesteldheid. Het liefdesproces wordt steeds onafhankelijker van emoties. Niet mijn gevoel, maar de ander omwille van de ander komt in het vizier. Een vrucht van het omvormingsproces is dat de waarneming van de ander gezuiverd wordt van de eigen behoeftigheid. Hier komt Narcissus los van zijn eigen spiegelbeeld. Een ander misverstand omtrent mystiek is dat het wereldvreemd zou maken. Het tegendeel is het geval. De vereniging met de liefdesbron van God maakt ongedachte krachten vrij die zich uiten als gaven voor de medemens. Hier blijkt ook het verschil met iemand die zich inzet voor een ander om gezien te worden. Die is bezig met wat iemand ooit ‘het alsmaar oppompen van een lekke band’ genoemd heeft. De mysticus gaat niet op eigen kracht, maar is aangesloten op een bron die hij of zij niet in haar macht heeft en werkt het liefst in het verborgene. In een ontvangende houding wordt de werkelijkheid meer en meer ontvangen zoals hij is en leert iemand zowel zichzelf als een ander aanvaarden. Er ontstaat mededogen, de neiging om te veroordelen verdwijnt ten gunste van het zoeken naar het diepere zelf onder de kwetsuren. Er gebeurt een toewending naar het kleine en men wordt niet langer gek van eigen eindigheid. Gaandeweg ontvangt de mens die omgevormd wordt gaven van genade. Er is op deze wereld veel wat je je verwerven kunt, maar niet de gaven van genade. Die kun je slechts ontvangen en daardoor een instrument in Gods hand worden. In zo’n mens ontwikkelt zich de onderscheiding der geesten. Dit is het vermogen om te onderscheiden wat van God komt en wat stiekem toch een middel is om je eigen ego te strelen. VALKUILEN Daarmee komen we bij de valkuilen op je geestelijke weg: Altijd bestaat er ook de verleiding om datgene wat je overkomt en wat je ontvangt te gebruiken voor jezelf. Zo zie je b.v. mensen die claimen dat ze de beschikking hebben over goddelijke krachten, of menen namens God te kunnen spreken en anderen de maat mogen nemen. Ze worden dan geen instrument, maar een eigen baas van wie alles afhangt. Als je heel spiritueel of mystiek bezig bent, kun je daar tegenwoordig ook eer mee inleggen. Wie vindt het nu niet fijn om van diepgang verdacht te worden? Als je niet oppast, kan dát je eigenlijke drijfveer worden, in plaats van de steun aan de ander. Wanneer een spiritueel proces gepaard gaat met enige paranormale begaafdheid kan de verleiding ontstaan om mensen van je afhankelijk te maken en een schare van bewonderaars te kweken. En daar valt veel geld mee te verdienen. Je kunt door je spirituele kennis gaan menen dat je beter bent dan een ander. Wanneer de mystieke omvorming wél goed wordt opgepakt, wordt een mens steeds nederiger. Dat is in onze tijd bijna een vies woord geworden, omdat het haaks zou staan op de ruimte om jezelf te ontplooien, je zelf te verwerkelijking. Dat is een misverstand en dus een
6 valkuil. Nederig zijn, deemoedig, ofwel het mystieke proces van nieting voert namelijk tot het hoogste zichzelf-gegeven-zijn. Het is de hoogste overgave in liefde, waar je als mens in dit leven toe geleid kan worden en waardoor je jezelf kunt zijn. GEESTELIJKE BEGELEIDING Hoewel je geestelijke weg het uiteindelijk een zaak van God is, is het vaak wel nuttig daarbij wat begeleiding te zoeken. Van iemand die deze weg al een eindje gegaan is, en bekend is met de fenomenen zoals die zich voordoen. Die kan je helpen in de onderscheiding der geesten: ‘Is God hierin aanwezig? Of is het iets anders? Wensdromen, onverwerkte pijn? Behoefte om gezien te worden? enz. Hij of zij kan voorgaan in het aanreiken van in-oefeningen en kan helpen om iemands weerstanden te verkennen. Iets daarvan doen we op deze avonden. En we gaan onze weg vanavond spiegelen aan twee psalmen: 84 en 85. Daar zal ik na de pauze nog iets over zeggen. (Met dank aan Bep Meereboer. Zij was theologe en medewerkster van het Titus Brandsma Instituut in Nijmegen).
ENKELE GEDACHTEN BIJ PSALM 84 Psalmen zijn schriftelijke getuigenissen van de ervaring van mensen met het ‘God-menselijk betrekkingsgebeuren’. Ofwel: wat er gebeurt tussen God en ons op ‘onze’ levensweg. En dat gebeuren is niet statisch, maar een weg met dynamiek, voortdurende beweging, spiritus, adem, bewogenheid, geest, Heilige Geest, geestkracht, passie, drift. Psalmen zijn niet ontstaan tussen het goudbrokaat van de Sint Pieter, maar vanuit levenservaringen van mensen die tegen jou zeggen wat zij of hij heeft meegemaakt in de diepste put, zoals in psalm 69: ‘Redt mij, o God, ik sta tot mijn nek in het water’ Psalmen zijn wegwijzers. Zo willen wij er hier naar kijken. We lezen de tekst van psalm 84 volgens verschillende vertalingen. Elke vertaling kan ons helpen te ontdekken wat deze Psalm ons te zeggen heeft. Dit is een z.g. ‘Pelgrimspsalm’. Joodse gelovigen hebben die indertijd gezongen toen ze op weg gingen naar de Tempel in Jeruzalem. Dé plek op aarde waar God de mens het meest nabij kwam, zo werd dat beleefd. In de tekst kun je een dialoog zien tussen twee groepen mensen. De ene groep bestaat uit mensen die naar Jeruzalem gaan en de andere groep uit priesters en levieten, die in de tempel hun diensten verrichten. Een gesprek tussen pelgrims die naar de tempel toegaan (vers 2 t/m 5 en 11) en tempeldienaren (vers 6 t/m10 en 12), afgesloten met het gezamenlijke vers 13. Pelgrims drommen samen en ontdekken in hun midden waarom ze bijeen gebracht worden. Bijeen, bij de Ene gekomen, om een leeg midden, bij wat ons bindt. Dat geeft een gevoel van intimiteit. Kijkend naar de tempel, zeggen de pelgrims: wel vaart die gezeten is in jouw huis. Daar is rust. De weg van de pelgrims naar Jeruzalem kunnen we zien als onze weg naar (het huis van) God toe. De psalm is beeldtaal voor onze innerlijke weg. En niet alleen dat ik ga, maar ook vanaf de andere kant, in die dialoog, komt iets (Iemand) mij tegemoet. Zeven keer komt in de psalm ‘JAHWE’ voor. Jaweh werd en wordt in de Joodse traditie niet uitgesproken (Dat is de ‘onuitsprekelijke naam’). Meestal zegt men daar dan ‘Adonai’. In het Nederlands wordt dat doorgaans vertaald met ‘Heer’. Maar in het Hebreeuws heeft ‘JAHWE’ te maken met het werkwoord zijn. Dat verwijst vooral naar Exodus 3:14, waar God aan Mozes verschijnt in het brandend braambos. Als Mozes vraagt wie god is, antwoordt God met: “Ik ben die Ik ben”. Hoe je dat moet begrijpen is een ander verhaal maar het klinkt als: ‘Ik ben er voor jou’. Vervoeging van het werkwoord ‘Zijn’. Dus gaat het over ‘bestaan’, ‘er zijn’. Kees Waaijman vertaalt het daarom met ‘Wezer’.
7 Op het moment dat God zegt: Ik ben er, en je wilt God aanroepen, roep je om Zijn/Haar ‘er zijn’, een roepen om ‘wees er’, wees hier aanwezig. Als je Wezer uitspreekt, hoor je jezelf zeggen ‘Wees-er’. In het uitspreken van de naam ontvang je als echo in je oor ‘Wees-er’ Alsof God ook tegen jou zegt ‘Wees er’ en ‘Ik ben er voor jou’. In die aanroep kun je dus twee bewegingen ontdekken: van jou uit naar God en van God uit naar jou: ‘Wees jij er ook!’ Daar gaat het om op de geestelijke weg: “Ben ik er, hoe ben ik er? Hoe gun (van genade) ik mijzelf te worden? Hoe kan ik groeien naar degene zoals Onze Lieve Heer gedroomd heeft toen Hij mij maakte?” Dus niet zoals mijn moeder dat wilde, of de kerk. Meer hoeft niet. BESPREKING VAN DE PSALMTEKST Om beurten leest iemand een vertaling voor en reageert er als eerste op: Wat vind ik vreemd, onbegrijpelijk of wellicht zelfs afstotend? Wat raakt mij in deze tekst? Is er iets in de tekst dat mij ergens toe oproept? Herken ik iets van de situatie van de schrijver? Welke ervaringen deel je met hem? Waarom zou je dit een psalm OVER JOUW GEESTELIJKE WEG kunnen noemen?
ENKELE GEDACHTEN BIJ PSALM 85 Als je praat over de geestelijke weg heb je het ook over: is het wel mijn weg? Is het wel de weg zoals God die gedroomd had voor mij? Daar gaat het altijd over. Dat blijf je je afvragen en daar heb je hulp bij nodig. Eén van de richtingwijzers op die weg kunnen de psalmen zijn. Dan kun je bijvoorbeeld ontdekken dat je gaven van genade krijgt, maar dat je die niet kunt afdwingen. Een gave kun je jezelf namelijk niet geven. Het geschenk wórdt jou aangereikt. Genade is niets anders dan gunnen; datgene wat je gegund wordt. Wat ons gegund wordt is dat we er zijn. Dat hebben we te danken aan een Liefde die ons het leven mogelijk maakt. Maar wil je dat zo zien? Wil je het ontvangen? Wil je geloven dat er een God is die jou knipoogjes geeft, hartverkwikkende ervaringen, die jou moed geven door te gaan, en jou sterken in verlangen naar God? Op die manier willen we naar Psalm 85 kijken Deze psalm wordt in de liturgie gebruikt in de Advent, als het evangelie wordt gelezen van de ontmoeting tussen Elisabeth en Maria. Vers 1: Het opschrift: daarin kunnen we lezen hoe mensen met de psalm zijn omgegaan voor het op schrift werd gesteld. Korachzonen waren een gilde in de tempel, waarschijnlijk zangers. Omspeling; de inhoud die wordt omspeeld in deze psalm. Vers 2- 4. We moeten ons even verplaatsen in de geschiedenis van Israël, in de ballingschap. Toen David gestorven was werd Salomon koning, daarna viel Israël uiteen in een noord- en zuidrijk. In 587 voor Christus werd Jeruzalem ingenomen door de Babyloniers. De mensen werden weggevoerd in ballingschap en hadden niets meer. Geen boek, geen tempel, geen rite. Zij waren hun God kwijt en dat is van ongelooflijk belang geweest voor hun hele manier van denken. Babylon werd op een gegeven moment overheerst door Kores (Cyrus). Hij liet de ballingen weer teruggaan naar Jeruzalem. Ze mochten hun godsdienst weer uitoefenen. Omdat ze terug mochten keren naar Jeruzalem werd het beschouwd als een tweede uittocht. De eerste verzen gaan over die terugkeer. Het volk keert terug én God keert bij hen terug. Het initiatief voor de terugkeer lag bij God; Kores (Cyrus) was Zijn uitvoerder. De verwondering hierover klinkt door in het herhaalde Jij. Het is een dus dubbele terugkeer; de terugkeer uit de ballingschap én de terugkeer van God. Het eerste couplet gaat over vroeger. Wat moeten wij nu daarmee?
8 Vers 5-8. Weer gaat het hier om omkeren. Waarom opnieuw keren? Hij is toch al terug? Hier zit de ervaring achter van de ongelooflijke teleurstelling van het zelfbedrog. De armen zijn weer arm, de rijken weer rijk, en er zijn weer vijanden. Zo gaat het. Mooie dromen, grootse plannen, maar dan de teleurstelling als het niet lukt. Zo gaat het, het gaat nooit anders. Al in Genesis slaan de kinderen elkaar dood! Je kunt wel zeggen: daar ben ik tegen, maar zo gaat dat. Mensen gunnen elkaar het leven niet altijd. Spiritualiteit is beseffen wat er aan de hand is. Hoe verzoen je je nou met het feit dat het gaat zoals het gaat. Het is genade als we kunnen aanvaarden dat het is zoals het is. Dat kun je ook pas achteraf zeggen. In de psalm is in deze verzen sprake van het gevoel dat ze weer in de ballingschap zitten; en nu doen ze het zelf en niet de Babyloniërs. Daarom ook het herhaalde ‘ons’; dat is een erkenning. Het is ook twee keer ‘keren’. De eerste keer uit de ballingschap en de tweede keer uit het menselijk tekort. Zie ik hoe God met ons omgaat dan kom ik tot besef; dat is een moment van genade. De Psalm correspondeert met Jesaja. De boeken van Jesaja bestaan uit 3 boeken. Het eerste deel gaat over de tijd van de koningen; het tweede, de deutero-Jesaja over de terugkeer uit de ballingschap, de trito-Jesaja gaat over de tijd waarvan in de psalm sprake is. Daar heb je in een notendop deze tijd. Vers 9-10. Hier stijgt uit de zee van roepen en smeken: ‘horen’. Midden in een gebedsstroom klinkt een stem die voorkomt uit het bidden zelf. De ‘ik’ zegt dat hij wil horen. Bidden is niet alleen maar praten, er zit een aspect in van horen. Bidden is ontvangen. In het bidden krijg je ook antwoord, in de psalmen staat: ín het bidden hoor je, krijg je inzicht, antwoord. ‘Ik bad en kwam tot inzicht’ (Jezus Sirach.) In het bidden kom je tot beseffen. Als je niet roept hoort niemand je. In het roepen kun je gehoord worden (en hoor je ook jezelf). Sjaloom, vrede, genoegen is een betrekkingswoord. Dat is altijd wederkerig. Dat zijn paradoxale gebeurtenissen. Je kunt alleen maar vrede ontvangen van je vijand, je moet je vijand ontvangen; maar die schiet je dood! Dat gaat zo tot we tot het besef komen dat we elkaars broeders zijn i.p.v. vijanden, dat wij niet van elkaar verschillen. Sjaloom heeft een positieve en negatieve uitwerking. Het besef van de goddelijke vrede heeft te maken met dat ik het anders moet gaan doen. Sjaloom is dus veeleisender en dynamischer dan ‘vrede’. Het is ook riskanter. Vers 11-14 een prachtig perspectief naar de vrede die God ons gunt als wij die werkelijk kunnen ontvangen. Gunst, de goddelijke kant en hechtheid, de menselijke kant, zullen elkaar raken. God en mens ontmoeten elkaar daarin. BESPREKING VAN DE PSALMTEKST Om beurten leest iemand een vertaling voor en reageert er als eerste op: Wat vind ik vreemd, onbegrijpelijk of wellicht zelfs afstotend? Wat raakt mij in deze tekst? Is er iets in de tekst dat mij ergens toe oproept? Herken ik iets van de situatie van de schrijver? Welke ervaringen deel je met hem? Waarom zou ik dit een psalm OVER GAVEN VAN GENADE kunnen noemen? Heb ik zelf wel eens zulke gaven ondervonden? Augustinus zei ooit: ‘Door het bidden moet niet God veranderen, maar ik zelf’. Kan bidden mij veranderen? Merk ik daar wel eens iets van?