Verslaggeving voor derivaten onder RJ 290 ‘Financiële instrumenten’ Op 1 januari 2008 is de nieuwe verslaggevingstandaard RJ 290 ‘Financiële instrumenten’ in werking getreden. Veel ondernemingen hebben nog steeds moeite met het interpreteren van deze verslaggevingstandaard voor de financiële verslaggeving voor derivaten. Christelle Britz, Assurance Kees-Jan de Vries, Assurance 1. Inleiding
2. Derivaten: wat, wanneer en waarom
Op 1 januari 2008 is de nieuwe verslaggevingstandaard RJ 290 over financiële instrumenten in werking getreden. Onder deze richtlijn mogen de regels van IAS 39 voor het grootste deel toegepast worden. Maar in tegenstelling tot IAS 39 is RJ 290 een verslaggevingstandaard die ook het waarderen van derivaten (en andere financiële instrumenten) tegen kostprijs nog steeds mogelijk maakt. Let wel: niet alles wat is toegestaan onder IFRS, is toegestaan onder RJ 290. Daarom zijn er veel opties onder de nieuwe richtlijn. Wanneer een onderneming eenmaal een bepaalde optie heeft gekozen, kan dit beperkingen met zich meebrengen voor de andere opties die de standaard biedt.
RJ 290 definieert een derivaat als volgt:
Op basis van ervaringen en terugkoppelingen uit de praktijk is duidelijk dat veel ondernemingen nog steeds moeite ondervinden bij het interpreteren van deze verslaggevingstandaard. Dit is voornamelijk het geval bij de financiële verslaggeving voor derivaten. Daarom geeft dit artikel een nadere toelichting op dit onderwerp. Voor de bredere context inzake de vernieuwde RJ 290 wordt verwezen naar het artikel van Pieter Veuger en An Lommers in Spotlight nummer 4, 2007.
26
‘Een derivaat is een financieel instrument dat de volgende drie kenmerken bezit: • De waarde verandert als gevolg van veranderingen van marktfactoren zoals een bepaalde rentevoet, prijs van een financieel instrument, goederenprijs, valutakoers, prijsindex of rentevoet, kredietwaardigheid, of andere variabele (‘de onderliggende waarde’). • Er is geen of een geringe netto-aanvangsinvestering benodigd in verhouding tot andere soorten contracten die op vergelijkbare wijze reageren op veranderingen in genoemde marktfactoren. En: • Het wordt op een tijdstip in de toekomst afgewikkeld.’
De vraag of een contract voldoet aan de definitie van een derivaat is lastig. Minder complexe voorbeelden van derivaten zijn valutatermijncontracten en renteswaps.
PricewaterhouseCoopers
Voorbeeld valutatermijncontract De waardeveranderingen van een valutatermijncontract zijn afhankelijk van de koersveranderingen op de daaraan verbonden valuta (de onderliggende waarde). Er is geen significante investering nodig om een valutatermijncontract af te sluiten (afgezien van beperkte transactiekosten) en het contract wordt afgewikkeld op een later tijdstip (wanneer de ‘gekochte’ en ‘verkochte’ valuta worden uitgewisseld).
Toepassingsgebied RJ 290 Grondstofcontracten die tot een fysieke levering van een niet-financieel item leiden en die zijn aangegaan voor het primaire bedrijfsproces van een onderneming, voldoen formeel aan de definitie van een derivaat. Zij vallen echter buiten de reikwijdte van RJ 290, met uitzondering van die situaties waarbij de entiteit dit soort contracten op nettobasis mag afwikkelen. Afwikkeling op nettobasis houdt in dat goederen die zijn gekocht of verkocht onder de overeenkomst niet fysiek worden geleverd aan de entiteit, maar dat de marktwaarde van het contract (netto) wordt afgewikkeld (meestal door het betalen van geld). Waarom worden derivaten aangegaan? Afgezien van situaties waarin derivaten worden aangeschaft voor speculatieve doeleinden, worden derivaten met name aangegaan om de invloed van economische risico’s op de financiële prestaties van de onderneming af te dekken. Een voorbeeld hiervan is wanneer een entiteit blootstaat aan renteveranderingen omdat zij haar financiering heeft aangetrokken tegen een variabele rentevoet (dat wil zeggen: de entiteit loopt het risico meer te moeten betalen wanneer de rente stijgt). Om dit risico af te dekken, kan de entiteit ervoor kiezen om een renteswap af te sluiten waarbij de variabele rente wordt verruild voor een vaste rente. Op die manier betaalt de entiteit feitelijk een vaste rente over haar financiering waardoor het renterisico economisch is afgedekt.
3. Hoe dient een derivaat te worden verantwoord? Figuur 1 (op pagina 28) laat een procesdiagram zien voor de verwerking van derivaten onder RJ 290. In het procesdiagram is een aantal belangrijke vragen opgenomen die de gebruiker helpen bij het vaststellen van de juiste boekhoudkundige waardering en verwerking van derivaten, alsmede hoe ondernemingen hedge accounting moeten toepassen
Spotlight Jaargang 16 - 2009 | Uitgave 4
Samenvatting Dit artikel behandelt derivaten onder RJ 290. Allereerst wordt nader ingegaan op de definitie van derivaten. Vervolgens wordt er ingegaan op de twee mogelijke waarderingsprincipes onder RJ 290: kostprijs en reële waarde. Daarna worden de verschillende hedge-accountingmodellen behandeld en wordt stil gestaan bij de formele vereisten voor het toepassen van hedge accounting. Ten slotte worden op hoofdlijnen de verschillen tussen RJ 290 en IAS 39 op het gebied van derivaten op een rijtje gezet. en welke hedge-accountingmodellen daartoe tot hun beschikking staan.
Stap 1: Initiële verwerking van een derivaat
De initiële verantwoording van een derivaat dient onder RJ 290 altijd te geschieden op basis van reële waarde (zoals bij alle financiële instrumenten).
Stap 2: Waardebepaling na initiële verwerking van het derivaat (reële waarde of kostprijs (of lagere reële waarde))
Over het algemeen heeft de entiteit de keuze om het derivaat na initiële verwerking te waarderen tegen reële waarde of kostprijs. Afhankelijk van de aard van het derivaat, de onderliggende waarde en de reden voor het aangaan van het derivaat is er wellicht geen keuzevrijheid. Entiteiten dienen derivaten met (beurs)genoteerde onderliggende waarden te waarderen tegen reële waarde. Derivaten die onderdeel zijn van een handelsportefeuille dienen eveneens tegen reële waarde verantwoord te worden. Verantwoording van derivaten op basis van de kostprijs Verantwoording op basis van kostprijs betekent in essentie dat de onderneming de reëlewaardeveranderingen van het derivaat pas op de balans of in de winst-en-verliesrekening verantwoordt op het moment dat de kasstromen van de derivaten worden verrekend. In sommige gevallen komt een derivaat niet in aanmerking voor verwerking op basis van
27
Stroomschema – verslaggeving voor afgeleide financiële instrumenten (‘derivaten’) onder RJ 290 zoals van toepassing vanaf 1 januari 2008 **) Met beursgenoteerde onderliggende wordt bijvoorbeeld bedoeld een beursgenoteerd aandeel. Valuta’s en rentes zijn niet beursgenoteerd. (Het gaat er hier niet om of het derivaat zelf beursgenoteerd is.)
Nee
*) Een derivaat heeft drie kenmerken: 1. De waarde verandert als gevolg van een onderliggende. 2. Er is geen (of een zeer kleine) netto-aanvanginvestering. 3. Afwikkeling vindt plaats in de toekomst.
Derivaat*
Heeft het derivaat een beursgenoteerde** onderliggende waarde?
Nee
Het derivaat waarderen tegen reële waarde
Ja
Waardeert de onderneming derivaten tegen reële waarde ? (Let op: voor sommige bedrijfstakken gelden specifieke vereisten.)
Past de onderneming hedge accounting toe?
Ja***
Ja
Ja
Hedge van mogelijke variabiliteit van kasstromen?
Nee
Past de onderneming hedge accounting toe?
Ja*** ***) Om hedge accounting toe te kunnen passen, dient hedge-documentatie aanwezig te zijn en effectiviteittoetsing plaats te vinden.
Nee
Nee
Ja
Staat de afgedekte post (hedged item) dat door het derivaat wordt afgedekt tegen reële waarde op de balans?
Nee
Waardering van het derivaat tegen reële waarde door W&Vrekening Alle veranderingen in reële waarde worden direct in de W&V-rekening verwerkt. Indien als accountinggrondslag voor derivaten reële waarde wordt gekozen, dan dient de onderneming ook ‘embedded’ derivaten apart te waarderen.
Kasstroomhedgeaccounting Het effectieve deel van de herwaardering van het hedge-instrument wordt rechtstreeks in het eigen vermogen verwerkt. Op het moment dat de resultaten van de afgedekte positie in de W&V-rekening worden verwerkt, dient het daaraan gerelateerde resultaat op het derivaat vanuit het eigen vermogen naar de W&Vrekening te worden overgebracht.
Reële waardehedge accounting Hedge instrument (derivaat) tegen reële waarde op de balans, en de winst of het verlies uit de herwaardering van het hedge-instrument dient onmiddellijk in de W&V-rekening te worden verwerkt. Indien de afgedekte post tegen reële waarde wordt opgenomen dan wordt ook de winst of het verlies op de afgedekte post in de W&V-rekening verwerkt. Indien de afgedekte post tegen (geamortiseerde) kostprijs wordt verwerkt, dient de boekwaarde te worden aangepast voor alleen de herwaardering als gevolg van het hedged risico.
Kostprijshedgeaccounting 1. Staat de afgedekte post tegen kostprijs op de balans, dan moet het derivaat ook tegen kostprijs op de balans. 2. Staat de afgedekte positie niet op de balans, dan vindt geen herwaardering plaats van het hedge-instrument. 3. Indien de afgedekte positie een monetaire post is, dan moet het derivaat tegen periode-eindekoers op de balans. Het verschil tussen de contante koers op het moment van afsluiten en de termijnkoers waartegen het derivaat wordt afgewikkeld (‘contractkoers’) wordt afgeschreven over de looptijd van het derivaat.
Waardering van het derivaat tegen kostprijs (of lagere marktwaarde) 1. Voor lagere marktwaarde dient een voorziening gevormd te worden, conform RJ 252. 2. Derivaten met een valutacomponent dienen als monetaire post behandeld te worden conform RJ 122 (waardering tegen periode-eindekoers, zowel voor winsten als verliezen).
Figuur 1 – Procesdiagram voor de verwerking van derivaten onder RJ 290
28
PricewaterhouseCoopers
kostprijs. De onderneming dient het derivaat in dat geval tegen reële waarde te verantwoorden. Vraag 1 en 2 in de kaders helpen bij het bepalen of een derivaat in aanmerking komt voor verwerking tegen kostprijs.
Vraag 1: Heeft het derivaat een (beurs)genoteerde onderliggende waarde? Als een derivaat (bijvoorbeeld een optie om aandelen Shell tegen een vooraf vastgestelde prijs aan te schaffen) een (beurs)genoteerde onderliggende waarde heeft, vereist RJ 290 dat de onderneming het derivaat waardeert tegen reële waarde. In dat geval is waardering tegen kostprijs niet toegestaan. Alle reëlewaardeveranderingen dienen in dat geval verantwoord te worden in de winst-en-verliesrekening. Deze vraag heeft dus geen betrekking op het derivaat zelf, maar op de onderliggende waarde waaraan het derivaat gekoppeld is. Daarbij is er een verschil tussen het hebben van een beursnotering en prijzen die in de markt beschikbaar zijn. Wisselkoersen, rentevoeten en grondstofprijzen zijn op zichzelf niet beursgenoteerd maar hebben wel een (over het algemeen zeer liquide) marktprijs. Een entiteit die opties heeft om tegen een vooraf vastgestelde prijs aandelen van Shell te kunnen kopen, moet deze opties altijd waarderen tegen reële waarde. Een entiteit daarentegen die een renteoptie bezit, kan kiezen: waarderen tegen kostprijs of tegen reële waarde. De rente is weliswaar in de markt waar te nemen, maar heeft zelf geen beursnotering.
Vraag 2: Is het derivaat een onderdeel van de handelsportefeuille? Wanneer een derivaat een onderdeel is van de handelsportefeuille van een entiteit, dan vereist RJ 290 dat de entiteit het derivaat waardeert tegen reële waarde; waardering tegen kostprijs is niet toegestaan. Alle reëlewaardeveranderingen dienen verantwoord te worden in de winst-en-verliesrekening. Onder ‘handel’ wordt verstaan: ‘het beheer van een portefeuille met het oog op het behalen van winsten op de korte termijn’. Over het algemeen betekent ‘handel’ dat handelaren hun beloning ontvangen op basis van de resultaten die zij behalen op kortetermijnaan- en -verkopen op basis van handelslimieten die zijn vastgesteld op basis van risicobeoordelingmodellen (zoals Value at Risk, VaR).
(door enerzijds per maand of kwartaal de derivaten af te rekenen, of anderzijds het contract met liquide middelen af te wikkelen). Derivaten die voldoen aan de definitie van een monetaire post in vreemde valuta dienen elke periode tegen de slotkoers te worden geherwaardeerd. Het resultaat van de herwaardering dient in de winst-en-verliesrekening te worden verantwoord. Daarbij maakt het niet uit of het om een winst of verlies gaat. Zie vraag 3 en 4.
Vraag 3: Heeft het derivaat een vreemde valutaelement (RJ 122)? Entiteiten dienen speciale aandacht te besteden aan derivaten die zij tegen kostprijs waarderen met een negatieve reële waarde, en aan derivaten die zij tegen kostprijs waarderen die voldoen aan de definitie van een monetaire post in vreemde valuta. Derivaten met een negatieve waarde voldoen volgens RJ 290 aan de definitie van een ‘verlieslatend contract’ onder RJ 252 ‘Voorzieningen, niet in de balans opgenomen verplichtingen en niet in de balans opgenomen activa’. Op basis daarvan moet de entiteit een voorziening vormen voor een derivaat met een negatieve reële waarde. Omdat IFRS een vergelijkbare ‘contract voor contract’-benadering hanteert, dienen alle contracten individueel beoordeeld te worden. Er geldt slechts één uitzondering, en dat is wanneer hedge accounting wordt toegepast. Een renteswap met een negatieve reële waarde heeft een uitgaande kasstroom voor de entiteit tot gevolg
Spotlight Jaargang 16 - 2009 | Uitgave 4
Wanneer een derivaat voldoet aan de definitie van een monetaire post (en in vreemde valuta luidt), dan dient de entiteit het vreemdevalutaelement om te rekenen tegen de slotkoers per periode-einde. De wisselkoersverschillen die daaruit voortvloeien, dienen verantwoord te worden in de winst-en-verliesrekening. Een termijncontract is een voorbeeld van een derivaat dat een vreemdevalutaelement bezit.
Reële waardebepaling voor derivaten Het derivaat wordt op de balans verantwoord tegen reële waarde. De onderneming dient alle veranderingen in de reële waarde van het derivaat direct te verantwoorden in de winst-en-verliesrekening. Wanneer de entiteit ervoor heeft gekozen de derivaten te waarderen tegen reële waarde,
29
Vraag 4: Hoe om te gaan met forwardpunten? De reële waarde van een termijncontract heeft twee elementen: de fluctuaties van de wisselkoers en de tijdswaarde van geld (de forwardpunten). RJ 122 gaat niet in op de verwerking van forwardpunten. Veel ondernemingen amortiseren de forwardpunten over de contractduur.
dan dient de entiteit ook bij samengestelde producten het derivaat gescheiden te waarderen en te verantwoorden op de balans. Voor- en nadelen bij de waardering van derivaten tegen kostprijs of reële waarde Het grote voordeel van het waarderen van derivaten tegen kostprijs is dat het aansluit bij de Nederlandse verslaggevingvoorschriften van 2007 en daarvoor. Hierdoor dienen ondernemingen minder significante veranderingen door te voeren in de waarderingsgrondslagen van hun financiële verslaggeving en de daaraan ten grondslag liggende processen en IT-systemen. Daarnaast wordt verwerking op basis van kostprijs als minder complex ervaren. Echter, de specifieke vereisten om een voorziening te vormen voor derivaten met een negatieve reële waarde en de verplichting tot het herwaarderen van monetaire posten in vreemde valuta tegen de slotkoers zijn nieuwe elementen in RJ 290. Het waarderen van derivaten tegen kostprijs heeft ook nadelen. Zo neemt de transparantie af voor de gebruikers van de jaarrekening doordat zij geen inzicht krijgen in de reële waarde van de derivaten. De gebruikers kunnen dan niet bepalen of het management voldoende aandacht besteedt aan de derivatenposities die de onderneming aangegaan is. Het waarderen van derivaten tegen kostprijs onder RJ 290 verschilt aanzienlijk van het waarderen onder IFRS. Onder IFRS moeten alle derivaten altijd tegen reële waarde in de balans verantwoord worden. Welke waarderingsmethode? Een entiteit dient op basis van haar huidige situatie én haar verwachte toekomstige situatie te bepalen welke waarderingsmethode het meest geschikt voor haar is. Indien zij bijvoorbeeld overweegt een beursnotering aan te vragen in de toekomst (om de financieringsmogelijkheden uit te breiden of beter internationaal te kunnen handelen) dan kan
30
waardering tegen reële waarde op de korte termijn lastig zijn; op lange termijn zou het juist veel voordelen kunnen opleveren, gegeven de ambities van de onderneming.
Stap 3a: Hedge accounting toepassen op derivaten, of niet?
Hedge accounting: wat en waarom? Hedge accounting is een uitzondering op de verslaggevingregels. Met hedge accounting kan de entiteit de eerder uiteengezette ongewenste ‘asymmetrie in verslaggeving’ reduceren. Hedge accounting verandert de gangbare verantwoordingsgrondslagen van een afdekkinginstrument en/of een afgedekte (balans)positie. Dit stelt een entiteit in staat de winsten en verliezen op het afdekkinginstrument gedurende de verslaggevingperiode te verantwoorden in de winst-en-verliesrekening, met als doel de waardeveranderingen van de afgedekte (balans)positie in de winst-en-verliesrekening te neutraliseren. Hedge accounting is niet meer dan een ‘matching principe’. Een voorwaarde voor het toepassen van hedge accounting is dat het afdekkinginstrument (over het algemeen een derivaat), formeel wordt gekenmerkt als een hedging instrument in een hedge-relatie met betrekking tot het risico van veranderingen in de reële waarde of veranderingen in de kasstromen op een afgedekte (balans)positie. Hedge accounting is geen vereiste. Sinds de introductie van RJ 290 gelden er stringente verslaggevingvereisten voor hedge accounting en zijn de verantwoordingscriteria in hoge mate geformaliseerd. Veel van de afdekkingstrategieën, die economisch gezien effectief zijn in het reduceren van het risico waaraan de entiteit is blootgesteld, zullen voldoen aan de kwalificerende voorwaarden om hedge accounting toe te mogen passen onder RJ 290. Om hedge accounting te mogen toepassen, dient een entiteit dus aan kwalificerende voorwaarden te voldoen. Is hedge accounting lastig? Hedge accounting kan als lastig ervaren worden door ondernemingen. Er worden namelijk strikte voorwaarden gesteld aan het toepassen van hedge accounting, zoals het aanwezig zijn van vereiste hedge-documentatie en het uitvoeren van effectiviteittoetsen (bij het aanvangsmoment en gedurende de termijn dat de afdekkingrelatie van toepassing is). De entiteit kan dit alleen verwezenlijken wanneer zij
PricewaterhouseCoopers
een (minimale) internebeheersomgeving in het leven roept om de afdekkingrelaties te kunnen monitoren. De hedge-accountingvereisten onder RJ 290 zijn veel minder stringent dan de vereisten onder IFRS. Naast het toestaan van generieke hedge-documentatie staat de RJ ook het toepassen van de kritischekenmerkentoets (‘critical-termstest’) toe bij het toetsen van de effectiviteit van de hedge-relatie.
Stap 3b: Welke posities kunnen kwalificeren als afgedekte posities?
Een afgedekte (balans)positie kan een actief, een passief en een verplichting (waarbij er een grote waarschijnlijkheid bestaat dat de transactie gaat plaatsvinden) van de entiteit zijn. Ook kan er sprake zijn van een afgedekte (balans)positie in het geval van een netto-investering in een buitenlandse onderneming. In het bijzonder kan het afgedekte instrument zowel een individueel actief, passief of een groep van activa en passiva zijn. De afgedekte positie dient de entiteit bloot te stellen aan risico’s omtrent veranderingen in de reële waarde of de toekomstige kasstromen van het afgedekte instrument. Een van de belangrijkste aspecten van de bovenstaande definitie is dat het afgedekte instrument de entiteit gedurende de huidige of toekomstige verslaggevingperioden moet blootstellen aan het risico van veranderingen in de reële waarde of de verwachte toekomstige kasstromen die van invloed zijn op de winst-en-verliesrekening. Als gevolg hiervan is het dus niet mogelijk hedge accounting toe te passen wanneer de functionele valuta de euro is en er een dollartermijncontract is afgesloten op een euro gedenomineerde toekomstige inkoop (de inkoop in euro levert immers geen risico op voor de euro functionele entiteit). De activa en passiva waar in het bovenstaande stuk naar worden verwezen, staan verantwoord op de balans van de entiteit. Deze activa en passiva kunnen betrekking hebben op zowel monetaire (bijvoorbeeld een banklening) en niet monetaire (bijvoorbeeld voorraad) posten. Niet uit de balans blijkende verplichtingen en activa (wanneer in de toekomst verwachte transacties - en de kasstromen daarop - zeer waarschijnlijk zijn) kunnen ook kwalificeren als een afgedekte positie onder RJ 290. Alleen activa, passiva en buiten de balans gehouden verplichtingen of in de toekomst verwachte transacties die met een grote waarschijnlijkheid gaan plaatsvinden,
Spotlight Jaargang 16 - 2009 | Uitgave 4
kunnen aangemerkt worden als afgedekte posities binnen de voorwaarden voor hedge accounting indien zij betrekking hebben op posities met externe partijen. Hieruit volgt dat entiteiten hedge accounting kunnen toepassen op transacties tussen groepsmaatschappijen in de individuele of aparte jaarrekeningen van die entiteiten. Op geconsolideerd groepsniveau is dit niet toegestaan. Er is echter een aantal uitzonderingen op deze regel.
Stap 3c: Wat zijn de verschillende hedgeaccountingmodellen?
Er zijn vier hedge-accountingmodellen die entiteiten mogen toepassen onder RJ 290: • kasstroomhedge-accounting; • reëlewaardehedge-accounting; • kostprijshedge-accounting; • hedge van een netto-investering in een buitenlandse eenheid. De beslissing welk model te gebruiken is afhankelijk van het risico dat wordt afgedekt, de algemene waarderingsgrondslagen voor derivaten (reële waarde of kostprijs) die de entiteit hanteert en de balanswaardering van het afgedekte instrument. Wanneer een entiteit ervoor heeft gekozen haar derivaten tegen reële waarde te waarderen, dan is het toegestaan de kasstroomhedge-accounting, reëlewaardehedge-accounting of netto-investeringhedge-accounting toe te passen. Deze modellen worden onder RJ 290 op dezelfde wijze toegepast als onder IFRS. Wanneer een entiteit haar derivaten waardeert tegen kostprijs, mag zij kostprijshedge-accounting toepassen voor zowel een hedge van het risico op veranderingen in de kasstromen als de reële waarde. Er is één uitzondering: wanneer de entiteit het afgedekte instrument gewaardeerd heeft op basis van reële waarde, dan moet zij het reëlewaardehedge-model volgen en het afdekkinginstrument waarderen op reële waarde. Een hedge van een netto-investering in een buitenlandse eenheid kan zowel voor derivaten die gewaardeerd staan tegen reële waarde als voor kostprijs toegepast worden. Het gaat hier immers om het afdekken van valutarisico’s van posities die de entiteit al in de balans heeft verantwoord. In het kader op pagina 32 en 33 worden de vier hedgeaccountingmodellen nader toegelicht.
31
Hedge-accountingmodellen Kasstroomhedge Het risico dat de entiteit bij kasstroomhedge afdekt, is de volatiliteit van de kasstromen: • die toe te schrijven is aan een specifiek risico dat geassocieerd wordt met een in de balans verantwoord actief of passief of een verplichting die niet in de balans is opgenomen (alleen valutarisico), of bij een transactie die met grote waarschijnlijkheid zal plaatsvinden; • die van invloed is op het resultaat. Toekomstige kasstromen kunnen betrekking hebben op bestaande activa en passiva, zoals toekomstige rentebetalingen en -ontvangsten op schulden met variabele rente. Toekomstige kasstromen kunnen ook betrekking hebben op verwachte in- en verkopen (met grote waarschijnlijkheid dat deze plaatsvinden) of aankopen in buitenlandse valuta. Volatiliteit in toekomstige kasstromen kunnen dus het resultaat zijn van veranderingen in de rentevoet, wisselkoersen, eigenvermogeninstrumenten of grondstofprijzen. Voorbeelden van kasstroomafdekkingen zijn een renteswap die de variabelerentevoet verruilt voor een vasterentevoet en een valutatermijncontract om verwachte toekomstige aankopen van voorraad of andere bedrijfsmiddelen af te dekken. Voor het effectieve deel van de afdekking worden de waardeveranderingen verantwoord in een hedgereserve in het eigen vermogen totdat de entiteit de afgedekte transactie verantwoordt in de winst-enverliesrekening. Zij verantwoordt de achtergehouden waardeveranderingen op het afdekkinginstrument dan pas in de winst-en-verliesrekening (‘recycled’), zodat de verantwoording van de resultaten van het afdekkinginstrument en het afgedekte instrument in dezelfde periode plaatsvindt. De entiteit verantwoordt het ineffectieve deel van de reëlewaardeverandering van het afdekkinginstrument direct in de winst-enverliesrekening.
32
Wanneer een verwachte transactie (zoals het afdekken van toekomstige aankopen van voorraad of bedrijfsmiddelen) als gevolg heeft dat er een niet monetair actief of passief wordt verantwoord, betekent dit dat: • de boekwaarde van het actief of passief aangepast moet worden met de winst of het verlies op het afdekkinginstrument, dat verantwoord is in de hedgereserve in het eigen vermogen (ook wel bekend als de ‘basis adjustment’). De winst of het verlies op het afdekkinginstrument wordt zo automatisch gerecycled naar de winst-en-verliesrekening wanneer het afgedekte actief of passief is afgeschreven, een bijzondere waardevermindering heeft ondergaan of is verkocht; of • de winst en het verlies op het afdekkinginstrument in de hedge-reserve in het eigen vermogen aangehouden moet blijven tot het moment waarop de entiteit het afgedekte actief of passief verantwoordt in de winst-en-verliesrekening. Wanneer de entiteit een van de vier verwerkingsmethoden gekozen heeft, dan dient zij deze methode consistent toe te passen op afdekkingen van dezelfde aard. De ‘basis adjustment’ (aanpak 1) is niet toegestaan wanneer de afgedekte positie een financieel instrument is (of wordt).
Reëlewaarde-hedge Het risico dat een reëlewaarde-hedge afdekt, is het risico bij een verandering in de reële waarde van een actief, passief, een niet uit de balans blijkende verplichting of een reëlewaardeverandering bij een geïdentificeerd deel van een actief, passief of een niet uit de balans blijkende verplichting dat toegewezen kan worden aan een specifiek risico dat van invloed is op de resultaten in de winst-en-verliesrekening. Een voorbeeld van een reëlewaardeafdekking is een lening met vaste rente waarbij het renterisico wordt afgedekt door een renteswap aan te gaan, waarbij de vaste rente wordt verruild voor een variabele rente. Veranderingen in de reële waarde kunnen het gevolg zijn van bijvoorbeeld veranderingen in de rente, wisselkoersen, eigenvermogeninstrumenten en
PricewaterhouseCoopers
grondstofprijzen. De invloed op de winst-en-verliesrekening kan direct zijn of in de toekomst liggen. Zo is een lening die is afgesloten in buitenlandse valuta maar omgerekend dient te worden tegen de slotkoers, onmiddellijk van invloed op de winst-en-verliesrekening. Een ander voorbeeld is een investering in een eigenvermogeninstrument dat beschikbaar is voor verkoop waarbij de waardeveranderingen geactiveerd zijn in het eigen vermogen maar pas direct de winst-en-verliesrekening beïnvloeden bij een bijzondere waardevermindering of verkoop van dit instrument. De entiteit moet het afgedekte instrument aanpassen voor reëlewaardeveranderingen die toe te schrijven zijn aan het afgedekte risico. Zij verantwoordt deze reëlewaardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening, en waardeert het afdekkinginstrument tegen reële waarde, waarbij zij de veranderingen in de reële waarde verantwoordt in de winst-en-verliesrekening in dezelfde periode als waarin de waardeveranderingen op het afgedekte instrument plaatsvinden.
Kostprijshedge De risico’s die afgedekt kunnen worden in het kostprijshedge-accountingmodel, hebben betrekking op het risico van volatiele kasstromen en reëlewaardeveranderingen. Omdat derivaten volgens de Nederlandse verslaggevingstandaard tegen kostprijs gewaardeerd mogen worden, is een kostprijshedge-accountingmodel noodzakelijk om de waardeveranderingen op het afgedekte instrument en het afdekkinginstrument in overeenstemming met elkaar te kunnen brengen (‘matching’). In het kostprijshedge-accountingmodel mag de entiteit herwaarderingen van een derivaat pas in de balans verantwoorden als zij het afgedekte instrument op de balans verantwoordt. Daarom wordt er onder het kostprijshedge-accountingmodel geen voorziening gevormd voor een derivaat met een negatieve reële waarde tot het moment dat het afgedekte instrument in de balans wordt verantwoord. De herwaardering tegen de eindeperiodewisselkoers van een derivaat dat geclassificeerd wordt als een monetaire post, wordt eveneens niet
Spotlight Jaargang 16 - 2009 | Uitgave 4
verantwoord tot het moment dat het afgedekte instrument wordt opgenomen in de balans. Om deze redenen kan het kostprijshedge-accountingmodel het beste gebruikt worden in situaties waar renteswaps worden gebruikt of in situaties waar er een valutatermijncontract wordt afgesloten om verwachte toekomstige transacties af te dekken voor het valutarisico.
Hedge van een netto-investering in een buitenlandse eenheid Een entiteit kan buitenlandse dochterondernemingen, deelnemingen, joint ventures of directe activiteiten in het buitenland bezitten. Deze entiteit kan het valutarisico op het omrekenen van de functionele valuta naar de presentatievaluta van deze netto-investeringen op buitenlandse ondernemingen afdekken. RJ 290 staat namelijk hedge accounting bij afdekkingen van een netto-investering in een buitenlandse entiteit toe, voor zover de entiteit voldoet aan de voorwaarden voor hedge accounting. Onder een netto-investering in een buitenlandse onderneming wordt er volgens RJ 122 ‘Prijsgrondslagen voor vreemde valuta’ verstaan: het belang van de rapporterende onderneming in de intrinsieke waarde van die onderneming, inclusief al dan niet geactiveerde goodwill. Wisselkoersverschillen die ontstaan bij de consolidatie van dit soort entiteiten worden verantwoord in een separate reserve in het eigen vermogen totdat de buitenlandse onderneming wordt afgestoten of geliquideerd. De onderneming heeft de keuze de wisselkoersverschillen die in het eigen vermogen worden verantwoord in de winst-en-verliesrekening te verantwoorden wanneer de onderneming wordt afgestoten of geliquideerd, of dat deze verschillen in de separate reserve in het vermogen blijven. Derivaten en netto-investeringen waarbij er geleend wordt in buitenlandse valuta kunnen dus kwalificeren voor hedge accounting.
33
Stap 3d: Wat voor hedge-documentatie wordt vereist?
Onder de Nederlandse verslaggevingstandaard mogen entiteiten generieke hedge-documentatie opstellen voor hedge-relaties met gemeenschappelijke karakteristieken of specifiek per individuele hedge-relatie. Generieke hedge-documentatie omvat de documentatie van een algemene hedge- en risicomanagementstrategie van de onderneming, een omschrijving van de risico’s die worden afgedekt, de type hedge-relatie en hoe prospectief en retrospectief de effectiviteit van de afdekking wordt gemeten. De entiteit kan in dat geval als basis voor de effectiviteittoets een hedge-tabel in de vorm van een spreadsheet gebruiken bij het documenteren van de afgedekte instrumenten en afdekkinginstrumenten. Wanneer een entiteit generieke hedge-documentatie gebruikt, dan moet zij elke derivaat die zij afsluit vergelijkbaar verantwoorden uit hoofde van hedge accounting. Indien er specifieke documentatie wordt opgezet voor afzonderlijke afdekkingen, zijn de volgende elementen in de documentatie vereist: • risicomanagementdoelstelling en de strategie daaromtrent; • type hedge-relatie; • type risico dat wordt afgedekt; • identificatie van het afgedekte instrument; • identificatie van het afdekkinginstrument; • hoe de effectiviteit prospectief en retrospectief wordt getoetst en hoe ineffectiviteit van de hedge-relatie wordt bepaald. Als een entiteit gebruik maakt van specifieke hedgedocumentatie, kan zij alleen derivaten waarvoor hedge-documentatie aanwezig is, volgens het gekozen hedge-accountingmodel van RJ 290 verantwoorden.
Stap 3e: Hoe om te gaan met de effectiviteittoets en de verantwoording van ineffectiviteit?
De 80-125% bandbreedte die als maatstaf voor de effectiviteit van de afdekking geldt bij IFRS, is niet opgenomen in RJ 290. RJ 290 stelt alleen dat ineffectiviteit van een afdekkingrelatie verantwoord dient te worden in de winsten-verliesrekening. Dit betekent dat onder de Nederlandse verslaggevingregels veel meer derivaten kunnen kwalificeren voor hedge accounting, maar ook dat de effectiviteit relatief beperkt kan zijn. Dit heeft tot gevolg dat slechts een relatief klein deel matching met het onderliggende krijgt en de rest wordt verantwoord in de winst-en-verliesrekening. RJ 290 geeft drie voorbeelden om de effectiviteit van een hedge-relatie te beoordelen. • Entiteiten kunnen een vergelijking maken tussen de reëlewaardebewegingen van het afdekkinginstrument ten opzichte van de reëlewaardebewegingen op het afgedekte instrument binnen een specifieke periode of sinds de aanvang van de hedge-relatie. Dit wordt ook wel de dollar-offsettest genoemd. • Entiteiten kunnen de kritische kenmerken van het afdekkinginstrument en de afgedekte positie met elkaar vergelijken. De mate waarin de kritische kenmerken met elkaar overeenkomen, vormt in dat geval een indicatie van de effectiviteit van de afdekking. • Entiteiten kunnen een regressieanalyse uitvoeren op de veranderingen van de reële waarden van het afdekkinginstrument en de afgedekte positie. RJ 290 vereist zowel prospectieve testen (bij aanvang van de hedge-relatie) als retrospectieve testen (tijdens elke rapportageperiode). Onder de bepalingen van RJ 290 is het toegestaan de hedge-effectiviteit te toetsen door kritische kenmerken van het afdekkinginstrument en de afgedekte positie te toetsen, zowel prospectief als retrospectief. Dit houdt bijvoorbeeld in dat de entiteit de volgende elementen met elkaar vergelijkt: de hoofdsom (‘notional’) van het afdekkinginstrument en de hoofdsom van de afgedekte positie (‘principal’), de vervaldatum, de prijsgrondslag, rentefixatiedata, betalingsmomenten en de valuta van zowel het afdekkinginstrument en de afgedekte positie. De entiteit moet het ineffectieve deel van de hedge-relatie verantwoorden in de winst-en-verliesrekening.
34
PricewaterhouseCoopers
Stap 3f: Wanneer dient hedge accounting te worden beëindigd?
Beëindiging van hedge accounting in het bijzonder • In het geval van een reëlewaardeafdekking is de
Hedge accounting wordt prospectief beëindigd indien het volgende zich voordoet: • De afdekking voldoet niet langer aan de voorwaarden voor hedge accounting. • De afgedekte positie wordt verkocht of afgewikkeld. • Het afdekkinginstrument wordt verkocht, beëindigd of uitgeoefend. • Het management besluit de hedge-relatie te herroepen. • De verwachte toekomstige transactie is niet langer waarschijnlijk waardoor de aangemerkte hedge-relatie vervalt. Vanaf het moment dat de hedge-relatie komt te vervallen, dienen alle verdere waardeveranderingen van het afdekkinginstrument en de afgedekte positie verantwoord te worden als ware er geen hedge-relatie gedefinieerd. De algemene waarderingsgrondslagen voor derivaten van de entiteit zijn in dat geval van toepassing. Op het moment dat de entiteit een hedge-relatie beëindigt, is het mogelijk dat zij reserves in het eigen vermogen of buiten de balans heeft opgebouwd waarin de waardeveranderingen verantwoord staan die tot dan toe hebben plaatsgevonden. RJ 290 geeft aan wat de entiteit moet doen met bestaande winsten en verliezen die al zijn verantwoord onder hedge accounting in vorige perioden. Deze bepalingen hebben tot doel te garanderen dat winsten en verliezen, die zich voor hebben gedaan gedurende de periode dat hedge accounting werd toegepast, blijvend worden afgezet tegen de afgedekte positie wanneer in de toekomst de afgedekte positie economisch nog verwacht wordt doorgang te vinden. Met andere woorden: wanneer een entiteit ervoor heeft gekozen hedge accounting toe te passen, dan is het niet mogelijk die beslissing retrospectief terug te draaien.
4. Belangrijke verschillen met IFRS De Nederlandse verslaggevingstandaarden zijn niet hetzelfde als IFRS wanneer het gaat om het verantwoorden van financiële instrumenten. Er zijn significante verschillen tussen de Nederlandse verslaggevingstandaard en IFRS bij het verantwoorden van derivaten. In de tabel op pagina 36 worden de belangrijkste verschillen tegen elkaar afgezet.
Spotlight Jaargang 16 - 2009 | Uitgave 4
boekwaarde van de afgedekte positie aangepast voor veranderingen in het afgedekte risico. Als de afgedekte positie een vreemdvermogeninstrument is, dan wordt de geaccumuleerde afdekkingaanpassing geamortiseerd over de resterende looptijd van het instrument door de effectieve rentevoet te herberekenen. Wanneer de afgedekte positie een investering in een eigenvermogeninstrument betreft die is geclassificeerd als beschikbaar voor verkoop, dan wordt de geaccumuleerde afdekkingaanpassing niet geamortiseerd maar zal deze verantwoord worden als onderdeel van een bijzondere waardevermindering of een winst of verlies bij verkoop van het instrument.
• In het geval van een kasstroomafdekking, worden winsten en verliezen op het afdekkinginstrument verantwoord in het eigen vermogen. Deze winsten en verliezen blijven in het eigen vermogen totdat de kasstromen plaatsvinden die aan het afdekkinginstrument gekoppeld zijn. Wanneer een toekomstig verwachte transactie niet langer met grote waarschijnlijkheid zal plaatsvinden maar wel verwacht wordt plaats te vinden, dan blijven de winsten en verliezen in het eigen vermogen verantwoord totdat de transactie effect heeft op de winst-en-verliesrekening. Wanneer een toekomstig verwachte transactie niet langer plaats zal vinden, dan dient de afdekkingreserve in het eigen vermogen onmiddellijk verantwoord te worden in de winst-en-verliesrekening.
• In het geval van een kostprijsafdekking worden winsten en verliezen gedurende de effectieve looptijd van de hedge-relatie buiten de balans verantwoord. Als de toekomstig verwachte transactie niet langer wordt verwacht plaats te vinden, dienen alle winsten (indien er sprake is van een monetaire post in vreemde valuta) en verliezen onmiddellijk verantwoord te worden in de winsten-verliesrekening.
35
No Onderwerp
Raad voor de Jaarverslaggeving
IFRS
1
Waardering van derivaten
Derivaten kunnen verantwoord worden tegen kostprijs of tegen reële waarde.
Alle derivaten dienen verantwoord te worden tegen reële waarde.
2
Hedge accounting
RJ 290 onderkent vier hedge-accountingmodellen, te weten: • kasstroomhedge-accounting; • reëlewaardehedge-accounting; • kostprijshedge-accounting; en • hedge van een netto-investering in een buitenlandse entiteit.
IFRS heeft drie modellen voor hedge accounting. Het kostprijshedge-accountingmodel bestaat niet onder IFRS omdat alle derivaten verantwoord dienen te worden tegen reële waarden.
3
Reikwijdte effectiviteittoets
RJ 290 heeft geen bandbreedte vastgesteld IFRS vereist dat hedge-relaties effectief zijn waaraan een effectiviteittoets dient te voldoen. binnen een bandbreedte van 80-125%. Een hedge-relatie kan relatief ineffectief zijn en toch kwalificeren voor hedge accounting.
4
Effectiviteittoets bij hedge-relaties
Kritischekenmerkentoets is toegestaan voor IFRS staat de kritischekenmerkentoets alleen prospectieve en retrospectieve toetsing van de toe bij de prospectieve effectiviteittoets. Voor effectiviteit van de hedge-relatie. de meeste hedge-relaties zal de ‘dollar offset’methode voor het retrospectief toetsen van de effectiviteit voldoende zijn. Complexere hedge-relaties kunnen kwalificeren voor hedge accounting bij toepassing van andere effectiviteittoetsen.
5
Hedgedocumentatie
Generieke documentatie is toegestaan onder RJ 290.
Generieke documentatie is niet toegestaan onder IFRS. Specifieke hedge-documentatie is vereist voor elke individuele hedge-relatie.
6
In contracten besloten derivaten (‘embedded derivaten’)
Wanneer er gekozen is voor verantwoording op basis van kostprijs, dan hoeft een derivaat dat in een ander contract besloten is, niet geïdentificeerd en afgesplitst te worden en afzonderlijk gewaardeerd te worden.
Een derivaat dat in een ander contract besloten is en dat niet nauw verwant is aan het contract, dient afgesplitst te worden van het contract; beide dienen los van elkaar gewaardeerd te worden. Er zijn geen uitzonderingen voor verantwoording op basis van kostprijs in IFRS.
7
Toelichtingvereisten De toelichtingvereisten onder RJ 290 zijn minder complex.
5. Conclusie Op 1 januari 2008 is de nieuwe RJ 290 ‘Financiële instrumenten’ van kracht geworden. Deze standaard geeft gedetailleerde richtlijnen met betrekking tot de verantwoording van derivaten en hedge accounting. De nieuwe RJ 290 voorziet entiteiten van een palet aan mogelijkheden voor de financiële verantwoording van derivaten, waaronder het waarderen tegen kostprijs. Entiteiten hebben veel opties waaruit zij kunnen kiezen. Echter,
36
De toelichtingvereisten onder IFRS zijn veeleisender.
de keuze van de ene optie kan leiden tot het uitsluitsel van andere opties. Dit heeft tot gevolg dat de nieuwe RJ 290 significant kan verschillen van zowel IFRS als de vervangen richtlijn. Het is daarom belangrijk dat entiteiten goed stilstaan bij de keuzes die zij maken bij toepassing van de vernieuwde richtlijn. Een belangrijk aandachtspunt is dat entiteiten rekening moeten houden met zowel de huidige als de toekomstige bedrijfsvoering voordat zij een beslissing nemen over de beste methode om derivaten te verantwoorden.
PricewaterhouseCoopers