Nieuwe richtlijn financiële instrumenten Hoofdlijnen RJ 290
Inhoudsopgave Voorwoord
4
Managementsamenvatting
5
Inleiding
7
1. Classificatie en waardering Classificatievraagstukken Waarderingsvraagstukken
8 8 14
2. Opnemen en niet langer opnemen in de balans
18
3. Risicobeheer, hedging en hedge accounting Risicobeheer en hedging Hedge accounting Voorbeelden (valutarisico en renterisico) Waarom hedge accounting? Hedgedocumentatie Effectiviteit
20 20 21 22 27 28 31
4. Classificatie als eigen vermogen of vreemd vermogen
33
5. Toelichting Algemeen Risico-informatie
37 37 38
6. Overgangsbepalingen Overgangsbepaling eerste waardering en classificatie van financiële instrumenten Overgangsbepaling voor documentatievereiste inzake hedge accounting
41 41 42
Voorwoord De Raad voor Jaarverslaggeving heeft een volledig nieuwe Richtlijn met betrekking tot financiële instrumenten gepubliceerd, RJ 290. Deze richtlijn is van toepassing voor boekjaren startend op of na 1 januari 2008. In deze brochure wordt ingegaan op de gevolgen van de nieuwe richtlijn voor uw jaarrekening. RJ 290 zet u aan tot nadenken en tot actie. Zo leiden de diverse alternatieven van waardering en resultaatbepaling wellicht tot verplichte wijzigingen van uw huidige grondslagen, maar ook tot herbezinning van de vraag of een andere grondslag niet beter is. In het kader van risicobeheer door middel van derivaten zal de bestaande praktijk van ‘hedge accounting’ alleen kunnen worden voortgezet bij adequate hedgedocumentatie vooraf. Reden genoeg voor Ernst & Young om deze brochure uit te brengen en de ingewikkelde Richtlijn zo helder mogelijk uit te leggen. De brochure is beperkt tot de hoofdlijnen van RJ 290 en daarmee primair gericht op de situatie die zich voordoet bij niet-financiële instellingen. Maar ook voor de basisvraagstukken bij financiële instellingen kan deze brochure een nuttig handvat bieden. Heeft u vragen over de toepassing van RJ 290? Ernst & Young is u hierbij graag van dienst.
4
Nieuwe richtlijn financiële instrumenten Hoofdlijnen RJ 290
Managementsamenvatting Financiële instrumenten komen in iedere jaarrekening voor. Vorderingen, schulden, effecten, liquide middelen. Het zijn allemaal voorbeelden van financiële instrumenten. Ook kennen we zogenaamde afgeleide financiële instrumenten, ofwel derivaten. Deze worden vaak afgesloten om risico’s in de organisatie te beheersen, zoals valutarisico en renterisico. De regelgeving inzake financiële instrumenten was in Nederland tot nu toe redelijk beperkt. Met ingang van de jaarrekening 2008 is daarin verandering gekomen. De Raad voor de Jaarverslaggeving heeft RJ 290 gepubliceerd, waarin uitgebreide bepalingen zijn opgenomen over met name de waardering en resultaatbepaling van de verschillende soorten financiële instrumenten, de classificatie als eigen vermogen of vreemd vermogen, en de te verstrekken toelichting. Voor een deel zijn deze bepalingen gelijk aan reeds bestaande regelgeving, voor een deel is sprake van nieuwe bepalingen. Dat laatste geldt vooral op het gebied van waardering en resultaatbepaling, en dan in het bijzonder het gebruik van derivaten voor risicobeheer. Met betrekking tot de waardering en resultaatbepaling introduceert RJ 290 een aantal specifieke categorieën, met daarbij passende grondslagen. Kort samengevat: • Voor verstrekte leningen en vorderingen, voor beleggingen in obligaties die tot het einde van de looptijd worden aangehouden, en voor ‘normale’ schulden is waardering tegen (geamortiseerde) kostprijs voorgeschreven, net als in de huidige regelgeving. • In de meeste overige gevallen bestaat een keuze tussen een waardering tegen kostprijs en een waardering tegen reële waarde. • Bij waardering tegen reële waarde kan de waardeverandering veelal hetzij direct in de winst- en verliesrekening worden verwerkt dan wel eerst worden opgenomen in een herwaarderingsreserve en bij realisatie in de winst- en verliesrekening (of eerder, als sprake is van een reële waarde die lager is dan de kostprijs). • Financiële activa en passiva die deel uitmaken van een handelsportefeuille (en waarin dus actief wordt gehandeld) worden verplicht gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in het resultaat. • Ook voor beursgenoteerde aandelen en beursgenoteerde obligaties die niet tot het einde van de looptijd worden aangehouden is waardering tegen reële waarde verplicht, maar de waardeveranderingen mogen in dat geval ook eerst in een herwaarderingsreserve worden opgenomen. Voor de meeste ondernemingen zullen de nieuwe regels voor waardering en resultaatbepaling, hoewel wat anders geformuleerd, niet ingrijpend zijn. Uiteraard is wel een nadere analyse nodig om vast te stellen of er noodzaak is om wijzigingen in de grondslagen aan te brengen. Ook kan de nieuwe Richtlijn leiden tot heroverwegingen met betrekking tot de tot nu toe gehanteerde grondslagen, doordat nieuwe keuzemogelijkheden worden geëxpliciteerd.
Nieuwe richtlijn financiële instrumenten Hoofdlijnen RJ 290
5
Inzake derivaten en risicobeheer denken wij dat de nieuwe regels wel tot een belangrijke wijziging in de praktijk zullen leiden. Als ondernemingen valutarisico’s of renterisico’s afdekken door middel van derivaten, dan worden deze derivaten in de huidige praktijk veelal niet op de balans opgenomen (‘off balance’ gehouden). De waardeveranderingen van de derivaten worden dan verantwoord in de periode waarin ook de financiële gevolgen van de afgedekte risico’s worden verantwoord, zodat een ‘perfecte match’ bestaat. Dit noemen we ‘hedge accounting’. Dit blijft ook onder de nieuwe RJ 290 mogelijk, met een belangrijk verschil: om hedge accounting te kunnen toepassen, is het noodzakelijk vooraf de afdekking te documenteren. Hedgedocumentatie is zowel mogelijk in generieke zin als op basis van individuele afdekkingen, maar documentatie vooraf is altijd een vereiste. In de huidige praktijk was dat niet gebruikelijk. Als geen hedgedocumentatie is opgesteld wordt het derivaat verwerkt als een losstaand financieel instrument, dat wil zeggen, als de onderliggende waarde beursgenoteerd is tegen reële waarde met alle waardeveranderingen in de winst- en verliesrekening, en als de onderliggende waarde niet-beursgenoteerd is, op dezelfde wijze of tegen kostprijs of lagere marktwaarde. Dit betekent dat daarmee volatiliteit in de winst- en verliesrekening wordt geïntroduceerd, ook als economisch gezien risico’s zijn afgedekt. Als u dat niet wilt, dient u tijdig de hedgedocumentatie op te stellen. Bij de introductie van de nieuwe RJ 290 geldt daarbij een eenmalige overgangsregeling: als de hedgedocumentatie per 1 juli 2008 gereed is, kan met terugwerkende kracht hedge accounting worden toegepast. Is de hedgedocumentatie pas na die datum gereed, dan zullen de derivaten tot aan het moment waarop de hedge is gedocumenteerd moeten worden verwerkt als een losstaand derivaat, met mogelijke effecten op de winst- en verliesrekening. Bij de toepassing van hedge accounting onderscheidt RJ 290 verschillende modellen. Voor de meerderheid der ondernemingen zal toepassing van het model van kostprijshedge-accounting het meest voor de hand liggen: in dat model worden de derivaten tegen kostprijs gewaardeerd en, als de kostprijs nihil is, blijven ze daarmee off-balance, ook als de marktwaarde van de derivaten lager is dan de kostprijs. Uiteraard is daarbij wel van belang dat de hedge effectief is, dat wil zeggen dat de risico’s door middel van het derivaat ook feitelijk worden afgedekt. Maar ondernemingen kunnen ook redenen hebben om hun derivaten niet tegen kostprijs te waarderen, maar tegen reële waarde, bijvoorbeeld om aan te sluiten op IFRS of om te voldoen aan wensen van stakeholders. In dat geval is hedge accounting mogelijk in de vorm van reële-waardehedge-accounting (voor afdekking van veranderingen in reële waarden) of kasstroomhedge-accounting (voor afdekking van veranderingen in kasstromen). Het is duidelijk: RJ 290 leidt tot een nadere bezinning op het omgaan met financiële instrumenten in de financiële verslaggeving. Door middel van deze brochure helpt Ernst & Young u daarbij graag op weg.
6
Nieuwe richtlijn financiële instrumenten Hoofdlijnen RJ 290
Inleiding Bijna elke onderneming heeft diverse financiële instrumenten. Financiële instrumenten omvatten primaire instrumenten zoals vorderingen, schulden en aandelen, maar ook afgeleide instrumenten (derivaten) zoals renteswaps en valutaswaps, financiële opties, futures en termijncontracten. In de geconsolideerde balans van veel ondernemingen komen de volgende financiële instrumenten voor. Tabel A, gebaseerd op het Besluit Modellen Jaarrekening (BMJ), geeft een overzicht van de financiële instrumenten die op de balans kunnen voorkomen. Tabel A. Financiële instrumenten in de balans Financiële vaste activa * • Verstrekte leningen • Overige effecten (waaronder derivaten) • Overige vorderingen Vorderingen (kortlopend) • Handelsdebiteuren • Overige vorderingen Effecten (waaronder derivaten) Liquide middelen
Eigen vermogen • Gestort en opgevraagd kapitaal Langlopende schulden • Schulden aan kredietinstellingen • Obligatieleningen • Overige schulden • Derivaten** Kortlopende schulden • Schulden aan kredietinstellingen • Schulden aan handelscrediteuren • Overige schulden • Derivaten**
* Onder financiële vaste activa vallen ook deelnemingen. RJ 290 is niet van toepassing op deelnemingen waarop invloed van betekenis wordt uitgeoefend op het zakelijke en financiële beleid en de verwerking hiervan verandert dan ook niet als gevolg van de nieuwe RJ 290. ** Niet separaat opgenomen in BMJ. De nieuwe RJ 290 verschilt van de oude RJ 290, die alleen de wettelijke bepalingen bevatte. Deze Richtlijn lijkt op het eerste oog op IFRS. Hoewel op een aantal punten wel gelijkenis is met IFRS, bestaan op veel punten belangrijke verschillen. Zo kent RJ 290 meer keuzevrijheid van waarderingsgrondslagen dan IAS 39. Deze keuzevrijheid heeft zijn oorsprong in Titel 9 BW 2. Daarnaast zijn de bepalingen in RJ 290 algemener en meer gericht op de onderliggende principes dan de bepalingen in IAS 39. Een voorbeeld hiervan zijn de voorwaarden voor het toepassen van hedge accounting, die in RJ 290 minder strikt zijn dan in IAS 39. Bij het toepassen van RJ 290 zijn bepaalde keuzes noodzakelijk en kunnen verschillende praktische toepassingsvragen voorkomen. Deze brochure behandelt een aantal van deze keuzes en praktische vragen en geeft voorbeelden hoe hier in de praktijk mee zou kunnen worden omgegaan. Deze brochure is beperkt tot de hoofdlijnen van RJ 290.
Nieuwe richtlijn financiële instrumenten Hoofdlijnen RJ 290
7
In Tabel B worden de paragrafen aangegeven waarin de verschillende onderwerpen in deze brochure aan de orde komen. Tabel B. Onderwerpen in deze brochure
8
Paragraaf
Onderwerp
1 2 3 4 5 6
Classificatie en waardering van een financieel instrument Opnemen en niet langer opnemen in de balans Risicobeheer, hedging en hedge accounting Classificatie in eigen vermogen of vreemd vermogen Toelichtingsvereisten Overgangsbepalingen
Nieuwe richtlijn financiële instrumenten Hoofdlijnen RJ 290
1. Classificatie en waardering Financiële instrumenten (activa en passiva) worden in RJ 290 onderverdeeld (geclassificeerd) in een aantal subcategorieën. Deze classificatie naar subcategorie is van belang omdat deze de waarderingsgrondslag bepaalt. De eerste waardering is voor alle financiële instrumenten hetzelfde, namelijk de reële waarde. De reële waarde zal bij eerste waardering normaliter gelijk zijn aan de kostprijs. De vervolgwaardering hangt af van de classificatie. In Tabel C is een overzicht gegeven van de classificatie van financiële activa en financiële passiva, en de daarbij behorende grondslag van waardering en resultaatbepaling, in overeenstemming met RJ 290. Na deze tabel gaan wij nader in op enkele specifieke vraagstukken daarbij, eerst op classificatievraagstukken, daarna op waarderingsvraagstukken. Tabel C. Classificatie en waardering financiële activa en financiële passiva Classificatie financiële activa
Waardering na eerste verwerking
Verwerking van waardeveranderingen
1
Financiële activa die deel uitmaken van een handelsportefeuille
Reële waarde
Direct in de winst- en verliesrekening
2a
Derivaten (zonder hedge accounting) Onderliggende waarde - beursgenoteerd Onderliggende waarde - niet-beursgenoteerd
Reële waarde a. Kostprijs
Direct in de winst- en verliesrekening In winst- en verliesrekening bij overdracht aan een derde of bij een bijzondere waardevermindering/ voorziening voor verlieslatend contract Direct in de winst- en verliesrekening
b. Reële waarde 2b
Derivaten (met hedge accounting) Reële-waardehedge-accounting
Reële waarde
Kasstroomhedge-accounting
Reële waarde
Hedge van een netto-investering
Reële waarde
Kostprijshedge-accounting
Kostprijs
Nieuwe richtlijn financiële instrumenten Hoofdlijnen RJ 290
Direct in de winst- en verliesrekening, waardemutatie afgedekte positie eveneens direct in winst- en verliesrekening Eerst via eigen vermogen, gelijktijdig met verwerking afgedekte positie in winst- en verliesrekening Eerst via eigen vermogen (onderdeel koersverschillenreserve) Waardemutaties blijven off-balance
9
Classificatie financiële activa
3
Waardering na eerste verwerking
Verwerking van waardeveranderingen
Gekochte leningen en obligaties Tot einde looptijd aangehouden
Geamortiseerde kostprijs
Overig - beursgenoteerd
Reële waarde
Overig - niet-beursgenoteerd
a. Geamortiseerde kostprijs
Effectieve rente in winst- en verliesrekening. Bijzondere waardeverminderingen direct in winst- en verliesrekening i. Direct in de winst- en verliesrekening, of ii. Eerst via eigen vermogen (herwaarderingsreserve), bij realisatie in winst- en verliesrekening. Effectieve rente in winst- en verliesrekening . Waardeverminderingen onder de (geamortiseerde) kostprijs direct in winst- en verliesrekening Effectieve rente in winst- en verliesrekening. In winst- en verliesrekening bij overdracht aan een derde of bij een bijzondere waardevermindering i. Direct in de winst- en verliesrekening, of ii. Eerst via eigen vermogen (herwaarderingsreserve), bij realisatie in winst- en verliesrekening. Effectieve rente in winst- en verliesrekening. Waardeverminderingen onder de (geamortiseerde) kostprijs direct in winst- en verliesrekening
b. Reële waarde
4
Verstrekte leningen en overige vorderingen
Geamortiseerde kostprijs
Effectieve rente in winst- en verliesrekening. In winst- en verliesrekening bij overdracht aan een derde of bij een bijzondere waardevermindering
5
Investeringen in eigen-vermogensinstrumenten Beursgenoteerd
Reële waarde
Niet-beursgenoteerd
a. Kostprijs
i. Direct in de winst- en verliesrekening, of ii. Eerst via eigen vermogen (herwaarderingsreserve), bij realisatie in winst- en verliesrekening. Waardeverminderingen onder de kostprijs direct in winst- en verliesrekening In winst- en verliesrekening bij overdracht aan een derde of bij een bijzondere waardevermindering i. Direct in de winst- en verliesrekening, of ii. Eerst via herwaarderingsreserve, bij realisatie in winst- en verliesrekening. Waardeverminderingen onder de kostprijs direct in winst- en verliesrekening
b. Reële waarde
10
Nieuwe richtlijn financiële instrumenten Hoofdlijnen RJ 290
Classificatie financiële passiva
Waardering na eerste verwerking
Verwerking van waardeveranderingen
1
Financiële passiva die deel uitmaken van een handelsportefeuille
Reële waarde
Direct in de winst- en verliesrekening
2
Derivaten (zonder hedge accounting) Onderliggende waarde - beursgenoteerd Onderliggende waarde - niet-beursgenoteerd
Reële waarde a. Kostprijs
Direct in de winst- en verliesrekening In winst- en verliesrekening bij overdracht aan een derde. Direct in de winst- en verliesrekening
b. Reële waarde 2b
3
Derivaten (met hedge accounting) Reële-waardehedge-accounting
Reële waarde
Kasstroomhedge-accounting
Reële waarde
Hedge van een netto-investering
Reële waarde
Kostprijshedge-accounting
Kostprijs
Overige financiële verplichtingen
Geamortiseerde kostprijs
Direct in de winst- en verliesrekening, waardemutatie afgedekte positie eveneens direct in winst- en verliesrekening Eerst via eigen vermogen, gelijktijdig met verwerking afgedekte positie in winst- en verliesrekening Eerst via eigen vermogen (onderdeel koersverschillenreserve) Waardemutaties blijven off-balance Effectieve rente in winst- en verliesrekening.
Classificatievraagstukken We gaan hierna op een drietal classificatievraagstukken nader in. Eerst geven we aan hoe de posten in het Besluit Modellen Jaarrekening aansluiten op de classificatie volgens RJ 290. Daarna behandelen we specifiek de verschillende mogelijkheden om effecten te classificeren. Ten slotte gaan we in op de vraag wat het begrip ‘beursgenoteerd’ precies inhoudt. Hoe vallen de posten in de balans (tabel A, gebaseerd op het Besluit Modellen Jaarrekening) binnen de categorieën die RJ 290 onderscheidt (in tabel C)? Een onderneming zal voor de jaarrekening over boekjaar 2008 nagaan in welke categorie haar verschillende soorten financiële instrumenten zullen vallen. Daartoe is het nuttig kennis te nemen van onderstaande tabel, waar de aansluiting is gegeven tussen de posten in de balans gebaseerd op het Besluit Modellen Jaarrekening (tabel A) en de categorieën die RJ 290 onderscheidt (tabel C). Zie daartoe tabel D.
Nieuwe richtlijn financiële instrumenten Hoofdlijnen RJ 290
11
12
Nieuwe richtlijn financiële instrumenten Hoofdlijnen RJ 290
X
X
X
Overig beurs genoteerd
X
Overig niet beurs genoteerd
X **
Verstrekte leningen en vorderingen
X
X
X
X **
X * : indien aangegaan met het doel op korte termijn te verkopen
Derivaten
X ** : voorzover het actief of passief geen deel uitmaakt van handelsportefeuille
X ** X ** X ** X
X
X
Kortlopende schulden Schulden aan kredietinstellingen Schulden aan handelscrediteuren Overige schulden
X*
X
X
X ** X ** X **
X*
Liquide middelen
X
X
X **
Langlopende schulden Schulden aan kredietinstellingen Obligatieleningen Overige schulden
X* X* X*
Effecten • Aandelen • Obligaties • Derivaten
X
Niet beursgenoteerd
Beurs genoteerd
X **
Overige financiële verplichtingen
Investeringen in eigen vermogensinstrumenten
X ** X **
X
Onderliggende waarde - niet beursgenoteerd
Tot einde looptijd aan gehouden
Gekochte leningen en obligaties
Vorderingen (kortlopend) Vorderingen op handelsdebiteuren Overige vorderingen
X
Onderliggende waarde beursgenoteerd
Derivaten (zonder hedge accounting)
Derivaten (met hedge accounting)
X **
X* X* X*
Handelsportefeuille
Financiële activa die deel uitmaken van een handelsportefeuille
Financiële vaste activa Verstrekte leningen Overige effecten • Aandelen • Obligaties • Derivaten Overige vorderingen
BMJ (tabel A)
RJ 290 (tabel C)
Tabel D. Aansluiting Besluit Modellen Jaarrekening en Categorieën RJ 290.
Hoe worden effecten geclassificeerd? Uit tabel C kan worden afgeleid dat effecten bestaan uit aandelen, obligaties en derivaten. Bij de classificatie van effecten spelen de volgende aspecten een rol: • Is sprake van een vast of vlottend actief? • Voor welk doel worden de effecten aangehouden? • Zijn de effecten wel of niet beursgenoteerd? Effecten kunnen zowel onder de vlottende activa als onder de vaste activa (financiële vaste activa) vallen. Effecten worden onder de vlottende activa opgenomen indien ze niet bestemd zijn om de uitoefening van de werkzaamheid van de rechtspersoon duurzaam te dienen. Als dat wel het geval is, worden de effecten als financiële vaste activa gepresenteerd. Met betrekking tot het doel is van belang vast te stellen of de effecten worden aangehouden voor handelsdoeleinden of niet. Financiële instrumenten worden aangehouden voor handelsdoeleinden indien deze hoofdzakelijk worden gekocht met het doel om op korte termijn te verkopen of wanneer deze deel uitmaken van geïdentificeerde financiële instrumenten die gezamenlijk worden beheerd en waarvoor aanwijzingen bestaan van een recent, feitelijk patroon van winstneming op korte termijn. Een voorbeeld hiervan kan zijn een aandelenbeleggingsportefeuille die zeer actief wordt beheerd om te profiteren van korte termijn koersstijgingen en –dalingen. Voor deze subcategorie maakt het geen verschil of het instrument beursgenoteerd is of niet. Wanneer effecten worden aangehouden voor handelsdoeleinden dienen deze te worden gewaardeerd tegen reële waarde, waarbij de waardeveranderingen direct in de winst- en verliesrekening worden verwerkt. Deze verwerkingswijze geeft dan ook direct inzicht in de resultaten op deze handelsactiviteiten, ongeacht de mate van realisatie. Obligaties die niet worden aangehouden voor handelsdoeleinden kunnen worden aangehouden tot het einde van de looptijd. Als dat de intentie van het management is, worden de obligaties gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs. Indien effecten niet worden aangehouden voor handelsdoeleinden, en obligaties niet tot het einde van de looptijd, is het onderscheid tussen beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde effecten van belang. Voor beursgenoteerde instrumenten is waardering tegen reële waarde verplicht, waarbij waardeveranderingen zowel direct in de winst- en verliesrekening als eerst in een herwaarderingsreserve mogen worden opgenomen. Voor niet-beursgenoteerde effecten heeft de onderneming de keuze deze te waarderen tegen kostprijs of reële waarde. Waardering tegen kostprijs is over het algemeen eenvoudiger, omdat dan geen separate waardering noodzakelijk is, tenzij er sprake is van een bijzondere waardevermindering. De keuze voor reële waarde zal vooral gemaakt worden als het management van mening is dat dit een beter inzicht geeft in het eigen vermogen en/of het resultaat.
Nieuwe richtlijn financiële instrumenten Hoofdlijnen RJ 290
13
Wanneer is een aandeel, obligatie of de onderliggende waarde van een derivaat beursgenoteerd? Effecten zijn beursgenoteerd indien sprake is van een daadwerkelijke beurs waarop betreffende (onderliggende) waarden worden verhandeld. Effecten die worden verhandeld op een onderhandse (‘Over The Counter’)-markt zijn niet-beursgenoteerd, hoe actief deze markt ook is. Voorbeeld van een beursgenoteerd aandeel is een aandeel Philips op Euronext. Merk op dat bij een optie op aandelen (een derivaat), niet de optie, maar slechts het aandeel beursgenoteerd dient te zijn. Rentestanden en valutakoersen zelf kennen over het algemeen geen beursnotering, daarom hebben derivaten hierop (bijvoorbeeld renteswaps en valutatermijncontracten) geen beursgenoteerde onderliggende waarde en hoeven zij niet verplicht tegen reële waarde te worden gewaardeerd. Waarderingsvraagstukken We gaan eerst in op de begrippen geamortiseerde kostprijs en reële waarde. Daarna bespreken we hoe de reële waarde wordt vastgesteld. Een bijzondere grondslag is die waarbij tegen reële waarde wordt gewaardeerd en de waardeveranderingen eerst in een herwaarderingsreserve worden opgenomen. We gaan in op de gevolgen voor de winst- en verliesrekening bij deze grondslag en op de vraag waarom een onderneming voor deze grondslag zou kiezen. Vervolgens komt aan de orde hoe transactiekosten inzake financiële instrumenten moeten worden verwerkt, en hoe met derivaten moet worden omgegaan. Het laatste vraagstuk betreft de noodzaak om in bepaalde gevallen een herwaarderingsreserve te vormen, terwijl de ongerealiseerde waardeveranderingen zijn opgenomen in het resultaat. Het begrip geamortiseerde kostprijs De geamortiseerde kostprijs is de kostprijs waarbij het agio of disagio bij het aangaan van het contract, evenals direct aan het financieel instrument toerekenbare kosten die bij het aangaan van het contract worden gemaakt, over de looptijd van het contract ten gunste of ten laste van de winst- en verliesrekening worden gebracht. Hierdoor wordt het agio of disagio daarom niet als separaat actief of passief gepresenteerd. De toerekening geschiedt op basis van de effectieve-rentemethode. Door toepassing van de effectieve-rentemethode worden de rentebaten en rentelasten aan de desbetreffende periode toegerekend op basis van de effectieve rentevoet (een annuïtaire berekening). In een aantal gevallen zal de geamortiseerde kostprijs overeenkomen met de nominale waarde, bijvoorbeeld bij de waardering van kortlopende posten als handelsdebiteuren en – crediteuren, bij waardering van liquide middelen en bij langlopende vorderingen waar niets te amortiseren valt. RJ 290 geeft aan dat het toepassen van lineaire amortisatie (in plaats van het toepassen van de effectieve-rentemethode) als alternatief wordt toegestaan indien lineaire amortisatie niet tot belangrijke verschillen leidt ten opzichte van het toepassen van de effectieve-rentemethode.
14
Nieuwe richtlijn financiële instrumenten Hoofdlijnen RJ 290
Voorbeeld geamortiseerde kostprijs met gebruik van effectieve-rentemethode en disagio Een onderneming koopt op 1 januari 2008 obligaties met een nominale waarde van € 100 miljoen, een couponrente van 5% en een resterende looptijd van 3 jaar. De rente wordt aan het einde van het jaar ontvangen. De marktrente op 1 januari 2008 is 6%. De kostprijs van de obligatie bedraagt daarom € 97,33 (de contante waarde van de rente en aflossing op basis van een disconteringsvoet van 6%). De obligatie wordt door de onderneming aangemerkt als een financieel actief dat tot het einde van de looptijd wordt aangehouden. De geamortiseerde kostprijs, rentebaten en rentebetaling per jaar zijn nu als volgt: Jaar
Geamortiseerde kostprijs 1-1
Rentebate
Ontvangen rente
Geamortiseerde kostprijs 31-12
2008 2009 2010
97,33 98,17 99,06
5,84 5,89 5,94
5 5 5
98,17 99,06 100,00
De rente wordt op deze wijze verantwoord volgens de effectieve-interestmethode. De rentebate is immers ieder jaar 6% van de geamortiseerde kostprijs per 1-1. Het verschil tussen de rentebetaling en de rentebate verhoogt de geamortiseerde kostprijs. Onder RJ 290 is het toegestaan om het disagio bij aankoop (€ 2,67) lineair over drie jaar te verdelen, hetgeen resulteert in een rentebate van €5,89 in alle jaren (maar een dalende rentevoet). Het begrip reële waarde Onder de reële waarde (marktwaarde) wordt verstaan het bedrag waarvoor een actief kan worden verhandeld of een passief kan worden afgewikkeld tussen terzake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. Wanneer een instrument tegen reële waarde wordt gewaardeerd, zal deze reële waarde elke rapportageperiode bepaald dienen te worden. De wijzigingen in de reële waarde worden ofwel in de winst- en verliesrekening ofwel in het eigen vermogen verwerkt, afhankelijk van de subcategorie waarin het financieel instrument valt en/of de keuzes die de onderneming heeft gemaakt. Een actieve markt is een markt waarbij de goederen die worden verhandeld homogeen zijn, en er normaliter op elk moment kopers en verkopers worden gevonden en de prijzen beschikbaar zijn voor het publiek. Een voorbeeld hiervan is een aandeel dat genoteerd is op Euronext.
Hoe wordt deze reële waarde vastgesteld? RJ 290 maakt onderscheid naar de situatie dat er een marktnotering is voor een instrument en de situatie waarin daar geen sprake van is. Als een financieel instrument een marktnotering heeft en wordt verhandeld op een actieve markt, is de genoteerde marktprijs de beste aanwijzing voor de reële waarde. In het geval een financieel instrument geen notering heeft in een actieve markt, wordt de reële waarde zo goed mogelijk geschat, op één van de volgende manieren: a. de reële waarde wordt afgeleid uit de reële waarde van zijn bestanddelen of een soortgelijk instrument indien voor de bestanddelen ervan of een soortgelijk instrument wel een betrouwbare reële waarde is aan te wijzen; of b. de reële waarde wordt bepaald met behulp van waarderingsmodellen en waarderingstechnieken.
Nieuwe richtlijn financiële instrumenten Hoofdlijnen RJ 290
15
Ook kan het voorkomen dat er voor het financiële instrument wel een genoteerde marktprijs is maar dat deze geen goede indicatie van de reële waarde is. Dit is bijvoorbeeld het geval als er geen actieve markt is, de markt niet goed ontwikkeld is of er geringe volumes worden verhandeld in verhouding tot het aantal eenheden. Ook dan kunnen bovenstaande schattingsmethoden worden gehanteerd om de reële waarde voldoende betrouwbaar te bepalen. Wat betekent het voor de winst- en verliesrekening indien het financiële instrument gewaardeerd wordt tegen reële waarde met waardeveranderingen die eerst via herwaarderingsreserve worden verwerkt? In de situatie dat een financieel instrument wordt gewaardeerd tegen reële waarde met waardeveranderingen eerst via de herwaarderingsreserve, worden de ongerealiseerde waardemutaties in eerste instantie direct in het eigen vermogen verwerkt. Pas op het moment van realisatie, bijvoorbeeld door verkoop van het instrument aan een derde, wordt de waardemutatie in de winst- en verliesrekening verwerkt. Omdat het niet is toegestaan een negatieve herwaarderingsreserve te vormen worden echter waardedalingen, voor zover deze zou leiden tot een negatieve herwaarderingsreserve, direct in de winst- en verliesrekening verantwoord. Dit is het geval als de reële waarde lager is dan de geamortiseerde kostprijs. Gerealiseerde baten zoals rente en dividend worden direct in de winst- en verliesrekening verwerkt. Voor de toerekening van de rentebaten wordt ook hier de effectieve-rentemethode toegepast, conform de methodiek bij geamortiseerde kostprijs. Waarom zou een onderneming kiezen voor waardering tegen reële waarde met waardewijzigingen eerst via de herwaarderingsreserve? Een onderneming kan kiezen om ongerealiseerde waardewijzigingen direct te verwerken in de winst- en verliesrekening, of om deze eerst op te nemen in een herwaarderingsreserve. De keuze voor directe verwerking in het resultaat zou bijvoorbeeld kunnen worden gemaakt indien de onderneming het beleggingskarakter wil laten zien in zowel de balans als de winst- en verliesrekening. De keuze voor verwerking via de herwaarderingsreserve kan worden gemotiveerd doordat daarmee inzicht wordt gegeven in de reële waarde van het instrument op de balans, zonder dat direct volatiliteit van het resultaat ontstaat. Deze wordt immers eerst in de herwaarderingsreserve geboekt en pas bij realisatie in de winsten verliesrekening, tenzij dit leidt tot een negatieve herwaarderingsreserve. Transactiekosten De verwerking van transactiekosten bij de verwerving of uitgifte van financiële instrumenten is afhankelijk van de betreffende waarderingsgrondslag na eerste verwerking. Indien de betreffende financiële instrumenten worden gewaardeerd tegen reële waarde via de winst- en verliesrekening worden transactiekosten direct in het resultaat verwerkt. Bij waardering tegen reële waarde met waardemutaties via het eigen vermogen en bij waardering tegen geamortiseerde kostprijs worden de transactiekosten verwerkt in de eerste waardering. Bij rentedragende financiële instrumenten worden de transactiekosten in het resultaat verwerkt door middel van de effectieve-rentemethode, zoals hiervoor beschreven. Met transactiekosten bij toekomstige verkoop wordt geen rekening gehouden bij de waardering van financiële instrumenten.
16
Nieuwe richtlijn financiële instrumenten Hoofdlijnen RJ 290
Derivaten Ondernemingen kunnen vele verschillende soorten derivaten aangegaan, zoals eenvoudige (‘plain-vanilla’) renteswaps en valutatermijncontracten, maar ook meer exotische afgeleide financiële instrumenten. Onderscheid wordt gemaakt tussen de situatie waarbij geen hedge accounting wordt toegepast en de situatie waarbij wel hedge accounting wordt toegepast. Indien geen hedge accounting wordt toegepast, geeft RJ 290 de keuze voor de waardering van derivaten waarvan de onderliggende waarde niet-beursgenoteerd tussen waardering tegen kostprijs of tegen reële waarde met waardewijzigingen in de winst- en verliesrekening. Bij waardering tegen kostprijs kan het echter wel noodzakelijk zijn om een bijzondere waardevermindering te verantwoorden (rëele waarde is lager dan de kostprijs) of een voorziening op te nemen voor deze derivaten indien deze kwalificeren als verlieslatende contracten (reële waarde is negatief). Voor derivaten waarvan de onderliggende waarde beursgenoteerd is geldt deze keuze niet, deze worden verplicht tegen reële waarde gewaardeerd, met waardewijzigingen in de winst- en verliesrekening. Bij toepassing van RJ 290 zal een onderneming bijvoorbeeld een call optie op het aandeel Philips verplicht tegen reële waarde met waardewijzigingen in de winst- en verliesrekening moeten opnemen. Voor bijvoorbeeld een interest rate swap heeft de onderneming de keuze deze tegen kostprijs te waarderen of tegen reële waarde met waardewijzigingen in de winst- en verliesrekening. Als voor betreffende derivaten wel hedge accounting wordt toegepast is de verwerking afhankelijk van het type en de gekozen vorm van hedge accounting. Dit is verder uitgewerkt in paragraaf 3. Wanneer is een herwaarderingsreserve nodig indien een financieel instrument wordt gewaardeerd tegen reële waarde met waardemutaties direct in de winst- en verliesrekening? Ook in de situatie dat de reële waardemutaties direct in de winst- en verliesrekening worden verwerkt kan het vormen van een herwaarderingsreserve noodzakelijk zijn op grond van de Nederlandse wet. Dit namelijk het geval indien er geen sprake is van een frequente marktnotering. Hiervan is sprake indien betreffende instrumenten tegen een genoteerde prijs op een liquide markt kunnen worden verkocht. Een liquide markt is aanwezig indien de desbetreffende activa en verplichtingen homogeen zijn, er op ieder willekeurig moment tot een transactie bereid zijnde kopers en verkopers te vinden zijn en de transactieprijzen publiekelijk bekend zijn. Hiervoor is het echter niet noodzakelijk dat er sprake is van een beursnotering. Dit betekent bijvoorbeeld voor rente- en valutaderivaten dat de onderliggende waarde in het algemeen niet-beursgenoteerd is en waardering tegen reële waarde dus niet verplicht is. Voor de standaardcontracten (‘plain vanilla’) is over het algemeen echter wel sprake van een voldoende liquide markt en daarom kan de vorming van een herwaarderingsreserve achterwege blijven indien de onderneming er voor kiest om deze instrumenten tegen reële waarde te waarderen.
Nieuwe richtlijn financiële instrumenten Hoofdlijnen RJ 290
17
2. Opnemen en niet langer opnemen in de balans
Eerst gaan we in op het opnemen van een financieel instrument in de balans, daarna komt het niet meer opnemen in de balans aan de orde. Een financieel instrument opnemen in de balans De vraag in hoeverre iets als financieel actief of passief op de balans moet worden opgenomen, wordt aangeduid als het ‘recognition’-vraagstuk. RJ 290 geeft aan wanneer een financieel instrument moet worden geactiveerd dan wel gepassiveerd. De richtlijn bepaalt dat een onderneming een financieel instrument op de balans opneemt zodra zij partij wordt in de contractuele bepalingen van het financiële instrument. Overigens is het bij derivaten mogelijk dat zij moeten worden geactiveerd/gepassiveerd, maar dat bij het aangaan van het contract de waarde nihil is, zodat bij eerste opname in de balans per saldo niets verschijnt. Een onderneming sluit bijvoorbeeld een valutatermijntransactie af waarbij op het moment van afsluiten de prestatie en tegenprestatie een gelijke reële waarde hebben. De reële waarde van het instrument is daarmee nihil en er wordt dus per saldo niets op de balans opgenomen. Opgemerkt wordt dat de criteria voor het op de balans opnemen van financiële instrumenten afwijken van die voor niet-financiële instrumenten, zoals bijvoorbeeld voorraden. Inkoopcontracten van voorraden worden bijvoorbeeld in het algemeen niet op de balans opgenomen. De voorraden verschijnen pas op de balans op het moment dat zij daadwerkelijk zijn geleverd. Verwachte toekomstige transacties, ook indien zij zeer waarschijnlijk zijn, komen nooit op de balans. Een financieel instrument niet langer opnemen in de balans De richtlijnen vermelden dat een financieel instrument niet langer in de balans dient te worden opgenomen als alle of nagenoeg alle rechten op economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot de positie aan een derde zijn overgedragen. Dit sluit aan op de algemene regelgeving omtrent het niet langer verwerken van activa en verplichtingen. Daarbij dient te worden gekeken of er sprake is van een wijziging in de economische realiteit. Een op de balans opgenomen actief of post van het vreemd vermogen (passief) blijft op de balans, indien een transactie niet leidt tot een belangrijke verandering in de economische realiteit met betrekking tot dit actief of passief. Bij de beoordeling of sprake is van een belangrijke verandering in de economische realiteit, dient daarbij te worden uitgegaan van die economische voordelen en risico’s die zich naar waarschijnlijkheid in de praktijk zullen voordoen, en niet van voordelen en risico’s waarvan redelijkerwijze niet te verwachten is dat zij zich voordoen. Bij de beoordeling van risico’s inzake een debiteurenportefeuille betekent dit bijvoorbeeld dat wordt uitgegaan van het redelijkerwijs te schatten risico van oninbaarheid en niet van het maximaal mogelijke risico. Indien de juridische overdracht van de debiteurenportefeuille niet leidt tot een belangrijke verandering in het feitelijk verwachte risico van oninbaarheid, blijft de debiteurenportefeuille op de balans.
18
Nieuwe richtlijn financiële instrumenten Hoofdlijnen RJ 290
Voorbeeld overdracht debiteurenportefeuille
Stel een gehele debiteurenportefeuille van € 1.000 wordt overgedragen aan een factoringbedrijf, waarbij de overdragende onderneming een garantie geeft voor verliezen als gevolg van wanbetaling tot een maximum van € 100 (100%). Het vóór de overdracht geschatte risico van oninbaarheid bedraagt € 30 (3%). Het factoringbedrijf draagt alle verdergaande risico’s bij een oninbaarheid van meer dan € 100. Het factoringbedrijf heeft voorts het recht de vorderingen door te verkopen of als onderpand te gebruiken. Onder de Richtlijnen wordt beoordeeld of alle of nagenoeg alle rechten op economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot de positie aan een derde zijn overgedragen. Dit leidt ertoe dat een oninbaarheidsrisico van 10% is achtergebleven, hetgeen aanzienlijk hoger ligt dan het verwachte oninbaarheidsrisico, zodat feitelijk vrijwel het volledige oninbaarheidsrisico bij de overdragende onderneming is achtergebleven. De van het factoringbedrijf ontvangen bedragen worden beschouwd als financiering met debiteuren als onderpand en worden daarom onder het vreemd vermogen opgenomen.
Nieuwe richtlijn financiële instrumenten Hoofdlijnen RJ 290
19
3. Risicobeheer, hedging en hedge accounting
In deze paragraaf behandelen we achtereenvolgens risicobeheer en hedging, hedge accounting, vormen van hedge accounting (met voorbeelden van valutarisico en renterisico), de vraag waarom hedge accounting wenselijk zou kunnen zijn, de vereiste hedgedocumentatie, en het vraagstuk van effectiviteit van een hedge. Risicobeheer en hedging Ondernemingen lopen velerlei financiële risico’s, waaronder valuta- en renterisico, maar ook risico inzake bijvoorbeeld beleggingen, kredietwaardigheid en grondstofprijzen. Een onderneming heeft bijvoorbeeld een lening in een buitenlandse valuta (USD). Zij loopt dan valutarisico over deze lening als gevolg van koersveranderingen van de USD ten opzichte van de euro. Ook kan het zijn dat een onderneming een transactie is aangegaan waarin op termijn goederen worden verkocht in een buitenlandse valuta, terwijl de kostprijs van deze goederen in euro’s luidt. Ook dan loopt de onderneming valutarisico. Bij een opgenomen lening met een variabele rente heeft de onderneming onzekerheid over de kasuitstroom. Bij een vastrentende vordering loopt de onderneming risico over de marktwaarde van deze lening door veranderingen in de marktrente. Als onderdeel van het risicobeheer kan de onderneming er voor kiezen om deze risico’s te mitigeren door het aangaan van bijvoorbeeld derivaten. Bij valutarisico zal dit veelal gedaan worden door valutatermijncontracten af te sluiten. Bij renterisico kan de onderneming door middel van renteswaps er bijvoorbeeld voor kiezen om de variabele marktrente om te zetten in een vaste rente, dan wel de vaste rente om te zetten in een variabele rente. Natuurlijk kan de onderneming ook de keuze maken om deze risico’s te accepteren en deze niet verder af te dekken. Voor zover er dus wel afdekking door middel van bijvoorbeeld derivaten plaatsvindt wordt dit ‘hedging’ genoemd. Vervolgens bestaat de vraag hoe deze derivatentransacties in de jaarrekening te verwerken. In eerste instantie zijn voor deze derivaten de algemene waarderingsgrondslagen van toepassing zoals uiteengezet in paragraaf 1. In die situatie wordt echter niet specifiek rekening gehouden met het feit dat dit derivaat is aangegaan om bepaalde risico’s af te dekken. Hierdoor kan de situatie zich voordoen dat het resultaat op het derivaat in een andere periode wordt verantwoord, dan dat de afgedekte transactie wordt verwerkt. Hierdoor kan het zijn dat de winst- en verliesrekening volatiliteit laat zien, terwijl nu juist wordt gehedged om dit te voorkomen. Dergelijke ‘accounting mismatches’ kunnen zowel voorkomen als het derivaat tegen reële waarde wordt gewaardeerd als tegen kostprijs. Indien bijvoorbeeld, bij waardering van het derivaat tegen kostprijs, een rente-derivaat is aangegaan en dit contract verlieslatend is geworden zal dit verlies direct in de winst- en verliesrekening verantwoord moeten worden, zonder rekening te houden met de achterliggende hedge-relatie.
20
Nieuwe richtlijn financiële instrumenten Hoofdlijnen RJ 290
Hedge accounting De onderneming heeft echter de keuze om hedge accounting toe te passen voor een dergelijke afdekkingstransactie, waarbij wel rekening wordt gehouden met het specifieke doel – het hedgen van bepaalde risico’s – van deze transacties. Om hedge accounting toe te passen moet dan wel aan bepaalde voorwaarden worden voldaan. Wanneer hedge accounting wordt toegepast zal de volatiliteit in de winst- en verliesrekening minder zijn of zelfs geheel niet optreden. De bepalingen voor hedge accounting hebben namelijk ten doel om de resultaten van het hedge-instrument en de afgedekte positie gelijktijdig in de winst- en verliesrekening te verwerken, om op die wijze de afdekking van het risico in de verslaggeving tot uitdrukking te brengen. Hierdoor wordt het resultaat op de afgedekte positie en het (tegengestelde) resultaat op het hedge instrument op hetzelfde moment in de winst- en verliesrekening gebracht, waardoor volatiliteit in de winst- en verliesrekening vermindert. Bij een 100% effectieve hedge zijn de wijzigingen gelijk en tegengesteld, waardoor het netto-effect in de winst- en verliesrekening nul zal zijn. Om hedge accounting toe te mogen passen moet worden voldaan aan een aantal voorwaarden, waaronder het opstellen van hedgedocumentatie (zie hierna). Toepassing van hedge accounting is facultatief. Het is zelfs zo dat per hedgerelatie de onderneming de mogelijkheid heeft te kiezen voor het al dan niet toepassen van hedge accounting. Onder RJ 290 wordt deze keuzevrijheid overigens ingeperkt indien gebruik wordt gemaakt van generieke documentatie per type hedgerelatie (zie hierna). Vormen van hedge accounting Er zijn vier modellen voor hedge accounting: reële-waardehedge-accounting, kasstroomhedge-accounting, kostprijshedge-accounting en hedge van een nettoinvestering. Bij de eerste twee modellen wordt het hedge instrument tegen reële waarde in de balans verwerkt. In het geval van kostprijshedge-accounting waardeert de onderneming de betreffende derivaten tegen kostprijs (veelal nihil). De waarderingskeuze van derivaten waarvoor hedge accounting wordt toegepast staat overigens los van de waarderingsgrondslag van derivaten waarvoor geen hedge accounting wordt toegepast. Hierna wordt op de vier vormen van hedge accounting ingegaan. Reële-waardehedge-accounting Bij reële-waardehedge-accounting wordt het derivaat (hedge-instrument) gewaardeerd tegen reële waarde, met wijzigingen in de reële waarde in de winst-en-verliesrekening. De afgedekte positie wordt, voor zover de waardeverandering is toe te rekenen aan het afgedekte risico, ook tegen reële waarde gewaardeerd. Deze vorm van hedge accounting wordt toegepast bij het afdekken van het risico van reële waardeveranderingen, bijvoorbeeld de afdekking van het renterisico van een vastrentende vordering. Kasstroomhedge-accounting Bij kasstroomhedge-accounting wordt het derivaat gewaardeerd tegen reële waarde. Indien een kasstroomafdekking gedurende de gehele periode voldoet aan de voorwaarden, wordt het deel van de winst of het verlies behaald op het hedge-instrument dat als effectief kan worden bestempeld, rechtstreeks in het eigen vermogen verantwoord. Het ineffectieve deel van de winst of het verlies behaald op het hedge-instrument wordt onmiddellijk in het resultaat verantwoord. Deze vorm van hedge accounting wordt toegepast bij het afdekken van toekomstige onzekere kasstromen, bijvoorbeeld de afdekking van de toekomstige variabele rentebetalingen of van toekomstige kasstromen in vreemde valuta vanwege toekomstige in- of verkopen.
Nieuwe richtlijn financiële instrumenten Hoofdlijnen RJ 290
21
Kostprijshedge-accounting RJ 290 staat in tegenstelling tot IAS 39 toe om een model van kostprijshedge-accounting te hanteren, waarbij het derivaat tegen kostprijs wordt gewaardeerd. De eerste waardering en de grondslag voor verwerking in de balans en de winst- en verliesrekening van het hedge-instrument is afhankelijk van de afgedekte post. Dit betekent dat: • indien de afgedekte post tegen kostprijs in de balans wordt verwerkt ook het derivaat tegen kostprijs wordt gewaardeerd; • zolang de afgedekte post in de kostprijshedge nog niet in de balans verwerkt wordt, het hedge-instrument niet wordt geherwaardeerd (derhalve ook geen afwaardering naar lagere marktwaarde ten laste van het resultaat); • indien de afgedekte post een monetaire post in vreemde valuta betreft, het derivaat, voor zover het valuta-elementen in zich heeft, ook wordt gewaardeerd tegen de koers van de balansdatum. Het is niet mogelijk de waarderingsgrondslagen met betrekking tot de afgedekte post aan te passen. De verwerking van de afgedekte positie dient de van toepassing zijnde regels voor verwerking van die positie te volgen. Deze vorm van hedge accounting kan zowel gehanteerd worden bij de afdekking van reële- waarderisico’s als bij kasstroomrisico’s. In veel gevallen zal het toepassen van kostprijshedge-accounting een voortzetting zijn van de bestaande praktijk van hedge accounting. Een belangrijk verschil is echter de eis in RJ 290 dat hedgedocumentatie dient plaats te vinden. Hedge van een netto-investering in een buitenlandse eenheid Een netto-investering in een buitenlandse eenheid is het bedrag van het belang dat de onderneming heeft in het saldo van de activa en passiva van die bedrijfsuitoefening. Als deze buitenlandse eenheid een functionele valuta heeft die afwijkt van de functionele valuta van de rapporterende onderneming, kan de wens bestaan het translatierisico dat de rapporterende onderneming loopt te hedgen en hedge accounting toe te passen. Bij een hedge van een netto-investering in een buitenlandse eenheid wordt het derivaat gewaardeerd tegen reële waarde, waarbij de waardewijzigingen voor zover deze effectief zijn, direct in het eigen vermogen worden verwerkt als onderdeel van de omrekeningsverschillenreserve. De verwerking van een hedge van een netto-investering is dus bijna gelijk aan de verwerking van een kasstroomhedge.
Voorbeelden (valutarisico en renterisico) Hierna volgt eerst een voorbeeld waarin de onderneming valutarisico loopt en dit al dan niet afdekt. Daarna volgt een voorbeeld waarin de onderneming renterisico loopt. Afdekking van valutarisico bij de toekomstige verkoop van goederen (voorbeeld afgeleid van voorbeelden in bijlage C bij RJ 290) Onderneming A met de euro als functionele – en presentatievaluta exporteert regelmatig goederen naar Amerika en factureert deze goederen in USD. Op 1 november 2007 sluit onderneming A een verkooptransactie waarbij zij verwacht op 15 mei 2008 goederen ter waarde van USD 250.000 te leveren, met gelijktijdige betaling door de afnemer. De volgende scenario’s zijn te onderscheiden. 1. Onderneming A dekt het valutarisico uit de toekomstige, zeer waarschijnlijke, leveringstransacties niet af. De geldontvangst van de afnemer worden geboekt tegen de koers op 15 mei 2008. 2. Onderneming A dekt het valutarisico uit de toekomstige, zeer waarschijnlijke, leveringstransacties af door een valutatermijncontract af te sluiten, om zich zo tegen de variabiliteit van de € tegenwaarden van USD verkoopopbrengsten te beschermen. Zij past geen hedge accounting toe. Zij waardeert het derivaat tegen kostprijs (of lagere marktwaarde).
22
Nieuwe richtlijn financiële instrumenten Hoofdlijnen RJ 290
3. Onderneming A dekt het valutarisico af door een valutatermijncontract af te sluiten, maar past nu wel hedge accounting toe. Zij waardeert het derivaat tegen kostprijs en past kostprijshedge-accounting toe. 4. Onderneming A dekt het valutarisico af door een valutatermijncontract af te sluiten, past hedge accounting toe. Zij waardeert het derivaat tegen reële waarde en past kasstroomhedge-accounting toe. Bij scenario 2, 3, en 4 sluit onderneming A een valutacontract af met een bankinstelling met de verplichting op 15 mei 2008 USD 250.000 te leveren en € 250.000 af te nemen. Op 1 november 2007 tekent onderneming A het contract voor de order met een waarde USD 250.000, levering van goederen vindt plaats op 15 mei 2008. De reële waarde van het valutatermijncontract is als volgt, waarbij is aangenomen dat er geen verschil is tussen de contante- en de termijnkoers.
1 november 2007 31 december 2007 15 mei 2008
€ 1 is USD
Te ontvangen €
Te leveren USD
Reële waarde van derivaat
Wijziging in reële waarde
1,0000 0,8333 0,7692
250.000 250.000 250.000
(250.000) (300.012) (325.013)
0 (50.012) (75.013)
0 (50.012) (25.001)
Scenario 1 Datum
Transactie
Bank
Omzet (W&V)
15 mei 2008
Levering goederen
325.013
325.013
325.013
325.013
Bank
Omzet (W&V)
Totaal
Valutakoersresultaat (W&V)
Derivaat
Eigen vermogen
Valutakoersresultaat (W&V)
Derivaat
Eigen vermogen
0 (50.012)
0
50.012
25.001
(25.001)
Scenario 2 Datum
Transactie
1 november 2007 31 december 2007
Afsluiten derivaat Jaareindewaardering derivaat (kostprijs / lagere marktwaarde) Waardering derivaat Levering goederen Afwikkelen derivaat
15 mei 2008 15 mei 2008 15 mei 2008 Totaal
325.013 (75.013)
325.013
250.000
325.013
75.013 75.013
Nieuwe richtlijn financiële instrumenten Hoofdlijnen RJ 290
0
23
Scenario 3 Datum
Transactie
1 november 2007 31 december 2007
Afsluiten derivaat Jaareindewaardering derivaat (kostprijs) Waardering derivaat Levering goederen Afwikkelen derivaat
15 mei 2008 15 mei 2008 15 mei 2008 Totaal
Bank
Omzet (W&V)
325.013 (75.013)
(325.013) 75.013
250.000
(250.000)
Bank
Omzet (W&V)
Valutakoersresultaat (W&V)
Derivaat
Eigen vermogen
0 0
0 0
0
0
Derivaat
Eigen vermogen
0 (50.012)
0 50.012
(25.001)
25.001
Scenario 4 Datum
Transactie
1 november 2007 31 december 2007
Afsluiten derivaat Jaareindewaardering derivaat (reële waarde) Waardering derivaat Levering goederen Afwikkelen derivaat Overboeking uit eigen vermogen
15 mei 2008 15 mei 2008 15 mei 2008 15 mei 2008
Totaal
325.013 (75.013)
Valutakoersresultaat (W&V)
(325.013) 75.013 (75.013)
75.013
250.000
(250.000)
0
0
Analyse: • Het afdekken van het valutarisico heeft in dit voorbeeld geleid tot een nadelig financieel effect. Scenario 1 levert daarom (achteraf) in dit voorbeeld de beste resultaten op. • Bij scenario 2 is te zien dat zonder hedge accounting een beeld wordt gegeven dat niet in overeenstemming is met de hedge-strategie. In 2007 worden resultaten in de winst- en verliesrekening opgenomen, die economisch gezien thuishoren in 2008. • In scenario 3 en 4 is de omzet gefixeerd op 250.000. In scenario 4 vindt een waardering van het derivaat plaats, waarbij waardeveranderingen zijn opgenomen in het eigen vermogen. Dit leidt tot volatiliteit van het eigen vermogen.
24
Nieuwe richtlijn financiële instrumenten Hoofdlijnen RJ 290
Afdekking van renterisico op een opgenomen lening (voorbeeld afgeleid van voorbeelden in bijlage C bij RJ 290) Op 1 januari 2008 trekt onderneming ABC een vijfjarige vastrentende lening aan van € 100.000.000 tegen 7%, met jaarlijkse interestbetalingen. De marktrente van dergelijke leningen is op dat moment ook 7%, zodat de lening geen agio of disagio noteert. In het kader van haar renterisicobeleid en strategie wenst ABC variabele rente te betalen. ABC sluit om die reden een renteswap af waarbij zij gedurende vijf jaar variabele EURIBOR interest betaalt en een vaste interest van 7% ontvangt over een onderliggende waarde van € 100.000.000. De EURIBOR interestvoet gaat na het afsluiten van de lening en van de swap omhoog naar 8% en bedraagt ook op 31 december 2008 8%. De reële waarden van de swap en van de lening zijn als volgt: In € 1.000
Reële waarde swap (na renteverrekening)
Reële waarde lening (na renteverrekening)
1 januari 2008 31 december 2008
(3.312)
(100.000) (96.688)
De reële waarde van de swap is de contante waarde van het renteverschil van 1.000 (8.000-7.000) voor de komende vier jaar, contant gemaakt tegen de marktrente van 8%. De volgende scenario’s zijn te onderscheiden. 1. Onderneming ABC dekt het renterisico niet af. 2. Onderneming ABC dekt het renterisico af door een renteswap af te sluiten. Zij past geen hedge accounting toe. Zij waardeert het derivaat tegen kostprijs (of lagere marktwaarde). 3. Onderneming ABC dekt het renterisico af door een renteswap af te sluiten en past nu wel hedge accounting toe. Zij waardeert het derivaat tegen kostprijs en past kostprijshedge-accounting toe. 4. Onderneming ABC dekt het renterisico af door een renteswap af te sluiten en past hedge accounting toe. Zij waardeert het derivaat tegen reële waarde en past reële-waardehedge-accounting toe.
Scenario 1
Boeking (in €)
Datum
Transactie (bedragen in € 1.000)
Bank
1 januari 2008 31 december 2008
Opname lening Afrekening 7% rente op de lening
100.000 (7.000)
(100.000)
Totaal
93.000
(100.000)
7.000
Scenario 2
Boeking (in €) Lening
Interest (W&V)
Datum
Transactie (bedragen in € 1.000)
Bank
1 januari 2008 1 januari 2008 31 december 2008 31 december 2008 31 december 2008 31 december 2008
Opname lening Afsluiten renteswap Afrekening 7% rente op de lening Ontvangst vaste rente 2008 inzake renteswap Betaling variabele rente 2008 inzake renteswap Verandering reële waarde renteswap
100.000
Totaal
Derivaat
Lening
7.000
Derivaat
(100.000) 0 7.000 (7.000) 8.000 3.312
0 (7.000) 7.000 (8.000) (3.312) 92.000
Interest (W&V)
(3.312)
Nieuwe richtlijn financiële instrumenten Hoofdlijnen RJ 290
(100.000)
11.312
25
Scenario 3
Boeking (in €)
Datum
Transactie (bedragen in € 1.000)
Bank
1 januari 2008 1 januari 2008 31 december 2008 31 december 2008 31 december 2008 31 december 2008
Opname lening Afsluiten renteswap Afrekening 7% rente op de lening Ontvangst vaste rente 2008 inzake renteswap Betaling variabele rente 2008 inzake renteswap Verandering reële waarde renteswap
100.000
Lening
0 7.000 (7.000) 8.000 0
(7.000) 7.000 (8.000) 0 92.000
Scenario 4
Boeking (in €)
Datum
Transactie (bedragen in € 1.000)
Bank
1 januari 2008 1 januari 2008 31 december 2008 31 december 2008 31 december 2008 31 december 2008 31 december 2008
Opname lening Afsluiten renteswap Afrekening 7% rente op de lening Ontvangst vaste rente 2008 inzake renteswap Betaling variabele rente 2008 inzake renteswap Verandering reële waarde renteswap Aanpassing waardering lening
100.000
0
(100.000)
8.000
Derivaat
Lening
Interest (W&V)
(100.000)
3.312
0 7.000 (7.000) 8.000 3.312 (3.312)
(96.688)
8.000
0 (7.000) 7.000 (8.000) (3.312)
92.000
Interest (W&V)
(100.000) 0
Totaal
Totaal
Derivaat
(3.312)
Analyse: • Het afdekken van het renterisico heeft in dit voorbeeld geleid tot een nadelig financieel effect. Scenario 1 levert daarom (achteraf) in dit voorbeeld de beste resultaten op. • Bij scenario 2 is te zien dat zonder hedge accounting een beeld wordt gegeven dat niet in overeenstemming is met de hedge-strategie. De verandering in de reële waarde van de swap, die feitelijk een weergave is van (verwachte) toekomstige verschillen tussen de vaste en de variabele rente, wordt in het resultaat opgenomen in 2008 en niet verwerkt in toekomstige jaren op basis van de werkelijke variabele rente. • In scenario 3 en 4 is de rentelast 8.000, hetgeen overeenkomt met de variabele rente van 2008. In scenario 4 vindt een waardering van het derivaat plaats, waarbij waardeveranderingen zijn opgenomen in de winst- en verliesrekening. Voor hetzelfde bedrag wordt ook de waarde van de lening aangepast via de winst- en verliesrekening, zodat het effect op het resultaat 2008 per saldo nihil is.
26
Nieuwe richtlijn financiële instrumenten Hoofdlijnen RJ 290
Waarom hedge accounting? Hedge accounting kan dus worden gebruikt als bij toepassing van de algemene grondslagen een verschil (accounting-mismatch) ontstaat tussen: • het moment van verwerking van de resultaten uit het hedge-instrument en de afgedekte positie; of • de waardering en resultaatbepaling van het hedge-instrument en de afgedekte positie. Zonder hedge accounting gaan alle waardeveranderingen via de winst- en verliesrekening, hetgeen tot accounting-mismatches kan leiden indien het bijvoorbeeld een hedge van een toekomstige transactie betreft, het afgedekte actief of passief tegen kostprijs wordt verwerkt, of de waardeveranderingen niet direct in de winst- en verliesrekening worden verwerkt. Wel worden aan het toepassen van hedge accounting een aantal vereisten gesteld, waarbij de onderneming de afweging zal maken of dit de toepassing van hedge accounting rechtvaardigt (uit kosten-batenoogpunt). Waarom zou een onderneming hedge accounting willen toepassen voor derivaten die tegen kostprijs worden gewaardeerd? Ook bij waardering van derivaten tegen kostprijs kan een accounting-mismatch ontstaan, bijvoorbeeld in de situatie dat het derivaat verlieslatend wordt of indien het derivaat eerder wordt afgewikkeld dan de afgedekte transactie. Het toepassen van kostprijshedgeaccounting zal veelal een voortzetting zijn van de bestaande praktijk van hedge accounting. Als de afgedekte positie tegen kostprijs (bijvoorbeeld voorraden) wordt gewaardeerd of het een toekomstige transactie betreft, dan wordt ook het derivaat tegen kostprijs opgenomen. De kostprijs van een derivaat is in veel gevallen nihil, zodat het derivaat effectief off-balance blijft. Zolang de afgedekte positie tegen kostprijs wordt gewaardeerd of nog niet in de balans wordt opgenomen, vindt geen herwaardering plaats van het derivaat. Ook met kostprijshedge-accounting wordt bereikt dat het resultaat van zowel het hedge instrument als de afgedekte positie op hetzelfde moment in de winst- en verliesrekening wordt verantwoord. Waarom zou een onderneming reële waarde of kasstroomhedge-accounting toepassen in plaats van kostpijshedge-accounting? Kostprijshedge-accounting is feitelijk een voortzetting van de wijze van hedge accounting die tot op heden bij de meeste ondernemingen gebruikelijk is. Tevens is deze vorm van hedge accounting administratief het meest eenvoudig. Immers in veel gevallen zijn geen verdere boekingen noodzakelijk tot het moment van afwikkelen van de hedge. Ondernemingen zullen mogelijk toch kiezen voor hedge accounting-vormen waarbij het derivaat tegen reële waarde wordt gewaardeerd (reële waarde en kasstroomhedgeaccounting), omdat bijvoorbeeld: • deze verwerking overeenstemt met de verwerking onder IFRS; • de onderneming van mening is dat dit een beter beeld geeft in bijvoorbeeld de solvabiliteit en liquiditeit van de onderneming; • bepaalde belanghebbenden (bijvoorbeeld externe financiers) dit vereisen; of • indien de onderneming heeft gekozen om derivaten waarvoor geen hedge accounting wordt toegepast tegen reële waarde te waarderen, er voor te zorgen dat alle derivaten op dezelfde wijze worden gewaardeerd.
Nieuwe richtlijn financiële instrumenten Hoofdlijnen RJ 290
27
Hedgedocumentatie Waarom is hedgedocumentatie door RJ 290 vereist? Hedgedocumentatie zorgt ervoor dat vooraf wordt aangegeven of wel of geen hedge accounting wordt toegepast. Dit zorgt er ten eerste voor dat wordt beoordeeld of de hedge aan de gestelde voorwaarden voldoet, maar vooral dat achteraf niet alsnog de keuze kan worden gemaakt wel of geen hedge accounting toe te passen over de afgelopen periode. Indien deze keuze wel achteraf gemaakt zou kunnen worden, zou op basis van de wetenschap van dat moment het gerapporteerde resultaat eenvoudig beïnvloed kunnen worden door de alsdan te maken keuze. Dit betekent bijvoorbeeld ook dat indien een hedge voortijdig wordt afgewikkeld, maar gedocumenteerd is dat hedge accounting wordt toegepast, het hedge-resultaat in de periode wordt verwerkt dat ook de afgedekte transactie wordt verwerkt. Dit speelt ook in de situatie waarbij een onderneming gedwongen is om een positie ‘door te rollen’, omdat het bijvoorbeeld een uitstaande risicopositie over 3 jaar betreft, maar slechts derivatencontracten met een looptijd van 1 jaar beschikbaar zijn. Op basis van de hedgedocumentatie wordt dit resultaat dan nog steeds uitgesteld en pas in de winst- en verliesrekening verwerkt gelijktijdig met de afgedekte transactie. Welke informatie moet worden opgenomen in de hedgedocumentatie? Voor alle vormen van hedge accounting is hedgedocumentatie verplicht. RJ 290 geeft hiervoor twee mogelijkheden: • toepassen van hedge accounting op basis van generieke documentatie; of • toepassen van hedge accounting op basis van documentatie per individuele hedgerelatie. IFRS kent dit onderscheid niet, daar worden alleen individuele hedgerelaties onderkend. Generieke hedgedocumentatie Aan generieke hedgedocumentatie worden de volgende voorwaarden gesteld. Voorwaarden bij hedge accounting op basis van generieke documentatie: • beschrijving van de algemene hedgestrategie en documentatie hoe de hedgerelaties passen in de doelstellingen van risicobeheer en de verwachting aangaande de effectiviteit van deze hedgerelaties (dat is de mogelijkheid van het bereiken van compensatie van aan het afgedekte risico toe te rekenen veranderingen in reële waarden of kasstromen); • beschrijving van de in het soort hedgerelatie betrokken hedge-instrumenten en afgedekte posities; en • de ineffectiviteit (dat is de mate waarin de waardeveranderingen van het hedgeinstrument die van de afgedekte positie niet compenseren) dient in de winst- en verliesrekening te worden verwerkt.
Indien een onderneming kiest voor dit type van documentatie dan dient de onderneming afgedekte risico’s consistent – in de tijd en naar soort van hedgerelatie – volgens de regels van hedge accounting te verwerking. Dit betekent derhalve dat bij generieke documentatie er geen keuze is om voor een individuele hedgerelatie wel of geen hedge accounting toe te passen.
28
Nieuwe richtlijn financiële instrumenten Hoofdlijnen RJ 290
Voorbeeld generieke hedgedocumentatie bij aangaan van valutatermijncontracten (forwards) om valutarisico op toekomstige inkopen af te dekken Datum Hedgeperiode Type hedge Functionele valuta Risicobeheer en beleid Afgedekte posities Afgedekt risico Afdekkingsinstrumenten Tegenpartij Hoe wordt effectiviteit beoordeeld?
Hoe wordt ineffectiviteit verwerkt?
1 januari 2008 2008-2010 Kostprijshedge Euro De onderneming sluit valutatermijncontracten af om het valutarisico op toekomstige inkopen af te dekken. Toekomstige inkopen in USD en GBP. Risico van schommelingen in USD/Euro koers en GBP/Euro koers Valutatermijncontracten met een nominaal bedrag variërend van 100.000 - 1.000.000. Banken X, Y en Z De omvang van de risicopositie (verwachte toekomstige inkopen) wordt vergeleken met de omvang van de aangegane valutatermijncontracten. Voor zover de omvang van de valutatermijncontracten groter is dan de risicopositie, wordt voor het percentage van de grotere omvang geen kostprijshedge-accounting toegepast.
Individuele hedgedocumentatie Aan individuele hedgedocumentatie worden de volgende voorwaarden gesteld. Voorwaarden bij hedge accounting op basis van individuele documentatie • documentatie hoe de individuele hedgerelatie past in de doelstellingen van risicobeheer en beschrijving van de hedgestrategie, waaronder de verwachting aangaande de effectiviteit van de hedgerelatie (dat is de mogelijkheid van het bereiken van compensatie van aan het afgedekte risico toe te rekenen veranderingen in reële waarden of kasstromen); • beschrijving van het in de individuele hedgerelatie betrokken hedge-instrument en de afgedekte positie; en • de ineffectiviteit (dat is de mate waarin de waardeveranderingen van het hedgeinstrument die van de afgedekte positie niet compenseren) uit hoofde van de individuele hedgerelatie dient in de winst- en verliesrekening te worden verwerkt.
Nieuwe richtlijn financiële instrumenten Hoofdlijnen RJ 290
29
Bij individuele hedgedocumentatie zal per hedgerelatie dus meer informatie moeten worden gedocumenteerd.
Voorbeeld individuele hedgedocumentatie bij aangaan van valutatermijncontract om valutarisico op toekomstige verkopen af te dekken Datum Type hedge Functionele valuta Afgedekte positie Risicobeheer en –beleid Afgedekt risico Afdekkingsinstrument Tegenpartij Datum aangaan hedge relatie Looptijd Hoe wordt effectiviteit beoordeeld?
Hoe wordt ineffectiviteit verwerkt
1 januari 2008 Kasstroomhedge Euro Verwachte toekomstige verkopen van USD 1.000.000 in de periode 1 januari tot 30 juni 2009. Doel van de hedge is om het valutarisico op toekomstige kasstromen in USD af te dekken. Risico van schommelingen in USD/Euro koers. 6-maands valutatermijncontract om USD 1.000.000 te verkopen en euros te ontvangen op 30 juni 2009 tegen de koers USD 1 = € 1,55 Bank X 1 januari 2008 30 juni 2009 De kritische kenmerken (valuta, nominaal bedrag en looptijd) van het valutatermijncontract en de afgedekte positie komen overeen. Daarom wordt verwacht dat de wijzigingen in de kasstromen als gevolg van het afgedekte risico volledig worden afgedekt door het derivaat. Voor zover de reële waarde van het valutatermijncontract groter is dan de contante waarde van de wijzigingen in verwachte kasstoom wordt dit in de winst- en verliesrekening verwerkt.
Voorbeeld individuele hedgedocumentatie bij een lening waarop renterisico wordt gelopen Datum Type hedge Functionele valuta Afgedekte positie
Risicobeheer en -beleid
Afgedekt risico Afdekkingsinstrument
Tegenpartij Datum aangaan hedge relatie Looptijd Hoe wordt effectiviteit beoordeeld?
Hoe wordt ineffectiviteit verwerkt?
30
1 januari 2008 Reële-waardehedge Euro 5 jarige vastrentende lening in Euro, hoofdsom €1.000.000, aangegaan 1 januari 2008, rente 7%, met halfjaarlijkse interestbetalingen. De marktrente van dergelijke leningen is op dat moment ook 7% (6% risicovrije rente vermeerderd met 1% kredietopslag) zodat de lening geen agio of disagio noteert. In het kader van haar renterisicobeleid en strategie wenst ABC variabele rente te betalen. De onderneming gebruikt deze renteswap om veranderingen in de reële waarde van een vastrentende lening als gevolg van wijzigingen in de rentevoet af te dekken. Risico van veranderingen in de reële waarde van de vastrentende lening als gevolg van wijzigingen in de rentevoet. Swap met een looptijd van 5 jaar, waarbij de onderneming rente halfjaarlijks variabele EURIBOR interest plus 1% betaalt en een vaste interest van 7% ontvangt over de hoofdsom € 100.000.000. Bank X 1 januari 2008 5 jaar De kritische kenmerken (nominale waarde, de looptijd en coupon data) van de swap en de afgedekte positie komen overeen. Als gevolg hiervan mag verwacht worden dat de veranderingen in de reële waarde van de lening en die van de swap in hoge mate tegengesteld correleren. De effectiviteit van de hedgerelatie zal op elke rapportageperiode worden bepaald door vergelijking van de cumulatieve veranderingen in de reële waarde van swap met die van een 6% (hypothetische) lening. Ineffectiviteit wordt verwerkt in de winst- en verliesrekening.
Nieuwe richtlijn financiële instrumenten Hoofdlijnen RJ 290
Effectiviteit Bij hedge accounting speelt de effectiviteit van de hedge een belangrijke rol. Effectiviteit is de mogelijkheid van het bereiken van compensatie van aan het afgedekte risico toe te rekenen veranderingen in reële waarden of kasstromen. Oftewel hoe succesvol is de hedge (het derivaat) in het beheersen van het afgedekte risico. In veel gevallen, zoals bij rente en valuta, is het mogelijk om zeer effectieve hedges aan te gaan. Een onderneming kan er echter voor kiezen een minder effectieve hedge aan te gaan, omdat deze hedge goedkoper is (bijvoorbeeld actievere markt voor 6-maands dan voor 3-maands rente) of dat er geen beter instrument voorhanden is. Het beoordelen van effectiviteit brengt een tweetal aspecten met zich mee: a. is de hedge voldoende effectief om hedge accounting toe te passen en b. hoe wordt de opgetreden ineffectiviteit verwerkt? a. Het mogen toepassen van hedge accounting Het eerste aspect van effectiviteit betreft de effectiviteitstest. Hierbij is de vraag of wordt verwacht of de hedge effectief zal zijn (prospectieve test) en of de hedgerelatie voldoende effectief is geweest (retrospectieve test) om hedge accounting toe te kunnen passen. Deze effectiviteit kan worden getoetst door middel van bijvoorbeeld: • de vergelijking van de verandering in de reële waarde van een hedge-instrument en van een afgedekte positie in een bepaalde periode of cumulatief vanaf het aangaan van de hedgerelatie (‘dollar offset methode’); • het vergelijken van de kritische kenmerken van een hedge-instrument en van een afgedekte positie (‘critical terms match’); de mate van gelijk zijn van de kritische kenmerken in beide elementen van een hedgerelatie kan de indicatie zijn van de effectiviteit; • het uitvoeren van regressie-analyse op de veranderingen van de reële waarde van het hedge-instrument en de afgedekte positie. RJ 290 vereist wel dat de verwachting van de effectiviteit wordt gedocumenteerd, maar stelt geen specifieke eisen aan deze verwachting (zoals een 80%-125% range die IAS 39 stelt). Dit betekent dat voor sommige hedgerelaties onder RJ 290 wel hedge accounting kan worden toegepast, terwijl dit onder IAS 39 niet kan vanwege een te beperkte (verwachte) effectiviteit. RJ 290 stelt als eis dat de verwachting van de effectiviteit wordt gedocumenteerd. Voor het meten van effectiviteit worden als voorbeeld een aantal methoden genoemd, waaronder de drie hierboven genoemde. Zeker bij kostprijshedges, maar ook bij andere hedges, zal veelal een kwalitatieve beoordeling worden uitgevoerd om aan deze voorwaarde te voldoen (een variant van de critical terms match). Op basis van RJ 290 lijkt het verdedigbaar om deze kwalitatief te toetsen en indien bepaalde terms niet exact matchen vooral te beoordelen of hierbij bedrijfseconomisch een afdekking is (de beste hedge die mogelijk is). b. Het verwerken van ineffectiviteit Indien is voldaan aan de effectiviteitseisen om hedge accounting te mogen toepassen, volgt ook het tweede aspect van effectiviteit. De werkelijke ineffectiviteit die zich heeft voorgedaan dient in de winst- en verliesrekening verwerkt te worden. Het bedrag aan ineffectiviteit dat verwerkt dient te worden is mede afhankelijk van het type hedge-model dat wordt gehanteerd. Bij een kostprijshedge wordt ineffectiviteit alleen verwerkt, indien de omvang van het hedge-instrument groter is dan de afgedekte risicopositie. Voor het percentage van de grotere omvang is het dan niet toegestaan om hedge accounting toe te passen en dienen de reguliere grondslagen te worden toegepast. Bij een reële-waardehedge wordt zowel de verandering van de reële waarde van het hedge-instrument als de verandering van de reële waarde van de afgedekte positie direct in
Nieuwe richtlijn financiële instrumenten Hoofdlijnen RJ 290
31
de winst- en verliesrekening verwerkt, en daarmee dus ook automatisch de ineffectiviteit. Bij een kasstroomhedge wordt alleen ineffectiviteit in de winst- en verliesrekening verwerkt voor zover de reële waardemutatie van het hedge-instrument groter is dan de tegenovergestelde cumulatieve verandering in de afgedekte toekomstige kasstromen. Onderstaand is een voorbeeld opgenomen van de verwerking van ineffectiviteit in een reële-waardehedge (vastrentende lening omgezet naar variabelrentende lening door middel van renteswap), kasstroomhedge (variabelrentende lening omgezet naar vastrentende lening door middel van renteswap) en kostprijshedge. In dit voorbeeld wordt ervan uitgegaan dat aan de voorwaarden van hedge accounting is voldaan. De ineffectiviteit wordt veroorzaakt doordat de onderneming in de markt geen perfecte hedge heeft kunnen verkrijgen. Voorbeeld verwerking ineffectiviteit per hedgemodel
Reële-waardehedgeaccounting
Kasstroomhedgeaccounting
Kostprijshedgeaccounting
hedged item waardeverandering: -100 derivaat reële waarde: +120,
boeking +20 in winst- en verliesrekening
boeking +20 in winst- en verliesrekening
geen effect in winst- en verliesrekening*
hedged item waardeverandering -120 derivaat reële waarde +100,
boeking -20 in winst- en verliesrekening
geen effect in winst- en verliesrekening
geen effect in winst- en verliesrekening*
* Hierbij is ervan uitgegaan dat de ineffectiviteit voortkomt uit prijsineffectiviteit (bijvoorbeeld het verschil tussen 3-maands- en 6-maandsrente), maar dat de omvang (hoofdsom) van het afdekkingsinstrument kleiner is dan of gelijk is aan de afgedekte risicopositie.
32
Nieuwe richtlijn financiële instrumenten Hoofdlijnen RJ 290
4. Classificatie als eigen vermogen of vreemd vermogen Het onderscheid eigen vermogen of vreemd vermogen Voor de geconsolideerde jaarrekening geeft RJ 290 voor de classificatie van uitgegeven financiële instrumenten uitgebreide bepalingen over het verschil tussen eigen en vreemd vermogen. De economische realiteit is hierbij bepalend voor de classificatie. Classificatie als vreemd vermogen vindt plaats als een contractuele verplichting bestaat om liquide middelen of een ander financieel actief over te dragen aan een andere partij, of om een ander financieel instrument te ruilen met de houder onder voorwaarden die potentieel nadelig zijn voor de uitgevende partij. Indien geen sprake is van een dergelijke verplichting, is sprake van een eigen-vermogensinstrument. Indien een financieel instrument wordt afgewikkeld in eigen-vermogensinstrumenten, is het alleen dan eigen vermogen als met een vast aantal eigen-vermogensinstrumenten wordt afgewikkeld. In de bijgaande tabel worden voorbeelden uit RJ 290 gegeven van financiële instrumenten en geïllustreerd onder welke contractuele omstandigheden sprake is van eigen vermogen of van een financiële verplichting. Instrument
Relevante contractuele voorwaarden
Presentatie
Preferent aandeel, al dan niet cumulatief dividend
De uitgevende onderneming moet de preferente aandelen voor een vast of bepaalbaar bedrag (winstonafhankelijk) op een bepaalde of bepaalbare datum in de toekomst inkopen.
Financiële verplichting
Preferent aandeel, met al dan niet cumulatief dividend
De uitgevende onderneming moet eeuwigdurend vaste of bepaalbare (winstonafhankelijke) ‘dividendbetalingen’ doen.
Financiële verplichting
Preferent aandeel, met al dan niet cumulatief dividend
Het preferent dividend wordt op jaarbasis vastgesteld en is enkel afhankelijk van de winst van de onderneming in dat jaar.
Keuze om dit instrument als eigen vermogen of als financiële verplichting te verantwoorden
Preferent aandeel, met al dan niet cumulatief dividend, waarbij de betaling van het dividend ter discretie van de onderneming is
Het aandeel is eeuwigdurend, zonder plicht voor de uitgevende onderneming het aandeel terug te kopen. Bovendien is uitkering van dividend ter discretie van de directie, commissarissen of op basis van een besluit van de Algemene Vergadering van Aandeelhouders.
Eigen vermogen
Inkoop van goederen of diensten die worden voldaan in eigen aandelen van de onderneming
De onderneming is verplicht een aantal eigen vermogensinstrumenten te leveren waarbij het aantal bepaald wordt door de waarde van de eigen aandelen.
Financiële verplichting
Nieuwe richtlijn financiële instrumenten Hoofdlijnen RJ 290
33
Instrument
Relevante contractuele voorwaarden
Presentatie
Gekochte calloptie op eigen aandelen
De onderneming heeft recht op de inkoop van een vast aantal eigen-vermogensinstrumenten van de onderneming zelf tegen een vaste vergoeding (vergelijk inkoop van eigen aandelen.
Eigen vermogen
Geschreven calloptie op eigen aandelen
De onderneming heeft de plicht tot verkoop van een vast aantal eigenvermogensinstrumenten van de onderneming zelf tegen een vaste vergoeding.
Eigen vermogen
Gekochte putoptie op eigen aandelen
De onderneming heeft het recht om eigen aandelen te verkopen aan de houder van de putoptie.
Eigen vermogen
Geschreven putoptie op eigen aandelen
De onderneming is verplicht tot inkoop van eigen aandelen, bij uitoefening van de putoptie door de houder van de instrumenten. Ook indien er een plicht tot inkoop van een aandeel derden in een meegeconsolideerde onderneming bestaat dient presentatie als hiernaast omschreven te worden toegepast.
De putoptie (premie) is eigen vermogen. Wel wordt voor de contante waarde van de mogelijke toekomstige betaling een financiële verplichting opgenomen die ten laste van het eigen vermogen wordt gevormd.
Termijntransactie voor de inkoop van eigen aandelen
De onderneming is verplicht tot de inkoop van eigen-vermogensinstrumenten van de onderneming in ruil voor een bepaalde hoeveelheid liquide middelen of een ander financieel actief.
De termijntransactie is eigen vermogen (maar heeft in het algemeen een waarde nihil bij eerste waardering) en daarnaast bestaat een financiële verplichting ten bedrage van de contante waarde van het inkoopbedrag dat ten laste van het eigen vermogen wordt gevormd.
Preferente aandelen Zoals uit bovenstaande tabel blijkt kunnen preferente aandelen op verschillende manieren worden gepresenteerd. Een preferent aandeel wordt in ieder geval als vreemd vermogen geclassificeerd indien de onderneming een (winstonafhankelijke) terugbetalingsverplichting of eeuwigdurende dividendverplichting heeft. Indien de preferent dividendbetaling echter winstafhankelijk is en op jaarbasis wordt vastgesteld heeft de onderneming de keuze om het instrument als eigen of vreemd vermogen te presenteren. Deze keuze dient dan expliciet in de jaarrekening te worden toegelicht. Onder IFRS is het ook in dit laatste geval verplicht om het instrument als vreemd vermogen te presenteren. Indien er geen terugbetalingsverplichting is en de uitkering ter discretie staat van de onderneming, worden preferente aandelen altijd als eigen vermogen geclassificeerd.
34
Nieuwe richtlijn financiële instrumenten Hoofdlijnen RJ 290
Samengestelde financiële instrumenten Er bestaan ook financiële instrumenten met zowel componenten van vreemd vermogen als van eigen vermogen; deze duidt men aan als samengestelde (of hybride) financiële instrumenten. Een voorbeeld van een samengesteld instrument is een uitgegeven converteerbare obligatielening. RJ 290 beveelt aan de afzonderlijk te onderscheiden componenten van een financieel instrument afzonderlijk te classificeren. Wanneer wordt gekozen de conversie-optie af te scheiden dient de waarde van beide componenten te worden bepaald. De onderneming zal bij uitgifte allereerst de waarde van de vreemd-vermogenscomponent vaststellen. Het verschil tussen de waarde van het gehele instrument en de vreemd-vermogenscomponent is per definitie gelijk aan de eigenvermogenscomponent. Bij een converteerbare obligatielening zal de boekwaarde van de financiële verplichting worden bepaald door de stroom toekomstige betalingen aan rente en aflossingen tegen de geldende marktrente voor een vergelijkbare verplichting zonder eigen-vermogenscomponent (conversie-optie) contant te maken. De boekwaarde van de eigen-vermogenscomponent (de conversie-optie) kan dan worden bepaald door de boekwaarde van de financiële verplichting af te trekken van de waarde van het samengestelde instrument als geheel.
Voorbeeld splitsing converteerbare obligatielening (RJ 290 beveelt het splitsen aan, dit is niet verplicht) Converteerbare obligatielening: • Nominale waarde en uitgifteprijs per obligatie • Aantal uitgegeven obligaties • Uitgiftedatum • Aflossingsdatum • Interestpercentage (halfjaarlijkse betaling) • Marktrente vergelijkbare niet-converteerbare obligaties • Huidige aandelenkoers • Conversiekoers • Omruilverhouding • Nominale waarde aandeel
€ 1.000,00 50.000 stuks 31-12-2008 31-12-2033 7,8% 10,0% € 25,00 € 30,30 1 obligatie levert 33 aandelen € 10,00
Verwerking Bij uitgifte converteerbare obligaties: Kas Aan vreemd vermogen - converteerbare obligaties Aan eigen vermogen - agio
€ 50.000.000 € 39.960.000 € 10.040.000
Toelichting: het als vreemd vermogen opgenomen bedrag (€ 39.960.000) is de contante waarde van de toekomstige rentebetalingen en aflossing, disconterings-percentage 10% per jaar, 5% per halfjaar. De waarde van het eigen-vermogenscomponent is het verschil tussen de waarde van het gehele instrument en de waarde van de vreemd-vermogenscomponent.
Nieuwe richtlijn financiële instrumenten Hoofdlijnen RJ 290
35
Voorbeeld splitsing converteerbare obligatielening (RJ 290 beveelt het splitsen aan, dit is niet verplicht) Bij rentebetaling 30-6-2009: Interest (5% x 39.960.000) Aan kas (3,9% x 50.000.000) Aan converteerbare obligaties
€ 1.998.000 € 1.950.000 € 48.000
Bij rentebetaling 31-12-2009: Interest (5% x [39.960.000 + 48.000]) Aan kas (3,9% x 50.000.000) Aan converteerbare obligaties
€ 2.000.400 € 1.950.000 € 50.400
Op 31-12-2033 staan de converteerbare obligaties voor € 50.000.000 op de balans. Bij conversie wordt geboekt: Converteerbare obligaties Aan eigen vermogen - aandelenkapitaal (50.000 x 33 x € 10) Aan eigen vermogen - agio (50.000 x 33 x [€ 30,30 - € 10])
€ 50.000.000 € 16.500.000 € 33.500.000
NB. Er is in dit voorbeeld geen rekening gehouden met belastingen.
RJ 290 geeft aan dat indien geen afzonderlijke classificatie plaatsvindt, in de toelichting dient te worden aangegeven op welke wijze de instrumenten worden verwerkt. Als de conversieoptie onder RJ 290 niet wordt afgesplitst dan zullen de financieringslasten lager uitvallen dan als wel wordt afgesplitst. Immers in dat laatste geval zal de conversie-optie zorgen voor een disagio welke door middel van de effectieve rente methode moet worden geamortiseerd. Afsplitsing leidt dan wel tot een hoger eigen vermogen. Is de classificatie in de enkelvoudige jaarrekening gelijk aan de geconsolideerde? Niet RJ 290, maar RJ 240 bevat de regels voor classificatie van een instrument in de enkelvoudige jaarrekening. Voor de enkelvoudige jaarrekening stelt de RJ de juridische vorm centraal. Dit kan ertoe leiden dat de classificatie van een instrument in de geconsolideerde en de enkelvoudige jaarrekening niet gelijk aan elkaar zijn.
36
Nieuwe richtlijn financiële instrumenten Hoofdlijnen RJ 290
5. Toelichting Algemeen De Nederlandse wet en RJ 290 bevatten het voorschrift dat uitgebreide informatie dient te worden verschaft over financiële instrumenten. Doel van deze informatie is inzicht te geven in het belang van de in de balans en de niet in de balans opgenomen financiële instrumenten voor de financiële positie, het resultaat en de kasstromen van de onderneming, en in de bedragen, de tijdstippen en de mate van zekerheid van de toekomstige kasstromen van deze instrumenten. Voor alle financiële instrumenten, zowel in de balans opgenomen als niet in de balans opgenomen, dient de volgende informatie in de toelichting te worden opgenomen: a. informatie over de omvang en de aard van de financiële instrumenten, inclusief belangrijke contractuele bepalingen die invloed kunnen hebben op zowel bedrag en tijdstip als mate van zekerheid van de toekomstige kasstromen; en b. de grondslagen voor waardering en resultaatbepaling, inclusief de criteria voor opname van financiële instrumenten in de balans en de toegepaste waarderingsmethoden.
Voorbeeld vermelding grondslagen Onderneming A en haar groepsmaatschappijen houden geen financiële instrumenten voor handelsdoeleinden en geven deze ook niet uit. Derivaten worden afgesloten om valuta- en renterisico’s af te dekken. Voor derivaten die onderdeel uitmaken van een effectieve hedge-relatie wordt kostprijshedge-accounting toegepast. Alle derivaten waarvoor geen hedge accounting wordt toegepast worden gewaardeerd tegen reële waarde. Langlopende leningen zijn gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs. Voor financiële instrumenten die tegen reële waarde zijn gewaardeerd dienen te worden vermeld: • de methoden en belangrijke veronderstellingen bij het schatten van de reële waarde; en • baten en lasten die zijn verwerkt in het eigen vermogen of de winst- en verliesrekening. Tevens dient uitgebreide informatie te worden opgenomen over hedge accounting. Dit betreft onder andere: a. een beschrijving van doelstellingen en beleid van de onderneming inzake het beheer van financiële risico’s en het beleid inzake hedging van elke belangrijke soort verwachte transacties; b. in geval van hedging van risico’s van toekomstige transacties: de aard van de risico’s, ongeveer hoeveel maanden of jaren aan verwachte toekomstige transacties zijn afgedekt, en bij benadering het procentueel belang van deze transacties in de omzet van die toekomstige maanden of jaren; c. indien baten en lasten uit hoofde van kasstroomhedges direct in het eigen vermogen zijn verwerkt: de mutaties die gedurende het jaar in het eigen vermogen zijn verwerkt danwel eruit zijn verwijderd; d. indien hedge accounting wordt toegepast per hedgestrategie: een beschrijving van de hedgestrategie, een beschrijving van de financiële instrumenten en de reële waarde daarvan, de aard van de af te dekken risico’s, en specifieke informatie in geval van hedging van verwachte transacties (in welke periode deze transacties naar verwachting zullen plaatsvinden, wanneer deze transacties naar verwachting effect op het resultaat zullen hebben, en welke transacties niet langer verwacht worden). Nieuwe richtlijn financiële instrumenten Hoofdlijnen RJ 290
37
Risico-informatie Daarnaast dient onder andere inzicht te worden gegeven in rente- en kasstroomrisico en kredietrisico. Hierna volgen een aantal voorbeelden van deze toelichting. Ook gelden de wettelijke vereisten inzake toelichting uit art. 2:391 BW. Op grond hiervan dient een onderneming in het jaarverslag toelichting inzake het gebruik van financiële instrumenten op te nemen, waaronder het beleid inzake risicobeheer en over de gelopen risico’s. Naast de hierboven genoemde risico’s dient daar ook ingegaan te worden op prijsrisico en liquiditeitsrisico. Toelichting renterisico Voor elke categorie financieel actief en financiële verplichting, zowel in de balans opgenomen als niet in de balans opgenomen, dienen grote rechtspersonen tenminste de contractuele renteherzienings- of aflossingsdata en de effectieve rentevoeten toe te lichten. Voor middelgrote rechtspersonen wordt het opnemen van deze toelichting in RJ 290 aanbevolen. Voorbeeld toelichting renterisico Rentepercentages < 3% van 3% tot 4% van 4% tot 5% van 5% tot 6% van 6% tot 7% van 7% tot 8% Totaal Aflossingen: van 1 tot 5 jaar meer dan 5 jaar
20 800 400 50 100 100 1.470
600 870 1.470
Aflossingsdata respectievelijk renteherzieningsdata: 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 Totaal
50 100 150 175 125 70 100 150 100 175 275 1.470
Toelichting kredietrisico Voor elke categorie financieel actief en financiële verplichting, zowel in de balans opgenomen als niet in de balans opgenomen, dienen grote rechtspersonen ten minste de volgende elementen toe te lichten. a. het bedrag dat het best het maximale kredietrisico weergeeft dat op de balansdatum wordt gelopen, in het geval dat tegenpartijen hun verplichtingen uit hoofde van financiële instrumenten niet nakomen, zonder rekening te houden met de reële waarde van verkregen zakelijke onderpanden; en b. belangrijke concentraties van kredietrisico. Voor middelgrote rechtspersonen wordt het opnemen van deze toelichting in RJ 290 aanbevolen.
38
Nieuwe richtlijn financiële instrumenten Hoofdlijnen RJ 290
Voorbeeld toelichting kredietrisico Maatschappij X en haar groepsmaatschappijen hebben procedures en gedragslijnen om de omvang van het krediet¬risico bij elke tegenpartij of markt te beperken. Deze procedures en de geografische spreiding van de activiteiten van de groeps-maatschappijen beperken de blootstelling van maatschappij X aan het risico verbonden aan kredietconcentraties en marktrisico’s. Het maximale kredietrisico op de handelsdebiteuren bedraagt € 5.000.000; dit komt overeen met de boekwaarde van de post op de balans.
Toelichting reële waarde Voor elke categorie financieel actief en financiële verplichting, zowel in de balans opgenomen als niet in de balans opgenomen, dient de onderneming informatie te geven over de reële waarde. Dit geldt voor grote en middelgrote ondernemingen. Deze toelichting hoeft niet te worden opgenomen voor zover de financiële activa of de financiële verplichtingen al tegen reële waarde zijn gewaardeerd in de balans. RJ 290 geeft aan dat opname van informatie over reële waarde in de toelichting ook het weergeven van de gehanteerde methode en de belangrijkste veronderstellingen omvat die zijn gebruikt bij de toepassing daarvan.
Nieuwe richtlijn financiële instrumenten Hoofdlijnen RJ 290
39
Voorbeeld toelichting reële waarde
De reële waarde van de financiële instrumenten is door de onderneming bepaald met behulp van beschikbare marktinformatie en geëigende waarderingsmethodieken. 31 december 2008
31 december 2007
boekwaarde
reële waarde
boekwaarde
reële waarde
Bedragen x € 1.000 Activa: Liquide middelen Effecten
9.500 4.941
9.500 5.110
2.000 1.079
2.000 1.092
Vorderingen – kortlopend Overige financiële activa Vorderingen – langlopend
11.312 4.101 1.084
11.312 4.494 1.000
11.699 674 787
11.699 674 542
Passiva: Crediteuren Rentedragende schulden Valutacontracten
-6.496 -7.905 -29
-6.496 -8.380 -29
-6.400 -8.882 -8
-6.400 -9.282 -8
De volgende methoden en aannames zijn gebruikt bij de schatting van de reële waarde van de financiële instrumenten: Liquide middelen, vorderingen en crediteuren Gezien de korte looptijd van deze instrumenten benadert de boekwaarde de waarde in het economisch verkeer. Effecten De reële waarde is gebaseerd op de totale beurswaarde. Overige financiële activa De reële waarde van overige financiële activa is gebaseerd op de geschatte marktprijzen of, als ze rentedragend zijn, berekend tegen de geldende marktprijzen. Schulden De reële waarde wordt geschat op basis van de marktprijzen van bepaalde uitgiftes, of op grond van een analyse van de contant gemaakte kasstromen uitgaande van de rentetarieven voor gelijksoortige door maatschappij X opgenomen leningen met vergelijkbare voorwaarden en looptijden. Valutacontracten De waarde in het economisch verkeer bestaat uit het bedrag dat de onderneming zou ontvangen of betalen om de valutacontracten te beëindigen, rekening houdend met valutakoersen en nog te vervallen termijnen.
40
Nieuwe richtlijn financiële instrumenten Hoofdlijnen RJ 290
6. Overgangsbepalingen
De Raad voor de Jaarverslaggeving heeft RJ Uiting 2007-9: Richtlijn ‘Overgangsbepaling hoofdstuk 290 Financiële Instrumenten’ uitgegeven. Hierin is een overgangsbepaling opgenomen voor de eerste waardering en classificatie van financiële instrumenten en voor het documentatievereiste bij de toepassing van hedge accounting. Overgangsbepaling eerste waardering en classificatie van financiële instrumenten Financiële instrumenten, zoals leningen, kennen veelal een lange looptijd. Ondernemingen zouden ter beoordeling van de juiste toepassing van nieuwe richtlijn wellicht de eerste waardering en classificatie van financiële instrumenten moeten herbeoordelen en zouden bijvoorbeeld een geamortiseerde kostprijs moeten bepalen op basis van gegevens uit het verleden. Het moment van aangaan van de betreffende instrumenten kan vele jaren in het verleden liggen. Wellicht zou ook in andere gevallen dan in deze situatie de eerste toepassing van RJ 290 een herbeoordeling voor bestaande instrumenten met zich mee brengen. Toegestaan wordt de waardering en classificatie van financiële instrumenten die zijn aangegaan vóór de openingsbalans van de vergelijkende cijfers van de jaarrekening waarin RJ 290 voor het eerst wordt toegepast niet te herzien ten aanzien van eerste waardering en classificatie. De onderneming dient in geval van toepassing van deze vrijstelling dit in de jaarrekening te vermelden. De toepassing van deze overgangsbepaling betekent voor een onderneming met een boekjaar dat gelijk is aan het kalenderjaar en die RJ 290 in de jaarrekening over 2008 voor het eerst toepast, dat: • de onderneming de eerste waardering en classificatie van financiële instrumenten die vóór 1 januari 2007 zijn aangegaan, niet behoeft te herzien op basis van RJ 290; en • herziening van de eerste waardering en classificatie van financiële instrumenten die vóór 1 januari 2007 zijn aangegaan wel is toegestaan; en • alle financiële instrumenten die vanaf 1 januari 2007 zijn aangegaan volgens de regels van RJ 290 dienen te worden verwerkt. Indien voor herziening wordt gekozen, dient dat voor alle financiële instrumenten consistent plaats te vinden. Eventuele waarderings- en classificatieverschillen dienen als rechtstreekse vermogensmutatie per 1 januari 2007 te worden verwerkt. Naast het aanpassen van de vergelijkende cijfers over 2007 dienen de effecten op het openingsvermogen per 1 januari 2007 en het resultaat over 2007 afzonderlijk te worden toegelicht.
Nieuwe richtlijn financiële instrumenten Hoofdlijnen RJ 290
41
Overgangsbepaling voor documentatievereiste inzake hedge accounting Voorwaarde voor het toepassen van hedge accounting is dat bij aanvang van de toepassing van hedge accounting voldaan is aan de documentatie-vereisten. Indien een onderneming vóór 31 december 2007 een transactie als een afdekkingstransactie heeft aangemerkt, maar niet voldaan heeft aan het vereiste van documentatie voor 1 januari 2008, zou de onderneming geen hedge accounting mogen toepassen over de periode waarin nog niet voldaan wordt aan deze voorwaarde. Echter de RJ heeft door middel van een overgangsbepaling aangegeven dat het is toegestaan hedge accounting in de deze situatie wel retrospectief toe te passen, indien de onderneming: • uiterlijk 30 juni 2008 een transactie als een afdekkingstransactie heeft aangemerkt en uiterlijk 30 juni 2008 alsnog heeft voldaan aan het vereiste van het opstellen van documentatie; en • aan de overige voorwaarden voor toepassing van hedge accounting zoals opgenomen in RJ 290 heeft voldaan. Afdekkingstransacties die uiterlijk 30 juni 2008 zijn afgelopen (contracteinde op of vóór die datum) behoeven niet meer te worden gedocumenteerd om toch hedge accounting te kunnen toepassen.
42
Nieuwe richtlijn financiële instrumenten Hoofdlijnen RJ 290
Nieuwe richtlijn financiële instrumenten Hoofdlijnen RJ 290
43
Ernst & Young Assurance | Tax | Transactions | Advisory
Over Ernst & Young Ernst & Young is wereldwijd toonaangevend op het gebied van assurance, tax, transactions en advisory. Juridische en notariële dienstverlening wordt in een strategische alliantie met Tax verzorgd door Holland Van Gijzen. Onze 130.000 mensen delen wereldwijd dezelfde waarden en staan voor kwaliteit. Wij maken het verschil door onze mensen, onze cliënten en de samenleving te helpen hun mogelijkheden optimaal te benutten. Contact Wilt u meer informatie over dit onderwerp dan kunt u contact opnemen met: Gerard van Santen 010-406 82 82
[email protected] www.ey.nl © Ernst & Young 2008