Verslag van de Wereldconferentie Duurzame Ontwikkeling (Rio+20) Juni 2012
Inhoud 1.
Inleiding ........................................................................................................................................... 2
2.
Verloop van de conferentie ............................................................................................................. 3
3.
Concrete resultaten in de eindtekst: the Future We Want ............................................................. 5
4.
Eindtekst afgewogen tegen de Vlaamse prioriteiten ...................................................................... 6
5.
Korte samenvatting van de thema’s van de Wereldconferentie: ................................................... 9 5.1.
Groene Economie in het kader van Duurzame Ontwikkeling en Armoedebestrijding ........... 9
5.2.
Institutioneel Kader voor Duurzame Ontwikkeling ............................................................... 10
5.3.
Framework For Action ........................................................................................................... 10
5.4.
Sustainable Development Goals (SDGs) ................................................................................ 12
5.5.
Means of Implementation ..................................................................................................... 12
6.
Bronnen ......................................................................................................................................... 13
7.
Afkortingen .................................................................................................................................... 13
Dit verslag werd opgesteld door Ilse Dries, Dieter Braekeveld en Ine Baetens Team Duurzame Ontwikkeling Vlaanderen Contact: duurzameontwikkeling@ vlaanderen.be 1
1. Inleiding In 2009 besliste de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (VN) om in 2012 – 20 jaar na de Conferentie inzake Milieu en Ontwikkeling in Rio de Janeiro in 1992 – een nieuwe VN Conferentie inzake Duurzame Ontwikkeling te laten plaatsvinden. De VN Conferentie van 1992 leidde tot de Rio Verklaring, Agenda 21, het VN Klimaatverdrag, het VN Biodiversiteitsverdrag en de Bossenverklaring en zette zo het multilaterale beleid voor duurzame ontwikkeling stevig op de agenda. In 2002 werd te Johannesburg (Rio +10) een plan aangenomen om de implementatie van de afspraken in Rio te versnellen. Ook de Millennium Development Goals (MDG) zijn toen in het duurzame ontwikkelingskader geplaatst. Het was Brazilië dat in 2009 het idee lanceerde voor deze opvolgingsconferentie 20 jaar later, gesteund door de G771, maar met weinig enthousiasme gevolgd door de EU. De resolutie van de Algemene Vergadering die daar op volgde schoof drie grote doelstellingen voor de conferentie naar voren: (1) een hernieuwd politiek engagement voor duurzame ontwikkeling, (2) een evaluatie van de vooruitgang en tekorten in het beleid voor duurzame ontwikkeling en (3) het identificeren van nieuwe toekomstige uitdagingen. De twee grote thema’s om deze objectieven te vrijwaren waren (1) de groene economie in het kader van duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding en (2) het institutioneel kader voor duurzame ontwikkeling. Dit verslag neemt het verloop van de onderhandelingen onder de loep, belicht de positieve en werkbare elementen in de tekst, weegt het resultaat af tegen de verwachtingen van Vlaanderen en gaat dieper in op de uitkomst voor enkele specifieke thema’s. Binnen Vlaanderen werd de conferentie voorbereid via de beleidsdomeinoverschrijdende Werkgroep Duurzame Ontwikkeling (WGDO). Aan de onderhandelingen in Rio de Janeiro namen drie vertegenwoordigers van het Departement Diensten Algemeen Regeringsbeleid (DAR) en drie vertegenwoordigers van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE) deel. Vlaanderen heeft de Strategische Adviesraden (SARs) en stakeholders actief te betrokken bij de voorbereiding en opvolging van de Wereldconferentie Duurzame Ontwikkeling (Rio+20). Het Team Duurzame Ontwikkeling organiseerde daartoe op 3 oktober 2011 het Stakeholderforum Rio +20. Op officiële vraag van de minister-president brachten zeven SARs hiervoor een advies uit (schriftelijk of gezamenlijk) en werkten de SARs actief mee aan de verschillende workshops van het Stakeholderforum. Het Stakeholderforum Rio +20 leidde tot een nota met aanbevelingen en basisstandpunten voor de Vlaamse Overheid in aanloop naar de VN Wereldconferentie Rio +20. (ref. Vlaams Stakeholderforum Rio +20 Verslagen, besluiten en standpunten Vlaamse overheid).
1
De G77 of ‘Group of 77’ werd opgericht in 1964 door 77 ontwikkelingslanden. Deze groep werd opgericht in het kader van de Verenigde Naties en heeft de bedoeling de gezamenlijke belangen van de ontwikkelingslanden te behartigen. Tijdens grote VN- conferenties onderhandelen de ontwikkelingslanden in deze formatie en is het samen met de EU één van de belangrijkste onderhandelende groepen binnen de VN. Inmiddels zijn er 132 landen lid, maar de benaming blijft behouden.
2
2. Verloop van de conferentie De voorbereidende onderhandelingen in de aanloop naar de Wereldconferentie Duurzame Ontwikkeling trokken zich pas echt op gang begin 2012 met de publicatie van het zero-draft outcome document, een twintig pagina’s tellende aanzet dat deels engagementsverklaring, deels actieplan was. Daarop volgden vier weken onderhandelingen doorheen het voorjaar waarbij de tekst aanzwol tot 200 pagina’s, evenwel zonder de nodige dynamiek en inhoudelijke discussie te genereren. Gaandeweg konden een aantal resultaatsgebieden uit de onderhandelingen gedestilleerd worden en was er een meer duidelijker focus. Anderzijds werden alle politieke en inhoudelijke hangijzers uitgesteld tot aan de conferentie zelf. De vergadering te Rio de Janeiro bestond uit 3 delen: - van 12 tot 15 juni was er de voortzetting van de informele onderhandelingen onder leiding van de twee co- voorzitters; - van 16 tot 19 juni waren er de zogenaamde ‘Conference in the Middle’ –consultaties (met het middenveld en de burger) die volledig in handen werden genomen door gastland Brazilië; - van 20 tot 22 juni was er tenslotte de feitelijke RIO+20 Conferentie op hoog niveau (ministers en staatshoofden). Pas toen de Braziliaanse onderhandelaars op 15 juni ’s avonds laat de regie in handen namen kwam er schot in de zaak. Brazilië dirigeerde en richtte vier werkgroepen op die meteen aangaven waar hun prioriteiten (en mogelijke meerwaarde) lagen: (1) Sustainable Development Goals (SDGs), (2) Governance (het institutioneel kader voor duurzame ontwikkeling), (3) Oceanen en (4) Means of Implementation (alle financieringskwesties, technologie-overdracht, handel). Voor alle andere thema’s toonde Brazilië zich bereid de compromissen die de onderhandelaars sloten aan te nemen, ambitieus of niet. Brazilië gaf ook duidelijk aan de onderhandelingen te willen afronden tegen uiterlijk 19 juni, vóór de aankomst van staats- en regeringsleiders. Tegen de verwachting van vele onderhandelaars in hield Brazilië woord en drukte het haar compromis door. Daar de voorbereidende vergaderingen niet de verhoopte vooruitgang hadden geboekt, het ambitieniveau van de tekst al fel verzwakt was, koos Brazilië ervoor om een formele eindtekst voor te leggen (die in principe te nemen of te laten was). Braziliaans Presidente Dilma Rousseff noemt de uitkomst van de conferentie een compromis met de breedst mogelijke consensus en zo bevestigt Rio +20 het vertrouwen in de VN als hét platform voor multilaterale onderhandelingen voor mondiale uitdagingen. Zo werd de Wereldconferentie Duurzame Ontwikkeling geen eindpunt maar een lanceringsplatform voor een proces voor de Sustainable Development Goals (SDG’s), institutionele hervormingen binnen de VN en een proces voor financiering (concrete resultaten worden verder besproken). De EU was niet bij machte ten volle zijn stempel op de onderhandelingen te drukken. De overwegend leefmilieugeïnspireerde en ambitieuze EU-voorstellen (duidelijke ‘goals en targets’, een nadrukkelijke focus op groene economie, het ambitieuze voorstel om het United Nations Environment Programme op te schalen naar een United Nations Environment Organisation) gaven te weinig aandacht aan armoedebestrijding en voorzagen hiervoor geen implementatiemiddelen. Dat zorgde voor een tegenreactie van de ontwikkelingslanden (G77). De hardnekkigheid waarmee de EU hieraan 3
vasthield zette de EU uiteindelijk in de hoek. De groene economiemantra stond ook in schril contrast met het gepercipieerde onvermogen van Europa om de eurocrisis aan te pakken en ondermijnden de geloofwaardigheid van de EU. De meest kwetsbare groep ontwikkelingslanden heeft uiteindelijk de kant gekozen van de steeds invloedrijker wordende BRICs groep (Brazilië, Rusland, Indië, China). Het zwaartepunt van de eindtekst ligt in tijden van crisis dan ook op de sociaal-economische thema’s. Wat betreft leefmilieu zijn er weinig of geen nieuwe engagementen. Een belangrijk verschil met de VN- Conferentie inzake Milieu en Ontwikkeling in 1992 is de rol en aanwezigheid van het bedrijfsleven als centrale speler in het proces naar duurzame ontwikkeling. De internationale bedrijfskoepels World Business Council for Sustainable Development, UN Global Compact en de International Chamber of Commerce (in Rio samen onder de gemeenschappelijke vlag ‘Business Action for Sustainable Development’), speelden daarbij een belangrijke visionaire rol. Het uitkomstdocument erkent dan ook de cruciale rol van verschillende actoren zoals bedrijven, het middenveld en belangengroepen en –organisaties. Een belangrijke overwinning voor de regionale overheden is de sterke verwijzing naar en erkenning van het belang van lokale en subnationale overheden2 in de omslag naar duurzame ontwikkeling. In de marge van de conferentie namen organisaties 692 vrijwillige engagementen (‘voluntary commitments’) voor een bedrag van 513 miljard dollar. Het Sustainable Energy For All initiatief van de Secretaris- Generaal van de Verenigde Naties, Ban Ki Moon, verzamelde 323 miljoen dollar steun. Multilaterale ontwikkelingsbanken zullen zwaar inzetten op het thema duurzaam transport inzetten en meer dan 700 onderwijsinstellingen gaan duurzaamheid integreren in hun werking en lessenpakketten. Naar aanleiding van de Wereldconferentie Duurzame Ontwikkeling waren er heel veel vertegenwoordigers van het middenveld aanwezig, die naast de onderhandelingen eigen activiteiten organiseerden. Naast de onderhandelingen waren er ook veel side events waar organisaties informatie konden delen met geïnteresseerden. Daardoor was Rio de Janeiro een centrum dat bruiste van dialoog en discussie over politieke, sociale, technologische en commerciële ideeën aangaande duurzaamheid. De voortrekkers, steeds meer verenigd in een coalition of the willing, konden er elkaar vinden. Verandering is in belangrijke mate het resultaat van sterkere instituties, betere publieksinformatie, het uitwisselen van informatie en goede voorbeelden en evenementen die aandacht vragen voor een ander toekomstperspectief. Daarin is deze top zeker geslaagd.
2
In kader van de VN spreekt men niet van regionale overheden op dezelfde manier. Hetgeen in België een regionale overheid wordt genoemd, wordt in VN context een subnationale overheid genaamd (onder het nationaal niveau).
4
3. Concrete resultaten in de eindtekst: the Future We Want De reacties in de media op de uitkomst van de Wereldconferentie Duurzame Ontwikkeling waren zeer scherp en ook middenveldsorganisaties en NGO’s riepen om op de tekst niet te erkennen of te bekrachtigen. Degenen die dit proces van in den beginne hadden gevolgd of die de multilaterale context goed kennen, weten dat de uiteindelijke uitkomst in lijn lag met de verwachtingen (voor sommige thema’s zelfs beter dan verwacht). Bovendien is het zo dat grote conferenties, zoals ook de Conferentie inzake Milieu en Ontwikkeling in 1992 of de opvolgconferentie in 2002 in Johannesburg, vaak harde doelstellingen en engagementen missen, ook op financieel vlak, om de doelstellingen waar te maken. Ondanks de ontgoocheling toen wordt de Conferentie inzake Milieu en Ontwikkeling vandaag, twintig jaar later, erkend als een mijlpaal . Het échte werk start pas na de conferentie en wat dat betreft legt de eindtekst van de Wereldconferentie Duurzame Ontwikkeling heel wat werk op de tafel. De uitkomst van de Wereldconferentie Duurzame Ontwikkeling zal in de nabije toekomst ook andere processen en agenda’s beïnvloeden. Een overzicht van de resultaten: -
-
-
-
-
Het duidelijke engagement om honger en armoede uit de wereld te helpen en de erkenning dat armoedebestrijding de grootste globale uitdaging voor duurzame ontwikkeling is; Een aanzet voor en een opstart van het proces rond het ontwikkelen van universele duurzaamheidsdoelstellingen na 2015, wanneer de millenniumdoelstellingen aflopen zijn in het kader van de ontwikkelingsagenda na 2015. De nieuwe duurzaamheidsdoelstellingen moeten universeel zijn en niet enkel gericht op de ontwikkelingslanden. De verankering in de tekst van het recht op water (veilig drinkwater als mensenrecht) en voeding; Het opstarten van een intergouvernementeel proces om opties voor een doeltreffende strategie voor het mobiliseren en ook goed besteden van financiële middelen voor te stellen; De oprichting van een Politiek Forum op Hoog Niveau (ter vervanging van de Commission for Sustainable Development) om de problematiek van duurzame ontwikkeling hoog op de VNagenda te zetten en te houden; de versterking van het United Nations Environment Programme (UNEP), budgettair ('increased financial resources') en met de uitbreiding van de beheerraad tot een universeel lidmaatschap; Erkenning van het toenemend belang van het maatschappelijk middenveld, de burgermaatschappij, de NGO’s en de rol van de privésector en het bedrijfsleven om duurzame ontwikkeling te verwezenlijken; Opname van maatschappelijk verantwoord ondernemen (social corporate responsibility) en duurzaamheidsrapportering, dat de privésector aanzet om duurzamer te ondernemen; Goed beleid (good governance), met het recht op toegang tot informatie, juridische en administratieve procedures voor duurzame ontwikkeling (en dus een uitbreiding voorbij de strikte milieutoepassing van Rio principe 10);
5
-
-
-
-
-
-
Het belang van nieuwe stakeholders naast de traditionele stakeholders (de zogenaamde Major Groups3) vrijwilligersgroepen, migranten, oudere personen…; Educatie voor Duurzame Ontwikkeling (EDO), met een verwijzing naar het belang van nietformele vorming, integratie van duurzaamheid in de curricula, het verduurzamen van campussen en de interactie met de lokale gemeenschap; Sociale bescherming voor iedereen, met sokkels voor sociale bescherming en de ‘rechtvaardige transitie’; Aanname van het tienjarig kaderprogramma voor duurzame productie en consumptie; Het benadrukken van het belang van een bredere meting van de vooruitgang dan het BNP. De Commissie voor Statistiek heeft de opdracht gekregen om een werkprogramma op te starten hiervoor; Aandacht voor de oceanen en de afspraak om tegen 2014 een balans op te maken van de degradatie van onze 'marine environment', en met het perspectief op een verdrag; Duurzame Energie voor iedereen (’het voorstel van Sustainable Energy for all) werd opgenomen in de tekst, met een doelstelling voor toegang tot energie, efficiëntie en hernieuwbare energie. Het belang van de 'Groene Economie' als middel op weg naar duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding. Groene economie staat voor het eerst vermeld, zij het veel minder ambitieus dan door de EU gewenst. Eigendomsrechten voor vrouwen wat betreft grond, krediet, technologie en erfenisrechten. Alsook het stimuleren van vrouwen in leidende posities; Rechten van de vrouw op controle over haar seksualiteit, op seksuele en reproductieve gezondheid, vrij van dwang, discriminatie en geweld, en de toegang tot veilige, effectieve, aanvaardbare en moderne vormen van gezinsplanning (een ambitieuzere verwijzing naar ‘reproductieve rechten’ werd wel in laatste instantie geschrapt uit de tekst) Het laten uitdoven van niet-efficiënte subsidies op fossiele brandstoffen en het aanpakken van subsidies die de vrije handel verstoren ; Duurzame steden, met de invoering van planning en integratie van functies binnen de stad alsook waardering van achtergestelde buurten. Nieuwe vormen van samenwerking onder meer Zuid-Zuidsamenwerking
4. Eindtekst afgewogen tegen de Vlaamse prioriteiten In de Vlaamse Strategie Duurzame Ontwikkeling (VSDO) heeft Vlaanderen het engagement genomen om de Strategische Adviesraden (SARs) en stakeholders actief te betrekken bij de voorbereiding en opvolging van de Wereldconferentie Duurzame Ontwikkeling (Rio+20). Het Team Duurzame Ontwikkeling organiseerde daartoe op 3 oktober 2011 het Stakeholderforum Rio +20. Op officiële 3
Major Groups: Tijdens de Conferentie inzake Milieu en Ontwikkeling in 1992 kwam men al snel tot het besef dat duurzame
ontwikkeling een uitdaging vormt voor iedereen en dat het middenveld nauw betrokken diende te worden. De conferenties voor duurzame ontwikkeling zijn in deze vrij uniek omdat het middenveld spreekrecht heeft tijdens de onderhandelingen. Er werden 9 sectoren gedefinieerd die elk hun sector mogen vertegenwoordigen bij de VN: vrouwen, kinderen en jongeren, bedrijven en industrie, boeren, werknemersorganisaties , wetenschap en technologie, lokale gemeenschappen (indigenous peoples), lokale overheden en NGOs
6
vraag van de minister-president brachten zeven SARs hiervoor een advies uit (schriftelijk of gezamenlijk) en werkten de SARs actief mee aan de verschillende workshops van het Stakeholderforum. Het Stakeholderforum Rio +20 leidde tot een nota met aanbevelingen en basisstandpunten voor de Vlaamse Overheid in aanloop naar de VN Wereldconferentie Rio +20. (ref. Vlaams Stakeholderforum Rio +20 Verslagen, besluiten en standpunten Vlaamse overheid) We wegen deze aanbevelingen af tegen de uiteindelijke uitkomst. Één van de prioritieten van Vlaanderen was het zo goed, volledig en evenwichtig mogelijk invullen en waarborgen van de verschillende dimensies van duurzame ontwikkeling, met daarbij specifieke aandacht voor de onderbelichte sociale dimensie en het belang van een rechtvaardige transitie. Op dit punt is de tekst geslaagd en is er een zeker evenwicht. Ook binnen de Europese positievorming benadrukten Vlaanderen en België steevast de sociale dimensie, en hoewel dit niet altijd gehoor kreeg, zijn de Europese posities vaak toch in die zin opgeschoven (o.a. aandacht voor decent work, groene jobs, sociale bescherming, gender, gezondheid enz). Uit het Stakeholderforum kwam de aanbeveling om het Groene Economieverhaal beter in te bedden in het brede ontwikkelingsverhaal en armoedebestrijding. Hoe een Groene Economie inclusieve sociaaleconomische ontwikkeling mogelijk maakt werd centraal geplaatst. Het is deze vraag die strategische onderhandelingspartners zoals de G77 beantwoord wilden zien, maar waar de onderhandelingen zijn vastgelopen (en al snel in ideologisch vaarwater terechtkwamen). De EU heeft de meerwaarde van de groene economie in sociaaleconomische ontwikkeling niet kunnen aantonen. In de slottekst van de Wereldconferentie Duurzame Ontwikkeling wordt Groene Economie vernoemd als één van de mogelijk interessante pistes. “We affirm that there are different approaches, visions, models and tools available to each country, in accordance with its national circumstances and priorities, to achieve sustainable development in its three dimensions which is our overarching goal. In this regard, we consider green economy in the context of sustainable development and poverty eradication as one of the important tools available for achieving sustainable development and that it could provide options for policymaking but should not be a rigid set of rules”(The Future We Want §56). De vermelding van Groene Economie had wel iets sterker gemogen. Vlaanderen zette net zoals tijdens het Europees voorzitterschap, en gelet op het EU2020 vlaggenschip efficiënt hulpbronnenbeheer, volop in op duurzaam materialenbeheer. In de slottekst van de Wereldconferentie Duurzame Ontwikkeling komt ‘resource efficiency’ aan bod onder het thema Groene Economie en onder het thema Chemicaliën. Duurzaam materialenbeheer komt niet voor in de tekst. Andere belangrijke aandachtspunten waren de duurzame ontwikkeling van de landbouw, Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) en Educatie voor Duurzame Ontwikkeling (EDO). In de slottekst van de Wereldconferentie Duurzame Ontwikkeling komen deze thema’s nadrukkelijk aan bod . De slottekst bevat verwijzingen naar het recht op voedsel, pleit voor 7
maatschappelijk verantwoord ondernemen en het gebruik van duurzaamheidsrapportering, erkent het belang van educatie. Verder werden de principes van transparantie, participatie, flexibiliteit, coherentie en coördinatie, efficiëntie en aansprakelijkheid naar voor geschoven als de basisprincipes voor een institutioneel kader voor duurzame ontwikkeling op elk beleidsniveau. De tekst rond good governance werd mede door input van Vlaanderen versterkt: “We acknowledge that democracy, good governance are important… We reaffirm that to achieve our sustainable development goals we need institutions at all levels that are effective, transparent, accountable and democratic (The Future We Want §10)”. Het is ook positief dat in de slottekst de participatie in het beleid breder wordt gedefinieerd dan de traditionele Major Groups en dat naast deze erkende middenveldorganisaties ook de rol van lokale gemeenschappen, vrijwilligers, stichtingen (settlements), migranten, families, ouderen en andersvaliden erkend wordt. Vlaanderen onderstreepte in deze het belang van Multilevel Governance, met specifieke aandacht voor het subnationale niveau, verticale integratie en de responsabilisering van overheden op alle overheidsniveaus. De eindtekst weerspiegelt duidelijk de rol van subnationale en lokale overheden. Het Vlaamse transitiebeleid werd in de Vlaamse nota gedefinieerd als is een voorbeeld dat als goed voorbeeld voor beleid en ‘nieuwe partnerschappen’ naar voor geschoven kon worden. Een mondiaal forum als de Wereldconferentie Duurzame Ontwikkeling blijkt nog niet rijp te zijn voor transitiebeleid en andere vooruitstrevende projecten. Vlaanderen vroeg voorzichtigheid bij het creëren van nieuwe instellingen en stelt voor het principe form follows function te hanteren voor het vastliggen van de internationale institutionele architectuur. In navolging van dit principe bepaalde de Wereldconferentie Duurzame Ontwikkeling de functies van het op te richten High Level Political Forum (HLPF), en wordt dit HLPF in 2013 effectief opgericht. Vlaanderen had aangedrongen op een ‘tastbaar’ en concreet resultaat door de implementatie van instrumenten voor duurzame ontwikkeling zoals strategieën voor duurzame ontwikkeling, adviesraden duurzame ontwikkeling, impactanalyse, duurzaamheidsrapportering, ISO26000 en duurzame overheidsopdrachten te promoten. In de slottekst wordt het belang van strategieën voor duurzame ontwikkeling (§98) en duurzaamheidsrapportering erkend, overheidsopdrachten komen niet aan bod. Vlaanderen heeft de rol van Internationale Financiële Instellingen benadrukt alsook de rol van de wereldhandel in de verwezenlijking van duurzame ontwikkeling. Alhoewel dit debat in de context van Rio +20 is gevoerd, wordt het onvoldoende benadrukt in de slottekst:§91: “We recognize that sustainable development should be given due consideration by the programmes, funds and specialized agencies of the United Nations system and other relevant entities such as international financial institutions and the United 8
Nations Conference on Trade and Development, in accordance with their respective existing mandates. In this regard, we invite them to further enhance mainstreaming of sustainable development in their respective mandates, programmes, strategies and decision-making processe,….” Ondanks de roep om ambitie, ook vanwege het middenveld en de adviesraden, om concrete en meetbare doelstellingen, opvolgings- en monitoringmechanismen en een duidelijke verdeling van verantwoordelijkheden voor het mondiale beleid duurzame ontwikkeling blijft de slottekst steken in vage ambitie. Ook wat betreft (nieuwe vormen van) financiering (zoals groene beleggingen , pensioenfondsen, groene financieringsstrategieën, belastingen op financiële transacties) en technologieoverdracht schiet de tekst tekort om de uitdagingen aan te pakken. Eén van de resultaten van de Wereldconferentie is de opstart van een intergouvernementeel proces om de mogelijkheden voor het mobiliseren en goed besteden van financiële middelen voor te stellen. In de loop van de onderhandelingen is Vlaanderen ook de thema’s visserij, gender, steden en gezondheid gaan opvolgen, en zijn teksten opgenomen die coherent zijn met het Vlaamse standpunt.
Conclusies Vele van de prioriteiten die Vlaanderen met de stakeholders naar voren heeft geschoven komen aan bod. Vernieuwende initiatieven zoals maatschappelijk verantwoord ondernemen, duurzaamheidsrapportering, educatie voor duurzame ontwikkeling en andere lopen dan misschien al ruime tijd in Vlaanderen, via Rio +20 worden deze verder aangemoedigd en opgeschaald, en vormen het een herbevestiging voor het beleid en de beleidskeuzes van Vlaanderen. Andere zaken halen de agenda nog niet om het transitiedenken te agenderen op de internationale agenda zal men allicht nog even geduld moeten hebben.
5. Korte samenvatting van de thema’s van de Wereldconferentie: (Gedeeltelijk overgenomen van Officieel verslag van de Belgische Delegatie)
5.1.
Groene Economie in het kader van Duurzame Ontwikkeling en Armoedebestrijding
Vergroening van de economie wordt erkend als een belangrijk middel om duurzame ontwikkeling te bereiken, met een focus op het beter beheer van natuurlijke hulpbronnen, grondstoffen (resource efficiency) en afvalbeheer. Actie voor een groene economie is een ‘gezamenlijk streven’ dat vrijwillig is, op nationaal niveau gevoerd wordt en naargelang de eigen prioriteiten voor duurzame ontwikkeling bepaald wordt. Groene economie moet bijdragen aan economische groei en aandacht hebben voor de sociale aspecten. Mbt het internationaal kader en/of internationale samenwerking
9
wordt aan het VN-systeem gevraagd om geïnteresseerde landen te linken met kennis, technologie, actoren en goede voorbeelden van groene economie.
5.2.
Institutioneel Kader voor Duurzame Ontwikkeling
In Rio werd beslist om een proces te lanceren ter onderhandeling en oprichting van een High Level Political Forum voor duurzame ontwikkeling. Het proces wordt dit najaar tijdens de 67ste Algemene Vergadering (AV) opgestart. Dit HLPF moet tijdens de 68ste GA (2013) voor het eerst samenkomen en zal de huidige Commissie voor Duurzame Ontwikkeling vervangen (CSD). Het beloven alvast lastige onderhandelingen te worden in New York, gelet ook op de vrijblijvende definitie van de functies voor het HLPF in de eindtekst. Het VN milieuprogramma UNEP wordt versterkt. De huidige Beheerraad met 58 leden wordt vervangen door een Raad met universeel lidmaatschap4. De verdere uitwerking van de modus operandi geschied in een intergouvernementele werkgroep. Ook wordt opgeroepen om UNEP mede te financieren uit het reguliere budget en aldus te voorzien in voorspelbare en stabiele financiering. De VS, China en Brazilië gaven aan elk 6 miljoen dollar extra financiering voor UNEP te voorzien. Tot ontgoocheling van de civiele maatschappij haalde een duidelijke verwijzing naar het instellen van een High Level Special Representative for Future Generations de slottekst niet. Er wordt aan de Secretaris-Generaal van de VN wel gevraagd om een rapport uit te werken dat de materie van dichterbij bekijkt. Positief is ook de verwijzing naar Rio Principe 105, en een opening om deze principes toe te passen op de volledige agenda duurzame ontwikkeling (en niet te enkel tot het leefmilieu). Ook de multi-level aspecten, de rol van de strategieën duurzame ontwikkeling en de rol van de multi-stakeholder fora zijn in de tekst verwerkt.
5.3.
Framework For Action
Water: toegang tot water en sanitatie worden erkend als mensenrecht, maar met de caveat dat dit de nationale soevereiniteit moet respecteren. Ook voor de samenwerking voor integraal en grensoverschrijdend waterbeheer wordt nationale soevereiniteit als conditie ingeroepen. Het belang van water in ecosystemen en omgekeerd wordt erkend.
4
Namelijk de ‘United Nations Environment Assembly of the United Nations Environment Programme’ http://www.unep.org/newyork/IntergovernmentalPolicyCoordination/UNEPGoverningCouncil/tabid/52273/Default.aspx
5
Principe 10: “Environmental issues are best handled with participation of all concerned citizens, at the relevant level. At the national level, each individual shall have appropriate access to information concerning the environment that is held by public authorities, including information on hazardous materials and activities in their communities, and the opportunity to participate in decision-making processes. States shall facilitate and encourage public awareness and participation by making information widely available. Effective access to judicial and administrative proceedings, including redress and remedy, shall be provided.
10
Energie: Het Sustainable Energy for All initiatief van VN-secretaris generaal Ban Ki Moon kreeg in de eindtekst misschien niet de verhoopte sterke verwijzing of bekrachtiging, het initiatief heeft met de 323 miljoen dollar steun die het in de marge van Rio +20 uit verschillende hoeken kreeg wel duidelijk de wind in de zeilen. Duurzame Consumptie en Productie: Op Rio +20 werd eindelijk het 10 jarig kaderprogramma voor duurzame consumptie en productie, dat onderhandeld werd tijdens de 19e CSD in 2011, aangenomen. Er is een akkoord over een structuur met een rol voor UNEP dat het secretariaat zal waarnemen en voor de CSD, dat aangesteld werd voor de monitoring. Er werd een directieraad aangesteld om het secretariaat te begeleiden, om de jaarlijkse rapporten op te volgen alsook om het goede verloop van het ‘trustfund’ te controleren. Verder engageren de VN lidstaten zich om verder werk te maken van het uitfaseren van schadelijke en inefficiënte brandstofsubsidies. Sociale Aspecten (waardige jobs, sociale inclusie, sociale bescherming): Tewerkstelling, werkloosheid en waardig werk komen als sociale aspecten van duurzame ontwikkeling nadrukkelijk in de tekst voor. Er is een oproep voor een globale strategie voor jongerentewerkstelling (op basis ILO), groene economie moet inclusief zijn en tewerkstelling creëren, er is een verwijzing naar een ‘rechtvaardige transitie’ en het belang van sociale bescherming via National Social Protection Floors wordt meermaals erkend. Gender: Gender is sterk geïntegreerd in de tekst en krijgt zelfs een apart hoofdstuk. De tekst aangaande reproductieve rechten werd weggelaten, maar andere controversiële rechten bleven wel behouden, o.a. de verwijzingen naar gezinsplanning en het recht op informatie en toegang tot voorbehoedsmiddelen, het recht van vrouwen op volledige toegang tot economische hulpbronnen, inclusief het recht om te erven, het recht op eigendom van land en andere bezittingen, krediet , natuurlijke hulpbronnen en technologie. Het uitroeien van armoede: Het belang van armoede wordt ontegensprekelijk zeer duidelijk gemaakt in paragraaf 2, die in tegenstelling tot de andere paragrafen een duidelijk engagement inhoudt: “Armoedebestrijding is de grootste globale uitdaging die de wereld vandaag moet aangaan en een onmisbare vereiste voor duurzame ontwikkeling. Daarom compromitteren we ons er toe om met spoed de mensheid te vrijwaren van honger” . Verder wordt armoede ook gelinkt met de vele andere thema’s en volledig geïntegreerd in de tekst en wordt het apart behandeld in hoofdstuk 5a. In paragraaf 3 wordt de link gelegd met ‘jobs’ en decent work. Sociale bescherming wordt hierin behandeld en wordt erkend als een belangrijk instrument om de armoede te bestrijden. Een verwijzing naar de social protection floors is nieuw in het kader van armoedebestrijding Gezondheid: In de tekst is er, naast de regelmatige verwijzing naar gezondheid in de tekst, ook een hoofdstuk over gezondheid en bevolking (§ 138- § 146). Daarin staat een sterke verwijzing naar overdraagbare en niet- overdraagbare ziekten, waaronder het verdubbelen van de inspanningen om HIV en AIDS te bestrijden; het belang van gezondheidsvoorzieningen; een verwijzing naar TradeRelated Aspects of Intellectual Property Rights (TRIPS); toegang tot medicatie en onderwijs voor verplegend personeel; het belang van bevolkingsgroei in planning; een verwijzing naar sexual and 11
reproductive health (ipv rights) en het Beijing Platform for Action en the International Conference on Population and Development (ICPD) Programme of Action en het belang van het verlagen van sterfte bij zwangere vrouwen en baby’s. Oceanen, landdegradatie, afval:wat betreft het beschermen van de oceanen en de mariene biodiversiteit werd beslist om een uitvoerend arrangement onder de UN Zeerechtverdrag (UNCLOS) op te gaan stellen; het terugdringen van afval op zee; het belang om landdegradatie terug te dringen; afvalmanagement gebaseerd op het uitgangspunt van Reduce, Reuse,Recycle zodat afval ook een hulpbron wordt.
5.4.
Sustainable Development Goals (SDGs)
Het proces dat ter oprichting van duurzame ontwikkelingsdoelstellingen (SDGs) in gang is gezet, is misschien het meest zichtbare teken van een hernieuwd engagement voor duurzame ontwikkeling. De SDGs zullen in 2015 het licht zien, moeten coherent zijn met de post-2015 VN ontwikkelingsagenda en mogen tot dan niet in het vaarwater van de Millenium Development Goals (MDGs) komen. De vrees bij vele landen dat SDGs de ODA commitments zullen uithollen, verklaart mee dat er niet veel meer dan een akkoord over het proces uit de bus viel. De SDGs moeten beperkt in aantal zijn, beknopt en universeel toepasbaar zijn op alle landen, en aspirerend werken. Tot een lijst van thema’s voor de SDGs kwam het uiteindelijk niet, maar slottekst en de thema’s erin vervat moeten het werk richting geven. Het proces om tot de SDGs te komen zal overwegend intergouvernementeel aangestuurd worden, maar laat ruimte aan de VN-expertise, het middenveld en de wetenschap om een onafhankelijke insteek te doen (wijze nog te bepalen). Er werd beslist om tijdens de 67ste AV een geografisch gebalanceerde werkgroep met 30 leden, verkozen door de lidstaten, aan te stellen6. Zij zullen tijdens de 68ste sessie (2013) een rapport met een voorstel van SDGs aan de Algemene Vergadering voorleggen. Deze Open Working Group zag in februari formeel het levenslicht. 5.5.
Means of Implementation
Er is afgesproken om via een intergouvernementeel proces een rapport op te stellen met opties voor een effectieve financieringsstrategie voor duurzame ontwikkeling die leidt tot de mobilisering van en effectief en efficiënt gebruik van middelen voor duurzame ontwikkeling. De mogelijke financieringsbronnen zijn velerlei: nationale middelen, internationale publieke financiering, middelen uit de privésector en innovatieve financiering. Het traditionele debat waarbij ontwikkelingslanden onder preferentiële voorwaarden toegang tot en overdracht van technologie willen, en de moeilijkheden die dit voor westerse landen voor Intellectuele Eigendomsrechten stelt, overheerste de discussies. Het belooft ook in het opvolgingsproces een moeilijke onderhandeling te worden, gelet ook op de uitdrukkelijke G77 vraag naar technologie- overdracht en nieuwe en additionele financiering.
6
Samenstelling OWG op 15/01/2013: http://www.un.org/ga/search/view_doc.asp?symbol=A/67/L.48/Rev.1&Lang=E
12
6. Bronnen Officieel verslag van de Belgische Delegatie Vlaams Stakeholderforum Rio +20 Verslagen, besluiten en standpunten Vlaamse overheid
7. Afkortingen VN MDG DO G77
WGDO VSDO SDG BRIC NGO UNEP UNEO EDO SAR MVO HLPF CSD TRIPS
Verenigde Naties Millennium Development Goals duurzame ontwikkeling ‘Group of 77’: deze groep werd opgericht in 1964 door 77 ontwikkelingslanden. Deze groep werd opgericht in het kader van de Verenigde Naties en heeft de bedoeling de gezamenlijke belangen van de ontwikkelingslanden te behartigen. Tijdens grote VN- conferenties onderhandelen de ontwikkelingslanden in deze formatie en is het samen met de EU één van de belangrijkste onderhandelende groepen binnen de VN. Inmiddels zijn er 132 landen lid, maar de benaming blijft behouden. Werkgroep Duurzame Ontwikkeling Vlaamse Strategie Duurzame Ontwikkeling Sustainable Development Goals Brazilië, Rusland, Indië, China: deze 4 groeilanden kennen een gelijkaardige snelle sociaaleconomische ontwikkeling en hebben vaak gelijkaardige belangen te verdedigen niet- gouvernementele organisaties United Nations Environment Programme United Nations Environment Organisation Educatie voor Duurzame Ontwikkeling Strategische Adviesraden: er zijn 13 strategische adviesraden die de Vlaamse administratie advies kunnen geven inzake haar beleid Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen High Level Political Forum Commission on Sustainable Development Trade-Related Aspects of Intellectual Property Rights
13