Web: www.in-zicht.nl E-mail:
[email protected]
Verslag van de lezing van Roelof Tichelaar Voor Stichting In-zicht op 20 oktober 2010 Thema: ‘Spiritueel Christendom’
Oene heet alle aanwezigen van harte welkom. In het bijzonder heet hij Roelof Tichelaar welkom, de spreker van vanavond. Na een aantal korte huishoudelijke mededelingen geeft hij het woord aan Tialda die het stilte moment inleidt. Tialda: Goedenavond. Ik zal vanavond een korte tekst voorlezen van Carl Gustav Jung. En dat komt uit een bundel van Huib Klamer die spirituele teksten heeft verzameld voor momenten voor zelfreflectie. Na deze korte tekst is er even stilte. In deze stilte kunnen we even naar binnen gaan om ons te verbinden met ons diepere zelf, met elkaar, en met de geestelijke wereld die om ons heen is. Bij zelfreflectie gaat het vaak over het kijken in een spiegel. Daar gaat deze tekst ook over. Wie in de spiegel van het water ziet, ziet eerst zijn eigen beeld. Wie tot zichzelf gaat, riskeert de ontmoeting met zichzelf. De spiegel vleit niet. Hij toont getrouw datgene wat in hem zit, namelijk dat gezicht dat we nooit aan de wereld tonen, omdat wij het verbergen door de personae, het masker van de toneelspeler. De spiegel ligt echter achter het masker en toont het ware gezicht. Dat is de eerste proeve van moed op de innerlijke weg. Een proeve die genoeg is om de meesten af te schrikken. -STILTEDan wil ik nu het woord geven aan Roelof. Roelof: Goedenavond allemaal Ik leg even mijn wekkertje daar neer want ik moet de tijd een beetje in de gaten houden. Mijn bewuste spirituele weg die is eigenlijk al in 1984 begonnen. Ik was toen 19 jaar. Ik kwam tot de ontdekking dat het christendom eigenlijk veel spiritueler was dan ik tot op dat moment had aangenomen. Ik zag, dat in dat traditionele christendom, heel veel waarheden gaandeweg verloren zijn gegaan. Niet dat ik er iets tegen had, of heb, tegen de kerk. Ik had gewoon behoefte aan meer dan wat een kerk mij in die tijd kon bieden. Het was in die tijd dat ik ook dromen begon te krijgen waarin mij toekomstige dingen werden voorspeld en waarin mij zaken werden uitgelegd op spiritueel gebied. En daarmee was eigenlijk een boeiende ontdekkingsreis begonnen. Gaandeweg hebben die inzichten zich verdiept en ik heb gemerkt dat er een geestelijke wereld van God is die ons bij de hand neemt, die ons inspireert en begeleid op onze weg. En naar al die inzichten, ervaringen, zijn mijn boeken ontstaan en probeer ik – met vallen en opstaan – de mensen te helpen die in mijn praktijk komen en ook op mijn lezingen. Vandaag ga ik dus iets vertellen over wat ik ‘het spiritueel christendom’ ben gaan noemen. Ik zei het al, een deel van die spirituele rijkdom is onderweg verloren gegaan. Je kan het eigenlijk zien als een rivier die ontspringt aan een zuivere bron en vlak bij die bron is dat water nog kraakhelder en zuiver, is het voedzaam; maar kom je verder, stroomafwaarts, waar de riolen van de mensen er op uitgekomen
1
zijn, dan wordt het water troebel, en aan het eind van de stroom, daar wordt het nog met tegenzin gedronken. En sommige mensen, die worden er zelfs ziek van. In mijn ogen is dat de tragiek van een deel van het traditionele christendom. Veel mensen zijn niet meer gewend aan die verbinding met de geestelijke wereld. En ik vind het eigenlijk best opmerkelijk dat mensen die dagelijks hun bijbel lezen of wekelijks in de kerk komen, dat die mensen zeggen, wanneer ze iemand ontmoeten die zegt dat die een engel heeft ontmoet, dat ze dan een beetje vreemd met de ogen zitten te knipperen, dat ze dat eigenlijk niet goed kunnen plaatsen, hoewel dat eigenlijk zo’n bijbels gebeuren is. Want die God, of die bron van Liefde die ik niet begrijpen kan omdat die mijn verstand en mijn wezen zover te boven gaat – en hoe je die bron ook noemen wilt, daar gaat het even niet om – die is niet iemand anders dan 2000 jaar geleden. Veel mensen geloven niet meer aan die verbinding met de geestelijke wereld. En iets, waar je niet in gelooft, dat kun je ook niet ervaren. Want wat is geloven? Geloven dat is eeuwenlang kritiekloos tot je nemen wat anderen je opleggen. Maar dat is niet de ware aard van geloven; geloven heeft alles te maken met bewustwording. Het is een innerlijk proces, een innerlijke weg die wij hebben te gaan. Mensen die dus niet geloven in die verbinding met de geestelijke wereld, kunnen die wereld ook niet ervaren. Geloof ik niet in de liefde van mijn naaste, dan zal hun liefde altijd voor een gesloten deur komen te staan en gaat ook niet kunnen binnendringen. Naast dat opstakel van ongeloof komt er nog een andere vraag om de hoek kijken met betrekking tot dat contact met de geestelijke wereld. Want mogen wij eigenlijk wel dat contact met die geestelijke wereld leggen? Dat is een heel legitieme vraag die mensen zichzelf ook moeten stellen. Er zijn nogal wat christenen die mij erop gewezen hebben dat God ons dit nadrukkelijk zou verbieden. En dat bleek op een gegeven moment ook uit een email die ik kreeg van een meneer, als reactie op een interview dat ik had met het dagblad Trouw. In die email stond het volgende: “Zeer niet geachte heer Tichelaar, na het lezen van de recensie in het dagblad Trouw heb ik vandaag uw boek, Vergeten Bewustzijn, gekocht en ben daar met belangstelling in begonnen te lezen. Ik moet u bekennen dat het momenteel reeds in de vuilnisbak ligt. Ik kwam niet verder dan bladzijde 25. Hoe durft u de werken der duisternis – lees spiritisme – voordoen als iets van God? Iets gevaarlijker dan dat kan ik me nauwelijks voorstellen.” (Ik dacht: nou, blz. 25 is ook niet erg ver) Ik doe er nu wel wat humoristisch en lacherig over, maar ik kan niet ontkennen dat dergelijke e-mails mij wel degelijk raken want in mijn boeken leg ik iets van mijn eigen hart en ziel. En als mensen dat na 25 bladzijden in de prullenbak gooien, dan durf ik best te bekennen dat dit me raakt. Ja, en tegelijkertijd heb ik zoiets van: daar valt niet tegen te praten, het is een kortzichtigheid, een blok, waar je tegenaan loopt. Had hij nog een tijdje doorgelezen, dan was hij ook al zijn tegenargumenten tegengekomen. Ik juich een kritische houding toe, maar deze meneer slaat, net als veel anderen, door naar de verkeerde kant, in mijn ogen. Omdat het zuivere onderscheidingsvermogen ontbreekt. Alles wordt over één kam geschoren. En juist dat onderscheidingsvermogen hebben we in deze tijd zo hard nodig. En mensen, zoals deze meneer, die beroepen zich dan op een Bijbeltekst, zoals bv. uit Deuteronium, waar gezegd wordt: ‘Onder u zal niemand worden aangetroffen die de geest van een dode of een waarzeggende geest ondervraagt of die de doden raadpleegt’. Natuurlijk mogen we deze tekst serieus nemen, want die heeft ons wel degelijk iets te zeggen. Maar wat wordt er met deze doden bedoeld? Worden daarmee de van hun aardse lichaam gescheiden geesten bedoeld of is het misschien wat anders? Ik ben ervan overtuigd dat het hier om iets anders gaat. Het gaat hier om de geestelijke doden. Want al de eerste keer dat we het begrip ‘dood’ in de bijbel tegenkomen, namelijk in dat verhaal van Adam en Eva, waar de hele symboliek van het paradijsverhaal wordt verteld, daar wordt al over die dood gesproken en Adam en Eva die sterven na het eten van de appel niet. Die leven door. Maar zij komen in een ander bewustzijn. Ze komen, vanuit die geestelijke wereld gezien, in een geestelijke dood terecht.
2
Ja, en waar gaat het dus in die tekst van Deuteronium om? Om het raadplegen van de geestelijke doden, de van God gescheiden geesten, of hoe je het anders zou kunnen zeggen: de geesten van de duisternis. Want, er is een goede en een kwade geestenwereld, dat onderscheid moeten we goed in ons achterhoofd houden. Maar daarmee verbiedt God nog niet het contact met de goede geestelijke wereld. Sterker nog, zijn profeten staan juist met die wereld in verbinding, laten zich daardoor leiden. Het is die bron die voor hen juist het meest belangrijke is, waarmee ze hun taak kunnen uitvoeren. Kijk ook maar eens naar de geschiedenis van Mozes. Daar zie je het ook iedere keer weer terugkeren. Het vragen aan God was eigenlijk een dagelijks gebeuren. En dat staat er ook: ‘Al wie God wilde vragen ging naar de tent der samenkomst, die buiten de legerplaats was’. ‘En’, zo wordt er dan gezegd, ‘zodra Mozes in de tent was daalde een wolkkolom neer en bleef staan aan de ingang van de tent en Hij sprak met Mozes’. Daar zie je datzelfde contact met die geestelijke wereld al staan in de bijbel. Opvallend is trouwens dat Josua, de dienstknecht van Mozes, altijd bij hem was in die tent als God met hem sprak. Nou, in onze tijd wordt ons duidelijk dat Josua een medium was. Door hem sprak die geestelijke wereld, sprak God tot Mozes. In de bijbel vind je ook andere sporen terug van het contact met God. Kijk eens naar het verhaal van Saul. Want ook met dat bordschild van de hogepriester, waar daar sprake van is, wordt contact gelegd met die geestelijke wereld. Daar staat ook geschreven, toen de profeet Samuel was gestorven, en Saul in de problemen kwam, zocht hij contact met God. En dan staat er geschreven: ‘Maar de Here antwoordde hem niet, noch door dromen, noch door de Urim, noch door de profeten’(1Samuel 28:6). En die laatste, dat zijn dan de mediums. De Urim en de Tummim1, die bevonden zich in het borstschild van de hogepriester en daarmee werd het contact met de geestelijke wereld gelegd. Ik noemde het al eventjes, dat verboden contact door God, met de geestelijke wereld behelst alleen maar die donkere geestelijke wereld. En in mijn praktijk ben ik al heel wat mensen tegengekomen die daarmee in aanraking zijn gekomen, maar daarin verstrikt raakten, in die lagere invloeden, dus nogmaals, dat onderscheidingsvermogen is heel hard nodig. Jongeren die experimenteren met glaasje draaien, spiritisme, noem maar op. Er zit één gevoelige schakel tussen en die wordt getroffen en die wordt daarin meegesleurd, met alle gevolgen vandien. En het is dus helemaal niet zo’n wonder dat ook de hedendaagse kerk eigenlijk op dit verschijnsel niet zo meteen een antwoord heeft. Als mensen met demonische klachten, of met klachten die voortkomen uit een paranormale bron, bij die kerk of bij die dominee komen. Dat komt omdat ze het bestaan van die geestelijke wereld niet helemaal serieus nemen. Een spiritueel christendom doet dit wel. En bezetenheid is dus geen tijdsgebonden terminologie, wat alleen maar in de tijd van Jezus voorkwam, het gebeurt vandaag nog. Er is nog een factor die meespeelt in het verloren gaan van het contact met die hogere geestelijke wereld, en dat heeft met ons denken te maken. Als westerse verstandsmensen zijn we helemaal in dat denken gaan zitten en daarmee sluiten we ons af voor dat intuïtieve bewustzijn dat ook in ons allemaal aanwezig is. Albert Einstein, zelf een groot denker, die verwoordde dat op een zeer kernachtige manier. Hij zei: “de intuïtieve geest is een godsgeschenk, en het rationele verstand is een dienaar. We hebben een maatschappij geschapen die de dienaar vereert en het geschenk is vergeten”. Nou, mooier kan ik het niet zeggen. Daar raakt hij heel kernachtig een van de grote redenen waardoor die geestelijke wereld voor ons zo ver weg is komen te staan. Er zijn wel een aantal voorwaarden, richtlijnen, punten waar je aan vast kunt houden, om te voorkomen dat je in die lagere geestelijke wereld verstrikt raakt. Allereerst is dat onze geestelijke, spirituele levenshouding. Wie vanuit het ego contact probeert te leggen met die geestelijke wereld, die zal altijd op donkere invloeden stuiten. Wie dat doet vanuit een diep verlangen vanuit het hoger zelf, wie dus op de weg van zelfreflectie is gegaan – en daar sluit die tekst die zojuist werd voorgedragen, van Jung – die sluit daar naadloos op aan. We moeten bereid zijn de weg naar binnen te gaan. We moeten de confrontatie met onszelf aandurven, om dat ego te ontmaskeren, voorbij dat ego te gaan kijken, en daar die verbinding met de geestelijke wereld te leggen. 1
http://nl.wikipedia.org/wiki/Urim_en_Tummim
3
Gebed kan daarin een grote rol spelen. En gebed is meer dan wat woorden prevelen. Natuurlijk mag je die woorden ook prevelen, natuurlijk mag je je hart ook uitstorten, al dan niet in woorden. Maar we moeten in dat gebed ook leren luisteren. En dan komen we bij het volgende punt, en dat is de stilte, waarvan we nog zo weinig terugvinden in onze opgejaagde maatschappij, in onze 24 uur economie. Daar is bijna geen ruimte meer voor stilte. En de vierde voorwaarde is, dat we serieus nemen wat er dan bij ons binnenkomt. Want zo vaak gebeurt het dat die dienaar – ons verstand – er meteen bovenop springt en het kapot redeneert als er iets, vanuit die innerlijke bron, in ons opengaat. Dus dat verstand, dat moet echt letterlijk een stapje terugdoen. Ik zeg niet dat we het overboord moeten zetten, we moeten onze nuchterheid ook bewaren, we hoeven niet te gaan zweven, we mogen ook kritisch blijven, maar het moet wel een stapje terug doen. Ik wil ook even in grote lijnen iets over mijn eigen weg vertellen. Waarom? Niet omdat ik zo interessant ben, maar eerder om te getuigen van hoe die geestelijke wereld heel direct heeft ingegrepen in mijn eigen leven. Toen ik 19 jaar was kwam ik, dank zij mijn goede vriend, Leo ter Veer, in aanraking met het boek van Johannes Greber, een priester die in 1910 – 1920, in die jaren, in contact kwam met de geestelijke wereld. Hij was priester, en hij werd op een gegeven moment bij een kring gelovigen geroepen en daar gebeurde iets wonderbaarlijks; een parochiaan kwam naar hem toe en die vertelde erover. Hij zei: “In ons midden, als wij in gebed gaan, dan is er een jongen van een jaar of 16, die zakt voorover, die richt zich weer op en er spreekt een heel ander iemand door. En het onderricht dat we via zijn mond te horen krijgen is zo bijzonder en zo bovenmenselijk en het gaat zo over God, over Christus, over de geestelijke wereld, dat we dit graag met jou willen delen”. Maar Greber stond aanvankelijk niet te springen. Om in zijn rok bij zo’n spiritistische bijeenkomst te komen, dat leek hem eigenlijk maar niets. Maar die man bleef aandringen – van: als priester heb je toch de plicht om het open en eerlijk te onderzoeken. Nou, hij liet zich overtuigen en ter voorbereiding, om de boel daar maar te ontmaskeren, schreef hij enkele stevige theologische vraagstukken op een papiertje, stopte die in zijn binnenzak, en ging gewapend met dat papiertje in zijn binnenzak naar de bijeenkomst toe. Hij zat nog maar net – ze waren al in gebed gegaan – en die jongen zakte ineen, richtte zich weer op en richtte zich ook meteen tot Greber, heette hem welkom en dat hij hem al verwacht had en vuurde tegelijk een paar stevige vragen over het geloof op de priester af. Vragen die hij eigenlijk niet goed kon beantwoorden. Hij was er zelf ook helemaal niet tevreden over. en hij zat daar een klein beetje met het schaamrood op zijn kaken terwijl de geest door de jongen tegen hem zei: “Het valt me een klein beetje tegen dat jij, als zielenherder, hier niet meer op weet te zeggen. En pak nu dat briefje maar uit je binnenzak en stel jouw vragen maar.” Nou, toen moet hij bijna van zijn stoel zijn gerold want niemand wist daarvan. Zo is er dus een onderricht ontstaan in zijn leven waardoor die geestelijke wereld steeds meer van die oude waarheden van het spirituele christendom met Greber heeft gedeeld. Nou, zo is dat dus gegaan en op een gegeven moment – dat boek van Greber waarin hij al deze dingen heeft verteld2 – dat werd op een gegeven moment een persoonlijke leidraad voor mij, als 19-jarige. En het was ook in die tijd, dat ik met die dromen begon te leven; en gelukkig had ik mijn goede vriend, Leo, die daar ook mee behept was en die mij daarin kon begeleiden; want wat moet je als 19-jarige met al die dromen, al die inzichten? En op een gegeven moment, toen kwam er een droom en dat was van 30 op 31 mei, 1988. ik kan geen enkel verband leggen met wat dan ook. Die droom ging als volgt: Ik kom bij een soort fabriek en er is een oude man, die zie ik staan, en die is aan het telefoneren. Naast hem staat een jonge man, en daar maakt hij dit gebaar tegen (hij stuurt hem weg). De jongen gaat weg en tegen mij doet hij zo (hij wenkt). Ik ga naar die oude man toe en het voelt meteen al heel vertrouwd. En.. hij zegt tegen me: “Er ligt in dit gebouw, een schilderij, en als dat schilderij niet af is, dan draag ik het aan jou over”. Op dat moment zie ik in grote letters de naam Becker in de lucht geschreven staan. De naam zegt mij helemaal niets. Behalve de opticien, maar goed, daar zal het wel niet mee te maken hebben. Hij toont 2
Omgang met Gods geestenwereld – Johannes Greber – Uitgeverij Mirananda
4
mij vervolgens een soort register en zijn vinger stopt bij de code: B33. zegt me ook niets. Dan lopen we naar een archief, grote stellingen aan de zijkanten. Hij haalt er een groot opgerold doek uit, hij rolt het voor me open, en er staat een man op afgebeeld. Maar de gehele omgeving ontbreekt. Dus… asjeblieft. Hij geeft hem aan mij en ik word wakker. Ik besef op dat moment: ik heb hier zojuist een opdracht gekregen vanuit de geestelijke wereld, maar ik heb geen idee waar het over gaat. Becker zegt me niets, code B33 zei me helemaal niets. Ik heb de droom opgeschreven en ik heb hem maar laten rusten. Maar hij bleef altijd in mijn hart en in mijn hoofd. Het is dan 9 jaar later, als ik een sterke innerlijke drang in me voel opkomen met de Greber Memorial Foundation in Amerika. De stichting die het werk van Greber uitdraagt in de Verenigde Staten. Met moeite weet ik een mevrouw aan de lijn te krijgen van die stichting, en die pakt de telefoon op van de Foundation en we raken aan de praat. Ik ben natuurlijk laaiend enthousiast over het werk van Greber, ik vertel daarover, dat het mijn leven zo heeft veranderd en dat ik er dromen over gehad heb – want in dromen was me wel gezegd: dat werk van Greber is de basis van jouw waarheid, maar het moet nog wel verdiept en uitgebreid en aangevuld worden. Tot mijn stomme verbazing zegt ze opeens: “Ja maar het werk van Greber is helemaal niet goed”. Ik zeg: ben ik nou gek of… - “nee, het is helemaal niet goed…” en ze kon me ook niet uitleggen waarom. En ze zei eigenlijk, hou ermee op, leg het naast je neer en vergeet Greber. Daar kwam het eigenlijk op neer. Ik was een beetje verward op dat moment. Ik zei, dat kan niet, in dromen is me het volgende gezegd – dus al die dromen verteld – en ik zei haar: weet je wat we doen, ik stuur u een brief en ik hoop dat u mij wilt antwoorden. Wat is uw naam? ‘Becker’, zegt ze. Ik denk, o wacht, daar heb je het. Daar kwam die droom ineens weer terug. Maar ik was te verward om daar op dat moment op in te gaan. Ik begreep het zelf ook niet. Dus hebben we het gesprek beëindigd en ik ben op een gegeven moment mijn kamer ingegaan en ik heb gebeden. En in die stilte, toen kwam op een gegeven moment het volgende bij mij binnen: Pak de tekst met jouw visioen er nog maar eens bij en lees het nog maar eens een keer door. Deze keer zullen jou nog meer dingen duidelijk gemaakt worden. Nou, ik deed dat en begon het nog eens na te lezen en ik bleef hangen bij die code B33, en ogenblikkelijk klonk het in mij: 33 is jouw leeftijd op dit moment. En de B staat voor Becker, het moment waarop jij contact legt met mevrouw Becker. Nou, toen viel alles behoorlijk op zijn plek. Er zat wel 9 jaar tussen hé. Tijd bestaat niet aan die kant. En achteraf besefte ik ook, die jongen die de oude man eerst wegstuurde, dat was ikzelf op jongere leeftijd. En nu ik 33 was, was de tijd gekomen om dat contact te leggen. En dus schrijf ik die mevrouw Becker nog maar een brief en ik deel – heel enthousiast – ook dit alles in de hoop dat ze van gedachte zal veranderen, maar er komt geen antwoord. Op een gegeven moment heb ik haar weer aan de lijn en ze waarschuwt me: ‘Hou er mee op, want jij of je familie zullen gevaar gaan lopen’, en dat soort taal. Dat moet je net tegen mij zeggen, dan ga ik juist door. En ja, wie moet ik nu geloven, zo’n mevrouw die ik niet ken, aan de andere kant van de oceaan, of mijn eigen dromen en inzichten die ik heb gekregen? Ik heb voor het laatste gekozen. Maar ik weet nog dat ik innerlijk verward was, toch een beetje van mijn stuk gebracht en dat ik twijfelde. Dus ik heb ’s avonds gebeden: als ik nu op een dwaalspoor zit, als het waar is wat die mevrouw Becker zegt, laat het mij vannacht weten. En ik maak rechtsomkeert en ik hou ermee op en ik leg het naast me neer. Maar is het wél mijn weg, laat het mij dan zien. Die nacht droomde ik Het was bij ons thuis – mijn vrouw en ik hadden een nieuw bankstel gekocht – en dat bankstel, dat wist ik, dat stond er al maanden. Het bankstel zat lekker, het was de juiste kleur, het was de stijl die bij ons hoorde, het klopte. Mijn vrouw komt naar me toe en zegt: de verkoper van het bankstel heeft zopas gebeld, en die herroept alle positieve eigenschappen van dat bankstel. Ik zeg: ja, dat kan hij wel zeggen, maar ik heb dit bankstel getest en het is goed. Nou, toen had ik mijn antwoord: Je hebt het getoetst, het is goed. De verkoper – de stichting in Amerika – die herroept al het positieve, dus keer terug naar je eigen weg en durf die weg te gaan. En weer een nacht, of een paar nachten later, kreeg ik weer in een droom te zien – er stond een bankstel, die was bij het vuil gezet – en ik moest daarin gaan zitten. En ik kreeg een soort meerdimensionaal beeld te zien, dat ik één werd met die bank. En de dag daarop belt mijn goede vriend Leo me op en die zegt: ‘er is mij gisteren gezegd: je moet in het bankstel blijven zitten. Ik begrijp er niets van maar…’ ik zei: ‘nou, ik wél!’
5
Hoeveel bevestiging heb je dan nog nodig? Maar goed, ik ben mens en ik twijfel. Maar daar had ik even genoeg aan. Ik heb me later wel afgevraagd: wat is er dan met die mevrouw Becker, dat ze zich zo idioot gedraagt en het allemaal zo veroordeelt? Daar kwam ik op een gegeven moment achter want ik ontdekte dat Greber twee zoons heeft gekregen in Amerika. Hij was dan wel in de vijftig en hij was jarenlang priester, celibatair. Hij had het toch gepresteerd om twee zonen voort te brengen in de Verenigde Staten. En binnen een half uur had ik de zoon van Greber aan de telefoon. Je moet daar met die zoekmachines zoeken. en het eerste nummer dat ik probeerde was meteen raak. Jozef, zijn zoon, was ernstig ziek op dat moment en hij was ook eenzaam. En het deed hem zo goed om zo’n gekke Nederlander aan de lijn te krijgen, die het werk van zijn vader inmiddels aan het uitdragen was door middel van boeken, door middel van lezingen; dat ik over zijn vader vertelde. We hebben heel goede gesprekken gehad van hij was ook vastgelopen op een bepaald punt in zijn leven, waar ik weer iets voor kon betekenen. En zo is die cirkel eigenlijk rond gekomen, doordat de zoon van Greber met mij in verbinding kwam. En hij wist me ook te vertellen wat er nu met die mevrouw Becker was. Mevrouw Becker was een haantje de voorste, een egootje. Zij is die stichting binnen gekomen, heeft zich een beetje opgedrongen, was een sterke vrouw en ze wilde dolgraag medium worden. Daar heb je het gelazer al, want dolgraag medium worden is bloedlink. Je bent het, je wordt het, het is je gegeven, of niet. Maar je kunt er niet voor leren. Je kunt jezelf wel – als je eenmaal die weg gaat – erin versterken; je kunt je ontwikkelen, maar zij ‘wilde’ het, ze wilde het met haar ego. En op een bepaald moment bracht ze een aan alcohol verslaafde lerares mee binnen, de stichting in, daar ging ze seances mee houden en dat mens was ook medium, en toen kwam er een zogenaamd hoog geesteswezen door en die gaf hun de opdracht om 32.000 boeken van Greber te verbranden. Dat hebben ze gedaan. Zie je? Dus die oude man van jaren daarvoor, die was bezorgd over het werk van Greber, heeft mij in mijn droom benaderd en zo ben ik dit te weten gekomen en tot op heden probeer ik die opdracht met alle liefde en plezier uit te voeren. Maar waar gaat het nu om? Gaat het nu om Greber? Of om zijn boek? Nee, absoluut niet. Greber schrijft in zijn boek: ‘je moet mijn werk en wat hier staat niet zomaar aannemen. Ga de weg die ik gegaan ben, en je zult het bevestigd zien wat ik heb ontvangen. Geen enkel boek is in dit opzicht helemaal heilig. Heilig is wat er vanbinnen, in dat directe contact met boven, in onszelf gaat ontstaan. Natuurlijk zijn er een hoop heilige boeken in die zin dat ze ons bij de hand kunnen nemen, en ons daar naartoe kunnen voeren, maar uiteindelijk komt het aan op dat directe contact, die directe verbinding; daar komt het opaan. En ik kreeg op een gegeven moment ook een bijzondere droom. Ik sloeg in die droom een boek open – een versie van het boek van Greber die ik niet kende - en in het midden stond een grote plattegrond afgebeeld, in kleur. Een prachtige afbeelding. Tja, een plattegrond – en achter mij stond Johannes Greber. En die zei – ik hoorde die stem in mijn hart – ‘Je weet toch wat de bedoeling is? En toen werd ik wakker. En ik wist wat de bedoeling was. Een plattegrond wordt je gegeven om de weg te gaan. Niet om het aan te nemen wat erover geschreven staat. Aan een plattegrond heb je pas iets, als je op reis gaat. Dus, met andere woorden, laat het nu door je heen gebeuren. Open je voor die wereld en durf in vertrouwen jouw stappen te zetten. Nou, en dat gaat eigenlijk nog altijd, steeds zo door. Mijn goede vriend Leo, die is inmiddels thuis, die is overleden dit jaar, en ik verlies in hem dus een zeer belangrijke steun maar in feite gaat die steun, vanaf de andere kant, gewoon door. En dat is heel bijzonder, dat ik hem heel erg nabij voel en dat hij er ook aan meewerkt om bepaalde inzichten te blijven delen over die wereld. Het mooie was – daar heb je die twijfel weer, die komt elke keer weer boven – maar twijfel is ook goed hé, het houdt je ook scherp en het is best goed om jezelf regelmatig af te vragen: zit ik nu op het goede pad? Want ik kan zomaar een zijweggetje inslaan, ik ben maar een mens, en dan word ik graag ook even teruggefloten. En op een gegeven moment, Leo had al allerlei dingen tegen me gezegd in de stilte, en ik verlangde eigenlijk naar een bevestiging, daar komt het op neer. En we gingen naar onze zoon op visite, die was jarig, en we komen daar aan en de hele boel was in rep en roer. Mijn vader was bezig met de stroom want iedere keer viel de stroom uit in zijn woning. Er was ergens kortsluiting. En ze konden het niet vinden.
6
Mijn zoon begon al behoorlijk opgefokt rond te lopen, hij had al van alles afgesloten en kwam er maar niet achter. Nou, ik sta daar bij zo’n statafel en ineens hoor ik Leo glashelder zeggen: ‘de ketel’. Dus ik naar Dennis toe en ik zeg: ‘heb je al naar de ketel gekeken?’ De ketel? Nee… hij de trap op en ja, daar zat het. Dus Leo bemoeide zich daar eventjes mee – hij maakt zich over het algemeen niet zo druk over aardse zaken – maar even om mij die bevestiging te geven van: ‘het is ok, en ik ben er.’ Ja, en wat heeft die geestelijke wereld allemaal verteld? Nou, dat hele grote plan waar we allemaal deel van uitmaken, dat we allemaal uit die geestelijke wereld zijn gekomen, om onze weg hier – door de stoffelijke kosmos heen – weer terug te vinden naar huis; over de geestelijke sferen, waar we straks zullen terechtkomen en waar onze weg zich mag vervolmaken; en de rol van doorslaggevende betekenis van Christus hierin; die de weg weer heeft geopend om terug te kunnen naar huis. En ook daar zie je sporen van terug de bijbel, op het moment dat Jezus sterft in dat Bijbelverhaal, daar wordt gezegd: het voorhangsel van de tempel, dat scheurde van boven naar beneden. Het voorhangsel, het gordijn, wat het heilige scheidde van het heilige der heiligen; m.a.w. het allerheiligste, de hoogste sferen – de hoogste sferen in die geestelijke wereld – maar ook in ons, alle blokkades zijn nu uit de weg geruimd en jullie kunnen nu, door die innerlijke geest te accepteren, die weg ook gaan. De weg ligt weer open. We hebben gezien dat dit contact met die geestelijke wereld een van de eigenschappen is die bij het Spiritueel Christendom hoort. Een andere eigenschap is dat we nu ook de stap mogen zetten van uiterlijk kennen naar innerlijk weten en…, dat christendom is heel universeel. Het gaat om de universele bron die in ieder van ons sluimert en die in ieder van ons open wil gaan. Christus, in de bijbel beschreven als het Licht der mensen, die leeft immers ook als een universeel bewustzijn in ons allen. Het is dat bewustzijn dat op intellectueel niveau gekend en op intuïtief niveau ervaren kan worden. Gevoelige en intuïtief ingestelde mensen, die kunnen dat Licht ervaren zonder dat expliciet te benoemen. Of, ze geven misschien een andere naam aan deze aanwezigheid. En daarom moeten mensen die zich christenen noemen ervoor oppassen dat ze zichzelf niet als een exclusieve club gaan beschouwen. Dat ze andere mensen die niet aan hun voorwaarden, aan hun strakke formuleringen voldoen, dat ze die niet gaan veroordelen. Het dienen van Jezus gaat immers veel verder dan alleen het roepen van Zijn naam. ‘Alles wat jullie hier voor de minste van mijn broeders hebben gedaan, dat hebben jullie voor mij gedaan’, zegt Hij zelf. Hij wijst ons dus op de liefde, niets dan de liefde. Als we onverschillig staan tegenover onze naasten, dan kunnen wij Jezus niet dienen. Om dus tot die diepere dimensie van Christus door te dringen, moeten we de uiterlijke gestalte van Jezus loslaten, om Hem in onszelf te gaan ervaren. Wanneer we Hemelvaart gedenken, dan staan we eigenlijk stil bij die stap, dat Christus verinnerlijkt, dat we Hem niet alleen maar meer als een gestalte buiten ons zoeken, maar dat we Hem nu vanbinnen mogen horen en zien en voelen. Pas dan incarneert Christus zelf in ons en komt die diepe liefde, die universele liefde in ons tot leven. Natuurlijk is er ook een omgekeerde beweging. Namelijk van de intuïtieve ervaring naar het verstandelijk kennen. Want ik zei in het begin al, dat verstand hoeven we niet aan de kant te zetten. Het verstand mag ook in deze transformatie meegenomen worden. Want ook in de geestelijke wereld wordt heel concreet onderricht gegeven over dat grote geheim van Christus en van dat grote verlossingsplan waar we allemaal middenin zitten op dit moment. Als je bv de eerste brief van Petrus leest, daar staat: Als geest daalde Hij, Christus dus – af naar de geesten in de gevangenissen van satan en predikte voor hen. Dus Hij daalde, nadat Hij zijn weg hier op aarde had afgelegd, ook af in die diepste sferen waar al die geesten nog gevangen waren en die nog niet als mens waren geïncarneerd of die na hun leven op aarde in die diepe sferen terechtgekomen waren. Het Licht drong na de dood van Jezus door tot in de diepste diepten van de hel. Tot in die diepste sferen waar nog zoveel geesten gevangen zaten. Dat waren die geesten in de gevangenissen van satan waarover de bijbel spreekt. Ja, en in die doorgevingen wordt ook gezegd: ‘Hij is als de universele genadezon. En geestelijke groei betekent eigenlijk niets anders dan dat het licht van die Zon in ons opengaat, in ons tot bloei komt, ons steeds meer doorlicht. En dat proces begint hier op aarde en dat gaat straks, voor ieder van ons, als we dit stoffelijk lichaam hebben afgelegd, door in de geestelijke wereld. Er staat ons dus nog heel wat moois te wachten.
7
Ja, dat Spiritueel Christendom, het Christendom van de eerste Christenen, biedt een kompas dat ons op de weg naar binnen wil begeleiden. Het is universeel, en niet aan kerkelijke dogma’s gebonden. Menselijke leerstellingen, die staan God – of hoe je dat hoogste Wezen ook noemen wilt – nogal eens in de weg. En soms kom je daar heel pijnlijke voorbeelden van tegen. Ik werd een tijdje geleden gebeld door een mevrouw uit Zuid-Holland en ze vertelde dat ze uitgezaaide borstkanker had en dat ze eindelijk op dat spoor van Christus was gekomen en als uiterlijk teken daarvan wilde ze gedoopt worden, als uiterlijke bevestiging van de stap die ze vanbinnen had gezet. Dat is de betekenis van de doop. Ze wendde zich tot een christelijke gemeente maar die weigerde haar te dopen omdat ze ongehuwd samenwoonde. Voel je? Hoeveel geweld daar het Christendom wordt aangedaan? En juist voor wat dáár gebeurde, dat is waar Jezus zo voor waarschuwde: de witgepleisterde graven, de farizeeërs, de schriftgeleerden, die het alleen moeten hebben van de buitenkant, van de uiterlijke regels, terwijl het eigenlijk om de gezindheid vanbinnen gaat. Dus, wat 2000 jaar geleden speelde, dat speelt nu nog en, die farizeeër en die Schriftgeleerde, die zitten ook in u en mij. Dat is misschien ook dat beschuldigende vingertje in mijzelf, dat mij voortdurend op de vingers tikt, waarvan ik het nooit goed genoeg doe, dat mij wijst op de letter van de wet, terwijl ik voel dat het om genade gaat. Dat het gaat om het ontvangen van die Geest. Spiritualiteit is in deze tijd van bewustwording voor heel veel mensen helaas een prestatieslag aan het worden. En het gaat niet om een prestatieslag. Het gaat om het openstellen van je hart voor die genadezon. Dwars door dat vallen en opstaan heen, dat we allemaal meemaken, voltrekt zich dat prachtige proces. Perfectionisme, spiritueel perfectionisme, leeft volop onder de mensen. Ze willen het allemaal zó goed doen, ze willen alleen maar lief zijn en stellen hun grenzen niet, gaan voorbij aan de tegenkracht in dit leven, verliezen zich-zelf uit het oog en raken daardoor zichzelf uiteindelijk helemaal kwijt. Ze veroordelen zichzelf, ze gaan aan het muggenziften, over welke inwijding ze nu wel of niet hebben behaald. Nou, als dat spiritualiteit is, dan zijn we afgedwaald van de Bron. Want die Bron deelt zich slechts in liefde mee aan ons hart, dwars door de schaduwen van onze persoonlijkheid heen dringt dat Licht door. En dat is een heel mooi proces. En als ik dit verhaal – wat die mevrouw dus is overkomen – neerleg naast de prachtige ervaring die ik had – de mooiste die ik ooit heb meegemaakt – met een meisje van 11 jaar, een verstandelijk gehandicapt meisje van 11 jaar, nou, dat verhaal zegt genoeg en dat verhaal zal ik jullie nu ook vertellen. Ik werd gebeld door de moeder van dat meisje en ze zegt: ‘Mijn dochtertje van 11 is verstandelijk zo gehandicapt dat ze minder verstand heeft dan een kind van 1 jaar. En de laatste tijd wordt ze iedere nacht schreeuwend wakker, helemaal in paniek, en we kunnen niets doen. We kunnen haar vasthouden, we kunnen proberen haar te troosten, maar ze is totaal in paniek. En omdat we denken dat hier entiteiten, geesten aan het werk zijn – want wat moet het anders zijn – zijn we bij jou aangeland.’ Ik heb ze zo gauw mogelijk langs laten komen met hun kind, hoewel ik geen idee had hoe ik het aan zou moeten pakken. Want al mijn cliënten, daar kan ik mee spreken. Daar kan ik een gesprek mee aanknopen, die kan ik dingen bewust maken, kunnen we innerlijke patronen naar boven halen – zo van ‘buig dat eens om’, maar dit was allemaal niet mogelijk bij dit kind, dat wist ik. Dus ging ik de stilte in voordat zij kwamen – dat doe ik altijd als mensen bij me komen – 20 minuten tot een half uur van tevoren ga ik me terugtrekken op mijn kamer en dan ben ik stil om mezelf af te stemmen, om mezelf leeg te maken, en soms ook om dingen te ontvangen. Dat heb je zelf ook niet in de hand natuurlijk, maar soms komt er wel wat en soms komt er helemaal niets. En gelukkig ga ik daar ook niet over. Ik was moe in die tijd, ik had het te druk en ik moet toegeven dat ik bijna in slaap viel tijdens de stilte. Dat zal u ook wel eens overkomen. En terwijl ik net tegen die slaap aanzat hoorde ik een mannenstem zeggen: ‘die kamille hebben ze ook al gekocht’. Nou, waar slaat dit nu op, maar ik dacht: ik schrijf het maar op. Dus die mensen komen binnen met het meisje in een rolstoel, een matrasje hadden ze bij zich. Ze rolden het matrasje uit op de grond, legden hun kind daar neer. Het meisje is opvallend rustig, en ze gingen zitten. Ik zeg: ‘wat is er met kamille?’ Nou, die moeder verschoot bijna van kleur want die had de dag van tevoren had ze voor het eerst van haar leven kamille voor haar dochter gekocht in de hoop dat ze daar wat rustiger van zou worden.
8
Ze had het in haar badwater gedaan. Het gaat hier natuurlijk niet om: ‘hier scoor je paranormaal even lekker’, daar gaat het helemaal niet om want dan is het weer ego. Daar gaat het helemaal niet om. Waar gaat het dan wel om, nou wat doet nu deze gebeurtenis met de harten van die mensen. Nou, die vader die was het geloof, zijn spiritualiteit eigenlijk helemaal kwijt. De moeder, die was perfectionistisch, spiritueel perfectionistisch want ze wilde het zo graag goed doen, voor haar kind. En dat begrijp ik, en dan voel je je als ouder wel eens tekort schieten en wil je het zo graag oplossen voor je kind. En dan moet je jezelf verzoenen met die machteloosheid en dat valt niet mee. Ik wist nog niet wat ik moest doen. Ik dacht, ja, die kamille, dat is leuk, maar daarmee zijn we er niet. Ik ben op mijn knieën bij dat meisje gaan zitten en ik heb mijn linkerhand op haar voorhoofd en mijn rechterhand op haar buik gelegd en ik ben de stilte ingegaan en ben gaan bidden. En in die stilte heb ik gevraagd: ‘God, als U iemand wilt helpen, helpt U dan alstublieft deze mensen, want die hebben het nodig en ik weet niet wat ik nu moet doen.’ Dan laat je het er behoorlijk opaan komen. Maar wat kan je anders, want je wilt zo iemand helpen. Op dat moment zie ik Christus, meer dan levensgroot – ik had mijn ogen gesloten – zie ik Hem voor me staan, met de handpalmen naar voren. En wat ik zie: in de wonden van Zijn hand, daar ontstaat een navelstreng van licht en die is verbonden met het hart van dat meisje dat daar op de grond ligt. En…ik zeg het nu een klein beetje in eigen woorden, want Hij legde het als een innerlijk weten in mij – Hij zei zoiets als: ‘dit meisje is verbonden met mij, en blijft verbonden met mij, en straks, als dit leven voorbij is, dan keert ze weer terug in mij. Maak jullie allemaal niet zo druk’ Hij zei zoiets van: ‘hier op aarde moet ik haar even laten zwemmen’ Met andere woorden, het was net alsof Hij in zijn machtige Liefde een stukje machteloosheid uitdrukte en dat verraste me. Ik moet dit meisje wel even loslaten, maar ze is en ze blijft verbonden met mij. Nou, ik zat intussen met tranen in de ogen daar op de grond, want dit had ik nog nooit zo gezien en naderhand vertelde ik de ouders mijn verhaal. En die ouders waren er ook heel erg door geraakt, er gebeurde iets met ze, er gebeurde iets met ons alle vier in die kamer. Er gebeurde ook iets met mij want Christus liet ons hier zien dat het niet gaat om prestatie; want als er iemand, naar menselijke maatstaven, niets kon presteren, dan was dit dat meisje dat daar op die matras lag. En ondanks dat, of misschien wel dankzij dat, die directe verbinding met Christus. Daar past geen perfectionisme, daar past geen menselijk streven meer in, daar komt het maar neer op één ding, op een paar dingen: vertrouwen, overgave, liefde, jezelf openen, jezelf bewust zijn van de verbinding die er al is. Dat is wat Christus ons liet zien. Het lijkt mij goed om mijn inleiding met dit verhaal af te sluiten. We hebben even een half uurtje pauze en na de pauze sta ik open voor jullie opmerkingen, aanvullingen, vragen en dan zal ik mijn best doen om daar op een passende manier op in te gaan. Vooreerst bedankt en tot zo meteen. Na de pauze Oene: We gaan nu weer verder met het tweede gedeelte. Roelof heeft al een handvol briefjes; ik ben dus benieuwd wat er bij jullie is opgekomen. We hebben samen afgesproken dat Roelof gewoon het tweede deel helemaal voor zijn rekening neemt, dat wij als bestuur verder niet meer het woord tot jullie richten; dat hijzelf afsluit met iets moois. Wij wensen, als bestuur van Inzicht, jullie alvast alle goeds voor de komende maand en wij danken jullie alvast hartelijk dat jullie op een zo mooie wijze – dat is erg voelbaar in de zaal – hier aanwezig bent. Tot een volgende keer en nog een mooi tweede deel van de avond. Roelof: ik wil even beginnen met een meditatieve tekst. En daar gaan we straks ook weer mee eindigen. Hoe kunnen jullie het ware Licht uit mij in jullie zelf herkennen Als dit Licht jullie opzweept tot steeds betere prestaties, jullie opjaagt omdat het nooit goed genoeg is, weet dan dat Ik dat niet ben. Dat is veeleer jullie spirituele super-ego. Ik benader jullie met Liefde en met stille aanmoediging, van binnenuit. En jullie liefde voor Mij, die vooral opgewekt mag worden door stil te staan bij het vrijwillige offer dat Ik voor jullie bracht, zal jullie de kracht geven Mij in
9
jullie leven op te nemen. Wie zo door de liefde met Mij is verbonden, die zal een baken van Licht zijn in jullie donkere wereld. Ik kom daar nog heel even op terug, op wat er in deze tekst gezegd wordt. Dat spirituele super-ego dat ons tot grote hoogte wil drijven, wat ons voorbij doet gaan aan onze onmacht en wat we allemaal niet kunnen. Want als mens zijn we niet volmaakt, we zijn niet alleen maar licht, we hebben ook schaduwkanten die we in ons meedragen. En het was de tekst van Jung, waarmee de avond ook begon, die ons daar ook op wijst. Word je bewust van de schaduw die in je leeft en verzoen je ook met jezelf. En laat je dus niet door dat super-ego, dat spirituele super-ego, in de luren leggen en voorbijgaan aan je eigen beperkingen. Er kwam net al even iemand naar me toe met een vraag over die Bijbeltekst (1Petrus 3:19) waarin staat dat Jezus is nedergedaald in die lagere sferen, de ‘gevangenissen van satan’ en daar voor de geesten predikte. ‘Waarom hoor ik daar in de preken in de kerk nooit wat over?’ werd er gevraagd. Nou, dat is op zich zo raar nog niet want, als er gepreekt wordt door Christus zelf, als het Christuswezen zelf afdaalt tot in de diepste duisternis, en daar predikt, dan betekent dit dat er ook voor die geesten nog hoop is, en dat het niet zo is, zoals de kerk eeuwenlang heeft beweerd, dat er een eeuwige verdoemenis zou zijn. Juist die tekst wijst ons erop dat er in de grootste diepte, de diepste diepte, dat Licht van Christus gloort en dat er hoop is. En dat is ook mede de reden waarom ik dat eventjes heb genoemd. Het woord ‘eeuwig’, dat we in de bijbel lezen, komt van het Griekse woord: ‘aeon’. En aeon betekent: een periode. En natuurlijk zijn er geesten van gestorvenen, maar ook geesten die hier nog niet geweest zijn, die eerst door een loutering heen moeten om zichzelf en dat Licht terug te vinden. Maar een eeuwige verdoemenis, zoals die eeuwen is gepredikt, die bestaat niet. Tenminste, voor mij bestaat die niet. Ik ga even naar mijn eerste vraag: “Tijdens mijn cursus ‘intuïtieve ontwikkeling’ gaf mijn lerares het dringende advies niet zelf contact te leggen met de geestelijke wereld, maar het initiatief daar te laten. Zelf vraag ik net zoals u om hulp uit de geestelijke wereld. Hoe hiermee om te gaan?” Er is voor mij een wereld van verschil als ik langs de weg van het spiritisme actief contact leg met de geestelijke wereld, dat ik contact probeer te leggen met een overledene, waar ik dan aan denk, of dat ik mij in een sfeer van stilte en gebed overgeef aan God, en bij Hem, bij de hoogste Bron alles neerleg en dan mezelf openstel voor wat er komt. Dat hoef ik niet in te vullen, ik mag ook niet invullen wie of wat er komt. Het gaat om een houding van overgave. Dus ik denk dat we ons mogen leren richten naar die hoogste Bron. Alleen die hoogste Bron. Maar wat er vanuit die hoogste Bron naar ons toegezonden wordt, dat mogen we niet met ons verstand de pas afsnijden. Dan moeten we ons ook in overgave toevertrouwen aan die Bron. En dat, wat komt, dat het goed zal zijn. Dat is wat ik hierop wil zeggen. De volgende vraag: “In de kerk wordt ons geleerd dat Jezus voor onze zonden aan het kruis is gestorven. Wat is uw visie hierop?” Daar ben ik het van harte mee eens. Alhoewel, dit moeten we ook in spirituele zin proberen te begrijpen. Ik noemde in mijn inleiding al eventjes dat voorbeeld dat in de bijbel beschreven staat, dat het voorhangsel van de tempel scheurde, het voorhangsel dat het heilige der heiligen afscheidde van het heilige – en dat heilige der heiligen, daar mocht niemand komen, behalve eenmaal per jaar de hogepriester. Met de dood van Jezus scheurt dat voorhangsel en komt het open te liggen. Nou, wat is daar de esoterische betekenis van? De doorbraak die Christus heeft bewerkstelligd, die maakt dat de sfeer van de hoogste geestelijke wereld weer open komt te liggen voor iedereen. Dus niet alleen voor de hogepriester, niet alleen voor de geesten die niet gevallen zijn, die niet verlost hoeven te worden, maar juist voor de geesten die gevallen zijn en verlossing nodig hebben. En het overgrote deel van de mensheid bestaat uit deze geesten. (Er worden hier op aarde ook geesten geboren, er incarneren hier op aarde ook geesten die nooit in die val van Lucifer zijn betrokken. Maria, de onbevlekte ontvangenis, is zo’n voorbeeld daarvan. Die onbevlekte ontvangenis, die moeten we ook helemaal geestelijk verstaan. Dat is dus een hoge hemelgeest die vrijwillig is afgedaald naar de aarde, om daar
10
een belangrijke taak uit te voeren. Zo mogen we dat, naar mijn bescheiden mening – en naar de mening van vele anderen – verstaan.) Maar nu is dat voorhangsel, dat scheurt en die hoogste geestelijke wereld, die hoogste dimensie in onszelf, die komt weer open te liggen en ieder die gevallen was en wat er ook is gebeurd, wat je in je leven op aarde hier ook hebt gedaan, het is open, het is toegankelijk. Je hoeft niet meer op eigen kracht de hemel te verdienen, of zoals de bijbel het zegt: we zetten de stap van de wet naar de genade. Genade heeft alles te maken met de bereidheid tot ontvangen. Het heeft ook te maken met gezonde deemoed. En onder deemoed versta ik niet de kruiperige deemoed. Echte deemoed heeft te maken met het bewustzijn wie jij bent en wie ik ben. Dat ik weet dat ik niet alleen lichte, maar ook donkere kanten in me meedraag. Toen moeder Theresa door journalisten gevraagd werd hoe het toch kwam dat ze zoveel straatkinderen in India kon helpen, waar ze de energie vandaan haalde, om dat zware werk op gevorderde leeftijd te doen, toen antwoordde ze: “Omdat ik Hitler in mezelf heb herkend.” Voelen jullie wat daarmee gezegd wordt? Moeder Theresa, die Hitler in zichzelf heeft herkend! Door de schaduw in zichzelf te herkennen en vanuit die gezonde deemoed je wezen openen voor Christus, dan komt er een andere energie vrij dan wanneer ik op eigen kracht probeer de hemel te verdienen. Dat laatste gaat uit van het ik, dat andere gaat uit van Hem. En dat is het verschil. En dat heeft Jezus gedaan. Zo versta ik het in alle bescheidenheid. “Is er een accentverschil tussen het esoterische en het spirituele Christendom?” Ja, het zijn termen. Wat de een onder esoterisch Christendom verstaat, daar verstaat de ander weer iets anders onder. Hetzelfde geldt voor het spirituele Christendom. Ik heb het ‘het spirituele Christendom’ genoemd, die weg die ik probeer te volgen en de boodschap die ik probeer uit te dragen. Dat heeft als reden dat ik bijvoorbeeld – en vraag me niet waarom – niet uit de gnostische geschriften put. Daarmee keur ik het niet af. Ik probeer de weg vanbinnen te volgen en dat is de spirituele weg. Heel veel daarvan is ook heel esoterisch. Esoterisch heeft twee betekenissen: innerlijk en geheim. Innerlijk wil zeggen dat we die verhalen uit de bijbel – met name over het leven van Jezus – op een innerlijke manier leren verstaan, zonder de geschiedenis geweld aan te doen. Dat betekent dat de Christus die toen de lammen liet lopen, de blinden genas, de doven weer liet horen, die raakt ons nu aan in ons hart om onze eigen innerlijke verlammingen te helen, onszelf geestelijk weer ziende en horende te maken. Het dode in onszelf wekt Hij tot leven. Dat is heel esoterisch. En ‘geheim’, ja, er is een geheime esoterische traditie van bijvoorbeeld de mysteriescholen geweest waarin mensen op straffe van de dood de leer geheim moesten houden – zelf heb ik daar niet zoveel mee op – want ik denk dat God van meet af aan zoveel mogelijk van Zijn boodschap de wereld in heeft geholpen om de mensen bewust te maken. En dat dit lange tijd is voorbehouden aan een groep mensen, dat is eigenlijk alleen maar vertraging geweest, een beperking die vooral gebaseerd was op het onbegrip van de mensen. Jezus Christus wilde dat het evangelie zoals Hij het vertelde, dus al die esoterische en spirituele waarheden, zo gauw mogelijk over de wereld werden verspreid. Dus met dat geheime stuk en de mysteriescholen, ja, ik voel daar niets bij. En dat is het mooie van spiritualiteit, dat je voor jezelf helemaal je eigen weg mag gaan. En waar je ook uit put, of het nu de gnostische geschriften zijn waar je een stuk vrede in vindt, of je vindt die weg in het spirituele Christendom door je bijbel te lezen in je tuinhuisje, of door naar een goede preek te luisteren, daar gaat het niet om. Het gaat erom, uiteindelijk, wat er innerlijk met je gebeurt. Komt die innerlijke verbintenis met Christus tot stand, of met de innerlijke genadezon, of met de geestelijke Zon, of met de God in ons, of de bron van Licht in ons – hoe je dat ook noemen wilt – dát overstijgt al die stromingen en al die termen. Hier een vraag waar ik geen antwoord op ga geven: “Zal ik mij in de toekomst bezig houden met healing? Of wordt het een ander werk?” Dat is geen vraag om hier in algemene zin te beantwoorden. Ik wil er wel één ding op zeggen: luister vanbinnen; naar de weg die gewezen wordt en welke kant je ook opgaat, zorg dat je het in overgave doet en dat je gevoelig wordt voor de leiding die in je eigen leven tot stand wil komen. Geef dat over, vul het niet in, loop de Geest niet voor de voeten. Wil niet te graag maar durf de stap te zetten op een moment dat die van jou gevraagd wordt. En meer wil ik hier niet over zeggen. Zijn er verder nog vragen? (Vragen uit de zaal)
11
“Ik wend mij even tot het publiek, het is een ietwat langere vraag maar ik zal proberen het kort te formuleren. Ik hoorde zoeven twijfel bij u over die mevrouw Becker ten aanzien van, hoe heet ie ook alweer, Greber. Daar, denk ik, zitten de meeste mensen nu mee. Van wat is nu echt en wat is nu niet echt? Wat komt uit de geestelijke wereld, Gods Koninkrijk, of wat komt uit de astrale wereld? Wij zien zoveel boeken op de markt verschijnen van mensen die eigenlijk geïnspireerd door hun eigen ego hebben geschreven, waarvan je dan, als je dat dan leest, hier (legt de hand op het hart) het gevoel krijgt: dit klopt niet. Althans, ik heb dat. U heeft het dan over de geestelijke wereld. Bedoelt u daar nu het Koninkrijk Gods mee, of bedoelt u daar de astrale wereld mee, wat abusievelijk door veel mensen ‘de hemel’ wordt genoemd.” Duidelijke vraag. Een hele wezenlijke vraag. Eigenlijk geef je ook al min of meer een antwoord. Dan heb je boodschappen en dat voelt dan niet helemaal goed. Dat is wat ik je hoorde zeggen. En je wees met je hand op je hart. Daar zit al een antwoord in verborgen. En dat is dus de grote verantwoordelijkheid die bij ons neergelegd wordt, dat we durven voelen met ons hart. En dat we er bewust van moeten zijn – en dat heb ik in mijn inleiding nog geprobeerd duidelijk te maken – van het verschil tussen de wereld van de geestelijke doden en de geestelijke levenden. Die geestelijke levenden, die leven in dat rijk van het Licht. De doden zitten nog in de duisternis, en die kunnen ook in de sfeer van de aarde zijn – en daar zijn ze ook aanwezig – en het gebeurt helaas maar al te vaak dat er mediums zijn die uit die bron putten. Nou, aan de vrucht ken je de boom. Dat vind ik al een hele belangrijke. Die vrucht die moet je dus toetsen. En dat toetsen kan voor ieder mens verschillend zijn. Dus ik moet hier nu niet heel dapper gaan zitten vertellen wat nu voor jullie zuiver is en wat niet; dat mogen jullie lekker zelf uitmaken. Maar ik doe wel een beroep op jullie hart. Een leuke anekdote die ik in dit verband even wil vertellen gaat over dat toetsen van dat geestelijk voedsel, want daar hebben we het nu eigenlijk over. Geestelijk voedsel, dat moeten we toetsen; dat geldt dus ook voor de boeken – ook voor de boeken die daar op de boekentafel liggen – dat is allemaal geestelijk voedsel, en dat moet je toetsen. Niet zomaar klakkeloos voor waar aannemen. Ik werkte nog bij de belastingsdienst – gelukkig ligt dat al een lange tijd achter me – en daar had ik altijd hele gesprekken met collega’s en daar zat er eentje tussen: dat was een rasatheïst. Geloofde nergens in. We kwamen op een gegeven moment aan de praat en toen schijn ik wat dingen gezegd te hebben die nogal binnenkwamen bij hem, die wat wakker riepen, en na de pauze - we hadden samen buiten wat gewandeld – zocht hij me op en vroeg: ‘waarom zei je dat eigenlijk?’ Ik zei: ‘Nou, ik denk dat jij dat beter weet dan ik. Maar hoezo?’ We hebben nog even doorgepraat en er waren allerlei dingen uit zijn leven, die kwamen naar boven, en ik kreeg zo het gevoel: ‘binnenkort ga jij dromen.’, een heel stellig gevoel. ‘Ik droom nooit’, zegt ie. Een week later kwam hij bij me met een briefje met de eerste droom erop. En zo gebeurde het dat hij langzaam tot de ontdekking kwam: ‘er is meer.’ Hij zei op een gegeven moment: ‘Ik haat het om het toe te geven, maar d’r is meer.’ Dat was gewoon humor hoor. Maar, op een gegeven moment – hij had een paar boeken van mij gekocht – komt hij triomfantelijk, om acht uur ’s ochtends, aan mijn bureau: ‘k heb weer gedroomd, ik heb er weer een.’ Ik zei: ‘nou, ga zitten en vertel.’ Hij zei: ‘ik heb gedroomd vannacht dat ik iets ingeslikt had en ’t was in mijn keel blijven steken. Een stekel in mijn keel en ik stikte zowat.’ Ik zei: ‘Nou, de keren dat ik daarover gedroomd heb, wilde dat zeggen dat ik geestelijk voedsel tot me genomen had dat niet goed voor me was, en dat blijft steken en dat verstikt.’ En ineens, een brede grijns op zijn smoelwerk (gelach in de zaal): ‘Ik heb gisterenavond in jouw boek zitten lezen.’ Ik denk: ‘Hoe lul ik me hier nu weer uit?’ (gelach) Nee, ik ben daar serieus op ingegaan. Want hij had – ongewenst bezoek, geloof ik – gelezen, terwijl hij net bezig was zich geestelijk te oriënteren. Dat was absoluut niet passend voor hem; dat was gewoon geen goed boek voor hem. Punt. Dus: gooi het aan de kant. Kijk, op die manier doen we dat toch ook met stoffelijk voedsel dat ons niet goed valt, dat ons zwaar op de maag valt of waar je ziek van wordt. Daar ga je toch niet nog een bord van opscheppen! Je gaat voelen, dat voedsel dat komt binnen, het moet passen bij jouw smaak, bij jouw wezen, het moet goed verteren, en je moet er gezond van worden. En heel vaak is het zo dat je gaandeweg merkt van: hé, er is iets in deze boodschap, dat gaat wringen. Of: het ontneemt me mijn vrijheid. Of, ik krijg een vreemd gevoel, hier bij mijn hart, een druk, of ik word er kotsmisselijk van. Sommige mensen kunnen er heel
12
erg beroerd van worden als je – ik zie al verschillende mensen knikken - geestelijk voedsel neemt dat bedorven is, dat niet zuiver is. Maar ga nu niet een ander de les voorschrijven: dit is zuiver en dit niet, maar wees heel kritisch, toets de vrucht en je kent de boom. Zie wat die vrucht bij je teweeg brengt, niet alleen op korte termijn, maar ook op de lange termijn. Heeft het me verrijkt, heeft het mijn spiritualiteit verdiept, heeft het mijn verbinding met de diepste bron versterkt, kan ik daar onbevangen naartoe gaan? Of .. is er iets afgesneden? Ook daar zul je op moeten letten, iedere keer weer. En er is een heel groot aanbod aan geestelijk voedsel in deze tijd. Dus het scheiden van de geesten is heel hard nodig. In de bijbel vind je ook op verschillende plekken een toets die ik iedere keer zelf toepas: in de eerste brief van Johannes, het vierde hoofdstuk (1Joh 4:1-3), - en nu lijkt het alsof ik hartstikke Bijbelvast bent, maar dat valt tegen – daar staat: ‘geloof niet iedere geest, maar beproef de geesten of ze uit God zijn. Iedere geest die belijdt dat Christus Jezus in het vlees is gekomen, is uit God; een geest die dit ontkent kan niet van God komen maar is van de antichrist’. Heel zwart-wit. Het geldt dus voor die tijd al, dat laat de bijbel ons duidelijk zien, dat er al die verbinding was met de geestelijke wereld. Anders zegt Johannes dat niet. Dan noemt hij die toets niet. Hij zegt daar allereerst: de geestelijke wereld kan met de mensen in contact komen, in verbinding komen. En verder zegt hij: daar moet je een duidelijke scheidslijn in aanbrengen, wat komt van God en wat niet. Nou, die voegde dus dat eraan toe en ik vind dat voor mezelf een heel waardevolle toets. Dat is wat ik daarover wilde zeggen. Dank je wel voor de vraag. Zondagmorgen zat ik in de kerk en toen was er een preek over het overlijden van Jezus en Judas. De dominee had daar een beetje moeite mee om dat goed te formuleren. Hij zei: dat staat op verschillende manieren omschreven. Aan de hand van die preek kwam bij mij de vraag boven: als een moeder nu een Judas baart en je bent daar als vader en moeder erg blij mee, om dat kindje op te voeden en je weet niet wat hem later te wachten staat; en je wordt als Judas geboren, en je moet uitvoeren wat hij gedaan heeft. Hoe denkt u daarover want dat kan jou in deze maatschappij ook treffen. Ja, duidelijke vraag. Er zijn verschillende theorieën over Judas. Waar ik allereerst over struikel is het werkwoord ‘moeten’; wat Judas ‘moet’ doen. Ik denk nooit dat er sprake is van een moeten. Ik denk dat ieder mens hier met een vrije wil wordt geboren. En als ouders betreur je het als jouw kind een kant opgaat die jij niet wil. Maar de vrije wil van dat kind kun je niet beïnvloeden, je zult dat kind moeten loslaten. Wij hebben dat bij ons thuis zelf meegemaakt - en dat is niet om nu onze zoon met Judas te vergelijken, ik heb er net het boek: Fataal geluk over geschreven en dat gaat over de geschiedenis in ons eigen gezin. Onze zoon is aan de drugs geraakt. Tegen alle waarschuwingen in, tegen alle zorg in die we probeerden te bieden, er zoveel mogelijk te zijn voor onze kinderen, waarbij alle ruimte was om alle gevoelens uit te spreken, met ons te delen, waar ze vrijheden kregen maar ook bepaalde kaders; toch overkwam het ons dat hij aan de drugs raakte. Dat ging zover dat wij hem op een gegeven moment het huis uit moesten zetten, want ons gezin ging eraan kapot. Dat is niet zomaar iets, dat gaat je door merg en been, en je moet dus je kind loslaten op dat moment. Dat hebben we gedaan, niet zonder slag of stoot. Hij is een tijdje bij zijn broer gaan wonen – bij Dennis – en die overkwam hetzelfde. Dennis zei: ‘kom maar bij mij in huis’. Ik heb gezegd: ‘Dit is echt jouw goed recht en voor je broer wil je dit doen, maar tegelijkertijd waarschuw ik je ook want je haalt een verslaafde in je huis, en dat heeft gevolgen’. Ik heb niet gezegd: ‘je moet het niet doen’. Dat moet eenieder zelf bepalen. Op een dag kwam hij bij me met een briefje waarop hij een droom had geschreven. “Ik reed over de snelweg in een vrachtauto en door de aanhanger die achter me aanzat, die aan mij vastgekoppeld zat, raakte ik de macht over het stuur, op die snelweg, kwijt”. Ik heb hem één vraag gesteld: ‘weet jij wie die aanhanger is?’ ‘Ja’, zei hij, ‘dat is Marc’. Precies zo is hij voor het punt komen te staan waar ook wij hebben voorgestaan. Marc heeft daarna een ernstig auto-ongeluk gekregen, hij is met 160 km per uur door een verkeersbord gegaan, door een lantaarnpaal, dertig meter sloot en toen bovenop een picknickbank geland. Die auto was zo total loss als je je maar kunt voorstellen. Hij is in coma geraakt, hij ontwaakte uit coma en hij was zijn verstand op dat moment helemaal kwijt. Zijn bed was een auto, de televisie zag hij voor een magnetron aan, en ga zo maar door.
13
We hebben er ook nog om gelachen. Het klinkt gek en ik vertel hen nu in een heel kort tijdsbestek, maar het is wonderlijk hoe je als ouders je instelt op de situatie en dat je leeft bij de dag, blij bent dat hij ontwaakt uit coma, dat hij mensen herkent, en als hij dan zulke dingen zegt, dan is dat aan de ene kant heel pijnlijk, en aan de andere kant is er ook ruimte voor een lach. Marc is langzaam hersteld, en hij is nu nagenoeg helemaal hersteld, hij heeft er wel een hersenbeschadiging aan overgehouden; maar zijn verslaving is helemaal uitgewist. Van drie maanden voor het ongeluk tot en met het ongeluk, maar ook van de eerste maanden erna weet hij helemaal niets. Dit was dus een ingreep van boven, duidelijk een ingreep van boven. Achteraf ziet hij het zelf ook zo. Fataal geluk is niet voor niets de titel van het boek geworden. Het was zeer fataal, maar het was zijn geluk. Ik wil daarmee zeggen: de geestelijke wereld grijpt wel degelijk soms in op ons pad, om ons een kans te geven. Wij hebben gebeden op een gegeven moment voor een ommekeer in dat proces van Marc, die neergaande weg die hij aflegde, toen hij midden in die verslaving zat, maar we wisten niet waarvoor we hadden gebeden. Je bidt voor een oplossing en je krijgt een ongeluk. Maar een ongeluk dat later ineens in een plan lijkt te passen. Toch heeft Marc de vrije wil om nu weer met zijn leven te doen wat hij wil. Pakt hij het in dankbaarheid aan, dit grote geschenk, dan zal het hem tot rijkdom zijn; zou hij nu opnieuw vervallen tot de drugsverslaving, dan gaat hij eraan kapot. Dat weet ik zeker. Gelukkig kiest hij nu al vier jaar voor de goede weg. Het is in zijn handen gelegd. Judas had ongetwijfeld ook iets in handen. We moeten ook niet vergeten dat wij als mens hier tegen de onderkant van het borduurwerkje aankijken. Corrie ten Boom, die evangeliste die tot op late leeftijd de wereld rondreisde om over Jezus te preken, had altijd dat verfrommelde borduurlapje in haar tasje. En als ze dan in ziekenhuizen of gevangenissen kwam, in landen en plekken waar je niet wilt zijn, dan liet ze die gevangenen de onderkant van dat borduurlapje zien…en dan vroeg ze: ‘zien jullie wat het is?’ Nou, wat je dan ziet, dat zijn allemaal onbegrijpelijke steken en knopen, het is een warboel. Je begrijpt er helemaal niets van. ‘Dit’, zei ze, ‘is de kant van ons leven, waar wij – in onze beperking – tegenaan kijken’. En toen draaide ze het borduurwerkje om en daar stond een prachtige kroon op afgebeeld. ‘En, ‘ zei ze, ‘dit is de kant die God ziet’. ‘En al die onbegrijpelijke knopen en steken in jullie leven, dat zijn de donkere ervaringen die je nu nog niet begrijpt. Je begrijpt er geen snars van, want je kijkt tegen de onderkant aan. Maar ooit, als je in die geestelijke wereld van God bent, in die andere dimensie, dan zul je die bovenkant te zien krijgen. Maar God ziet hem nu al’. Dat vind ik zo’n bijzonder verhaal. En dat geldt ook voor het verhaal van Marc, het geldt ook voor het verhaal van Judas. Het is een lang verhaal geworden, dit antwoord. Uit de zaal: En de voorbestemming? De vrije wil blijft de vrije wil. En wat er aan ervaringen op ons pad komt, dat kan voor een deel vastgelegd zijn; maar wat wij met die ervaringen doen is altijd een keuze die uit ons eigen bewustzijn voortkomt. Daar ben ik heilig van overtuigd. Zijn er nog meer vragen? Hoe beschermen we onze kinderen ervoor, om de goede entiteiten, de goede geesten en de kwade, zeg maar [te onderscheiden?] …? En hoe .. ik merk heel veel kinderen die daar wel iets van voelen en wel iets mee hebben en dan willen de ouders daar niets van weten en zeggen: ‘O daar moet je je niet mee inlaten, dat is eng en dat wil ik niet’; maar de kinderen voelen het wel. Hoe leren we hen daarmee omgaan? Je leert de kinderen daarmee omgaan door ze bewust te maken van de realiteit van de geestelijke wereld. En dat ze tegelijkertijd leren onderscheid te maken tussen wat goed is en wat niet goed is. Maar allereerst de erkenning van de ervaring. Ik vind het van zo’n idiote arrogantie getuigen, dat er nog steeds psychiaters zijn die kinderen gek verklaren omdat zij dingen zien die deze idioot zelf niet ziet. Ik zeg het maar even zo. Dat is bij het criminele af. En ik zeg dat vanuit mijn tenen. Dat komt omdat ik zoveel mensen heb gesproken die vroeger als kind een prachtige ervaring hebben gehad, of minder mooie ervaringen hadden met de geestelijke wereld, bij hun ouders terecht kwamen en die ouders reageerden dan zo van: ‘wat is dit?’ Hup, mee naar de huisarts. ‘O, dat is voer voor de psychiater’ Aan de pillen. In de isoleercel, elektroshocks. Dáár raken mensen door getraumatiseerd!
14
Niet door hun geestelijke, paranormale vermogens. Dus aan ons de taak om hen bij de hand te nemen en hen vertrouwd te maken met die geestelijke wereld, met hun gevoeligheid. Want je ziet het toenemen in deze tijd. Steeds meer kinderen krijgen ook de ruimte om ermee te komen. Er wordt op televisie meer aandacht aan besteed. Want dat vragen mensen mij ook wel eens: ‘wat vind je nu van die televisiemediums, komt dat nu uit God of niet? Nou, ik oordeel daar niet zomaar over, want al die mensen die daarmee in aanraking komen, daar doet het iets mee. En daar blijf ik af. Wat doet het met jou? Nou, zij brengen in ieder geval, bij een bepaald deel van de bevolking, een bewustwordingsproces op gang; een bewustwordingsproces dat er meer is dan alleen onze stoffelijke wereld. Het bewustzijn dat er een geestelijke wereld is, die met ons kan communiceren. Dan heb je al heel wat. En dan zijn die kinderen ook al voor een deel geholpen. Maar op het moment dat je zegt tegen een kind: ‘het is niet waar wat je ziet, dan ontken je dus de werkelijkheid van een kind. Je plaatst jouw werkelijkheid boven die van het kind en maakt het monddood en je sluit het kind op, alleen met zijn ervaringen. En daar kan geen kind mee leven. Weerbaarheid is ook een thema. Bij kinderen die bij mij komen in mijn praktijk, haal ik altijd het thema ‘weerbaarheid’ naar voren. Ik ben ook docent weerbaarheid, ik geef ook trainingen aan groepen, zelfverdediging, maar ook mentale en verbale weerbaarheid. Ik vind het prachtig om met kinderen te werken, om ze een beetje body te geven. Hen een beetje te leren: hoe stel je nu die grenzen, hoe zeg je nou ‘nee’, en waar moet je nu op letten en wat zijn jouw valkuilen? En wat maakt nou, bij jou, dat je het die ander zo graag naar de zin wilt maken? Allemaal een kwestie van grenzen. En toch is onze eigen zoon aan de drugs geraakt. Dat zegt ook iets. Dat wil dus zeggen: je kunt als ouders je best doen – en we hebben ongetwijfeld ook dingen fout gedaan hoor, voor alle duidelijkheid. Ik heb niet de arrogantie om te denken dat ik de perfecte vader ben, want dat is niet zo – maar ook al doe je nog zo je best, je hebt niet alles in de hand. Dus doe wat je kan en wat je niet kan, verzoen je daarmee. Ik heb met mijn kinderen een heel andere ervaring. Zelf ben ik bezig om mezelf te ontwikkelen in de spiritualiteit, maar mijn kinderen willen daar helemaal niets van weten. Hoe ga je daar nou mee om? Laat ze vrij en dring het hen aub niet op. Leef jouw spiritualiteit en stel de liefde centraal. Wees een goede moeder en respecteer hen op het punt waar ze nu zijn. Ik denk dat je dan die kinderen het meeste geeft. Je kunt het voorleven en dan deel je al iets. Door er te zijn deel je al iets. Wil het niet in woorden delen want die woorden doen de luiken dichtgaan bij die kinderen. Kijk, dat geldt voor het overtuigen in algemene zin. Op een gegeven moment was ik ook zo – ik ben nog vol vuur hoor – het is ook wel eens een beetje gedoofd geweest bij mij, moet ik eerlijk bekennen – toen zakte het een beetje in en dat was het moment waarop ik bij mezelf wegraakte. Maar in mijn vurig enthousiasme wilde ik vroeger altijd mensen overtuigen. Maar dat doe ik niet meer. Ik was er zo zat van, van dat overtuigen, ik werd er zo moe van. In de praktijk ook: mensen komen met een probleem bij me, ik reik dingen aan en ze pakken het niet. Nu kan ik ernaast zitten of kan mijn hulp niet de juiste zijn. Nu, dan moeten onze wegen weer scheiden. Dat is allemaal goed. Want als hulpverlener ben je altijd een bescheiden schakeltje die tot de genezing of tot de bevrijding leidt van die ander. En soms zit je aan het begin van die schakel en dan zie je niet zoveel genezing en blijdschap; een andere keer zit je in het midden, de volgende keer zit je in het eindstuk. Dat is mooi – dat streelt mijn ego ook een beetje –lachend- ik zie mensen graag blij vertrekken, laat ik eerlijk zijn. Maar als mensen het niet willen aannemen wat ik te bieden heb, dan moeten ze gaan. En ik werd er op een gegeven moment duizelig van, als ik té lang met mensen doorging om ze maar te overtuigen. Dan wilde ik dus té veel van mijn wil opleggen. Ik legde er iets van prestatie, van kracht in. Dat moet je helemaal niet willen. Je pakt het of je laat het liggen. Je eet het of je spuugt het weer uit en je vervolgt je weg. En weet je, die vrije houding en er ook een beetje laconiek mee omgaan, de ander laten zijn waar hij of zij zit, aanbieden wat je hebt – dat heb ik vanavond ook gedaan. Ik pretendeer niet dé waarheid in huis te hebben, ik heb hier vanavond iets van mijn persoonlijke waarheid, die ik in alle oprechtheid zo heb beleefd, met jullie gedeeld. En het is aan jullie om dat in jullie eigen hart te toetsen en eruit te nemen wat jullie past. En wat jullie niet past: laat het liggen.
15
Ik hoorde jouw verhaal over een geestelijk gehandicapt kindje en je zei: ‘toen kwam Jezus Christus. Als Christen zie je dus Jezus Christus. Mijn vraag is nu: is spiritualiteit alleen voorbehouden aan christenen? Nee, nee, nee…. Is spiritualiteit voorbehouden voor christenen omdat ik in dat beeld Jezus Christus zag? Nee, dat is het gelukkig niet. En dat is ook wat ik geprobeerd heb duidelijk te maken in mijn inleiding, dat Christus in eerste instantie die universele genadezon in ons hart is. Het Licht van God of hoe je Hem in een andere traditie ook zou noemen. Het Licht van God in mij – Hij wordt ook het Licht der mensen genoemd. Dat maakt het al heel universeel. Dus het is niet aan mij om te bepalen hoe mensen dit moeten formuleren. Verschillende mensen hebben voor hetzelfde Licht soms heel andere woorden. Ik kan alleen vertellen wat ik ervaren heb met het grootste respect voor wat andere mensen ervaren, en dat met elkaar delen. En natuurlijk komen er dan ook verschillen boven water, en die mogen er zijn. Ik denk ook dat ons straks, hierboven, niet gevraagd wordt: ‘hoe heb je er nu precies over gedacht’, maar ‘hoe ben je omgegaan met die mensen die anders dachten dan jij?’ Ik wil graag afronden met een meditatieve tekst. Er is een bewustzijn in het universum dat alles doorgrondt en omvat. Het is een Kracht die louter liefde is. Het is een Liefde die iedere naam overstijgt en zich door ons hart wil laten kennen. Soms zomaar, vlamt Hij in ons op als een mystieke ervaring van Eenheid en oeverloze Liefde die ons verlost van wat ons bezwaart. Het is dit bewustzijn dat in ons geboren wil worden en ons soms even uittilt boven het alledaagse, het donkere en onvolmaakte dat wij als mens onherroepelijk in ons meedragen. Een bewustzijn dat ooit ons permanente thuis zal zijn, een verlossende kracht, die alle dingen ten goede keert. Onze innerlijke verlammingen worden genezen, het dode in onszelf tot leven gewekt. Lichtkracht, uit God geboren dat ieder hart zal bewonen dat zich kwetsbaar opent voor Hem. Christusbewustzijn, stralend in deze wereld, als een immense kracht. Christus, die verlossing en vrede brengt. In het eindeloze bewustzijn van onze geest vloeit Zijn leven over in dat van ons en worden wij weer één met Hem. Een nieuwe geboorte wacht. Geduldig doorleven wij de weeën. Dank jullie wel voor jullie aanwezigheid hier, voor de boeiende vragen die zijn gesteld en ik hoop jullie nog eens een keer terug te zien. ik hoop dat jullie allen iets van die universele Christus in jullie meedragen en dat jullie je, stuk voor stuk, verbonden zullen weten met de geestelijke wereld die met jullie meegaat naar huis. Dank jullie wel. Verslag Francine Herrebaut.
16