2009MME106 Verslag van de bijeenkomst ad hoc commissie Pakketstudies Bereikbaarheid van 7 juli 2009 Aanwezig: J. Konijnenbelt (voorzitter), J. Ekkers (gedeputeerde), F. Bersch, mw. U. Blom, mw. W. Bodewitz , C. van Ee, J. Fastl, N. Hoefnagels, mw. K. Derks, R. van Lunteren, R. Roos Amtelijk: B. Althuis, C. Bontje, E. Diepstraten, J. van Lopik, L. Graafhuis, mw. W. VoornemanRikkers (verslag) Toehoorder: P. Kelder, mw. D. Lamers, mw. J. Versteeg Afwezig: J. Benschop
1. Opening De voorzitter opent de vergadering en heet de aanwezigen welkom. Er hebben zich twee insprekers gemeld, die spreker vervolgens het eerst het woord geeft. De reactie van mevrouw Kluit, namens de NMU, is als bijlage 1 bij het verslag gevoegd. Kortheidshalve zij hiernaar verwezen. De heer Korff de Gidts leest de reactie namens de Vrienden van Amelisweerd voor. De reactie is als bijlage 2 bij het verslag gevoegd. Kortheidshalve zij hiernaar verwezen. De voorzitter stelt de commissie in de gelegenheid vragen te stellen. De heer Roos memoreert dat de NMU teleurgesteld is vanwege het feit dat er veel wegenmaatregelen ten opzichte van de OV- en fietsmaatregelen. Uit de stukken blijkt echter dat 75% aan OV- en fiets maatregelen wordt besteed. Verzocht wordt om een nadere toelichting. Mevrouw Kluit licht toe dat voor het totale aanvullende pakket € 412 miljoen is uitgetrokken, waarvan € 375 miljoen beschikbaar in verband met overplanning. Van dit totale budget is ca € 210 miljoen beschikbaar voor OV- en fietsmaatregelen. De NMU is teleurgesteld vanwege het feit, dat in het kader van de Planstudies het geld alleen is gelabeld voor weginfrastructuur. De NMU streeft ernaar dat budget te ontschotten, zodat het aan meerdere zaken kan worden besteed. Op dit moment is daarvan echter geen sprake. Dat betekent dat er miljarden euro’s beschikbaar zijn voor weginfrastructuur en vanuit de regio ca € 500 miljoen voor basis-, no regret- en aanvullende maatregelen. In het afgelopen jaar is door de bestuurders steeds aangegeven dat het OV met name een plek zou krijgen in het aanvullende maatregelenpakket, omdat de regio verantwoordelijk is voor de OV-maatregelen. Het stelt de NMU teleur dat in dit kader van de ca € 400 miljoen slechts de helft naar OV- en fietsmaatregelen gaat; daarbij komt dat een aantal van deze maatregelen niet specifiek tot doel heeft de route voor een fietser te verbeteren maar om de doorstroming op de weg te verbeteren. Het probleem wordt derhalve wel opgelost, maar omwille van de auto. Daarnaast verbaast het de NMU dat in het aanvullende pakket majeure infrastructurele maatregelen staan die het landschap en de leefbaarheid aantasten, zonder dat hierover besluitvorming heeft plaatsgevonden. Zij wijst hierbij met name op A12 Salto, dat enkele 1
maanden geleden ter besluitvorming aan PS heeft voorgelegen. Van de 3 scenario’s is één uitgekozen. In het aanvullend pakket is thans één van de afgewezen scenario’s opgenomen. Gebruikelijk is dat een dergelijk wegproject verschillende keren wordt besproken in de Statencommissie en PS daarover vervolgens besluiten. Dat is in het geval van de westelijke ontsluiting bij Amersfoort niet gebeurd, evenals in het geval van de variant voor A12 Salto. Mevrouw Blom informeert naar de visie over goederenvervoer. De heer Korff de Gidts antwoordt dat 60% regionaal verkeer betreft. Indien die automobilisten kunnen worden verleid tot een slimmere manier van werken en reizen en daarmee in de spits een andere keus maken, zoals verwoord in de Kracht van Utrecht, zijn er nagenoeg geen files. Daarmee krijgt het transitoverkeer, w.o. het vrachtverkeer, meer ruimte. Mevrouw Blom wijst erop dat juist het goederenvervoer de afgelopen jaren sterk gestegen is en ook in de toekomst relatief veel groei zit in het goederenvervoer. Daarbij komt dat goederenvervoer veel meer ruimte inneemt op de weg. De heer Korff de Gidts bevestigt het vorenstaande. Op grond daarvan is het van belang aandacht te besteden aan een goede goederenoverslag in o.a. Lage Weide, de terminal goed te laten aansluiten op de Betuwelijn, het benutten van de binnenvaartmogelijkheden. Daarvoor dient de modal split veel beter te worden ingericht. De Betuwelijn heet een enorme capaciteit. Daarop zal veel gerichter moeten worden ingezet. De heer Van Lunteren merkt naar aanleiding van de door de NMU geuite teleurstelling op, dat al meer financiële middelen beschikbaar zijn voor OV-maatregelen dan bij de start. Mevrouw Kluit zet uiteen dat het haar bekend is dat vanaf het moment van de Startnotitie veel werk is verzet om meer OV-maatregelen in het totale pakket te krijgen; het OV+++ pakket is daarvan een voorbeeld. In die zin onderschrijft zij het betoog van de VVD. Toch handhaaft de NMU dat het onvoldoende is om de regio duurzaam bereikbaar te houden. De heer Van Lunteren is van mening dat de problemen samen moeten worden opgelost. Daarbij zal altijd sprake zijn van geven en nemen. Mevrouw Kluit hecht eraan op te merken dat de NMU geen principieel tegenstander is van wegen. Ter illustratie licht zij toe dat de NMU in het kader van de A6 – A9 juist heeft onderhandeld over een integraal pakket aan maatregelen voor een betere bereikbaarheid inclusief uitbreiding van wegen, OV en het verbinden van natuurgebieden. De NMU staat op het standpunt dat een en ander niet te smal moet worden bekeken en geen sprake moet zijn van te smalle kaders. Een richtinggevend budget voor de weginfrastructuur op rijkswegen is een knellend kader op het moment dat wordt bezien of het probleem met verschillende partijen kan worden opgelost. Iedereen kan de files op de Ring zien staan; spreekster vraagt zich echter af of iedereen ook de mensen in de trein ziet staan die in de spits reizen. De heer Van Lunteren deelt mede dat de VVD de mening van de NMU niet deelt. De heer Hoefnagels informeert naar de reactie van de NMU ten aanzien van het plan Hoevelaken. Mevrouw Kluit antwoordt dat het de NMU verheugt dat de weg door Eemland Arkenheem van tafel is; dat is een enorme winst. Voorts is de NMU blij dat gekozen wordt voor uitbreiding op de bestaande wegen, zodat de problemen worden gebundeld en daarmee goed kunnen worden aangepakt en opgelost. De NMU betreurt het dat de westelijke ontsluiting van Amersfoort niet van tafel is en van de Planstudies naar het aanvullend pakket is geschoven. De fly-overs over het knooppunt zullen landschappelijk hun impact hebben, maar de NMU verwacht dat dit wellicht kan worden ingepast. De voorzitter bedankt de insprekers tot slot voor hun inbreng. 2
2. Mededelingen De voorzitter deelt mede, dat bericht van verhindering is ontvangen van de heer Benschop. 3. Verslag 11 juni 2009 Het verslag wordt conform vastgesteld. 4. Verslag 11 juni besloten deel Het verslag wordt conform vastgesteld. 5. Voortgang pakketstudies De voorzitter memoreert, dat de stukken pas op 6 juli jl. zijn verstrekt. Thans is sprake van een oriënterende bespreking; de besluitvormende bijeenkomst vindt later plaats op het moment dat een besluitvormend stuk voorligt. Spreker geeft vervolgens in eerste instantie het woord aan gedeputeerde Ekkers voor de meest actuele stand van zaken. De heer Ekkers licht toe dat op de bijeenkomst op 6 juli jl. in Amersfoort de hele regio alsmede het Rijk aanwezig waren. Geconstateerd is dat een goede voortgang is geboekt. In 2006 is een start gemaakt met de Pakketstudies; er zijn overeenkomsten gesloten tussen alle partijen om het probleem van de congestie rond Utrecht en Amersfoort gezamenlijk op te lossen en daarbij ook te kijken naar de economische factoren die een rol spelen. De Minister heeft aangegeven, dat de wijze van samenwerking uniek is in Nederland. Bij de start in 2006 is gesproken over de financiën. Door het Rijk is € 2,6 miljard toegezegd en door de decentrale overheden € 500 miljoen, waarvan € 100 miljoen voor OV. Daarbij is niet uitgesproken dat de € 100 miljoen een maximaal bedrag is. Dat blijkt ook uit het OV+++ pakket waarnaar in de afgelopen periode is gekeken en dat veel meer geld zou kosten. De voorlopige conclusie is dat het OV+++ pakket onvoldoende oplossend vermogen heeft voor de problematiek op de wegen. Daarmee is echter nog niet een definitief eindoordeel gegeven. De motie van de heer Vendrik in de Tweede Kamer zal worden gevolgd en samen met het Rijk zullen nadere studies worden gedaan naar het OV-pakket. Thans ligt het aanvullende pakket maatregelen ter oriënterende voor. Het aanvullende pakket maatregelen is getoetst aan het BOEI-advies. Conform het BOEI-advies is bekeken hoe gekomen kan worden tot goede afwegingen die leiden tot het nemen van die maatregelen, die met name effect hebben op de problemen op de wegen en de bereikbaarheid van de economische kenniscentra. De indruk bestaat, dat het voorliggende pakket maatregelen maximaal aanvullend is op de Planstudies, zoals die zijn verricht. Daarbij moet een voorbehoud worden gemaakt, omdat de discussie over de Ring Utrecht nog niet is afgerond. De maatregelen voor Ring zouden eventueel nog gevolgen kunnen hebben voor een aantal zaken in het aanvullende maatregelenpakket. Dat geldt niet voor Amersfoort/Hoevelaken, omdat daar sprake is van een voornemen tot een voorkeursalternatief. In de komende maanden wordt hierop nader gestudeerd, waarna het voorkeursalternatief zal worden gepresenteerd. Voor de Ring Utrecht licht een en ander ingewikkelder. Er is feitelijk geen gemakkelijke oplossing denkbaar rond de Ring Utrecht, dat geen offers kost en toch voldoende oplossend vermogen heeft. Dat betekent dat naar verwachting een flink aantal aanvullende maatregelen genomen zullen moeten gaan worden. Op 6 juli jl. is afgesproken dat het streven erop is gericht op 29 oktober a.s. het voornemen tot het voorkeursalternatief voor de Ring naar buiten te brengen. Van groot belang daarbij is de inpasbaarheid. Er zijn geen zaken afgevallen en alles is derhalve nog mogelijk. Wel heeft de regio, met name de Stad Utrecht en de provincie, richting de Minister helder gemaakt dat 3
bijvoorbeeld een weg op maaiveldniveau door Amelisweerd niet voor de hand ligt. Er zal derhalve gekeken moeten worden naar andere mogelijkheden. Spreker heeft er tevens op gewezen dat de Minister ook de nodige inspanningen verricht om Randstad Urgent naar voren te halen. Randstad Urgent is met name bedoeld om de concurrentiepositie van de Randstad te versterken ten opzichte van andere gebieden in Europa. Spreker heeft aangegeven dat een weg niet alleen een verbinding betreft tussen twee punten, maar dat hierbij aandacht moet zijn voor woon- en leefklimaat en voor het vestigingsklimaat voor bedrijven. De Minister heeft dit onderschreven, hetgeen echter nog niet is vertaald in financiële middelen. Spreker heeft naar aanleiding van de bijeenkomst op 6 juli jl. het gevoel dat alle lokale-, regionale partijen en het Rijk op dit moment op één lijn zitten over wat van belang wordt geacht en dat de maatschappelijke aanvaardbaarheid van een aantal maatregelen moet worden meegewogen in de besluitvorming. Er dienen echter wel besluiten te worden genomen, die de problemen oplossen. Tot zover een samenvatting van de bijeenkomst die op 6 juli jl. heeft plaatsgevonden. De voorzitter stelt het onderwerp vervolgens inhoudelijk aan de orde. Mevrouw Blom plaatst namens de PvdA de volgende opmerkingen. Knooppunt Hoevelaken Het voornemen tot het nemen van het voorkeursalternatief dat op dit moment voorligt verheugt de PvdA. Bekend was dat de PvdA geen voorstander was van de Westtangent i.c. tegen wegen door kwetsbaar natuurgebied of door bestaand stedelijk gebied. Ring Utrecht Vastgesteld moet worden dat geen van de alternatieven die tot nu toe zijn gepresenteerd veel probleemoplossend vermogen biedt. Al langer is bekend dat het OV en het onderliggend wegennet niet goed in de modellen zit, zodat de berekeningen niet zullen leiden tot veel probleemoplossend vermogen. Het zal derhalve van een andere kant moeten worden bekeken. In de visie van de PvdA dient een kwaliteitssprong in het OV te worden gemaakt. Een kwaliteitssprong in het OV past in het oorspronkelijke doel van een economisch sterke provincie Utrecht. Vergeleken bij andere grote steden is het OV in Utrecht onder de maat. De PvdA is van mening dat dit goed aangepakt dient te worden. De heer Van Lunteren geeft aan niet voldoende tijd te hebben gehad zich diepgaand over de inhoud van de voorliggende stukken te buigen. Namens de VVD plaatst spreker de volgende opmerkingen. Het verheugt de VVD dat er een voornemen tot een voorkeursalternatief ligt voor Hoevelaken, waarbij geen sprake meer is van de Westtangent. De VVD is tevreden met de voorgestelde oplossing. De VVD betreurt dat ten aanzien van de Ring nog niet veel bekend is. Een punt van zorg in deze is, dat afgesproken is een en ander in samenhang met elkaar te bekijken. Dat betekent straks dat een oplossing voor de Ring eventuele gevolgen kan hebben voor het voorkeursalternatief dat thans voorligt voor Hoevelaken. De vraag is hoe hiermee wordt omgegaan. De heer Van Ee plaatst namens het CDA de volgende opmerkingen. Het CDA kan instemmen met de keuzes ten aanzien van Hoevelaken. Het feit, dat een en ander niet ten koste gaat van een belangrijk natuurgebied, is winst. Het CDA gelooft in een Gebiedsvisie en is in die zin van mening dat het oplossen van de problematiek van de Driehoek en de Ring onlosmakelijk aan elkaar verbonden zijn. Met het
4
voorleggen van slechts een voornemen tot een voorkeursalternatief voor Hoevelaken is derhalve volgens het CDA nog geen sprake van een oplossing. De essentie is het bevorderen van de bereikbaarheid en de doorstroming. In dat kader dreigt de discussie over het OV nog wel eens ondergesneeuwd te raken. Spreker memoreert dat het CDA altijd heeft gepleit voor en-en; een sterk OV-net en een goede doorstroming op het wegennetwerk. Alleen dan zal tot een totaaloplossing kunnen worden gekomen. Op grond van het vorenstaande betreurt het CDA dat niet is gekomen tot een voorkeursalternatief voor de Ring. Het CDA heeft hiervoor echter wel begrip, omdat de materie zeer complex is en al snel de neiging aanwezig is te kijken naar een regionale oplossing. Het betreft echter in de visie van het CDA geen regionaal- maar een landelijk probleem. Utrecht is de draaischijf van Nederland en daarmee ook de aanjager i.c. rem van de economie. In die zin onderschrijft het CDA dat de economische ontwikkeling hierbij dient te worden betrokken. Hieraan voegt het CDA toe dat 40% van het verkeer niet in de provincie Utrecht hoeft te zijn, maar transitoverkeer betreft. Gestimuleerd kan worden dat dit verkeer elders gaat rijden, maar daarmee wordt het probleem van de congestie slechts verschoven. Voor de Ring spitst het probleem zich toe op het verkeer rondom de ‘bak’ van Amelisweerd, waar 200.000 verkeersbewegingen doorheen moeten; daarnaast speelt het probleem rondom Vleuten/Lage Weide en de landschappelijke inpassing daarvan. De keuzes die zullen moeten worden gemaakt om de problematiek op te lossen zullen zowel opluchting als teleurstelling teweeg brengen. Het CDA staat op het standpunt dat alles overwegende de beste oplossing zal moeten worden gekozen om te komen tot het doel, het bevorderen van een goede bereikbaarheid en doorstroming. Er is inmiddels veel inzichtelijk geworden. Duidelijk is o.a. dat het effect van het OV+++ pakket op het autogebruik op het hoofdwegennet gering is. Een reductie van 1 – 2% wordt ten opzichte van de benodigde investeringen teleurstellend geacht. Het CDA heeft altijd de indruk gekregen dat dit percentage veel hoger zou moeten liggen en verzoekt daarover meer informatie te verstrekken. Een en ander heeft tot gevolg dat in de komende tijd ongetwijfeld discussie zal worden gevoerd over het onderliggende wegennetwerk waar het verschil kan worden gemaakt als het gaat om het regionale verkeer. Daarbij is van belang zaken goed af te wegen en te komen tot maatregelen die het meeste effect en rendement opleveren binnen de beschikbare financiële middelen. Het CDA ziet die discussie met belangstelling tegemoet. Mevrouw Blom merkt in aanvulling op het betoog van het CDA op dat het effect in percentages voor de wegen, in tegenstelling tot het OV, niet wordt vermeld. Haar ervaring is dat dit, gerelateerd aan de investeringen, veelal ook erg tegenvalt. De vraag is bv. of 1 – 2 minuten reistijdwinst de investering waard is. Op grond van het vorenstaande staat de PvdA op het standpunt dat een en ander altijd in zijn totaliteit moet worden bezien, gerelateerd aan de investeringen maar ook aan de economische doelen die met de regio worden voorgestaan. Mevrouw Derks plaatst namen de ChristenUnie de volgende opmerkingen. Het verheugt de ChristenUnie dat ten aanzien van Hoevelaken een voornemen tot een voorkeursalternatief is gepresenteerd. De ChristenUnie is blij met de fly-overs en de verbreding. Ten aanzien van de westelijke ontsluiting heeft de ChristenUnie nog zorg ten aanzien van het effect op het landschap. Dat zal uit de verdere onderzoeken moeten blijken. De ChristenUnie sluit aan bij het betoog van het CDA ten aanzien van de integraliteit. Hier en daar wordt een onderbouwing gemist. Uit de Statenbrief blijkt dat dit later in het traject zal komen, hetgeen met belangstelling wordt afgewacht. De ChristenUnie mist in de voorliggende studies een algemene visie op het OV. Voorts heeft de ChristenUnie behoefte aan een schema waarin wordt aangegeven welke OVmaatregelen bij welk pakket horen. Van belang wordt geacht daarbij ook de Kracht van Utrecht te betrekken. 5
Mevrouw Bodewitz merkt op dat de PvdD de zorgen over het extra asfalt in het pakket aanvullende maatregelen, geuit door de NMU, deelt. In een eerder stadium heeft de PvdD al uitgesproken niet gelukkig te zijn met A12 Salto. Daarbij leeft bij de PvdD nog steeds de eerder door de PvdA naar vorengebrachte vraag of A12 Salto wel bij het pakket aanvullende maatregelen hoort. De PvdD vraagt zich in deze af wat hiervan de toegevoegde waarde is voor de bereikbaarheid van deze regio. De westelijke ontsluiting van Amersfoort, dat door een waardevol gebied loopt, baart de PvdD zorgen. In algemene zin is de PvdD van mening dat, indien wordt voorgestaan het autogebruik te verminderen, ervoor moet worden gezorgd dat de reiziger zich met het OV sneller kan verplaatsen dan met de auto. De auto’s faciliteren met extra asfalt heeft een aanzuigende- en uitnodigende werking op potentiële automobilisten. Voor de Ring is nog geen voorkeursalternatief bekend. Varianten waartegen veel bezwaar bestaat zijn nog steeds in beeld. Het verheugt de PvdD in deze dat niet hoeft te worden gevreesd voor een gelijkvloerse variant door Amelisweerd. De snelweg langs de Leidsche Rijn blijft nog steeds een punt van zorg. Spreekster heeft eerder een staatje ontvangen waaruit blijkt, dat met de aanleg van deze weg ca 4 minuten reistijdwinst kan worden geboekt. De PvdD acht dit een erg minimale winst voor het aanleggen van een nieuwe weg langs een gebied, dat nu zelfs in ontwikkeling is als natuurgebied. De PvdD is verheugd dat de gekozen oplossing voor Hoevelaken niet leidt tot de aanleg van extra wegen, maar wacht graag de verdere invulling af alvorens een oordeel te vormen hierover. Bij de PvdD leven vervolgens nog de volgende vragen. Pag. 12, knooppunt Hoevelaken. In de tabel worden de verschillende varianten met elkaar vergeleken op hun oplossend vermogen en de effecten. De PvdD vraagt zich af waarom inpassing en het aanleggen van een ecologische verbinding niet mogelijk is als de weg niet wordt verbreed. Pag. 15, knooppunt Hoevelaken. In de 3e alinea staat, dat bij oplossingen om sorteren op een andere manier vorm te geven de genoemde nadelen als kosten, ruimtebeslag en uitvoerbaarheid minder zouden optreden. De meest eenvoudige vorm is het aanpassen van de belijning. Geïnformeerd wordt of dat ook is beoordeeld en zo ja, wat de bevindingen zijn. Pag. 5, Ring Utrecht. Aangegeven wordt dat de stappen 1 t/m 5 een bijdrage levert, maar het totale effect daarvan niet groot genoeg is om in 2020 de mobiliteitsproblematiek voldoende opgelost te hebben. Geïnformeerd wordt hoe dit zich verhoudt tot de in de Tweede Kamer aangenomen motie om de Kracht van Utrecht als volwaardig alternatief mee te nemen in de MER 2e fase. Het verheugt de PvdD dat deze motie is aangenomen, maar zij vraagt zich af welke gevolgen dit zal hebben voor de plannen die nu voorliggen. De heer Bersch geeft aan niet voldoende tijd te hebben gehad zich diepgaand over de inhoud van de voorliggende stukken te buigen. Alvorens op de inhoud in te gaan hecht spreker eraan op te merken dat GS duurzaamheid hoog in het vaandel plegen te hebben. Nieuwe wegen zijn goed voor veel zaken, echter niet uit oogpunt van duurzaamheid. Voor wat betreft de voorliggende stukken acht de SP het positief, dat er nog geen uitkomst is voor de Ring Utrecht. De SP beschouwt dat als winst van het maatschappelijk verzet tegen een aantal van de alternatieven. Met betrekking tot het voornemen tot het voorkeursalternatief voor Hoevelaken is de SP nog niet direct positief. De SP is benieuwd naar wat dit gaat betekenen voor het aantal auto’s en de luchtkwaliteit. 6
Zowel in de notitie over de voortgang van Hoevelaken als in die over de voortgang van de Ring worden op pag. 4/5 Oplossingsrichtingen: zes stappen aangegeven. De SP vraagt zich af wat in het kader van VERDER feitelijk met punt 1, ruimtelijke ordening, wordt gedaan. Uit de begeleidende brief begrijpt spreker dat met betrekking tot de Ring de niet verbreden variant van tafel is. De SP neemt aan dat dit niet het geval is voor de OV+++ pakket dat, weliswaar geen volwaardig, wel een alternatief is. Spreker begrijpt voorts dat de Kracht van Utrecht ook wat GS betreft volwaardig wordt meegenomen. Spreker gaat er derhalve vanuit dat PS daartoe geen motie meer behoeven in te dienen. De SP pleit ervoor dat de twee OV-varianten feitelijk kunnen worden vergeleken met de resultaten van de ‘lege’ varianten in termen van reistijdwinst of dan wel in percentage auto’s dat afneemt. De SP pleit ervoor de namens de Vrienden van Amelisweerd naar voren gebrachte suggestie ten aanzien van hubs/telewerkkantoren serieus te bekijken. Aan de hand van een voorbeeld licht spreker toe dat dit een interessante economische stimulans zou kunnen zijn. Spreker informeert vervolgens waaraan GS denken als het gaat om Amelisweerd. Mevrouw Blom informeert in aanvulling hierop of een verdiepte wegligging wel als mogelijkheid wordt aangemerkt. In de visie van de PvdA is dit even erg als een weg op maaiveld niveau. De heer Bersch vervolgt dat in de begeleidende brief bij het voorliggende pakket wordt gesproken over de weg om Leidsche Rijn, terwijl tot nu toe steeds is gesproken over de weg door Leidsche Rijn. Dat wekt verwarring. Verzocht wordt om een nadere toelichting. Het verheugt de heer Roos in de eerste plaats dat over deze complexe materie nog een keer oriënterend met elkaar kan worden gesproken. Vanuit de idee dat dit pakket is bedoeld om de doorstroming van het verkeer in de provincie Utrecht te bevorderen heeft Mooi Utrecht twee vragen. Tot nu toe is duidelijk dat veel investeren in OV slechts enkele procenten aan probleemoplossend vermogen oplevert en dat het doorgaande, transito, verkeer op dit moment een derde van het totaal betreft en in de toekomst nog zal toenemen vanwege de functie van deze provincie vanuit Europa gezien als Randstad, toegangspoort naar Europa. Voornoemde twee zaken maken het idee van een mogelijke spreidingsvariant van het doorgaande verkeer in de visie van Mooi Utrecht steeds belangrijker. Thans ligt er een voorkeursvariant voor Hoevelaken maar nog niet voor de Ring. Mooi Utrecht gaat er vanuit dat met de voorliggende voorkeursvariant voor Hoevelaken de mogelijkheid van een spreidingsvariant open blijft. Desgevraagd door mevrouw Bodewitz antwoordt spreker nog geen voorkeur te hebben voor doorstroming via de west- dan wel de oostkant. Vanwege ook het grote Europese belang informeert spreker in hoeverre is onderzocht of vanuit Europa financiële bijdragen kunnen worden verkregen om de problematiek op te lossen. De heer Hoefnagels spreekt in de eerste plaats zijn waardering uit voor de goed leesbare stukken. In de stukken staat dat, op het moment veel OV-maatregelen worden toegepast, het nettoeffect daarvan op de hoofdwegen gering is (1 – 2%) omdat de vrijgekomen ruimte wordt ingenomen door andere automobilisten van het onderliggend wegennet of vanwege latente vraag. Op dezelfde wijze kan worden geconcludeerd dat een uitbreiding van de wegcapaciteit en daarmee verbandhoudende verlaging van de reisduur ook leidt tot de toename van het autogebruik vanwege dezelfde latente vraag. Het is derhalve niet zo dat dit eenvoudig kan worden opgelost. Ter illustratie wijst spreker op de A5 ter ontlasting van het knooppunt Badhoevedorp waar slechts tijdelijk sprake is geweest van een echt probleemoplossende nieuwe snelweg; er is wel aantoonbaar meer verkeer gekomen. 7
Alhoewel D66 niet a priori tegen het aanleggen van nieuwe wegen is, is zij wel van mening dat sprake moet zijn van of een overduidelijke noodzaak bv bij nieuwe ruimtelijke plannen of van een uiterste redmiddel. Daarvoor is ook de ladder van Verdaas bedacht. De ladder van Verdaas en de andere gehanteerde systematieken gaan veelal uit van mensen die verondersteld worden zelfzuchtig economisch te handelen i.c. zich laten leiden door tijd en geld. Nu de laatste jaren laten zien dat mensen zich ook laten leiden door andere zaken, zich bv steeds meer bewust zijn van het milieu, is de vraag of de gebruikte systematieken nog wel juist zijn. Met name de PvdA heeft hierop in iedere vergadering gewezen en gepleit voor een visie. In de afgelopen jaren blijkt het vervoer per trein feitelijk harder te zijn gestegen dan werd verwacht; mensen schaffen hybride auto’s aan terwijl dit economisch feitelijk niet de meest voordelige/verstandige keuze is. Volgens D66 komt dit omdat er wel degelijk een mentaliteitsverandering op gang komt die een groot deel van de individualistische mensen, die als uitgangspunt worden genomen, ertoe brengt milieu- en omgevingsbewuster te gaan leven. Daarbij lijkt de gedachte van de Kracht van Utrecht, dat de files zijn opgelost als 1 op de 7 automobilisten de auto laat staan, wellicht in zich te komen. Dat is echter waarschijnlijk, mede in verband met die latente vraag en andere zaken, een enigszins naïeve gedachte zonder dat niet zou moeten worden geïnvesteerd in het OV. Alle files oplossen zal echter niet lukken. Het streven van de Nota Mobiliteit, filedruk naar het niveau van 1992, is overigens even naïef; ook dat zal niet lukken. D66 is van mening dat aanleggen van nieuwe wegen een uiterste redmiddel moet zijn. Daarvoor zal alle mogelijkheden moeten worden geboden aan die genoemde individuele bewoner, reiziger, werknemer om zijn/haar leven in te richten zoals hij/zij dat wil. Voor die individu wordt de mogelijkheid geboden op de fiets, met de auto, met het OV of te voet naar het werk te gaan. Er wordt echter geen filevrije weg aangeboden. De werkgever zal hierin samen met de werknemer ook een rol hebben. Het mobiliteitsmanagement, zoals dat nu in de VERDER-studies wordt meegenomen, is daarvoor een goed begin. Daarop zal echter veel uitgebreider moeten worden ingezet. Geïnformeerd wordt wat nu als extra maatregel wordt meegenomen voor de € 8 miljoen extra. Duidelijk is dat er nog veel meer nodig is voor een echt goed mobiliteitsmanagement. Al genoemd werden bv de aangepaste werklocaties. Voor D66 is ook het afschaffen van de overdrachtsbelasting een onderdeel in het mobiliteitsmanagement; alhoewel het voor deze studies veel te ver gaat, is het wel dergelijk onderdeel van het probleem. Dat in de toekomst gebruik van de weg zal worden belast in plaats van bezit van de auto spreekt voor zich, maar dit wordt nog steeds onvoldoende meegenomen in de studies. Nergens wordt een berekening gemaakt van de verwachte vraagvermindering afgezet tegen een bepaalde gebruiksbelasting. Op die manier kan de feitelijke impact worden gezien, hetgeen op dit moment nog te weinig zichtbaar is. De individuele mens wil niet alleen zo snel mogelijk van huis naar werk en weer terug; die wil ook een prettige woonomgeving, prettig recreëren in de buurt, een gezond leefklimaat en milieu voor zichzelf en zijn familie, het liefst voor de hele wereld. Daarvoor moeten keuzes worden gemaakt. Die keuzes zal de politiek moeten maken. Voor D66 betekent dit dat zoveel mogelijk moet worden voorkomen dat naar uiterste redmiddelen moet worden gegrepen. D66 wil inzetten op een goed woon-, werk- en leefklimaat, een goed OV, goede fiets- en autoverbindingen. Ook voor D66 is het in principe en-en. Voor knooppunt Hoevelaken constateert D66 dat de voorgestelde oplossingen een goed woon-, werk- en leefklimaat niet in de weg hoeven te staan. De autoverbindingen worden sterk verbeterd. D66 kan daarmee waarschijnlijk akkoord gaan afhankelijk van de inpassingmaatregelen die straks gekozen gaan worden. D66 is zeer benieuwd naar de alternatieven die bv vanuit het meest milieuvriendelijke alternatief naar voren zullen komen.
8
De aanvullende maatregelen zijn heel divers en daarmee ook de mening van D66. Op het eerste gezicht is D66 redelijk tevreden met de keuzes die al voor de fietsverbindingen worden gemaakt. In het OV zou wat D66 betreft nog wat meer kunnen worden geïnvesteerd. D66 wacht in dat kader de uitwerking van de Kracht van Utrecht af. Spreker vraagt zich met betrekking tot de Kracht van Utrecht overigens af, of ook de provincie nog specifiek moet uitspreken dat zij er voorstander van is dat de Kracht van Utrecht wordt meegenomen. Met betrekking tot de wegverbindingen is de vraag welke keuzen nog worden opengelaten bij de Westtangent Amerfoort. D66 heeft reeds eerder aangegeven dat een maximale maatregel haar te ver gaat. Daarnaast kan een aansluiting van een nieuwe woonwijk op een snelweg (Vathorst West) wat D66 betreft geen onderdeel zijn van de VERDER studies. Dat zijn kosten die moeten worden meegenomen in een Gebiedsontwikkeling. Ten aanzien van de blue ports wordt thans veel meer informatie verstrekt dan tot nu toe het geval is geweest, hetgeen D66 verheugt. In deze is echter nog een aantal zaken waarover D66 van gedachten wil wisselen. Vooral ten aanzien van Amersfoort brengt dit wellicht een aantal zaken met zich mee, die minder gewenst is. Wellicht kan dat beter worden geïnvesteerd in de regio Utrecht. D66 pleit ervoor hierover zo snel mogelijk van gedachten te wisselen binnen MME. De bedragen die worden genoemd komen niet overeen. In paragraaf 5.3 staan veel andere bedragen dan in de voorliggende hoofdstukken. Ten aanzien van de Ring Utrecht is duidelijk dat er nog geen begin van een oplossing aanwezig is. Wat D66 zorgen baart is dat, bovenop de al zware eisen van de Nota Mobiliteit, een nieuwe eis lijkt te zijn gesteld in de zin van het creëren van een robuuste Ring. De vraag is waar die eis staat. Voor D66 is dat geen uitgangspunt. De mening van RWS, dat op het moment dat sprake is van een robuuste ring de problemen in geval van calamiteiten kunnen worden opgelost, deelt D66 niet. Het verkeer zal komen vast te staan. Er zit een bepaald aantal beperkingen in die ook met een iets minder robuuste ring kan worden opgepakt. Bovendien vraagt D66 zich af of elke kilometer van de Ring moet voldoen aan de factor 2 van de Nota Mobiliteit. Daarnaast wordt duidelijk dat Utrecht het afvalputje van het Nederlandse wegennet dreigt te worden. Op doorgaande wegen richting Utrecht worden extra rijstroken aangelegd, die extra verkeer genereren, dat vervolgens in Utrecht moet worden verwerkt. Voor D66 is straks de keuze van belang tussen de leefbaarheid en milieu enerzijds en enkele minuten reistijdwinst anderzijds. D66 handhaaft haar standpunt, dat nieuwe snelwegen dwars door natuurgebieden of woonwijken niet aan de orde zijn. D66 ziet de volgende stukken met belangstelling tegemoet. De heer Fastl deelt mede dat GroenLinks zich in grote lijnen kan aansluiten bij voorgaande sprekers. Het verheugt GroenLinks dat de Tweede Kamer en de Stad Utrecht hebben aangegeven de Kracht van Utrecht serieus te zullen meenemen. Gelet op de politieke situatie acht spreker het logisch dat op 6 juli jl. nog geen besluit voorlag ten aanzien van de Ring. Een voornemen tot voorkeursvariant wordt thans op 29 oktober a.s. naar buiten gebracht. GroenLinks wacht dit met belangstelling af. Spreker memoreert dat thans enkele puzzelstukjes voorliggen. De vraag is wie uiteindelijk leidend is in het maken van de puzzel. GroenLinks hoopt dat de provincie daarin een sterke rol zal willen gaan nemen. Duidelijk moge zijn dat de OV-impuls voor GroenLinks een gewenste is. Ook GroenLinks was teleurgesteld over het feit dat het effect slechts 1 – 2% bedraagt. Spreker memoreert eerder te hebben aangegeven dat dit echter wel in combinatie moet worden gezien met beprijzing.
9
Het probleem op de Ring Utrecht wordt in de visie van GroenLinks met name veroorzaakt door gewoontegedrag. Gedrag is lastig te veranderen, maar GroenLinks is ervan overtuigd dat meer op gedrag kan worden gestuurd. Om het probleem op te lossen kunnen er nieuwe fietspaden en wegen worden aangelegd. Feit is echter dat van nieuwe fietspaden over het algemeen die fietsers gebruik maken die nu al fietsen en in het geval van nieuwe wegen de huidige autogebruikers meer gaan autorijden. Dat betekent dat ook iets aan het gedrag zal moeten worden gedaan. Dat kan door middel van beprijzing. GroenLinks is ervan overtuigd dat de 1 – 2% op dat moment een stuk hoger zal zijn, omdat autogebruikers het te duur vinden en naar een andere manier van reizen gaan zoeken die dan wel geboden dient te worden. Het voordeel is dat sprake is van meer inkomsten en het OV-netwerk dat thans wordt opgebouwd een stapje verder kan worden uitgebreid. Ook voor GroenLinks geldt en-en; en er moeten minder mensen in de auto en er moeten meer mensen in het OV en op de fiets. GroenLinks sluit zich aan bij de opmerking van de SP over de hubs. Dat zijn creatieve middelen die in de voorliggende stukken worden gemist. Voorts sluit spreker zich aan bij de opmerking van het CDA over de integraliteit. De heer Ekkers memoreert, alvorens in te gaan op hetgeen naar voren is gebracht, dat de rapporten in een later stadium nog in besluitvormende zin uitvoerig inhoudelijk zullen worden besproken. Spreker onderschrijft in het kader van de schaalsprong in het OV dat het op zich opmerkelijk is, dat Utrecht als enige grote stad geen tram en metro heeft. Dat is in het verleden anders geweest. De Stad Utrecht heeft trams gehad; er reed zelfs een tram tussen Utrecht en Zeist. In het kader van de 4de Nota RO zijn trams aan de Stad Utrecht aangeboden; het aanbod is afgewezen. Voorts zijn tenminste twee wethouders in Utrecht gesneuveld in de discussie of er al dan geen trams moesten komen. Blijkbaar worstelt de Stad Utrecht met de vraag hoe zij een en ander wil inrichten. Het wordt goed geacht de Stad Utrecht te helpen met het OV en de tram; een tram zou het meest oplossend vermogen moeten hebben. Vandaar dat daarvoor in het aanvullend pakket € 100 miljoen zit. Hierbij zij echter wel opgemerkt, dat het voor een groot deel een Stadsproblematiek betreft. Met het voorliggende pakket wordt voorgestaan de problemen van de regio aan te pakken i.c. de doorstroming van het transitoverkeer. Het OV w.o. de tram maakt daar onderdeel van uit. In antwoord op de vraag over een eventuele verdiepte ligging door Amelisweerd merkt spreker op thans niets uit te sluiten, omdat een en ander nog nader moet worden bestudeerd. Indien gekeken wordt naar het oplossend vermogen, dan is met name de bak in Amelisweerd een groot probleem. Een nieuwe weg door Amelisweerd op maaiveldniveau lijkt spreker zeer onwaarschijnlijk, zelfs ongewenst. Een verdiept aangelegde weg, is wellicht iets minder ‘verderfelijk’ maar lijkt spreker geen goede oplossing. Met betrekking tot de samenhang tussen de Driehoek en de Ring onderschrijft spreker dat een integraal pakket met oplossingen verreweg de voorkeur verdient. Hij staat echter op het standpunt dat een goed en gedragen oplossing tot stand moet worden gebracht. Indien daarvoor meer tijd nodig is, dient die tijd ook te worden genomen. Indien die tijd voor de Ring wel nodig is en voor Hoevelaken niet, dan moet Hoevelaken niet op de Ring hoeven wachten tenzij de wisselwerking tussen de twee van dien aard is dat niet tot een besluit zou kunnen worden gekomen. Spreker voorziet niet dat de oplossing voor de Ring Utrecht zodanige consequenties heeft voor de Driehoek dat er voor Hoevelaken op hoofdlijnen een hele andere oplossing uit zou komen. Die samenhang is wel heel sterk indien wordt gekeken naar de oplossing bij Hoevelaken in relatie tot het totaal pakket van de Driehoek i.c. het aanvullend pakket. In dat kader zal een aantal onderdelen in samenhang moeten worden bezien, zoals een weg aan de westkant van Amersfoort in welke vorm dan ook. Dat geldt echter niet voor alle maatregelen. 10
Spreker onderschrijft dat de essentie is de bereikbaarheid en de doorstroming te bevorderen. Bij de start in 2006 was met name het probleem dat het verkeer stil stond. De economische schade in financiële zin is bij stilstand van het verkeer in de regio Utrecht groot. Daaraan moet iets worden gedaan. Tegelijkertijd zal ook moeten worden gekeken naar de economisch sterke regio’s voor de toekomst en de bereikbaarheid daarvan kan worden gewaarborgd. Hierbij kan ook worden gedacht aan OV- en fietsmaatregelen, omdat dit zou kunnen leiden tot minder druk op de wegen en een betere doorstroming. Het is niet de bedoeling te komen met een algemene visie op het OV. Indien wordt uitgegaan van de bereikbaarheid, de doorstroming en het oplossen van dat probleem behoeft geen sprake te zijn van een totaalvisie OV. Het is wel van belang dat bij het zoeken naar oplossingen de verbanden tussen het een en ander wordt bezien. Dat gebeurt in het kader van het aanvullend pakket. Met betrekking tot de reistijdwinst licht spreker toe dat in de Nota Mobiliteit is aangegeven aan welke voorwaarden zou moeten worden voldaan. In de spits mag de reistijd niet langer zijn dat de dubbele tijd in normale omstandigheden. Ter zake van de ladder van Verdaas zet spreker uiteen dat altijd wordt getracht de maatregelen af te stemmen op de wensen die leven. Niet alleen het economisch motief, maar ook meer ideële motieven kunnen daarbij een rol spelen. De heer Bersch merkt op dat zijn vraag met name is hoe in het pakket VERDER naar oplossingen wordt gekeken in het kader van punt 1, de ruimtelijke ordening. De heer Ekkers antwoordt, dat op deze vraag van ambtelijke zijde nader zal worden teruggekomen. Het lijkt spreker een goede suggestie vergelijkenderwijs te kijken naar het effect indien meer wordt ingezet op wegen i.c. op het OV. Over telewerken gaat de provincie niet, behalve eventueel in de zin van werkgever. Getracht wordt een veelheid aan maatregelen te treffen, maar niet alle maatregelen vallen binnen de macht van de provincie. Spreker onderschrijft dat het werken op afstand (telewerken) iets van het probleem oplost. Hetzelfde geldt in het geval ervoor wordt gezorgd dat niet iedereen tegelijk in de spits naar het werk gaat maar gespreid over de dag en werkgevers hun werknemers de mogelijkheid aanbieden gebruik te maken van het OV. De heer Bersch merkt op dat de provincie over veel zaken niet gaat, maar die toch probeert te stimuleren. Dat zou in de visie van de SP ook op dit vlak heel goed kunnen, waarbij spreker met name denkt aan het stimuleren van telewerken. Spreker heeft ook de indruk dat mensen bereid zijn meer te telewerken en dit wellicht zelfs tot interessante samenwerkingsverbanden kan leiden indien in een telewerkkantoor medewerkers van verschillende bedrijven zitten. De heer Ekkers merkt op dat dit soort onderwerpen wel degelijk worden besproken o.a. in het Nationaal MobiliteitsBeraad. Feit is echter dat de provincie daarover niet gaat. Hetzelfde geldt voor de Rijkswegen. Van belang is dat er op enig moment besluiten zullen moeten worden genomen door het desbetreffende bevoegde gezag die iets kan afdwingen. Desgevraagd door mevrouw Bodewitz bevestigt spreker dat telewerken onderdeel vormt van mobiliteitsmanagement omdat dit tot gevolg heeft dat mensen niet van de weg gebruik hoeven te maken. Spreker heeft willen aangeven dat de provincie het telewerken niet kan afdwingen. Met betrekking tot een weg door of om Leidsche Rijn merkt spreker op dat een weg door Leidsche Rijn niet tot de meest kansrijke oplossingen behoort. Indien gesproken wordt over een weg om Leidsche Rijn betreft het een weg strak om het hele woongebied van Leidsche Rijn heen. Een en ander moet nader worden onderzocht, omdat er in dit kader nog geen voorstellen zijn. Bij Hoevelaken wordt gekozen voor de verbreden variant, omdat dit daar als beste variant wordt aangemerkt. Dat houdt niet in dat in groter verband niet tot spreiding zou kunnen worden overgegaan; de gekozen oplossing voor Hoevelaken staat andere oplossingen buiten Hoevelaken niet in de weg. 11
In financiële zin ziet spreker niks in Europa, omdat in 2006 al afspraken zijn gemaakt met het Rijk. Het Rijk heeft € 2,6 miljard toegezegd en de regio € 500 miljoen voor regionale wegen, OV en fietsmaatregelen. Spreker is van mening dat niet voorgestaan moet worden het gedrag te veranderen; getracht moet worden mensen te lokken om tot een bepaald gedrag te komen. Dat gebeurt. De heer Diepstraten deelt mede dat het schema dat door de ChristenUnie wordt gevraagd kan worden verstrekt. Vooruitlopende daarop merkt spreker ten aanzien van het onderscheid tussen OV+++, niet verbreden variant en Kracht van Utrecht op dat de niet verbreden de start was van de analyses van de Planstudies. Daarin zitten de no-regret- en basismaatregelen plus de op dat moment kansrijke maatregelen, zoals die ook in PS zijn behandeld voor het aanvullend pakket. OV+++ is een toezegging na de uitspraak van de commissie MER. Daarin zitten die maatregelen op het gebied van OV, die niet in de niet verbreden variant zaten, aangevuld met grootschalige OV-maatregelen tot de maximale som van het regionale budget. Dat komt sterk overeen met de Kracht van Utrecht. Met betrekking tot de vraag ten aanzien van pag. 12 (Hoevelaken) licht spreker toe dat, als het om de analyse van de niet verbreden variant gaat, er geen inpassing- en milieucompenserende maatregelen worden getroffen op het hoofdwegennet. Mevrouw Bodewitz betreurt dat dit daarin niet wordt meegenomen omdat de inpassingmaatregelen ook niet echt een onderdeel zijn van de verbreden variant. Zij hoopt dat dit alsnog kan worden meegenomen. De heer Diepstraten vervolgt dat de meest eenvoudige vorm, de aanpassing van de belijning (blz. 15), in zijn optiek is bekeken. De heer Van Lopik voegt hieraan toe dat in het kader van de sorteren variant is bekeken of het alleen aanpassen van de belijning, een strook afscheiden voor het doorgaande verkeer, een oplossing zou bieden. Gebleken is dat dit op sommige onderdeeltjes van het tracé een oplossing kan bieden. Op grond daarvan wordt een gedeelte van de sorteren variant meegenomen in de verbreden variant (verbreden variant met eventueel mogelijkheden voor sorteren). Hierbij zij echter opgemerkt dat er verder niet op dat detailniveau is ontworpen, omdat het ging om de afweging van de hoofdalternatieven. Pas in de tweede fase zal dit in detail worden uitgewerkt. De heer Diepstraten licht met betrekking tot de vraag hoe de eerste 5 stappen op pag. 5 (Ring Utrecht) zich verhouden tot de Kracht van Utrecht en de OV+++ variant het volgende toe. Op dit moment blijkt uit de analyses dat de OV+++ variant leidt tot maximaal 1 – 2 % afname van het wegverkeer. Deze stappen bij elkaar optellend betekent dit, dat de problemen op sommige plekken gehandhaafd blijven. Dat heeft mede te maken met het feit dat er bv door de bak van Amelisweerd per dag 230.000 voertuigen moeten. Iedere procent eraf is winst, maar feit is dat deze regio een enorme verkeersstroom moet verwerken. Mevrouw Bodewitz memoreert dat een motie is aangenomen om de Kracht van Utrecht mee te nemen. Hier wordt in feite al gesteld dat OV geen oplossing biedt. De heer Ekkers licht toe dat aangegeven is, dat het is onderzocht. Op 6 juli jl. is echter afgesproken dat een en ander nog verder op grond van de inhoud zal worden bekeken. De heer Fastl memoreert dat de Kracht van Utrecht thans volwaardig wordt meegenomen. In zijn ogen heeft dat vanzelfsprekend tot gevolg dat de niet verbreden variant vooralsnog blijft gehandhaafd. Daarbij heeft spreker de combinatie met rekening rijden gelegd. Dan pas wordt duidelijk hoeveel mensen echt bereid zijn om op het OV over te stappen. Het is een zeer cruciale combinatie. Geïnformeerd wordt of op 29 oktober a.s. ook duidelijk is welke effecten beprijzing heeft. Mevrouw Blom voegt hieraan toe dat bij het gelijk invoeren naast de effectieve meerwaarde ook sprake is van een psychologische meerwaarde; indien OV als daadwerkelijk alternatief kan worden aangeboden, wordt beprijzing minder erg. 12
De heer Diepstraten merkt op dat er een essentieel verschil zit tussen de niet verbreden variant en de OV+++ variant. De niet verbreden variant heeft een maximum van de regionale maatregelen en de OV+++ variant wordt meer naast de vier hoofdvarianten gezet. Het streven is erop gericht de varianten met- en zonder beprijzing door te rekenen. Ten aanzien van punt 1, ruimtelijke ordening, is nauw opgetrokken met de NV Utrecht, de Ruimtelijke Visie ter zake en de kernen die van belang worden geacht. Vanuit de filosofie van de planstudies zijn zelfs enkele belangrijke economische kernen toegevoegd aan de NV Utrecht discussie. Dat is in 2007 in het Beoordelingskader opgenomen en als zodanig ook in het SMPU terecht gekomen. Dat is feitelijk de ruimtelijke visie op basis waarvan de ambities dienen te worden waargemaakt. Voorts is daarin de verdeling tussen OV, fiets en auto aangegeven. Helder is derhalve aangegeven, dat sprake is van en-en ambities. Desgevraagd door de heer Bersch antwoordt spreker dat de ruimtelijke visie met name is gericht op de wijze waarop de provincie de bereikbaarheid wil faciliteren uitgaande van reistijden en betrouwbaarheid; het is minder sterk gericht op het beperken van mobiliteit. De heer Bersch constateert dat in dat geval sprake is van een omissie als het gaat om de 7 stappen van Verdaas. De heer Diepstraten vervolgt te betreuren dat in de stukken blijkbaar niet duidelijk tot uiting is gekomen dat er verschillen zitten tussen de bedragen. In het Projectenboek is aangegeven wat de maatregelen werkelijk kosten, maar dat deze kosten niet altijd volledig via VERDER worden gedekt. Er zijn bijvoorbeeld maatregelen, waarbij gebruik wordt gemaakt van subsidiestromen. Die zijn additioneel op het VERDER-pakket. Op grond van het vorenstaande staan in de tabel in paragraaf 5.3. soms lagere bedragen dan in de voorgaande paragrafen. Volgens spreker wordt bij iedere maatregel sprake van balanceren in het kader van het uitwisselen van verkeersstromen. Er moet zelfs voor worden gewaakt een OV-verbinding te leggen op een plek waar al een goede fietsverbinding is, omdat dit tot gevolg kan hebben dat het fietsverkeer afneemt. Dat moet ook als overweging worden meegenomen. De heer Bontje voegt hieraan toe dat, indien op de rijkswegen verkeer wordt afgevangen door mensen te verleiden naar het OV, daarvoor andere auto’s in de plaats komen. Hetzelfde geldt voor het verbreden van een rijksweg. Dat trekt auto’s aan die eerst op het onderliggend wegennet reden. Mevrouw Blom informeert of vorenstaande redenatie ook van toepassing is indien het onderliggende wegennet wordt aangepast. De heer Bontje licht toe dat gekeken is naar de ruimtelijke/economische ontwikkeling, die voor de provincie wordt voorgestaan. Uitgegaan wordt van een netwerkbenadering waaraan een wegennet wordt gekoppeld, zoals eveneens een OV-net wordt ontwikkeld dat daarbij past. Mevrouw Blom betreurt, dat de onderbouwing bij de lijst van maatregelen in het kader van de aanvullend pakket ontbreekt. De heer Ekkers kan zich voorstellen dat in een volgende commissievergadering een nadere toelichting wordt gegeven over de systematiek om tot dergelijke beoordelingen te komen. De heer Van Lunteren hecht eraan te memoreren dat de bedoeling van deze bijeenkomst was een eerste reactie te geven op de voorliggende stukken. Thans neigt het naar een inhoudelijke commissiebehandeling, terwijl niet iedereen zich vanwege het korte tijdsbestek heeft kunnen verdiepen in de inhoud. De voorzitter bevestigt het vorenstaande en memoreert dat de inhoud nog uitvoerig zal worden besproken in besluitvormende zin. Hij wil de commissie echter wel de gelegenheid bieden te bevragen op de achterliggende informatie op hoofdlijnen. Mevrouw Blom meent dat was afgesproken voor het zomerreces een goed beeld te krijgen van de voorliggende stukken zodat, op het moment dat een ieder zich nader buigt over de inhoud, geen dringende vragen meer zouden leven. 13
De voorzitter bevestigt het vorenstaande. Hij is van mening dat dit ook als zodanig is gebeurd en daarmee is voldaan aan het doel van deze bijeenkomst. De heer Van Ee vestigt de aandacht op de planning. In de vorige ad hoc commissievergadering was enige onduidelijkheid over wanneer wat besloten zou moeten worden. Spreker pleit voor een goede planning voor het zomerreces, zodat een ieder de tijd heeft zich goed voor te bereiden op de inhoud en een goede bijdrage aan de discussie kan worden geleverd. De heer Hoefnagels memoreert zijn vraag aan de commissie of, in navolging van de Tweede Kamer en de gemeenteraad van Utrecht, nog specifiek aan GS moet worden verzocht de Kracht van Utrecht mee te nemen. De heer Ekkers memoreert al te hebben aangegeven, dat de Kracht van Utrecht zal worden meegenomen. De voorzitter stelt vast dat met voornoemde toezegging voldoende is gewaarborgd dat de Kracht van Utrecht wordt meegenomen. De heer Fastl memoreert zijn opmerking wie leidend is ten aanzien van het maken van de puzzel i.c. wie de puzzelstukjes bepaalt. Met betrekking tot al dan geen gedragsverandering merkt spreker op, dat een reistijdverkorting van ca 4 minuten over de westkant tot gevolg heeft dat het gedrag van de automobilist verandert n.l. dat men niet meer onderlangs maar bovenlangs Utrecht rijdt. Het is derhalve niet altijd een bewuste gedragsverandering; het gaat vaak ook om een onbewuste gedragsverandering. GroenLinks doelt op allebei. 6. Planning en proces De voorzitter deelt mede dat het niet mogelijk is gebleken voor deze vergadering een planning op papier te krijgen. Er kunnen echter wel indicaties worden gegeven. Spreker heeft begrepen, dat in de loop van september een stuk over Hoevelaken aan de orde zal komen; het voornemen tot het nemen van een voorkeursalternatief over de Ring zal op 29 oktober a.s. tegemoet kunnen worden gezien, hetgeen wellicht in november/december tot een stuk zal kunnen leiden. Geïnformeerd wordt of hierover nadere concrete informatie kan worden verstrekt. De heer Ekkers licht toe dat in ieder geval voor 29 oktober a.s. een aantal zaken moet worden gedaan. Eén van die zaken is dat met elkaar moet worden gesproken over het aanvullend pakket (wellicht in twee sessies) en over Hoevelaken. In de vorige vergadering is afgesproken dat de voorzitter en hij gezamenlijk naar de agenda zouden kijken. Spreker stelt derhalve voor dat hij deze week ambtelijk bekijkt wat de mogelijkheden zijn en aan welke eisen moet worden voldaan, hij vervolgens met de voorzitter overlegt over de data en dit uiterlijk in de loop van de volgende week richting de commissie wordt gecommuniceerd zodat een ieder hiervan voor de vakantie kennis kan nemen. Dit lijkt de voorzitter een pragmatisch voorstel. Vooralsnog is de volgende bijeenkomst gepland op 31 augustus a.s. Bekeken zal worden of dit een haalbare datum is. De heer Ekkers hecht eraan op te merken er moeite mee te hebben dat er al enkele keren zonder overleg met hem data zijn geprikt. De vergadering op 31 augustus a.s. zou plaatsvinden vlak voor de commissie MME. Via de mail heeft spreker vernomen, dat deze vergadering is verplaatst naar de ochtend in verband met een werkbezoek aan de Recreatieschappen. Spreker kan niet op dat tijdstip en pleit ervoor daarover wel goed overleg te plegen, hetgeen door de voorzitter wordt toegezegd.
14
De heer Van Ee pleit ervoor dat ruim de tijd wordt genomen voor de behandeling van deze belangrijke onderwerpen. Indien een werkbezoek de commissie weerhoudt om een goede discussie te voeren, pleit spreker ervoor het werkbezoek te verschuiven. De heer Van Lunteren pleit er in dit kader voor wat vaker te kijken naar de donderdagavond (reserveavond). Mevrouw Blom sluit zich aan bij het voorstel van gedeputeerde Ekkers het aanvullend pakket in twee sessies te bespreken. De heer Bersch sluit zich aan bij het betoog van de PvdA en stelt voor dit te splitsen in één technisch/informatieve sessie en één inhoudelijke/meningsvormende sessie. De heer Ekkers kan zich voorstellen dat in de eerste sessie tevens de toelichting over de systematiek plaatsvindt. De heer Roos geeft in het kader van de presentatie de suggestie mee bij het pakket maatregelen aan te geven welk probleem met welke maatregel wordt opgelost. De voorzitter zegt toe dat de naar vorengebrachte suggesties zullen worden meegenomen. 7. Rondvraag Hiervan wordt geen gebruik gemaakt. 8. Sluiting De voorzitter sluit de vergadering onder dankzegging voor ieders komst en inbreng.
15