COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN
Brussel, 12.01.2000 COM(1999) 751 definitief
VERSLAG VAN DE COMMISSIE
OVER DE TWEEDE FASE VAN DE BEZOEKEN VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE IN DE LIDSTATEN IN HET KADER VAN DE UITVOERING VAN ARTIKEL 5 VAN RICHTLIJN
93/99/EEG VAN DE RAAD TER BEOORDELING VAN DE NATIONALE METHODES VOOR DE OFFICIËLE CONTROLE OP LEVENSMIDDELEN
INHOUD
1.
INLEIDING................................................................................................................................... 3
2.
ONTWIKKELING VAN DE OFFICIËLE CONTROLE OP LEVENSMIDDELEN SINDS DE
EERSTE BEZOEKEN........................................................................................................................... 4 2.1 2.2
CONTROLESTRUCTUREN .............................................................................................................. 4 HACCP IN DE BEDRIJVEN, GIDS VOOR GOEDE HYGIËNEPRAKTIJKEN: OPLEIDING EN ACTIVITEITEN VAN DE CONTROLE-AUTORITEITEN ............................................................................................................. 4 2.3 ACCREDITATIE VAN DE ANALYSELABORATORIA ............................................................................. 5 2.4 REGISTRATIE EN CERTIFICERING VAN BEDRIJVEN ........................................................................ 5 2.5 PERSONELE MIDDELEN................................................................................................................ 5 3. 3.1 3.2 3.3 4. 4.1 4.2
CONTROLE OP LEVENSMIDDELEN VAN NIET-DIERLIJKE OORSPRONG................... 6 CONTROLE OP DE PLAATSEN VAN BINNENKOMST ........................................................................... 6 CONTROLE OP DE MARKT ............................................................................................................. 8 ZELFCONTROLE DOOR DE IMPORTEURS EN VERIFICATIE DOOR DE CONTROLE-AUTORITEITEN ........ 9 CONCLUSIES............................................................................................................................. 12 ONTWIKKELING VAN DE OFFICIËLE CONTROLE ........................................................................... 12 CONTROLE OP GEÏMPORTEERDE LEVENSMIDDELEN VAN NIET-DIERLIJKE OORSPRONG ................. 12
VERSLAG VAN DE COMMISSIE OVER DE TWEEDE FASE VAN DE BEZOEKEN VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE IN DE LIDSTATEN IN HET KADER VAN DE UITVOERING VAN ARTIKEL 5 VAN RICHTLIJN 93/99/EEG VAN DE RAAD TER BEOORDELING VAN DE NATIONALE METHODES VOOR DE OFFICIËLE CONTROLE OP LEVENSMIDDELEN
1.
INLEIDING Artikel 5 van Richtlijn 93/99/EEG van de Raad betreffende aanvullende maatregelen inzake de officiële controle op levensmiddelen voorziet in de controle en de beoordeling door de Commissie van de gelijkwaardigheid en de doeltreffendheid van de methodes die door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten bij de officiële levensmiddelencontrole worden gehanteerd. Na de eerste bezoeken, die resulteerden in een verslag in 1997, werd besloten dat de tweede fase zou worden gebruikt om de informatie uit de eerste fase te actualiseren en specifiek aandacht te besteden aan de controle op geïmporteerde levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong. De richtlijnen inzake de officiële controle op levensmiddelen (89/397/EEG en 93/99/EEG) waren de belangrijkste grondslag voor het verzamelen van de informatie. De diensten voor de controle op levensmiddelen hebben gedetailleerde informatie geleverd met betrekking tot de onderstaande aspecten: I.
de ontwikkeling op het gebied van de officiële levensmiddelencontrole sinds het eerste bezoek;
II.
de controle op geïmporteerde levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong.
De bezoeken vonden plaats tussen februari 1998 en maart 1999 en duurden over het algemeen een week. Elk bezoek werd gebracht door twee ambtenaren van de Commissie (directoraat-generaal XXIV: Consumentenbeleid en bescherming van de gezondheid van de consument), in de meeste gevallen begeleid door een nationaal deskundige uit een andere dan de bezochte lidstaat. Deze deskundigen werden gekozen uit de door de lidstaten overgelegde lijsten. Via een aan de permanente vertegenwoordigingen gestuurde vragenlijst is vooraf informatie van de lidstaten over de bovengenoemde punten verkregen. De bezoeken hadden een identiek verloop: I.
een inleidende vergadering met de bevoegde centrale autoriteiten; bezoek aan de centrale laboratoria;
II.
een vergadering met de lokale en regionale autoriteiten (naargelang de bestuurlijke structuur van het desbetreffende land); bezoek aan de havens, vliegvelden, weginspectieposten en laboratoria, bezoek aan importeurs;
III.
een afrondende evaluatievergadering met de bevoegde autoriteiten; 3
IV.
opstellen van een ontwerp-verslag voor de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat;
V.
opname van het verslag op de internetsite van DG XXIV. De conclusies van de landenverslagen zijn in de vorm van bijlagen aan dit document toegevoegd.
De informatie is aan de hand van een vragenlijst voor gebruik door de ambtenaren van de Commissie tijdens de vergaderingen en bezoeken verzameld. Dankzij de welwillende medewerking van alle betrokken autoriteiten zijn de bezoeken goed verlopen. 2.
ONTWIKKELING VAN DE OFFICIËLE CONTROLE LEVENSMIDDELEN SINDS DE EERSTE BEZOEKEN
OP
De opmerkingen hebben betrekking op de verschillende onderdelen van de officiële controle, zoals behandeld in het verslag van de eerste bezoeken. 2.1
Controlestructuren
In de helft van de lidstaten zijn er geen grote wijzigingen aangebracht aan de structuren; in de andere lidstaten daarentegen zijn er wel belangrijke wijzigingen doorgevoerd. Het betreft de onderstaande modaliteiten, waarbij het gaat om hergroepering, coördinatie, synergie en een verhoogd rendement van de bestaande structuren:
2.2
I.
hergroepering van de controle-activiteiten van de verschillende levensmiddelensectoren binnen één ministerie.
II.
verbetering van de samenwerking tussen de ministeries op centraal en regionaal niveau enerzijds en met de lokale autoriteiten anderzijds.
III.
oprichting van één nieuw orgaan voor de levensmiddelencontrole dat de bestaande diensten omvat.
IV.
oprichting van een bureau voor de sanitaire veiligheid van levensmiddelen dat zich speciaal bezighoudt met de ontwikkeling van de controle-organen en de risico-evaluatie.
V.
overdracht van bevoegdheden inzake de levensmiddelencontrole van de lokale naar de centrale autoriteiten.
HACCP in de bedrijven, gids voor goede hygiënepraktijken: opleiding en activiteiten van de controle-autoriteiten In het verslag van de eerste bezoeken stond dat de bedrijven vertraging hadden opgelopen bij de invoering van het HACCP-systeem voor de levensmiddelenveiligheid. Gedurende de tweede fase is er wat dit betreft een, zij het beperkte, verbetering opgetreden. 4
De opleiding van de HACCP-controleurs blijft onverminderd een prioriteit in de lidstaten en er worden ook cursussen georganiseerd. In sommige lidstaten blijven de cursussen beperkt tot de basisbeginselen en in andere worden de cursussen juist uitgebreid met specifieke multidisciplinaire onderdelen over uiteenlopende onderdelen van de levensmiddelensector. De in sommige lidstaten late omzetting van Richtlijn 93/43/EEG inzake levensmiddelenhygiëne, en meer in het bijzonder van de bepalingen inzake HACCP, verklaart in zeker opzicht de vertraging bij de toepassing van dit systeem door de bedrijven. De verzamelde informatie geeft aan dat de situatie beter is in de grote bedrijven, alsook vaak in de inrichtingen voor collectieve maaltijdverstrekking en de grootwinkelbedrijven. Daarentegen wordt onderkend dat het middenen kleinbedrijf en met name de detailhandel een duidelijke achterstand heeft. De ontwikkeling van een gids met goede hygiënepraktijken, die als een belangrijk instrument voor de invoering van het HACCP-systeem beschouwd wordt, vindt in de lidstaten met verschillende snelheden plaats. De controle-autoriteiten lijken in het algemeen tot nu toe nog niet met repressieve maatregelen te zijn opgetreden in verband met de te trage invoering van het HACCP-systeem. 2.3
Accreditatie van de analyselaboratoria Het accreditatieproces vordert niet in alle lidstaten even snel. De in Richtlijn 93/99/EEG genoemde datum van 1 november 1998 voor de accreditatie van alle met de officiële controle belaste laboratoria is in een aantal lidstaten gerespecteerd. In andere lidstaten echter is slechts een aantal laboratoria geaccrediteerd en is de accreditatie van andere in behandeling.
2.4
Registratie en certificering van bedrijven Op dit vlak zijn er verbeteringen waargenomen; in het bijzonder in één lidstaat waar de goedkeuring nu voor elk levensmiddelenbedrijf verplicht is, alsmede in andere lidstaten waar de lijsten van bedrijven steeds vaker in de computer worden opgenomen.
2.5
Personele middelen In tenminste één lidstaat is er extra controlepersoneel aangeworven, terwijl in een andere lidstaat meer controleurs beschikbaar zijn gekomen door het samenvoegen van diensten. Vanwege een gebrek aan financiële middelen is het personeelsbestand in een aantal andere landen niet uitgebreid, ondanks de personeelskrapte.
5
3.
CONTROLE OORSPRONG
OP
LEVENSMIDDELEN
VAN
NIET-DIERLIJKE
Bij de eerste bezoeken bleek dat de lidstaten voor de controles kozen uit drie mogelijkheden, overeenkomstig de drie onderstaande modaliteiten: I.
controle op de plaatsen van binnenkomst in de Europese Gemeenschap;
II.
controle op de markt;
III.
toepassing van het beginsel van de hoofdverantwoordelijkheid van de importeur, met verificatie achteraf door de diensten van de Commissie.
3.1
Controle op de plaatsen van binnenkomst
Voor deze mogelijkheid werd gekozen door vijf lidstaten (een zesde past deze mogelijkheid gedeeltelijk toe). Deze mogelijkheid sluit niet uit dat er ook wordt gecontroleerd op geïmporteerde levensmiddelen die zich reeds op de markt bevinden, of bij de importeur. Deze mogelijkheid vereist een nauwe samenwerking tussen de diensten voor de controle op levensmiddelen en de douanediensten; in één lidstaat waren de douanediensten zelf met de controle belast. In twee lidstaten, met een gedecentraliseerde structuur, ligt de bevoegdheid voor de controle aan de grenzen bij het ministerie van Volksgezondheid, dat over regionale bureaus voor de sanitaire controles beschikt (in één lidstaat vallen ook de veterinaire grensinspectieposten onder deze bureaus). In de twee andere lidstaten vallen de controles onder de verantwoordelijkheid van de gedecentraliseerde diensten van ofwel één ministerie (dat van Landbouw) ofwel van de gedecentraliseerde diensten van twee ministeries (dat van Landbouw en van Financiën), afhankelijk van het soort levensmiddelen. De controles vloeien in de vijf landen voort uit de verplichting voor de importeur (of zijn vertegenwoordiger) de import van de levensmiddelen aan te geven bij de controle-autoriteiten (met uitzondering van de lidstaat waar de douanediensten verantwoordelijk zijn voor de controle), met het oog op het verkrijgen van een goedkeuring (of een weigering) naar aanleiding van de controle. Deze goedkeuring moet vervolgens worden voorgelegd aan de douanediensten voor het in het vrij verkeer brengen van de levensmiddelen. In drie lidstaten is de aangifte voor alle levensmiddelen verplicht; in de vierde lidstaat schijnt een dergelijke aangifte niet verplicht te zijn voor granen en alcoholhoudende dranken en in de vijfde lidstaat is deze aangifte naar het schijnt niet verplicht voor de materialen waarmee levensmiddelen in contact komen. De aangifteverplichting leidt tot een systematische controle van de documenten en een in omvang variërende fysieke visuele controle met daarbij, eventueel, monsternemingen en laboratoriumanalyses. De besluiten met betrekking tot de inspecties, monsternemingen en analyses zijn gestoeld op een risico-analyse waarbij ook rekening wordt gehouden met de inspectiestatistieken van de nationale diensten en het communautaire systeem voor snelle kennisgeving (betreffende het product, de producteur, het land van herkomst, de importeur). 6
Afhankelijk van de lidstaat lopen de inspectiepercentages (visuele controles) uiteen van 100% tot 35% en de percentages voor bemonstering/monsterneming (of een eenvoudig onderzoek) van 25% tot 4%. Het percentage geweigerde levensmiddelen varieert van 0,5% tot 1% voor alle aangegeven levensmiddelen in alle lidstaten. De verschillen kunnen, in zekere mate, in verband worden gebracht met het in sommige gevallen onvoldoende aantal mensen dat op de controleposten werkzaam is. Verder komen de kosten van de inspecties en de analyses in de regel voor rekening van de officiële autoriteiten (in één lidstaat wordt overigens een geringe vergoeding gevraagd). De reeds genoemde risico-analyse heeft in al deze landen geleid tot het vaststellen van inspectieprioriteiten. De hiervoor in de verschillende landen gehanteerde criteria lijken sterk op elkaar. Enerzijds bestaan er de verplichtingen die voortvloeien uit de communautaire wetgeving (specifieke levensmiddelen zoals uit Iran). Daarnaast is voor de lidstaten over het algemeen de controle op de aanwezigheid van aflatoxines in noten een grote prioriteit (de monsternemingspercentages variëren overigens sterk van lidstaat tot lidstaat of soms van inspectiepost tot inspectiepost, waarbij de aardnoot het meest wordt gecontroleerd) en in mindere mate de controle op de aanwezigheid van mycotoxines in koffie en appelsap, alsook de controle op de aanwezigheid van residuen van pesticiden in groente en fruit. Bij de laatstgenoemde controle wordt het product niet, zoals bij de andere controles wel het geval is, in eerste instantie vastgehouden totdat het resultaat van de laboratoriumanalyse bekend is. De bezoeken hebben duidelijk gemaakt dat in drie landen de inspecties en de monsterneming in de meeste gevallen hebben plaatsgevonden onder omstandigheden die het niet mogelijk maken te spreken van een adequate visuele controle, geen bescherming boden tegen slechte weersomstandigheden en geen representatieve monsters opleverden. De inspectie vindt over het algemeen plaats op de kade (waar de containers staan) en ze betreffen de levensmiddelen vlakbij de deuren van de container. Zelfs in het land waar het personeel ook verantwoordelijk is voor de veterinaire grensinspectieposten vinden de inspecties op de kades plaats; in een ander land wordt weliswaar gebruik gemaakt van de faciliteiten van die posten (of zijn er aparte faciliteiten gecreëerd), maar de containers worden slechts in het uiterste geval helemaal leeggemaakt. In twee landen daarentegen vinden de controles onder optimale omstandigheden in de gebouwen van de importeurs plaats, overeenkomstig een afspraak met de douane-autoriteiten, nadat de containers helemaal zijn leeggemaakt. In een van de twee landen is deze praktijk onderworpen aan bepaalde voorwaarden waardoor ze niet altijd kan worden toegepast. Het systeem van controle op de plaatsen van binnenkomst sluit niet uit dat, na de documentencontrole of de fysieke controle, de voor de controle bevoegde autoriteiten ter plaatse op basis van een laissez-passersysteem een inspectie of conformiteitscontrole (in het geval van etikettering) houden. De kennis van de bevoegde autoriteit op de plaats van bestemming en de gegevens waarover zij beschikt zijn mogelijkerwijs niet altijd van hetzelfde niveau als die van de autoriteiten op de plaats van binnenkomst. De kwaliteit van de communicatie tussen de verschillende grensinspectieposten varieert van land tot land. Het beste systeem bestaat uit een computernetwerk waarop de centrale dienst en alle posten zijn aangesloten. Alle waarschuwingen 7
inzake producten en de kenmerken van de geweigerde producten worden in het netwerk ingevoerd, hetgeen de instanties in staat stelt elk importverzoek te filteren. De douanediensten werken in die zin met de diensten voor de controle op levensmiddelen samen dat ze voor het in het vrij verkeer brengen van de producten de toestemming van de laatstgenoemde autoriteiten nodig hebben. De douanediensten lijken echter niet uit zichzelf op te treden teneinde de vrijgave van een product op te schorten, overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 339/93 van de Raad betreffende controles op de overeenstemming van uit derde landen ingevoerde producten met de op het gebied van de productveiligheid toepasselijke voorschriften, behalve in dat land waar deze diensten zelf met de controle zijn belast. De douanediensten rechtvaardigen deze situatie met een gebrek aan diepgaande kennis en specifieke informatie over voedselveiligheid die ze van de controle-autoriteiten krijgen. De controle-autoriteiten hebben geen toegang tot computersystemen met douaneaangiftes, en evenmin tot computersystemen met de vrachtbrieven van de schepen (of vliegtuigen), voor wat levensmiddelen betreft. In één land bestaat een initiatief om de toegang mogelijk te maken. De levensmiddelen die onder de regeling extern douanevervoer binnenkomen en bestemd zijn voor een andere lidstaat dan de lidstaat van de plaats van binnenkomst, worden in de regel niet gecontroleerd door de autoriteiten van de plaats van binnenkomst. 3.2
Controle op de markt
Uit de bezoeken is gebleken dat vier van de zeven lidstaten die voor deze mogelijkheid hebben gekozen bij bepaalde levensmiddelen ook, maar in mindere mate, gebruik maken van het systeem met controles op de plaatsen van binnenkomst (hetzelfde geldt voor de achtste, gedeeltelijk al in 3.1 behandelde, lidstaat). Meerdere lidstaten concentreren deze controles op de markt bij de importeur en de markten. Voor de controles op de plaatsen van binnenkomst wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van een overeenkomst inzake de bedoelde levensmiddelen tussen enerzijds de controle-autoriteiten en anderzijds de douanediensten (naast de bestaande overeenkomsten voor de controles met een verplicht karakter uit hoofde van de specifieke communautaire beschikkingen). Een dergelijke overeenkomst bestaat in drie lidstaten terwijl in een vierde lidstaat een dergelijke overeenkomst tot stand is gebracht tussen de importeurs en de controle-autoriteiten. De bedoelde levensmiddelen stemmen in het algemeen overeen met de onder 3.1 genoemde prioriteiten. Het gaat dus met name om noten (voornamelijk aardnoten, maar met een lagere bemonsteringsfrequentie dan in de landen die hoofdzakelijk controleren op de plaatsen van binnenkomst), maar ook om gedroogde vijgen (controle op de aanwezigheid van aflatoxines) en, in één land, paprika met een bepaalde oorsprong (controle op de aanwezigheid van aflatoxines) en wilde paddestoelen uit OostEuropa (controle op de aanwezigheid van radio-activiteit). Hiernaast worden ook groente en fruit gecontroleerd op de aanwezigheid van pesticiden. In een van de vier landen dient de importeur voor de import van levensmiddelen die als risicovol worden beschouwd (noten, gedroogde vijgen maar ook in het bijzonder kokospoeder en cacaopoeder (controle op de aanwezigheid van salmonella)) een 8
toestemming van de controle-autoriteiten voor te leggen. Deze toestemming wordt gegeven na het voorleggen van een door het exporterende land afgegeven analysecertificaat voor aflatoxines of van een certificaat van bij de import verrichte bacteriologische analyses (salmonella). Afgezien van de hierboven genoemde samenwerking lijken de douanediensten in de lidstaten die ervoor hebben gekozen controles uit te voeren op goederen die zich reeds op de markt bevinden, voor de levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong, overigens niet uit zichzelf op te treden in het kader van Verordening (EEG) nr. 339/93, en wel omwille van de reeds hierboven genoemde redenen.. De diensten voor de controle op levensmiddelen hebben geen toegang tot de computersystemen voor de aangifte of tot de computersystemen met de vrachtbrieven, voor wat levensmiddelen betreft. In het ten dele al onder 3.1 behandelde land heeft een initiatief van het ministerie van Handel en Industrie de toegang tot die informatiebronnen inmiddels wel mogelijk gemaakt, teneinde de goederenstroom en de besluiten inzake sanitaire controles te vergemakkelijken. De toegang is overigens beperkt tot de havens. 3.3
Zelfcontrole door de importeurs en verificatie door de controle-autoriteiten
In twee lidstaten geldt als belangrijkste controle-element het beginsel van de hoofdverantwoordelijkheid van de importeur. Dit beginsel sluit overigens de officiële controle op geïmporteerde producten niet uit. In één van die twee lidstaten vindt deze controle plaats op de markt waarbij de informatie naar de bevoegde controle-autoriteiten op de plaats van de importeur wordt doorgegeven en in de andere lidstaat gebeurt de controle in de entrepots van de importeur zelf. Ook kunnen er op speciale producten gerichte controlecampagnes worden gehouden. De twee betrokken lidstaten erkennen echter dat niet alle importeurs even voortvarend te werk gaan bij de zelfcontrole; in sommige gevallen wordt de aanzet tot de zelfcontrole gegeven door de vereisten van de kopers, terwijl het in andere gevallen de beroepsorganisaties zijn die de importeurs over de streep trekken. De lokale controle-autoriteiten in een van de twee landen hebben de wens kenbaar gemaakt van de centrale overheid meer bijstand te krijgen voor de evaluatie van de zelfcontrole door de importeurs. De douanediensten van de twee betrokken landen lijken ook hier niet uit zichzelf op te treden in het kader van Verordening (EEG) nr. 39/93, voor de geïmporteerde levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong. De redenen hiervoor zijn identiek aan die genoemd onder 3.1. De diensten voor de controle op levensmiddelen hebben geen toegang tot de computersystemen voor de aangifte of tot de computersystemen met de vrachtbrieven, voor wat levensmiddelen betreft. In een van de twee landen geven de douanediensten de invoerstatistieken wel per kwartaal door aan de centrale controle-autoriteiten. De bezoeken hebben het ook mogelijk gemaakt informatie in te winnen over de zelfcontrole door de importeurs in de andere lidstaten. Het ziet ernaar uit dat dergelijke controles in een groot aantal lidstaten en bij grote bedrijven al onderdeel uitmaken van de handelstransacties. De analysemodaliteiten en -frequenties 9
verschillen echter van bedrijf tot bedrijf. Heel vaak zijn ze beperkt tot de leveringen aan het begin van het oogstseizoen en tot nieuwe exporteurs en derde landen. Het beginsel van vertrouwen speelt hierbij niet zelden een rol. HACCP wordt niet systematisch toegepast en bij gebrek aan een complete risico-analyse wordt het scala aan risico's in de regel slechts gedeeltelijk bestreken. In één lidstaat heeft een vereniging van importeurs/distributeurs van groente en fruit het initiatief genomen tot het organiseren en evalueren van de zelfcontrole die men van de leden verlangt; dit initiatief wordt verwelkomd. Anderzijds lijkt de zelfcontrole in bedrijven met een veel beperkter importvolume over het algemeen in zeer beperkte mate voor te komen. In dit verband valt het slechts te betreuren dat er vertraging is ontstaan bij de uitwerking van gidsen met goede hygiënepraktijken voor geïmporteerde levensmiddelen. Dergelijke gidsen zouden een belangrijk instrument voor de zelfcontrole in deze sector kunnen zijn.
10
In de onderstaande tabel wordt aangegeven welk systeem de lidstaten hanteren voor de controle op geïmporteerde levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong
Controle op de plaatsen van binnenkomst
Controle op de markt
Verificatie van de zelfcontrole door de importeurs
BELGIË
X
XX
X
DENEMARKEN
-
X
XX
DUITSLAND
X
XX
X
GRIEKENLAND
XX
X
X
SPANJE
XX
X
X
FRANKRIJK
-
XX
XX
IERLAND
X
XX
X
XX
X
X
LUXEMBURG
-
XX
X
NEDERLAND
X
XX
X
OOSTENRIJK
-
XX
X
PORTUGAL
XX
X
X
FINLAND
XX
X
X
ZWEDEN
X
XX
X
XX
XX
X
Lidstaat
ITALIË
VERENIGD KONINKRIJK
XX= Eerste keuze X = Tweede keuze - = Niet gehanteerd
De tabel houdt geen rekening met de verplichte controles op de plaatsen van binnenkomst die voortvloeien uit specifieke beslissingen van de Commissie (bijvoorbeeld pistaches uit Iran).
11
4.
CONCLUSIES De conclusies betreffen de twee onderdelen die tijdens de bezoeken in de lidstaten aan bod zijn gekomen. 4.1
Ontwikkeling van de officiële controle
De bezoeken hebben duidelijk gemaakt dat er bij de invoering van HACCP door de bedrijven in de levensmiddelensector (en met name door de kleine en middelgrote bedrijven) nog een achterstand bestaat en dat het wegwerken van deze achterstand in de lidstaten prioriteit moet krijgen. De accreditatie van de officiële controlelaboratoria is niet in alle lidstaten even ver. De evaluatiebezoeken overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn 93/99/EEG moeten worden voortgezet op de wijze zoals uiteengezet in het verslag van de eerste bezoeken uit 1997. 4.2
Controle op geïmporteerde levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong
In de lidstaten wordt hoofdzakelijk gewerkt met drie benaderingswijzen: controle op de plaatsen van binnenkomst, controle op de markt en officiële verificatie van de zelfcontrole door de importeur. Geen van deze benaderingswijzen sluit de andere helemaal uit. De controle op de plaatsen van binnenkomst biedt ontegenzeggelijk de grootste sanitaire veiligheid omdat ze voorkomt dat eventueel niet-conforme levensmiddelen in de Europese Gemeenschap in het vrij verkeer worden gebracht. Naar aanleiding van hetgeen tijdens de bezoeken in de lidstaten werd vastgesteld, dienen met betrekking tot dergelijke controles echter wel de volgende voorstellen te worden geformuleerd: -
Gezien het risico dat zowel producten van niet-dierlijke oorsprong als producten van dierlijke oorsprong opleveren, moeten de regels voor de controle op de import van dergelijke producten binnen het algemene kader voor de controle op levensmiddelen nauwer op elkaar worden afgestemd. Het gaat daarbij in het bijzonder om de volgende modaliteiten:
-
Onontbeerlijke samenwerking met de douane-diensten; zij zijn immers verantwoordelijk voor het in het vrij verkeer brengen van de producten, na de aan hen voorgelegde douane-aangiftes, in het bijzonder in het kader van de toepassing van Verordening (EEG) nr. 339/93. Eventueel toegang voor de controle-autoriteiten tot computersystemen met douaneaangiftes en tot computersystemen met de vrachtbrieven, voor wat levensmiddelen betreft.
-
Fysieke en laboratoriumcontroles op een aantal prioritaire levensmiddelen die is geselecteerd op basis van een risico-analyse (een risico-analyse die in veel lidstaten al bestaat), zonder overigens de andere levensmiddelen uit te sluiten. Een dergelijke levensmiddelenlijst zal evolueren op basis van de 12
kennisgevingen door het systeem voor snelle waarschuwing voor levensmiddelen en de in het kader van dat systeem verrichte controles, alsmede op basis van de nationale en communautaire controleprogramma's. Geautomatiseerde transmissie van de kennisgevingen aan alle controleautoriteiten op de plaatsen van binnenkomst. De op de plaatsen van binnenkomst reeds bestaande conformiteitscontroles op genormaliseerde producten in het kader van Verordening (EEG) nr. 2251/92 van de Commissie betreffende de kwaliteitscontrole op groente en fruit, zouden eventueel gebruikt kunnen worden voor de monsternemingen. -
Fysieke controles en monsternemingen onder goede omstandigheden, die een correct onderzoek en een representatieve bemonstering mogelijk maken. De opslagruimten van de importeurs lijken dergelijke omstandigheden het best te kunnen garanderen. Voor het douanevervoer van de levensmiddelen naar deze ruimten dient echter de toestemming te worden verkregen van de douanediensten, in het kader van de procedures die gelden voor het op het douanegrondgebied brengen van goederen. Het vervoer van de levensmiddelen naar de eindbestemming kan in afwachting van de resultaten van de monsterneming niet worden uitgesloten. Hiervoor is wel de medewerking vereist van de bevoegde controle-autoriteiten op de plaats van bestemming.
-
De officiële controle-autoriteiten van de exporterende derde landen moeten garanties afgeven dat de levensmiddelen conform zijn met de communautaire normen. Er dienen officiële contacten te worden gelegd om dit te bewerkstelligen. Dergelijke contacten kunnen eventueel leiden tot de certificering van bepaalde levensmiddelen. De diensten van de Commissie moeten onder andere bezoeken kunnen brengen aan de derde landen ter beoordeling van hun officiële controlesystemen.
Deze aanbevelingen vereisen een verscherping van de geldende communautaire wetgeving in het kader van het huidige proces van vereenvoudiging van de regels inzake hygiëne en de levensmiddelencontrole. Het toezicht door de controle-autoriteiten op de door de importeurs ingevoerde veiligheidsprocedures blijft onverminderd een belangrijk onderdeel van de controle. De bezoeken hebben aangetoond wat er in veel gevallen nog te doen is op dit gebied. Een van de voorwaarden is de registratie van de importeurs in de hele Gemeenschap.
13
VERSLAG RESULTATEN VAN HET TWEEDE BEZOEK TER BEOORDELING VAN HET SYSTEEM VOOR OFFICIËLE LEVENSMIDDELENCONTROLE IN HET VERENIGD KONINKRIJK DOOR HET BEOORDELINGSTEAM VOOR LEVENSMIDDELEN VAN DE EUROPESE COMMISSIE
02 – 06 FEBRUARI 1998 CONCLUSIES 1.
Nieuwe ontwikkelingen in de wetgeving en het beleid levensmiddelencontrole sedert het eerste bezoek van de Commissie.
inzake
Er is veel veranderd. Een groot deel van die veranderingen had plaats naar aanleiding van het Penningtonrapport. Consumentenbescherming is thans één van de voornaamste doelen van de regering. Als eerste stap in de richting van de oprichting van een keuringsdienst voor waren eind 1999 is een groep in het leven geroepen waarin de dienst levensmiddelen van het ministerie van landbouw, visserij en voedselvoorziening en van het ministerie van volksgezondheid (JFSSG) zijnvertegenwoordigd. Dit moet een onafhankelijk orgaan worden, dat aan de minister en de staatsecretarissen van volksgezondheid rapporteert en de bevoegdheid krijgt om te controleren of de lagere overheden de voorschriften betreffende de veiligheid van levensmiddelen wel toepassen. Er zijn verscheidene gedragcodes aangepast of gepubliceerd om de controles te verscherpen, levensmiddelen veiliger te maken en de informering (in het bijzonder van de consument) te verbeteren. De regelingen voor ingevoerde levensmiddelen zijn herzien. 2.
Controle op ingevoerde levensmiddelen
De regelingen voor ingevoerde levensmiddelen vormen de basiswetgeving. Er bestaan speciale regelingen voor de controle op aflatoxines in bepaalde producten. De andere bestudeerde regelingen voor controle op ingevoerde levensmiddelen hebben betrekking op additieven, kleurstoffen en etikkettering. De controles die overigens niet stelselmatig zijn, dienen gebaseerd te zijn op een risicoanalyse en voornamelijk naar goeddunken van de controlerende instantie op basis van de zelf opgedane ervaring en verspreide informatie te worden verricht. Hoewel ingevoerde levensmiddelen al geruime tijd gecontroleerd worden, kunnen de controles, afhankelijk van de hiermee belaste instantie en enkele andere factoren, niet overal op het grondgebied even vaak worden verricht: De controle door de APHA (=Association of Port Health Authorities, de vereniging van havengezondheidsautoriteiten, zeehavens) schijnt een bevredigende waarborg te bieden. Het personeel is goedopgeleid en geïnformeerd. Het systeem, verzameling van informatie over binnenkomende producten, schijnt bevredigend te zijn en de toepassing hiervan wordt bevorderd door het gebruik van een elektronisch systeem dat door de handel is opgezet en ook door de douane wordt gebruikt. De APHA speelt door de verspreiding van nuttige informatie over controles een belangrijke rol. De controles van de luchthavengezondheidsautoriteiten die over even hoog gekwalificeerd personeel beschikken als de havengezondheidsautoriteiten en ook lid zijn 14
van de APHA, worden bij hun controlewerkzaamheden helaas helaas gehinderd door enkele factoren die verband houden met de handel en de overdracht van gegevens. Door het ontbreken van een gecomputeriseerd systeem voor de verzameling van informatie vóór binnenkomst (alleen opgezet voor de douane) en een meldingsplicht weten de gezondheidsautoriteiten van vele producten niet dat zij zijn aangekomen. Dus worden die niet gecontroleerd. Een belangrijk deel van deze producten gaat naar ver weg gelegen overslagplaatsen buiten de luchthaven en misschien wel buiten het geografische gebied waarop de luchthavengezondheidsautoriteiten bevoegd zijn. Producten die niet in de havens of op luchthavens van aankomst zijn gecontroleerd, kunnen op grond van de regeling voor uitgesteld onderzoek op de plaats van bestemming worden gecontroleerd. Dit is gemakkelijker voor de havengezondheidsautoriteiten dan voor de luchthavengezondheidsautoriteiten omdat, zoals eerder is opgemerkt, vele producten niet aan de luchthavengezondheidsautoriteiten worden gemeld. Het team van de Commissie kon de controle op de ingevoerde producten door een lokale instantie landinwaarts niet beoordelen. (Hetzelfde geldt voor de financiering). De kosten van chemische analyses (die door de laboratoria van de Public Analysts in rekening worden gebracht) kunnen een doorslaggevende factor zijn om al dan niet te controleren. Bacteriële onderzoeken zijn tot een bepaald aantal monsters kostenloos. Het controlebudget van de controlerende instanties wordt deels door de staat deels uit lokale belastingen gefinancierd. De lokale autoriteiten mogen zelf beslissen hoe het geld wordt besteed. De officiële controles op ingevoerde goederen komen niet ten laste van de importeurs. ______________________
15
VERSLAG RESULTATEN VAN HET TWEEDE BEZOEK TER BEOORDELING VAN HET SYSTEEM VOOR OFFICIËLE LEVENSMIDDELENCONTROLE IN SPANJE DOOR HET BEOORDELINGSTEAM VOOR LEVENSMIDDELEN VAN DE EUROPESE COMMISSIE 23 - 27 februari 1998
CONCLUSIES Koninklijk Besluit 1418/1986, waarin de taken van Sanidad Exterior (de gezondheidsinspectie voor ingevoerde producten) van het Ministerie van Volksgezondheid en Consumentenzaken zijn vastgelegd, en het ministeriële besluit van het Ministerie van Volksgezondheid en Consumentenzaken van 20 januari 1994 vormen gezamenlijk de Spaanse basiswetgeving op het gebied van de gezondheidscontrole van ingevoerde levensmiddelen. Verder zijn de communautaire wetgeving (zowel horizontaal als verticaal) en de nationale regelgeving op het gebied van de volksgezondheid van toepassing op producten waarvoor in de Europese Unie geen geharmoniseerde wetgeving bestaat. Materialen die met levensmiddelen in aanraking komen, vallen niet onder deze controle. In de toekomst zullen ook deze materialen, alsmede onverpakte producten, door middel van een wijziging worden opgenomen in het ministeriële besluit van 20 januari 1994. De controle bij invoer wordt uitgevoerd op allerlei – zowel dierlijke als niet-dierlijke – levensmiddelen, en wel met hetzelfde personeel en dezelfde middelen die de diensten van Sanidad Exterior gebruiken. De controle van niet-dierlijke producten vindt niet plaats in de inspectieruimten van de zgn. inspectieposten aan de grens (Puestos de Inspección Fronterizos – PIF), maar buiten bij de container, waardoor het moeilijk is toegang te krijgen tot de gehele lading en de producten bovendien blootstaan aan bederving. De inspectiediensten mogen zelf hun prioriteiten bepalen, maar een eerdere waarschuwing of weigering is in elk geval een bepalende factor. Het inspectiepersoneel is goed opgeleid en ontvangt regelmatig alle relevante informatie (circulaires, voorschriften e.d.) en wetgeving (zowel nationaal als communautair). Bovendien vormt het computersysteem SISAEX een zeer nuttig hulpmiddel, waardoor de verschillende controle-eenheden en de centrale diensten continu met elkaar in verbinding staan. Dit programma geeft een aantal prioriteiten (waarschuwingen) en filters (weigeringen) aan, hetgeen de uniformiteit van de controles bevordert. SISAEX, dat vier jaar geleden is ingevoerd, wordt momenteel aangepast en vernieuwd (waarbij o.a. bemonsteringsniveaus worden vastgesteld). Gezien het grote aantal te controleren producten bestaat er een personeelstekort (er loopt momenteel een selectieprocedure voor 15 inspecteurs). De accreditatie van de laboratoria van Sanidad Exterior is momenteel in volle gang, maar kan waarschijnlijk in sommige gevallen niet binnen de gestelde termijn worden afgerond. Op basis van de verschillende plaatsen die zijn bezocht is vastgesteld dat de controle bij invoer op alle grenscontrolepunten op dezelfde manier wordt uitgevoerd; het feit dat de 16
controle op het moment van invoer plaatsvindt, wordt als positief ervaren. Om een correcte uitvoering van de controle te bevorderen wordt nauw samengewerkt met de douane: Sanidad Exterior moet immers eerst toestemming geven voordat het product mag worden vrijgegeven. De toestemming van de douane is dus afhankelijk van de uitslag van de gezondheidscontrole. De Spaanse autoriteiten hebben erop gewezen dat, aangezien de controlesystemen ten behoeve van de volksgezondheid en consumentenbescherming voor de invoer van nietdierlijke levensmiddelen niet in alle lidstaten geharmoniseerd zijn, de kans bestaat dat de handel als gevolg van de stelselmatige controle in Spanje wordt omgeleid naar landen waar de grenzen niet worden gecontroleerd. __________________________
17
VERSLAG RESULTATEN VAN HET TWEEDE BEZOEK TER BEOORDELING VAN HET SYSTEEM VOOR OFFICIËLE LEVENSMIDDELENCONTROLE IN BELGIË DOOR HET BEOORDELINGSTEAM VOOR LEVENSMIDDELEN VAN DE EUROPESE COMMISSIE
23 - 27 MAART 1998 CONCLUSIES 1.
Veranderingen sedert 1996 (wetgeving, beleid, EWI-activiteiten)
Sedert het eerste bezoek namens de Commissie in, 1996 zijn de wetgeving en het beleid inzake levensmiddelencontrole (niet veterinaire producten) in België op verscheidene punten gewijzigd. Door de omzetting van Richtlijn 93/43/EEG is HACCP in levensmiddelenbedrijven verplicht geworden De EWI heeft van verscheidene beroepsverenigingen een gids voor goede praktijken op het gebied van de hygiëne ter beoordeling ontvangen. De eis dat alle levensmiddelenbedrijven worden goedgekeurd, wordt als een positief element beschouwt, aangezien de frequentie van de controle op de bedrijven wordt vergroot en de normen in verband met de hygiëne beter worden nageleefd. Niettemin hebben veel bedrijven niet binnen de vastgestelde tijd een verzoek om goedkeuring ingediend. Er dient een lijst met prioriteiten te worden vastgesteld voor de bezoeken aan goed te keuren bedrijven, afhankelijk van het risico dat zij opleveren, alsmede een lijst voor routinebezoeken. De aanwerving van 40 nieuwe controleurs met een opleiding op het niveau van “BAC+3” vormt een belangrijk element in de levensmiddelencontrole, omdat daardoor het aantal controles in bedrijven kan worden verdrievoudigd. Zij hebben een intern opleidingsprogramma gevolgd. Ondanks de personeelsuitbreiding, zal men niettemin twee jaar nodig hebben om de inspecties uit te voeren die nodig zijn om de verzoeken om goedkeuring van bedrijven in te willigen. In samenwerking met andere ministeriële diensten loopt een programma voor permanente beroepsopleiding en het kwaliteitshandboek van de EWI, waarover alle medewerkers beschikken, wordt voortdurend bijgewerkt. Met de accreditering van testlaboratoria worden vorderingen gemaakt; op dit moment zijn er 20 geaccrediteerd, waaronder het Wetenschappelijk Instituut van de volksgezondheid – Louis Pasteur). 2.
De rol van andere controlediensten
-
Gemeenten
Vijf grote steden (zoals in 1996 vermeld) alsmede 20 kleinere, controleren de hygiëne in levensmiddelenwinkels en horecabedrijven. Hun controleurs (met uitzondering van het 18
Intergemeentelijk laboratorium van Brussel) mogen geen monsters nemen, maar zo nodig kan een beroep worden gedaan op de hulp en de kennis van de EWI (of het IVK). De banden tussen de EWI en de gemeenten worden aangehaald; de gemeentelijke controleurs worden uitgenodigd voor de opleidingscursussen die de EWI organiseert en de gemeenten worden verzocht samen te werken voor verklaringen en onderzoeken ten aanzien van voedselvergiftiging en de informatie voor het snelle waarschuwingssysteem voor levensmiddelen. Het opleidingspeil voor de aanwerving van controleurs is echter niet geharmoniseerd met dat van de EWI, en het EWI-kwaliteitshandboek is niet van toepassing op de gemeenten, omdat een zekere mate van autonomie wordt gehandhaafd. -
Ministerie van landbouw
Dit ministerie heeft een controleprogramma voor nitraat en pesticidenresiduen in groenten en fruit (op het niveau van de productie) en het zal in 1998 een invoercontrole-programma starten, terwijl de EWI een programma heeft voor pesticidenresiduen en nitraat in levensmiddelen in de handel (veilingen, groothandelaren, importeurs, verwerkers en detaillisten). Tussen het ministerie van landbouw en de EWI is een overeenkomst gesloten inzake de inspectie van de zuivel- en de eierensector. -
Ministerie van economische zaken
De ambtenaren van dit ministerie controleren, in samenwerking met die van de EWI, de etikettering van levensmiddelen. -
Instituut voor veterinaire keuringen (IVK)
De controleurs van dit instituut inspecteren, samen met de EWI, slagerijen. Tussen de IVK en EWI is een overeenkomst gesloten over de inspecties van vleesproductenbedrijven. De aanwervingseis van een opleiding op het niveau van “BAC+3” is nog niet van toepassing op de IVK-controleurs, maar is wel gepland. 3.
Controle op de invoer van levensmiddelen
3. a). Activiteiten van de EWI De EWI legt geen bijzondere nadruk op de controle van geïmporteerde levensmiddelen op het punt waar die het land binnenkomen; de controle valt eerder onder de algemene controle op levensmiddelen op de markt. De controles bij de invoer blijven beperkt tot die welke krachtens specifieke communautaire beschikkingen verplicht zijn gesteld (pimpernoten uit Iran, groenten en fruit uit Oost-Afrika) en tot enkele specifieke producten (pimpernoten en aardnoten, specerijen en kruiden, gedroogde vijgen) naar aanleiding van een FLEP-programma voor importcontrole, dat in 1995 van start is gegaan; hiervan moeten de importeurs in de Antwerpse haven vooraf mededeling doen aan de EWI. Het aantal monsters dat van deze specifieke producten genomen is voor analyses (aflatoxine, salmonella) is echter beperkt (in 1997 in totaal vijf en in de eerste tien weken van 1998 vijf op 71 zendingen in 192 containers). Het personeel dat voor deze importcontroles wordt ingezet, heeft in zijn 19
respectieve districten nog veel andere controletaken te verrichten, hetgeen een reden kan zijn voor het beperkte aantal importcontroles. 3. b). De rol van de douane De douane speelt een essentiële rol bij de importcontroles. Krachtens Koninklijk Besluit van 9 februari 1981 betreffende het toezicht op de invoer van levensmiddelen en Verordening 339/93/EG, kan de douane de EWI op de hoogte stellen van eventuele ernstige vermoedens inzake bepaalde levensmiddelen. De douane schijnt echter heel weinig gevallen aan de EWI gemeld te hebben (voor cosmetica zijn meer meldingen gedaan). De goedkeuring van communautaire besluiten over specifieke importcontroles is de aanleiding voor dienstnota’s van het hoofdkantoor aan de grensposten; in het geval van de jongste beschikking van de Commissie over groenten en fruit uit Oost-Afrika was sprake van vertraging. De efficiëntie van de samenwerking tussen de douane en de EWI zou worden vergroot, als de EWI toegang had tot het geautomatiseerd SATBEL-systeem, omdat zij dan een grondiger kennis zou hebben van geïmporteerde levensmiddelen en meer mogelijkheden zou hebben kreeg om controles uit te voeren. Anderzijds zou de toegang van de douane tot de Videotex- en Infana-systemen van de EWI de communicatie verbeteren. De overdracht van mededelingen aan de douane in het kader van het snelle waarschuwingssysteem betreffende geïmporteerde levensmiddelen zou een strengere importcontrole mogelijk maken op de punten waar deze het land binnenkomen. ________________________
20
VERSLAG
RESULTATEN VAN HET TWEEDE BEZOEK TER BEOORDELING VAN HET SYSTEEM VOOR OFFICIËLE LEVENSMIDDELENCONTROLE IN NEDERLAND DOOR HET BEOORDELINGSTEAM VOOR LEVENSMIDDELEN VAN DE EUROPESE COMMISSIE 20-24 april 1998 CONCLUSIES 1.
Veranderingen sinds 1995:
Er is een ingrijpende reorganisatie van de inspectiediensten gaande die per 1 september zijn beslag moet krijgen door een fusie van de twee inspectiediensten van het Ministerie van Landbouw, de IGB en de Veterinaire Inspectie (VI); samen zullen zij de Inspectie V&W vormen, die de hele levensmiddelenproductieketen bestrijkt. Het aantal regionale vestigingen (inspectie en laboratoriumwerkzaamheden) zal worden teruggebracht tot vijf (twee hiervan worden nieuw opgezet) met elk een eigen specialisatie. Beoogde voordelen van deze fusie zijn een synergie tussen beide diensten, waardoor meer personeel voor inspecties beschikbaar komt en er speciale multidisciplinaire inspectieteams gevormd kunnen worden voor grote, complexere levensmiddelenbedrijven. Vermeldenswaard is verder dat in elke vestiging een signaleringsafdeling zal worden opgezet om wetenschappelijke contacten te onderhouden met universiteiten, rapporten over programma’s op te stellen en analysemethoden voor de vijf laboratoria te ontwikkelen. De accreditatie in februari 1998 van het hele netwerk van levensmiddelencontrolelaboratoria (13 locaties) van de IGB door de Nederlandse accreditatie-instantie STERLAB, in samenwerking met de afdeling kwaliteitsborging van de IGB als tweede beoordelaar, is specifiek voor het Nederlandse systeem, dat daarmee hoe dan ook heeft voldaan aan de in Richtlijn 93/99/EEG gestelde termijn. De implementatie van het HACCP-systeem in levensmiddelenbedrijven (met uitzondering van kleinere bedrijven die rechtstreeks aan de consument leveren - inclusief de horeca, die de specifieke hygiënecodes moet volgen die al door de minister van Volksgezondheid zijn goedgekeurd) wordt door de IGB nauwlettend gevolgd. Dit proces verloopt tamelijk langzaam: 23% van de bezochte bedrijven is nog niet begonnen met het opzetten van een voedselveiligheidsplan; bovendien vond de IGB dat de door certificatie-instanties aan levensmiddelenbedrijven verleende HACCP-certificaten niet voldeden. De IGB heeft officiële waarschuwingen gestuurd aan bedrijven die nog niet met het opzetten van een voedselveiligheidsplan waren begonnen. 2.
Controle op geïmporteerde levensmiddelen
De IGB schenkt geen bijzondere aandacht aan de controle op geïmporteerde levensmiddelen op het punt van binnenkomst daarvan; dit gebeurt eerder in het kader van de algemene controle op in de handel aangeboden levensmiddelen. De twee belangrijkste punten van binnenkomst van levensmiddelen uit derde landen in Nederland, de haven van Rotterdam en de luchthaven Schiphol, zijn door het beoordelingsteam van de Commissie bezocht, dat daardoor een goed overzicht van de ingestelde procedures heeft verkregen. 21
De controles van de IGB op de punten van binnenkomst beperken zich tot een klein aantal selectieprofielen op basis van een risicoanalyse; dit omvat tevens de verplichtingen uit hoofde van beschikkingen van de Gemeenschap (pistaches uit Iran, groente en fruit uit Oost-Afrika); deze selectieprofielen worden door de autoriteiten van het punt van binnenkomst vastgesteld. In Rotterdam zijn de profielen voortgekomen uit een in 1995 gestart FLEP-invoercontroleprogramma; zij hebben in hoofdzaak betrekking op noten uit bepaalde landen. Op Schiphol worden naast de controles op Vibrio cholerae tweemaal per maand monsters van groente en fruit genomen om te testen op residuen van bestrijdingsmiddelen (tot dusver lag 10% van de uitslagen boven de MRL). Behalve in het geval van pistaches worden de bemonsterde producten in de regel niet geblokkeerd. Voor het uitvoeren van deze controle is samenwerking met de douane noodzakelijk, aangezien de importeurs geen aangifte bij de IGB hoeven te doen. Er zijn overeenkomsten gesloten tussen de douane van de punten van binnenkomst en de IGB, zodat de IGB Rotterdam geïnformeerd wordt over alle aangiften van producten die onder de geselecteerde profielen vallen; hiervoor moet binnen drie uur besloten worden of een controle wordt uitgevoerd; op Schiphol wordt de IGB op haar verzoek door de douane op de hoogte gesteld van de aankomst van groente en fruit. Producten die binnenkomen onder een T1-regeling worden niet gecontroleerd. Kennelijk komt het nooit voor dat de douane een verdenking met betrekking tot een zending levensmiddelen bij de IGB meldt. De douane heeft het beoordelingsteam geïnformeerd over bepaalde problemen met de GN-codes van geïmporteerde levensmiddelen en de mogelijkheid dat de bestemming van een product wordt gewijzigd (van diervoeder in levensmiddel). Het beoordelingsteam is van mening dat als de IGB toegang zou krijgen tot het computersysteem van de douane voor de behandeling van de aangiften, zij de importcontroles beter in de hand zou kunnen houden. Bij de bezoeken is naar voren gekomen dat er te weinig personeel beschikbaar gesteld is voor de controle op geïmporteerde levensmiddelen (vooral in aanmerking nemend dat de bemonstering van noten in Rotterdam al gebeurt overeenkomstig de richtlijn van de Commissie die nog moet worden goedgekeurd). Verklaard werd dat de controles altijd onder dekking in pakhuizen worden uitgevoerd. Er is een bezoek gebracht aan een importeur van groente en fruit, maar een HACCP-plan met garanties voor de geïmporteerde producten ontbrak daar nog. ______________________
22
VERSLAG RESULTATEN VAN HET TWEEDE BEZOEK TER BEOORDELING VAN HET SYSTEEM VOOR OFFICIËLE LEVENSMIDDELENCONTROLE IN DENEMARKEN DOOR HET BEOORDELINGSTEAM VOOR LEVENSMIDDELEN VAN DE EUROPESE COMMISSIE 27 - 30 april 1998 CONCLUSIES Het evaluatieteam van de Commissie heeft de samenwerking met de regering van Denemarken zeer op prijs gesteld, aangezien de ambtenaren van zowel de centrale als de lokale overheden hebben bijgedragen tot het welslagen van het evaluatiebezoek in Denemarken. Het bezoek was goed georganiseerd en alle gevraagde informatie was zonder enig voorbehoud beschikbaar. Het is bijzonder op prijs gesteld dat, hoewel het openbaar vervoer en verschillende diensten door een algemene staking waren getroffen, alle bezoeken naar behoren waren georganiseerd en zonder vertraging zijn kunnen verlopen. 1. STRUCTUUR Sinds het laatste evaluatiebezoek in mei 1996 heeft een fundamentele verandering plaatsgevonden. Terwijl de levensmiddelencontrole vroeger ressorteerde onder het ministerie van Volksgezondheid, ressorteert zij nu onder het nieuwe ministerie van Voeding, Landbouw en Visserij. Wij zijn in kennis gesteld van de oprichting van de nieuwe Veterinary and Food Administration (VFA) in 1997. Er worden echter verdere structurele veranderingen gepland. Het voorstel hiertoe is bij het Parlement ingediend. Dit zou de centrale diensten meer bevoegdheden geven. Het zou kunnen leiden tot een meer geharmoniseerde aanpak van de levensmiddelencontrole. Er treedt soms vertraging op bij het doorsturen van informatie en instructies van de centrale naar de lokale autoriteiten. Het duurde lang voordat Beschikking 98/116/EEG van de Commissie van 4 februari 1998 (cholera: bemonstering bij de invoer per vliegtuig van groenten en fruit uit Kenia, Uganda, Mozambique en Tanzania) de lokale autoriteiten bereikte. Op 8 april 1998 werd voornoemde beschikking, omgezet in de Deense wetgeving, door de centrale diensten verzonden. De datum van inwerkingtreding was 21 april 1998. De considerans bij Beschikking 98/116/EEG van de Commissie was niet in de Deense wetgeving overgenomen, zodat zij niet de verwijzing bevatte naar per vliegtuig vervoerde levensmiddelen (clausule van 10 dagen). Betere informatie van de lokale door de centrale autoriteiten zou in dit geval passend zijn geweest 2. AFLATOXINEN – PISTACHES AFKOMSTIG UIT IRAN Op 8 september 1997 stelde Beschikking 97/613/EG van de Commissie een verbod in op de invoer van pistaches en pistacheproducten uit Iran. Op 11 december 1997 werd het verbod gewijzigd bij Beschikking 97/830/EG van de Commissie, dat het begrip "certificatie" door de Iraanse autoriteiten invoerde. De tenuitvoerlegging van het oorspronkelijke verbod werd op centraal niveau uitgevoerd. De tenuitvoerlegging van het 23
oorspronkelijke verbod op het Deense nationale niveau werd naar behoren door de VFA op centraal niveau uitgevoerd. De tenuitvoerlegging van de tweede beschikking (97/830/EEG) nam 5 weken (13 januari 1998) in beslag. Tijdens het bezoek zei de plaatselijke controle-eenheid Århus LMK dat zij niet was geïnformeerd over de certificatie door de Iraanse autoriteiten, als meegedeeld in de brief van 13 januari 1998. Er werd voor de eerste keer melding gemaakt van de inwerkingtreding op Deens nationaal niveau op 1 februari 1998. Er zij echter gewezen op de latere mededeling met extra instructies van 7 april 1998, die aan alle betrokkenen extra informatie verschafte. Tijdens het bezoek van de inspecteur van Glostrup aan een plaatselijk opslagbedrijf bleken vier pallets met 1000 kg pistachenoten uit Iran en meer dan 1000 kg niet-geëtiketteerde pistachenoten van onbekende herkomst lukraak te zijn opgeslagen. Zij bevonden zich al ten minste zes maanden in het magazijn, d.w.z. onmiddellijk nadat het embargo op pistachenoten uit Iran van kracht was geworden. Sindsdien was geen monsterneming uitgevoerd, hoewel de eenheid van Glostrup de bij haar bekende invoerders daarop had gewezen. Daarbij kwam nog de gedeelde verantwoordelijkheid tussen de verschillende plaatselijke controle-eenheden. Bij het bezoek aan een groothandel was niet duidelijk of bij het transport van pistachenoten van Nederland naar Denemarken de detailhandel verplicht was de levensmiddelencontroleautoriteiten hiervan in kennis te stellen. Via een andere lidstaat in de EU ingevoerde en in het vrije verkeer gebrachte goederen worden immers beschouwd als levensmiddelen die afkomstig zijn van een andere lidstaat, als vastgelegd in de beginselen van de interne markt. 3. ZELFCONTROLE / HACCP / CONTROLE BIJ DE INVOER Tijdens de eerste evaluatie in mei 1996 is gebleken dat verdere opleiding noodzakelijk was op het gebied van de toepassing van de beginselen van zelfcontole in de bedrijven, als bedoeld in Richtlijn 93/43/EEG betreffende de hygiëne van levensmiddelen. Met name de rol van de inspecteurs bij de evaluatie van de zelfcontroles in catering- en detailhandelszaken moest worden versterkt, hoewel het evaluatieteam het op prijs stelde dat gedetailleerde informatie over dit soort bedrijven zou worden verstrekt. Sindsdien is door het bedrijfsleven een reeks zelfcontrolecodes opgesteld. Codes voor supermarkten en viswinkels zullen door de VFA worden goedgekeurd. Ook voor andere sectoren zoals het vervoer van levensmiddelen, bakkerijen, restaurants en publieke catering (ziekenhuizen, scholen, enz.) worden codes opgesteld. In de periode 1996-1997 is een aantal HACCP-opleidingscursussen georganiseerd. In 1998 zijn extra 7 tweedaagse cursussen gehouden. Van de in totaal 700 mogelijke kandidaten hebben reeds 350 een HACCP-opleiding gekregen. De opleiding van het personeel op het gebied van HACCP gedurende een tweedaagse cursus is echter niet voldoende om deze ingewikkelde materie te behandelen. Er moet meer tijd worden uitgetrokken voor praktijk en casestudies. Om het personeel in staat te stellen het zelfcontrolesysteem van grote bedrijven te beoordelen is een specialistische opleiding nodig die een aanzienlijke investering in tijd en geld zal vereisen. 24
Richtlijn 93/43/EEG betreffende levensmiddelenhygiëne is in 1995 op nationaal Deens niveau ten uitvoer gelegd. Een geconsolideerd stel regelingen, dat de vijf richtlijnen op het gebied van levensmiddelenhygiëne omvatte, is in 1998 door de VFA gepubliceerd. De plaatselijke LMK-controle-eenheid van Århus verklaarde dat zij voor verscheidene jaren financiële middelen had uitgetrokken voor de invoering van HACCP. Hoewel op centraal niveau verscheidene aanvragen zijn ingediend, wachten de plaatselijke controle-eenheden en de handelsbedrijven nog steeds op geëigende instructies van de centrale autoriteiten. De filosofie van de Deense levensmiddelencontrolediensten is eerder gebaseerd op het zelfcontrolesysteem dan op het systeem van de controle van ingevoerde producten aan de grens. In deze zin is zij gebaseerd op de verantwoordelijkheid van de importeur die een behoorlijk zelfcontrolesysteem moet opzetten. Tijdens de verschillende bezoeken is echter duidelijk geworden dat slechts een kleine minderheid reeds over een goedgekeurd zelfcontrolesysteem beschikte. Het is aan de centrale levensmiddelencontroledienst om de nodige instructies te verstrekken om het Deense systeem van invoercontrole door zelfcontrole volledig effectief te maken. De Deense douane lijkt niet routinematig betrokken te worden bij de officiële controle van ingevoerde levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong. Verordening (EEG) nr. 339/93 van de Raad van 8 februari 1993 betreffende controles op de overeenstemming van uit derde landen ingevoerde producten met op het gebied van de productveiligheid toepasselijke voorschriften bepaalt in artikel 2 dat wanneer de douaneautoriteiten in het raam van de controles die zij op de voor het vrije verkeer aangegeven goederen uitvoeren, constateren dat een product of partij producten dusdanige kenmerken vertoont dat er een ernstig vermoeden rijst dat dit product of deze partij bij gebruik onder normale en voorzienbare omstandigheden een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de gezondheid of de veiligheid vormt, zij de vrijgave van het betrokken product opschorten en de voor het toezicht op de markt bevoegde nationale autoriteiten onverwijld daarvan in kennis stellen. Deze bepalingen zijn in de Deense wetgeving omgezet bij circulaire nr. 144 van 14 september 1995. Het centraal niveau ontvangt gegevens over invoer die 3 maanden oud zijn; de plaatselijke eenheden ontvangen slechts een keer per jaar informatie. Deze cijfers verschaffen bijgevolg alleen informatie over wat in het verleden is gebeurd en niet over wat actueel plaatsvindt. Er bestaat echter de mogelijkheid om de douane te vragen de levensmiddelencontroleautoriteiten in kennis te stellen vóór de vrijgave voor het vrije verkeer of wanneer sommige producten (geïdentificeerd door hun CN-codes) worden ingevoerd. Een on line-dienst tussen de douanediensten en de controleautoriteiten, zo mogelijk beperkt tot specifieke producten of productcategorieën op grond van hun KN/CN-codes, zou deze situatie aanzienlijk verbeteren. Een geval zoals cholera uit OostAfrika vereist een nauwe en snelle samenwerking tussen de douane en de levensmiddelencontrole om effectief te kunnen worden aangepakt. 4. LABORATORIA – ACCREDITERING De in Glostrup en Århus bezochte laboratoria bleken goed uitgerust te zijn. Zij beschikken over een ruim personeelsbestand met de nodige opleiding en ervaring om de levensmiddelencontroleanalyses (chemisch en microbiologisch) uit te voeren.
25
30 van de 32 officiële laboratoria hebben reeds een EN 45001-accreditering ontvangen. Verwacht wordt dat de andere in de nabije toekomst zullen worden geaccrediteerd. Dit is een zeer positieve situatie. Het chemisch laboratorium van Glostrup is thans echter alleen geaccrediteerd voor milieuanalyses en niet voor levensmiddelencontroleanalyses. Glostrup wacht op de uitvoering van de aangekondigde herstructurering van de levensmiddelencontrolediensten op centraal en plaatselijk niveau voordat de investering door de plaatselijke autoriteiten wordt gedaan. Voor de levensmiddelencontrole voeren zij per jaar ongeveer 100 analyses uit. ______________________
26
VERSLAG RESULTATEN VAN HET TWEEDE BEZOEK TER BEOORDELING VAN HET SYSTEEM VOOR OFFICIËLE LEVENSMIDDELENCONTROLE IN ITALIË DOOR HET BEOORDELINGSTEAM VOOR LEVENSMIDDELEN VAN DE EUROPESE COMMISSIE 11–15 MEI 1998 CONCLUSIES 1.
Bijwerking sinds 1995 (wetgeving, beleid)
Sinds het eerste bezoek zijn verscheidene wetsteksten over voedselcontrole (waaronder hygiëne) goedgekeurd, in hoofdzaak ter omzetting van communautaire richtlijnen. Het doel van het presidentieel besluit van 14 juli 1995 is het sturen van de regio's bij de opstelling van de jaarlijkse programma's voor levensmiddelencontrole. Het bevat aanbevelingen inzake de minimale frequentie van de inspecties voor de verschillende levensmiddelenbedrijven, het minimumaantal monsters van alle bedrijven en in de context van controles bij de invoer (5%, behalve in verdachte gevallen) en de prioriteiten voor de analyse van verschillende levensmiddelen. Het is de bedoeling dat de criteria elke drie jaar worden herzien. Besluit nr. 156 van 26 mei 1997 heeft Richtlijn 93/99/EEG in het Italiaanse recht omgezet, inclusief de eis inzake de accreditering van laboratoria voor het testen van levensmiddelen. Het accrediteringsproces lijkt in de meest laboratoria enige vertraging te hebben opgelopen en er bestaat enige onenigheid over de aanwijzing van de officiële accrediteringsorganen (SINAL is momenteel het enige orgaan). (Bijwerking: met ingang van 12 mei 1999 is het Istituto Superiore di Sanità het officiële accrediteringsorgaan; de vorige accrediteringen blijven echter geldig.) Besluit nr. 155 van 26 mei 1997 heeft Richtlijn 93/43/EEG omgezet en is sinds 26 mei 1998 van kracht voor alle levensmiddelenbedrijven (met uitzondering van markten waarvoor de toepassingsdatum december 1998 was). Deze late toepassingsdatum kan wellicht verklaren waarom de invoering van het HACCP-systeem in de levensmiddelenbedrijven zo traag verloopt (behalve in grote bedrijven waar wel goede vooruitgang wordt geboekt). Een regio heeft een gids voor de invoering van het HACCPsysteem in de bedrijven gepubliceerd. Er is een aantal gidsen inzake goede hygiënepraktijken door beroepsverenigingen in de voedingssector opgesteld, waarvan sommige nog door het Ministerie van Volksgezondheid worden geëvalueerd. 2.
Controles bij de invoer
De controles op ingevoerde levensmiddelen vinden hoofdzakelijk plaats op het punt van binnenkomst in Italië en worden uitgevoerd door een netwerk van 33 plaatselijke kantoren (USMA) die ressorteren onder het ministerie van Volksgezondheid. Er wordt een studie uitgevoerd met het oog op de coördinatie van deze bureaus met de veterinaire inspectieposten. Er bestaat ook de mogelijkheid tot overbrenging van de ingevoerde producten naar de eindplaats van bestemming onder sanitaire restricties, waar zij door de bevoegde plaatselijke autoriteit (ASL) worden gecontroleerd. De controles maken ook deel uit van de algemene levensmiddelencontroles op de markt. 27
De inklaringsprocedure voor ingevoerde levensmiddelen is gebaseerd op de overlegging aan de douanenautoriteiten van een document ("Nulla Osta Sanitario"), afgegeven door de plaatselijke kantoren van het ministerie van Volksgezondheid. Op vele plaatsen worden de douaneverklaringen nog steeds op papier verwerkt, maar de elektronische toezending daarvan begint stilaan ingang te vinden Naast de verplichte controles als voorgeschreven door de communautaire besluiten zijn op centraal niveau prioriteiten voor de analyse van levensmiddelen vastgesteld op grond van de eerdere ervaringen en de door het snelle waarschuwingssysteem van de EU verstrekte informatie: het gaat hierbij in hoofdzaak om analyses voor aflatoxinen in noten (droge harde schaalvruchten); in sommige gevallen wordt 100% van de aardnoten en pistaches bemonsterd en geanalyseerd, ongeacht de herkomst daarvan. Tot de prioriteiten behoren ook controles op bestrijdingsmiddelen in groenten en fruit en microbiologische analyses, voor zover ook controles op de markt worden uitgevoerd. De communicatie tussen afdeling V van het ministerie van Volksgezondheid op centraal niveau en de plaatselijke kantoren omvat het doorsturen van communautaire wetgeving, specifieke besluiten over invoer, kennisgevingen van het snelle waarschuwingssysteem van de EU en informatie over door de kantoren afgewezen en vernietigde zendingen, die ook aan de andere plaatselijke kantoren van het ministerie van Volksgezondheid wordt verstrekt. Er is op gewezen dat de besluiten van de Commissie betreffende de invoer van pistachenoten uit Iran snel aan de kantoren zijn toegestuurd. Besluit 98/116/EG van de Commissie betreffende controles op Vibrio cholerae op groenten en fruit van OostAfrikaanse landen is daarentegen met enige vertraging doorgestuurd. De plaatselijke bezoeken hebben het mogelijk gemaakt na te gaan hoe de op centraal niveau vastgestelde procedures werden toegepast met enige variaties wat betreft het percentage visuele onderzoeken van levensmiddelen, het percentage voor de analyse op aflatoxinen genomen monsters van noten, het aantal monsters per zending en de relaties met de douaneautoriteiten, aangezien de samenwerking tussen de douane- en controleautoriteiten niet op alle bezochte plaatsen op hetzelfde niveau plaats bleek te vinden. De geconstateerde variaties kunnen leiden tot verschillen in de wijze waarop de officiële controles worden uitgevoerd. Ook economische actoren hebben hierop gewezen. De personeelsbezetting bleek bovendien niet toereikend te zijn, met name in Venetië, gezien het aantal taken en het te bestrijken geografische gebied. De procedures voor gezondheidscontroles op containers (in de open lucht, door “staartinspectie”) bieden niet gemakkelijk toegang tot de gehele inhoud van de zending en zorgen evenmin voor een passend niveau van hygiëne, aangezien de inhoud als gevolg van de weersomstandigheden kan bederven. Er is op gewezen dat de bemonstering in sommige gevallen plaats heeft kunnen vinden in douanemagazijnen, wat een efficiëntere controle mogelijk heeft gemaakt. Maar meestal was het niet mogelijk om de officiële controles te laten uitvoeren in de magazijnen van de importeur, waar de inspectie- en bemonsteringsomstandigheden beter zouden moeten zijn. De officiële analyses moeten worden uitgevoerd in speciaal aan de USMA toegewezen officiële laboratoria, wat kan leiden tot vertraging bij het verkrijgen van de analyseresultaten. Uit de tijdens het bezoek verzamelde informatie is gebleken dat de toepassing van de HACCP-systemen door de importeurs, vooral de kleinere importeurs, nog voor verbetering vatbaar is.
28
VERSLAG RESULTATEN VAN HET TWEEDE BEZOEK TER BEOORDELING VAN HET SYSTEEM VOOR OFFICIËLE LEVENSMIDDELENCONTROLE IN FRANKRIJK DOOR HET BEOORDELINGSTEAM VOOR LEVENSMIDDELEN VAN DE EUROPESE COMMISSIE 2 - 5 JUNI 1998
CONCLUSIES 1. BIJWERKING VAN HET VERSLAG VAN 1996 1.1 Wetsontwerp voor de oprichting van een Agence de sécurité sanitaire des aliments (Bureau voor de sanitaire veiligheid van levensmiddelen) Het wetsontwerp inzake sanitaire veiligheid vordert goed. Er zullen vier overheidsorganen worden opgericht, waaronder het Agence de sécurité sanitaire des aliments dat zal ressorteren onder de ministeries van Landbouw, Economie en Volksgezondheid en zal worden belast met de evaluatie van de controlediensten van de drie ministeries, alsook met de risico-evaluatie, zonder dat het directe bevoegdheden bezit op het gebied van de controle van levensmiddelen. 1.2 Rol van het ministerie van Volksgezondheid bij de levensmiddelencontrole Naast de evaluatie van de gezondheidsrisico's, het toezicht op de gezondheid en de organisatie van bewakingsprogramma's betreffen de controleactiviteiten in hoofdzaak leidingwater (exclusieve verantwoordelijkheid) en in mindere mate de hygiëne van de ruimten van restaurants en bakkerijen-banketbakkerijen. 1.3 Vooruitgang bij de invoering van HACCP (analyse van de risico's – kritieke punten voor de beheersing daarvan) in de bedrijven en praktijkrichtlijnen op het gebied van de hygiëne Er zijn nog geen statistieken beschikbaar wat de invoering van HACCP door de bedrijven betreft. Er wordt gezorgd voor de nodige opleiding van de medewerkers van de controlediensten (DGCCRF en DGAL) inzake HACCP. De besluiten tot omzetting van Richtlijn 93/43/EEG inzake levensmiddelenhygiëne die voor elke levensmiddelensector zijn gepubliceerd en die de toepassing van de HACCPbeginselen voorschrijven, maken de naleving van een praktijkrichtlijn inzake hygiëne of de toepassing van eigen veiligheidsprocedures voor het bedrijf mogelijk. Het ontbreken van HACCP leidt momenteel niet tot de opstelling van een proces-verbaal, behalve bij hygiënische tekortkomingen. De opstelling van hygiënische praktijkrichtlijnen door de verschillende levensmiddensectoren is op de goede weg. Er zijn reeds elf praktijkrichtlijnen goedgekeurd door de overheid die aandringt op de toepassing daarvan. 29
1.4 Vooruitgang bij de accreditatie van laboratoria Uit de informatie over de laboratoria van het DGCCRF blijkt dat thans veel laboratoria voor essentiële bepalingen door COFRAC zijn geaccrediteerd. Het aantal laboratoria moet verminderen, wat zal leiden tot een concentratie van de analyses tot enkele daarvan en tot een verkorting van de vaak nog lange termijnen voor de uitvoering van de analyses. 2. CONTROLES BIJ INVOER 2.1 Activiteiten van het DGCCRF De diensten van het DGCCRF zijn bevoegd voor de controles bij invoer, als bedoeld in Richtlijn 89/397/EEG van de Raad. Het DGCCRF beschouwt de plaats van invoer niet als de meest geëigende plaats voor de uitvoering van deze controles, maar laat deze controles op twee pijlers rusten : -
Controles in het algemene kader van de controle van de producten op de markt en in de distributie, waarbij zonodig informatie wordt verstrekt aan de regionale diensten van het DGCCRF die bevoegd zijn voor de plaats van vestiging van de invoerder ;
-
Controles van de importbedrijven wat de naleving van de kwaliteits- en veiligheidseisen betreft (zelfcontroles). Een evaluatie van de voortgang bij de invoering van deze zelfcontroles maakt met name deel uit van het jaarlijks activiteitenplan van de diensten van het DGCCRF voor 1998.
In het kader van de geprogrammeerde driemaandelijkse onderzoeken kunnen door het DGCCRF bovendien onderzoeken naar de ingevoerde levensmiddelen worden uitgevoerd. De grensoverschrijdende samenwerking tussen controleautoriteiten speelt ook een rol bij de controle van de ingevoerde levensmiddelen. Verder zij erop gewezen dat het DGCCRF bevoegd is voor de genormaliseerde controles op de conformiteit van groenten en fruit overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2251/92 betreffende de kwaliteit van deze producten, die systematisch bij invoer moeten worden uitgevoerd. De uitvoering van deze controles maakt het nemen van monsters voor het onderzoek naar de aanwezigheid van residuen van bestrijdingsmiddelen volgens een vastgesteld plan mogelijk, zoals voorgeschreven door de Europese wetgeving. De termijnen voor het verkrijgen van de resultaten van analyses worden echter als te lang beschouwd. Bij deze gelegenheid worden ook etiketterings- en radioactiviteitscontroles uitgevoerd, maar deze controles hebben geen betrekking op andere verontreinigende stoffen (bacteriologisch, chemisch). Op het ogenblik van het communautaire bezoek was de invoer van pistaches uit Iran in Frankrijk nog steeds verboden. De controles bij de invoer op de aanwezigheid van Vibrio cholerae op groenten en fruit uit Oost-Afrika hadden een officieel karakter gekregen door de administratieve verordening die twee maanden na de aanneming van Besluit 98/116/EEG is vastgesteld. 2.2 Rol van de douanediensten De douanediensten lijken geen rol te spelen bij de opsporing van levensmiddelen die een ernstig gevaar opleveren voor de gezondheid (volgens de bepalingen van Verordening nr. 30
339/93 van de Raad), aangezien hun optreden beperkt is tot de gevallen waar een specifieke certificatie (hoofdzakelijk veterinair, fytosanitair, kwaliteit) is vereist. De toegang van de diensten van het DGCCRF tot het SOFI-systeem van de douane, dat alle invoergegevens centraliseert, kan nuttig blijken voor het DGCCRF wat de controles op de ingevoerde levensmiddelen betreft. 2.3 Zelfcontroles door de invoerders Het voor het bezoek geselecteerde importbedrijf van groenten en fruit had reeds een zelfcontroleprogramma ingevoerd dat onder druk van de klanten strenger was voor de markt van één van de lidstaten en dat met name betrekking had op de productievoorwaarden van de ingevoerde levensmiddelen en ook analyses voor de residuen van bestrijdingsmiddelen omvatte. De Fédération des Importateurs de Fruits et Légumes (Federatie van invoerders van groenten en fruit) moedigt van haar kant haar leden aan om dergelijke zelfcontroles in te stellen. Dit concept is echter relatief nieuw voor de beroepsorganisatie van invoerders en de diensten van het DGCCRF zien toe op de geleidelijke invoering van zelfcontroles, waarbij de eisen van de klanten ook een rol spelen. Er is tussen de Fédération des importateurs de produits alimentaires (Federatie van invoerders van levensmiddelen) en het DGCCRF reeds een overeenkomst inzake zelfcontroles gesloten voor met name groente- en fruitconserven ; deze zelfcontroles lijken zich echter niet uit te strekken tot alle belangrijke gezondheidsrisico's. ______________________
31
VERSLAG RESULTATEN VAN HET TWEEDE BEZOEK TER BEOORDELING VAN HET SYSTEEM VOOR OFFICIËLE LEVENSMIDDELENCONTROLE IN LUXEMBURG DOOR HET BEOORDELINGSTEAM VOOR LEVENSMIDDELEN VAN DE EUROPESE COMMISSIE 29 juni - 2 juli 1998 CONCLUSIES Het aantal bij de controles betrokken personen is ontoereikend om alle taken uit te voeren die hun door de wet- en regelgeving zijn opgedragen. Het vermoedelijke cijfer van 3500 bedrijven en de noodzaak van de invoering van het HACCP-systeem bevestigen dit personeelsgebrek. De inschakeling van de gemotoriseerde brigades van de Service des Douanes et Accises (Douane- en accijnsdienst) voor de levensmiddelencontrole lijkt zeer positief te zijn; toch moet een specifieke opleiding behouden blijven en worden uitgebreid om ervoor te zorgen dat deze deelname aan de controle effectief is. Er moet nog een systeem voor de opleiding van de inspecteurs worden opgezet, vooral op het gebied van het HACCP-systeem. Het beperkte personeelsbestand heeft tot gevolg dat de inspecteurs niet gedurende langere tijd afwezig kunnen zijn voor het volgen van opleidingscursussen. De in het Karolus-programma vastgestelde lange opleidingsperioden verhinderen ook de deelname van Luxemburgse controleurs aan dit programma. De invoering van het HACCP-systeem in de bedrijven is vrij beperkt, aangezien het alleen in enkele grote bedrijven wordt toegepast. In het concrete geval van het bezochte bedrijf moeten verbeteringen van de structuren en de hygiëne worden gerealiseerd voordat dat van de invoering van een zelfcontrolesysteem sprake kan zijn. Wegens de deelname van verschillende instanties aan de officiële levensmiddelencontrole (DIS, LNS, Brigades motorisées, Bureaux de recettes) lijkt het nodig de coördinatie tussen de verschillende instanties te verbeteren om overlappingen of lacunes bij de controle te voorkomen. Deze coördinatie zou het ook mogelijk maken prioriteiten vast te stellen (lijst van op grond van de gezondheidsrisico's gerangschikte bedrijven, controle of goedkeuring van bedrijven vóór de opening daarvan). Sinds het bezoek van 1996 is een verbetering vastgesteld in de samenwerking tussen de douanediensten en de controlediensten. Voor het LNS blijft het probleem van het personeelsgebrek ten aanzien van de aanbevolen functies bestaan. Het accrediteringsproces kan de voor november 1998 vastgestelde termijn niet aanhouden. Wegens de toenemende gecompliceerdheid van de analyses lijkt de begroting ontoereikend om alle vereiste analyses uit te voeren. Als gevolg van het personeelsgebrek zijn de opleiding en de herscholing ontoereikend. De controle op de invoer in het Cargocenter is gebaseerd op de kwaliteit en de visuele inspectie van de residuen. Er moet een analytische ondersteuning worden overwogen. De door het personeel van het douanecentrum van het Croix de Gasperich getoonde belangstelling wordt als zeer positief beschouwd. Een specifieke opleiding op het gebied van de levensmiddelen en een analytische ondersteuning moeten worden overwogen. ______________________ 32
VERSLAG RESULTATEN VAN HET TWEEDE BEZOEK TER BEOORDELING VAN HET SYSTEEM VOOR OFFICIËLE LEVENSMIDDELENCONTROLE IN ZWEDEN DOOR HET BEOORDELINGSTEAM VOOR LEVENSMIDDELEN VAN DE EUROPESE COMMISSIE 21-25 september 1998 CONCLUSIES 1.
Ontwikkelingen sinds 1996 In het Zweedse systeem voor levensmiddelencontrole zijn sinds het eerste bezoek van de Commissie in 1996 geen ingrijpende veranderingen opgetreden; de Nationale Dienst Levensmiddelen (NDL) en de 288 gemeenten zijn hiervoor samen verantwoordelijk. Wel zijn een aantal wijzigingen gepland middels een wetsvoorstel dat in 1999 aan het Zweedse Parlement is voorgelegd; dit voorstel houdt in dat de gemeenten op het gebied van levensmiddelencontrole kunnen samenwerken, de verantwoordelijkheid voor de controle op ingevoerde levensmiddelen van de gemeenten naar de staat wordt verlegd, de tarifering van de levensmiddelencontroles wordt uitgebreid (voor herhaalde monsterneming moet voortaan worden betaald) en de zelfcontrolesystemen van levensmiddelenbedrijven niet meer door de autoriteiten behoeven te worden goedgekeurd. De NDL maakt voortgang met het programma van audits bij de gemeentelijke autoriteiten over een periode van 3 jaar en met een opleiding voor die autoriteiten, die ook HACCP omvat. De grote industriële bedrijven zijn blijkbaar veel verder gevorderd met de invoering van het HACCP-systeem dan de horeca en detailhandel. De gidsen voor goede hygiënische praktijken die in Zweden worden gebruikt, zijn uitgebracht door de NDL (zes stuks, meer in het bijzonder betreffende de detailhandel en producten van dierlijke oorsprong) of door Europese beroepsorganisaties (in de industriesectoren). Alle officiële laboratoria voor levensmiddelencontroles, die in particuliere handen zijn, zijn geaccrediteerd overeenkomstig EN 45001.
2.
Controle op ingevoerde levensmiddelen De controle op ingevoerde levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong is gebaseerd op de volgende punten: • deze controle valt in eerste instantie onder de algemene officiële controle op in de handel zijnde levensmiddelen, die door de plaatselijke autoriteiten wordt verricht;
33
• aan de hand van een risicoanalyse worden bepaalde profielen geselecteerd, op basis waarvan de NDL invoervergunningen voorschrijft; • er zijn speciale officiële controles uit hoofde van beschikkingen van de Commissie (pistaches uit Iran, groenten en fruit uit Oost-Afrika); • er is een officieel bemonsteringsprogramma voor residuen van bestrijdingsmiddelen op ingevoerde groenten en fruit, graan en graanproducten en oliezaden; de monsters worden bij de importeur genomen; • de NDL houdt een register van importeurs bij; • de importeurs voeren zelfcontroles uit op basis van HACCP; hierop wordt toezicht gehouden door de NDL of de plaatselijke autoriteiten. Dankzij de bezoeken ter plaatse kreeg het beoordelingsteam van de Commissie een beter inzicht in deze verschillende controlemogelijkheden: • Beschikkingen van de Commissie die speciale controles op de plaats van binnenkomst voorschrijven, worden door de NDL aan de douane doorgegeven; deze laatste moet de bevoegde plaatselijke dienst voor levensmiddelencontrole op de hoogte stellen van de aankomst van de betrokken levensmiddelen. Het team was van deze vorm van informatie-uitwisseling getuige op het vliegveld Arlanda van Stockholm. • Voor pinda’s (en pindakaas), paranoten, gedroogde vijgen, geraspte kokosnoot, cacaopoeder, producten die soja-eiwit bevatten en bronwater is een invoervergunning vereist. Ter verkrijging van deze vergunningen moeten voor sommige producten bevredigende certificaten worden ingediend betreffende de analyse op aflatoxines of moeten door de plaatselijke dienst voor levensmiddelencontrole analyses (salmonella, aflatoxines) worden uitgevoerd op de plaats waar het product bij de douane wordt aangegeven. De douane is van deze eisen op de hoogte en handelt daarnaar bij het controleren van de invoervergunningen en het informeren van de bevoegde dienst voor levensmiddelencontrole. • Het controleprogramma voor residuen van bestrijdingsmiddelen is, wat ingevoerde levensmiddelen betreft, een evenwichtig programma dat gebaseerd is op criteria betreffende de consumptie en de oorsprong van de producten en de eerdere ervaringen daarmee. Het opstellen van een zwarte lijst van exporteurs is een efficiënte preventiemaatregel. • De vereiste registratie van importeurs bij de NDL is een positief aspect waaroor informatie kan worden doorgegeven en toezicht uitgeoefend door de NDL of de plaatselijke autoriteiten. • De samenwerking tussen de douane en de diensten voor levensmiddelencontrole voor de bovengenoemde specifieke gevallen verloopt goed. Het register van importeurs wordt (met driemaandelijkse bijwerkingen) aan de douane doorgegeven. Afgezien van de samenwerking heeft de douane kennelijk echter geen gevallen van verdenkingen ten aanzien van ingevoerde levensmiddelen bij deze diensten gemeld. De diensten voor levensmiddelencontrole zouden meer grip op de invoercontroles krijgen als de zwarte lijst van exporteurs die betrokken waren bij overtredingen op het gebied van residuen 34
van bestrijdingsmiddelen aan de douane werd doorgegeven en zij toegang kregen tot het computersysteem voor ingevoerde goederen van de douane. • De zelfcontroles van de twee voor het bezoek geselecteerde importeurs stonden op een behoorlijk peil, maar wat de uitgevoerde analyses betreft bleken niet alle gezondheidsaspecten (gevaren) in het HACCP-systeem aan bod te komen. De indruk bestaat echter dat dergelijke controles bij de kleine importeurs veel beperkter zijn (met name wat betreft exotische levensmiddelen) aangezien de uitvoering van de HACCPbeginselen daar problemen oplevert. ______________________
35
VERSLAG RESULTATEN VAN HET TWEEDE BEZOEK TER BEOORDELING VAN HET SYSTEEM VOOR OFFICIËLE LEVENSMIDDELENCONTROLE IN FINLAND DOOR HET BEOORDELINGSTEAM VOOR LEVENSMIDDELEN VAN DE EUROPESE COMMISSIE 28 SEPTEMBER - 2 OKTOBER 1998
CONCLUSIES 1.
BIJWERKING VAN HET VERSLAG VAN 1996
• Het beoordelingsteam neemt er nota van dat een fusie van de NFA en het National Veterinary Research Institute wordt overwogen. • Het beoordelingsteam heeft vernomen dat er in 1997 een gezamenlijke groep is opgericht waarin de NFA en de provinciale en gemeentelijke autoriteiten deelnemen, om de doorstroming van documentatie en informatie te verbeteren. Wij merken op dat de feedback mogelijk aan het provinciale niveau voorbijgaat. Dit gebrek aan informatie en advies (b.v. HACCP) zou kunnen leiden tot een heterogene toepassing van de levensmiddelencontrole op gemeentelijk niveau (zie het EU-verslag van ’96, blz. 21, zesde alinea). • Voor het tweede jaar achtereen wordt er een overeenkomst tussen de NFA en de douane inzake tests en samenwerking uitgevoerd. Het risico van overlapping van de monsterneming door het laboratorium van de douane enerzijds en de monsterneming bij de marktcontroles op gemeentelijk niveau anderzijds blijft echter bestaan. • Het doorgeven van berichten van het Rapid Alert System door heel Finland is een interessant initiatief. In omgekeerde richting echter zou de feedback en input vanuit Finland verbeterd kunnen worden. Zo zijn bijvoorbeeld berichten betreffende een excessief gehalte aan ochratoxine in koffiebonen, vastgesteld door het douanelaboratorium, kennelijk nooit doorgegeven aan de diensten van de Europese Commissie. 1.1
Vorderingen bij het opzetten van HACCP (Hazard Analysis - Critical Control Points) in vestigingen en het invoeren van gidsen voor goede hygiënische praktijken.
• Het beoordelingsteam acht de door de NFA georganiseerde en gecoördineerde training met betrekking tot de HACCP een positieve ontwikkeling. Het is echter niet bewezen dat al het bevoegde personeel voldoende advies en instructies heeft gekregen met betrekking tot de HACCP: “totaal aantal levensmiddelencontroleurs niet bekend”.
36
• De ervaringen van bepaalde gemeentelijke milieu- en gezondheidsdiensten (Helsinki) zou van nut kunnen zijn voor andere gemeenten, indien een en ander op centraal niveau (NFA) gecoördineerd zou worden. • Richtlijn 93/43/EEG inzake levensmiddelenhygiëne bepaalt in artikel 5 dat lidstaten de ontwikkeling van gidsen voor goede hygiënische praktijken dienen te stimuleren. Sinds het laatste evaluatiebezoek van september 1996 hebben geen verdere ontwikkelingen plaatsgevonden. 1.2
Vorderingen inzake de erkenning van laboratoria
• Gemeentelijke laboratoria kunnen analyses verrichten voor zowel officiële als particuliere doeleinden. Dit zou kunnen leiden tot een situatie waarin hetzelfde laboratorium optreedt als officieel laboratorium en tegelijkertijd het te controleren levensmiddelenbedrijf adviseert. De onafhankelijkheid van de gemeentelijke milieu- en gezondheidsdienst zou hierdoor in het gedrang kunnen komen. • Hetzelfde geldt voor het douanelaboratorium, dat particuliere klanten (importeurs) adviseert over interne controle en ook bereid is om ten behoeve van importeurs een beoordeling vooraf te verrichten van nieuwe producten die op de Finse markt gebracht worden. Ook dit kan tot een belangenconflict leiden. • Er is aanzienlijke vooruitgang geboekt met betrekking tot de erkenning van laboratoria voor de levensmiddelencontrole, en de termijn van 1 november 1998 (art. 3 en 9 van Richtlijn 93/99/EEG van de Raad betreffende aanvullende maatregelen inzake de officiële controle op levensmiddelen) zal gehaald worden. 2.
INVOERCONTROLE
2.1
Rol van de douane-autoriteiten
• De procedure die de douane-autoriteiten toepassen bij de aankomst van levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong in Finland is goed georganiseerd. Het ontwerp-handboek voor monsterneming dat in de haven van Sompasaari wordt gebruikt, zal verder uitgewerkt moeten worden ten aanzien van nieuwe inspectieprocedures. Het zal op grote schaal verspreid moeten worden naar alle plaatsen van binnenkomst. • De procedures voor monsterneming die momenteel door het douanelaboratorium worden gebruikt, voorzien alleen in een gesloten (en niet verzegeld) tweede monster. Voor het monster zelf zijn geen veiligheidsmaatregelen aangegeven om de integriteit van het monster te verzekeren. 2.2
Zelfcontrole door importeurs
• De door de milieu- en gezondheidsdienst van de gemeente Helsinki verstrekte informatie betreffende de uitvoering van de interne controleplannen geeft aan dat meer dan de helft van de levensmiddelenbedrijven een dergelijk plan heeft ingediend. De kwaliteit van deze plannen is echter niet geëvalueerd. De gemeente Helsinki is voornemens in de periode tot midden 1999 een dergelijke evaluatie uit te voeren. De milieu- en gezondheidsdienst van Helsinki is op de hoogte van het aantal vestigingen 37
van levensmiddelenbedrijven, houdt een computerbestand van verrichte inspecties bij en blijft op de hoogte van de toepassing van de wetgeving inzake levensmiddelen. • Het beoordelingsteam heeft geconstateerd dat uit de antwoorden op een door het NFA verzonden vragenlijst, die via de provinciale autoriteiten is doorgegeven naar het gemeentelijke niveau, blijkt dat in 64% van de ondernemingen een intern controleplan wordt toegepast. In fase 2 van dit onderzoek in 1999 zal de kwaliteit van de op gemeentelijk niveau ingediende controleplannen geëvalueerd moeten worden. • De door enkele van de grotere Finse levensmiddelenbedrijven genomen initiatieven met betrekking tot de bepalingen van artikel 3 van Richtlijn 93/43/EEG geven een indicatie van de bereidheid van deze bedrijven om het Finse concept van een intern controleplan in de praktijk om te zetten. • Er worden zelden formele stappen genomen tegen bedrijven bij overtredingen, men geeft de voorkeur aan meer voorlichting (zoals geconstateerd bij de bezoeken aan de gemeentelijke diensten van Hämeenlinna en Ilomantsi in 1996). ______________________
38
VERSLAG
RESULTATEN VAN HET TWEEDE BEZOEK TER BEOORDELING VAN HET SYSTEEM VOOR OFFICIËLE LEVENSMIDDELENCONTROLE IN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND DOOR HET BEOORDELINGSTEAM VOOR LEVENSMIDDELEN VAN DE EUROPESE COMMISSIE
19 - 23 oktober 1998 CONCLUSIES 1.
Veranderingen sinds 1995:
Zowel Richtlijn 93/99/EEG betreffende aanvullende maatregelen inzake de officiële controle op levensmiddelen als Richtlijn 93/43/EEG inzake levensmiddelenhygiëne zijn in Duits recht omgezet. De omzetting van Richtlijn 93/43/EEG leidde tot de vervanging van 16 verschillende wetten op het niveau van de deelstaten door één enkele verordening inzake levensmiddelenhygiëne. Desondanks werd artikel 3 van Richtlijn 93/43/EEG betreffende het HACCP-systeem (= Hazard Analysis and Critical Control Points, risicoanalyse en kritische controlepunten) in Duitsland pas in augustus 1998 van kracht, waardoor de geringe bekendheid en de te trage uitvoering van het HACCP-systeem in bepaalde delen van de levensmiddelensector ten dele verklaard kunnen worden. Er is op gewezen dat de grote industrieën en de warenhuizen reeds ver gevorderd zijn met de invoering van systemen voor kwaliteitszorg (waaronder HACCP-principes), waarbij consumenteneisen en de markt een belangrijke rol spelen. De invoering van het HACCPsysteem verloopt echter veel trager in de kleine en middelgrote bedrijven (b.v. in de detailhandel). De hulp die leidraden voor goede hygiënepraktijken, waaronder HACCP-principes, voor de toepassing daarvan kunnen bieden is thans beperkt, aangezien slechts twee leidraden zijn opgesteld. Verscheidene leidraden voor verschillende sectoren worden niettemin door de beoordelingscommissie voor levensmiddelen (op het niveau van de deelstaten) bestudeerd en kunnen in de toekomst nuttige instrumenten blijken te zijn. De Duitse autoriteiten zijn van oordeel dat de lange Duitse rechtstraditie van zorgplicht door de levensmiddelenbedrijven reeds in zekere zin aan de HACCP-vereisten voldoet. De beoordelingscommissies voor levensmiddelen in de deelstaten hebben hunnerzijds binnen de programma's voor permanente educatie van hun ambtenaren hun aandacht hoofdzakelijk op het HACCP-systeem en de beoordeling ervan door de ambtenaren gericht, via het opzetten van proefprojecten (in bepaalde levensmiddelensectoren) in geïntegreerde opleidingscursussen (teamwork). Het beoordelingsteam van de Commissie werd in kennis gesteld van het toenemende gebruik van risicoanalyse door de officiële levensmiddelencontrole bij het bepalen van de controleprioriteiten, met het oog op een efficiënter personeelsgebruik binnen het beschikbare budget. 39
De omzetting van Richtlijn 93/99/EEG heeft tot een versnelde erkenning van officiële beproevingslaboratoria geleid. Er werden twee officiële erkenningsinstanties opgericht die elk voor acht deelstaten verantwoordelijk zijn en die voor bepaalde reeksen van proeven een accreditatie toekennen. Volgens de verstrekte informatie zouden alle officiële laboratoria in Duitsland op 1 november 1998 officieel erkend zijn, welke uiterste datum bij Richtlijn 93/99/EEG was bepaald. Een regeling voor de accreditatie van privé-laboratoria met het oog op officiële tegenanalyses is aan de Bondsraad ter goedkeuring voorgelegd. 2.
Controle bij voedselimport:
Deze controle is een bevoegdheid van elke deelstaat. De nadruk wordt eerder gelegd op de algemene controle op de markt, in het bijzonder op groothandelsmarkten, in plaats van op de controle van de ingevoerde levensmiddelen op het punt van binnenkomst. Overeenkomstig beschikkingen van de Commissie (inzake pistaches uit Iran en groenten en fruit uit Oost-Afrika) of overeenkomstig een verordening van het Federale Ministerie van Volksgezondheid, gebaseerd op een risicoanalyse, goedgekeurd volgens artikel 48 van de wet op levensmiddelen en handelsartikelen en gericht aan de douaneautoriteiten (paddestoelen uit Oost-Europa die sinds 23 juli 1998 systematisch op radioactiviteit worden onderzocht en paprika uit Turkije die sinds 1994 aan een aflatoxine-controle is onderworpen), moeten bepaalde levensmiddelen niettemin bij het binnenkomen aan de grens worden gecontroleerd. Naast de officiële controle werd door de Duitse autoriteiten gewezen op het belang van de rol van de importeurs die, als een deel van hun zorgplicht, zelf ook controles uitvoeren. Bezoeken ter plaatse in Frankfurt am Main (luchthaven), Hamburg (haven) en Frankfurt an der Oder (grenspost, transport via de weg) stelden het beoordelingsteam van de Commissie in staat gedetailleerde informatie over de verschillende controles te vergaren, ook betreffende de deelname van de douaneautoriteiten. Uit het bezoek aan de haven van Hamburg bleek de leidende Europese rol van deze haven voor de invoer van pistaches uit Iran. Het Hygiënisch Instituut is de officiële controleinstantie die deze pistaches na bevredigende laboratoriumresultaten vrijgeeft. Bij extreme werkbelasting kunnen de analyses echter ook door privé-laboratoria worden verricht, in plaats van door het Hygiënisch Instituut. Het beoordelingsteam van de Commissie maakt zich zorgen over het feit dat het Hygiënisch Instituut vragen heeft bij de nauwkeurigheid van de analyseresultaten, aangezien sommige privé-laboratoria aanmerkelijk lagere aflatoxine-waarden hebben geconstateerd. Dit heeft geleid tot een onderzoek met het oog op het intrekken van de vergunning van een van de privé-laboratoria. Het bezoek aan de grensovergang van Frankfurt an der Oder wierp licht op de belangrijke inspanningen van de lokale controle-instanties voor de detectie van radioactiviteit in paddestoelen vóór hun invoer uit Oost-Europa, waardoor het aantal afgewezen goederen drastisch is gedaald. Het bezoek aan de luchthaven van Frankfurt am Main bracht aan het licht dat daar uitsluitend de verplichte controles op groenten en fruit uit Oost-Afrika worden verricht; de officiële monsterneming voor het opsporen van residuen van bestrijdingsmiddelen in geïmporteerde groenten en fruit geschiedt op de centrale markt en niet aan de grensovergang. Tijdens dit bezoek werd ook informatie verstrekt over de activiteiten van één van de twee verenigingen van Duitse groothandelaren/importeurs van groenten en 40
fruit. Dit werd als positief werd ervaren, aangezien de importeurs bevoegd zijn zelf controles uit te voeren. De vereniging, die nauw met het Federale Ministerie van Volksgezondheid samenwerkt, voert een bemonsterings- en analyseprogramma voor residuen uit. Importeurs en groothandelsbedrijven moeten, net als andere levensmiddelenbedrijven, een HACCP-systeem toepassen, waarna de levensmiddelencontrole de toepassing van de zorgplicht en van de HACCP-systemen moet inspecteren en evalueren. De eis dat importeurs van levensmiddelen, zoals levensmiddelenbedrijven, in het kader van hun zorgplicht het HACCP-systeem toepassen, lijkt voorlopig weinig te worden nageleefd. Er is echter gebleken dat importeurs monsters nemen, vooral bij nieuwe leveranciers en nieuwe derde landen. De samenwerking tussen de douaneautoriteiten en de levensmiddelencontrole blijkt tot de voornoemde verplichte controles aan de grens beperkt te blijven. Het beoordelingsteam van de Commissie werd ervan in kennis gesteld dat geen enkele verdenking betreffende voor import bestemde voedingswaren door de douaneautoriteiten aan de levensmiddelencontrole is medegedeeld, zoals bepaald in Verordening (EEG) nr. 339/93 betreffende controles op de overeenstemming van ingevoerde producten. Het beoordelingsteam van de Commissie is van oordeel dat de controle op de invoer efficiënter zou zijn, indien de bevoegde instanties voor levensmiddelencontrole toegang zouden krijgen tot het bij de douane gebruikte computersysteem voor de afhandeling van de aangiften. ______________________
41
VERSLAG RESULTATEN VAN HET TWEEDE BEZOEK TER BEOORDELING VAN HET SYSTEEM VOOR OFFICIËLE LEVENSMIDDELENCONTROLE IN PORTUGAL DOOR HET BEOORDELINGSTEAM VOOR LEVENSMIDDELEN VAN DE EUROPESE COMMISSIE 16–20 november 1998 CONCLUSIES 1.
Ontwikkelingen sinds 1997
1.1
Bevoegde autoriteiten
De bevoegdheid voor de levensmiddelencontrole is nog steeds al naar de sector verdeeld over de drie ministeries Landbouw, Economische Zaken en Volksgezondheid en hun regionale administratieve diensten, alsmede de gemeentelijke autoriteiten. Om de bevoegdheden van de verschillende afdelingen vast te leggen zijn de organieke wetten voor het ministerie van Landbouw en de regionale directies daarvan goedgekeurd; de lijsten van officiële functies ontbreken bij het ministerie echter nog en de nog altijd geldende personeelsstop leidt tot gebrek aan menskracht (dit bleek vooral in Porto), dat enigszins opgevuld wordt door personeel van de hoofdvestiging in te zetten voor campagnes in de regio’s. Er wordt nu grotere nadruk gelegd op coördinatie tussen de ministeries (met inbegrip van de douanediensten van het ministerie van Financiën) door middel van regelmatige vergaderingen die op centraal niveau worden geleid door het DGFCQA van het ministerie van Landbouw, en op het doorgeven van de kennisgevingen van het systeem voor snelle waarschuwingen van de EU. Hetzelfde geldt voor de coördinatie tussen het DGFCQA en de regionale directies van het ministerie van Landbouw. Overeenkomstig resolutie 104/98 dient binnenkort een werkgroep van de betrokken ministeries te worden opgericht om binnen zes maanden de eventuele herverdeling van de verantwoordelijkheden inzake levensmiddelencontrole en de oprichting van een bureau hiervoor te bestuderen. 1.2
Vorderingen met HACCP bij levensmiddelenbedrijven en gidsen voor goede hygiënische praktijken; lijsten van bedrijven
Richtlijn 93/43/EEG inzake levensmiddelenhygiëne is in Portugal pas in 1998 omgezet en er is een overgangsperiode van een jaar (die in maart 1999 afliep) verleend voor de naleving van de eis inzake de invoering van HACCP. Erkend werd dat het HACCPsysteem als gevolg hiervan bij het midden- en kleinbedrijf nog nauwelijks van de grond gekomen is, terwijl de grote industrieën hier meer voortgang mee geboekt hebben. Tot nog toe zijn voor slechts vijf sectoren gidsen voor goede hygiënische praktijken opgesteld. De levensmiddeleninspecteurs hebben al een basisopleiding in HACCP ontvangen, maar er is behoefte aan een specifiekere voorbereiding (toegespitst op verschillende sectoren).
42
De verantwoordelijkheid van de afdeling bij het DGFCQA zelf en de regionale directies ten aanzien van het toezicht op de naleving van de HACCP-verplichting bij levensmiddelenbedrijven is nog niet duidelijk omschreven. De lijst van levensmiddelenbedrijven is nog onvolledig. Om hier verbetering in te brengen wordt de wetgeving inzake de vergunningverlening aan dergelijke bedrijven in Portugal momenteel gewijzigd, waarbij ernaar gestreefd wordt de procedures op centraal en regionaal niveau te vereenvoudigen en te harmoniseren. Binnenkort zullen bepalingen worden uitgebracht betreffende de registratie van bedrijven die rechtstreeks aan de consument verkopen. 1.3
Voortgang met de accreditatie van officiële laboratoria
Tot nu toe zijn het centrale laboratorium van het DGFCQA en het laboratorium van het Instituut voor port geaccrediteerd. In Portugal worden afzonderlijke tests geaccrediteerd. In de regionale laboratoria van het ministerie van Landbouw zijn voorbereidende werkzaamheden begonnen. De laboratoria van de andere ministeries zijn nog niet geaccrediteerd. 2.
Controles op ingevoerde levensmiddelen
2.1
Rol van de officiële autoriteiten
De controles op ingevoerde levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong in Portugal bestaan uit controles bij de invoer (verricht door de diensten van het ministerie van Landbouw, in samenwerking met de douane) en controles op de markt (door de diensten van de ministeries van Economische Zaken – IGAE – en Landbouw). Controles op de plaatsen van binnenkomst zijn bij verordening voorgeschreven voor een limitatieve officiële lijst van producten (waarop graanproducten en alcoholische dranken echter ontbreken) die is opgesteld door het ministerie van Landbouw – DGFCQA – en aan de douane wordt doorgegeven. Deze lijst wordt aangevuld met de beschikkingen van de Commissie inzake verplichte controles (pistaches uit Iran, de beschikking betreffende analyses op Vibrio cholerae in uit Oost-Afrika ingevoerde groenten en fruit is echter buiten beschouwing gelaten omdat is aangetoond dat deze producten tijdens de geldigheidsduur van de beschikking niet zijn geïmporteerd). Kennisgevingen van het EUsysteem voor snelle waarschuwing inzake levensmiddelen worden door het DGFCQA aan de douane doorgegeven. Uit bezoeken ter plaatse bleek dat de diensten voor levensmiddelen en de douane naar behoren samenwerken. De douane schijnt echter geen rol te spelen bij het opsporen van producten die een ernstig gevaar voor de gezondheid kunnen inhouden (overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 339/93 van de Raad). Het DGFCQA heeft geen toegang tot het computersysteem van de douane voor ingevoerde goederen. De invoercontroles zijn gebaseerd op een risicoanalyse en kunnen beperkt blijven tot controles van de documenten (systematisch uitgevoerd) of ook fysieke controles inhouden (met eventueel monsterneming voor analyses) op specifieke producten als gedroogde vruchten en noten (op aflatoxines), geraspte kokos (op salmonella), groenten en vruchten in blik (op additieven), peulvruchten en gedroogde vruchten (op parasieten), waarbij rekening gehouden wordt met het land van oorsprong, de antecedenten van de importeurs en de kennisgevingen van het systeem voor snelle waarschuwing. De fysieke controles 43
worden niet systematisch uitgevoerd (behalve in Porto), maar zijn makkelijker geworden doordat onlangs een overeenkomst tussen Landbouw en de douane is gesloten waardoor de inspectie onder bepaalde omstandigheden bij de importeur kan plaatsvinden, aangezien de faciliteiten voor controle in de havens ontoereikend zijn. Op grond van deze overeenkomst kunnen de containers worden gelost, zodat de producten naar behoren onderzocht kunnen worden. In Porto werd toegegeven dat voordat deze overeenkomst er was, er geen monsters van producten op de plaats van binnenkomst genomen werden.
2.2
Zelfcontroles van de importeurs – toepassing van HACCP
Bij de bezoeken aan de drie importeurs bleek dat het peil van de zelfcontroles op de door hen ingevoerde levensmiddelen uiteenliep. Twee importeurs verrichten zelf enkele analyses op bepaalde producten en één van hen verlangde analysecertificaten voor pistaches en pinda’s (op aflatoxines), maar de derde importeur verricht in het geheel geen laboratoriumtests en verlangde geen certificaten (de analyses werden door de afnemers gedaan). Vertrouwen in de exporteurs en de opvatting dat de officiële controles moeten prevaleren hebben hier kennelijk de overhand. Slechts één importeur is met een HACCP-systeem begonnen en de andere twee hebben er geen blijk van gegeven dat zij van deze eis op de hoogte zijn. ______________________
44
VERSLAG
RESULTATEN VAN HET TWEEDE BEZOEK TER BEOORDELING VAN HET SYSTEEM VOOR OFFICIËLE LEVENSMIDDELENCONTROLE IN IERLAND DOOR HET BEOORDELINGSTEAM VOOR LEVENSMIDDELEN VAN DE EUROPESE COMMISSIE
18-22 JANUARI 1999
CONCLUSIES 1.
Ontwikkelingen sinds 1996
1.1
Nieuwe ontwikkelingen in wetgeving en beleid betreffende levensmiddelencontrole na het eerste bezoek van de Commissie
de
Na het laatste beoordelingsbezoek in maart 1996 is een fundamentele wijziging doorgevoerd. De Ierse regering heeft namelijk de Food Safety Authority of Ireland (FSAI) opgericht; deze nieuwe dienst bestaat officieel sinds januari 1999. Zij is belast met de coördinatie van alle werkzaamheden op levensmiddelengebied van de verschillende instanties (50 stuks) die zich met de controle daarop bezighouden. De belangrijkste opmerkingen in het laatste verslag waren dat er op centraal niveau geen mogelijkheid was om de doeltreffendheid van de plaatselijke diensten (acht gezondheidsdiensten) na te gaan, de controlefunctionaris bij de inspecties niet over richtsnoeren kon beschikken en er betere centrale prioriteiten vastgesteld moesten worden. Nu de FSAI is opgericht en bij drie regionale gezondheidsdiensten een systeem voor kwaliteitsborging is ingevoerd (kwaliteitshandboeken, standaardwerkwijzen), zal de situatie zeker beter worden. Omdat de FSAI echter nog maar zo kort geleden is opgericht, kan de controle op levensmiddelen in Ierland pas definitief worden beoordeeld als de samenwerkingsovereenkomst tussen de verschillende diensten in de praktijk is toegepast. Er zal nog een bezoek moeten volgen om het functioneren van de FSAI te beoordelen. Er treedt soms vertraging op in het doorgeven van informatie en instructies tussen de centrale en de plaatselijke autoriteiten. Beschikking 98/116/EG van de Commissie van 4 februari 1998 inzake de bemonstering van uit Kenia, Uganda, Tanzania en Mozambique per vliegtuig ingevoerde groenten en fruit in verband met cholera is kennelijk niet aan de regio’s doorgegeven. Speciale vermelding verdienen de werkzaamheden met het oog op de oprichting van één centrale instantie voor levensmiddelen voor heel Ierland. 1.2
Accreditatie van laboratoria
De bezochte laboratoria in Cork en Limerick bleken goed geëquipeerd te zijn en beschikten over voldoende kennis en expertise om de (chemische en microbiologische) analyses ten behoeve van de levensmiddelencontrole uit te voeren. De elf officiële laboratoria zijn al overeenkomstig EN 45001 geaccrediteerd. Dit is een uiterst gunstige situatie. Het team van de Commissie heeft opgemerkt dat de Ierse autoriteiten veel werk en middelen gestoken hebben in het verbeteren van de 45
omstandigheden in en de uitrusting van de laboratoria. De indruk bestaat echter dat de werkbelasting sneller stijgt dan de personeelsbezetting toelaat. Er zou een betere coördinatie tussen de laboratoria en het centrale niveau voor het bemonsteringsprogramma kunnen worden overwogen. 1.3
Opleiding – HACCP
Het personeel wordt voortdurend bijgeschoold. Alle milieuhygiënefunctionarissen hebben een HACCP-opleiding ontvangen en de planning voor 1999 is dat de helft van de inspecteurs een auditcursus krijgt. Richtlijn 93/43 inzake levensmiddelenhygiëne is met ingang van 1 april 1998 ten uitvoer gelegd; tijdens het bezoek werd verklaard dat slechts een uiterst kleine minderheid over een goedgekeurd systeem van zelfcontrole beschikte. Kennelijk zijn de grote industriële bedrijven veel verder met de uitvoering van het HACCP-systeem dan het midden- en kleinbedrijf. De plaatselijke autoriteiten beginnen nu met een plan voor audits bij bedrijven. 2.
Controle op ingevoerde levensmiddelen
Gezien de ligging en grootte van Ierland is de invoer van niet-dierlijke levensmiddelen beperkt qua verscheidenheid en omvang. De douane en de havengezondheidsautoriteiten werken weliswaar nauw samen, maar deze relatie zou geformaliseerd moeten worden. Er dienen geharmoniseerde procedures ingevoerd te worden; dit is een van de nieuwe taken van de FSAI. Dit zou gedaan kunnen worden via een dienstverleningscontract met de douane. ______________________
46
VERSLAG RESULTATEN VAN HET TWEEDE BEZOEK TER BEOORDELING VAN HET SYSTEEM VOOR OFFICIËLE LEVENSMIDDELENCONTROLE IN OOSTENRIJK DOOR HET BEOORDELINGSTEAM VOOR LEVENSMIDDELEN VAN DE EUROPESE COMMISSIE 8-12 februari 1999 CONCLUSIES 1.
Ontwikkelingen sinds 1997
Er zijn sinds 1997 in Oostenrijk geen veranderingen opgetreden in de bevoegdheden voor de uitvoering van de levensmiddelenwetgeving en het toezicht op de naleving daarvan, noch in de coördinatie tussen het Bundeskanzleramt (ministerie van Algemene Zaken) en de deelstaatregeringen. Sinds het eerste bezoek is Richtlijn 93/43/EEG inzake levensmiddelenhygiëne in Oostenrijks recht omgezet. Artikel 3, over HACCP, is in Oostenrijk pas op 1 maart 1999 in werking getreden, wat verklaart waarom het HACCP-systeem in sommige levensmiddelensectoren slecht bekend is en nog niet toegepast wordt. Verklaard werd dat in de industrie en de maaltijdvoorziening grote vorderingen gemaakt zijn met de toepassing van de HACCP-beginselen, mede doordat de afnemers en de markt dit eisen. Anderzijds werd toegegeven dat de invoering van HACCP in het midden- en kleinbedrijf (bv. de detailhandel) veel trager verloopt. Wel propageren de vakorganisaties de toepassing van HACCP door hun leden. Gidsen voor goede hygiënische praktijken, waaronder de HACCP-beginselen, bieden op dit moment ook weinig hulp bij de invoering van HACCP, aangezien er nog maar één zo’n gids bestaat. Wel worden drie andere momenteel door de diensten van het Bundeskanzleramt beoordeeld en deze zullen later van groot nut zijn. Sinds 1997 worden door het Bundeskanzleramt jaarlijks cursussen over HACCP in de levensmiddelensector georganiseerd ten behoeve van inspecteurs die in de deelstaten werkzaam zijn; sommige deelstaten doen dit ook. Hoewel deze cursussen niet alleen theorieonderricht maar ook bezoeken aan bedrijven omvatten, is het beoordelingsteam van de Commissie van oordeel dat er meer praktijkworkshops in opgenomen zouden moeten worden. Alle officiële laboratoria voor levensmiddelenonderzoek zijn al geaccrediteerd of zullen dat binnenkort worden op grond van een positieve audit. Twee accreditatie-instanties hebben de deelstaatlaboratoria geaccrediteerd, terwijl één instantie de bonds- en gemeentelijke laboratoria geaccrediteerd heeft. Hierbij is het principe accreditatie van groepen tests gevolgd. Als gevolg van budgettaire beperkingen of politieke prioriteiten kunnen de deelstaten niet altijd voldoende levensmiddeleninspecteurs aanstellen om de streefdoelen van de jaarlijkse inspectie- en bemonsteringsprogramma’s die op gecoördineerde wijze door de bondskanselarij voor elke deelstaat worden opgesteld te realiseren. Daarom moeten prioriteiten voor bepaalde sectoren worden vastgesteld. 47
2.
Controle op ingevoerde levensmiddelen
De deelstaten zijn belast met de controle en volgen daarbij de door het Bundeskanzleramt opgestelde regels; ook kunnen zij zelf speciale maatregelen vaststellen. Afgezien van de verplichtingen uit hoofde van beschikkingen van de Commissie (controles op pistaches uit Iran en eerder op groenten en fruit uit Oost-Afrika) is er geen speciale aandacht voor de controle van geïmporteerde levensmiddelen op hun plaats van binnenkomst. Deze controles worden bij voorkeur bij de importeurs en groothandelaars verricht, aangezien dat het doeltreffendst geacht wordt; de controles maken deel uit van de algemene controle van levensmiddelen op de markt in het kader van de jaarlijkse bemonsteringsprogramma en zijn seizoenafhankelijk. De beschikkingen van de Commissie inzake verplichte controles bij de invoer worden door het Bundeskanzleramt doorgegeven aan de douane, die ze in haar voorschriften opneemt met behulp van een computersysteem waarvan alle douaneposten gebruik kunnen maken. Pistaches afkomstig uit Iran zijn tot dusver binnengekomen in transitovervoer naar andere lidstaten maar worden sinds kort ook rechtstreeks in Oostenrijk geïmporteerd; de officiële laboratoria hadden daardoor problemen om de verplichte analyses binnen redelijke termijn uit te voeren. Wel zijn tests op Vibrio cholerae op groenten en fruit uit Oost-Afrika uitgevoerd. Twee deelstaten hanteren op dit moment speciale controleprioriteiten voor ingevoerde producten, namelijk verontreiniging van noten met aflatoxines in de deelstaat Wenen en radioactieve besmetting van paddestoelen afkomstig uit Wit-Rusland bij één importeur in de deelstaat Stiermarken. Andere prioriteiten voor ingevoerde producten zijn niet genoemd. Bij bezoeken ter plaatse in Wenen (vliegveld en groothandelsmarkt), Nickelsdorf (landsgrens, wegvervoer), Graz (laboratorium en importeur) en Spielfeld (landsgrens, wegvervoer) kon het beoordelingsteam van de Commissie uitvoerige informatie inwinnen over de verschillende controles en over de medewerking van de douane daarbij. De bemonstering van ingevoerde levensmiddelen gebeurt grotendeels in het kader van het opsporingsprogramma voor residuen van bestrijdingsmiddelen in groenten en fruit. Wat dit betreft wordt opgemerkt dat wanneer de controleautoriteiten een te hoog gehalte aan residuen constateren, zij kennelijk onvoldoende bevoegdheid hebben om toekomstige zendingen van dezelfde oorsprong vast te houden. Importeurs en groothandelaars moeten net als andere bedrijven in de levensmiddelensector een HACCP-systeem toepassen en de levensmiddelencontrole-instanties hebben tot taak om te beoordelen of zij hun zorgplicht nakomen en de HACCP-systemen goed functioneren. Zo te oordelen hebben de importeurs van levensmiddelen in het algemeen tot nu toe weinig voortgang geboekt met de verplichting voor levensmiddelenbedrijven om in het kader van hun zorgplicht HACCP toe te passen. Verklaard werd dat de importeurs hoe dan ook monsters nemen, vooral aan het begin van het productieseizoen en in geval van nieuwe leveranciers en nieuwe derde landen. De samenwerking tussen de douane en de levensmiddelencontrole-instanties blijft in de regel blijkbaar beperkt tot de bovengenoemde verplichte controles op de plaats van binnenkomst. Kennelijk gebeurt het zelden dat een verdenking betreffende een zending levensmiddelen door de douane aan de controle-instanties wordt gemeld, zoals voorgeschreven in Verordening (EEG) nr. 339/93 betreffende controles op de overeenstemming van ingevoerde producten. Het team van de Commissie is van oordeel 48
dat als de bevoegde levensmiddelencontrole-instanties toegang kregen tot het computersysteem van de douane, zij meer grip op de controle op ingevoerde producten zouden hebben; bovendien zou die controle verbeteren als de kennisgevingen van het systeem voor snelle waarschuwingen over levensmiddelen aan de douane werden doorgegeven. De douane verklaarde dat zij met ingang van 1999 bij hun invoercontroles speciale aandacht zullen schenken aan levensmiddelen. ______________________
49
VERSLAG RESULTATEN VAN HET TWEEDE BEZOEK TER BEOORDELING VAN HET SYSTEEM VOOR OFFICIËLE LEVENSMIDDELENCONTROLE IN GRIEKENLAND DOOR HET BEOORDELINGSTEAM VOOR LEVENSMIDDELEN VAN DE EUROPESE COMMISSIE 15 - 19 MAART 1999
CONCLUSIES 1. BIJWERKING SINDS 1996 1.1 BEVOEGDE AUTORITEITEN Dezelfde 5 ministeries (Landbouw, Ontwikkeling, Financiën, Volksgezondheid en Openbare Orde) behouden hun bevoegdheid voor levensmiddelenwetgeving en levensmiddelencontrole, waaronder hun vertegenwoordigingen op regionaal en provinciaal niveau. Op provinciaal niveau zijn coördinatiecomités (met deelname van de verschillende overheidsdiensten) met hun werkzaamheden begonnen om tijdens vergaderingen de controles te plannen en te coördineren. Het algemeen chemisch laboratorium van de Staat heeft onlangs een geïntegreerd informatietechnologiesysteem opgezet dat alle laboratoria van het netwerk met elkaar verbindt, hetgeen bijdraagt tot de verbetering van de planning en de doeltreffendheid van de controles. Een interessante ontwikkeling is de oprichting in de nabije toekomst (wet goed te keuren in juni 1999) van een enkel orgaan voor levensmiddelencontrole, ressorterend onder het ministerie van Ontwikkeling en o.m. verantwoordelijk voor levensmiddelencontrole op het niveau van de consumenten. Het orgaan zal bestaan uit enkele bestaande departementen van de bevoegde ministeries maar zal niet beschikken over eigen laboratoria (er zal gebruik worden gemaakt van externe publieke en particuliere laboratoria). 1.2 VOORUITGANG BIJ LEVENSMIDDELENBEDRIJVEN HYGIËNEPRAKTIJKEN
TOEPASSING VAN EN RICHTSNOEREN
HACCP IN VOOR GOEDE
Het feit dat Richtlijn 93/43/EEG op de datum van het bezoek nog niet was omgezet, is een vertragende factor gebleken. Er kon geen evaluatie over de voortgang bij de toepassing van HACCP worden gemaakt. Het controlepersoneel van de ministeries van Financiën en Landbouw heeft echter een opleiding op dit gebied gekregen. Het aantal door de bedrijfstakken opgestelde richtsnoeren voor goede hygiënepraktijken is nog beperkt. 50
1.3 VOORUITGANG BIJ DE ACCREDITATIE VAN OFFICIËLE LABORATORIA De vastgestelde datum voor de accreditatie van de laboratoria is niet gehaald. Er is echter vooruitgang geboekt voor de laboratoria van het ministerie van Financiën (GCSL). De accreditatiedienst van het Verenigd Koninkrijk heeft reeds een precontrolebezoek aan het laboratorium van Athene gebracht en het laboratorium van Thessaloniki is bezig met de opstelling van de documentatie voor het kwaliteitsborgingssysteem. De status van het Griekse accreditatieorgaan moet worden vastgesteld om de laboratoria van het ministerie van Landbouw in staat te stellen een aanvraag tot accreditatie in te dienen. 2. CONTROLES BIJ INVOER 2.1 ROL VAN DE OFFICIËLE AUTORITEITEN De controles bij invoer worden in Griekenland in hoofdzaak uitgevoerd op de gemachtigde punten van binnenkomst en in minder mate in de installaties van de invoerders en op de markt. De controles op de punten van binnenkomst worden uitgevoerd in samenwerking tussen de diensten van de douane, het ministerie van Landbouw en het algemeen chemisch laboratorium van de Staat (GCSL) (alsook, in sommige gevallen, van het ministerie van Volksgezondheid voor microbiologische controles). Het ministerie van Landbouw voert controles uit op ruwe en bewerkte producten (naast kwaliteitscontroles op genormaliseerde producten en fytosanitaire controles). Het GCSL voert controles uit op bewerkte en met name verpakte producten, alsook controles voor de vaststelling van de douanetarieven. De vrijgave van een product door de douanediensten hangt af van de goedkeuring door het ministerie van Landbouw of het GCSL op grond van de resultaten van de controles. Alle producten worden onderworpen aan een visueel onderzoek door de controlediensten die bovendien prioriteiten hebben vastgesteld voor analytische controles van specifieke producten. De prioriteiten van het ministerie van Landbouw betreffen in hoofdzaak de opsporing van mycotoxinen: 100 % bemonstering voor aflatoxinen in pistachenoten uit Iran (overeenkomstig de bestaande beschikking van de Commissie), in aardnoten en rozijnen van diverse herkomst, 10 % bemonstering voor ochratoxine in koffie en patuline in appelsap. De bemonstering voor de opsporing van residuen van bestrijdingsmiddelen in groenten en fruit alsmede radioactiviteit in paddestoelen uit Oost-Europa is ook een van de prioriteiten, echter in mindere mate. Er bestaan instructies voor de bemonstering van noten, die nog niet in lijn zijn met de methoden die op communautair niveau van toepassing zijn. De monsterneming in containers in de havens maakt echter geen gemakkelijke toegang tot de lading en een afdoende representatieve bemonstering mogelijk. De prioriteiten voor het GCSL vloeien deels voort uit de kennisgevingen van het snelle waarschuwingssysteem van de EU (die door het GCSL naar de verschillende ministeries worden doorgestuurd) en hebben onder meer betrekking op zware metalen (cadmium) in visproducten, additieven, alcoholische dranken en materialen die met levensmiddelen in aanraking komen.
51
Het ministerie van Volksgezondheid voert met name controles uit op salmonella in geraspte kokos en op Vibrio cholerae. 2.2 DOOR DE INVOERDERS UITGEVOERDE ZELFCONTROLES De zelfcontroles door de invoerders, in het kader van hun verplichtingen ten aanzien van de productveiligheid, maken ook deel uit van de invoercontroles. De omvang daarvan werd voor één invoerder toegelicht maar nadere informatie is wenselijk. ___________________________
52