VERSLAG VAN DE 94ste (MARITIEME) ZITTING VAN DE INTERNATIONALE ARBEIDSCONFERENTIE
(Genève, 7-23 februari 2006)
Inhoudsopgave Inleiding en achtergrond Deel I Conferentieverslag 1.1 1.2
Samenvatting conferentiebevindingen 1.1.1 Toespraak van de heer Barrot, Europese Commissie, DG Transport 1.1.2 Samenstelling van de Koninkrijksdelegatie Agenda van de 94e (maritieme) zitting van de Internationale Arbeidsconferentie
Deel II Behandeling vaste onderwerpen 2.
Rapporten van de voorzitter van de Beheersraad en van de DG 2.1 Rapport van de voorzitter van de Beheersraad 2.2 Rapport van de DG over ontwikkelingen in de maritieme sector 2.2.(a) Reactie van de DG op de discussie over zijn rapport
Deel III Behandeling onderwerp door de Beheersraad op de agenda geplaatst 3.
Aanname van een instrument dat maritieme arbeidsnormen consolideert 3.1 Verslag plenaire conferentie comité (Report of the Committee of the Whole) 3.2 Stemming over het nieuwe instrument 3.3 Door conferentie aanvaarde verdragstekst 3.4 Verslag Selectie Comité (met door conferentie aanvaarde resoluties)
INLEIDING EN ACHTERGROND
INLEIDING EN ACHTERGROND Op het terrein van de handelsvaart (dat wil zeggen de koopvaardij en natte waterbouw) bestaan thans 34 IAO-Verdragen en 32 Aanbevelingen. Deze internationale standaards hebben betrekking op een scala aan onderwerpen zoals arbeidsomstandigheden en voorwaarden; sociale zekerheid; accommodatie aan boord; medische keuringen van zeevarenden; toezicht en handhaving etc. (Maritieme) IAO-Verdragen zijn na bekrachtiging bindend en kunnen slechts eens in de tien jaar, na consultatie van sociale partners en parlementaire goedkeuring, worden opgezegd. De bestaande maritieme IAO normen waren toe aan modernisering. Daarom is in januari 2001 door de IAO een exercitie gestart die moest leiden tot één nieuw maritiem arbeidsverdrag dat op voldoende draagvlak bij lidstaten (en sociale partners) kon rekenen. Primaire doelstellingen waren het level playing field in de mondiale zeevaartsector te verbeteren en ‘fatsoenlijk werk’ voor alle zeevarenden te bevorderen o.a. via een nieuw toezichtsmechanisme én om te komen tot een nieuwe systematiek waardoor het verdrag ook in de toekomst steeds actueel kon blijven. Het maritieme arbeidsverdrag 2006 consolideert voor het merendeel bestaande maritieme arbeidsnormen. Voor Nederland zijn er desalniettemin een aantal noviteiten doordat niet eerder geratificeerde verdragen zijn geïncorporeerd en doordat bestaande verdragen zijn aangevuld met extra verplichtingen. De Europese Commissie (EC) is vanaf het begin actief betrokken bij de maritieme IAO verrichtingen sinds 2001. De EC heeft aangekondigd in haar werkprogramma van 2006 het nieuwe maritieme arbeidsverdrag (deels) te willen omzetten in Europese regelgeving. De betrokkenheid van Nederland bij IAO kwesties is pro actief. De internationale afspraken die in IAO-verband worden gemaakt op het terrein van arbeidswet- en regelgeving in de zeevaart zijn van grote invloed op de concurrentiepositie van de Nederlandse zeevaartsector en het mondiale level playing field. . Het nieuwe maritieme arbeidsverdrag is op een aanzienlijk aantal punten gemoderniseerd en verbeterd volgens de Nederlandse regering. Een aantal struikelblokken die Nederland in het verleden hebben belet om afzonderlijke maritieme ILO verdragen te ratificeren zijn met de adoptie van de nieuwe tekst weggenomen.De Nederlandse regering heeft daarom ook ingestemd met de aanname van de tekst. Het verdrag betekent evenwel dat op sommige punten aanpassing in nationale wet- en regelgeving en het toezichtinstrumentarium plaats dient te vinden omdat er in het verdrag ILO standaards zijn gecodificeerd die niet eerder door Nederland zijn geratificeerd en omdat bestaande door Nederland reeds geratificeerde verdragsteksten zijn gemoderniseerd. Vertegenwoordigers van de reders en zeevarenden hebben intensief deelgenomen aan de (voor)besprekingen in de IAO. Zowel reders als zeevarenden hebben ingestemd met het nieuwe maritieme arbeidsverdrag
DEEL I CONFERENTIEVERSLAG
1.1
SAMENVATTING CONFERENTIEBEVINDINGEN 1.2
AGENDA
1.1 Samenvatting conferentiebevindingen - Deelnemers conferentie De 94ste (maritieme) zitting van de Internationale Arbeidsconferentie (IAC) vond plaats van 7 – 23 februari 2006 in Genève. De overheidsgedelegeerde van Frankrijk, de heer Jean-Marc Schindler, werd gekozen tot voorzitter van de conferentie. Tot vice-voorzitters werden gekozen de heer Teranishi (Japan) namens de overheden, de heer Lindemann (Duitsland) namens de reders (werkgevers) en de heer Orrell (V.K.) namens de zeevarenden (werknemers). De heer Zhang (China) trad op als voorzitter van de regeringsgroep, terwijl de heer Lindemann (Duitsland) en de heer Orrell (V.K.) optraden als voorzitters van respectievelijk de reders- en de zeevarendensgroep. Eregasten tijdens de 94ste Maritieme Internationale Arbeidsconferentie (IAC) waren de heer Mitroupolous, SG van de IMO (International Maritime Organization) en mevrouw Yrvin, Deputy Minister of Trade van Noorwegen. Zij hielden beiden een toespraak tijdens de zitting op 20 februari 2006. Een andere speciale gast tijdens de conferentie was de heer Xu, Vice-Minister of Communications, China, die op 21 februari een toespraak hield. Na de stemming over het verdrag op 23 februari 2006 heeft de heer Barrot, vice-voorzitter van de Europese Commissie en verantwoordelijk voor Transport, eveneens een toespraak gehouden. Hij lichtte toe dat de Europese Commissie overweegt het nieuwe maritieme verdrag deels in EU wetgeving om te zetten en benadrukte dat de EU alles zal doen om de lidstaten aan te moedigen het nieuwe maritieme IAO-Verdrag te bekrachtigen. Deze toespraak is opgenomen in bijlage 1.1.1 van dit verslag. Het overheidsdeel van de Nederlandse delegatie was samengesteld uit vertegenwoordigers van de ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Verkeer en Waterstaat. De samenstelling van de Koninkrijksdelegatie is opgenomen in bijlage 1.1.2. De door de Rijksministerraad goedgekeurde instructie voor de Koninkrijksdelegatie is opgenomen in bijlage 3.1. - Samenstelling comités en werkgroepen Alle agenda onderwerpen zijn besproken in een Committee of the Whole (hierna: COW), dat wil zeggen in een plenaire, tripartiet samengestelde, vergadering. Het verslag van de discussie over het nieuwe maritieme verdrag in dit Comité is opgenomen in bijlage 3.(c) van dit verslag. Voorzitter van het COW was de heer Carlton, (overheid; V.S.), vice-voorzitters waren de heren Lindemann (Duitsland; reders) en Orrell (V.K.; zeevarenden). Als rapporteurs werden gekozen mevrouw Abdel Hamid Elsayes (overheid; Egypte), de heer Bell (overheid; Bahamas) en de heer Boumpopoulos (overheid, Griekenland). Het COW heeft een Drafting Committee aangesteld, bestaand uit overheidsvertegenwoordigers uit Canada, Zuid-Afrika en het V.K. en uit een reders- en zeevarendenvertegenwoordiger uit het V.K..
Het COW heeft eveneens enkele werkgroepen ingesteld die parallel aan de plenaire vergadering werkten aan enkele specifieke knelpunten. Een ervan was gewijd aan de inwerkingtredingsbepalingen en bepaalde aspecten van de amendementprocedures van het nieuwe verdrag, de andere werkgroep aan schepen die exclusief in binnenwateren of vergelijkbare wateren varen. Mandaat van die werkgroepen was om op die deelonderwerpen tot consensus te komen en hierover terug te koppelen aan de plenaire vergadering en de Steering Commitee (stuurgroep). Aan beide werkgroepen werd door Nederland deelgenomen. De stuurgroep, die bestond uit Officers of the meeting, coördineerde de dagelijkse gang van zaken. Als Officers zijn gekozen: namens de overheid de heer Zhang (voorzitter; China) en de heer Smefjell (vice-voorzitter; Noorwegen), namens de reders de heer Lindemann (voorzitter; Duitsland), de heer Cox (vice-voorzitter; V.S.), de heer Akatsuka (vice-voorzitter; Japan) de heer Dearsley (secretariaat; V.K.) en mevrouw Wiseman (secretariaat; ITF), namens de zeevarenden de heer Orrell (voorzitter; V.K.), de heer Crumlin (vice-voorzitter; Australië) en de heer Whitlow (secretariaat; ITWF) De conferentie heeft ook een Selection Committee ingesteld, bestaand uit mevrouw Albuquerque (voorzitter; overheid; Brazilië), de heer Lindemann (vice-voorzitter; reders; Duitsland) en de heer Orrell (vice-voorzitter; zeevarenden; V.K.). Taak van het selectie comité was de tijdens de conferentie ingediende Resoluties te bestuderen en hierover aan de conferentie verslag uit te brengen. Het verslag van het Selectie Comité is opgenomen in bijlage 3.5 van dit verslag. - Het rapport van de voorzitter van de Beheersraad en het rapport van de DG Het rapport van de voorzitter van de Beheersraad bevatte een overzicht van de activiteiten die de Beheersraad op maritiem vlak heeft ondernomen. Er wordt teruggeblikt op de laatste maritieme arbeidsconferentie in 1996, waarin belangrijke maritieme verdragen zijn aangenomen. Er ontstond in toenemende mate aandacht voor naleving van de verdragen en toezicht daarop middels inspectie. Sinds 2001 is gewerkt aan de voorbereiding van het nieuwe maritieme IAO-Verdrag. Daarnaast is in 2003 het Verdrag inzake Identiteitsbewijzen Zeevarenden aangenomen. Dit verdrag, dat tot stand kwam onder invloed van de behoefte aan versterkte veiligheidsmaatregelen (na 09-11), wordt niet vervangen door het nieuwe maritieme verdrag. Het rapport is opgenomen in bijlage 2.1. Het rapport van de DG van de IAO geeft een overzicht van de (actuele) economische, technische en sociale ontwikkelingen in de maritieme sector en geeft inzage in de recente activiteiten van de IAO op dit terrein. Er wordt nader ingegaan op het belang van enerzijds de bevordering van meer gelijkwaardige economische concurrentie in de mondiale zeevaartsector en anderzijds de ontwikkeling van normen voor fatsoenlijk werk (“decent work”) voor zeevarenden middels verdragen en technische samenwerking met lidstaten en met andere organisaties. Ook bevat het rapport een overzicht van in de toekomst te verwachten activiteiten van de IAO in de maritieme sector waaronder de instelling van een tripartiet samengesteld maritiem comité wat tot belangrijkste taak krijgt het nieuwe arbeidsverdrag indien nodig te wijzigen en te actualiseren. Bijzondere aandacht wordt gevraagd voor de almaar oplopende tekorten aan geschoolde zeevarenden wereldwijd en in het verlengde daarvan de wenselijkheid tot het aantrekken van meer vrouwelijke zeevarenden. Het aanvaarden van een nieuw maritieme verdrag is een belangrijke stap voorwaarts zowel naar inhoud alsmede naar systematiek.. Het bevorderen
van bekrachtiging van het verdrag eveneens. Het rapport van de DG is opgenomen in bijlage 2.2. Tijdens de plenaire discussie over het rapport van de DG erkenden meeste partijen dat het nieuwe verdrag een belangrijke mijlpaal is in het bereiken van fatsoenlijk werk voor zeevarenden. Minstens zo belangrijk echter is het bekrachtigen en het naleven van het verdrag. Technische samenwerking en ondersteuning wordt hierbij als cruciaal gezien. De reactie van de DG op de discussie op zijn rapport is opgenomen in bijlage 2.2(a). - Het verdrag Het maritieme arbeidsverdrag, 2006, is op 23 februari 2006 unaniem aangenomen, met 314 stemmen voor. Er waren 4 onthoudingen, namens Venezuela en Libanon (per overheid kunnen 2 stemmen worden uitgebracht). Het maritieme IAO-Verdrag vormt de zogenaamde “vierde pijler” van de internationale maritieme zeevaartwetgeving, naast het STCW, MARPOL en het SOLAS-Verdrag. De door de conferentie aanvaarde verdragstekst is opgenomen in bijlage 3.4. Een overzicht van de stemming is opgenomen in bijlage 3.3. In januari 2001 is de IAO een exercitie gestart die moest leiden tot één nieuw maritiem arbeidsverdrag dat op voldoende draagvlak bij lidstaten (en sociale partners) kan rekenen. Aanleiding hiervoor is dat de bestaande maritieme IAO-normen: - verouderd zijn gelet op moderne ontwikkelingen in de zeevaart; - te complex en te gedetailleerd zijn en elkaar overlappen of tegenspreken; - onderworpen zijn aan tijdrovende en kostbare amenderingprocedures; - vanwege inadequate toepassing en naleving leiden tot oneerlijke concurrentie als gevolg van “social dumping” en een verstoring van het mondiale level playing field. Het verdrag, heeft tot doel het level playing field te verhogen en fatsoenlijk werk (“decent work”) in de zeescheepvaart wereldwijd te bevorderen. Het vervangt en moderniseert ongeveer 60 bestaande IAO-verdragen en aanbevelingen op het terrein van de zeescheepvaart. Het wordt daarnaast gekenmerkt door een nieuwe opzet van enerzijds bindende artikelen, standaards en een code A en een niet-bindende code B anderzijds. Tenslotte kent het verdrag een vereenvoudigde amenderingprocedure voor de gehele Code. Het recente verdrag inzake Identiteitsbewijzen Zeevarenden (IAO-Verdrag nr. 185) is niet meegenomen in het nieuwe verdrag. Evenmin wordt IAO-Verdrag nr. 71 inzake Pensioenen voor zeevarenden vervangen door het nieuwe verdrag. Beide verdragen blijven daarom als zogenaamde ‘stand alone conventies’ van kracht voor de landen die ze geratificeerd hebben. Tijdens de conferentie is daartoe overeenstemming bereikt. Het verdrag is niet van toepassing op (zee)visserij. In juni 2007 zal evenwel een soortgelijk verdrag specifiek voor de (zee)vissering op de agenda van de IAC staan. De belangrijkste onderwerpen en de hieraan gelieerde kwesties die keer op keer (in de aanloop naar) tijdens de maritieme arbeidsconferentie aan de orde zijn geweest betreffen: – de definities (vooral van zeevarende) en de reikwijdte van het nieuwe verdrag; – de opbouw en structuur van het nieuwe verdrag analoog aan het Standards of Training Certification and WatchkeepingTCW (STCW-verdrag) van de Internationale Maritieme Organisatie; respectievelijk de status en functie van deel A en B van de Code; – inwerkingtreding en opzegging; – de vereenvoudigde amenderingprocedure voor de Code A en B
– vormgeving van het toezicht en de handhaving; – sociale zekerheid; – aansprakelijkheid- en verantwoordelijkheidsverdeling tussen vlaggenstaat, havenstaat en labour supplier countries; – vormgeving klachtenprocedures. - Belangrijkste gevolgen maritiem arbeidsverdrag De belangrijkste gevolgen voor Nederland bij bekrachtiging van het maritieme IAO verdrag zijn gelegen in de modernisering en aanpassing van de zeevaart-arbeidswet en regelgeving (Wetboek van Koophandel, Zeevaartbemanningswet) en de extra inspectie verplichtingen zoals vlaggestaatinspectie alsmede havenstaatcontrole op arbeids- en sociale normen in de zeevaart. - Administratieve lasten en inspectiedruk Met betrekking tot administratieve lasten in de Verdragstekst kan worden gemeld dat het overgrote deel voorvloeit uit titel V van het Verdrag (toezicht en handhaving). Dit heeft met name consequenties voor de Inspectie Verkeer en Waterstaat. Voor het bedrijfsleven zijn de gevolgen evenwel beperkt. Extra taken voor reders zijn gelegen in het verplicht laten vertalen in het Engels van CAO’s en arbeidsovereenkomsten die aan boord aanwezig dienen te zijn en in de opstelling en de vertaling van de “Declaration of Labour Compliance” deel II. De inspectiedruk zal echter voor reders en opvarenden mogelijk toenemen omdat zowel vlaggenstaten als havenstaten een rol krijgen in uitvoering en handhaving. De omvang waarin administratieve lasten en inspectiedruk toenemen zal in een later stadium geduid worden. - EU-betrokkenheid en coordinatie De Europese Commissie (EC) is vanaf het begin actief betrokken bij de maritieme IAO verrichtingen sinds 2001. Ook heeft de EC sturing gegeven door in het gehele voortraject tot aan de conferentie maar ook tijdens de conferentie op die terreinen waarop de EC (gedeeltelijke) competenties heeft. De EC heeft inmiddels aangekondigd in haar werkprogramma van 2006 het nieuwe maritieme IAO-verdrag te willen omzetten in Europese regelgeving en te implementeren binnen de EU. Momenteel wordt er een (economische) impact studie uitgevoerd naar de economische en sociale gevolgen voor de Europese lidstaten afzonderlijk of als geheel indien en nadat het maritieme IAO verdrag wordt geïmplementeerd. Het V.K. nam op verzoek van Oostenrijk het voorzitterschap van de EUcoordinatievergaderingen waar. Ook aspirant toetreders Bulgarije en Roemenië, de geassocieerde leden Noorwegen en IJsland, en de Europese Commissie namen hier aan deel. Namens deze EU-groep, die dus niet beperkt was tot EU-lidstaten, zijn veel voorstellen voor amendementen in de plenaire vergadering ingediend. Deze zijn terug te vinden in het verslag van het plenaire comité, dat is opgenomen in bijlage 3.2. -
Hoofdlijnen van de inhoudelijke discussie
• Inwerkingtredings- en amenderingsbepalingen van het verdrag Er is een speciale werkgroep ingesteld (V.S., China, Bahama’s, Egypte, Ierland, Japan, Korea, Liberia, Nederland, Nigeria, Panama, Verenigde Arabische Emiraten, V.K., Venezuela, reders en zeevarenden) die tot voornaamste taak had drempels vast te stellen voor inwerkingtreding van het verdrag en aspecten van amenderingprocedures. De
werkgroep kwam met het voorstel dat het verdrag in werking treedt wanneer het door 30 lidstaten is geratificeerd, die een gezamenlijk wereldtonnage van 33% vertegenwoordigen. Amendementen voor de Code (deel A en B) mogen worden ingediend door vijf lidstaten die het verdrag hebben geratificeerd. Tenslotte wordt een amendement dat is aangenomen door de conferentie geacht geaccepteerd te zijn tenzij 40% van de ratificerende lidstaten en 40% van de tonnage van de IAO lidstaten (dus géén wereldtonnage) verklaart het hiermee niet eens te zijn. • Reikwijdte van het verdrag Ook is een speciale werkgroep ingesteld (Noorwegen, Algerije, Angola, Canada, Chili, China, Denemarken, Frankrijk, Duitsland, India, Japan, Liberia, Filippijnen, V.S. reders en zeevarenden) om de verschillende aspecten met betrekking tot de reikwijdte van het verdrag in kaart te brengen en tot een compromis tekst te komen. Deze aspecten betroffen o.a. een Canadees/Amerikaans amendement om “coastal voyages” uit te zonderen; de definitie van schip (oorlogsschepen, baggerschepen); de definitie van zeevarende (Griekenland en Duitsland); de definities van “closely adjacent waters” en ‘continental shelf” en een Filippijns probleem van interne kustvaart binnen de Filippijnse archipel. De werkgroep is met een gezamenlijk tekstvoorstel gekomen dat door het plenaire comité is aangenomen. • Definitie van “shipowner” en ketenaansprakelijkheid De EU heeft (initiatief van Nederland) een amendement ingediend op de definitie van “shipowner” met als doel flexibiliteit in moderne arbeidsverhoudingen aan boord te erkennen (bijvoorbeeld uitzendarbeid waarbij de uitlener optreedt als formele werkgever van de zeevarenden (uitzendkracht)) en tegelijkertijd de benodigde zekerheid te bieden door ketenaansprakelijk in te bouwen. De scheepseigenaar blijft hierdoor te allen tijde aansprakelijk en eindverantwoordelijk. Het amendement is in aangepaste vorm aanvaard door het plenaire comité. • IAO-Verdrag nr. 71 inzake pensioenen zeevarenden De zeevarenden hebben een amendement ingediend om de bepalingen uit IAO-Verdrag nr. 71, die betrekking hebben op pensioenen van zeevarenden, in het nieuwe maritieme verdrag op te nemen. Dit amendementen is wegens onvoldoende steun weer ingetrokken. Dit betekent dat Verdrag nr. 71 (dat Nederland heeft bekrachtigd) niet door het nieuwe maritieme verdrag zal worden vervangen. • Inspectie op sociale zekerheid aan boord De zeevarenden trachtten door middel van een amendement de verplichting tot vlaggenstaat inspectie aan boord op sociale zekerheid te introduceren in de tekst. Dit voorstel stuitte op felle weerstand en leidde uiteindelijk tot een stemming door een ‘show of hands’. Niet vanwege de sociale zekerheidswaarborg voor zeevarenden op zich,die al op andere wijze is gegarandeerd, maar omdat deze waarborg nauwelijks aan boord te controleren valt stemden, op Spanje, Frankrijk en Portugal na, alle EU-lidstaten tegen het amendement. Het amendement heeft het niet gehaald. • Toegang tot “legal venue” Eén van de meest intensieve discussies had betrekking op een amendement, ingediend door de zeevarenden, dat beoogde zeevarenden wereldwijd toegang te verschaffen tot de rechtsgang. Enkele lidstaten steunden dit amendement en verwezen naar aanpalende internationale verdragen op dit punt. Andere lidstaten, waaronder de gehele EU plus
geassocieerde leden, betoonden zich tegenstander met als argument dat een maritiem verdrag zich niet zou lenen voor dergelijke bepalingen en dat dit al elders geregeld is (zoals in de “Universele verklaring van de rechten van de mens”). Ook wordt gerefereerd aan het feit dat ‘jurisdictie’ en ‘venue’ verschillende betekenissen hebben en niet zonder meer uitwisselbaar zijn. Uiteindelijk is een voorstel voor een alternatieve bewoording door de vertegenwoordiger van de SG van de IAO door het plenaire comité geaccepteerd. • Registratie van alle overtredingen aan boord door vlaggenstaten De EU heeft amendementen ingediend om vlaggenstaten te vrijwaren van onnodige administratieve lasten bij het registreren en opslaan van alle geconstateerde overtredingen en eerder afgegeven waarschuwingen aan boord van een zeker schip. De kwestie is overgedragen aan de Drafting Committee die met een acceptabele alternatieve tekst is gekomen. • Opstellen en bijhouden jaarlijks, statische rapportages Nederland en het VK hebben een amendement ingediend om de richtlijn, waarin van lidstaten wordt gevraagd om jaarlijkse statistische rapportages op te stellen van alle (nationale) zeevarenden naar een range van onderwerpen, te schrappen. Nederland en het VK hebben verklaard niet aan deze richtlijn te kunnen voldoen, met name niet ten aanzien van nationale zeevarenden die op buitenlandse vlaggenschepen dienst doen. Deze richtlijn betekent bovendien een (onnodige) administratieve last voor lidstaten. Het Drafting Committee heeft een alternatieve tekst opgesteld die de opgelegde verplichtingen terugdringt. Deze tekst, die uitsluitend ziet op het bijhouden en publiceren van gegevens betrekking hebbende op de nationale vlaggenschepen, is aangenomen. • Notificatie en rapportageverplichting voor alle deficiënties De EU heeft een amendement ingediend om meer evenwicht te brengen in het enerzijds voldoen aan de verdragsverplichtingen en het bieden van een adequaat beschermingsniveau aan zeevarenden wereldwijd en anderzijds te waarborgen dat inspecteurs op een effectieve, uniforme en mondiale implementatie van het verdrag kunnen toezien zonder dat dit leidt tot onnodige en kostbare administratieve procedures en lasten. Daarom is het de bedoeling dat ernstige overtredingen te allen tijde gerapporteerd worden. Echter bij minder ernstige of zelfs lichte overtredingen of het niet voldoen aan bepaalde verplichtingen zou deze rapportageverplichting achterwege kunnen en moeten blijven. Ter illustratie van een manier waarop een dergelijk systeem met minder verplichtingen kan werken wordt gewezen naar de werkingssystematiek en effectiviteit van het Paris MOU, het Tokyo MOU en de Kustwacht van de VS. Daar wordt gebruik gemaakt van de publiek toegankelijke database van Equasis. Er werd een informele werkgroep ingesteld die met een voor iedereen acceptabele formulering zou moeten komen. De door de werkgroep bereikte tekst was voor sociale partners acceptabel. De EU meende echter dat deze tekst significant afwijkt van het eerder voorgesteld amendement, maar heeft dit “in the spirit of compromise”geaccepteerd. • Recruitment and placement Duitsland en Australië voorzagen problemen met de reikwijdte van de verdragsbepalingen ten aanzien van manning agencies (arbeidsbemiddelings- en uitzendbureaus). Voorkomen diende te worden dat manning agencies die slechts incidenteel zeevarenden bemiddelen en plaatsen aan boord van schepen aan alle verplichtingen van het verdrag zouden moeten voldoen. Er werd een informele werkgroep ingesteld (samenstelling Duitsland, Australië, Nederland plus sociale partners) die voorstelde de bepalingen ten aanzien van manning
agencies uitsluitend van toepassing te laten zijn op die bureaus die als hoofdactiviteit zeevarenden bemiddelen en plaatsen of een aanzienlijke omvang in aantallen van zeevarenden bemiddelen en plaatsen. In geval van twijfel bepalen de nationale autoriteiten –na consultatie van sociale partners- of agencies aan de verdragsverplichtingen dienen te voldoen. Dit tekstvoorstel is aanvaard. Een ander obstakel met betrekking tot recruitment and placement bestaat uit een systeem dat met name in de V.S. gebruikelijk is, de zogenaamde hiring halls. Deze hiring halls bemiddelen voor zeevarenden die bij een bepaalde vakbond aangesloten zijn. De VS, daarbij gesteund door de zeevarenden, wilden een erkenning en institutionalisering van deze manier van bemiddeling in het verdrag. Vele lidstaten en de reders uitten grote bezwaren tegen het voorstel, omdat een dergelijke bepaling zou kunnen leiden tot een (onwenselijke) vorm van arbeidsmarktbescherming waarbij het al dan niet lid zijn van een vakbeweging de kansen voor werkzoekende zeevarenden zou kunnen beïnvloeden. Ook voor de oplossing van dit probleem is een informele werkgroep geformeerd (samenstelling VS, Nederland, Maleisië, Namibië plus sociale partners) waarbij het uiteindelijke tekstvoorstel van de werkgroep als een package tezamen met het “Duitse” voorstel door het plenaire comité is aanvaard. Dit voorstel houdt in dat bestaande systemen van hiring halls en de introductie en erkenning van CAO’s als basis voor een stelsel van recruitment and placement worden erkend, maar dat dit stelsel uitsluitend betrekking heeft op nationale, bestaande systemen die een rol vervullen bij de werving en selectie van nationale zeevarenden op nationale vlaggenschepen. De EU verklaarde ten aanzien van dit voorstel dat, ofschoon zij dit voorstel uit principiële overwegingen afwijst, in het licht van een wenselijk compromis geen verder bezwaar zou maken. Een derde probleem betrof het feit dat lidstaten verplicht zijn alle niet opgeloste klachten die zich voordoen in relatie tot de praktijken van de manning agency te administreren. De EU stelde voor deze bepaling te schrappen omdat de verdragtekst elders al voldoende waarborgen biedt om zeevarenden van een adequaat stelsel van klachtenprocedures en – mogelijkheden aan boord en aan de wal te voorzien. Het plenaire comité kon hiermee instemmen. • Werk en rusttijden kapiteins en eerste stuurlieden Zowel door de reders als door Japan, Indonesië, Maleisië, Pakistan, Nieuw Zeeland, Korea, Filippijnen, Thailand en de Russische Federatie zijn verschillende amendementen ingediend om de kapitein en de eerste stuurlieden categoraal uit te zonderen van de arbeids- en rusttijden regelingen. Deze amendementen zijn door een grote meerderheid van zeevarenden en overheden verworpen. • Repatriëring achtergelaten en gestrande zeevarenden Noorwegen en de VS hebben amendementen op de repatriëringsbepalingen ingediend om te verzekerend dat, indien havenstaten of een derde partij repatriëringskosten hebben voorgeschoten, deze kosten verhaald kunnen worden op de vlaggenstaat. De amendementen kregen geen steun van de zeevarenden omdat de voorliggende tekst rechtstreeks uit bestaande verdragen zijn overgenomen die voldoende helderheid en waarborgen ten aanzien van een ieders financiële verantwoordelijkheden en aansprakelijkheden bieden. Ook de verhouding tussen het IAO-Verdrag en de “International Convention on Arrest of Ships 1999” is besproken. Een door de EU ingediend amendement, dat behelst dat ingeval
van repatriëring zowel het woonland en het land van nationaliteit van de zeevarende geïnformeerd te dienen worden via hun respectievelijke consulaire diensten, werd aangenomen. Voorts werd door de zeevarenden erop aangedrongen dat de gezamenlijke IMO/IAO werkgroep haar werkzaamheden zal blijven voortzetten. Zij kondigden tevens aan een resolutie in te dienen over dit onderwerp. • Accommodatie aan boord De zeevarenden hebben een amendement ingediend om te garanderen dat een ieder die aan boord werkt recht heeft op gratis voeding aan boord. Alhoewel omstreden wordt dit amendement in aangepaste vorm aangenomen mede dankzij de harde inzet van de zeevarenden geleding op dit punt. Enkele lidstaten uit de South Pacific hebben een amendement ingediend om verplichte accommodatieverblijven en -voorzieningen voor mannen c.q. vrouwen aan boord af te schaffen, aangezien er toch nauwelijks vrouwelijke zeevarenden zijn in de moderne zeevaart. Dit amendement werd - onder hilariteit - verworpen door een grote meerderheid van lidstaten en sociale partners. • Inhoud medicijnkast aan boord Ten aanzien van de medische uitrusting aan boord heeft Nederland, gesteund door de EU, een amendement ingediend inzake een expliciete verwijzing in de tekst naar de bestaande richtlijnen van de World Health Organisation (WHO) op dit terrein, om te voorkomen dat bepaalde medische uitrusting aan boord in de medicijnkast ondermaats is. Dit amendement is aangenomen. • Veiligheidscommissies aan boord De EU heef een amendement ingediend om te verduidelijken dat niet alle schepen, met name de kleinere typen met slechts enkele zeevarenden aan boord, de beschikking hebben over een veiligheidscommissie aan boord. De zeevarenden zijn fel tegen dit EU amendement gekant. Volgens het IAB bepaalt het bestaande Verdrag nr. 134 dat er te allen tijde een veiligheidscommissie aan boord dient te zijn. Omwille van een verduidelijking in de nieuwe verdragstekst is door het VK vervolgens een subamendement voorgesteld om bij vijf of meer zeevarenden aan boord de verplichting in te stellen tot het hebben van een dergelijke veiligheidscommissie, dat werd aangenomen. • Resoluties De conferentie heeft 17 resoluties aangenomen. De belangrijkste betreffen: - een resolutie over de promotie van het maritieme arbeidsverdrag 2006; - een resolutie over de voortzetting van een tweetal IMO/IAO werkgroepen op het terrein van repatriëring en eerlijke behandeling van zeevarenden; - een door de EU ingediende resolutie tot de ontwikkeling van geharmoniseerde standaards op het terrein van medische keuringen van zeevarenden in overleg met de WHO; - een resolutie over het creëren van een overgangsregime bij de afgifte van de maritieme arbeidscertificaten en de nalevingscertificaten; - een resolutie die de IAO oproept actie te ondernemen tegen bewapende bendes en piraterij in de moderne zeevaart; - een resolutie die oproept tot het verder ontwikkelen en het moderniseren van richtlijnen ten behoeve van vlaggenstaat inspectie; - een resolutie die oproept tot het verder onderzoeken van de definitie van zeevarenden; - een resolutie die oproept tot de promotie van het zeevarend beroep onder vrouwen. Het verslag van het selectie comité met de tekst van de aanvaarde resoluties is opgenomen in
bijlage 3.5. • Samenvatting resultaten Nederlandse instructie Nederland heeft op een aantal punten de vooraf opgestelde instructie kunnen waar maken. Voor wat betreft de gewijzigde definitie van scheepseigenaar en de daarmee samenhangende ketenaansprakelijkheid is het op initiatief van Nederland ingediend EU amendement in een gewijzigde vorm aanvaard. Op het punt van de definitie van zeevarenden is een resolutie aangenomen om deze kwestie in de toekomst verder op de ILO agenda te plaatsen zo mogelijk verder uit te werken. Ook is het door Nederland gewenste duidelijke onderscheid tussen verblijven en werken aan boord verder aangescherpt in de verdragtekst. Met betrekking tot de wens van Nederland tot het verder harmoniseren van medische standaards wereldwijd, bij de keuring van zeevarenden, is een resolutie aangenomen die de ILO en World Health Organisation (WHO) daartoe oproept. Het verdrag betekent een (lichte) toename van administratieve lasten voor het bedrijfsleven met name vanwege de introductie van een nieuw inspectie stelsel aan boord van zeeschepen met betrekking tot arbeids- en sociale normen. Op de punten van synchronisatie tussen de ILO inspecties en de bestaande ISM systematiek bleek een daartoe ingediende concept resolutie evenwel niet haalbaar. Ook is de wens tot het schrappen van controles op de uitbetaling van gages en manning agencies niet opportuun gebleken omdat dit op felle weerstand van de zeevarende geleding stuitte. Tenslotte zal de aansprakelijkheidskwestie van achtergelaten, zieke en gewonde zeevarenden verder worden uitgewerkt in de gezamenlijke IMO/ILO werkgroep in 2007.
1.2 Agenda voor de 94ste (maritieme) zitting van de Internationale Arbeidsconferentie (2006) Vaste onderwerpen: 2.
Rapporten van de voorzitter van de Beheersraad en van de DG 2.1 Rapport van de Voorzitter van de Beheersraad 2.2 Rapport van de DG over ontwikkelingen in de maritieme sector 2.2.(a) Reactie van de DG op de discussie van zijn rapport
Door de Beheersraad op de agenda geplaatst: 3.
Aanname van een instrument dat maritieme arbeidsnormen consolideert, standard setting, enkele discussie
BIJLAGE 1.1.1
TOESPRAAK DE HEER BARROT EUROPESE COMMISSIE DG TRANSPORT
BIJLAGE 1.1.2
SAMENSTELLING KONINKRIJKSDELEGATIE
INTERNATIONAL LABOUR CONFERENCE 94th Maritime session, Geneva 7 – 23 February 2006 FORM FOR CREDENTIALS OF DELEGATIONS Name of country: the Netherlands Government delegates Mr. BEETS, Lauris, Director International Affairs, Ministry of Social Affairs and Employment Ms. LEUR VAN, Alette, Deputy Director International Affairs, Ministry of Social Affairs and Employment Advisers Mr. HUIJSER, Rob, Deputy director for Maritime Transport, Ministry of Transport, Public Works and Water management (substitute delegate) Mr. DE BRUIJN, Rob, Policy Advisor, Ministry of Transport, Public Works and Water management Ms. VAN GASTEREN, Ingeborg, Policy Advisor, Ministry of Transport, Public Works and Water management Ms. VAN DER LOUW, Cynthia, Policy Advisor, Ministry of Social Affairs and Employment Other persons attending the Conference Mr. PRINS, Etienne, Policy Advisor, Ministry of Transport, Public Works and Water management Mr. RŐHLING, Frank, Senior expert Netherlands Shipping Inspection, Ministry of Transport, Public Works and Water management
Shipowners’delegate Mr. HOLLAAR, Guido, Managing Director, Royal Association of Netherlands’ Shipowners Advisers Mr. WESTRA, Tjitso, Staff member Operational Affairs, Royal Association of Netherlands’ Shipowners (substitute delegate) Mr. KETEL VAN, Hendrik, Senior Engineer Quality, Environment, Safety & Health, Royal Association of Netherlands’Shipowners Other persons attending the Conference Mr. HOEK, Simon, Head of Social Affairs & Education Department, Dutch Association of Mr. Zier, Maarten, Industrial Relations Officer, Royal Association of Netherlands’Shipowners
Seafarers’delegate Mr. SARTON, Ed, International secretary, Dutch Seafarers’Federation
Adviser Mr. VERHOEF, Arie, Consultant, Dutch Seafarers’Federation (substitute delegate) Mr. TOUWEN, Rudi, Union Official, Dutch Seafarers’Federation
DEEL II BEHANDELING VASTE ONDERWERPEN
2.1 RAPPORT VOORZITTER BEHEERSRAAD
2.2 RAPPORT DIRECTEUR GENERAAL OVER ONTWIKKELINGEN IN DE MARITIEME SECTOR
2.2.(A) REACTIE DIRECTEUR GENERAAL OP DISCUSSIE VAN ZIJN RAPPORT
2.1 RAPPORT VAN DE VOORZITTER VAN DE BEHEERSRAAD
2.2 RAPPORT VAN DE DIRECTEUR GENERAAL OVER ONTWIKKELINGEN IN DE MARITIEME SECTOR
2.2.(A) REACTIE VAN DE DIRECTEUR GENERAAL OP DISCUSSIE VAN ZIJN RAPPORT
DEEL III BEHANDELING ONDERWERP DOOR DE BEHEERSRAAD OP DE AGENDA GEPLAATST
3. AANNAME VAN EEN INSTRUMENT DAT MARITIEME ARBEIDSNORMEN CONSOLIDEERT
BIJLAGE 3.1 VERSLAG PLENAIRE CONFERENTIE COMITE
BIJLAGE 3.2 STEMMING
BIJLAGE 3.3 AANVAARDE VERDRAGSTEKST
BIJLAGE 3.4 VERSLAG SELECTIE COMITE