VERSLAG REIS JAPAN – WATERMANAGEMENT 28.9.2002 – 5.10.2002
Mr. H.M.C.M. van Oorschot Oktober 2002
0
INLEIDING Van 28 september t/m 5 oktober 2002 bracht een delegatie onder de vlag van het Atlantic & Pacific Exchange Program (APEP) een werkbezoek aan Japan in het kader van de watermanagement vraagstukken van Nederland. Reden voor het bezoek was het feit, dat Japan als dichtstbevolkt land en met een bevolking die vooral in de delta’s woont een aantal watervraagstukken heeft, dat met Nederland enigszins vergelijkbaar is. De Japanners hebben op deze terreinen belangrijke ontwikkelingen doorgemaakt en als het gaat om kennis voor het oplossen van waterproblemen heeft Japan op een aantal terreinen het leiderschap van Nederland in de wereld minstens naar de kroon gestoken, zo niet overgenomen. De Nederlandse delegatie was breed samengesteld met vertegenwoordigers van het gekozen bestuur, uit de topambtenarij en uit het bedrijfsleven. Gezien het feit dat zo velen elkaar kenden zou je kunnen zeggen, dat er een goede afspiegeling van het Nederlandse waternetwerk deel uit maakte van de delegatie. Ik heb een overzicht van de delegatie bij dit verslag gevoegd. Tijdens het bezoek werden twee steden bezocht namelijk Osaka en Tokio. De nadruk lag daarbij op Tokio. Daar (regeringshoofdstad) zitten ook de grote landelijke organisaties op het gebied van de aanpak van waterproblematiek. Het programma van dit bezoek heb ik eveneens bij dit verslag gevoegd. Reden voor mij om aan dit bezoek deel te willen nemen besloeg twee velden. In de eerste plaats Delft zelf, dat natuurlijk volop met waterproblematiek wordt geconfronteerd. Het werkterrein ligt daarbij niet in mijn portefeuille, maar het is wel heel bepalend voor een groot aantal zaken die zich in Delft afspelen en dan is het goed daarover in het algemeen geïnformeerd te zijn. In de tweede plaats ligt er echter een directer belang voor mij en dat is mijn verantwoordelijkheid binnen Haaglanden. In de sfeer van de ruimtelijke ordening valt namelijk ook de verantwoordelijkheid voor de Haaglandse inbreng bij de oplossing van waterproblematiek van de regio. Daar doen zich allerlei problemen voor, die vragen om een creatieve aanpak. Ik kom daarop in het eerste deel van mijn verslag nog terug. Alles bij elkaar kan gesproken worden van een zeer nuttige reis. Dat geldt niet alleen en ook niet zozeer voor al ”het nieuwe”, dat we in Japan hebben gezien, maar zeker wel voor de mogelijkheid om daarover een week lang in een groep met deze samenstelling van gedachten te wisselen. Ik hoop, dat die elementen in dit verslag tot uitdrukking komen.
Mr. Hein M.C.M. van Oorschot Burgemeester Delft / Portefeuillehouder Ruimtelijke Ordening, VINEX & VINAC Haaglanden.
1
Zaterdag 28 september t/m maandag 30 september 2002 Zaterdag 28 september 2002 vliegen we rechtstreeks van Schiphol op Osaka. De vlucht vertrekt om 14.30 uur. De delegatie vliegt business class en dus ontmoeten velen elkaar in de business lounge van de KLM. Afgelopen dinsdag is er een ontmoetingsavond geweest voor de delegatie, maar daar kon ik vanwege de begrotingsbehandeling in de raad niet bij zijn. Ik maak kennis met een aantal leden van de delegatie. De vlucht is zoals gebruikelijk saai (ongeveer elf uur). Met de zeven uur tijdsverschil tussen Nederland en Japan is de aankomst in Japan om half negen ’s morgens. Omdat het in onze tijdsbeleving dan half twee ’s nachts is hebben de meesten niet erg veel geslapen alhoewel we wel een stuk duisternis hebben gehad. Het was simpelweg te vroeg voor onze biologische klokken. De meesten, dat geldt ook voor mij, hebben twee à drie uur wat kunnen dutten. Gevolg hiervan is, dat zondag niet een buitengewoon effectieve dag is. We worden afgehaald van Osaka Airport. De naam van het vliegveld is Kansai en het vliegtuig is een internationaal fenomeen, omdat het voor de kust volledig in zee is gelegd. Gezien de ruimtenood waren er ook niet zo heel veel alternatieven. Een probleem is wel, dat het vliegveld is gebouwd op zeer slappen bodem en men daarom om een zeediepte van 20 meter te dempen er voor 40 meter grond in heeft gestort. Deze bodem heeft men gedurende enige tijd laten inklinken en men heeft er van het begin af aan rekening mee gehouden, dat het vliegveld langzaam verder zou zakken. Het tempo waarin dat gebeurt, is echter veel groter dan men had verwacht en over een periode waarin een zakking van 7 meter acceptabel was heeft zich feitelijk een zakking van bijna 20 meter voltrokken. Op zich waren voor de zakking wel maatregelen getroffen. Zo staan alle grote gebouwen op een soort vijzels, die stuk voor stuk omhoog bijgesteld kunnen worden. Hiermee wordt onregelmatige zakking van grote gebouwen voorkomen en kan de verzakking überhaupt voor een deel worden opgevangen. Als de zakking in dit tempo doorgaat zal er toch binnen afzienbare tijd een groot probleem ontstaan en het is niet duidelijk geworden hoe men dat wil oplossen. Op het vliegveld worden opgewacht door Lia Rosenbrand van APEP. Zij is in feite de programmamanager van ons bezoek. Ze doet dit samen met een collega Elaine Springford, maar die is al in Tokio en zullen we dus dinsdag pas treffen. We zijn tegen elf uur op onze hotelkamer in het op zich fraaie maar redelijk standaard the New Otani hotel. Dit ligt in het hart van Osaka aan de rivier en de meester kamers (en ook de mijne) hebben uitzicht op het park, dat zich uitstrekt rondom Osaka castle. Osaka castle is het enige monument dat Osaka rijk is.
Intermezzo Osaka Osaka is een stad van ongeveer 1 miljoen inwoners gelegen in de richting van de westelijke punt van het hoofdeiland Hunshu van Japan. Osaka heeft zich ontwikkeld in het gebied tussen het kasteel van de Shogun en de zee en daarmee parallel aan de Yodogawa rivier. Dit betekent, dat geheel Osaka en ook een belangrijk deel van de regio in de bedding/delta van die rivier is gelegen. Dat is ook de verklaring voor de bloei van Osaka. Stroomopwaarts liggen namelijk Kyoto en Nara die hoofdsteden van Japan waren. Kyoto van 900 tot 1850 en Nara voor 900. Beide koninklijke/keizerlijke hoofdsteden hadden die de rivier als belangrijkste transportmedium en zo ontstond aan de monding van de rivier de zeehaven Osaka. Inmiddels is Osaka uitgegroeid tot grote moderne stad in een “metropolitan region” van ongeveer 2,5 miljoen inwoners. Het land rondom het stroombed is heuvel/bergachtig en ligt dus hoger dan Osaka. Het stroomgebied van de Yodogawa rivier is bovendien zeer uitgestrekt. Dit betekent, dat vooral bij zware regenval de Yodogawa rivier ernstig op de proef wordt gesteld. Dit wordt versterkt, omdat de rivier inmiddels dwars door het stedelijk gebied loopt en zwaar gekanaliseerd is. In de tijd van de haven is het deltagebied met zijn vele zijriviertjes bovendien voorzien van een behoorlijk belangrijk grachtenstelsel, zodat
2
Osaka weleens stad van het water wordt genoemd. Je hoort inderdaad in Osaka voortdurend water lopen en komt vele bruggen en haventjes tegen. Osaka heeft de uitstraling van een moderne stad ondanks een lange geschiedenis. Het oude Osaka is bijna geheel verdwenen zowel qua structuur als wat betreft gebouwen. Het enige dat resteert is Osaka castle. Dat ligt in een prachtige dubbele omwalling, maar van het kasteel zelf is niet zo heel veel meer over. In de eerste plaats is het vroeger als bouwwerk vele malen groter geweest, maar bovendien is het gebouw dat er nu staat een bouwsel uit 1932 wat naar model van een deel van het kasteel in beton is opgetrokken. Van een afstandje zou je dat misschien niet zeggen, maar van dichterbij en van binnen wel. De kastelen in Japan waren vroeger allemaal van hout en dat betekende ook dat ze nog weleens afbranden. Het kasteel van Osaka is in 1650 afgebrand ten gevolge van blikseminslag, maar veel andere kastelen werden bij belegeringen simpel in brand geschoten. De herbouw van het kasteel van Osaka (pas in 1930!) is om dat risico in de toekomst uit te sluiten gebeurd in beton. In hoeverre er dan nog gesproken kan worden van een historisch monument is natuurlijk wel de vraag. Maar het ziet er mooi uit en heel veel grote monumentale gebouwen heeft Japan om de redenen van bouwen in hout en vele interne oorlogen dan ook niet meer. De enige echte originele historische gebouwen, die je in Japan nog veel tegen komt zijn daarom ook de tempels, die immers bij oorlogsacties werden gespaard en veelal wat geïsoleerd lagen, zodat ze ook bij stadsbranden niet meteen werden getroffen. Door de veelheid van water en de mooie heuvelachtige omgeving zou Osaka zonder twijfel een hele mooie stad hebben kunnen zijn. Net als meeste andere Japanse steden is het dat echter niet. Er is niet bijzonder veel aandacht voor architectuur en de steden hebben de uitstraling van een vaak toch wat armoedige en rommelige Amerikaanse stad.
Intermezzo Japanse watersituatie Wateroverlast ten gevolge van neerslag is in Japan een enorm probleem. Er valt jaarlijks 1800 mm regen in vgl. met Nederland 750 mm. Bovendien zijn hierin tijdens tyfoons pieken van 300 mm in enkele uren. Japan is een zeer bergachtig gebied waardoor een snelle run-off naar de dalen ontstaat en het water zich verzamelt in kolkende rivieren. In het verleden werd de neerslag in de laaggelegen delta's redelijk goed verwerkt maar door de snelle urbanisatie en het insluiten van de rivieren tussen dijken waarachter direct weer urbanisatie ontstond is de problematiek sterk verergerd. De verstedelijking is zo snel gegaan dat in bepaalde stroomgebieden de urbanisatiegraad van 15% in 1960 is opgelopen tot meer dan 95% nu. Dat betekent dat alle water in riolering wordt opgevangen en afgevoerd naar de rivieren. Dit heeft tot gevolg dat de rivieren de hoeveelheden water niet meer kunnen bergen en dat frequent forse overstromingen optreden. Extra probleem voor Japan is bovendien dat er veel ondergrondse infrastructuur aanwezig is waarvan voorkomen dient te worden dat deze onder water komt te staan. De schade die hierdoor op zou treden is enorm. De waarschuwingstijden zijn door de snelle run-off en de urbanisaties bovendien zo kort geworden dat een uitgebreid monitoring en waarschuwingssysteem is ontwikkeld. Japan heeft derhalve voor alle belangrijke stroomgebieden watermanagement programma's ontwikkeld die bestaan uit een groot aantal elkaar ondersteunende maatregelen. Deze zijn zowel gericht op waterkwantiteit als waterkwaliteit. Alleen op het gebied van de waterecologie zegt men nog weinig kennis en ervaring te bezitten. De maatregelen variëren van drastisch en grootschalig tot een groot aantal lokale en kleinschalige maatregelen. Risicodenken speelt hierin een belangrijke rol. Overstromingen te allen tijde voorkomen is niet haalbaar maar de gevolgen beperken wel. De sterkte van dijken is bijvoorbeeld belangrijker dan de hoogte. Het laten onderlopen van rijstvelden, sportvoorzieningen en dergelijke is acceptabel.
3
Behalve wateroverlast kent Japan ook problemen met watertekorten. Vergeleken bijvoorbeeld met andere wereldsteden heeft Tokio slechts zeer beperkte watervoorraden. Terwijl de consumptiebehoefte toeneemt heeft Tokio nu reeds eens in de drie jaar een geweldig watertekort. De aanleg van stuwdammen in de bergen vertraagt enerzijds de runoff van water ten tijde van heftige regenval en tegelijkertijd ontstaan hierdoor voorraden voor droge perioden.
4
Zondagmiddag 29 september 2002 Op zondagmiddag heeft de delegatie vrij. Dat is op zich goed, want velen hebben wel behoefte en een dutje en acclimatiseren. Ik besteed zelf de middag in de eerste plaats aan het bijlezen, want tot nu toe heb ik mij niet erg kunnen verdiepen in de stukken die voor de reis zijn verspreid. Veel van de informatie blijkt nogal technisch van aard te zijn en dus niet helemaal aan mij besteed. Ik lees desalniettemin wel door het meeste van het informatiepakket heen en krijgt daardoor wat gevoel voor begrippen en problemen. Dat zal in de rest van dit verslag nog wel aan de orde komen. Verder maak ik deze middag een wandeling door het park en naar het kasteel en daar zijn wel een paar vermeldingswaardigheden over. In de eerste plaats is dat het kasteel zelf. Daarvan heb ik al aangegeven (zie pag. 2), dat er van het oorspronkelijke gebouw eigenlijk niets meer over is. Dat geldt echter niet voor de bemuring, die dubbel is en twee keer van grachten is voorzien. De muren zien er indrukwekkend uit bestaande uit enorme blokken graniet, die perfect op maat zijn gehakt en die de moed voor een belegering behoorlijk temperen. Ook het kasteel zelf bestaat op een soort sokkel van natuursteen, die 15 tot 20 meter hoog is en qua afmetingen van de daarvoor gebruikte stenen zo mogelijk nog indrukwekkender is. Het geheel geeft toch wel een aardige indruk van hoe zo’n Shogun kasteel in elkaar moet hebben gezeten. Ik heb eerder een dergelijk kasteel in Odawara gezien en dat was qua gebouw mooier en origineler, maar de omvang van de vestingwerken hier overtreffen Odawara zeker. In het park vallen verder nog twee dingen op. In de eerste plaats is er een soort ontmoetingsplek voor jongeren met allerlei kraampjes met drankjes en hapjes. De jongeren worden echter in de eerste plaats getrokken door een soort boulevard waarop een groot aantal bands optreedt. Deze bestaan uit amateuristische jongeren, die met hun hele hebben en houwen van de band (instrumenten en soms zeer indrukwekkende geluidsinstallaties) naar de boulevard komen om daar hun kunsten te vertonen. Misschien om te kunnen spelen in het openbaar, misschien met de hoop ontdekt te worden. Tot zover niets vreemds. Vreemd is wel, dat de bands gewoon naast elkaar staan (band aan band) en allemaal met een geluidsinstallatie wijd open dwars door elkaar heen spelen. Als je recht voor een band gaat staan en zorgt dat je een beetje tussen de boxen in staat vergaat horen en zien je wel, maar hoor je in ieder geval vooral die ene band. Ga je echter wat achteruit en loop je er langs dan is het een enorme kakofonie van herrie, die weinig aangenaams heeft. Je ziet dan ook vooral Japanse jongeren die overigens blaken van enthousiasme en er allemaal erg jong uitzien. Zelfs groepen die zich in de gothic stijl hebben verkleed (ik heb er zelfs een gezien met de originele naziband rondom de bovenarm) zijn dermate omstandig uitgedost, dat ze meer de uitstraling hebben van kinderen die zich met de verkleedkist van hun moeder hebben mogen verkleden, dan als mensen die een boodschap uit te dragen hebben. Het geheel maakt eigenlijk nogal een ontroerende lieve indruk. Het tweede dat opvalt in het park is een groot aantal daklozen, die blijkbaar hier hun heenkomen hebben gevonden en in dit park ook worden getolereerd. Overal staan uit blauw bouwzijl opgetrokken tentjes, waarin deze daklozen zich een woning hebben gecreëerd. Deze noodvoorzieningen treffen we later ook op andere plekken langs de rivieroevers aan. Het zijn er veel en het vermoeden bestaat, dat de economische recessies en de beurscrash in Japan wel de oorzaak zullen zijn van deze enorme grote aantallen armen. Toch maakt Osaka de indruk van een schone en veilige stad. Nog weer wat later op de middag (na een klein dutje mijnerzijds) maken we nog een rondvaart van ongeveer een uur. Wie dit rondvaartconcept van Osaka heeft bedacht is ons allen een raadsel. Behalve een stukje rivier rondom het kasteel, dat wel aardig is, gaat de rondvaart over het rivierenstelsel door Osaka, maar daarbij is er qua aantrekkelijk uitzicht in ieder geval niets te scoren. Je kijkt vooral tegen de nog lelijker achterkant van lelijke en rommelige kantoor- en bedrijfspanden aan met hier en daar er tussen nog oudere woningen/bedrijfspandjes/krotten die door het ontbreken van een onteigeningswet in Japan soms op de vreemdste plekken zijn blijven staan. Terug in het hotel (de boot vertrekt en komt
5
weer terug aan een steiger tegenover het hotel) hebben we nog een uurtje over voordat het diner begint. Frans Evers, de delegatieleider en voormalig directeur van de Vereniging Natuurmonumenten en Directeur-Generaal Rijksgebouwendienst, heeft mij gevraagd om ’s avonds bij het diner een korte introductie van mijzelf te geven en de motivatie voor de deelname aan de reis. Dit vanwege mijn afwezigheid op de kennismakingsbijeenkomst van de delegatie. Ik bereid dat nog even voor en introduceer ’s avonds vooral de Haaglandse waterproblematiek. Daarbij leg ik de nadruk op drie elementen. In de eerste plaats is dat de structuur van de kwantitatieve problematiek. Ik noem de verstedelijking van Haaglanden, die voor een belangrijk deel verharding van het oppervlak betekent. Dat is echter in Haaglanden niet steeds het geval. Ypenburg was natuurlijk al een asfaltplak als luchthaven met bovendien veel gebouwen er om heen en als er in het kader van IOPW glas in het Westland weggaat (en dat is de bedoeling), leidt dat natuurlijk ook tot minder verharding. Maar er zijn ook gebieden waar de ontwikkeling wel nieuwe verharding betekent, zoals bijvoorbeeld in Leidschenveen (dat was allemaal opengebied) terwijl ook het glasgebied van het Westland zelf natuurlijk een enorme verhardingsplak is, waarbij bovendien het afwateringssysteem voor een belangrijk deel is verdwenen en men inderdaad van sloot tot sloot bouwt. Ik geef aan, dat de “verharders” in het algemeen de oplossing van hun probleem graag simpel en bij de buren zien via het verbreden van afvoercapaciteit, meer pompen en noodbergingen. Ik geef ook aan, dat het de vraag is of dat op den duur in die zwaar verharde gebieden voldoende is en dat bovendien de buren niet altijd op de oplossing van die problemen op hun grondgebied zitten te wachten. In de tweede plaats ga ik kort in op de milieuproblematiek, die met noodbergingen gepaard gaat. Daarbij zet ik uiteen dat noodbergingen in de praktijk dreigen een vast onderdeel van het boezemstelsel te worden als niet er ook een groot aantal andere maatregelen wordt getroffen. En dat betekent weer, dat de noodbergingen regelmatig vol zullen lopen met vuil boezemwater, waardoor het gebruik van de noodbergingsgebieden als agrarisch of recreatisch gebied op den duur in gevaar komt. Dit zou minder zijn, als de noodbergingen ook echt noodbergingen waren, d.w.z. eens in de bijvoorbeeld tien of twintig gebruikt zouden worden. Daar ziet het op dit moment echter niet naar uit. In de derde plaats ga ik in op de financiële problematiek. Ik zet mede aan de hand van de case Westlandse Zoom uiteen, dat er sprake is van een grote financiële opgave en dat het ook niet helemaal duidelijk is wie nu aangeslagen kan worden voor het dragen van de lasten daarvan. Daarbij doen zich in ieder geval drie varianten voor. In de eerste plaats probeert het Waterschap de lasten zoveel mogelijk te laten drukken op ontwikkelingen die toch plaatsvinden, maar het zal duidelijk zijn dat de ontwikkelende gemeenten daar niet op zitten te wachten en daar ook niet toe gedwongen kunnen worden als de gevraagde investeringen niet het gevolg zijn van hun handelen, maar van het feit dat er voorzieningen voor de rest van het gebied moeten worden getroffen. Die kunnen dan toch bezwaarlijk op die ene nieuwe ontwikkeling drukken. Een andere variant is, dat al dat soort lasten dan voor de rekening van het Hoogheemraadschap worden genomen en vervolgens dus ingeslagen worden over de ingelanden. Ook dat heeft iets onrechtvaardigs, omdat dan veel ingelanden moeten betalen voor de problemen die door andere ingelanden worden veroorzaakt. Het meest bizarre effect daarvan is zelfs, dat de gemeenten die noodbergingen aanleggen, omdat andere hun waterbergingscapaciteit inmiddels te gelde hebben gemaakt voor andere functies, daarna ook nog fors moeten meebetalen om die noodbergingen op hun eigen grondgebied aan te leggen. Daar zit iets merkwaardigs in. Een derde variant, die tot nu toe echter niet ontgonnen is, is het principe van de vervuiler die betaalt. Je zou je kunnen voorstellen, dat poldergebieden of waterbeheersgebieden, die niet in staat zijn hun eigen problemen op te lossen moeten betalen voor de oplossing van dat probleem als die gevonden moet worden in een nabuurgebied. Dat zou betekenen dat in Haaglanden vooral de bebouwde gebieden en de verstedelijkte en de glasgebieden zouden moeten bloeden voor de aanleg van extra voorzieningen buiten die locaties. In de periode na mijn presentatie en de dagen daarna krijg ik nogal wat feedback van delegatieleden op deze problematiek en ik zal aan het slot van dit verslag ingaan op al die zaken, die ik heb opgestoken als mogelijk bruikbaar voor de aanpak in Haaglanden. Het zal
6
niet verbazen, dat ik vervolgens slaap als roos van tien uur zondagavond tot acht uur maandagmorgen.
7
Maandag 30 september 2002 Maandagochtend doen zich twee ontbijtfaciliteiten voor namelijk: Europees en Japans. Ik kies voor het Japanse restaurant en blijk de enige van onze delegatie te zijn. In het Japanse restaurant wordt er kimono’s bediend en zijn er drie menu’s om uit te kiezen. Ik zal de lezer niet vermoeien met de precieze samenstelling van het menu, dat ik voorgeschoteld krijg maar het is op Japanse wijze weer van grote schoonheid. Rijst, gegrilde vis, een gebakken eitje met gember, misousoep, wat groenten en een aantal onwaarschijnlijk lekkere condimenten, die ik voor het gemak maar als mengstoffen aanduid. Van die condimenten staat een deel vast op tafel in een houten kistje met een eigen setje hashi (stokjes), omdat je niet met eigen hashi in de centrale voorziening mag zitten. Het smaakt met goed en het is een kwantitatief voldoende, maar toch licht ontbijt. Wat wel mist bij een Japans ontbijt is koffie, want je moet het doen met behoorlijk slappe thee. Daar kun je echter onbeperkt van krijgen! Het eerste bezoek op maandag is aan de Kinki Regional Development Bureau en meer in het bijzonder aan de algemeen directeur de heer Hiroaki Taniguchi. Het Development Bureau is een regionale voorziening voor een groot gebied (ongeveer Nederland) waarin vijf provincies een aantal grote steden liggen, w.o. Osaka. Het Bureau kunnen wij bestuurlijk niet precies plaatsen, maar het lijkt een soort HID Rijkswaterstaatachtige voorziening. Het Bureau is verantwoordelijk voor grote water- en infrastructurele werken in dat gebied en geeft in een schriftelijke briefing aan hoe men met de watercrisis om gaat. Dit is eigenlijk een vrij eenvoudig schema van maatregelen treffen, informatie verschaffen aan burgers en in geval van crisis ingrijpen via hulpverlening. Het systematische verhaal hierachter en met name de toelichting op de feitelijke problematiek in het gebied blijft echter nogal achterwege bij de ochtendpresentatie. De algemeen directeur komt ofwel niet toe aan zijn oorspronkelijke presentatie (ons eigen vragenvuur is ook niet al te systematisch) of er heeft van te voren geen goede briefing plaats gevonden op wat er precies van hem wordt verwacht. In ieder geval worden we van dit deel van het bezoek nauwelijks wijzer. Twee dingen vallen mij wel op. In de eerste plaats dat Japan geen onteigeningswet kent en daardoor met grote infrastructurele werken nogal eens aanloopt tegen onwillige eigenaren. Het kunst en vliegwerk dat dan nodig is (zie ook verslag van deze middag), is wel creatief maar niet echt handig. In de tweede plaats valt op, dat de aanleg van een hoge extra dijk langs de rivier, die men in een bepaald deel wil gaan aanleggen weinig last van dat probleem heeft, omdat hij in het rivierbed wordt gelegd. Dit impliceert echter, dat er ten behoeve van de aanleg van een dijk een stuk van het rivierbed afgehaald wordt. Dat lijkt in het kader van bergingsvraagstukken een merkwaardige benadering. In de tweede plaats verbaast het de vakmensen in ons gezelschap, dat men een dijk op slappe bodem in een zo’n aardbevingsgevoelig gebied ontwikkelt. Een fikse aardbeving zal er naar de mening van deze vaklieden voor zorgen dat de dijk aan de wandel gaat en dus zijn functie verliest met alle gevolgen van dien. In het tweede deel van de ochtend bezoeken wij een groot winkelcentrum in het hartje van het business district van Osaka. We bezoeken dit ondergrondse winkelcentrum van gigantische afmetingen (kilometers gangen met winkeltjes en aanliggende metro en treinstations) om twee redenen. In de eerste plaats is er een soort informatiecentrum, dat burgers informeert over de dreigend waterrisico’s. Het is een enorm issue in Japan, dat bij wateroverlast de burgers niet tijdig worden gewaarschuwd en dit heeft geleid tot een regeling, die lokale overheden verplicht burgers te informeren over dreigingen en risico’s op dit punt. Men heeft dit opgelost door een internetsite met een aantal informatieve faciliteiten variërend van een stelsel van videocamera’s langs de rivier, die laten zien hoe het met de waterstand is gesteld, een aantal informaties over weerbericht, weerverwachting en waterstandenprognose en aanverwante zaken. Hierdoor is men voor de berichtgeving ook
8
niet afhankelijk van de media, die natuurlijk niet altijd het bericht verzenden, dat de overheid graag verzonden zou willen zien. Voor ons delegatielid Bert Keijts,Directeur-Generaal Water van het ministerie van V&W een reden om hierover door te denken. Deze behoefte aan informatie is mede ingegeven door het probleem, dat zich in dit ondergrondse winkelcentrum feitelijk heeft voorgedaan. Bij wateroverlast kunnen ondergrondse faciliteiten immers gemakkelijk onderlopen en daarmee een val worden voor mensen die zich daarin bevinden en door het water worden verrast. Daarbij zijn al eerder dodelijke slachtoffers gevallen en dat heeft geleid tot een grote behoefte aan tijdig waarschuwen. Hiermee wordt overigens ook een stuk van de verantwoordelijkheid voor de oplossing van het probleem bij de burger gelegd, die zich dan op het onvermijdelijke moet preparen. Op zichzelf is dat vermoedelijk noodzakelijk en onvermijdelijk. Dat brengt mij wel op de vraag of wij bij de aanleg van de spoortunnel in Delft voldoende voorzieningen tegen mogelijke wateroverlast treffen. De tunnel ligt vlakbij de boezemstelsel van Delfland en bovendien is het gebied van het huidige station beroemd om zijn wateroverlast. Vraag is dus of de tunnelplannen wat dat betreft voldoende maatregelen bevatten om dat soort problemen te vermijden. Metrostelsels en stations onder water zijn immers langdurige problemen omdat niet alleen het water er op de een of andere manier uit moet, maar er ook ernstige verstoringen van de elektrische systemen ontstaan. Na de lunch brengen we een bezoek aan de Behieve Tower. Dit is een bijzonder voorbeeld van heel intensief ruimtegebruik in Osaka. De situatie is kort samengevat zo, dat op een bepaalde plek een verbinding in het snelwegenstelsel in het hartje van Osaka nodig bleek (snelwegen in Japan lopen net als in Amerika dwars door de stad). De afslag moet vervolgens feitelijk plaatsvinden over een stuk grond, dat niet de eigendom van de snelwegautoriteit was en waarvan de eigenaar ook niet bereid was tot snelle medewerking. Men heeft vervolgens gebruik gemaakt van een wettelijke mogelijkheid om snelwegen aan te leggen boven grond, die feitelijk geen eigendom van de overheid is. Anders gezegd, de eigenaar geeft een soort recht van overpad à niveau. Om vervolgens de grond toch te kunnen exploiteren is er wel een kantoortoren gebouwd met ter hoogte van de vijfde verdieping een uitsparing waar de snelweg dwars doorheen loopt. Een beetje vergelijkbaar met de tram die door het ministerie van VROM rijdt. Over een hoogte van drie verdiepingen ontbreken gewoon de kantoorfuncties in het gebouw en is er ook feitelijk sprake van een grote uitsparing waar de weg, die op dat moment met een volledige overkapping is uitgevoerd en die feitelijk niet in de toren rust maar voor en achter de toren een zware pilaarconstructie kent, loopt. Als de voorziening in eerste instantie ziet, roept het wel de vraag op of dit nu de oplossing is waarmee je dit soort vraagstukken te lijf moet. Aan de andere kant is het zo, dat het ruimtegebrek in de binnensteden van Japan gigantisch is zeker als je daar snelwegen door heen wil leggen en bovendien is het op de plek zelf zo, dat er sowieso al op viaductniveau gewerkt moest worden vanwege nabij gelegen spoorwegen en spoorwegcomplexen. Bovendien moet je je realiseren, dat wij in Nederland natuurlijk ook met het nadenken en het uitvoeren van dit soort zaken bezig zijn; denk bijvoorbeeld aan de Utrechtsebaan, plannen bij Leidse Rijn e.d. Infrastructuur onder gebouwen is bij ons gebruikelijk aan het worden en waarom er dan niet doorheen? Omdat deze oplossing in ieder geval in Japan (en misschien wel in de wereld) de eerste in zijn soort is doen zich absoluut geen probleem voor met de verhuurbaarheid van het gebouw. Het is een voorziening, die het gebouw bijzonder maakt. Dat leidt er ook toe dat de eigenaar de bouwkundige voorzieningen, die aan het gebouw nodig waren (het gebouw is ongeveer iets meer dan twee keer zo duur geworden t.o. van een traditionele oplossing) voor eigen rekening heeft genomen, maar wel een bedrag heeft ontvangen voor het feit dat drie verdiepingen ervan niet bruikbaar waren. Hoe deze rekensom feitelijk precies uitvalt kunnen we niet overzien, maar de eigenaar was zo vrolijk en optimistisch, dat er vermoedelijk geen onaantrekkelijk financieel arrangement is uit gekomen. Het gebouw wordt bovendien ondergronds aangesloten op een nabij gelegen metrostation. Na het bezoek aan de Behieve Tower (officiële naam Nishi-Umeda Gate Tower) gaan we terug naar het hotel, waar we ongeveer twee uur pauze hebben voordat het diner begint. In die periode schrijf ik dit verslag tot aan dit punt. Ik ga ervan uit, dat we vanavond lekker eten,
9
want het wordt Japans. Mochten er nog bijzondere wetenswaardigheden uit dat diner voortvloeien dan zal ik die later optekenen.
10
Dinsdag 1 oktober 2002 De tijd waarop sommigen naar bed gingen (ik inbegrepen) maakt dat ons vertrek om half negen ’s morgens rijkelijk vroeg komt. Het was overigens een buitengewoon plezierige avond, die behalve over persoonlijke zaken ook weer bijdrage gaf voor de aanpak in Haaglanden waarover ik zoals gezegd een apart hoofdstukje zal toevoegen. Vanmorgen rijden we met de hoge snelheidstrein van Osaka naar Tokio. Deze rit van ongeveer van zeshonderd kilometer neemt drie uur in beslag en leidt ons langs de zuidoever van het grote eiland van Japan. Het is het laag gelegen deel van het eiland en het deel wat bijna volledig is verstedelijkt. De hele rit zie je links (in noordelijke richting) in de verte heuvels of bergen maar zelf rijdt de trein vrijwel voortdurend door een verstedelijkt en een af en toe zeer rommelig gebied. De ruimtenood is goed te zien, want op de gekste plekken tref je kleine rijstveldjes, volkstuintjes e.d. aan tot vlak naast asfaltfabrieken aan toe. In Tokio worden we van het station gehaald door de tweede programmamanager van APEP, Elaine Springford, en met de bus naar ons Tokio’s hotel gebracht, het Meridien Pacific Tokio. Het is een groot hotel, dat dichtbij een van de belangrijke metrostations van Tokio ligt en daarom geacht wordt een uitstekende uitvalbasis voor Tokio te vormen. Gezien ons programma zullen wij daar echter niet al te veel gebruik van kunnen maken. Na een uurtje opfrissen bewegen we ons in de richting van de Nederlandse Ambassade. Daar ontmoeten professor Ton Kreukels uit Utrecht, die in de afgelopen jaren vergelijkende studies tussen Japan (Azie in bredere zin trouwens ook), USA en Europa heeft gemaakt op allerlei terreinen, die te maken hebt met verstedelijking in infrastructuur. Hij houdt een inleiding over belangrijke leerpunten vanuit de Nederlandse situatie. Deze hebben in hoge mate te maken met de wijze waarop de macht in de top van der Japanse samenleving is georganiseerd. Er is een zeer sterke verweving tussen politiek en bedrijfsleven. De (mogelijke) nadelen die hier aan zitten, vindt Kreukels ruimschoots opwegen tegen enorme daadkracht, inventiviteit en slagvaardigheid, die hiervan het gevolg zijn. Ik loop een aantal elementen van zijn inleiding langs. 1. De keuze van Japan (en van andere Aziatische staten als bijvoorbeeld China, Korea en Indonesië) om de prioriteit voor de ontwikkeling van de samenleving vrijwel volledig te leggen bij de economische groei, heeft tot frappante en explosieve resultaten geleid. In al deze landen heeft men gekozen voor een situatie, waarin een particulier initiatief veel vrijheid krijgt en als een vaste partner van de overheid wordt erkend. Om die reden is bijvoorbeeld het Japanse departement van Economische Zaken (MITI) dan ook de spil voor het in Japan uitgevoerd regeringsbeleid. Vanaf dag 1 is daar het samen optrekken van de economie in brede zin en in de vastgoed sector onomstreden geweest en waar mogelijk sterk bevorderd. Dit leidt met name in de sfeer van infrastructuur tot een systeem, waarvan we in Europa slechts kunnen dromen. Zo zijn de openbaar vervoersmogelijkheden in Japan zijn onvergelijkelijk, veel talrijker en beter georganiseerd dan in bijvoorbeeld Nederland het geval is. Bovendien is deze infrastructuur voor een belangrijk deel in particuliere handen en tezamen met de Japanse neiging tot perfectie leidt dit tot een buitengewoon efficiënt en concurrerend stelsel. Kreukels beschrijft, dat hij in een half jaar leven in Japan geen één keer een vertraging van het openbaar vervoer heeft meegemaakt. Treinen rijden niet op de minuut, maar op de seconde en reparaties en onderhoud worden systematisch ’s nachts uitgevoerd als er niet gereden wordt. Vertragingen overdag als gevolg van dergelijke interventies zijn er dan ook niet. Dergelijke opmerkingen kunnen ook worden gemaakt voor de onroerend goed markt en al hoewel dit alles bij elkaar wel lijdt tot de redelijk rommelige uitstraling van Japan (al hoewel Tokio bepaald beter is dan Osaka) gaat er wel een enorme dynamiek van uit. 2. Het samenspel in Japan tussen overheid en bedrijfsleven heeft anders dan in bijvoorbeeld China of Korea ook een belangrijke zwakke stee, die met name wordt gevormd door de verknoping met de financiële wereld. Banken hebben in de periode van de economische groei natuurlijk ook hun grote rol gespeeld en met name het bancaire
11
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
systeem zou een groot aantal verliezen moeten pakken, maar doet dit niet en wordt daarin beschermd door datzelfde conglomeraat van overheid en bedrijfsleven. Dit betekent dat in een periode van stagnatie – en daarvan is nu sprake – men elkaar in een verstikkende omarming houdt en een bancair systeem kent, dat zijn verliezen niet neemt en nieuwe initiatieven niet durft/kan aangaan. In het samenspel met grote vrijheden voor de particuliere sector tussen overheid en het bedrijfsleven worden ondertussen wel hele interessante deals gesloten. Zo is in het stedelijk gebied van alle investeringen in infrastructuur zestig procent gericht op het openbaar vervoer, zelfs in een schijnbaar autoland als Japan. In de tweede plaats worden in deze deals ook de afspraken gemaakt over hoeveel sociale woningbouw, die in Japan in behoorlijke mate voor handen is, wordt gebouwd. Opvallend is dat dit samenspel tussen overheid en bedrijfsleven zich ook herkenbaar is in de buitenlandse politiek. Grote bedrijven hebben hun eigen geopolitieke opvattingen (dat zal voor multinationals in Europa trouwens niet veel anders zijn) en ook daarin werken rijk en particuliere sector samen. Dit leidt tot een grote rentabiliteit van de internationale Japanse inspanning. Als het over havens en andere maritieme aangelegenheden is een wat andere constellatie zichtbaar, die pas onlangs is doorbroken. Op het gebied van de zeeinfrastructuur is er gedurende langere tijd door het Rijk veel gepland en bestonden er eigenlijk geen verzelfstandigde havenautoriteiten. De behoefte om de samenhangen tussen havens van Tokio, Osaka en andere op elkaar af te stemmen zijn mislukt en juist andere Japanse havens zijn, in strijd handelend met die centrale planning, sterk gegroeid. Het Japanse regeringsbeleid heeft inmiddels op dit punt de centrale planning verlaten en de zaken gelegd bij de individuele havenbedrijven, die ook weer de interessante combinaties van bedrijfsleven en overheid kennen op lokaal/regionaal niveau. Opvallend is dat in het algemeen in Japan de aandacht voor het milieu zeer groot is. Het feit dat het bedrijfsleven een dikke vinger in de pap heeft leidt dus niet tot de in Nederland gevestigde traditionele vrees, dat het milieu dan het kind van de rekening zou moeten worden. Interessant in dat geheel is, dat in dat samenspel zeer complexe stedelijke ontwikkelingsproblemen zijn opgelost. De items in Nederland over een overvol land en de enorme infrastructurele verstikking zijn vergeleken bij Japan lachwekkend. Tegenover de 384 inwoners per vierkante kilometers in Nederland staan er in de regio Tokio 4000 met een totale bevolking van het metropolitane Tokio die ongeveer net zo groot is als de totale Nederlandse. Het is opvallend, dat ook in de Verenigde Staten, waar eveneens een veel nauwere samenwerking tussen bedrijfsleven en overheid bestaat, de economische politiek en het infrastructuur en verstedelijkingsbeleid veel slagvaardiger worden opgepakt. Wij zijn ons er in Nederland en West-Europa waarschijnlijk onvoldoende van bewust, dat we op een behoorlijke achterstand staan wat dit soort zaken betreft. Voor openbaar vervoer en infrastructuur gaf ik dit hierboven al aan, maar ook als je bijvoorbeeld kijkt naar de internationale handel vinden de grote mondiale handelsstromen nu al binnen Azië en tussen Azië en de Verenigde Staten/Noord Amerika plaats. Europa is daarbij vergeleken een kleine speler. Als je dat combineert met bovendien de enorme groeikracht, die op dit moment zich in delen van Azië manifesteert (China, Korea en in wat mindere mate in Indonesië) dan zal dat verschil alleen maar groter worden. Japan leeft al eeuwenlang met natuurrampen en –rampjes. Overstromingen zijn tot op de dag van vandaag eigenlijk regelmatige voorkomende gebeurtenissen en ook aardbevingen doen zich vaak voor (alles bijeen ongeveer duizend aardbevingen per jaar, zij het dat de meeste daarvan erg klein zijn). Dat betekent, dat Japan voortdurend nadenkt over crisis en rampen en ook bij het bouwen er voortdurend rekening mee houdt. Bij ons zijn er eigenlijk maar twee grote werken uitgevoerd naar aanleiding van betrekkelijke incidenten, te weten: de afsluitdijk en de deltawerken. Voor het overige zijn wij niet gewend met de voortdurende dreiging van overstromingen ons land bezig te zijn,
12
althans niet de laatste honderd jaar. Daarom heeft Japan in een tijd van sterke technologische vooruitgang enorme stappen vooruit gezet en zaken waar wij interessante theoretische betogen over houden al lang en grootschalig in de praktijk heeft gebracht. Dat maakt dat Japan op het gebied van watermanagement in ieder geval in praktische zin verder is dan Nederland. Na dit opwekkende betoog van Ton Kreukels krijgen we een receptie aangeboden op de residentie van de ambassadeur. Deze ligt vlakbij het ambassadekantoor in dezelfde tuin. De receptie is van het bekende soort, veel koetjes en kalfjes en overigens gezellig. Om ongeveer kwart over zeven rijden we terug naar het hotel. Er is ons beloofd – en de hele dag wordt er in het nieuws voor gewaarschuwd – dat vanavond een tyfoon over Tokio zal trekken, die snelheden van ongeveer windkracht 16 en grote hoeveelheden regen zal brengen. Volgens verwachting zou die om ongeveer negen uur Tokio moeten bereiken. Ik besluit in het hotel te eten en daarna misschien nog eens even buiten naar het natuurgeweld te kijken. Ik eet tezamen met de Delftse architect Koen Olthuis. Koen bemoeit zich met name ook met het ontwerpen van drijvende steden e.d., concepten die natuurlijk in de sfeer van het waterbeheer veel aandacht krijgen. Daar praten we echter nauwelijks over tijdens het smakelijke chinees buffet. In de loop van de avond blijkt dat alle tyfoonverhalen vooral zijn gebruikt om een dag lang de media te kunnen vullen, want behalve een enkele windvlaag is er niet veel aan de hand. Het leidt wel tot grote opruiming onder het wat drukkende weer van vandaag en op woensdagmorgen staat er dan ook een stralende hemel boven Tokio. Ik ga vroeg naar bed om de afgelopen nacht wat te compenseren en ik heb bovendien een opkomende keelontsteking, die eveneens uitnodigt om goed te slapen.
13
Woensdag 2 oktober 2002 Vandaag brengen we vier bezoeken aan watermanagement gerelateerde instituten. Het eerste bezoek is aan het Rivier Departement van het ministerie van Land, Verkeer en Waterstaat (MLIT). Dit departement is enigszins vergelijkbaar met het sinds 1 januari 2002 opgerichte Directoraat-Generaal Water bij het Ministerie van V&W. Het departement bemoeit zich ook intensief met allerlei hele concrete projecten en ziet in die zin op het scharnier naar uitvoering toe. Bovendien is beheer van de voorzieningen bij toch regelmatige overstromingen natuurlijk beleidsgevoeliger dan het reguliere onderhoud bij ons. Wij worden ontvangen door de directeur-generaal de heer Toichiro Suzuki. Aan de hand van een zeer fraaie voorlichtingsfolder “Rivers in Japan” zet hij uiteen hoe ten gevolge van vooral de verstedelijking bij regenval met steeds hogere piekbelastingen water moet worden afgevoerd. Dit wordt bovendien gecombineerd met de effecten van klimaatverandering, die er toe leiden, dat de regen ook vaker in korte tijd en in grote hoeveelheden valt. Ook hier is dus de discussie aan de orde hoe het water langer kan worden vastgehouden, rustiger kan worden afgevoerd en die rivierbeddingen zoveel mogelijk piek proof kunnen worden gemaakt. Interessant in zijn benadering is vooral de stelling, dat veel van de waterproblemen die we hebben het gevolg zijn van menselijk gedrag of het nu de klimaatverandering of het intensief bebouwen in de delta’s is. We zullen dus in zijn redenering moeten beginnen met ons eigen gedrag te moeten veranderen en de rekening voor ons gedrag te betalen. In de tweede plaats maakt hij een belangrijke kanttekening bij Japanse rivierensituatie vergeleken bij de Nederlandse. Hij geeft aan, dat de beperkte lengte van de Japanse rivieren maximaal 100 kilometer t.o. van West-Europa meer dan 1000) en het feit dat de Japanse rivieren volledig binnen de Japanse jurisdictie vallen de aanpak van de problemen eenvoudiger maakt. Dat is natuurlijk een waarheid als een koe. Problemen beginnen vaak al bovenstrooms en zoals de heer Suzuki aangeeft jullie kunnen dan niet veel meer dan een klacht indienen. En dat is waar. Vervolgens laat hij een aantal maatregelen zien die in Japan worden genomen en waar wij in Nederland nog niet aan toe zijn. Ik verwijs naar de twee plaatjes hieronder, waarop te zien is hoe vrij verregaande en intelligente systemen van water zuiveren en vast houden ten koste overigens van zeer hoge investeringen worden/ zijn tot stand gebracht. Ook voeg ik een foto bij van bijvoorbeeld van een regenwaterbassin, dat dertig meter onder Tokio is aangelegd en enige honderden meters lang is en een doorsnee heeft van ongeveer vijftien meter. Kom daar maar eens om in Nederland. Een zeer belangrijke maatregel in Japan is ook, dat bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen mensen een bepaalde hoeveelheid wateropvangcapaciteit moeten realiseren, die in staat is om de waterproductie van het verharde gebied, dat het project teweeg brengt gedurende enige kunnen opvangen en dus niet meteen een beroep doen op rioolstelsel en afvoer. Dat is iets, dat in Nederland natuurlijk ook zou moeten kunnen worden ingevoerd. Wil Segeren geeft aan, dat hij weleens heeft uitgerekend, dat het al heel effectief zou zijn als ieder huishouden in Nederland in gebieden met wateroverlast een regenton van een kubieke meter zou hebben om regen op te vangen in geval van overmatige regenval en met een overloop in de eigen tuin. Een ander voorbeeld is dat van dijkverbreding en verhoging. In Japan zijn er voorbeeldprojecten, waarbij een dijkverhoging ook gepaard is gegaan met een enorme dijkverbreding. Deze verbreding zorgt niet alleen meer stabiliteit van de dijk maar creëert ook een zeer aantrekkelijke ontwikkelingslocatie, die voor een deel de kosten van de dijkverbreding kan dragen. Ook daarvan heb ik een plaatje bijgevoegd. Daarnaast heeft Japan – maar dat is wat minder van toepassing in Nederland – in rivieren met een vrij groot verval een aantal voorzieningen in de vorm van stuwdammen e.d. Dat is voor Nederland echter nauwelijks aan de orde.
14
We lunchen deze middag in een Italiaans restaurant. Ik had nooit gedacht helemaal naar Japan te reizen en daar dan Italiaans te eten en ik kan het iedereen ook ontraden. Het eerste bezoek van de middag is bij een organisatie met de fraaie naam WARDEC. Deze afkorting staat voor de naam Water Resources Public Coorporation. We ontmoeten de heer Toroekondo met zijn hele staf van ongeveer twaalf man. Wardec is min of meer vergelijkbaar met een op afstand geplaatste overheidsdienst die alle grote waterwerken feitelijk uitvoert en beheert. Een Rijkswaterstaat nieuwe stijl? We krijgen een bijna anderhalf durende presentatie en er is geen tijd over voor vragen. Het is een vrij vermoeiende sessie, vooral omdat niet alle Japanners even goed engels spreken en ook de tolk met bepaalde vertalingen nogal wat moeite lijkt te hebben. De belangrijkste elementen die ik uit de presentaties oppak zijn de volgende. 1. Het grote eiland van Japan (Honshu) heeft een vorm van een halve maan en bedekt een afstand van noord naar zuid van ongeveer 1.500 kilometer. Gevolg van deze lengte is dat het zuidelijke deel, dat oost-west loopt een subtropisch klimaat heeft en dat vooral de rivieren in dit deel van Japan bijzondere zorg vragen vanwege de tyfoons en min of meer tropische regens die daar vallen. Over de afgelopen honderd jaar kan worden vastgesteld dat de gemiddelde hoeveelheid neerslag is afgenomen van ongeveer 1.700 tot ongeveer 1.600 mm per jaar. Tegelijkertijd zijn de uitslagen tussen droge en natte periodes aanzienlijk groter geworden en dat betekent dat watermanagement een belangrijke opgave is. Daarbij gaat het niet alleen om het beheersen van grote hoeveelheden regen, maar ook in het voorzien in de water behoefte ten behoeve van landbouw en drinkwater in periode van relatieve droogte. 2. Wardec onderscheidt in het zuidelijke deel van Japan zes grote rivier/watersystemen die allemaal hun eigen plan en hun eigen aanpak hebben. Daarbij is preventie van wateroverlast een uitdrukkelijke doelstelling naast die van voldoende en regelmatig watervoorziening. Net zoals in Nederland zijn veel departementen bij de hele watervoorziening betrokken, namelijk in Nederlandse termen Verkeer en Waterstaat, Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Landbouw en Visserij en Economische Zaken. Wardec doet onderzoek in de watersystemen en treft maatregelen in het kader van nieuwbouw en reconstructie. Wat betreft de kosten van de projecten wordt onderscheid gemaakt tussen de specifieke veiligheidselementen en de watervoorzieningselementen. Bij maatregelen in het kader van veiligheid zijn de gelden in principe afkomstig van de rijksoverheid. Waar het gaat om watervoorzieningselementen wordt een deel door de overheid gesubsidieerd maar verder wordt er betaald door afnemers. Omdat die laatste groep pas gaat betalen als het water feitelijk wordt geleverd, wordt de periode van bouw bij dat soort projecten overbrugd met een lening waarvan de lasten weer meegenomen worden in de exploitatie. 3. De projecten worden uitgedrukt in termen van meters hoogte (bij dammen e.d.) of in termen van reservoircapaciteit; het gaat om miljoenen kubieke meters. In de afgelopen periode van ongeveer tien jaar heeft Wardec dertig grote projecten uitgevoerd ter waarde van ongeveer 7,5 miljard euro. 4. Veel aandacht wordt besteed aan technologieontwikkeling en innovatie. Het bestrijden van ondoelmatige uitgaven staat hoog op de agenda. Als voorbeeld werd het vermijden van betonsverspilling genoemd: “er worden enorme hoeveelheden beton verspild en daar kunnen we goed op besparen als we betere methodes gebruiken”. Dit onderzoek naar nieuwe technologieën en innovatie komt overigens zowel vanuit de betrokken bouwwereld, onderzoeksinstituten en de regering zelf. Het typische Nederlandse “not invented here” gedrag lijkt in Japan niet relevant gevonden te worden en niet voor te komen doordat het gezamenlijk doel van bedrijfsleven en overheid helder is en onomstreden. 5. Men besteed zeer veel aandacht aan evaluatie. Het wordt als een heel belangrijke manier van leren beschouwd. Japanners gebruiken het woord evaluatie bij projecten sowieso erg
15
veel en wij kregen de indruk, dat het hoogst serieus wordt genomen. Wij besteden daar in verhouding weinig tijd aan, lijkt het. 6. Een interessant punt was voorts dat bij watersystemen als bijvoorbeeld rivieren de bewoners langs de rivier allemaal bij projecten worden betrokken. Immers wat bovenstrooms gebeurt heeft zijn effecten beneden, terwijl men bovenin vaak allerlei maatregelen moet accepteren om het beneden leefbaar te houden. Er wordt in Japan erg veel aandacht aan communicatie hieromtrent besteed en op deze wijze wordt een deel van de boemanrol van de overheid weggenomen. Immers bewoners die zich bijvoorbeeld verzetten tegen een stuwdam die benodigd is om het benedenstroomse gebied te beveiligen, worden geconfronteerd met de bewoners van benedenstrooms die de afgelopen jaren veel wateroverlast hebben gehad. Dan ontstaan hele andere discussies. 7. Er wordt in toenemende mate aandacht aan het ecosysteem besteed. Vergeleken bij in ieder geval het theoretische denken in Nederland lijkt het echter nog niet zeer ver ontwikkeld te zijn. Er wordt bijvoorbeeld nog steeds druk gekanaliseerd e.d. Er is wel meer aandacht voor vogel- en dierenleven. Een goed voorbeeld daarvan is dat aan weerszijden van de stuwdam geen wegen worden aangelegd, zodat de dieren veilig het water kunnen bereiken en er rondom een stuwmeer een interessant natuurgebied kan ontstaan. Dat waterkwaliteit ook een belangrijk element is zal duidelijk zijn.
Ook bij Wardec gold, dat er goed voorlichtingsmateriaal beschikbaar is. Hetzelfde was ’s morgens al bij het Rivier Departement opgevallen en zou later ook opvallen bij IDO (Infrastructure Development Institute). Ook valt op, dat men elkaars plaatjes gebruikt. Daardoor ziet veel materiaal er weliswaar niet zeer onderscheidend uit, maar dat is eerder een sterkte dan een zwakte. Immers hetzelfde bericht wordt veel gecommuniceerd en er wordt een hoog kwaliteit van het materiaal bereikt. Hierna brengen we een bezoek aan het secretariaat van het derde World Water Forum (3e WWF). Het 3e WWF vindt plaats in 2003 in Kyoto en Osaka en is het vervolg op het 2e Wereld Water Forum, dat in het jaar 2000 in Den Haag plaatsvond. We krijgen een overzicht vanuit het secretariaat van het verloop van de voorbereiding en de aanpak die men voor de voorbereiding van de verschillende conferenties, ministers, specialisten en ngo’s heeft getroffen. Het vooral een organisatorisch verhaal, dat voor enkelen van ons uit de nabijheid van het Water Partner Ship en de Prins van Oranje waarschijnlijk wel van belang is maar voor de overigen vooral een lezing is over de voorbereiding van een zeer grote conferentie. Het lijkt in ieder geval wel dat men de zaken goed in de hand heeft en met Japanse precisie weinig aan het toeval overlaat. Na deze bijeenkomst gaan we naar het Infrastructure Development Institute en worden daar ontvangen door de president de heer Eiki Aramaki. Hij heeft ook zijn staf en de voorzitter van zijn bestuur voor ons in stelling gebracht. Het IDI is een non-profit research instituut, dat draait op geld van het ministerie van Verkeer en waterstaat. Centraal staat het verzamelen van internationale informatie op het gebied van watermanagement ten gunste van de eigen ontwikkeling en vervolgens verspreiding van die kennis in vooral ontwikkelingslanden in Azië. Wij kunnen ons daarbij niet aan de indruk onttrekken, dat het vooral is gericht op de verbreding en op de internationalisering van de Japanse waterindustrie. Het valt op, dat Japan met zijn research en zijn verspreiding van onderzoeksresultaten inderdaad vooraan op de wereldmarkt wil opereren. Men heeft steeds de internationale State of the Art geïncorporeerd in het eigen denken en doen. Een zeer opvallend bewijs daarvan is, dat we er een rapport overhandigd krijgen van het IDI met een analyse van de recente overstromingen in Duitsland (Dresden). Ze zijn er kort na die overstromingen al geweest en hebben daar een eerste analyse van gemaakt. Kom daar in Nederland maar eens om! Tot zover woensdag.
16
In de presentatie wordt duidelijk, dat de nadruk bij de grote aandacht die Japan ook in financiële zin wordt besteed aan watermanagement vooral het voorkomen van economische schade centraal staat. Het aantal slachtoffers is namelijk dermate klein (100 per jaar!) dat dat de enorme inspanningen niet rechtvaardigt. In de praktijk werd men ook in Japan geconfronteerd met het feit, dat veel voorzieningen waren gebouwd op het principe dat overstromingen maar een keer in de honderd jaar zouden kunnen voorkomen. Feitelijk blijkt dat op dit moment statistisch een keer in de veertig jaar te zijn en dat betekent weer in de praktijk gezien het grote aantal punten waarop het fout kan gaan, dat ieder jaar zich een ernstig watermanagementprobleem voordoet. Daarbij komt, dat het communicatie-element van de wateroverlast vooral zijn aandacht krijgt omdat de wateroverlast in Japan gezien de sterke verloop van de rivieren heel snel komt. Het is dus geen gestage stijging van waterstanden maar veeleer een vloedgolf, die vaak veel puin meeneemt, aardverschuivingen veroorzaakt e.d. De sterke stijging van de piekbelastingen bij zware regenval (zie vorig bezoek) dragen bij aan de zorgen op dit gebied. In de presentatie wordt er ook nogal wat aandacht gegeven aan de problemen van arme landen, die hun natuur verwoesten daar door de waterbeheersproblemen laten toenemen, waardoor de armoede weer toeneemt, hetgeen tot verdere aantasting van het ecologisch systeem leidt. Op zichzelf is hier niet veel tegen in te brengen maar op een vraag of het niet onevenwichtig is om alleen de ontwikkelingslanden hierop aan te spreken en niet de hand ook in eigen boezem te steken wat betreft klimaatverandering, die immers vooral veroorzaakt wordt door de welvarende landen leidt tot een afstandelijke reactie. De invloed van het gedrag van rijke landen op de klimaatverandering is nooit bewezen! We zitten toch wel dicht bij de Verenigde Staten. Tenslotte laat men ook nog wat voorbeelden zien van dubbel ruimtegebruik in gebieden, die in principe beschikbaar zijn voor overstroming. Een voetbalstadion waar de finale voor het wereldkampioenschap werd gehouden op palen in de uiterwaarden en de aanwezigheid van allerlei sportvoorzieningen in de uiterwaarden, tennisbanen, voetbalvelden e.d. Als die onder water staan is het toch niet het seizoen voor die sporten. Na dit bezoek zijn we de gast van het IDI, dat overigens ook belangrijke coördinator voor ons bezoek is geweest. We krijgen een chinees diner aangeboden in het restaurant Blue Sky (hotel New Otani Tokio). Dat is niet alleen leuk omdat het er aan tafel gezellig aan toegaat, met een bestuursvoorzitter en een president van IDI die beiden in Delft (bij het IHE) hebben gestudeerd en daar ook trots op zijn, maar ook omdat het restaurant rond draait en we op deze heldere avond werkelijk een fantastisch gezicht hebben op verlicht Tokio. Het is een prima setting om te dineren. Nadat we terug komen van het diner schep ik een luchtje en daarna dicteer ik in mijn kamer dit verslag.
17
Donderdag 3 oktober 2002 Vandaag staat in het teken van concrete projecten. En het eerste project dat we bezoeken is het Tokio Outer-Ring Underground Diversion Channel. Dit project is onderdeel van de totale aanpak van het stroomgebied van de Edo rivier in de noordelijke rand van Tokio en onze gastheer is het Kanto Regional Development Bureau (Kanto is de naam van de streek). Het project is buitengewoon indrukwekkend. De Edo rivier, de Tone rivier en de Ara rivier zijn drie grote rivieren, die langs de rand liggen van een dieper gelegen vallei waarin zich wat kleinere rivieren bevinden, de Naha en de Ayase, die tussen de grotere rivieren in uitstromen in de baai van Tokio. Dit lager gelegen tussengebied heeft zeer veel last van overstromingen vooral omdat het gebied in de afgelopen decennia sterk verstedelijkt is. Vrijwel ieder jaar traden de kleinere rivieren buiten hun oevers. Het idee is nu opgevat om de grotere en wat hoger gelegen rivieren te gebruiken als een soort boezem voor het lager gelegen tussengebied. Dat wil zeggen dat via een aantal buizenstelsels, waarvan we het grootste hebben bezocht, er geloosd wordt op met name de Edo rivier als de kleinere rivieren buiten hun oevers dreigen te treden. Er is gekozen voor het ondergronds bouwen van de voorziening (men had natuurlijk ook gewoon een kanaal kunnen aanleggen) omdat dit uiteindelijk goedkoper is in verband met de ingewikkelde eigendomsverhoudingen en de belangrijke infrastructuur die moest worden gekruist. Men heeft daarom op vijftig meter diepte een buis van 6,5 kilometer gelegd die een doorsnee heeft van 10,5 meter, een megaproject. Aanlegkosten twee miljard dollar, bouwtijd dertien jaar. De buis heeft vier inlaadplekken met een onderlinge afstand van ongeveer een kilometer. Dit zijn in feite enorme verticale buizen met een doorsnee van dertig tot veertig meter waar via een soort overstort de kleinere rivieren hun overtollig water in kwijt kunnen. Via de grote ondergrondse buis wordt het water dan naar de Edo rivier gebracht, waar een reusachtig pompstation er voor zorgt dat het water via die rivier wordt afgevoerd. Prangende vraag bij mij was of vervolgens de Edo rivier dan niet zou overstromen. Je mag toch aannemen dat bij zeer zware regenval ook die Edo rivier zwaar wordt belast door zijn eigen aanvoer. Volgens de Japanse gastheren loopt dat wel los. Er is een berekening gemaakt, die er op duidt dat dat maar één keer in de tweehonderd jaar zou gebeuren. Dan lijkt de afweging simpel: ieder jaar zekerheid van overstroming of een kans van één op tweehonderd. We zien het tunnelproject ook in actie, omdat vanwege de tyfoon van een paar dagen geleden er zware regenval is geweest en een half deel van de tunnel vol staat. Dit laatste is het geval omdat pas een half deel van de tunnel gereed is. Het ligt voor de hand te vragen waarom dit water dan niet de Edo rivier in is gepompt en komt er toch een stukje fraai Waterstaatswerk aan het licht. Men heeft installaties ingericht om het water vervolgens weer terug te kunnen pompen in de rivieren waar het uit is gekomen. Hiermee wordt voorkomen dat die rivieren te weinig water krijgen. Anders gezegd de ondergrondse buis is in de eerste plaats een buffer en wordt pas als afvoerkanaal gebruikt als dat echt nodig is. In het tweede deel van de ochtend bezoeken we het project een van de inlaadputten en het pompstation. Het is inderdaad enorm en indrukwekkend, maar vooral veel beton en techniek. Schaarse ruimte in Japan is er de oorzaak van, dat er minder vaak wordt gedacht aan ruimte voor de rivier en meer absorptiegebied voor de heftige regenval. Bovendien is ook de enorme massiviteit waarmee de hier regen naar beneden komt er de oorzaak van, dat er wat meer naar technische oplossingen wordt gezocht. E.e.a. leidt er ook toe, dat men een risico van één op tweehonderd voor het overstromen van de toch wel zeer grote Edo rivier acceptabel vindt. Men is echt gewend aan overstromingen en bevindt zich niet in de Nederlandse luxe situatie van vermeende volledige veiligheid. Vandaag rijden we vrij veel met de bus van project naar project en we zijn dan ook na deze twee bezoeken een uur onderweg naar ons restaurant. Daar moet in grote haast worden gegeten en het eten staat dan ook al op tafel. Enigszins afgekoeld maar op zich wel smakelijk. Dan naar het volgende project, het kanalisatieproject van de Arakawa. Dit is een ouder project in Japan alhoewel de situatie hier vergelijkbaar is met de ochtend. Een kleine rivier
18
die vrijwel jaarlijks overstroomt. Dat was bij de Arakawa rivier al het geval in het begin van de twintigste eeuw en bovendien vond er in de twintiger jaren een geweldige overstroming plaats in het gebied, die aan ongeveer duizend het leven heeft gekost. Toen heeft men besloten om de Arakawa rivier te voorzien van een ongeveer parallel aangelegd kanaal dat de watertoevoer naar de Arakawa rivier ook kan verwerken als er sprake is van grote natuurrampen. Normaal staat de Arakawa rivier in open verbinding met het kanaal en wordt het water via de Arakawa rivier en het kanaal afgevoerd, maar in geval van ernstige wateroverlast wordt een sluis in de Arakawa rivier gesloten wordt al het water via het kanaal afgevoerd. Hert kanaal is ongeveer twintig kilometer lang en vijfhonderd meter breed. Omdat vervolgens door de toenemende industrie in het gebied er steeds meer grondwater is onttrokken is aan weerszijden van het kanaal het land ver ingeklonken en wel met ongeveer vier meter. Dit heeft geleid tot een behoefte aan een zeer zware bedijking van het afvoerkanaal. Deze zeer zware bedijking draagt als titel de superdijk. Het plaatje van de superdijk is ook in nogal wat folders van Japanse Waterstaat Instituten te vinden. We maken een boottocht over het afvoerkanaal naar zee, ongeveer eenentwintig kilometer onder ontelbare bruggen door met daarop wegen, spoorwegen en wegen en spoorwegen. Ik schat dat we wel dertig spoorlijnen kruisen op dit traject. Het begrip superdijk heeft niet alleen te maken met de pittige hoogte van de dijk, die overigens ten opzichte van Nederlandse dijken niet bijzonder afsteekt, maar vooral ook omdat men de dijk hier en daar zeer verbreed heeft en vervolgens de bovenkant van de dijk gewoon als bouwlocatie in gebruik heeft genomen. Op deze wijze wordt de dijkaanleg voor de eigenaren van de achterliggende gronden aantrekkelijk omdat op die manier immers nieuwe bouw- en ontwikkelingsmogelijkheden ontstaan. Gezien de zeer goed beschermde eigendomsrechten in Japan en het al eerder genoemde ontbreken van een onteigeningswet zijn dit soort snoepjes blijkbaar nodig om grote projecten tot stand te brengen. Als we het afvoerkanaal in het geheel zijn afgevaren zijn we in de haven van Tokio gekomen,om precies te zijn in de baai van Tokio. Daar slaan we rechtsaf en komen vervolgens bij de monding van de Arawaka rivier die nog steeds parallel aan dat kanaal afwatert op zee. We varen de Arakawa rivier op en maken kennis met een supermodern stuk van Tokio: fantastische infrastructurele werken met een heel fraai design met ongelofelijke hoeveelheid kantoren en woningbouw, die niet te vergelijken zijn met het vrij rommelige beeld dat men bij Osaka en bij bepaalde delen van Tokio krijgt. Dit is echt een rijke superstad. Rond half zes leggen we aan aan de oever van de Arakawa rivier, naar schatting ongeveer zes kilometer van het punt waar de Arakawa rivier een inlaadsluis in het afvalkanaal heeft; we zijn dus bijna een rondje gevaren. Ik ga met de bus terug naar het hotel omdat ik om 19.00 uur een afspraak heb gemaakt met mijn oude bekende Yoshua Sato. Ysohua Sato was gedurende enige tijd de vertegenwoordiger van Mitakis city in het Bertelsmann netwerk. Het is een genoegen om hem weer te treffen en we eten samen iets in de buurt van het hotel en wisselen nieuwtjes uit.
19
Vrijdag 4 oktober 2002 Vandaag vrijdag is een dag met een recreatieve ochtend en een programma in de middag. ’s Morgens kunnen degene die het willen een bezoek brengen aan de Akasuka tempel. Deze ligt in het noorden van Tokio en de reis er heen neemt ongeveer 40 minuten met de metro en de trein in beslag. Het is een grote tempel met daaromheen een heel groot marktachtig complex met honderden kraampjes waar je allerlei souvenirs kunt kopen, kunt eten en drinken. Als we er om ongeveer tien uur arriveren is het er al redelijk druk en in de loop van de ochtend neemt de drukte toe. De meesten wandelen naar de tempel, kopen wat souvenirs en “doen een gebedje”. Daarvoor zijn verschillende mogelijkheden. Variant 1 is dat je aan een fontein je handen wast en wat zuiverend water drinkt, vervolgens bij een soort wierookbak wat van de wierook in je gezicht wappert met je handen, vervolgens de trappen oploopt naar de tempel, daar in een grote geldbak een paar muntjes werpt en vervolgens een klein gebedje zegt. Deze variant wordt begeleid door een groepje gelovigen, dat in de tempel aanwezig is en onder eentonig gedrum een gebed hoort voorzingen door een priester. Variant 2 is dat je uit een bus een chopstick schudt, waarop dan een nummertje blijkt te staan. Met dit nummertje ga je naar een laatje (daarvan zijn er honderden) en in dat laatje liggen briefjes met een gebedje dat bij dat nummertje hoort. Dit briefje kun je kopen voor ongeveer één euro en vervolgens weer op een rek vastmaken, waarna je gebedje wordt verhoord. Het is een soort loterijtje, al zit het lot er natuurlijk wel achter, en je kunt bij het trekken van een chopstick een gelukkige wens aan je broek krijgen of een droevige. Dan is er nog de mogelijkheid om bij een kraampje in je eigen gebedsboekje een spreuk te laten zetten door een mooischrijver. Van die mogelijkheid maken we gebruik om voor Frans Evers, onze delegatieleider, zijn naam op een papier te laten schrijven in Japanse tekens en daarachter de woorden “rots in het water” te laten zetten. Dat papier wordt later ingelijst en ’s avonds aan hem als bedankje aangeboden. Vervolgens gaat de groep terug naar het hotel om van daaruit met de bus te vertrekken naar het laatste te bezoeken object tijdens onze reis, namelijk naar een in een retentiegebied gebouwd voetbalstadion, waar de finale van het wereldkampioenschap heeft plaats gevonden. Bezoek aan Keihin Work Office, Kanto Regional Development Bureau, MLIT Locatiebezoek aan Tsurumi River Multipurpose Retarding Basin en het International Stadium van Yokohama. Ook in deze regio zijn problemen ontstaan door het groot aantal mensen dat op een beperkte oppervlakte moet leven. In een gebied van 250 km2 wonen 1,48 miljoen mensen. Op sommige plekken is de bevolkingsdichtheid nog groter, tot 8000/km2. Het stroomgebied is voor 85% verstedelijkt en verhard in de afgelopen 50 jaar. Met 70% van het stroomgebied in de heuvels komt de afvoergolf in 2 uur, waar dat van nature 7 uur zou zijn. Men heeft diverse voorzieningen geschapen, niet alleen van technische aard (retentiebekkens, paalwoningen, infiltratiebuizen in de grond), maar ook door het verschaffen van informatie, die men desgewenst op een mobiele telefoon of op internet kan ontvangen. Langs de rivier ligt een glasvezelkabel en staan camera’s opgesteld om realistische informatie door te kunnen geven. Vijf jaar geleden is een nieuwe rivierenwet van kracht geworden. Deze vormt de wettelijke grondslag voor riviermanagement en maakt het uitvoeren van uiteenlopende maatregelen in het hele stroomgebied gemakkelijker. Yokohama is met 3,4 miljoen inwoners de tweede stad van het land en heeft de grootste haven. Het stadion is het grootste van Japan met 72.000 zitplaatsen. Hier vond in de zomer van 2002 de finale van de wereldkampioenschappen voetbal plaats. Het stadion is op pijlers gebouwd, ca 5 m boven maaiveld. Belangrijke aan- en afvoerwegen rond het stadion liggen op pijlers watervrij. Het stadion kan in geval van nood in 15 minuten ontruimd worden. Het stadion ligt in een polder, die als retentiebekken dienst kan doen met een volume van 3,9
20
mm3 en een oppervlakte van 84 ha. Als de vloed het niveau van het speciaal lager gehouden dijkdeel bereikt, begint het bekken vol te lopen. Na het passeren van de afvoergolf loopt het water weer onder vrij verval de Tsumuri in. Men streeft ernaar de periode dat het bekken blank staat zo kort mogelijk te houden, zodat de schade aan beplanting minimaal blijft. Meestal duurt die periode een enkele dag. Omdat Japan geen onteigeningswet kent moesten de landeigenaren worden overtuigd van het grote maatschappelijke nit, waaraan zij een unieke bijdrage konden leveren. Dat is na intensief overleg met betrokkenen (vooral boeren) vanaf 1984 nu wel ongeveer gelukt. De grond kost hier € 2000/m2. Mede daardoor komen de koste van het hele project op G€ 1,7. Het werk is nog aan de gang, met name het ontgraven van het maaiveld om meer volume te kunnen bergen en de verdere inrichting van sportvelden, natuur en recreatie e.d. Vanaf volgend jaar juni wil men de berging gaan gebruiken. Dan zal, onafhankelijk van de hoogte er plaatse, het bekken 1 maal per 1 à 5 jaar inunderen. Met al deze inspanningen zal het woongebied van 350.000 mensen nog met een kans van 1:150 per jaar een paar meter onder water staan (ter info: bij 1/10 per jaar: 110 mm regen in 4 uur en 350 mm in 2 dagen, bij 1/150 per jaar: 178 mm in 4 uur en 405 mm in 2 dagen). De schade beloopt dan Y 2,6*1012 of G€ 22. De bewoners kennen de risico’s, de omvang en plaats van de inundatiegebieden en laten zich tijdig informeren. De informatie komt onder meer van sensoren, die in en onder het wegdek en in wateropvangputten zitten, en is van groot belang voor mogelijk noodzakelijk ontruiming van de ondergronds gelegen infrastructuur en winkelgebieden. Nadat we om ongeveer 17.00 uur zijn teruggekeerd van het voetbalstadion vangt om 19.00 uur het afscheidsdiner aan. Op de bekende wijze veel vriendelijke woorden en veel uitnodigingen om samen verder te werken. Ik daar zelf in de afgelopen week het nodige aan gedaan en dat zal blijken uit mijn laatste hoofdstukje “Aanpak waterproblematiek in Haaglanden”. Aan de thuisreis op zaterdag zal ik gemakshalve in dit verslag verder geen aandacht besteden.
21
Aanpak waterproblematiek in Haaglanden De aanpak van de waterproblematiek in Haaglanden verloopt moeizaam. Na het verschijnen van het ABC Haaglanden, van het Hoogheemraadschap Delfland en de aanvaarding van de motie in het Algemeen Bestuur van Haaglanden bij gelegenheid van de aanvaarding van het Regionaal Structuur Plan, waarin gevraagd werd om een duurzame aanpak van de waterproblematiek, is er eigenlijk alleen maar gekissebis geweest over de concrete projecten (met name Westlandse Zoom, Woudse Polder en Leidschenveen). Het is duidelijk, dat de waterproblematiek in Haaglanden niet bij iedereen is geïnternaliseerd. Daarbij gaat het overigens niet alleen om de acceptatie rondom om de omvang van de problematiek, maar om de oplossingsrichtingen die kunnen worden gevolgd. Als dat zou leiden – en dat dreigt een beetje – tot stagnatie van het verder werken, heeft dat ernstig ongewenste gevolgen. De aanpak van deze problematiek zit in mijn portefeuille, maar tot nu toe is daar vanuit Haaglanden organisatie nog niet veel uit gekomen. Uit de gesprekken, die ik tijdens een week “Japan” heb gevoerd, zijn wel de contouren van de aanpak af te leiden. 1. Inhoud Het is duidelijk, dat er veel verschillende maatregelen mogelijk zijn om de waterproblematiek te beteugelen. In de eerste plaats staat natuurlijk centraal de vraag of gebieden op een verantwoorde manier in staat zijn om zelf waterproblematiek te voorkomen. Wat dat betreft heeft het bebouwde gebied (of het nu met glas is of met woningen) een bijzondere verantwoordelijkheid. Immers door de verstedelijking en verstening is het waterverwerkend vermogen van die oppervlakken aanzienlijk afgenomen. Gevolgen van de versnelde afvoer vanuit die gebieden veroorzaken feitelijk de wateroverlast. De aanpak zou zich kunnen richten op de wateropvangverplichting bij ieder individueel gebouw (dat kan ook weer een kas zijn). Daarvan zou kunnen worden gevraagd, dat voor iedere zoveel vierkante meter bebouwd oppervlak zoveel kubieke meter/vierkante meter wateropvangoppervlak wordt gecreëerd binnen een bepaalde periode. Hierbij kan gedacht worden aan varianten, die variëren van simpelweg het onbebouwd laten van oppervlak tot regentonnen en waterreservoirs. In de tweede plaats kan bij nieuwe ontwikkelingen een bepaalde wateropvangcapaciteit worden geëist. In Japan is het bijvoorbeeld in een aantal gebieden nodig dat iedere woning over een bepaald spaarbekken voor water beschikt en ook het idee van drijvende kassen of het wonen tussen water (kastelen in waterland) kunnen op dit punt varianten bieden. Daarbij geldt overigens ook, dat waterschappen wellicht meer functionaliteit in de wateropnamegebieden zouden moeten toestaan. Op veel van de dijken en langs de afvoerwateren wordt weinig toegestaan, terwijl via multifunctionaliteit daar èn geld te verdienen is èn wateropvangcapaciteit wellicht zou kunnen worden vergroot. De derde variant is die van belangrijke verbrede boezems en meer gemaalcapaciteit. Deze mogelijkheid is er natuurlijk wel, maar heeft een aantal bekende nadelen (milieutechnisch, piekbestendigheid en de noodzaak van vervoer van water over grote afstanden). De laatste mogelijkheid is die van noodopvang. Wat je op het ogenblik kunt zien is dat vooral de laatste twee varianten erg veel aandacht krijgen maar de projecten die vooraan in de keten het probleem moeten oplossen in verhouding nog weinig aan de beurt komen. Het is daarom interessant om na te gaan hoe groot de waterproblematiek in termen van opvangbehoeften feitelijk is en welke varianten er zijn om dat probleem op te lossen. Vervolgens kunnen scenario’s worden ontwikkeld waar verschillende combinaties van de bovenvermelde maatregelen leiden tot een geïntegreerde gewenste aanpak.
22
2. Communicatie Welke maatregelen ook worden getroffen en welk scenario ook wordt gekozen het zal in ieder geval belangrijk zijn om op een intensieve manier de burgers bij deze aanpak te betrekken. In de eerste plaats omdat een aantal maatregelen uit het bovengenoemde pakket de directe medewerking van de burger vraagt. In de tweede plaats omdat de illusie van de honderd procent veiligheid, die in Nederland gedurende lange tijd heeft bestaan, in de praktijk niet houdbaar blijkt en dat zal burgers moeten worden duidelijk gemaakt. Overigens behoeft dat niet steeds negatief te zijn. Water is ook leuk en wat dat betreft kunnen er win-winsituaties worden gecreëerd. 3. Aanpak Belangrijk voor het hele proces is natuurlijk het bestuurlijke bewustzijn van de omvang van de problematiek en de bereidheid om over de diverse scenario’s constructief na te denken. Daar moeten we in Haaglanden veel aan tijd besteden. Tot nu toe is het ABC Delfland in feite alleen maar via een brief van het Dagelijks Bestuur aan de orde geweest en zijn in het RSP nog weinig knopen doorgehakt. Omdat het hierbij echter ook om moeilijke beslissingen gaat is het nodig betrokken bestuurders van de gemeenten en regionaal niveau te betrekken bij de inventarisatie van de omvang van de problematiek en het bespreken van de diverse mogelijkheden die er zijn om deze problematiek aan te pakken. Wil deze aanpak nuttig zijn, dan zal alvorens er tot bestuurlijke discussies wordt gekomen wel een scherper onderzoek moeten plaatsvinden naar de omvang van de problematiek en de betekenis van diverse maatregelen voor een bijdrage aan de oplossing daarvan. Dat is tot nu toe onvoldoende gebeurd en maakt de bestuurlijke discussie moeilijk. Aangezien men nog niet precies kan overzien welke consequenties bepaald committment met de problematiek heeft, zullen bestuurders heel voorzichtig zijn om zich daar “in de blinde” aan te binden. Daarom is het nodig een voortraject te houden, waarin de aard van de problematiek en de mogelijke bijdragen aan de oplossing daarvan grondig worden geïnventariseerd. Dit wat meer technische voortraject moet breed en met succes worden afgerond alvorens zinvol een bestuurlijk traject kan worden ingezet. Tijdens deze Japan-week is de suggestie naar voren gekomen om daarbij niet alleen te varen op een Nederlands kompas. Er zijn landen in de wereld, waar de waterproblematiek (en met name de regenwaterproblematiek) vele malen groter is dan in Nederland en waar de ervaring met praktische kleinschalige oplossingen eveneens in veel grotere mate aanwezig is dan in ons land. Landen als Bangladesh en Taiwan hebben wat dat betreft veel te bieden en er werken daar veel ingenieurs, die in Delft hun opleiding hebben gekregen en naar hun eigen land zijn teruggekeerd. Zij kennen niet alleen Delft en de Nederlandse problematiek in redelijke mate maar hebben inmiddels een schat aan praktijkervaring in eigen land opgedaan. Met name ook dat soort kwaliteiten betrekken bij het technische inventarisatie traject is zinvol. Het rapport wat uit die expertise wordt opgetekend kan vervolgens dienen als basisstuk voor een bestuurlijk overleg, waar in enkele sessies de omvang van de problematiek nog eens helder in kaart wordt gebracht en verschillende oplossingsvarianten met hun effectiviteit worden besproken. Dit zou uiteindelijk kunnen leiden tot een keuze voor een bepaald pakket aan maatregelen. Als dat traject gelopen is breekt de laatste fase aan namelijk die van de feitelijke uitvoering. Vanwege het feit dat onze bestuurlijke structuur in de praktijk niet zeer goed is toegesneden op de aanpak van deze vraagstukken (we zijn nogal verdeeld) is het noodzakelijk heldere afspraken te maken over de uitvoeringsorganisatie. Of dat moet betekenen dat bepaalde partijen eigen taken krijgen of dat er tot een nieuwe gezamenlijke uitvoering moet worden gekomen is thans niet te voorzien, maar redelijk verregaande arrangementen moeten niet worden uitgesloten. Ik heb Wil Segeren, oud rector van het IHE en voorzitter van het Netherlands Water Partner Ship bereid gevonden om als bestuursadviseur aan een dergelijk traject mee te werken.
23
4. Kosten van het proces
5. Planning van het proces
24