3 0 0 2 i e m verslag22
DERDE ONTMOETINGSDAG
BREEDTESPORTIMPULS
Nationaal spor tcentrum Papendal Workshop 1 Sportkennismaking via het basisonderwijs Workshop 2 WhoZnext ziet het BOS wel door de bomen Workshop 3 Sportontwikkeling in de Brede School Workshop 4 Samenwerking in de BOS-driehoek in Delft Workshop 5 De inzet van verenigingsmanagers in sportverenigingen Workshop 6 Diversiteit in kaderbeleid Workshop 7 Basketballbolwerk Two-B Nijmegen Workshop 8 Roodenburg nog completer Workshop 9 De Gezonde Sportclub Workshop 10 Bewegingsstimulering voor jeugd met een motorische achterstand Workshop 11 Samenwerking tussen zorg-, sport- en bewegingsaanbieders Workshop 12 Intergemeentelijke samenwerking voor mensen met een beperking en chronische aandoening
Weet u nog? 22 Mei vond alweer voor de derde keer de Ontmoetingsdag Breedtesportimpuls plaats. De organisatie lag in handen van NISB, i.s.m. NOC*NSF, LC, IOS en VWS. Doel van de dag was om vertegenwoordigers van bonden, provincies en gemeenten met elkaar in contact te brengen, succesvolle en creatieve projecten te tonen en de samenwerkingsmogelijkheden in het kader van de Breedtesportimpuls te benadrukken. Met 150 gemeentelijke, 40 provinciale en 40 bondsvertegenwoordigers (naast 70 vertegenwoordigers van landelijke organisaties) was de opkomst wederom zeer groot. In dit verslag kunt u in grote lijnen nog eens nalezen wat de centrale thema’s van de dag waren en kunt u vooral de resultaten lezen van de workshops die u niet heeft kunnen bezoeken, maar waarin u wellicht toch geïnteresseerd bent.
Presentatie Sportvraagwijzer Na een welkomstwoord van discussieleidster Annette van Trigt werd de Ontmoetingsdag geopend door Lex van den Ham, plaatsvervangend secretaris-generaal bij het ministerie van VWS. Hij lanceerde aan het eind van zijn toespraak de Sportvraagwijzer (www.sportvraagwijzer.nl), een initiatief van NISB, NOC*NSF en IOS. De Sportvraagwijzer is een digitale, interactieve catalogus voor en door sportondersteuners. Tal van diensten en producten van landelijke sportorganisaties, sportbonden, provinciale sportraden en sportservicepunten zijn hierin opgeslagen. Met een vraag uit de praktijk werden de mogelijkheden van de Sportvraagwijzer aan het publiek getoond.
Openingsdebat
www.spin.nisb.nl of via
[email protected]
"Dankzij de breedtesportimpuls zijn er mooie initiatieven ontstaan", zei de Utrechtse wethouder Spekman tijdens het openingsdebat. Hij vertelde trots over de vooruitgang die in Utrecht is geboekt door de samenwerking tussen scholen, sport- en welzijnsinstellingen op wijkniveau. “Om ook na afloop van de regeling in de plaatselijke sport te investeren, is het belangrijk dat gemeenten nu alvast geld opzij zetten. Dat gebeurt veel te weinig”, constateerde Lex van den Ham, plaatsvervangend secretaris-generaal bij het ministerie van VWS. "En juist het vullen van het breedtesportpotje was één van de gedachten achter de breedtesportimpuls." Paul Verweel, bijzonder hoogleraar bestuurs- en organisatiewetenschap bij de Universiteit van Utrecht, bepleitte dat de stimulans vanuit de rijksoverheid moet blijven bestaan. "Als er één ding is wat het rijk niet moet doen, is het stoppen met de breedtesportimpuls. De bsi komt echt ín de vereniging. Als we het overlaten aan de gemeenten, dan houden we hooguit 25% over." De gemeente Utrecht zal in ieder geval in de breedtesport blijven investeren. "Maar ik zou het doodzonde vinden als de impuls stopt, ook vanwege de mogelijkheden om aan de slag te gaan met sportoverstijgende thema's zoals gezondheid", benadrukte Spekman. Ook Marian ter Haar, sectormanager Welzijn en Gezondheid bij NISB, wees in haar inleiding op de vele mogelijkheden binnen de Breedtesportimpuls om te werken aan gezondheidsbevordering. “Club Extra is bijvoorbeeld specifiek opgezet voor kinderen met een motorische achterstand en is een bruikbaar concept voor te dikke kinderen. Galm als beweegstrategie voor ouderen en allochtone senioren, verdient navolging in gymnastiekverenigingen. Ook simpele en relatief goedkope aanpakken als Sportief Wandelen en fietsen helpen mensen hun gezondheid een positieve push te geven. En verenigingen kunnen daar een rol van betekenis in spelen", zo betoogde zij.
Enkele BSI-cijfers anno 2003
Workshop
1
Sportkennismaking via het basisonderwijs
Inclusief de aanvragen uit 2003 nemen inmiddels 265 gemeenten (54%), 30 sportbonden (51%) en 7 provincies (58%) deel aan de Breedtesportimpuls. Bij gemeenten wordt het meest ingezet op sportbuurtwerkactiviteiten, sportkennismakingsprojecten in het onderwijs, verenigingsondersteuning en sportstimulering van ouderen. Provincies besteden de subsidie vooral voor het ondersteunen van kleinere gemeenten en sportbonden richten zich met name op een concrete versterking van het sportaanbod, veelal via schoolprojecten, sportstimuleringsprojecten voor doelgroepen en verenigingsondersteuning.
De basis voor de sportieve ontwikkeling van de jeugd wordt veelal gelegd in het onderwijs. In deze workshop werden aandachtspunten behandeld die een optimale benutting van de mogelijkheid om de jeugd op een verantwoorde manier kennis te laten maken met sport kunnen beïnvloeden. Een aantal belangrijke hiervan zijn de afstemming tussen binnen- en buitenschools aanbod via landelijk bepaalde leerlijnen en tussendoelen, de differentiatie die er in het aanbod aan sportstimuleringsprojecten dient te zitten wat betreft leeftijdsgroepen, het betrekken van alle kinderen bij het aanbod binnen het bewegingsonderwijs en het rekening houden met specifieke doelgroepen. Jan Smulders van het KNKV (korfbal) lichtte vervolgens toe hoe zijn bond een schoolkorfbalproject heeft opgezet en op welke manier zij hun verenigingen bij dit project hebben betrokken. De resultaten van dit project mochten er zijn. In 2002 zijn 87 gemeenten en/of verenigingen geholpen, is op 188 scholen les gegeven, hebben 13.600 leerlingen kennisgemaakt met korfbal en heeft het project de deelnemende verenigingen een ledenwinst van 3% opgeleverd. Chris Mooij (SLO),
[email protected], 053-4840456 of Jan Smulders (KNKV),
[email protected], 030-6566350
Workshop
2 WhoZnext ziet het BOS wel door de bomen
WhoZnext heeft als doelstelling de jeugdparticipatie op het terrein van sport en bewegen onder jongeren van 14-18 jaar te bevorderen. Het echte werk wordt gedaan door zogenaamde WhoZnext-teams. Deze teams bestaan uit gemiddeld 8 enthousiaste jongeren, die samen met hun volwassen coach (sportbuurtwerker, trainer, docent bewegingsonderwijs) allerlei (promotie)activiteiten organiseren binnen de buurt, het onderwijs en de sportvereniging. Op dit moment zijn er 60 whoZnext-teams actief, verspreid over 28 gemeenten in heel Nederland. In de workshop is vooral aandacht besteed aan de wijze waarop whoZnext vorm krijgt. Een veel gestelde vraag was of het vinden van jongeren die deel uit willen maken van zo'n projectteam moeizaam verloopt. Dit blijkt in de praktijk juist geen probleem te zijn. Jongeren vinden het niet alleen leuk, gezellig maar ook leerzaam om samen met ander jongeren activiteiten te organiseren. Als ze verder zien dat het een professioneel project is met een eigen site, posters, kleding, een training en diverse leuke gadgets dan gaan ze vaak overstag. Verder geven jongeren ook aan dat zij behoefte hebben aan ondersteuning. Gelukkig zetten volwassenen en organisaties steeds vaker hun jeugdbril op en bieden zij jongeren in de sportvereniging, de buurt en op school de ruimte om hun eigen sport vorm te geven. Hierbij werken de organisaties steeds vaker samen. Het bevorderen van jeugdparticipatie in de sport werkt in principe in alle gemeenten. Met een gering budget en een enthousiaste begeleider kunnen veel resultaten geboekt worden. Wie is initiator van een whoZnext project? Gemeenten vragen zo'n project vaak via een provinciale sportraad aan en NISB biedt in de opstartfase praktische ondersteuning. Deze ondersteuning bestaat uit het geven van voorlichting en training aan het whoZnext-team. Zodra dit team aan de slag kan, is het aan de gemeente om het project verder goed te coördineren. Uiteraard kan wel op NISB worden teruggevallen wanneer er zich grote problemen voordoen. Opgemerkt dient te worden dat steeds meer provinciale sportraden aangeven de rol van whoZnext coördinatiepunt te willen vervullen. Gemeenten kunnen in 2003 voor advies en ondersteuning dan ook steeds vaker bij hun provinciale sportraad terecht. Heino van Groeningen (NISB),
[email protected], 026-4833800 of www.whoznext.nl
Workshop
3
Sportontwikkeling in de Brede School De ontwikkeling van de brede scholen in Nederland gaat erg hard. Uit onderzoek van het bureau Oberon blijkt dat meer dan de helft van de gemeenten plannen heeft of er al mee bezig is. De behoefte aan sportactiviteiten in de brede school is groot. In Schiedam en Den Haag is men al een aantal jaren bezig met de brede school en met name de sportontwikkeling daarin. Den Haag kent 87 brede buurtscholen en Schiedam 8 brede scholen. In Den Haag hebben de brede scholen een vakleerkracht die tevens de spil op sportgebied is. In Schiedam heeft de helft van de brede scholen een vakleerkracht. Na een presentatie van Schiedam en Den Haag konden de deelnemers uit de groep een keuze maken om bij Den Haag of Schiedam in kleinere groep verder te discussiëren. In Schiedam staat het kind centraal en men werkt vanuit de brede school aan zorgverbreding, een prettig schoolklimaat, zinvolle vrijetijdsbesteding en een plezierige schoolomgeving. De meeste vragen die Schiedam kreeg, hadden te maken met het betrekken van sportverenigingen bij de brede school. In Schiedam wordt dit gemeentelijk geregeld.Voor alle scholen staat de volgende ketengedachte centraal: bewegingsonderwijs op school sportkennismakingsdagen (met verenigingen) sportkennismakingstraject verlengde schooldag schoolsporttoernooien. Vervolgens kan een kind een keuze maken uit sporten bij de club of in de buurt.
Workshop Workshop
4
Samenwerking in de BOS- driehoek in Delft
3
Gemeenten geven in de discussie aan dat ze graag de samenwerking van scholen met sportverenigingen willen versterken, maar vinden het moeilijk om hier structuur in aan te brengen. Een sportcoördinator kan een oplossing zijn voor een goede structuur. Iemand die contacten legt met de verenigingen, die ze ondersteunt en de kwaliteit bewaakt. Sportintroductie en –keuze (SIK) op de brede buurtschool is één van de projecten die Den Haag in het kader van de Breedtesportimpuls uitvoert. Er is structureel geld vrijgemaakt vanuit de afdelingen Onderwijs en Sport. In het kader van SIK worden vakleerkrachten bewegingsonderwijs na schooltijd ingezet voor de organisatie van extra lessen sportkennismaking. Alle scholen in Den Haag hebben per groep 2 lesuren bewegingsonderwijs van een vakleerkracht. Niet alle gemeenten verkeren in deze (luxe) positie. Hoe organiseer je dan toch sportkennismaking vanuit school? En wat als je geen verenigingskader kan regelen na schooltijd (tussen 15.00 – 18.00 uur)? Er kwam een levendige discussie op gang. Uitmondend in het fenomeen: duale aanstelling. Is het mogelijk een pool van professionals (vakleerkrachten) samen te stellen die zowel lesgeven in het (bewegings)onderwijs als coördinerend bezig zijn met sportkennismaking voor schoolgaande jeugd en eventueel ondersteuning bieden aan sportverenigingen. Bij welke organisatie zouden deze professionals dan in dienst moeten? In het onderwijs of bij de gemeente of bij beide? Het antwoord is nog niet gevonden. Wel zijn er experimenten in het land gaande (o.a. in Hoorn en Weert), die mogelijk uitmonden in een aantal modellen.
Samenwerking staat centraal in de realisatie van de Breedtesportimpuls in Delft. Onder de naam ‘Sportvisie’ heeft de gemeente in 2000 vier werkteams en één adviesgroep samengesteld uit vertegenwoordigers van verenigingen, de sportraad van Delft, buurten welzijnswerk, onderwijs, ouderen- en gehandicaptenorganisaties en sporters. Zij dragen zorg voor de implementatie en de uitvoering van de eerder in gezamenlijkheid met de inwoners van Delft opgestelde Sportvisie 2000. Momenteel wordt er met twee teams gewerkt aan het opzetten van Leon Luijsterburg (gemeente Schiedam), samenwerkingsverbanden tussen
[email protected], 010-2465984, enigingen onderling en tussen sportvereniEd Deelen (gemeente Den Haag), gingen en andere organisaties zoals het
[email protected], 070-3532930 of onderwijs en commerciële sportorganisaDorien Dijk (NISB),
[email protected], 026-4833800 ties. Doel is dat door deze samenwerkingsverbanden een aantal problemen opgelost wordt, dat efficiënter gebruik gemaakt kan worden van accommodaties en de inzet van vrijwilligers en dat de uitwisseling van kennis en deskundigheid bevorderd wordt. In de workshop werd gesproken over de aard van de problemen en over de tot nog toe behaalde resultaten. Duidelijk werd dat samenwerking vooral voor sportverenigingen en welzijnsorganisaties nuttig kan zijn en dat commerciële organisaties de samenwerking minder of niet nodig hebben, maar desalniettemin mee willen werken om hun naamsbekendheid te vergroten. Een andere samenwerking waar momenteel aan gewerkt wordt, is die tussen buurtorganisaties, onderwijs en sportverenigingen om beweegmanagement te realiseren. Het systeem van beweegmanagement behelst het aangaan en continueren van duurzame samenwerkingsverbanden tussen scholen, sportaanbieders en buurtinstellingen. Aan de politiek is voorgesteld om vakleerkrachten extra uren te geven voor beweegmanagement, om buurt- en welzijnsorganisaties hiervoor uren te geven en om sportverenigingen die hieraan mee willen werken subsidie te geven. Ook wordt het beweegmanagement opgenomen in het plan van aanpak Brede School. Aan de hand van prikkelende stellingen werd met de workshopdeelnemers besproken welke succes- en faalfactoren er binnen bovenstaande samenwerkingsverbanden bestaan en vooral ook hoe duurzame samenwerking gerealiseerd kunnen worden. Harriet van Sprang en Helen Skinner,
[email protected],
[email protected], 015-2602320 of Danny van Dijk (NISB),
[email protected], tel. 026-4833800
Workshop
5
De inzet van verenigingsmanagers in sportverenigingen
Workshop
6
Diversiteit in kaderbeleid
Deze workshop bestond uit presentaties van twee verenigingsmanagers waarvan er één met BSI-gelden is aangesteld en de ander meedraait binnen de PrinS(Professionalisering in de Sport)pilots. Een belangrijke vraag die gesteld werd aan de volledig met bsi-gelden aangestelde verenigingsmanager was of zijn verenigingsbestuur overtuigd was van het nut en de noodzaak van een verenigingsmanager. Het antwoord luidde bevestigend maar de verenigingsmanager voegde er eerlijkheidshalve wel aan toe dat hij twijfelde of het bestuur wel nagedacht heeft over het moment waarop de subsidiekraan dichtgedraaid wordt. Vanzelfsprekend kwam aan de orde hoe een vereniging een verenigingsmanager kan financieren. Afgezien van de verenigingen die dit momenteel met NOC*NSF-subsidie of via de gemeentelijke breedtesportimpuls doen, kwamen suggesties als sponsoring en geleidelijke contributieverhoging naar boven. Daarnaast werden geldgenererende activiteiten als kinderopvang en het commercialiseren van sportactiviteiten genoemd. Verschillende deelnemers vroegen zich af welke rol gemeenten en bonden in dit proces kunnen spelen. Er werd gesteld dat investeren door een gemeente in een verenigingsmanager verantwoord is wanneer de vereniging daardoor uitgroeit tot een maatschappelijke onderneming met een verenigingsoverstijgende rol binnen de lokale gemeenschap. Sportbonden zouden hun verenigingen kunnen stimuleren, adviseren en begeleiden bij hun professionaliseringsslag. Bovenal werd duidelijk in de workshop dat beide verenigingsmanagers de vrijwilligers in hun verenigingen veel lastige taken uit de handen nemen en dat de verenigingen daadwerkelijk nieuw élan hebben gekregen. De dienstverlening naar de eigen leden is erop vooruitgegaan en de verenigingen kunnen eerder, gemakkelijker en beter inspelen op maatschappelijke vragen van buitenaf dan voorheen.
Voor deze workshop was bij voorbaat veel belangstelling. Ongetwijfeld had dit te maken met het ludieke optreden dat de ‘inleiders’ Monique Hampsink en Willie Westerhof op de vorige Ontmoetingsdag hadden verzorgd. Ook dit keer kwamen zij weer met verrassende werkvormen op de proppen. Begonnen werd met een speakerscorner met diversiteitsfoto’s. De deelnemers kregen foto’s aangeboden en de opdracht om er één uit te kiezen, die zij associeerden met diversiteit. In 4 subgroepjes motiveerden zij hun keuze. Per groepje werden de 3 beste foto’s op bevlogen wijze gepresenteerd op een keukentrap in spotlight! De Gwendolijn Boonekamp (NOC*NSF), kernbegrippen werden op een flapover
[email protected], genoteerd. Resultaat: “Diversiteit heeft tel. 026-4834708 betrekking op: cultuur, leeftijd, fysieke karakteristieken, seksuele oriëntatie, economische status, geografische afkomst, leefstijl, sekse, taal, handicaps, klasse, opvoeding, religie/levensbeschouwing, positie in de organisatie.” Vervolgens werd bepaald waarom diversiteit van belang is voor de sport. Hierbij werden termen genoemd als draagvlak (herkenning en betrokkenheid), imago (aansluiten bij de tijdgeest), klantgerichtheid (afspiegeling van leden-/klantenbestand), slagvaardigheid (gebruik maken van verschillende eigenschappen en talenten, probleemoplossend vermogen neemt toe) en kwantiteit (een groter potentieel aan mensen die iets voor de organisatie willen betekenen). Na een puzzelopdracht met breinbrekers, die alleen op te lossen waren voor deelnemers die echt in staat waren om “buiten de geëigende kaders te denken”, volgde er een tweede speakerscorner. De deelnemers kregen hierbij de opdracht om maatregelen te bedenken om meer (aandacht voor) diversiteit binnen de eigen organisaties te krijgen. Deze maatregelen werden opnieuw in de speakerscorner gepresenteerd, met de beginzin: “als ik morgen op mijn werk kom dan....”. De meest uiteenlopende maatregelen passeerden de revue. De ‘echte diversiteitsdenkers’ ontvingen ludieke onderscheidingen, met teksten die tot nadenken stemden! Monique Hampsink (NISB),
[email protected] en Willie Westerhof (NISB),
[email protected], tel. 026-4833800
Workshop
7
Basketballbolwerk Two-B Nijmegen Inleider John van Boxtel van de gemeente Nijmegen vertelde dat zijn gemeente haar verenigingsondersteuning (VO) vanwege de diversiteit van de sportverenigingen een extra dimensie heeft gegeven. Naast de reguliere VO sluit de gemeente sinds enig tijd partnerships met de verenigingen. Binnen de reguliere VO vindt dienstverlening op afstand plaats, bij partnership is sprake van daadwerkelijke samenwerking tussen gemeente en sportvereniging. Samenwerking op basis van vertrouwen, gemeenschappelijk belang en afrekening, met een kwaliteitsimpuls als doel. Het Basketball Bolwerk ‘TWO-B’ is hiervan een voorbeeld. Binnen het Basketball Bolwerk (verenigingsmanager bij 11 basketballverenigingen) verplichten de twee Nijmeegse verenigingen zich om sportstimuleringsprojecten uit te voeren zoals whoZnext, 12+, Sport jij al? De gemeentelijke tegenprestatie is onder andere (co)financiering van de verenigingsmanager. Op basis van praktische voorbeelden en de resultaten hebben de aanwezige deelnemers een beeld gekregen van innovatieve VO binnen de gemeente Nijmegen. In de workshop is benadrukt dat het voorbeelden betreffen. Belangrijker is het gedachtegoed van samenwerking. Dit kan door elke willekeurige gemeente (klein, groot) worden opgepakt en ingevuld. Duidelijk werd dat verenigingen die niet aan de gestelde criteria voldoen voor een partnership nog wel ondersteuning kunnen krijgen, maar dan via reguliere VO. Volgens Van Boxtel ligt de ondersteuningsbehoefte bij deze verenigingen op een ander niveau en worden zij zo toch op maat bediend. Op de vraag welke rol sportbonden kunnen spelen, luidde het antwoord dat sportbonden nog te weinig ‘afdalen’ naar de gemeente en de vereniging. De rol van bonden kan verschillend zijn. Het belangrijkste is dat er afstemming en informatie-uitwisseling plaatsvindt. De gemeente kan hierin de eerste aanzet geven.
Workshop
8
Roodenburg nog completer
Projectleider Raymond Keur van de Leidse voetbalvereniging Roodenburg zette met groot enthousiasme uiteen hoe zijn vereniging de bestaande problemen tussen autochtone senioren en bestuur enerzijds en allochtone jeugdleden anderzijds heeft proberen op te lossen gedurende de afgelopen jaren. Er blijkt vooral gekozen te zijn om een structurele John van Boxtel (gemeente Nijmegen), samenwerking op te zetten met
[email protected], de buurt. tel.: 024- 3292252 Dit heeft ertoe geleid dat de vereniging bijna een sociale zorgfunctie in de wijk heeft gekregen en daardoor te maken krijgt met vraagstukken op het gebied van ordehandhaving, toezicht en geweldpleging. De grens tussen wat de vereniging (nog) zelf moet oplossen en waarbij zij hulp van buitenaf moet zoeken, is lastig te trekken. Het project Roodenburg wordt zwaar gefinancierd door de gemeente. In de workshop werd de vraag gesteld of dit altijd zo kan blijven. Hoe zou de vereniging weer op eigen benen kunnen komen te staan? Oplossingen zijn in de workshop niet gevonden. Wel werd de suggestie gedaan om via contributieverhoging de projectleider en andere ondersteuners structureel te kunnen blijven financieren. Om de band tussen de wijk en de leden van Roodenburg te versterken (m.n. allochtonen), wordt in dit project veel energie gestoken in het betrekken van ouders bij de begeleiding van jeugdspelers. Hoewel dit proces veel tijd en energie kost, maakte Keur duidelijk dat de netto opbrengst van alle inspanningen positief te noemen is. Hij vertelde dat het een kwestie is van actief benaderen, aandacht besteden aan spelers en hun ouders, en dan kan er iets moois ontstaan. De vereniging heeft het project zelf geïnitieerd. De gemeente heeft het project gefaciliteerd en gestimuleerd. De bonden hebben er geen rol in gehad, maar Keur gaf aan dat hij graag zou zien dat zij hun kennis en kunde inzetten bij dit soort projecten. Landelijke organisaties als NOC*NSF en NISB zouden het concept in het land kunnen promoten.
Raymond Keur (vv Roodenburg),
[email protected], tel. 071-5214442
Workshop
9 De Gezonde Sportclub
Workshop
10
Bewegingsstimulering voor jeugd met een motorische achterstand
Sportverenigingen worden steeds vaker geconfronteerd met gezondheidsonderwerpen, zoals blessurepreventie, alcoholmatiging, rookontmoediging en bewegingsstimulering. Enerzijds door wensen en motieven van verenigingsleden, anderzijds door maatschappelijke ontwikkelingen en wettelijke verplichtingen.Tijdens deze workshop is het NOC*NSF-pilotproject De Gezonde Sportclub toegelicht. Dit is een innovatief concept om sportverenigingen te stimuleren tot en te ondersteunen bij het opzetten en uitvoeren van structureel gezondheidsbeleid.Verenigingen die voldoen aan de criteria mogen het keurmerk Gezonde Sportclub voeren. Om de haalbaarheid van dit concept te toetsen, is een pilot van start gegaan in de provincie Friesland. De discussie tijdens de workshops ging in op de rol van de verschillende partijen, de financiering en haalbaarheid van het project. Gemeenteambtenaren waren over het algemeen erg enthousiast. Het project zou een brug kunnen slaan tussen de beleidssectoren sport en gezondheid binnen het gemeentehuis. De gemeente zou een sturende rol kunnen hebben door het toekennen van extra subsidie aan verenigingen die het keurmerk Gezonde Sportclub hebben. Dit geld zou uit de bsi kunnen komen, maar dient vervolgens structureel gereserveerd te worden. Ook kunnen gemeenten voorlichting geven over het project aan de gemeentelijke sportverenigingen. De rol van de bonden kwam tijdens de discussie nog niet zo duidelijk naar voren. Zij vragen zich af of verenigingen de belasting van een nieuw project aankunnen. Inleider Gielion de Wit gaf aan dat de belasting niet zo groot is als het lijkt. Een aantal gezondheidsthema’s moeten namelijk uit wettelijk oogpunt toch al binnen de vereniging aan de orde worden gesteld (b.v. alcoholgebruik, roken en voedselveiligheid). Daarnaast kan het keurmerk voor de vereniging ledenbehoud en -winst opleveren. De provinciale sportraden en de sportservicepunten hebben een rol waar het gaat om de verenigingsondersteuning op thema. Ook de rol van zorgverzekeraars kwam herhaaldelijk aan de orde tijdens de discussie. Nagegaan wordt op welke wijze zij een bijdrage zouden kunnen leveren aan het project. Ideeën die geopperd werden: premiekorting (maar dan moet je wel kunnen aantonen dat leden van een gezonde sportclub gezonder zijn) en sponsoring. Het belangrijkste doel van de pilot in Friesland is na te gaan in welke mate verenigingen de criteria die aan het keurmerk worden gesteld, na kunnen leven.Via een nieuwsbrief zal NOC*NSF een ieder op de hoogte houden.
Er is toenemende belangstelling vanuit gemeenten binnen de bsi-aanvragen voor het stimuleren van sport en bewegen door jeugd met een motorische achterstand. Deze groep groeit, aangezien kinderen steeds meer overgewicht hebben en de jeugd inactiever wordt. Daarom werd in deze workshop ingegaan op de vraag hoe gemeenten in samenwerking met het onderwijs en andere partners die motorische achterstand kunnen verminderen. Frank Hofland van de gemeente Apeldoorn vertelde dat in zijn gemeente zowel interne als externe motorische remedial teaching wordt ingezet. Het doel hiervan is de bewegingsachterstanden weg te werken en het kind een positievere houding t.o.v. het bewegen te geven. Daarnaast worden er Club Extra activiteiten georganiseerd om de brug te slaan naar de sportclubs. Op alle hulplijnen, te weten bewegingsconsulenten, groepsleerkrachten Gielion de Wit (NOC*NSF),
[email protected], basisonderwijs, vakleerkrachten bewegingstel. 026-4834724 onderwijs, ouders, schoolartsen, fysiotherapeuten en huisartsen wordt vanuit de gemeente ingezet. Een succesformule voor alle gemeenten? De gemeente Hellendoorn heeft de afgelopen jaren vanuit de gemeente met succes Club Extra gestimuleerd. Dit ondanks het gegeven dat er in de gemeente geen vakleerkrachten bewegingsonderwijs werkzaam zijn, zo sprak de tweede inleider Cor van Weert. Voor gemeenten zien de inleiders vooral een initiërende en ondersteunende rol weggelegd, bijvoorbeeld door het opnemen van MRT- en Club Extra activiteiten in de BSI-projecten. Sportbonden zouden met name hun verenigingen kunnen ondersteunen bij de opvang van uitstromende kinderen van Club Extra. Nebas/Nsg en provinciale sportraden kunnen gemeenten en bonden adviseren en ondersteunen. Frank Hofland (ACCRES Apeldoorn bv),
[email protected], tel. 055-3682176 en Cor van Weert (gemeente Hellendoorn), tel. 0548-630000
Workshop
11
Workshop Samenwerking tussen zorg-, sport- en bewegingsaanbieders In deze workshop stonden twee methodieken centraal. Door Anita Vlasveld, van het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB) werd de Community aanpak gepresenteerd. Hans Leutscher (NebasNsg) gaf informatie over de ZORGmethode. Deze laatste methodiek gaat over hoe succesvol samengewerkt kan worden tussen patiëntenorganisaties en zorginstellingen om mensen met een chronische aandoening tot sportief bewegen aan te zetten. Het accent voor de deelnemers ligt op plezier, bewegen met elkaar, niet geïsoleerd voelen, grenzen verleggen, lekker moe worden en veel lachen. Knelpunten liggen er vooral op het financiële vlak. Sportbeoefening door chronisch zieken is vooral duurder dan ‘normale’ sportbeoefening door o.a. aangepaste accommodaties, aangepaste sportmaterialen, specifiek opgeleid kader. Verder kan door de handicap vaak alleen met kleine groepen gewerkt worden en is er door de ernst van de aandoening veel uitval. Op het moment lopen er 27 projecten in 25 verschillende gemeenten waar de ZORGmethode wordt toegepast. De Community aanpak is gericht op meer sport en beweegactiviteiten door met name mensen met een lage sociaal economische status (LSES). Hierbij gaat het vooral om laagdrempelige vormen van sport en bewegen die makkelijk in te passen zijn in het dagelijkse leven. NISB volgt in 2003 en 2004 een elftal pilots waar de Community aanpak wordt toegepast. Het doel is meer kennis en inzicht te krijgen in de effectiviteit van de relatie tussen deze aanpak en bewegen. Centraal in de aanpak staan actieve participatie van de doelgroep en intersectorale samenwerking. In de workshop werd de terechte vraag gesteld wat het verschil is tussen de Community aanpak en wijk- en buurtgericht werken. Het raakvlak is dat in het wijk- en buurtgericht werken (met name opbouwwerk) de Community aanpak vaak wordt toegepast. Het zijn echter geen synoniemen van elkaar. Vanuit deze methodiek kunnen ook te dikke kinderen en/of hun ouders als een community beschouwd worden, of bijvoorbeeld allochtone vrouwen die aan taallessen deelnemen. Een dergelijke groep kan als startpunt beschouwd worden voor het ontwikkelen van een beweegaanbod op maat, wellicht leidend tot een actievere en gezondere leefstijl. Uit de ‘1-meting evaluatieonderzoek Breedtesportimpuls’ blijkt dat het aantal projecten dat zich expliciet richt op gezondheid beperkt is. De Community aanpak van NISB en de ZORGmethode van NebasNsg bieden met name gemeenten, maar ook sportbonden aangrijpingspunten om zich meer op het thema sport, bewegen en gezondheid te richten en daarvoor projecten te starten. Anita Vlasveld (NISB)
[email protected], 026-4833800 Hans Leutscher (NebasNsg),
[email protected], 030-6597300
Workshop
12
Workshop Intergemeentelijke samenwerking voor mensen met een beperking en chronische aandoening Aan de hand van twee korte inleidingen en een video over de activiteiten binnen een intergemeentelijke samenwerkingsverband in Noord-Holland werd een goed beeld geschetst van de organisatie van vraag en aanbod op het gebied van aangepast sporten. Duidelijk werd dat regionale samenwerking een goede manier kan zijn om meer mensen met een beperking en chronische aandoening aan het bewegen te krijgen en ook te houden. In een discussie met de deelnemers werden de volgende tips en conclusies geformuleerd: • Als je echt werk wilt maken van een goede ondersteuningsstructuur voor aangepast sporten, probeer dan gemeenten te betrekken bij structurele samenwerkingsverbanden. Met ad hoc-beleid of kortstondige projecten wordt nauwelijks duurzaam resultaat bereikt. Bovendien kan dat na verloop van tijd (bijvoorbeeld na de bsi-periode) als een kaartenhuis in elkaar zakken; • De praktijk van intergemeentelijke samenwerking in Noord-Holland geeft aan dat de deelname aan bewegingsactiviteiten voor mensen met een beperking over de jaren spectaculair is gegroeid; • Zorg voor duidelijke aanspreekpunten. Bij de provinciale sportraad is dat de regiomanager voor aangepast sporten en uit gemeentelijke bijdragen kan eventueel een regiomedewerker op locatie worden aangetrokken. Bij de bonden kan steeds meer een beroep gedaan worden op sportspecifieke ondersteuning (proces van organisatorische integratie); • Ondersteuning op het specifieke vlak van aangepast sporten kost veel aandacht en (fysieke) begeleiding. Gezien het beperkt aantal (potentiële) sporters binnen een middelgrote gemeente loont het niet de moeite om alles zelf op poten te zetten. Intergemeentelijke samenwerking kan soelaas bieden om meer armslag en daadkracht te realiseren.
Jan Leijssenaar (Sport Drenthe),
[email protected], tel. 0528-233775, Marina Jansen (Sportservice Noord-Holland),
[email protected], tel. 035-6921623 of Toine van de Wert (NISB),
[email protected], tel. 026-4833800
De dag als geheel is door de deelnemers goed gewaardeerd, zo blijkt uit een enquête. Het ochtendDerde Ontmoetingsdag gedeelte van de dag scoorde gemiddeld een 7,3. De workshops werden gemiddeld met een 7,0 gewaardeerd. De deelnemers is gevraagd per gevolgde workshop een cijfer te geven voor inhoud, presentatie en interactie. Bij vrijwel alle workshops scoorde de interactie lager dan de andere twee elementen. Merendeels blijkt dit te liggen aan de veelheid aan workshops in één grote zaal. De organisatie heeft haar lessen hier inmiddels uit getrokken en voor volgend jaar meer subzalen gereserveerd. De best gewaardeerde workshop was ‘Diversiteit in kaderbeleid’ van de NISB-medewerksters Monique Hampsink en Willie Westerhof.
Breedtesportimpuls succesvol U komt toch volgend jaar ook weer? Inmiddels staat de datum van de volgende ontmoetingsdag vast: 27 mei 2004, wederom op Papendal.
Contactgegevens
Een uitgave van NISB, Postbus 32, 6800 AA Arnhem, T 026-4833800 E
[email protected]
3 0 0 2 i e m verslag22
DERDE ONTMOETINGSDAG
BREEDTESPORTIMPULS
Nationaal spor tcentrum Papendal