Beleidskader Jeugdzorg Limburg 2013-2016
voor de jeugd, met de jeugd!
Colofon Uitgave Provincie Limburg bezoekadres: Limburglaan 10 te Maastricht postadres: Postbus 5700, 6202 MA Maastricht tel.: +31 (0)43 389 99 99 e-mail:
[email protected] www.limburg.nl
12-2858_Omslag Beleidskader Jeugdzorg
VOOR DE JEUGD, MET DE JEUGD! 1 Beleidskader Jeugdzorg Limburg 2013-2016
Maastricht, 14 december 2012
1
Gedoeld wordt op de uitvoering van de jeugdzorg die, naast jeugdigen en ouders, ook met de omgeving moet gebeuren waarin jeugdigen wonen, spelen, vrienden hebben en naar school gaan. Betrokkenheid van hen bij de voorbereiding en uitvoering van de ambities is een voorwaarde.
4
VOOR DE JEUGD, MET DE JEUGD!
Inhoudsopgave
1.
Inleiding
7
2.
Kwalitatieve resultaten beleidsperiode 2009-2012
11
3.
Kwantitatieve resultaten beleidsperiode 2009-2012
15
4.
Maatschappelijke context
19
5.
Visie
23
6.
Elf ijkpunten voor de overdracht van de jeugdzorg
27
7.
‘Verkoop’ gaat door tijdens de verbouwing
31
7.1. Uitvoering wettelijke taken Bureau Jeugdzorg
32
7.2. Uitvoering geïndiceerde provinciale jeugdzorg
34
7.3. Belangenbehartiging en (cliënten)participatie
37
8.
Verbouwing, kwaliteitstoetsing en verhuizing - transitie
39
8.1. (Landelijke) afspraken over de rolverdeling tijdens de transitie
39
8.2. Provinciale inzet bij de transitie
40
8.2.1. Overdracht van kennis en ervaring
40
8.2.2. Kennisdeling tussen partijen en kennisontwikkeling bij partijen
41
8.2.3. Voorzien in onderwerpen die de regio overschrijden
42
8.2.4. Maatregelen ter bestrijding van risico’s
43
8.2.5. In te zetten instrumenten
44
9.
Naast ‘verkoop’ en verbouwing, ook vernieuwing - transformatie
45
9.1. Professionalisering van de jeugdzorg
46
9.2. Preventie en versterking van eigen netwerk
48
9.3. Intersectorale samenwerking binnen het primaire proces
50
9.4. Nazorg
52
10.
Financieel kader beleidsperiode 2013-2016
55
Beleidskader Jeugdzorg Limburg 2013 - 2016
5
6
VOOR DE JEUGD, MET DE JEUGD!
1.
Inleiding
Het Beleidskader Jeugdzorg Limburg 2009-2012 eindigt binnenkort. Op 19 december 2008 hebben Provinciale Staten het onder de titel ‘Ieder kind is een talent!’ vastgesteld. Met dit voorontwerp Beleidskader Jeugdzorg Limburg 2013-2016 worden de hoofdlijnen van de provinciale jeugdzorg voor de komende vier jaar geschetst. Dit is het zevende provinciale beleidskader. Het is ook het laatste omdat de jeugdzorg over enkele jaren aan de gemeenten wordt overgedragen. In verband daarmee kan dit beleidskader een kortere werkingsduur hebben. Bij overdracht eindigt de provinciale verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg ook formeel-juridisch. Bij inwerkingtreding van de Wet op de jeugdhulpverlening in 1989 kregen de provincies de jeugdzorgverantwoordelijkheid van het rijk. In overeenstemming met de Wet op de jeugdzorg stellen Provinciale Staten iedere vier jaar een beleidskader voor de provinciaal gefinancierde jeugdzorg vast. Het bevat de hoofdlijnen voor de provinciale jeugdzorg voor de komende vier jaar. Gedeputeerde Staten werken die hoofdlijnen jaarlijks uit in een uitvoeringsprogramma 2. Ieder jaar beoordelen Provinciale Staten of het beleidskader nog actueel is en voldoende aansluit bij de vragen die jeugdigen en hun ouders aan de provinciaal gefinancierde jeugdzorg stellen. Als dat nodig is kan het beleidskader jaarlijks worden aangepast. Dit Beleidskader Jeugdzorg Limburg 2013-2016 anticipeert op de overdracht van de jeugdzorg naar de gemeenten, het nieuwe wettelijke kader waarin alle vormen van jeugdzorg bij elkaar worden gebracht en onder de bestuursverantwoordelijkheid van één overheid komen en op de formeel-juridische beëindiging van de provinciale relatie met de jeugdzorg. De voorbereiding van de overdracht vindt plaats in een transitie- en transformatieproces. Tot het moment van overdracht zijn provincies voor de provinciaal gefinancierde jeugdzorg volledig verantwoordelijk. De wijze waarop deze verantwoordelijkheid en de rol binnen het transitie- en transformatieproces wordt uitgevoerd, maken onderdeel uit van dit nieuwe Beleidskader Jeugdzorg Limburg 20132016.
2
Het Uitvoeringsprogramma Jeugdzorg Limburg 2013 is vastgesteld op 29 januari 2013.
Beleidskader Jeugdzorg Limburg 2013 - 2016
7
Tijdens het transitie- en transformatieproces moeten kinderen, jongeren en hun ouders merken dat gewerkt wordt aan het verbeteren van de ondersteuning en zorg. Dat moet vooral ook gebeuren met hen. Jeugdigen en hun omgeving mogen geen hinder ondervinden van de veranderingen die tijdens de transitie en transformatie worden uitgewerkt. Dit Beleidskader Jeugdzorg Limburg 2013-2016 schept daarvoor de voorwaarden. Dit Beleidskader Jeugdzorg Limburg 2013-2016 is naast de Wet op de jeugdzorg gebaseerd op: ■■
Landelijk Beleidskader Jeugdzorg 2013-2014 (concept van 9 juli 2012).
■■
Bestuursafspraken 2011-2015 Rijk, IPO, VNG en Unie van Waterschappen d.d. 21 april 2011.
■■
Transitieagenda jeugdzorg d.d. 20 maart 2012.
■■
Afsprakenkader jeugdzorg 2010-2011 d.d. 11 november 2009 3.
■■
Provinciale Coalitieakkoord ‘Limburg, haal het beste uit jezelf‘ d.d. 29 juni 2012.
■■
Beleidsbrieven over de jeugdzorg van de staatssecretarissen van VWS en Veiligheid en Justitie.
■■
‘Transitiebrief stelselwijziging zorg voor jeugd’ d.d. 30 september 2011, brief ‘Geen kind buiten spel’ d.d. 27 april 2012 en Tweede Kamerbrief toezeggingen stelselwijziging jeugd d.d. 24 oktober 2012.
■■
Opbrengsten van de werkgroep Jeugdzorg uit Provinciale Staten.
■■
Opbrengsten van gesprekken met gemeenten, jeugdzorginstellingen en cliëntenorganisaties.
Dit Beleidskader Jeugdzorg Limburg 2013-2016 bewandelt drie sporen:
1. ‘Verkoop’ gaat door tijdens de verbouwing (hoofdstuk 7) Het betreft hier de uitvoering van de wettelijke taken in overeenstemming met de Wet op de jeugdzorg: Het blijvend realiseren van een betaalbare jeugdzorg die voldoet aan de wettelijke kwaliteitseisen en waarbij het waarborgen van de veiligheid van jeugdigen het primaire uitgangspunt is. Om gegeven de structurele rijksbezuinigingen waarmee Limburg wordt geconfronteerd, problemen in beschikbaarheid en kwaliteit van jeugdzorg te voorkomen, worden voorwaarden geschapen die in jeugdzorg voorzien als zich knelpunten voordoen. Met dit spoor wordt de uitvoering van de Wet op de jeugdzorg gegarandeerd tot het moment dat een nieuw wettelijk kader van kracht is. Van jeugdzorginstellingen wordt gevraagd op de nieuwe situatie te anticiperen. Randvoorwaardelijk ondersteunen wij dit in hoofdstuk 9.
3
8
Inmiddels structureel verankerd in het landelijk Beleidskader Jeugdzorg 2013-2014.
VOOR DE JEUGD, MET DE JEUGD!
Hoofdstuk 7 is primair ingestoken vanuit het perspectief van de provinciaal gefinancierde jeugdzorg en kent verbindingen met andere sectoren van jeugdzorg, voor zover dat voor de provinciale jeugdzorg relevant is.
2. Verbouwing, kwaliteitstoetsing en verhuizing – transitie (hoofdstuk 8) Het betreft hier de transitie van de jeugdzorg. Dit spoor voorziet in het scheppen van zodanige (rand)voorwaarden dat de jeugdzorg over enkele jaren uitvoeringstechnisch én voorzien van een nieuw inhoudelijk fundament, verantwoord door gemeenten kan worden uitgevoerd. Het belang van de jeugdigen vormt daarbij het uitgangspunt. Zo’n nieuw fundament wordt gelegitimeerd met het feit dat vijf relatief van elkaar gescheiden stelsels tot één stelsel moeten worden gesmeed. Gemeenten bereiden zich op deze uitvoering voor. Randvoorwaardelijk zijn wij bereid dit te ondersteunen. Hoofdstuk 8 is een aanbod aan de toekomstige financier van jeugdzorg. Hiervan kan door (samenwerkende) gemeenten gebruik worden gemaakt, maar ook – voor zover van toepassing – door jeugdzorginstellingen uit de diverse nu nog onderscheiden stelsels.
3. Naast ‘verkoop’ en verbouwing, ook vernieuwing – tranformatie (hoofdstuk 9) Het betreft de inhoudelijke en kwalitatieve doorontwikkeling en transformatie van de jeugdzorg. Dit gebeurt in overeenstemming met onze visie (hoofdstuk 5). Met dit spoor worden maatregelen gestimuleerd waarmee kinderen, jongeren en hun ouders eerder, beter en sneller ondersteuning en hulp krijgen als dat nodig is. Dat kan onder andere gebeuren door de eerstelijns jeugdzorg te versterken en meer in te zetten op de ontwikkeling van intersectorale zorgprogramma’s. Ook de eerder vastgestelde Versnellingsagenda biedt hiervoor onder andere een kader. Bij de uitwerking van dit spoor wordt maximaal gebruik gemaakt van de beleidsruimte die er is. De randen van de huidige wet- en regelgeving worden opgezocht en in nieuwe werkwijzen, experimenten en pilots verantwoord ‘uitgeprobeerd’. Dit spoor is van belang om stilstand in doorontwikkeling en vernieuwing in de jeugdzorg te voorkomen en voor te sorteren op de vernieuwingen die met het nieuwe stelsel worden beoogd. Gemeenten, (jeugd)zorginstellingen en cliëntenorganisaties zijn onmisbare partners bij het invullen en uitvoeren van dit spoor. Dit hoofdstuk is vanuit zorginhoudelijk perspectief gericht op alle jeugdzorginstellingen uit nu nog onderscheiden jeugdzorgstelsels. Hen worden mogelijkheden geboden om vooruitlopend op de overdracht van de jeugdzorg naar de gemeenten te zoeken naar meer integrale oplossingen en ‘vernieuwend denken’ dat werkelijk effect sorteert.
Beleidskader Jeugdzorg Limburg 2013 - 2016
9
10
VOOR DE JEUGD, MET DE JEUGD!
2.
Kwalitatieve resultaten beleidsperiode 2009-2012 4
Op 19 december 2008 hebben Provinciale Staten het Beleidskader Jeugdzorg Limburg 2009-2012 vastgesteld. Het bevatte tweeëntwintig ambities die in vier opeenvolgende uitvoeringsprogramma’s zijn uitgewerkt in bijna driehonderd afrekenbare doelen. Over de vraag of is uitgevoerd wat is beloofd, is in kwartaalrapportages verantwoording afgelegd aan Provinciale Staten. We zijn in de afgelopen beleidsperiode landelijk met een aantal ontwikkelingen geconfronteerd, waarop we hebben geanticipeerd.
Rijkskorting van Limburgse doeluitkering In de beleidsperiode die nu wordt afgesloten, heeft de rijksoverheid een nieuw model geïntroduceerd voor de verdeling van de middelen die landelijk voor provinciale jeugdzorg beschikbaar zijn (€ 1,4 mld). Door toepassing van het nieuwe verdeelmodel kreeg de Limburgse jeugdzorg met een korting van € 19,6 mln. te maken, gefaseerd te realiseren in 2011, 2012 en 2013. Over de wijze van invulling van deze rijkskorting hebben wij in 2010 en 2011 de noodzakelijke besluiten genomen. In 2013 is sprake van een structurele doeluitkering voor jeugdzorg van € 95 mln. Gelijktijdig met het implementeren van de rijkskorting zijn maatregelen genomen die erin voorzien dat voor kinderen en jongeren die op jeugdzorg zijn aangewezen, beschikbaarheid van jeugdzorg blijft gegarandeerd. In 2011 en 2012 is dit gerealiseerd. Voor professionals die door de rijkskorting met boventalligheid of ontslag worden bedreigd, is een Mobiliteitscentrum ingericht dat hen maximaal van werk naar werk begeleidt. Tot nu toe zijn de resultaten positief. De nieuwe beleidsperiode blijft financieel onrustig. Op de provinciale doeluitkering heeft de staatssecretaris van VWS vanaf 2013 een korting van 2.65% aangekondigd. Het nieuwe kabinet heeft laten weten jeugdzorg in de volle breedte naast de eerder afgesproken € 300 mln. nog eens met € 150 mln. extra te zullen korten, te beginnen vanaf 2015.
4
Dit hoofdstuk wordt in het Beleidskader Jeugdzorg Limburg 2013-2016 nader gespecificeerd en onderbouwd.
Beleidskader Jeugdzorg Limburg 2013 - 2016
11
Voorbereidingen stelselwijziging Bij de presentatie van het regeerakkoord op 26 oktober 2010 is het voornemen tot overdracht van de jeugdzorg 5 naar de gemeenten bekend gemaakt. Het stoelde op eerder verkregen draagvlak in politiek en samenleving. Landelijk (in het Bestuursakkoord 2011-2015), provinciaal en regionaal is hieraan in de afgelopen jaren invulling gegeven. In de beleidsperiode die nu wordt afgesloten hebben alle 33 Limburgse gemeenten zich in termen van oriëntatie en inrichting van het proces op de stelselwijziging voorbereid. Dat gebeurt in vier samenwerkende regio’s. De inrichting van het proces is belangrijk omdat het voorwaarden schept waarmee de jeugdzorg van een nieuw inhoudelijk fundament kan worden voorzien. Zo’n fundament is nodig omdat vijf stelsels in een nieuw wettelijk kader bij elkaar komen.
Overige uitvoering van ambities Aan onder andere de volgende overige ambities is uitvoering gegeven: ■■
De structurele implementatie van de als effectief beoordeelde methodiek Triple P is in vijfentwintig van de drieëndertig Limburgse gemeenten gerealiseerd, waarmee een bijdrage is geleverd aan de ambitie dat opvoedingsondersteuning zodanig wordt versterkt dat ouders zelfvertrouwen krijgen in hun kwaliteiten.
■■
De ambitie dat “alle gemeenten in Limburg over een Centrum voor Jeugd en Gezin beschikken” is gerealiseerd. Dit geldt niet voor de ambitie dat deze Centra voldoen aan de basisvoorwaarden die eerder door het ministerie voor Jeugd en Gezin waren gesteld. Voor de rijksoverheid is het geen voorwaarde meer dat aan de basisvoorwaarden moet worden voldaan.
■■
De ambitie dat “kinderen en jongeren niet langer dan negen weken op geïndiceerde jeugdzorg wachten” is gerealiseerd. Het geldt ook voor de ambitie dat bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling structureel wachtlijstvrij wordt gewerkt.
■■
De ambitie dat de jeugdzorg over “een heldere en eenduidige structuur voor stages en stagebegeleiding en voor de begeleiding van beginnende professionals” beschikt, is gerealiseerd binnen het programma: ‘Op pad met een andere instelling: Limburgs actieplan jeugdzorg en arbeidsmarkt’. Dat geldt ook voor de ontwikkeling en implementatie van ‘Leven-lang-leren’-plannen. Het programma is op 27 september tijdens een eindconferentie met een aantal overdraagbare producten afgesloten. In Limburg zijn deze producten in de provinciale jeugdzorg geborgd.
■■
De ambitie dat jongeren die in de jeugdzorg verblijven over internet beschikken, is gerealiseerd.
■■
De ambitie om de pleegzorg te vernieuwen door die meer vraaggericht en flexibel te maken, is met het programma ‘Prima Pleegzorg’ gerealiseerd. Het heeft er onder andere toe geleid dat sprake is van één provinciaal serviceloket, dat vraag en aanbod naar pleegzorg in evenwicht zijn en dat verblijf in het eigen netwerk van de jeugdige bij ruim de helft van alle pleegzorgsituaties wordt gerealiseerd.
5 Hier bedoeld in de volle breedte van het begrip.
12
VOOR DE JEUGD, MET DE JEUGD!
Het programma ‘Prima Pleegzorg’ is op 19 november 2012 tijdens een eindconferentie met een aantal overdraagbare producten afgesloten. In Limburg zijn deze producten in de pleegzorg geborgd.
■■
De ambitie om in enkele regio’s van samenwerkende gemeenten ervaring op te doen met de wijze waarop ‘Eén kind, één gezin, één plan’ kan worden toegepast mét mogelijkheden van doorzettingsmacht, is gerealiseerd. Implementatie vindt nu plaats.
■■
De ambitie om met de zogenoemde RAAK-aanpak 6 kennis en vaardigheden bij het signaleren van (vermoedens van) kindermishandeling te vergroten, is binnen voorschoolse opvang en onderwijs in alle gemeenten in Limburg gerealiseerd.
■■
De ambitie om de ‘Deltamethode’ voor gezinsvoogdij in te voeren is structureel gerealiseerd. Het betekent dat de werkbelasting voor gezinsvoogden van 1 gezinsvoogd op 15 jeugdigen is teruggebracht en binnen maximaal zeventig dagen na aanmelding een ondertoezichtstelling is uitgesproken. Eerder lag de doorlooptijd op meer dan 100 dagen.
■■
De ambitie om bij de jeugdreclassering de nieuwe methode ‘De jongere aanspreken’ structureel te implementeren is gerealiseerd.
■■
De ambitie om hetzelfde aantal kinderen te helpen met minder budget is gerealiseerd. Dat gebeurde ondanks het feit dat het rijk evenals in de periode 20052008, géén prijscompensatie toekende.
■■
De ambitie om met provinciale pilots bij te dragen aan de verdere ontwikkeling van intersectorale programma’s is gerealiseerd op het onderdeel provinciale jeugdzorg, geestelijke gezondheidszorg en (licht) verstandelijke beperking.
■■
De ambitie om met wetenschappelijke ondersteuning aan een adequate overdracht van de jeugdzorg bij te dragen is met het instellen van het lectoraat ‘Opvoeden in het Publieke Domein’ randvoorwaardelijk gerealiseerd.
■■
De ambitie om een provinciale Jeugdmonitor 7 te ontwikkelen en die van de nodige data te voorzien, is gerealiseerd. Hiermee is een aanzet gegeven om ‘de staat van de Limburgse jeugd’ in beeld te brengen.
6 www.raak.org 7 www.limburg.nl/kerngegevens.
Beleidskader Jeugdzorg Limburg 2013 - 2016
13
Een aantal ambities is ten dele of onvoldoende gerealiseerd: ■■
De ambitie om het aandeel allochtone medewerkers naar 4% te laten doorgroeien, is niet gerealiseerd. Door de rijksbezuiniging was het beperkt mogelijk nieuw personeel aan te trekken.
■■
De ambitie om een op de jeugdzorgketen afgestemd ict-systeem te ontwikkelen, is niet gerealiseerd. Wel kunnen de provinciale jeugdzorginstellingen cliëntgegevens elektronisch met elkaar uitwisselen. De noodzakelijke investeringen konden door de rijksbezuinigingen niet worden vrijgemaakt.
■■
De ambitie om verblijflocaties in te richten naar de normen van ‘deze tijd’ en de instellingsterreinen te vermaatschappelijken, is ten dele gerealiseerd. Hieraan liggen de rijksbezuinigingen en de gevolgen van de economische crisis ten grondslag.
■■
Het financieren van jeugdzorgaanbod vindt nog onvoldoende plaats op basis van een betrouwbare analyse van vraag en aanbod. Ondanks te waarderen bijdragen daaraan van Bureau Jeugdzorg Limburg is het lastig gebleken om een betrouwbaar instrument te vinden waarmee de vraag naar jeugdzorg meerjarig kan worden geprognosticeerd. Met de provinciale Jeugdmonitor geven wij een impuls hieraan. Het instrument moet verder worden doorontwikkeld.
14
VOOR DE JEUGD, MET DE JEUGD!
3.
Kwantitatieve resultaten beleidsperiode 2009-2012
In de beleidsperiode die nu wordt afgesloten zijn veel kinderen, jongeren en hun ouders door de provinciaal gefinancierde jeugdzorg ondersteund en geholpen. Wij beschouwen de prestatie-indicator ‘Cliënttevredenheid’ als een belangrijk ijkpunt om te kunnen bepalen hoe ouders en kinderen de jeugdzorg hebben ervaren. Deze varieerde in de nu afgesloten beleidsperiode van ruim voldoende (7.0) bij Bureau Jeugdzorg Limburg tot goed (8.0) bij de jeugdzorgaanbieders. De kwantitatieve resultaten zijn ook opgenomen in de provinciale Jeugdmonitor. De cijfers worden daar tot op bepaalde hoogte ook van een duiding voorzien. In 2012 komen nog factsheets per gemeente beschikbaar. Tot het moment van overdracht van de jeugdzorg naar de gemeenten hebben wij de bereidheid uitgesproken de provinciale Jeugdmonitor met onder andere deze gegevens te blijven aanvullen en periodiek van een zekere analyse te zullen voorzien. Gebaseerd op de provinciale Jeugdmonitor is onlangs een eerste rapportage gepubliceerd 8. Een aantal gegevens uit deze rapportage is in dit hoofdstuk weergegeven.
Aantal aanmeldingen Bureau Jeugdzorg Limburg (De laatste drie kolommen: per 1.000 in die regio woonachtige minderjarigen in het betreffende jaar)
Limburg Noordelijk N.L. Regio Venlo West. M.L. Oost. M.L. Westelijk Mijnstr. Parkstad Mstr-Heuvelland Noord en Midden Zuid
2009
2010
2011
2009
2010
2011
3.182 361 554 219 450 402 586 630 1.584 1.598
5.301 516 736 463 744 703 1.120 1.028 2.459 2.851
4.359 354 689 284 579 465 1.024 764 1.906 2.253
15 13 17 10 18 14 13 18 15 15
25 19 23 22 30 25 26 30 24 27
20 13 22 14 24 17 24 23 19 22
8 Trends en ontwikkelingen in het jeugdzorgbeleid in Limburg, september 2012.
Beleidskader Jeugdzorg Limburg 2013 - 2016
15
In de periode tot 2010 is een continue stijging van het aantal aanmeldingen bij Bureau Jeugdzorg waar te nemen. Dit is een landelijke trend (Brancherapportage Jeugdzorg 2010) die ook in Limburg zichtbaar is. Vanaf 2010 neemt het aantal aanmeldingen af. Er zijn in 2011 ruim 4.300 aanmeldingen gedaan. Het gaat dan om 20 aanmeldingen per 1.000 jeugdigen tot 18 jaar, zo’n 2% van de jeugdigen. In Zuid-Limburg zijn er relatief meer aanmeldingen dan in Noord- en Midden-Limburg. Parkstad en oostelijk MiddenLimburg hebben relatief het hoogste aantal aanmeldingen. Noordelijk Noord-Limburg en westelijke Midden-Limburg het laagste. Het verschil tussen deze regio’s is bijna 50%.
Gebruik van provinciaal gefinancierd jeugdzorgaanbod 9 (De laatste drie kolommen: per 1.000 in die regio woonachtige minderjarigen in het betreffende jaar)
Limburg Noordelijk N.L. Regio Venlo West. M.L. Oost. M.L. Westelijk Mijnstr. Parkstad Mstr Heuvelland Noord en Midden Zuid
2009
2010
2011
4.130 172 472 228 487 607 1.110 1.054 1.359 2.771
5.527 250 658 347 565 742 1.509 1.456 1.820 3.707
4.183 323 507 358 432 597 1.113 853 1.620 2.563
2009 19 6. 15 11 19 21 25 30 13 26
2010
2011
26 9 20 17 23 27 35 43 17 35
20 12 16 18 18 22 26 26 16 25
Bij het weergeven van het aantal jeugdigen dat gebruik heeft gemaakt van provinciaal gefinancierde jeugdzorg, is sprake van een breuk in de tijd. Vanaf 2011 zijn de definities voor de beleidsinformatie jeugdzorg landelijk namelijk aangepast. Sinds die tijd is per gemeente inzichtelijk hoeveel jeugdigen voor het eerst aanspraak op jeugdzorg hebben ontvangen en hoeveel jeugdigen op peildatum in zorg zijn. Vóór 2009 en 2010 is alleen bekend voor hoeveel jeugdigen zorg is gestart. Dit kunnen ook jeugdigen zijn die al in zorg waren. Om die reden zijn de aantallen in 2009 en 2010 hoger dan in 2011. In de regio Zuid-Limburg maken meer jeugdigen gebruik van provinciale jeugdzorg dan in de regio Noord- en Midden-Limburg. Het verschil is bijna een factor 2. De subregio’s Parkstad en Maastricht-Heuvelland hebben relatief de hoogste instroom. Noordelijk Noord-Limburg heeft de laagste instroom.
9 De zogenoemde jeugd- en opvoedhulp. Het betreft het aantal nieuwe instromers.
16
VOOR DE JEUGD, MET DE JEUGD!
In totaal zijn in 2011 in de provincie Limburg 4.183 jeugdigen ingestroomd bij de provinciaal gefinancierde jeugdzorg. Dat is ongeveer 2% van het totaal aantal jeugdigen in de provincie. Het gaat om jeugdigen die voor het eerst jeugdzorg ontvangen. Jeugdigen stromen binnen de jeugdzorg ook door naar andere typen zorg. Deze doorstroom is niet opgenomen in de tabel. Uit de eerste analyse van de provinciale Jeugdmonitor blijkt dat het gebruik van jeugdgeestelijke gezondheidzorg per 1.000 jeugdigen in 2011 als volgt was (niet opgenomen in de tabel):
Noord-Limburg Zuid-Limburg
Nieuwe instroom: 12,2
Aantal in zorg: 14,7
Nieuwe instroom: 31,2
Aantal in zorg: 31,5.
Het aantal jeugdigen dat gebruik maakt van de zorg voor licht verstandelijk gehandicapten, voor zover die onder een van de domeinen van jeugdzorg valt, is relatief beperkt. In 2011 ging het provinciaal om een nieuwe instroom van 131 jeugdigen en 353 jeugdigen reeds in zorg.
Jeugdigen met een maatregel van jeugdbescherming (In deze tabel wordt van decimalen gebruik gemaakt vanwege de omvang van het aantal jeugdigen)
2009
2010
2011
2009
2010
2011
Limburg Noordelijk N.L. Regio Venlo
770 56 135
782 52 121
737 86 116
3,6 2,1 4,2
3,7 1,9 3,8
3,6 3,3 3,7
West. M.L. Oost. M.L. Westelijk Mijnstr Parkstad Mstr Heuvelland Noord en Midden Zuid
62 102 90 182 142 355 415
107 99 80 182 141 379 403
44 108 83 178 122 343 383
2,9 4,1 3,2 4,1 4,1 3,4 3,9
5,2 4,0 2,9 4,2 4,2 3,6 3,8
2,2 4,4 3,0 4,2 3,7 3,4 3,7
Bij de aantallen gaat het om nieuwe door de kinderrechter ondertoezicht gestelde minderjarigen in het betreffende jaar. Omdat de doorlooptijd van een ondertoezichtstelling gemiddeld 1028 dagen (peiljaar 2011) is, is het aantal ondertoezicht gestelde jeugdige in het betreffende jaar hoger dan het aantal nieuw ondertoezicht gestelde minderjarigen. In 2011 bijvoorbeeld stonden (inclusief de nieuw ingestroomde ondertoezichtstellingen) in totaal 2.238 minderjarigen onder toezicht van Bureau Jeugdzorg Limburg.
Beleidskader Jeugdzorg Limburg 2013 - 2016
17
Wordt het aantal nieuw ondertoezicht gestelde jeugdigen afgezet tegen het totaal aantal jeugdigen tot 18 jaar, dan gaat het om minder dan 0.5% van alle jeugdigen in Limburg. In Zuid-Limburg neemt het aantal jeugdigen met een maatregel jeugdbescherming af, evenals in de regio Venlo. In noordelijk Noord-Limburg en oostelijk Midden-Limburg is het aantal jeugdigen met een maatregel jeugdbescherming toegenomen. In 2011 heeft de regio oostelijk Midden-Limburg relatief het hoogste aantal in de provincie.
Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) 10 Functie Adviezen Consulten Onderzoeken
2008 525 1046 471
2009 593 1056 496
2010 818 1166 552
2011 890 1165 533
Bij meldingen van (vermoedens van) kindermishandeling gaat het om adviezen die bellers aan het AMK vragen indien ze kindermishandeling vermoeden. Bij onderzoeken is daadwerkelijk en serieus sprake van een vermoeden van kindermishandeling.
10 Het betreft aantallen op jaarbasis.
18
VOOR DE JEUGD, MET DE JEUGD!
4.
Maatschappelijke context
Het ondersteunen en zo nodig helpen van jeugdigen en hun ouders gebeurt niet vanuit een vacuüm. De vraag ernaar wordt de komende vier jaar (mede) bepaald door de maatschappelijke context waarbinnen kinderen en jongeren opgroeien en de mogelijkheden van hun ouders hen adequaat en gezond op te voeden. Ook het ‘antwoord’ dat van de jeugdzorg op vragen over opgroeien en opvoeden wordt verwacht, is (mede) afhankelijk van de opvattingen die hierover bestaan in politiek en samenleving.
Economie en welvaart Met het grootste deel van kinderen, jongeren en hun ouders gaat het goed. Volgens internationaal vergelijkend onderzoek behoren Nederlandse kinderen en jongeren tot de gelukkigste ter wereld. Dit neemt niet weg dat kindermishandeling, het beroep op jeugdzorg en het stijgend aantal kinderen met een ongezonde levensstijl zorgen baren. Ook de deelname aan het speciaal onderwijs blijft hoog. De tweedeling in de maatschappij blijft een punt van aandacht. Er is risico dat de tweedeling wordt versterkt en de toegankelijkheid tot goede zorg en goed onderwijs meer is voorbehouden aan dat deel van de bevolking dat in (im)materiële leeft. Dit betekent dat een deel van de jongeren – zonder aanvullende maatregelen – bij voorbaat minder kansen krijgt. Ook het Sociaal Cultureel Planbureau constateert een zekere tweedeling in een recente publicatie over armoede. Hieruit blijkt dat 44% van de bijstandskinderen niet ‘maatschappelijk meedoet’, ten opzichte van 19% van de nietarme groep 11. Door complexe maatschappij en de druk op economisch rendement hebben sommige mensen weinig kans op een baan. Een goede startkwalificatie voor jongeren is daarom van groot belang. Maximale inspanningen zijn nodig om jongeren toe te leiden naar de arbeidsmarkt. Het is noodzakelijk hen alternatieven te bieden. Dat kan ook met provinciaal beleid worden ondersteund. Dit geldt zeker voor de groep Wajongers die ondanks maatregelen blijft stijgen 12.
11 ‘Kunnen meer kinderen meedoen?’Veranderingen in de maatschappelijke deelname van kinderen. Sociaal Cultureel Planbureau 2011. 12 Volgens CBS-gegevens steeg het aantal Wajongers in 2011 tot 75.000. Dat zijn er 4.000 meer dan in 2010.
Beleidskader Jeugdzorg Limburg 2013 - 2016
19
Sociaal en cultureel Kinderen worden ook opgevoed door anderen dan hun eigen ouders. ‘Die anderen’ besteden sámen meer tijd aan de opvoeding van kinderen dan de eigen ouder(s). Kinderopvang en basisscholen realiseren – ook op grond van wet- en regelgeving – voor- en naschoolse voorzieningen. Grootouders spelen een belangrijke rol bij de opvang van hun kleinkinderen. Kinderen en jongeren zijn lid van een of meer clubs of verenigingen. Zij hebben vrienden en vriendinnen. Gelijktijdig zijn kinderen en jongeren vaker online dan offline 13. De rol die internet speelt in het leven van kinderen en jongeren, roept nieuwe vragen op. Antwoorden zijn er nog niet. Versmelten de omgangsvormen en regels die informeel op internet gelden, met de manier waarop we met elkaar omgaan in de ‘echte’ wereld? En wat zijn de consequenties daarvan op de cohesie in de samenleving, in wijk en buurt waar kinderen wonen, leven, spelen en naar school gaan en op het gedrag van kinderen, jongeren en ouderen? Is in de toekomst nog sprake van een wijk in de klassieke betekenis of wordt ‘de wijk van de toekomst’ gevormd door (geografisch grenzeloze) online-(vrienden)groepen? 14. En vindt vervolgens dáár cohesie plaats? Of is sprake van verschraling in het intermenselijk contact met – uiteindelijk – nieuwe doelgroepen die ondersteuning nodig hebben? De overheid spreekt ouders aan op hun verantwoordelijkheid voor hun kinderen. Dat kan voor hen vragen oproepen. Ouders realiseren zich dat ze die verantwoordelijkheid ook moeten waarmaken. Dat kan onzekere ouders opleveren. Hun normen en waarden bijvoorbeeld over het gebruik van internet en alcohol, over omgangsvormen en het moment waarop kinderen seksueel actief kunnen zijn, kunnen afwijken van de normen van degenen die hun kind ook opvoeden. Dit geldt nog nadrukkelijker voor ouders van allochtone dan van autochtone afkomst. In zo’n situatie kunnen ouders opvoedingsondersteuning gebruiken, zonder dat ‘het opvoeden’ problematisch is. In deze context moet het normaal worden dat ouders een opvoedcursus volgen of met elkaar actief en georganiseerd over opvoeden en opgroeien van gedachten wisselen. Een bezoek aan het Centrum voor Jeugd en Gezin moet net zo normaal worden als een bezoek aan het consultatiebureau of de huisarts. De populariteit van ‘online’-opvoedingssites ondersteunt dat hieraan behoefte is.
13 Van de Nederlanders is 86% elke dag online. Onderzoek Eurostat/CBS 2011. 14 Van Nederlandse basisschoolleerlingen heeft 70% een persoonlijke pagina op een sociale netwerksite. Bij jongeren die voortgezet onderwijs volgen is dit 87%. Onderzoek Europese Commissie, april 2011.
20
VOOR DE JEUGD, MET DE JEUGD!
Politiek en bestuur hebben de opvattingen van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling omarmd 15, zonder de ogen te sluiten voor complexe doelgroepen. De Raad geeft aan dat alledaagse strubbelingen binnen een gezin niet onnodig moeten worden geëtiketteerd als grootschalige zorgproblemen. Problemen horen bij het leven. Dat gezinnen en hun omgeving daar veelal zelf een weg in kunnen vinden, zijn politiek en samenleving haast vergeten, zegt de Raad. Gepleit wordt voor een sterke eerste lijn. Hooggekwalificeerde professionals zouden dichtbij gezinnen moeten fungeren als vraagbaak, generalistisch zorgaanbieder en schakel tussen gezin, sociale omgeving en ‘vanzelfsprekende’ medeprofessionals als huisarts, onderwijzer, sportbegeleiders of verpleegkundigen van consultatiebureaus. Het beroep op jeugdzorg is door de jaren heen gestegen: in 2009 in totaal 377.000 jeugdigen, waaraan € 3,75 mld. werd besteed. Bij de provinciale jeugdzorg in Limburg is nu van een stabilisatie sprake. Volgens het Sociaal Cultureel Planbureau hebben de oorzaken van het toegenomen beroep op jeugdzorg minder te maken met een toename van de jeugdproblematiek of de ernst daarvan, maar meer met een complexere en veeleisender maatschappij, hogere verwachtingen van ouders, afnemende bemoeienis en steun van de naaste omgeving en ontwikkelingen in de jeugdzorg zelf (meer signalering, betere diagnostiek, meer en betere geneesmiddelen) 16.
Technologie Informatietechnologie, internet en mobiele communicatie spelen een grote rol in ons sociale leven en in dat van kinderen en jongeren in het bijzonder 17. Het biedt een platform voor het delen en kennisnemen van informatie. In de jeugdzorg biedt internet mogelijkheden ook informatie over jongeren te delen en tot matching van vraag en aanbod te komen, waardoor direct beschikbare hulp gemakkelijker te lokaliseren is. In relatie tot verantwoording en transparantie biedt internet de mogelijkheid tegen beperkte kosten publiekelijk inzicht te geven in beleid en de realisatie ervan. Technologie en technologische ontwikkelingen scheppen mogelijkheden voor andere vormen van communicatie in de hulpverlening dan het gebruikelijke face-to-face-contact. ‘Online’ vormen van hulp staan in de jeugdzorg nog in de kinderschoenen, maar nemen nu een snelle vlucht. De ‘gevestigde’ instellingen kunnen te maken krijgen met (nieuwe) aanbieders die aansprekende ondersteuning en hulp kunnen aanbieden tegen relatief lage kosten. Ervaringen laten zien dat de resultaten van ‘online’-hulpverlening door hulpvragers als bevredigend worden ervaren. Hulpvragers vinden het relatief anonieme karakter van ‘online’-hulp een voordeel ten opzichte van de ‘klassieke’ hulpverlening. 15 ‘Ontzorgen en Normaliseren’, Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling, 2012. 16 ‘Jeugdzorg in groeifase’. Sociaal Cultureel Planbureau, oktober 2011. 17 In Nederland heeft 95% van de huishoudens toegang tot internet. In Nederland heeft 69% van de leerlingen in het voortgezet onderwijs een mobiel apparaat met internet. Onderzoek CBS 2011.
Beleidskader Jeugdzorg Limburg 2013 - 2016
21
Politiek-bestuurlijk De aandacht voor kinderen en jongeren, voor opgroeien en opvoeden blijft in politiek en samenleving groot. Enerzijds schept dit verwachtingen, anderzijds zet het professionals, instellingen en overheden sterk onder druk. Er is nooit ‘beleidsrust’ in de (brede) jeugdzorg. Dat komt ook tot uiting in het besluit om de vijf stelsels die nu samen de jeugdzorg vormen, tot één samenhangend wettelijk kader te smeden en in handen van één overheid te leggen. Het is een ontwikkeling die kan bijdragen aan het oplossen van de knelpunten die nu in ieder van de afzonderlijke stelsels wordt ervaren. De overdracht van bevoegdheden en verantwoordelijkheden naar gemeenten is een complexe aangelegenheid. Het betreft immers niet de overdracht van één bestaand stelsel. Voor de huidige vijf stelsels dient één nieuw stelsel in de plaats te komen, met veranderingen in organisatorisch, inhoudelijk en financieel opzicht. Omdat er over de (in)richting hiervan nog veel onduidelijk is, ontstaan – vanuit een zeker enthousiasme uiteenlopende initiatieven die veel (verschillende) richtingen opgaan. Een goede balans tussen zorgvuldigheid en voortvarendheid is nodig om te voorkomen dat het transitie- en transformatieproces ten koste gaat van kinderen en jongeren. De balans kan ook worden verstoord door nieuwe posities waar (jeugdzorg)instellingen naar zoeken en die tijdens het transitie- en transformatieproces tot onderling wantrouwen kunnen leiden. En wantrouwen staat een open samenwerking in de weg. Dat komt jeugdigen niet ten goede. Binnen de huidige kaders zijn er maximale mogelijkheden de randen van die kaders op te zoeken en binnen die randen creatief en innovatief ondernemerschap te tonen in samenwerking met andere zorginstellingen en professionals. Zorgvuldigheid is nodig bij de inrichting van beleidsvrijheid en minimale verantwoordingsverplichting voor gemeenten. De uitvoeringsruimte van de gemeente wordt vergroot door af te zien van uitgebreide kwaliteitseisen en dichtgetimmerde regelingen. Er komt ruimte om te experimenteren. Financiering vindt zoveel mogelijk plaats via algemene fondsen, er wordt geen interbestuurlijk toezicht ingesteld en alleen die informatie wordt opgevraagd die strikt noodzakelijk is.
22
VOOR DE JEUGD, MET DE JEUGD!
5.
Visie
Ieder kind heeft het recht om veilig en evenwichtig op te groeien. Het is een van de rechten in het Universele Verdrag van de Rechten van het Kind. Onze visie op opgroeien, opvoeden en jeugdzorg neemt dat universele recht als primair uitgangspunt. Het recht betekent tevens dat ouders de plicht hebben een opvoed- en opgroeisituatie te creëren, waarin hun kinderen veilig en evenwichtig tot volwassenen kunnen opgroeien. Het impliceert dat ouders zelf verantwoordelijk zijn voor de opvoeding van hun kinderen. Ook al doen zij dit grotendeels samen met anderen. Die eigen verantwoordelijkheid van ouders dient ook in de jeugdzorg voorop te staan. Alleen als de veiligheid en de ontwikkeling van kinderen in het geding zijn, worden grenzen gesteld aan de autonomie die ouders bij het opvoeden en opgroeien hebben. Dan moet door de overheid worden ingegrepen in het gezag van de ouders en wordt de opvoedingsverantwoordelijkheid (deels) overgenomen. Het stijgende beroep dat op jeugdzorg 18 is gedaan is mede veroorzaakt door de bereidheid van overheid en professionals verantwoordelijkheden van ouders over te nemen. Het bouwen op de kracht en kwaliteiten van ouders en kind en hen vervolgens te coachen in het goed gebruik maken van hun eigen mogelijkheden, is daarmee op de achtergrond komen te staan. Nu vindt er een omslag in denken plaats: Ouders en kinderen hebben mogelijkheden om met hun omgeving zelf oplossingen te bedenken voor hun problemen. En als het thuis (tijdelijk) niet meer kan, moeten ouders kunnen uitwijken naar opvang in het eigen netwerk. Vierentwintig uurs verblijf in een ‘instellingsomgeving’ is alleen aan de orde als het écht moet. De vragen van kinderen en ouders staan centraal. We willen gericht investeren in het vergroten van hun eigen kracht en zelfredzaamheid, zodat zijzelf met hun directe omgeving aan de slag kunnen om problemen aan te pakken. Het toepassen van deze benadering is nog een wereld te winnen. Nog meer dan nu al gebeurt kan gekeken en uitgegaan worden van de eigen kracht van gezinnen. De inzet van professionals is daarbij vooral gericht op de versterking van die eigen kracht en van de hulpbronnen in de eigen omgeving van jeugdigen en het maken van één plan waarbij de vraag uitgangspunt is. Indien nodig wordt het plan in samenhang met andere domeinen gerealiseerd. 18 Hier bedoeld in de volle breedte van het begrip.
Beleidskader Jeugdzorg Limburg 2013 - 2016
23
De hulp wordt daardoor meer duurzaam en kan de trend van het inschakelen van steeds meer professionals keren. Hieraan ligt ook de zin en noodzaak van de transitie, transformatie en overdracht van de jeugdzorg ten grondslag. En die ondersteunen wij. De focus op preventie en versterking van het eigen netwerk moet! Dat vraagt om (intersectorale) zorgvernieuwing en andere competenties van professionals dan de competenties waarin ze zijn opgeleid. Daarom wordt in dit Beleidskader Jeugdzorg Limburg 2013-2016 een accent gelegd op de professionalisering van de jeugdzorg (hoofdstuk 9). Maar de focus op het eigen netwerk vereist ook andere aanpassingen. Die moeten gevonden worden in investeringen in de (deels verouderde) huisvesting en breder in de (ict-)infrastructuur. Alleen met competentieontwikkeling en zorgvernieuwing kan geen invulling worden gegeven aan deze visie in de volle breedte. In dit kader kan het van belang zijn om een (regio)fonds huisvesting te overwegen. In de discussie over transitie en transformatie is het nodig dat er ook oor en oog blijft voor de complexe (in omvang relatief bescheiden) doelgroep. Dat geldt bijvoorbeeld voor jeugdigen met ernstige gedragsproblemen en psychische en psychiatrische stoornissen. Ook jeugdigen die door de kinderrechter een maatregel van jeugdbescherming en jeugdreclassering hebben gekregen, verdienen aandacht. Voor deze groepen jeugdigen en hun gezinnen kan langdurige (en relatief dure) hulp en ondersteuning nodig zijn. De ondersteuning aan hen kan niet beperkt worden tot preventie, opvoedingsondersteuning of enkele therapeutische gesprekken. Het is maatschappelijk en politiek soms lastig te moeten erkennen dat er gezinnen zijn waar kinderen geestelijk, fysiek en seksueel worden mishandeld en waar sprake is van onmachtige ouders. In die situaties kan het antwoord van professionals niet anders zijn dan het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving voor jeugdigen, waarvoor bij de eigen ouders (even) geen plek is. Ook deze kinderen verdienen het in de transitie en transformatie van de jeugdzorg een plaats te krijgen. Hun hulpvraag en die van hun ouders kan niet alleen met preventie en opvoedingsondersteuning worden beantwoord. Zij verdienen meer! Dat neemt niet weg dat ook voor de zwaarste doelgroep geldt dat jeugdzorg bij voorkeur wordt ingezet ter realisatie van een plan dat een gezin samen met een netwerk van relevante personen heeft opgesteld. Daarbij worden de problemen bij het kind in samenhang gezien met gezin en omgeving en wordt vanuit meerdere domeinen samenhangend ingezet.
24
VOOR DE JEUGD, MET DE JEUGD!
Er is de afgelopen jaren fors geïnvesteerd in meer effectieve hulpverlening aan jeugdigen en hun gezinnen. Er zijn behandelmethoden waardoor het effect van de jeugdzorg duurzaam is en er wordt tussen professionals beter samengewerkt. De komende jaren moeten deze ontwikkelingen worden voortgezet, ook in termen van scholing en gerichtheid op het ontwikkelen van andere competenties. Dat gaat hand in hand met het voorbereiden van de transitie, transformatie en de overdracht van de jeugdzorg naar gemeenten. In overeenstemming met deze visie zullen wij in de komende jaren handelen. Dat betekent onder andere dat jeugdzorginstellingen worden uitgedaagd steeds opnieuw te anticiperen op zorginhoudelijke vernieuwingen. In het perspectief van de overdracht van de jeugdzorg gebeurt dat steeds weer in samenspraak met gemeenten, jeugdzorginstellingen en cliëntenorganisaties. In verband daarmee kunnen bij de verdere uitwerking en de vertaling van de visie in de praktijk regionale verschillen ontstaan indien dat jeugdigen en hun ouders ten goede komt.
Beleidskader Jeugdzorg Limburg 2013 - 2016
25
26
VOOR DE JEUGD, MET DE JEUGD!
6.
Elf ijkpunten voor de overdracht van de jeugdzorg
Dat deel van de jeugdzorg waarvoor wij nu wettelijk verantwoordelijk zijn moet kwalitatief en (financieel) gezond worden overdragen. Wij willen zoveel mogelijk garanderen dat kinderen en jongeren geen risico lopen tijdens de transitie- en transformatieperiode 19. Daarom hebben wij voor onszelf tien ijkpunten geformuleerd waaraan wij resultaten die we samen met andere partijen bereiken, kunnen toetsen. Ze bieden de mogelijkheid ons op gezette tijden een spiegel voor te houden. Daarmee zijn deze ijkpunten voor ons lopende de uitvoering van dit Beleidskader een houvast. Ze kunnen ook tot bijstelling van onze ambities leiden. De ijkpunten worden ondersteund met de ambities in dit Beleidskader Jeugdzorg Limburg 2013-2016.
1.
Het belang van het kind staat voorop Transitie, transformatie en overdracht vinden vanuit inhoudelijke criteria plaats. Die zijn in een visie vastgelegd. Continuïteit in de uitvoering van de zorg wordt gegarandeerd. Veranderingen vinden plaats als kinderen daarbij gebaat zijn en professionals erdoor worden geïnspireerd. Er gaat zichtbaar aandacht uit naar kinderen en jongeren met ernstige psychische en psychiatrische problemen en naar jeugdigen over wie de kinderrechter een maatregel van jeugdbescherming of jeugdreclassering heeft uitgesproken. Het spreekt overigens voor zich dat dit ijkpunt doorgaans op het belang van kind en ouder(s) is gericht.
2.
Kwaliteit van de zorg voor jeugdigen blijft op het huidige niveau of wordt verbeterd In de afgelopen jaren is de jeugdzorg in Limburg verbeterd. Wachtlijsten zijn grotendeels verdwenen. Dat succes wordt gecontinueerd of door betere werkwijzen vervangen. Behaalde resultaten die kinderen en jongeren aantoonbaar effectief helpen, gaan bij overdracht niet verloren. Met en ondanks bezuinigingen moeten tijdens het transitie- en transformatieproces ook verbeteringen en vernieuwingen kunnen worden gerealiseerd. Dat moet met realistische doelstellingen en draagvlak van instellingen en professionals gebeuren.
19 Na overdracht van de jeugdzorg en de ook formeel-juridisch beëindigde verantwoordelijkheid bestaat er geen provinciale rol meer voor de jeugdzorg.
Beleidskader Jeugdzorg Limburg 2013 - 2016
27
3.
Ruimte voor de professional 20 In een dynamische samenleving speelt de professional die vertrouwen waarmaakt en voortdurend meebeweegt een cruciale rol. In de relatie naar jeugdige en ouders moet hij een ‘klik’ weten te realiseren. De professional is voldoende opgeleid en geregistreerd in een beroepsregister dat met bij- en nascholing wordt geborgd. De professional krijgt en heeft ruim mandaat om hulp in te zetten als die nodig. Richtlijnen en protocollen worden ondersteunend ingezet en ook als zodanig ervaren in plaats van ze als keurslijf successievelijk toe te passen en af te vinken.
4.
Gemeenten hebben op orde waarvoor ze verantwoordelijk zijn Er wordt voldaan aan kwaliteitscriteria die het rijk heeft vastgesteld. De huidige gemeentelijke taken worden volgens de geaccepteerde kaders uitgevoerd 21. Het is belangrijk dat gemeenten erin blijven slagen de instroom in de jeugdzorg te beperken en de uitstroom te bevorderen. Hieraan kunnen gemeentelijke en (nu nog) niet-gemeentelijk gefinancierde instellingen aan bijdragen.
5.
Intersectorale zorg is gegarandeerd Het is in het belang van jeugdigen dat alle sectoren die met jeugdzorg te maken hebben onder één wetgeving en één overheid worden gebracht. Dat geldt voor de huidige gemeentelijke en provinciale jeugdzorg, de gesloten jeugdzorg en de jeugdzorg die nu nog onder de Zorgverzekeringswet en de AWBZ valt. Dit biedt de meeste garanties op intersectorale jeugdzorg. In het transitie- en transformatieproces zijn die sectoren betrokken. Dat bevordert een geruisloze overdracht.
6. Bureaucratische lasten voor instellingen worden niet hoger, eerder lager Instellingen zullen door meerdere gemeenten worden gefinancierd. Gemeenten kunnen ieder op hun manier zorg gaan subsidiëren of inkopen. Het staat hen vrij gemeentelijke financierings- en verantwoordingssystemen te gaan invoeren. Gemeenten hebben de vrijheid eigen verordeningen op te stellen en de hoogte van een eventuele eigen ouderbijdrage zelf te bepalen. Deze beleidsvrijheid mag de bureaucratische lasten voor de instellingen na overdracht niet verhogen.
20 Zie ook hoofdstuk 9.1 van het Beleidskader Jeugdzorg Limburg 2013-2016. 21 Het betreft de (beoogde) gemeentelijk taken verankerd in de Wet op de jeugdzorg.
28
VOOR DE JEUGD, MET DE JEUGD!
7.
Er is één structuur voor sturing en financiering Aan de overdracht van de jeugdzorg ligt ten grondslag dat gemeenten dichtbij burgers staan. Jeugdzorg wordt geboden daar waar kinderen opgroeien en worden opgevoed. Dat schept andere verplichtingen aan het financieren van zorg in de eigen woon- en leefomgeving, dan aan het subsidiëren of inkopen van zorgvarianten die iedere gemeente enkele keren per jaar, of mogelijk slechts één keer per jaar, nodig heeft. Dat schept verplichtingen aan de vorm waarbinnen gemeenten tijdens het transitie- en transformatieproces en na overdracht met elkaar samenwerken.
8.
Provincie blijft verantwoordelijk voor jeugdzorg totdat wettelijk kan worden overgedragen Wij zijn en blijven verantwoordelijk voor de kwaliteit en de bereikbaarheid van provinciale jeugdzorg tot het moment dat voor jeugdzorg een nieuw wettelijk kader van kracht is. Maatschappelijk en politiek zullen wij daarop ook worden aangesproken. De continuïteit van jeugdzorg te zijn dient gegarandeerd juist omdat het om een kwetsbare groep gaat. Wij staan open voor een versnelde en gefaseerde overdracht indien een aantal voorwaarden kan worden voldaan: ■■
Meerwaarde van zo’n overdracht voor jeugdigen aantoonbaar is doordat het intersectorale jeugdzorg mogelijk maakt.
■■
Een versnelde overdracht van verantwoordelijkheden moet passen in een proces waarmee de ondersteuning en hulp aan jeugdigen en ouders wordt versterkt.
■■
Het past binnen de mogelijkheden van het experimenteerartikel van de Wet op de jeugdzorg of anderszins binnen door de rijksoverheid vastgestelde kaders (zodat het ook juridisch tot de mogelijkheden behoort).
■■
(Samenwerkende) gemeenten bereid zijn de verantwoordelijkheid ook over te nemen, d.w.z. met alle lusten en lasten.
■■
De effecten worden gemonitord met leereffecten voor (samenwerkende) gemeenten die ‘later’ volgen.
9.
Helder proces voor de gehele transitieperiode, met respect voor ieders verantwoordelijkheden De behoefte om knelpunten aan te pakken en verbeteringen in onderlinge samenwerking te realiseren is groot. Daaraan wordt tijdens het transitie- en transformatiepoces vorm en inhoud gegeven. Vooralsnog gebeurt dit met behoud van ieders bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Dat is nodig om rollen tijdens de transitieperiode transparant te houden en elkaar daarop te kunnen aanspreken.
Beleidskader Jeugdzorg Limburg 2013 - 2016
29
10. De risico’s en de kosten van overdracht zijn in beeld en worden door het rijk gefinancierd De risico’s die de overdracht van de jeugdzorg voor jeugdigen, instellingen, professionals en overheden met zich mee kunnen brengen, zijn duidelijk in beeld 22. De eventuele kosten die hiermee zijn gemoeid worden gefinancierd met middelen die de rijksoverheid in het landelijke Bestuursakkoord beschikbaar heeft gesteld. De autonome provinciale middelen zijn beschikbaar om het primaire proces in het belang van jeugdigen en hun ouders te versterken.
11. De betrokkenheid van maatschappelijke organisaties bij het transitieproces is aantoonbaar Vanuit de inhoud en voor het verkrijgen van draagvlak is een actieve betrokkenheid noodzakelijk van maatschappelijke organisaties, zoals jeugdzorginstellingen, maar ook van organisaties van pleegouders en kinderen en hun ouders. Hun betrokkenheid dient in het transitie- en transformatieproces verankerd te zijn.
22 Zie in de aanloop daarop hoofdstuk 8 van dit Beleidskader Jeugdzorg Limburg 2013-2016.
30
VOOR DE JEUGD, MET DE JEUGD!
7.
‘Verkoop’ gaat door tijdens de verbouwing
Volgens het provinciale Coalitieakkoord dragen wij “een bestuurlijk, organisatorisch en inhoudelijk goede jeugdzorg (over) aan de Limburgse gemeenten”. Wij zullen de Wet op de jeugdzorg uitvoeren totdat deze door een ander wettelijk kader wordt vervangen. Tot die tijd zijn wij verantwoordelijk voor de kwaliteit, beschikbaarheid en continuïteit van de provinciale jeugdzorg. Wij zijn gehouden én te houden aan de afspraken die wij (wettelijk) dienen na te komen. Wij zorgen ervoor dat jeugdigen hun wettelijk recht op jeugdzorg tijdig kunnen verzilveren. De veiligheid van het kind staat daarbij voorop. In dit hoofdstuk is niet alleen de Wet op de jeugdzorg uitgangspunt. Dat geldt ook voor de rijksafspraken die in het Landelijk Beleidskader Jeugdzorg 2013-2015 staan, evenals de verworvenheden en kwaliteiten die in de afgelopen jaren zijn bereikt. In de aanloop naar de feitelijke overdracht zal er meer ruimte komen om de randen van de huidige wettelijke kaders op te zoeken. Dat gebeurt als dat verantwoord is voor jeugdigen en hun ouders. Bij keuzen of besluiten die van invloed zijn op de overdracht van de jeugdzorg, zullen wij gemeenten betrekken. Wij voeren de wettelijke taken uit met de middelen die de rijksoverheid ons daarvoor beschikbaar stelt. Er bestaat maximale ruimte voor innovaties tijdens het transitieen transformatieproces, voor zover die ons door de wetgever wordt geboden. Als dit jeugdigen ten goede komt worden de randen van de (bestaande) wetgeving opgezocht. Die ruimte wordt in de hoofdstukken 8 en 9 geboden. Voor de wettelijke taken is in onze provincie vanaf 2013 naar verwachting € 95 mln. beschikbaar. In dit bedrag is de structurele rijkskorting op de jeugdzorgmiddelen van € 19,7 mln. verdisconteerd, die het ministerie van VWS ons heeft opgelegd en waaraan wij gefaseerd over de jaren 2011, 2012 en 2013 invulling hebben gegeven. Hiervan realiseert Bureau Jeugdzorg Limburg vanaf 2013 nog € 3,7 mln. en de jeugdzorgaanbieders € 0,5 mln. Dit gebeurt in overeenstemming met de besluiten van 12 juli 2011 en 20 september 2011. Voor de uitvoering van de wettelijke taken worden als uitgangspunt geen autonome provinciale middelen beschikbaar gesteld.
Beleidskader Jeugdzorg Limburg 2013 - 2016
31
7.1.
Uitvoering wettelijke taken Bureau Jeugdzorg 23
Algemeen Bureau Jeugdzorg Limburg heeft een aantal taken die uit de Wet op de jeugdzorg volgen: ■■
Consultatie en deskundigheidsbevordering.
■■
Vraagverheldering, indicatiestelling en verwijzing naar derden.
■■
Uitvoering van indicatiestelling in het kader van persoonsgebonden budgetten (AWBZ) 24
■■
Casemanagement.
■■
Uitvoering taken Advies- en Meldpunt Kindermishandeling.
■■
Uitvoering taken Kindertelefoon.
■■
Uitvoering jeugdbescherming.
■■
Uitvoering jeugdreclassering.
Bureaus Jeugdzorg zijn zelfstandige bestuursorganen: één per provincie. Omdat Bureaus Jeugdzorg ook uitvoerders van jeugdbescherming en jeugdreclassering zijn nemen zij besluiten met ingrijpende gevolgen voor jeugdigen en ouders, maar ook voor zorgaanbieders. Die zijn voor aanmelding van jeugdigen afhankelijk van de indicatiestelling van Bureau Jeugdzorg. Ouders kunnen tegen besluiten van Bureau Jeugdzorg in beroep gaan. In de periode dat dit Beleidskader Jeugdzorg Limburg 2013-2016 geldig is kunnen zich ontwikkelingen voordoen met consequenties voor (de ambities van) Bureau Jeugdzorg Limburg. Het betreft: ■■
De herziening van de nieuwe wetgeving voor jeugdbescherming die onder andere in een nieuwe ‘lichte’ maatregel van jeugdbescherming voorziet.
■■
Voorbereidingen om te komen tot een adolescentenstrafrecht.
■■
De effecten van de uitvoering van het landelijke actieprogramma ‘Problematische jeugdgroepen’ kan leiden tot de vraag naar extra capaciteit voor toezicht van jeugdreclassering.
Ambities beleidsperiode 2013-2016 De volgende ambities gelden. Deze ambities worden jaarlijks in afrekenbare doelen uitgewerkt in een uitvoeringsprogramma voor het betreffende jaar: ■■
Bureau Jeugdzorg Limburg anticipeert maximaal op de veranderingen die het nieuwe stelsel met zich meebrengt. Dat wordt mede met de ambities in de hoofdstukken 8 en 9 ondersteund. In een bijlage bij dit Beleidskader Jeugdzorg Limburg 2013-2016 wordt op de beoogde veranderingen ingegaan.
23 www.bjzlimburg.nl. 24 Deze taak vervalt bij de decentralisatie van de functie begeleiding AWBZ naar de gemeenten.
32
VOOR DE JEUGD, MET DE JEUGD!
■■
Bureau Jeugdzorg geeft uitvoering aan de opgelegde bezuiniging in het kader van de rijkskorting. Indien zich door de bezuiniging knelpunten voordoen in de beschikbaarheid en kwaliteit van jeugdzorg wordt naar oplossingen gezocht.
■■
Met consultatie en deskundigheidsbevordering dragen professionals van Bureau Jeugdzorg Limburg bij aan de kennis van jeugdproblematiek in het onderwijs en de versterking van de eerstelijns (jeugd)zorg. Binnen het transitie- en transformatieproces kan deze taak in een ander perspectief komen te staan.
■■
Bureau Jeugdzorg Limburg geeft uitvoering aan de wettelijke taken die voor indicatiestelling en casemanagement gelden. Bij de uitvoering wordt rekening gehouden met de mogelijkheden die het Afsprakenkader jeugdzorg 2010-2011 25 aanvullend biedt. Bij de uitvoering van deze taken wordt tijdens het transitie- en transformatieproces geanticipeerd op de stelselwijziging, om ervoor te zorgen dat de deskundigheid van de professionals van Bureau Jeugdzorg behouden blijft voor kinderen en jongeren en hun ouders.
■■
Het eerste gesprek met jeugdige en ouders vindt plaats uiterlijk vijf dagen na aanmelding.
■■
Uitvoering wordt gegeven aan de taken die voortkomen uit de indicatiestelling AWBZ. Deze taken vervallen zodra de overdracht van de functie begeleiding AWBZ overgedragen wordt aan de gemeenten.
■■
Uitvoering wordt gegeven aan de taken Advies- en Meldpunt Kindermishandeling, waarbij de afgesproken doorlooptijden worden geborgd. Dat betekent dat een eventueel onderzoek na melding start binnen vijf werkdagen 26 en dat onderzoek binnen maximaal negen weken is afgerond.
■■
Vanuit het waarborgen van de veiligheid van het kind werkt Bureau Jeugdzorg volgens de landelijke Meldcode Kindermishandeling en Huiselijk Geweld die in 2013 van kracht wordt.
■■
De samenwerking tussen het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling en het Steunpunt Huiselijk Geweld wordt zodanig voorbereid dat bij overdracht van de jeugdzorg naar de gemeenten sprake is van een voor kinderen, jongeren en volwassenen geruisloze situatie.
■■
Met het landelijk actieplan kindermishandeling 2012-2016 ‘Kinderen veilig’ als uitgangspunt worden vier producten in de uitvoeringspraktijk van de jeugdbescherming geïmplementeerd. Het gaat daarbij om het beter benutten van forensisch-medische expertise, het gebruik van signalerings- en risicotaxatieinstrumenten, adequate informatie-uitwisseling tussen jeugdzorg en medische sector en een aanpak gericht op het voorkomen van recidive van kindermishandeling.
■■
De taken van de Kindertelefoon worden uitgevoerd.
25 Het Afsprakenkader jeugdzorg 2010-2011 wordt in het landelijke Beleidskader Jeugdzorg 2013-2015 gecontinueerd. 26 Op basis van risicotaxatie bij aanmelding kan besloten worden onmiddellijk in te grijpen.
Beleidskader Jeugdzorg Limburg 2013 - 2016
33
Specifiek op het terrein van jeugdbescherming en jeugdreclassering gelden de volgende ambities: ■■
De met het eerder ingevoerde programma ‘Beter Beschermd’ bereikte resultaten worden structureel geborgd. Dat betekent dat de doorlooptijd voor besluitvorming over de inzet van jeugdbescherming wordt teruggebracht tot maximaal twee kalendermaanden.
■■
De diverse doorlooptijden binnen de jeugdbeschermingsketen (binnen één dag na aanmelding een besluit of de Raad voor de Kinderbescherming wordt ingeschakeld, binnen één week casusoverleg met de Raad voor de Kinderbescherming en uiterlijk vijf dagen na de uitspraak van de kinderrechter de werkelijke start van uitvoering gezinsvoogdij) worden structureel geborgd.
■■
De meldingen van Bureau Jeugdzorg bij de Raad voor de Kinderbescherming zijn van een zodanige kwaliteit dat de Raad staat is om snel en adequaat vervolgstappen te zetten. De kwaliteit wordt beoordeeld op basis van de door de Inspectie jeugdzorg vastgestelde criteria.
■■
De structureel bereikte resultaten na invoering van de Deltamethode voor de gezinsvoogdij worden behouden in de uitvoeringspraktijk van de ondertoezichtstellingen.
■■
De overeenstemming tussen het ministerie van Veiligheid en Justitie en de provincies over de tarieven voor jeugdbescherming en jeugdreclassering en de verbeteringen die moeten worden doorgevoerd om de tarieven te bereiken, zijn uiterlijk in 2014 gerealiseerd.
■■
De implementatie vindt plaats van de nieuwe methodiek voor voogdij ‘Verschoven gezag’. Onderdeel daarvan zijn onder andere de scholing in de nieuwe methodiek van alle voogdijwerkers, het realiseren van 30% voogdijoverdracht aan pleegouders bij beëindiging van de maatregel en verkorting van de voogdijmaatregel tot maximaal vijf jaar.
■■
Bureau Jeugdzorg ziet erop toe dat ouders uitvoering geven aan hun verschijningsplicht bij een strafzaak tegen hun minderjarig kind.
7.2.
Uitvoering geïndiceerde provinciale jeugdzorg
Algemeen Provinciale jeugdzorg is geïndiceerde jeugdzorg. Op basis van de Wet op de jeugdzorg hebben wij de verplichting daarin te voorzien als Bureau Jeugdzorg voor een jeugdige heeft vastgesteld dat deze vorm van jeugdzorg is aangewezen. Geïndiceerde provinciale jeugdzorg kent vier werkvormen: ■■
Ambulante jeugdzorg.
■■
Daghulp.
■■
(Partieel) verblijf in een pleeggezin.
■■
(Partieel) verblijf in een residentiële voorziening.
34
VOOR DE JEUGD, MET DE JEUGD!
Ons uitgangspunt is dat voor alle Limburgse jeugdigen die op provinciale jeugdzorg zijn aangewezen, jeugdzorg beschikbaar is en daarnaast van voldoende kwaliteit is. Zoals wij in hoofdstuk 6 hebben aangegeven moeten kinderen die (tijdelijk) niet thuis kunnen wonen bij voorkeur worden opgevangen binnen het eigen netwerk. De aangewezen jeugdzorg wordt – op maat van iedere jeugdige – in een gezinsplan uitgewerkt. Het vormt het individuele ‘spoorboekje’ waarmee de jeugdige en zijn ouders in hun eigen kracht worden ondersteund en geholpen. Ook jeugdigen die (tijdelijk) niet in het eigen netwerk kunnen worden opgevangen (of waarbij het niet verstandig is dat te doen), dienen een gezinsplan te krijgen. Geïndiceerde provinciale jeugdzorg wordt gegeven door Mutsaersstichting, Rubicon, William Schrikker Pleegzorg en XONAR 27. Dat gebeurt steeds meer in samenwerking met gemeentelijk gefinancierde instellingen en instellingen voor jeugd-ggz, jeugd-lvb 28 en gesloten jeugdzorg. Sinds twee jaar bieden wij Zorgbureau Talent op incidentele basis de mogelijkheid jeugdigen geïndiceerde ambulante hulp te geven. Daarnaast ondersteunen wij Jeugdzorg St. Joseph 29 bij het ontwikkelen van gezinshuizen bij de voorziening Icarus. Hiermee wordt het aanbod van Icarus verder vermaatschappelijkt. Deze ondersteuning past binnen de trajectbenadering in de gesloten jeugdzorg die in de nieuwe beleidsperiode moet worden ontwikkeld. In deze trajectbenadering krijgen jeugdigen na een relatief korte ‘gesloten’ periode verdere (na) zorg met meer ‘open’ vormen van jeugdzorg. Financiering van die ‘open’ vormen dient plaats te vinden uit besparingen bij de gesloten jeugdzorg als gevolg van een kortere verblijfsduur daar. In deze beleidsperiode kiezen wij niet voor het ‘toelaten’ van nieuwe jeugdzorgaanbieders. Toepassing van het protocol ‘Nieuwe zorgaanbieders’, heeft als consequentie dat zorgaanbieders op zijn vroegst vanaf 2014 kunnen structureel worden ‘toegelaten’. Dat is ook de termijn dat jeugdzorginstellingen van ons een aankondiging krijgen dat wij de subsidierelatie met hen uiterlijk binnen één of twéé jaar zullen beëindigen. In hoofdstuk 9 (paragraaf 3) geven wij nieuwe aanbieders op incidentele basis de mogelijkheid geïndiceerde jeugdzorg te leveren binnen daar met andere jeugdzorginstellingen te ontwikkelen ongedeelde zorgprogramma’s. Hiermee anticiperen we op het nieuwe wettelijke stelsel. Dit gebeurt overigens binnen de mogelijkheden die de landelijke protocollen ‘Nieuwe zorgaanbieders’ en ‘Particulier zorgaanbod’ ons geven. Ook voeren wij een experiment uit, waarmee ouders de vrijheid krijgen zelf uit professionals te kiezen.
27 www.mutsaersstichting.nl; www.rubicon-jeugdzorg.nl; www.wsg.org; www.xonar.nl. 28 Jeugd-geestelijke gezondheidszorg en jeugdzorg voor licht verstandelijk beperkte jeugdigen. 29 www.sjsj.nl.
Beleidskader Jeugdzorg Limburg 2013 - 2016
35
Pleegzorg is een specifieke vorm van jeugdzorg. Jeugdigen die (tijdelijk) niet thuis kunnen wonen, worden opgevoed en verzorgd in andere gezinnen, bij voorkeur gezinnen uit het eigen netwerk. In de beleidsperiode die wij nu afsluiten is uitvoering gegeven aan het innovatieprogramma ‘Prima Pleegzorg’. De resultaten van ‘Prima Pleegzorg’ leiden tot een grotere betrokkenheid van de biologische ouders, een verschuiving naar opvang in het eigen netwerk van jeugdigen en door een kortere verblijfsduur evenwicht in vraag naar en aanbod van pleegzorg. Met pleegkinderen wordt in het perspectief van hun meerderjarigheid een ‘Plan voor de Toekomst’ gemaakt.
Ambities beleidsperiode 2013-2016 De volgende ambities gelden. Deze ambities worden jaarlijks in afrekenbare doelen uitgewerkt in een uitvoeringsprogramma voor het betreffende jaar: ■■
De jeugdzorgaanbieders anticiperen binnen de (wettelijke) kaders maximaal op de beoogde veranderingen die het nieuwe stelsel met zich meebrengt. In een bijlage bij dit Beleidskader Jeugdzorg Limburg 2013-2016 wordt op de beoogde veranderingen ingegaan. (Rand)voorwaardelijk wordt dat met de ambities in de hoofdstukken 8 en 9 ondersteund.
■■
De jeugdzorgaanbieders geven uitvoering aan de hen opgelegde bezuiniging in het kader van de rijkskorting. Om gegeven de bezuiniging problemen in de beschikbaarheid en kwaliteit van jeugdzorg te voorkomen, worden met de Urgentieregeling jeugdzorg voorwaarden geschapen die in geïndiceerde jeugdzorg voorzien als zich knelpunten voordoen. In dit kader blijft de Tasforce wachtlijsten operationeel.
■■
Jeugdzorgaanbieders werken met een gezinsplan dat wordt opgesteld samen met het gezin van de jeugdige en personen die in het netwerk voor hem belangrijk zijn. Daar waar ouders zelf in staat zijn om een gezinsplan op te stellen samen met hun netwerk, wordt die mogelijkheid geboden.
■■
Jeugdigen die voor provinciale jeugdzorg zijn geïndiceerd wachten niet langer dan negen weken op de start van de ondersteuning en hulp. Bij acute zorg wordt binnen 24 uur in jeugdzorg voorzien.
■■
Vanuit het waarborgen van de veiligheid van het kind werken de jeugdzorgaanbieders volgens de landelijke Meldcode Kindermishandeling en Huiselijk Geweld die in 2013 van kracht wordt.
■■
De prestatie-indicatoren doelrealisatie en cliënttevredenheid worden structureel gemeten.
■■
Geïndiceerde jeugdzorg die niet in de provincie Limburg beschikbaar is, wordt op basis van een inhoudelijk advies van de Taskforce wachtlijsten buiten de provincie ingekocht 30. Wij hebben met uitzondering van de William Schrikker Pleegzorg geen subsidierelatie met jeugdzorgaanbieders die buiten de provincie Limburg zijn gevestigd.
30 Dit geldt vooral voor netwerkpleegzorg.
36
VOOR DE JEUGD, MET DE JEUGD!
■■
De doorlooptijden bij de vier werkvormen worden aantoonbaar teruggebracht. Er wordt gebruik gemaakt van de opbrengsten uit het experiment ‘Tijd voor jeugd’ 31.
■■
De jeugdzorginstellingen die pleegzorg aanbieden (Rubicon, William Schrikker Pleegzorg en XONAR) geven hun geïntensiveerde onderlinge samenwerking verder vorm.
■■
De resultaten van ‘Prima Pleegzorg’ worden geïmplementeerd en geborgd.
■■
In het perspectief van de overdracht van de jeugdzorg wordt de (door)ontwikkeling naar intersectorale samenwerking en zorgprogramma’s voortgezet. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de ervaringen die in de beleidsperiode die nu eindigt, zijn opgedaan. Met verdere intersectorale samenwerking wordt geanticipeerd op de stelselwijziging (in hoofdstuk 9 wordt hierop randvoorwaardelijk ingegaan).
■■
In het kader van de trajectbenadering in de gesloten jeugdzorg wordt de samenwerking met tenminste de provinciaal gefinancierde jeugdzorg geïntensiveerd.
7.3.
Belangenbehartiging en (cliënten)participatie
Algemeen In overeenstemming met de Wet op de jeugdzorg dragen wij zorg voor de behartiging van de belangen van jeugdigen, ouders en pleegouders. Dit gebeurt op individueel en op collectief niveau. Daarom voorzien wij in de beschikbaarheid van cliëntvertrouwenspersonen voor individuele belangenbehartiging. Die worden beschikbaar gesteld door het Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg 32. Iedereen die op jeugdzorg is aangewezen een beroep doen op cliëntvertrouwenspersonen als ze vinden dat bejegening of behandeling beter kan. Om in de collectieve belangenbehartiging van cliënten, pleegouders en jeugdzorginstellingen te voorzien, ondersteunen wij de Stichting Jeugd Zorgvragers Limburg 33, de Limburgse afdeling van de Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen en Service.Jz 34. Tijdens het transitie- en transformatieproces zetten wij onze ondersteuning voort vanuit het belang dat wij aan een actieve berlangenbehartiging en (cliënten)participatie toekennen.
31 www.tijdvoorjeugd.info. In Limburg heeft Rubicon hieraan deelgenomen. 32 www.akj.nl 33 www.jeugd-zorgvragers.nl 34 www.jeugdzorginlimburg.nl
Beleidskader Jeugdzorg Limburg 2013 - 2016
37
Ambities beleidsperiode 2013-2016 De volgende ambities gelden. Deze ambities worden jaarlijks in afrekenbare doelen uitgewerkt in een uitvoeringsprogramma voor het betreffende jaar: ■■
Binnen de (wettelijke) kaders wordt maximaal geanticipeerd op de beoogde veranderingen die het nieuwe stelsel met zich meebrengt. In een bijlage bij dit Beleidskader Jeugdzorg Limburg 2013-2016 wordt op de beoogde veranderingen ingegaan.
■■
De inzet van cliëntvertrouwenspersonen gecontinueerd.
■■
De ondersteuning aan Jeugd Zorgvragers Limburg, Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg, Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen en Service.Jz wordt onder voorwaarden gecontinueerd.
■■
De organisaties die uitvoering geven aan belangenbehartiging en (cliënt)participatie bundelen hun krachten. Hiermee worden zij in de gelegenheid gesteld te anticiperen op de stelselwijziging.
■■
In het perspectief van de overdracht van de jeugdzorg naar de gemeenten wordt in overleg met Jeugd Zorgvragers Limburg maximale aandacht gevraagd voor de noodzaak het participatierecht van jeugdigen en hun ouders en dat van pleegouders te borgen.
38
VOOR DE JEUGD, MET DE JEUGD!
8.
Verbouwing, kwaliteitstoetsing en verhuizing - transitie
De transitie, transformatie en overdracht van de jeugdzorg is de komende jaren een belangrijke opgave voor gemeenten, provincie en maatschappelijke organisaties 35. Tot aan de overdracht zetten wij ons in om onze wettelijke jeugdzorgtaken tenminste op het huidige niveau uit te voeren (hoofdstuk 7). Wij zien het ook als onze taak om verbeteringen in (de keten van) de jeugdzorg te realiseren. Hiermee wordt ondersteuning gegeven aan de transformatie van de jeugdzorg – in het perspectief van de overdracht (hoofdstuk 9). Daarnaast willen wij een actieve rol vervullen gericht op het ondersteunen van de transitie en het transitieproces door middel van het overdragen en bij elkaar brengen van kennis, expertise en het bundelen van beleidsinformatie over de (provinciale) jeugdzorg. Op deze laatste aspecten is dit hoofdstuk (8) gericht. Dit hoofdstuk is een aanbod aan de toekomstige financier van jeugdzorg. De inhoud van dit hoofdstuk dient hen te ondersteunen bij de voorbereiding op de overdracht. Van dit hoofdstuk kan ook door samenwerkende gemeenten gebruik worden gemaakt, maar ook – voor zover van toepassing – door jeugdzorginstellingen uit de diverse nu nog onderscheiden stelsels.
8.1.
(Landelijke) afspraken over de rolverdeling tijdens de transitie
Rijk, provincies en gemeenten hebben afspraken gemaakt die in het kader van dit nieuwe Beleidskader Jeugdzorg Limburg 2013-2016 van belang zijn: ■■
Rijk, provincies en gemeenten stellen samen een transitieplan op dat naar de Tweede Kamer wordt gestuurd. Dit is op 20 maart 2012 gebeurd. De transitieagenda heeft primair betrekking op de bestuurlijke en organisatorische transitie van de jeugdzorg.
■■
Provincies en gemeenten maken afspraken over hoe de transitie in hun regio plaatsvindt 36.
35 Hieronder verstaan we in dit verband alle jeugdzorginstellingen en alle cliëntenorganisaties, beiden in de volle breedte van de betekenis. 36 Vanuit het perspectief van de Provincie Limburg beschouwen wij dit Beleidskader Jeugdzorg Limburg 2012-2016 als zodanig.
Beleidskader Jeugdzorg Limburg 2013 - 2016
39
■■
De transitie wordt samen door rijk, provincies en gemeenten aangestuurd, ieder vanuit de eigen verantwoordelijkheid.
■■
Provincies zijn tot aan de overdracht verantwoordelijk voor de uitvoering van de jeugdzorg en dragen verantwoordelijkheid voor een zorgvuldige overdracht.
■■
Om inhoud te geven aan vernieuwingen kunnen provincies en gemeenten de maximale ruimte benutten die de huidige wetgeving biedt. Die ruimte is mede neergelegd in beleidsbrieven van het kabinet.
■■
De mogelijkheid wordt geboden om te experimenteren met nieuwe werkwijzen, zodat in het perspectief van de overdracht, ervaring kan worden opgedaan. Bij experimenten moet volstrekt duidelijk zijn wie de formele verantwoordelijkheid, zoals vastgelegd in de Wet op de jeugdzorg, draagt.
■■
Naast de drie overheden dragen ook de zorgverzekeraars de verantwoordelijkheid om taken adequaat en zorgvuldig over te dragen waarbij de continuïteit en kwaliteit van de zorg gewaarborgd wordt.
■■
Gemeenten krijgen minimaal één jaar voorbereidingstijd tussen de parlementaire afronding van nieuwe wetgeving en de inwerkingtreding ervan.
8.2.
Provinciale inzet bij de transitie
De rijksoverheid is verantwoordelijk voor het inrichten van het nieuwe stelsel voor jeugdzorg. De gemeenten worden verantwoordelijk voor de planning en financiering van alle vormen van jeugdzorg. Binnen het kader van de nieuwe wet bepalen zij hoe aan die verantwoordelijkheid invulling wordt gegeven. Als ‘overdragende’ overheid willen wij partijen die bij de transitie zijn betrokken faciliteren met: ■■
Overdracht van kennis en ervaring.
■■
Kennisdeling tussen partijen en kennisontwikkeling bij partijen.
■■
Ondersteuning geven aan (de uitwerking van) onderwerpen die regiogrenzen overschrijden.
Om hieraan invulling te kunnen geven en juiste keuzes te maken, wordt een bestuurlijk Provinciaal Decentralisatieplatform Jeugdzorg in het leven geroepen dat enkele keren per jaar bij elkaar komt (zie paragraaf 8.2.5.). 8.2.1.
Overdracht van kennis en ervaring
Tijdens de transitie is kennis van zaken belangrijk en noodzakelijk om de overdracht van de jeugdzorg zorgvuldig te kunnen laten plaatsvinden. Wij zijn bereid te faciliteren dat kennis, informatie en expertise over de jeugdzorg in de volle breedte op het juiste moment en met zorgvuldigheid en betrokkenheid van alle partijen, aan de juiste doelgroep(en) worden overgedragen.
40
VOOR DE JEUGD, MET DE JEUGD!
De doelgroep(en) zijn gemeenten, maar ook professionals die nu werkzaam zijn bij zorgorganisaties die vanuit verschillende stelsels worden gefinancierd. In dit kader kan worden gedacht aan de volgende voorbeelden: ■■
Bijeenkomsten van (pleeg)ouders en (pleeg)kinderen die vertellen over hun ervaringen met jeugdzorg.
■■
Ontmoetingen met professionals over hun ervaringen met kinderen en ouders.
■■
Bijeenkomsten waarin financiers van jeugdzorg ingaan op hun ervaringen met subsidiëring, inkoop en regievoering.
■■
Gesprekken met huisartsen, kinderrechters en jeugdofficieren van justitie mede in het licht van de speciale positie die zij in de nieuwe beoogde wetgeving zullen innemen.
■■
(Vierentwintig uurs)stages.
■■
Informele verkenningen over de woon- en leefsituatie van kinderen en jongeren.
■■
Kennis van en ervaring met het begrip governance.
■■
Kennis en ervaring met de toepassing van het Jaardocument Jeugdzorg dat de basis blijft voor de inhoudelijke en financiële jaarverantwoording van gesubsidieerde of gecontracteerde instellingen.
Deze voorbeelden moeten als een aanbod aan gemeenten en andere partijen worden beschouwd, waarvan gebruik kan worden gemaakt. Ze moeten ondersteunend zijn aan het transitieproces en niet tot (meer) ‘drukte’ leiden. 8.2.2.
Kennisdeling tussen partijen en kennisontwikkeling bij partijen
Het transitieproces vraagt om samenwerking tussen partijen. Dat is nodig omdat het nieuwe jeugd(zorg)stelsel professionals, ambtenaren en bestuurders bijeen brengt, die elkaar nauwelijks kennen en doorgaans weinig of geen weet van elkaars werkzaamheden hebben. Deskundigheidsbevordering en kennisdeling vindt vooral binnen de eigen organisatie plaats. Het aanbrengen van verbindingen in trainingen en andere activiteiten op het gebied van deskundigheidsbevordering heeft een belangrijk positief effect op de intersectorale samenwerking in de praktijk. Dat is ook nodig om invulling te kunnen geven aan onze visie. Daarin is het uitgangspunt dat (meerdere) professionals de vraag van kind en ouder vanuit één gezamenlijk plan – én in samenhang met andere domeinen – beantwoorden. Het werk van de (gemeente)ambtenaar verandert. Nieuwe competenties zijn nodig, bestaande moeten verder worden versterkt. In relatie tot de transitie spelen begrippen als rolneming en regievoering en een nieuw te ontwikkelen samenspel met uitvoeringsorganisaties een belangrijke rol. Het gegeven dat gemeenten verantwoordelijk worden voor vrijwel alles op het sociale domein, vraagt om andere verbindingen en andere vormen van afstemming dan nu met domeinen als gezondheidszorg, onderwijs en leerplicht, werk en inkomen, politie en justitie. Dit kan tot veranderingen leiden van de bestaande werkwijzen tussen afdelingen binnen
Beleidskader Jeugdzorg Limburg 2013 - 2016
41
gemeenten en tussen samenwerkende gemeenten. Ook kan de (her)inrichting van (nieuwe) werkprocessen en de toepassing van nieuwe werkmethoden aan de orde zijn. Daarin kunnen overheden en zorgverzekeraars elkaar versterken. In de gemeentelijke bestuurlijke verhoudingen ontstaat een ander evenwicht: de (financiële) omvang van de sociale portefeuille krijgt – ten opzichte van het fysieke domein – letterlijk een ander gewicht. Ook neemt de noodzaak van een nauwer samenspel tussen de lokale fysieke en sociale kwaliteit toe. 8.2.3.
Voorzien in onderwerpen die de regio overschrijden
Iedere gemeente wordt verantwoordelijk voor de jeugdzorg. Volgens landelijke afspraken werken gemeenten op tenminste drie onderdelen bovenlokaal samen op een schaal die zijzelf bepalen. Hierbij gaat het om de uitvoering van jeugdbescherming en jeugdreclassering, van gesloten jeugdzorg en het (nieuwe) meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling. Wij denken dat – gebaseerd op onze ervaringen - ook op andere delen van het jeugdzorgbeleid gezamenlijke uitvoering een vereiste is. Tijdens het transitieproces staan wij op onderdelen zelfs samenwerking met en tussen drieëndertig Limburgse gemeenten voor. In het belang van jeugdigen en hun ouders zijn wij bereid die samenwerking te faciliteren. Wij zien samenwerking noodzakelijk bij (de uitwerking van) een aantal meer ‘technische’ onderwerpen. Wij willen dat bij gemeenten bepleiten. Voorbeelden daarvan zijn: ■■
De organisatorische inrichting van de 7 x 24 uur crisisdienst waarin iedere gemeente dient te voorzien.
■■
De beschikbaarheid van cliëntvertrouwenspersonen die in afzonderlijke gemeentelijke verordeningen moet worden geregeld.
■■
De mogelijkheid voor iedere gemeente om het inspectietoezicht vorm te geven.
■■
De keuze die iedere gemeente kan maken bij het al dan niet opleggen van een eigen bijdrage.
■■
Het voorzien in een adequate gemeentelijke cliëntbelangenbehartiging.
■■
De inrichting van de gemeentelijke structuur voor beleidsinformatie en de levering van gegevens aan de rijksoverheid.
■■
Het staat gemeenten vrij tot subsidiëring of inkoop van jeugdzorg over te gaan. De uitvoering ervan dient in gemeentelijke verordeningen te worden geregeld.
■■
Individuele gemeenten zullen tot het ontwerpen van een planning- en controlcyclus moeten overgaan.
42
VOOR DE JEUGD, MET DE JEUGD!
8.2.4.
Maatregelen ter bestrijding van risico’s
Landelijk zijn 117 mogelijke risico’s die de overdracht van de jeugdzorg naar de gemeenten met zich mee kunnen brengen in beeld gebracht 37. Het betreft: ■■
Risico’s voor cliënt en kwaliteit, vooral voor jeugdigen die op de datum van overdracht jeugdzorg ontvangen (zeker indien de gemeente van herkomst geen relatie met de aanbieder is aangegaan die jeugdzorg verstrekt).
■■
Risico’s voor frictiekosten zoals wachtgelden en kapitaalslasten indien de opgezegde subsidie- of contracteerrelatie met een zorgaanbieder niet door gemeenten is overgenomen.
■■
Technische risico’s waarbij gedacht moet worden aan de overdracht van dossiers, waarbij in specifieke situaties juridische zorgvuldigheid in acht moet worden genomen.
■■
Financiële risico’s door de verdeling van het landelijk jeugdzorgbudget over het Gemeentefonds, waarbij door herverdeeleffecten per gemeente grote verschillen kunnen ontstaan met de bestaande situatie.
Daarnaast heeft Bureau Berenschot 38 in opdracht van de landelijke overheid alle juridische vraagstukken in beeld gebracht in relatie tot het nieuwe jeugdzorgstelsel. Hierin wordt aangegeven wat de (juridische) consequenties zijn van het beëindigen van de bestaande langdurige subsidierelaties van provincies op grond van de Wet op de jeugdzorg en van aanspraken op grond van de Zorgverzekeringswet en de AWBZ. Die relaties moeten correct en in overeenstemming met de Algemene wet bestuursrecht worden beëindigd. Berekend is dat de financiële (juridische) risico’s zónder vooraf beheersmaatregelen te nemen hoog zijn; ze kunnen in de honderden miljoenen euro’s lopen. Voor het merendeel van de risico’s zullen landelijke beheersmaatregelen kunnen worden genomen. Andere maatregelen gelden voor afzonderlijke gemeenten, provincies en instellingen en vereisen op dat niveau maatregelen. Het voorbereiden van maatregelen zal in goed overleg met alle betrokken partijen moeten gebeuren. Vanuit onze ambitie de provinciale jeugdzorg ‘warm’ over te dragen, nemen wij initiatieven hoe in de voorbereiding van adequate beheersmaatregelen kan worden voorzien. Daaraan zal op basis van de risico’s die nu geïnventariseerd zijn, een analyse vooraf gaan van de grootste risico’s waarmee Limburg te maken krijgt.
37 ‘Verantwoord over de drempel’, eindrapport van de Werkgroep Overgangsmaatregelen. April 2012. 38 Bureau Berenschot, Juridische vraagstukken transitie nieuwe stelsel jeugdzorg, 15 juli 2012.
Beleidskader Jeugdzorg Limburg 2013 - 2016
43
8.2.5.
In te zetten instrumenten
Voor een goede afstemming tussen de ‘ontvangende’ en ‘overdragende’ overheid zijn wij voornemens een Provinciaal Decentralisatieplatform Jeugdzorg in het leven te roepen, tenminste bestaande uit de wethouders die regionaal als eerstverantwoordelijke bestuurders voor de transitie van de jeugdzorg zijn aangewezen, samen met de gedeputeerde en andere huidige financiers van jeugdzorg. Zij komen enkele keren per jaar bij elkaar. De rol van het platform moet nog worden uitgewerkt. Naar verwachting zal het een faciliterende rol hebben. Die kan bestaan uit: ■■
Het bevorderen van onderlinge (bovenregionale) samenwerking op specifieke onderwerpen, waarvan in dit hoofdstuk een aantal voorbeelden is genoemd.
■■
Het bevorderen van kennisuitwisseling en kennisontwikkeling, waarvan in dit hoofdstuk een aantal voorbeelden is genoemd.
■■
Het scheppen van maximale voorwaarden om te voorkomen dat de overdracht voor jeugdigen, professionals en overheden tot onverantwoorde risico’s leidt. Hiervan worden in paragraaf 8.2.4. enkele voorbeelden gegeven.
■■
Het stimuleren van innovatie, waarvoor hoofdstuk 9 de noodzakelijke (rand) voorwaarden schept.
■■
Het adviseren over experimenten en pilotprojecten, waarin hoofdstuk 9 randvoorwaardelijk voorziet.
Andere instrumenten die wij in het kader van de transitie, transformatie en overdracht inzetten zijn: ■■
De provinciale Jeugdmonitor die tot aan de overdracht van de jeugdzorg door ons wordt doorontwikkeld en actueel wordt gehouden 39.
■■
Het lectoraat ‘Opvoeden in het Publieke Domein’ bij Zuyd Hogeschool.
■■
Het Mobiliteitscentrum Jeugdzorg dat vanwege de rijksbezuinigingen jeugdzorg boventallig verklaarde professionals van werk naar werk begeleidt.
39 www.limburg.nl/kerngegevens.
44
VOOR DE JEUGD, MET DE JEUGD!
9.
Naast ‘verkoop’ en verbouwing, ook vernieuwing – transformatie
Een zorgvuldige en warme overdracht van de jeugdzorg gaat verder dan het uitvoeren van de huidige Wet op de jeugdzorg alleen. Wij zien het ook als onze taak te innoveren en te verbeteren waar dat nodig en mogelijk is om zo op het nieuwe stelsel te anticiperen. Als dit in het belang is van jeugdigen doen we dit door grenzen van de huidige wet op te zoeken en met experimenten maximaal gebruik te maken van de beleidsruimte die er is. We gaan ervan uit dat gemeenten en zorgverzekeraars ons bij deze richting steunen en bereid zijn daar samen met ons en de maatschappelijke organisaties 40 invulling aan te geven. In de tweede helft van deze beleidsperiode zien wij mogelijkheden delen van de doeluitkering jeugdzorg al ‘oefenend’ aan (samenwerkende) gemeenten over te dragen met alle lusten en lasten. De inhoud van dit hoofdstuk komt voort uit de maatschappelijke context en de visie die eerder in de hoofdstukken 4 en 5 zijn beschreven. Het leidt rond de volgende thema’s tot aandacht voor, vernieuwing van en ondersteuning aan initiatieven, pilots en experimenten bij: ■■
Professionalisering van de jeugdzorg.
■■
Preventie en versterking van eigen netwerk.
■■
Intersectorale samenwerking binnen het primaire proces.
■■
Nazorg.
Dit hoofdstuk is vanuit zorginhoudelijk perspectief gericht op alle jeugdzorginstellingen die nu nog van de onderscheiden jeugdzorgstelsels deel uitmaken. Hen worden met de ambities uit dit hoofdstuk mogelijkheden geboden om vooruitlopend op de overdracht van de jeugdzorg naar de gemeenten te zoeken naar meer integrale oplossingen en ‘vernieuwend denken’ dat werkelijk effect sorteert. Dat kan met initiatieven, experimenten en pilots. Wij willen gezamenlijke jeugdzorginstellingen daartoe ook de ruimte geven, zodat realistische doelen worden geformuleerd.
40 Hieronder verstaan we in dit verband alle jeugdzorginstellingen en alle cliëntenorganisaties, beiden in de volle breedte van de betekenis.
Beleidskader Jeugdzorg Limburg 2013 - 2016
45
Aan het ontwikkelen en uitvoeren van dergelijke initiatieven, experimenten en pilots zijn de volgende voorwaarden verbonden: ■■
De maatschappelijke context en de visie zoals eerder beschreven vormen uitgangspunt.
■■
Er wordt maximaal gebruik gemaakt van de geboden beleidsruimte in de bestaande wet- en regelgeving.
■■
Het transformatieproces dat aan de overdracht van de jeugdzorg aan de gemeenten vooraf gaat, wordt ermee ondersteund.
■■
Als uitgangspunt zijn tenminste twee sectoren 41 bij de uitvoering betrokken. Dit ondersteunt de totstandkoming van het nieuwe stelsel waarin de huidige vijf sectoren in één stelsel bij elkaar worden gebracht.
■■
De resultaten worden ruim beschikbaar gesteld zodat ze breder ondersteunend zijn aan het transformatieproces dan alleen in het gebied waarin aan een initiatief uitvoering is gegeven.
■■
Initiatieven zijn als uitgangspunt onderscheidend van andere experimenten en pilots die al worden uitgevoerd.
Een beroep op provinciale middelen voor het uitvoeren van initiatieven, experimenten en pilots is als uitgangspunt alleen mogelijk met mede financiering uit: ■■
Bestaande middelen vanuit de deelnemende organisaties én
■■
aanvullende financiering door een van de andere financiers van jeugdzorg.
9.1.
Professionalisering van de jeugdzorg
Algemeen Het vertalen van de maatschappelijke context (hoofdstuk 4) en de visie (hoofdstuk 5) in het handelen van professionals vraagt om: ■■
Initiatief en proactief contact met jeugdige en omgeving.
■■
De vraag van de jeugdige en zijn omgeving centraal te stellen.
■■
Autonoom functioneren binnen de kaders van een (netwerk)organisatie.
■■
Inschakeling van en deskundigheid in het werken met (in)formele netwerken en sociale structuren.
■■
Ingrijpen en sturen waar het nodig is en op het juiste moment de regie loslaten.
■■
Reflectie op eigen houding, handelen en deskundigheid (vanuit het perspectief van de individuele professional).
■■
Evaluatie op basis van de vraag ‘doet het werk ertoe’ (vanuit het perspectief van de organisatie).
41 Gedoeld wordt op de huidige sectoren gemeentelijke jeugdzorg, provinciale jeugdzorg, jeugd-ggz, leugd-lvg en gesloten jeugdzorg.
46
VOOR DE JEUGD, MET DE JEUGD!
In deze nieuwe beleidsperiode is de verwachting dat de manier van werken van de jeugdzorgprofessional ingrijpend zal veranderen. In toenemende mate zal meer een beroep worden gedaan op een zekere generalistische deskundigheid ten koste van specialismen. Vroegtijdig signaleren leidt er ook toe dat er eerder iets met ‘lichte’ problemen wordt gedaan. Daarmee neemt de problematiek minder ernstige vormen aan. Ook hierdoor neemt de vraag naar specialisten af, die naar generalisten toe. En de specialisten die overblijven zullen zich meer dan nu moeten begeven in de sociale omgeving waarin de problemen zich voordoen. Met deze ontwikkeling hoeft niet vanaf nul te worden gestart. Er kan worden voortgebouwd op programma’s die in de provinciale jeugdzorg in de beleidsperiode die nu wordt afgesloten, zijn ontwikkeld, uitgevoerd en inmiddels deels zijn geborgd, zoals: ■■
Innovatieprogramma ‘Prima Pleegzorg’, waarin professionals zich hebben bekwaamd om vraaggericht te werken vanuit een dialoog met alle betrokkenen (en in de pleegzorg zijn dat onder andere pleegouders én biologische ouders). Het programma heeft overdraagbare producten opgebracht.
■■
Programma ‘Jeugdzorg en Arbeidsmarkt’, waarin gewerkt is aan de professionaliteit in de jeugdzorg op het terrein van stages, jong professionals en leven-lang-leren om werknemers gedurende hun loopbaan goed gekwalificeerd hun werk te kunnen laten doen. Het programma heeft overdraagbare producten opgebracht.
■■
Programma ‘Op pad met een andere instelling’.
In de nieuwe beleidsperiode zal ook landelijk in een verdere professionalisering worden voorzien. Dit gebeurt door een wettelijk verplichte registratie van de twee beroepen 42 die voor de jeugdzorg zijn vastgesteld. Ook wordt tuchtrecht in de jeugdzorg ingesteld. Aan de wettelijke verplichting tot registratie is ook na- en bijscholing en voor de gedragswetenschapper de verplichting van postdoctorale opleidingen opgenomen. Zonder geregistreerd te zijn in het nieuw te vormen beroepenregister mag geen jeugdzorg worden uitgevoerd die verankerd is in de Wet op de jeugdzorg en in de toekomstige nieuwe Jeugdwet. Het hiervoor beschreven ‘nieuwe handelen’ van de professionals zal ook consequenties (moeten) hebben voor de inrichting van de na- en bijscholing en de postdoctorale opleidingen.
42 Het betreft jeugdzorgwerker (HBO) en gedragswetenschapper (WO).
Beleidskader Jeugdzorg Limburg 2013 - 2016
47
Ambities beleidsperiode 2013-2016 De volgende ambities gelden. Ze sluiten ook aan bij een van de ijkpunten die wij hebben geformuleerd. De ambities worden jaarlijks in afrekenbare doelen uitgewerkt in een uitvoeringsprogramma voor het betreffende jaar: ■■
Professionalisering van de jeugdzorg vindt plaats in overeenstemming met het wettelijke kader dat voor de registratie van de jeugdzorgwerker en de gedragswetenschapper landelijk is vastgesteld.
■■
Binnen de voorwaarden die eerder in dit hoofdstuk aan de ontwikkeling en ondersteuning van initiatieven zijn gesteld, wordt vorm en inhoud gegeven aan ‘het nieuwe handelen’ van de professional. Wij willen onderzoeken of het zinvol is het Mobiliteitscentrum Jeugdzorg 43 een rol te laten vervullen bij loopbaanbegeleiding.
■■
Omdat de juiste ‘klik’ tussen jeugdige (en omgeving) en professionals van groot belang is voor een succesvolle werkrelatie, worden initiatieven ontwikkeld en experimenteel beproefd waarmee jeugdigen en ouders in de gelegenheid worden gesteld uit meerdere professionals te kiezen.
■■
De uitgevoerde experimenten met ‘één, kind, één gezin, één plan’ worden voortgezet en de resultaten structureel geborgd. In alle gevallen is daarbij sprake van de uitvoering van één plan waarbij meerdere domeinen zijn betrokken.
9.2.
Preventie en versterking van eigen netwerk
Algemeen Investeren in een positieve opvoeding, talentontwikkeling en een succesvolle schoolloopbaan. Het draagt bij aan het voorkomen van problemen bij kinderen en in gezinnen op een later moment. Dergelijke investeringen kunnen meer tot hun recht komen als na overdracht van alle ondersteuning, hulp en zorg naar gemeenten, hiervoor optimale samenhangende randvoorwaarden worden geschapen. Daarbij zijn ook de andere leef- en opvoedmilieus waarmee jeugdigen en ouders te maken hebben in beeld, zoals kinderopvang, onderwijs, buitenschoolse opvang en verenigingen. De samenhang waarvoor gemeenten kunnen zorgen, biedt kansen voor een kinden gezinsvriendelijke opvoedingsomgeving waarin iedereen meetelt. Professionals ondersteunen zo’n omgeving met hun deskundigheid op plaatsen waar kinderen en ouders aanwezig zijn en samenkomen. Ouderontmoetingen op kinderdagverblijven en scholen en actieve ondersteuning aan het begeleiders in het verenigingsleven zijn daar voorbeelden van.
43 De huidige positie van het Mobiliteitscentrum Jeugdzorg is aangegeven op pagina 11.
48
VOOR DE JEUGD, MET DE JEUGD!
In overeenstemming met de visie (hoofdstuk 5) kunnen professionals meer dan nu een verbindende factor vormen en actief meewerken aan het versterken van de sociale netwerken van gezinnen. Mensen de kans geven om zelf, met familie en hun omgeving te zoeken naar een oplossing voor hun probleem die bij hen past. Daar hoort een professional bij die mensen ondersteunt bij het uitvoeren van hun eigen plannen. Het toepassen van het uitgangspunt van sociale netwerkstrategieën 44 biedt een krachtig kader hiervoor. Juist omdat mensen uit de directe omgeving met onorthodoxe en verrassende ideeën kunnen komen. Sociale netwerkstrategieën dragen bij aan het versterken van de eigen verantwoordelijkheid van gezinnen en bevorderen de sociale cohesie. Vooral in de jeugdzorg is al veel ervaring opgedaan met deze manier van werken. De inzet van sociale netwerken in andere sectoren moet worden bevorderd omdat het volop kansen en nieuwe mogelijkheden biedt. In het provinciale Coalitieakkoord wordt uitdrukkelijk een lans gebroken voor het tot stand brengen van een provinciaal ondersteuningsnetwerk dat kan worden ingezet op het moment dat kinderen als gevolg van de (vecht)scheiding van hun ouders in de knel komen en – zonder oog daarvoor – uiteindelijk van jeugdzorg gebruik zullen moeten maken. Het ondersteuningsnetwerk moet vooral preventief zijn ingestoken en beginnen met omgangsbemiddeling, eventueel omgangsbegeleiding met in het uiterste geval opschaling naar omgangshuizen. Onderzoeken tonen keer op keer aan dat kinderen van gescheiden ouders “een dubbel risico hebben (dan kinderen uit intacte gezinnen) op een verminderd welbevinden” 45. In de beleidsperiode die nu wordt afgesloten is geïnvesteerd in de versterking van de eerstelijns (jeugd)zorg. Dit gebeurde onder andere bij en met Centra voor Jeugd en Gezin. Naast Centra voor Jeugd en Gezin is de eerstelijns huisartsenzorg een belangrijk netwerk waar kennis en informatie over kind en gezin bij elkaar komen. Daarbij is de positie van de huisarts uitdrukkelijk in beeld. Zijn vertrouwensrol en laagdrempeligheid maken dat gezinnen zich gemakkelijk tot hem richten. Het aanbrengen van structurele verbindingen tussen Centra voor Jeugd en Gezin en de eerstelijns huisartsenzorg biedt de mogelijkheid kind en gezin nog uitdrukkelijker centraal te stellen en in samenhang vanuit meerdere domeinen tijdig te ondersteunen. Dat geldt overigens ook voor verbindingen met de Veiligheidshuizen.
44 Zoals FamilieNetwerkBeraden, Eigen Kracht Conferenties en Signs of Safety. 45 Universiteit van Antwerpen 2012.
Beleidskader Jeugdzorg Limburg 2013 - 2016
49
Juist bij preventie en versterking zijn er mogelijkheden ‘nieuwe media’ in te zetten. Het biedt jeugdigen en ouders laagdrempelig de mogelijkheid vragen te stellen en op basis van de antwoorden zelf aan de slag te gaan of concrete opdrachten uit te voeren. De eerder door Provinciale Staten van Limburg vastgestelde Versnellingsagenda Jeugdzorg biedt hiervoor een kader. Ambities beleidsperiode 2013-2016 De volgende ambities gelden. Deze ambities worden jaarlijks in afrekenbare doelen uitgewerkt in een uitvoeringsprogramma voor het betreffende jaar: ■■
In overeenstemming met de visie op jeugdzorg worden initiatieven ondersteund waarbij jeugdigen en ouders samen met hun sociale omgeving en begeleid door professionals hun eigen plannen opstellen en uitvoeren.
■■
Gezocht wordt naar mogelijkheden sociale netwerkstrategieën toe te passen in contexten en voor doelgroepen waarvan eerder werd aangenomen dat die niet met dit uitgangspunt kunnen worden bereikt.
■■
Er wordt een provinciaal ondersteuningsnetwerk ontwikkeld en geïmplementeerd dat voorziet in omgangsbemiddeling, omgangsbegeleiding en eventueel omgangshuizen in situaties van (vecht)scheidingen.
■■
De eerstelijns jeugdzorg wordt versterkt door de Centra voor Jeugd en Gezin uitdrukkelijker met eerstelijns huisartsenzorg te verbinden. Ook vanuit die verbinding wordt de toepassing van ‘één kind, één gezin, één plan’ beproefd.
■■
De inzet van nieuwe media wordt beproefd bij het versterken van de opvoedingskwaliteit en opvoedingsomgeving. De inmiddels vastgestelde Versnellingsagenda is daarbij ondersteunend.
9.3.
Intersectorale samenwerking binnen het primaire proces
Algemeen Het nieuwe jeugdzorgstelsel neemt samenhang tussen nu nog grotendeels verschillende en van elkaar gescheiden domeinen 46 als uitgangspunt. Dat is logisch omdat 70% van de kinderen en ouders die van jeugdzorg gebruik maken meervoudige vragen heeft waarbij ondersteuning op twee of drie terreinen van de jeugdzorg nodig is 47.
46 Hier wordt gedoeld op de vijf domeinen in de huidige jeugdzorg: gemeentelijke jeugdzorg, provinciale jeugdzorg, jeugd-ggz, jeugd-lvg en gesloten jeugdzorg. 47 Onderzoek Stadsregio Amsterdam (2010).
50
VOOR DE JEUGD, MET DE JEUGD!
De overdracht van alle bevoegdheden aan gemeenten op het bredere terrein van zorg en welzijn, onderwijs en arbeidsmarkt biedt – in combinatie met de bevoegdheden die gemeenten al hebben – kansen om de jeugdzorg ook met die dossiers 48 te verbreden. Het betekent dat de focus meer dan nu het geval is op het verlenen van integrale en tijdige zorg kan worden gelegd. De ongedeelde (zorg)vragen die jeugdigen en ouders hebben, kunnen vanuit het principe van ‘één, kind, één gezin, één plan’ van één ongedeeld antwoord worden voorzien. Om het antwoord waar te kunnen maken dienen betrokken professionals in hun autonomie te worden ondersteund van hun organisatie. In dit kader zijn jeugdige en ouders (volwassen) gesprekspartners bij het beantwoorden van de vraag welke meervoudige hulp nodig is. Daarmee kunnen ouders tijdens het proces van ondersteuning en hulp in de positie van verantwoordelijk ouder blijven. Uiteraard worden – in het belang van het kind – alle voorwaarden rond zijn veiligheid in acht genomen. Bij de (verdere door)ontwikkeling van initiatieven die van een combinatie van zorg uitgaan, wordt van zinvolle ervaringen die op dit terrein al zijn opgedaan en die hun resultaten hebben bewezen, gebruik gemaakt. In het nieuwe jeugdzorgstelsel verdwijnt de indicatiestelling in de vorm die we nu kennen. De toegang tot passende zorg wordt laagdrempelig georganiseerd (zie ook de bijlage bij dit document). In de aanloop daarnaar toe is het de ambitie de toegang met gemeenten te vernieuwen, van overbodige schakels en overdrachtsmomenten te ontdoen, zodat direct en sneller ambulante (jeugd)zorg kan worden verleend. Ook hier geldt dat daarbinnen – in het belang van de jeugdige – alle voorwaarden rond zijn veiligheid in acht worden genomen. Mobiele diensten en internet gaan in toenemende mate een rol spelen in het contact tussen professional, jeugdige, ouder en zijn omgeving. De laagdrempeligheid van internet maakt ‘praten’ over problemen bij veel doelgroepen gemakkelijker dan het klassieke contact. Bij de toepassing van internet in de jeugdzorg zijn de scheidslijnen tussen zelfhulp en professionele ondersteuning dun. Er zijn combinaties mogelijk tussen online en offline (ondersteunende) jeugdzorg. Ouders nemen zelf initiatieven om hun digitale dossier te ontwikkelen en zorginhoudelijk te vullen en actueel te houden. De eerder door Provinciale Staten van Limburg vastgestelde Versnellingsagenda Jeugdzorg biedt een kader om met vernieuwende mobiele diensten aan de slag te gaan.
48 Gedoeld wordt op de overdracht van bevoegdheden op het terrein van de begeleiding AWBZ en Werk en Inkomen. Bij bestaande bevoegdheden moet aan jeugdgezondheidszorg, maatschappelijke opvang, schuldhulpverlening, (school) maatschappelijk werk, sociale zekerheid en verslavingsproblematiek worden gedacht.
Beleidskader Jeugdzorg Limburg 2013 - 2016
51
Ambities beleidsperiode 2013-2016 De volgende ambities gelden. Deze ambities worden jaarlijks in afrekenbare doelen uitgewerkt in een uitvoeringsprogramma voor het betreffende jaar: ■■
Anticiperend op het nieuwe jeugdzorgstelsel worden geïntegreerde zorgprogramma’s en combinaties van zorg als ongedeeld antwoord op zorgvragen ontwikkeld en beproefd. Daarbij wordt zorginhoudelijk en financieel maximaal gebruik gemaakt van de beleidsruimte die er binnen de wettelijke kaders nu al is. Binnen deze zorgprogramma’s en combinaties van zorg hebben nieuwe zorgaanbieders de mogelijkheid zich een positie te verwerven.
■■
Op basis van een ontwerp wordt de toegang tot de jeugdzorg laagdrempelig ingericht en beproefd. Het uitgangspunt van het nieuwe jeugdzorgstelsel wordt daarbij in acht genomen. Het opdrachtgeverschap voor de toegang kan nog vóór de wettelijke overdracht aan gemeenten worden gegeven als aan de eerder genoemde voorwaarden die voor een versnelde en gefaseerde overdracht zijn geformuleerd, kan worden voldaan.
■■
Aan het verlenen van ambulante (jeugd)zorg zonder schakels en overdrachtsmomenten wordt uitvoering gegeven. Het kan op een nader te bepalen moment in de beleidsperiode aanleiding geven de verantwoordelijkheid voor de ambulante jeugdzorg nog vóór de wettelijke overdracht aan de gemeenten te delegeren danwel over te dragen. In dat geval gelden de hiervoor eerder in dit Beleidskader Jeugdzorg Limburg 2013-2016 geformuleerde voorwaarden.
9.4.
Nazorg
Algemeen Het begrip nazorg wordt op dit moment ingevuld vanuit het perspectief van de verschillende domeinen. Nazorg kan bijvoorbeeld aan de orde zijn op het moment dat de jeugdige ‘klaar’ is met het voor hem geïndiceerde jeugdzorgaanbod of wanneer een jeugdige 18 jaar wordt en geen aanspraak meer kan maken op zorg die in de Wet op de jeugdzorg is verankerd. Nazorg is nodig om risico op uitval, terugval en recidive te voorkomen en tenminste te verkleinen. Het organiseren van nazorg is nu een ingewikkelde taak. Dit komt doordat niet eenduidig is wie waarvoor verantwoordelijk is. De financiering speelt daarbij een belangrijke rol. In het nieuwe stelsel krijgt nazorg een andere betekenis en invulling. Er is één stelsel, één financiering en één aansturende overheid, die verantwoordelijk is voor alle ondersteuning aan kind en gezin en die ook de verantwoordelijkheid voor zorg en welzijn die bij meerderjarigheid nodig kan zijn. Binnen het uitgangspunt van ‘één kind, één gezin, één plan’ biedt dit mogelijkheden om de situatie van jeugdigen en hun gezinnen bij de start in één traject in beeld te brengen. Aspecten als (voortgezet) onderwijs, (ondersteunende) zorg, wonen, werk en inkomen en sociaal netwerk zijn
52
VOOR DE JEUGD, MET DE JEUGD!
daarbij cruciaal. Indien noodzakelijk dient beschikbaarheid zonder hiaten te kunnen worden gerealiseerd. Dit past ook binnen de wens die Provinciale Staten van Limburg in een motie over Jeugdzorg 18+ hebben verwoord. In dit kader zien wij mogelijkheden om binnen het provinciale Coalitieakkoord win-winsituaties te creëren door relaties tussen arbeidsmarktbeleid, onderwijs en (jeugd)zorg aan te gaan, die te versterken en uit te bouwen. Ambities beleidsperiode 2013-2016 De volgende ambities gelden. Deze ambities worden jaarlijks in afrekenbare doelen uitgewerkt in een uitvoeringsprogramma voor het betreffende jaar: ■■
Het binnen de pleegzorg ontwikkelde en beproefde ‘Plan voor de Toekomst’ voor iedere achttienjarige wordt binnen de pleegzorg geïmplementeerd en toegepast. Bekeken wordt of dit concept breder binnen de jeugdzorg kan worden gebruikt en hoe dit plan kan worden geïntegreerd binnen het uitgangspunt ‘één kind, één gezin, één plan’.
■■
Anticiperend op het nieuwe stelsel worden initiatieven ontwikkeld waarmee bij de start van jeugdzorg het gehele traject (inclusief wat nu ‘nazorg’ wordt genoemd) in beeld wordt gebracht.
■■
Met een stimuleringsregeling wordt een bijdrage geleverd aan het realiseren van woonvoorzieningen 49 voor jongeren die zich in een achterstandspositie bevinden en het risico lopen op maatschappelijke uitval.
■■
Met een stimuleringsregeling worden jongeren die door meerderjarigheid de jeugdzorg verlaten arbeidsmarktperspectief geboden. Dit gebeurt samen met werkgevers.
49 Gedacht kan worden aan het concept ‘Kamers met Kansen’.
Beleidskader Jeugdzorg Limburg 2013 - 2016
53
54
VOOR DE JEUGD, MET DE JEUGD!
10. Financieel kader beleidsperiode 2013-2016 50
Financieel kader jeugdzorg 2013-2016 Uitgaven
2013
Financiering jeugdzorginstellingen Urgentieregeling Ondersteuning transitie (hfs 8) Ondersteuning transformatie (hfs 9) Totaal uitgaven Inkomsten Doeluitkering jeugdzorg
Provinciale middelen coalitieakkoord Totaal inkomsten
2014
2015
2016
2013-2016
95.997.707
95.132.777
95.132.777
95.132.77
381.396.038
300.000 600.000
200.000 600.000
100.000 200.000
P.M. P.M.
600.000 1.400.000
2.000.000 98.897.707
2.400.000 98.332.777
1.000.000 96.332.777
P.M. 95.132.777
5.400.000 388.796.038
2013
2014
2015
2016
2013-2016
95.997.707
95.132.777
95.132.777
95.132.777
381.396.038
2.900.000
3.200.000
1.300.000
0
7.400.000
98.897.707
98.332.777
96.332.777
95.132.777
388.796.038
50 In dit overzicht is nog geen rekening gehouden met de aangekondigde rijkskorting van 2.65% op de doeluitkering jeugdzorg, noch is rekening gehouden met de aangekondigde rijkskorting van € 450 mln. op alle jeugdzorgstelsels samen te beginnen vanaf 2015.
Beleidskader Jeugdzorg Limburg 2013 - 2016
55
Bijlage Op 18 juli 2012 werd een eerste versie van een nieuwe Jeugdwet voor consultatie aan partijen aangeboden 5 1. Aansluitend bij de indeling van hoofdstuk 7 wordt hieronder een niet-limitatieve samenvatting gegeven van onderdelen uit de nieuwe Jeugdwet die de taken van Bureau Jeugdzorg en de provinciaal gefinancierde jeugdzorgaanbieders betreft. Ook wordt hieronder aangegeven hoe de rechtspositie van (pleeg)kinderen en (pleeg)ouders in de nieuwe Jeugdwet is verankerd.
Taken en positie Bureau Jeugdzorg In het nieuwe beoogde stelsel wordt niet meer gekozen voor een wettelijk vastgelegde organisatievorm zoals de Wet op de jeugdzorg die voor Bureau Jeugdzorg kent. Ook vervalt het wettelijk recht op jeugdzorg. Voor Bureau Jeugdzorg heeft dat consequenties: ■■
Formele indicatiestelling vervalt. Wel moet bij complexere vragen worden geadviseerd welke vorm van jeugdhulp is aangewezen. Het staat gemeenten vrij om de organisatorische invulling hiervan te bepalen. Wel worden er wettelijke kwaliteitsvoorwaarden gesteld aan de professionals die hieraan uitvoering geven. Naar de huidige stand van zaken blijven huisartsen een wettelijke rol krijgen bij triage en doorverwijzing.
■■
Het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling als organisatorische eenheid vervalt. Dat geldt ook voor het regionale Steunpunt Huiselijk Geweld. In plaats daarvan komt er bovengemeentelijk één Meldpunt voor Huiselijk Geweld en Kindermishandeling, dat de functies uitvoert van de beide meldpunten nu. De organisatorische vormgeving is aan de gemeenten.
■■
De uitvoering van de taken van de Kindertelefoon die Bureau Jeugdzorg Limburg nu onder zijn verantwoordelijkheid aan Sensoor Limburg heeft uitbesteed, wordt eveneens aan de gemeenten overgedragen. De Tweede Kamer heeft vastgelegd dat gemeenten in Nederland gezamenlijk zorg dragen voor een adequate organisatorische uitvoering hiervan.
■■
De uitvoering van jeugdbescherming en jeugdreclassering wordt neergelegd bij een gecertificeerde instelling waarmee de gemeente een contract heeft afgesloten. Als professionals binnen zo’n instelling vinden dat naast jeugdbescherming of jeugdreclassering, ook jeugdhulp moet worden ingezet, moet dat zonder extra schakels kunnen worden gerealiseerd. Die professional bepaalt dan welke jeugdhulp nodig is.
51
Op korte termijn zal naar aanleiding van de consultatie van de eerste versie van de nieuwe Jeugdwet, een gewijzigde Jeugdwet ter advisering aan de Raad van State worden aangeboden. Na publicatie van deze gewijzigde Jeugdwet, kan de inhoud van deze bijlage een ander karakter krijgen.
56
VOOR DE JEUGD, MET DE JEUGD!
Taken en positie jeugdzorgaanbod Het nieuwe beoogde stelsel kan consequenties hebben voor de jeugdzorgaanbieders. Gemeenten immers kunnen rechtspersonen, maar ook natuurlijke personen als jeugdhulpaanbieder aanwijzen. Dat kan als uitgangspunt aan iedereen die voldoet aan de kwaliteitseisen die in de nieuwe wet worden vastgelegd. Die kwaliteitseisen zijn strikter bij jeugdhulp met verblijf of bij intensieve ambulante jeugdzorg, dan bij overige vormen van jeugdzorg. De kwaliteitseisen betreffen ook de professionalisering met verplichte wettelijke registratie van professionals. Met deze verplichting wordt bereikt dat niet-geregistreerde professionals van het verstrekken van jeugdzorg worden uitgesloten. Naast het subsidiëren of inkopen van jeugdzorg bij een rechtspersoon of een natuurlijke persoon, kunnen gemeenten besluiten om jeugdigen ook voor een persoonsgebonden budget in aanmerking te laten komen. Op het gemeentelijke niveau kan de afweging worden gemaakt of en in welke situatie een persoonsgebonden budget een goed en wenselijk alternatief vormt voor zorg in natura. Waar jeugdzorg geleverd wordt op grond van een rechterlijke maatregel, is het verstrekken van een persoonsgebonden budget overigens uitgesloten.
Belangenbehartiging en (rechts)positie (pleeg)kinderen en (pleeg) ouders Het nieuwe stelsel kan consequenties hebben voor organisaties die nu uitvoering geven aan belangen-behartiging en (cliënten)participatie. Gemeenten krijgen de vrijheid de medezeggenschap, het klachtrecht en de inzet van cliëntvertrouwenspersonen, onder de voorwaarde dat het geregeld wordt. De wettelijke regels voor belangenbehartiging zijn stringenter voor verblijfsfuncties en voor jeugdzorg die met een rechterlijke maatregel wordt uitgevoerd, dan voor andere vormen van jeugdzorg. In het perspectief van de overdracht van de jeugdzorg naar de gemeenten hebben wij de organisaties die nu in onze provincie uitvoering geven aan belangenbehartiging en (cliënten)participatie gevraagd meer onderlinge afstemming te bereiken. Ter versterking van de (rechts)positie van cliënten en pleegouders zullen zij - met een verdere kwaliteitsverbetering voor de belangenbehartiging van de jeugdzorg als uitgangspunt – hun krachten bundelen. Hiermee kan vanuit het perspectief van cliënten en pleegouders een bijdrage worden geleverd aan het transitie- en transformatieproces.
Beleidskader Jeugdzorg Limburg 2013 - 2016
57
w w w. l i m b u r g . n l w w w. j e u g d z o r g i n l i m b u r g . n l