Verslag Brainstormsessie ‘Jongeren binden en behouden’ Vrijdag 9 september, Café de Pont, Amsterdam Georganiseerd door Erfgoed Nederland, Kunstfactor en Kunstconnectie Doel van de dag is een brainstorm rond de vraag : ‘Hoe zorg je ervoor dat je jongeren blijvend aan je kunt binden?’ Onder de knusse nok van café de Pont hebben 25 professionals zich verzameld. De opkomst is groot. Met enig pas- en meetwerk vindt iedereen een plekje om de tafel en terwijl het pontje de laatste deelnemers aan wal zet, wordt er al volop kennisgemaakt. We zien het water door de ramen kabbelen en af en toe klinkt er in de verte een scheepstoeter. Hoewel het weekend nog niet is begonnen, is de sfeer gemoedelijk. Na een warm welkom van Harold Lenselink (Kunstfactor) en Floriëlle Ruepert (Erfgoed Nederland) steekt voorzitter Walter Groenen (CJP) van wal met het doel van de brainstormsessie: ‘Hoe zorg je ervoor dat je jongeren blijvend aan je kunt binden? En als ze eenmaal binnen zijn, wat ga je er dan mee doen?’ Het antwoord op deze vraag zal gedurende de middag steeds meer vorm krijgen met behulp van drie praktijkvoorbeelden, steeds gevolgd door een vraag en discussie. Maar eerst is het tijd voor een voorstelronde, waarbij zowel de instellingen met praktijkervaring als de deskundigen op het gebied van werken met jongeren en vrijwilligers, kort vertellen hoe ze zelf tijdens hun werk in aanraking komen met het thema van de dag. De indeling van de brainstorm is verder als volgt: 1. Jongeren bereiken 2. De motieven van jongeren om vrijwilligerswerk te doen 3. Het behouden van vrijwilligers
1. Succesfactoren in het bereiken van jongeren door organisaties Hetty Beugelink, voorzitter van de Flevolandse Theatervereniging JTL introduceert de eerste deelvraag ‘Wat zijn de cruciale factoren bij het binnenhalen van jonge vrijwilligers in je organisatie?’ aan de hand van een praktijkvoorbeeld: In 2009 kreeg JTL al een eervolle vermelding voor de maatschappelijke stage en in 2010 mocht de vereniging zich zelfs winnaar noemen van de ‘MaS award’. Bij JTL wordt dan ook al meer dan zes jaar met maatschappelijke stagiaires gewerkt. Onder het motto ‘al doende leert men’ zorgt de theatervereniging er steeds beter voor dat de vraag van de leerlingen en de wensen vanuit de vereniging op elkaar worden afgestemd. ‘Toen we vmbo leerlingen over de vloer kregen moesten we zelfs uitleggen hoe een stofzuiger werkte. Dan stonden ze met een stekker in hun hand en keken ze ons vragend aan. Toen hebben we gezegd dat dat er ook bij hoort. Je moet rotklusjes doen, maar je mag ook helpen met het decor maken en kostuums vervaardigen. En zo hebben die vijf jongens, de eerste lichting, met grote ogen kostuums weggehangen en zelfs knopen aangenaaid’, aldus Hetty.
1
Na deze eerste ervaring met maatschappelijke stagiaires over de vloer is er veel veranderd bij JTL. Er is per afdeling een contactpersoon aangesteld en er is met verschillende stagevormen geëxperimenteerd. Ook heeft Hetty ontdekt hoe trots de leerlingen zijn wanneer ze tijdens een voorstelling zien hoe hun kostuums eruit zien op het podium, met als gevolg dat de stagiaires voortaan standaard worden uitgenodigd voor de voorstellingen. Dat de leerlingen de stage leuk vinden blijkt uit hun verhalen op school. En dat levert direct weer een nieuwe stroom jonge vrijwilligers op. En misschien nog wel belangrijker, ze blijven ook terugkomen. Zit het werk erop dan verliest Hetty ze niet uit het oog: ‘Ik heb ze allemaal op m’n hyves en facebook.’ En dat levert JTL veel op: ‘Via die social media vragen de leerlingen wanneer er weer een voorstelling is omdat ze willen helpen.’ Walter neemt vervolgens het stokje over en vervolgt: ‘De vraag is dus dubbel: Hoe bereik je jongeren en hoe bereik je ze als ze over de drempel zijn? De discussie tussen de deelnemers die daarop volgt kunnen we als volgt samenvatten: Hoe bereik je jongeren? 1. School (bereik jongeren via hun eerste kennismaking met vrijwilligerswerk (mas)) 2. Social media (bereik jongeren via hun eigen netwerken zoals Hyves en Facebook) 3. Ambassadeurs (bereik jongeren met mond tot mond reclame door andere jongeren) 4. Ouders/ familie/ buurt (bereik jongeren via bekenden die al vrijwilliger zijn / gebruik bekenden die jongeren kennen) 5. Media (bereik jongeren in hun vertrouwde omgeving: via de stadskrant of het dorpsblad) 6. Jeugdcentrum / buurtwerk (bereik jongeren op plekken waar ze vaak komen) 7. Verenigingscultuur (bereik jongeren via de eigen vereniging) 8. Stagemarkt/ beurzen (bereik jongeren via daarvoor bedoelde evenementen) 9. Vacaturebanken (bereik jongeren via de daarvoor bedoelde websites)
2
Hoe bereik je jongeren tijdens het vrijwilligerswerk?
1.
Coach-rol (Neem de wensen van de jongeren mee bij de invulling van de taken / persoonlijke benadering)
2. Groepsdynamiek (Zorg ervoor dat jongeren het gevoel hebben dat ze erbij horen 3. Belevingswereld (Laat jongeren meepraten, op die manier sluit je beter aan bij hun belevingswereld) 4. Comfortzone (Haal ze uit hun comfortzone. Laat ze niet altijd iets doen wat bij hen past, maar daag ze uit met het onbekende zodat ze verrast worden door hun eigen kunnen) 5. Voorbereiding (Zorg ervoor dat de jongeren weten wat ze kunnen verwachten) 6. Stage-exclusiviteit (Zorg er bij grootschalige aanmelding voor dat jongeren moeten motiveren waarom ze de stage willen doen) 7. Verantwoordelijkheid (Geef de jongeren verantwoordelijkheid zodat ze zich belangrijk voelen) 8. Evaluatie (Evalueer en doe iets met de resultaten. Slaan bepaalde werkzaamheden niet aan, onderzoek wat het probleem is en doe het de volgende keer anders)
Na deze discussie gaat Walter over op het tweede onderdeel van de brainstorm: de motieven van jongeren als het om vrijwilligerswerk gaat.
2. Wat zijn de motieven van jongeren om vrijwilligerswerk te doen? Charlotte Hanzon, projectmedewerker vrijwillige inzet en coördinator kwaliteit bij MOVISIE, geeft een presentatie over de categorieën van motivatie (zie ook: Verovering van de jongerenmarkt, p. 17-19). Het doel is de deelnemers inzicht geven in de motivaties die bij jongeren spelen om vrijwilligerswerk te doen. Daarbij is er een belangrijk verschil tussen intrinsieke en extrinsieke motivaties. Bij intrinsieke motivaties komt de motivatie uit de jongere zelf: hij vindt het leuk, krijgt er een fijn gevoel van of vindt dat het juist is om zich in te zetten. Bij extrinsieke motivaties doet de jongere iets omdat het loont: het moet van de school of het is goed voor de carrière. Wat de overhand heeft is afhankelijk van de persoon. Ongeveer 5% van de jongeren vindt het zelf leuk om vrijwilligerswerk te doen en zal daarbij ook zelf naar een organisatie stappen, 15% vindt het wel leuk maar gaat pas iets doen als ze daarvoor gevraagd worden. De overige 80% doet in principe heel weinig tenzij ze worden overgehaald of wanneer het hele laagdrempelige dingen betreft. De actieve laag beslaat dus ‘maar’ 20%. Er zijn 7 categorieën van motivatie: -Plezier (heeft vaak te maken met omgang met andere jongeren) -Carrière (geeft kans om ervaring op te doen, staat goed op je cv) -Normatief (je doet vrijwilligerswerk omdat je je voor anderen wilt inzetten, kan ook vanuit religieuze overtuiging) -Sociaal (jongeren vinden het fijn om met een groep te werken) -Leren (je doet ervaring op waarbij je jezelf als persoon ontwikkelt) -Kwaliteit (Een verhoogde levenskwaliteit door het gevoel dat je belangrijk bent) -Bescherming (jongeren die een nare ervaring hebben gehad doen wel eens vrijwilligerswerk om dat van zich af te zetten)
3
Charlotte: ‘Het is van belang aan meerdere van deze motieven te voldoen. Richt je je alleen op plezier, dan trek je veel jongeren, maar je houdt ze dan moeilijker vast. Om jongeren te behouden moet je dus ook aan een ander motief voldoen.’ Walter richt zich vervolgens tot de deelnemers en vraagt zich af in hoeverre de aanwezige organisaties bewust bezig zijn met de motieven van jongeren? Daarbij zien we dat het niet altijd te voorspellen is wat jongeren wel en niet leuk vinden. Zo vertelt Hanneke van Bezooijen: ‘Vwo leerlingen die vrijwilliger waren bij de groenvoorziening vonden het heel leuk om met mensen die wat op hun kerfstok hadden te schoffelen, maar dezelfde klus vonden vmbo leerlingen helemaal niet leuk, dat deden ze in het weekend al.’ De conclusies uit deze discussie kunnen als volgt worden samengevat:
4
Wie of wat is van invloed op de motivaties van jongeren om voor uw organisatie te kiezen?
1. Imago organisatie (Het imago van een culturele organisatie bij jongeren verschilt, sommigen vinden het leuk, anderen vinden het saai) 2. Krediet/vertrouwen/arrogantie (De cultuursector kan jongeren aantrekken, maar het vrijwilligerswerk kan toch tegenvallen als er bij de culturele organisatie alleen gekopieerd mag worden) 3. School/marketing (Als school bepaalt ‘het moet er weer even bij en alleen op maandagmiddag’, dan past cultuur daar niet in) 4. Begeleider (Als de begeleider en de jongere geen match hebben is dat van grote invloed op beleving vrijwilligerswerk) 5. Jongeren als invasie (Vrijwilligers die er al werken zien jongeren wel eens als bedreiging: ze slopen alles of ze nemen werk over dat vrijwilligers al jaren doen. Aan de andere kant kan jong en oud ook juist een mooie dynamiek teweeg brengen) 6. Eigenbelang (Als een organisatie vrijwilligers aantrekt wanneer er veel geld is, staan jongeren naast de huidige medewerkers. Anders vormen ze een onderdeel van de groep vrijwilligers)
Dan gaan we over tot het derde en tevens laatste onderdeel van de brainstorm: vrijwilligers behouden
3. Het behouden van vrijwilligers Lotte Volz, beleidsmedewerker bij Kunstfactor, vertelt over het binnenhalen van vrijwilligers. Lotte: ‘Organisaties moeten eerst goed over zichzelf nadenken en vragen formuleren als “Wat wil ik bereiken, wat heb ik te bieden en ook waar bereik ik die vrijwilligers. Ze dienen vooral ook te kijken naar het doel van de organisatie om die jongeren binnen te halen”’. De 5 B’s (zie ook: Zonder vrijwilligers geen amateurkunst. Gids voor het boeien en binden van vrijwilligers) - Binnenhalen (Bewustwording van wie u bent als organisatie is het begin van een goede werving) - Begeleiden (Dankzij begeleiding blijven vrijwilligers gemotiveerd en houden ze plezier in hun ‘werk’) - Belonen (Vrijwilligers voelen zich graag erkend en gewaardeerd) - Behouden (Als de organisatie de vrijwilliger goed volgt, kan deze hem beter behouden en op maat inzetten) - Beëindigen (Bij het vertrek van een vrijwilliger is het belangrijk dat kennis en ervaring niet verloren gaan) De conclusies uit deze discussie kunnen als volgt worden samengevat:
5
Hoe kun je vrijwilligers behouden?
1.
Goede administratie (Bijhouden wat de competenties zijn van de vrijwilligers)
2.
Afsluitend (exit) gesprek (Evalueren wat de ervaring van beide partijen is en hier iets mee doen. En vraag de jonge vrijwilliger of hij een volgende keer weer wil helpen)
3.
(‘verplicht’) lid maken (Ervoor zorgen dat vrijwilligers automatisch lid worden van het verenigingsblad of via social media, zodat ze betrokken blijven bij de organisatie)
4.
Privileges (Vrijwilligers krijgen bijvoorbeeld gratis toegang tot voorstellingen in ruil voor ambassadeursfunctie)
5.
Vrijwilligersvergoeding (Niet iedereen is het hiermee eens, uitbetaling in vorm van cadeaubon is gebruikelijker)
6. Belevenis (Vrijwilligers een ‘belevenis’ bieden zorgt voor een mooie verbintenis met de organisatie. Ze mogen bijvoorbeeld een aantal lessen op de muziekschool proberen in ruil voor vrijwilligerswerk) 7. Vriendenclubs (Vriend zijn van iets geeft het gevoel dat je erbij hoort) 8. Vacatures/training (Uitzicht op baan of goed voor je cv helpt)
Conclusie De centrale vraag vanmiddag was: ‘Hoe zorg je ervoor dat je jongeren blijvend aan je kunt binden?’ Om antwoord op deze vraag te krijgen hebben we eerst gekeken hoe organisaties jongeren succesvol kunnen winnen voor vrijwilligerswerk. Het in acht nemen van de belevingswereld van de jongeren is daarbij cruciaal bevonden. Vervolgens is gekeken naar de manier waarop organisaties kunnen inspelen op de motieven van jongeren om vrijwilligerswerk te doen. Het imago van de cultuursector en de daarbij behorende werkzaamheden is hierbij van grote invloed. Beide stappen zijn cruciaal bij het bewerkstelligen van het uiteindelijke doel: jongeren succesvol behouden. Tot slot werd geconcludeerd dat een kritische blik op de eigen organisatie ook bij het behouden niet vergeten moet worden. In deze brainstorm hebben we de verschillende stappen op een rij kunnen zetten die zouden moeten leiden tot het succesvol behouden van jongeren als vrijwilligers. Omdat de gegevens zijn verkregen uit een brainstormsessie, is dit geen statische handleiding, maar een product dat is voortgekomen uit de presentaties en discussies. Iedere organisatie zal vervolgens op basis van zijn eigen wensen en behoeften prioriteiten stellen op basis van de in deze brainstorm geschepte kaders. Om alvast inzichtelijk te maken hoe iedereen zijn eigen prioriteiten haalt uit de genoemde kaders, sluit Walter de brainstorm af met een opdracht: geef in één zin een advies aan de persoon die tegenover je zit.
6
De adviezen staan hieronder op een rij: ‘Overtuig scholen om breder, opener te denken’ ‘Maatwerk (= dialoog) bieden aan het begin, tijdens en bij het beëindigen van het proces’ ‘Ken je vrijwilliger/jongere en maak er een belevenis van!’ ‘Haal ze uit de comfortzone’ ‘Feedback uit je achterban als materiaal gebruiken’ ‘Het hoeft niet altijd zo groots, je inzetten voor een ander is een groot doel op zich’ ‘Jongeren en geschiedenis? Geschiedenis is actueel en cool en niet iets van het verleden’ ‘Denk aan de positie van de instelling/groep. Een vereniging heeft een andere positie dan een professionele instelling’ ‘Prachtig voorbeeld. Werk aan het verspreiden van je verhaal’ ‘Blijf alle mogelijkheden zien’ ‘Begrip voor de belevingswereld van de jongeren zeker als het organisatie betreft met veel ouderen. Begrip op gebied van belevingswereld en eventueel beperkte tijd en andere interesses’ ‘Begin klein (tenminste als je allemaal beren op de weg ziet) en bouw vanuit daar uit’ ‘Ga vooral zo door!’ ‘Focus niet alleen op individuen maar wat jongeren je kunnen brengen’ ‘Een negatief imago is toch een opening voor het vinden van vrijwilligers’
Verslag: Laura Bras, Erfgoed Nederland
Deze brainstorm werd georganiseerd door: Harold Lenselink en Karlijn Vriend (Kunstfactor) Floriëlle Ruepert en Laura Bras (Erfgoed Nederland) Ruth Slob (Kunstconnectie) Onze dank gaat uit naar voorzitter Walter Groenen (CJP) en alle deelnemers van de brainstormsessie
7