Verslag Actieconferentie Ondernemend Leren 9 juni Inleiding Op de prachtige locatie Kasteel Groenveld te Baarn verzamelden ruim 80 experts zich voor een dag vol ontmoetingen, discussie en advisering voor Platform Onderwijs2032. De deelnemers bestonden uit docenten, leerlingen, beleidsmakers, teamleiders, directeuren en ondernemers. Een divers gezelschap dat met de volgende centrale vragen de actieconferentie in ging:
“Hoe willen we onze leerlingen opleiden tot ondernemende mensen? Wat is daar concreet voor nodig?” En de bijbehorende vraag is vooral hoe kunnen we dat daadwerkelijk integreren in het onderwijs? Dagvoorzitter Nick Schoemaker zorgde aan de hand van snelle vragen en korte vraaggesprekken met sprekers voor een energiek publiek. Aan het woord kwamen onder andere Fred Verboon (European School Heads Association), Theodor van der Velde (Saxion) en Ingeborg Jansen (PABO InHolland). Fred Verboon trapte af met een context schets van ondernemend leren in Europees perspectief: Vanuit internationaal perspectief valt het op dat Nederland anders georganiseerd is. In de meeste landen bepalen de ministeries het onderwijs, maar bij ons wordt het meer over gelaten aan het veld. Zeker als je veranderingen wilt doorvoeren betekent dat dat het Nederland echt van onderop moet komen, via dialoog, overtuigen etc. Ons onderwijsbeleid is minder strak, kent meer vrijheden. Je ziet dat ondernemend onderwijs vaak dan ook projectmatig wordt georganiseerd, dat het nog niet in het curriculum zit. Mooie voorbeeld zijn Portugal en Montenegro. Daar werd het echt als noodzakelijk gezien om ondernemende mensen op te leiden en ze hebben norm geïnvesteerd. Alle voorwaarden en stappen voor Ondernemend Leren zijn daar geregeld, training voor docenten, school leiders enzovoorts. Wat je ziet is dat zij nu echt uitblinken op internationaal niveau. Alle barrières zijn verholpen en de aanpak (vanuit Portugal) is gratis beschikbaar voor alle schoolleidingen in Europa. Dat kunnen we dus goed gebruiken!’
In een inspirerend vraaggesprek met Ingeborg en Theodor werd vervolgens de mindset van een ondernemer besproken, de mogelijkheden om ondernemend en/of ondernemer te worden, en in het kort wat er voor nodig is om het onderwijs daar mee aan de slag te laten gaan. Theodor van der Velde kreeg de vraag wat we kinderen en jongeren van nu moeten meegeven: ‘Wat moeten we ze meegeven? Ik ben van het soort dat jonge mensen ondernemer wil laten worden als carrière stap. Dat perspectief is een uitnodigend perspectief. Je moet geen schip bouwen maar een verlangen naar de zee. Wij zijn meester in het creëren van dat verlangen. Dat doen we
1
door vele ontmoetingen, laten zien hoe mooi het is, hoe ellendig soms ook, wat dat zelfbeschikkingsrecht je brengt, hoe heerlijk het is om andere mensen werk te kunnen geven. Dat moet je organiseren! Ondernemen is een verlangen naar het veranderen van de wereld en dat kun je heerlijk vertellen aan kinderen. Verlangen verlies je nooit. Bij ondernemers zie ook op latere leeftijd nog altijd dat brandend verlanger om dingen beter te maken. Een belangrijk uitgangspunt: Bevrijd jezelf van je eigen regels! Je hebt ze zelf verzonnen dus neem er afstand van!’ Ingeborg Jansen sloot zich hier enthousiast bij aan en voegde toe dat ondernemend leren gaat over ‘eigenaarschap’. “Om initiatief nemen, ruimte op te zoeken in het curriculum en rooster. De ondernemendheid, het ondernemend leren zien we echt als een onderlegger. Als een manier van hoe je naar onderwijs gaat kijken. In eerste instantie zorgen voor nieuwe manieren van denken, dat voordoen en er naar handelen. We zijn niet bezig om de dingen vast te leggen maar om groot te worden en uit te breiden. Wat moeten we de studenten meegeven om het als docent later goed te doen? En wat doet ondernemend leren met onze leerlingen in het po? Het brengt identiteitsvorming. Wie ben je? Wie ben je in de maatschappij? Welke plek kun je innemen? Het gaat om het initiatief te nemen om er toe te doen in de wereld. Door ondernemend leren leer je jezelf kennen, je eigen beslissingen te nemen. Dat vinden mensen nu vaak moeilijk. Dus wanneer je dat snel meeneemt, van jongs af aan, dan gaat het direct om identiteitsvorming. En als dat in orde is, dan maakt dat het verschil. Je raakt het nooit meer kwijt.”
Na de plenaire start gingen de experts in 5 themagroepen uiteen: Thema 1: Regionale aanpak Thema 2: Curriculum Thema 3: Verbinding met buiten Thema 4: De rol van de docent Thema 5: Studenten en leerlingen aan het woord De gehele middag is besteed om het komen tot adviezen aan het Platform Onderwijs2032, die u op de komende pagina’s kunt lezen. Na een afsluitende plenaire sessie waarin de highlights per thema werden gepresenteerd, zijn de deelnemers en organisatoren naar huis gegaan, vol met nieuwe ideeën en mogelijkheden voor vervolg. Bedankt! We bedanken alle deelnemers nogmaals voor hun bijdrage, enthousiasme en voor het delen van de waardevolle ervaringen die over tafel zijn gegaan! Het was een inspirerende dag, en er is méér uit voortgekomen dan alleen de adviezen; nieuwe contacten zijn gelegd en de ondernemende sfeer heeft gezorgd voor nieuwe kansen en mogelijkheden voor ondernemendheid in het onderwijs. Joyce Rommelaar, directeur Jong Ondernemen Nicoline Breed, Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
2
Thema 1. Regionale aanpak Algemeen De regio is de setting waar scholen de ruimte hebben om ondernemend onderwijs verder te ontwikkelen. Een voorwaarde is dat onderwijs en bedrijfsleven meer met elkaar in interactie komen (de schooldeuren moeten open). Vanuit economisch perspectief versterkt dat, voor het mkb, de ontwikkeling van de regio. Leerlingen ontwikkelen zich immers voor een groot deel binnen de context van hun eigen regio. Vanuit de onderwijskundige visie is de individuele leerloopbaan van het kind het aangrijpingspunt en is een minder strikte scheiding tussen school en werk wenselijk. Dit betekent dat jongeren ook echt steeds een stap verder komen in hun ondernemende ervaringen en daarmee met hun succes in de toekomst. Zodra scholen integraal gebruik maken van de ‘wereld van het werken’, snijdt het mes aan twee kanten: de relatie onderwijs-arbeidsmarkt verbetert en daarmee de economische slagkracht van de regio, en de kwaliteit van het onderwijs verbetert vanwege meer motivatie en betrokkenheid van leerlingen. Dit noemen we ondernemend leren in, door en van de regio. Voorbeelden In een consultatieronde voorafgaand aan de Actieconferentie zijn gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van drie regio’s die een dergelijke samenwerking ambiëren en waar al de eerste stappen gezet zijn (zie onderaan dit hoofdstuk). Het zijn partijen die hun experimenteerruimte willen benutten en die een voorbeeld kunnen zijn of inspiratie kunnen bieden voor anderen.
In de gesprekken en de sessie noemen de deelnemers de volgende conclusies en aandachtspunten:
Verbinding
Weet de rijkdom aan mogelijkheden in je eigen regio te gebruiken. Onderzoek waar de win-win in zit, welke doelen hebben de andere partijen en hoe sluit je daar als school op aan? In Drenthe bijvoorbeeld investeert de provincie in de toeristische sector en is er veel te leren in de recreatie. Bijzondere actuele thema’s of initiatieven bieden kansen, bv. het Centre voor healthy aging.
Initiatieven op het gebied van wijkeconomie, of maatschappelijk ondernemen lenen zich goed bij ondernemende initiatieven van leerlingen vanuit het actief burgerschap. Zo zijn in elke regio kenmerkende activiteiten waar je je onderwijs op kunt aansluiten. Kijk ook naar de schaalgrootte waarop je het doet; het hoeft zeker niet altijd zo groot te zijn. Zoek de interactie op met interessante mensen ('en maak zo'n daktuin op school nou eens wat uitdagender'). Zoek verbinding met overlegsituaties en netwerken die er al zijn. Dat zijn bv. overleggen van directies van scholen, overleggen rond aansluiting po/vo (soms al regionaal, in ieder geval plaats overstijgend) en de plaatselijke ondernemerskringen. Gemeenten hebben veelal een accounthouder in dienst die goed zicht heeft op het mkb en wat er speelt en daarop bevraagd kan worden. Maak het aantrekkelijk voor bedrijven en andere maatschappelijke instellingen om te alliëren met onderwijs (geef voorbeelden van geslaagde projecten de waarde die leerlingen kunnen toevoegen, doe een beroep op hun maatschappelijke rol). Onderwijsinstellingen kunnen gezamenlijk optrekken bijvoorbeeld in het leggen en onderhouden van de contacten of het regelen van voorzieningen. Je moet er echt aan bouwen om dit vorm en inhoud te geven en is er niet van de ene op andere dag. En je kunt in het klein beginnen om er gevoel mee op te doen. Maak ondernemend leren structureel onderdeel van sectorplannen, die het doel hebben de arbeidsmarkt op korte termijn en op middellange termijn te verbeteren, in de hele keten VO-MBO-HO-WO). Onderwijsinnovatie zou onderdeel moeten worden van overheidsbeleid ten aanzien van ‘human capital’ van OCW, EZ én SZW.
3
Onderwijsprogramma
Vertrek vanuit de diepte en de breedte waarin je in het onderwijsprogramma een combinatie maakt tussen thema's als duurzaam, techniek, taal en rekenen. Dit betekent dat de pedagogische aanpak verandert en verder gaat dan projectmatige ondernemerschapsprojecten. Het is goed mogelijk om binnen het bestaande systeem te opereren zonder dit 'geweld aan te doen'. Bij de Opeduca-scholen bijvoorbeeld, is het lesrooster sterk aangepast en wordt grotendeels thematisch lesgegeven. Creëer ruimte voor experimenten en ontwikkelingen en maak slimme keuzes en nieuwe combinaties om die ruimte te creëren (basisschoolleerlingen die meelopen op het VO, samenwerking in de Waterfabriek van po t/m ho). Maak gebruik van en werk samen aan innovatieve ICT tools, andere leeromgevingen en infrastructuur en alternatieve beoordelingssystemen. Het e-portfolio dient om opgedane kennis en vooral vaardigheden vast te leggen, maakt de stappen in het leerproces zichtbaar en biedt ruimte voor feedback en reflectie. Het heeft een belangrijke functie in de doorlopende leerloopbaan. Je neemt ‘m je hele leven mee.
Gedeelde visie en organiseer het verandertraject
Belangrijk is om losse initiatieven binnen (en tussen) scholen ankers te geven door deze een plek te geven in een gezamenlijke visie en strategie op ondernemend onderwijs + 21th century skills. In Den Bosch is er aan gewerkt om een groot aantal scholen en hun partners op deze manier te verbinden. Kies daarbij voor een positieve visie en bevestiging. Belangrijk is ook het verandertraject te organiseren, zorg voor ontmoetingen van de betrokkenen. En maak zichtbaar (bv. op de eigen of gezamenlijke website) waar je aan werkt met elkaar.
Benadruk dat diversiteit in onderwijs qua modellen, talenten, vaardigheden, toepassingen belangrijk is. Omarm met elkaar dat je 'lerend' bent. Het helpt als je met elkaar een cultuur hebt waarin mensen zich veilig voelen en elkaar durven aan te spreken. Dat je met elkaar een 'verlangen' creëert naar het hoe, dat je wilt delen, het experiment durft aan te gaan en wilt leren. Duidelijk uit de regiovoorbeelden is dat vooralsnog een initiërende, en sturende persoon of partij nodig om de scholen te verbinden en te faciliteren. En om te komen tot die gedeelde visie en om de belangen en agenda’s meer op elkaar af te stemmen. Binnen de scholen zijn sterke leiders nodig om het proces in beweging te krijgen en te houden.
Het project ’s H Onderwijs en Ondernemen is een initiatief van de gemeente Den Bosch. Het doel is samen te werken aan betekenisvol onderwijs, ondersteund door een ICTinfrastructuur, e-portfolio met een open standaard, leidend tot goed opgeleide mensen met uitstekende kansen op de arbeidsmarkt, interesse met input en betrokkenheid van het bedrijfsleven. In Ondernemend Drenthe vormen de scholen van het project Meesterlijk Ondernemen in Drenthe (po) en het Entreprenasium (vo) een belangrijke basis, ook zijn regionale ROC’s actief, de Ondernemers Fabriek voor ambitieuze starters. De scholen betrekken op actieve manier de omgeving, waaronder de diverse lokale ondernemers en innovatieve ondernemers op het terrein van energie, gezondheid, toerisme, sensortechnologie, marketing. De centrale gedachte van 'Open Educatieve Regio’ (Opeduca) is ‘we nemen weg wat kinderen belemmert om de toekomst te zijn’. Er is geen standaard-lesprogramma of vakken meer. Het leren vindt binnen en buiten de school plaats in directe interactie met de (bedrijfsmatige) omgeving én in mondiaal perspectief. Tal van andere organisaties uit het maatschappelijk veld betrokken zoals bibliotheken, Centra voor Natuur- en Milieu Educatie, sportverenigingen en vrijwilligersorganisaties.
4
Thema 2: Curriculum Algemeen Onder het curriculum wordt verstaan een leerplan, het bevat ten minste de inhouden en de doelen die geleerd moeten worden. De kerndoelen en eindtermen (en tussendoelen) zijn centraal bepaald. Het ministerie van Onderwijs schrijft voor wat er moet worden behaald en in hoeveel tijd. De scholen besluiten hóe ze dat vormgeven in hun eigen curriculum, de lessentabel, werkvormen en de vakwerkplannen van de secties. Idealiter brengt een ondernemende school - vanuit een integrale visie - de ontwikkeling van de leerlingen breder in beeld dan alleen in de kernvakken. Vanuit een gezamenlijk beeld over het gewenste eindprofiel van de leerlingen. Het gaat dan om effectief instructie geven, onderwijsdoelen, inhouden en didactiek afstemmen op de (verschillen tussen) leerlingen en voortdurend reflecteren op het effect van de lessen. Scholen kunnen ondernemend leren zelf invullen en vormgeven, passend bij hun profiel (bijvoorbeeld een school die zich profileert als literaire school, kiest voor een project met een kinderbibliotheek). Hoe verhoudt dit alles zich tot het curriculum? Welke stappen kunnen er van hieruit gemaakt worden om de integratie ervan te stimuleren? In deze expertsessie buigen we ons over ondernemend leren en de verbinding met het toekomstige (gewenste) curriculum. Vanuit twee groepen zijn op basis van de volgende vragen antwoorden en adviezen geformuleerd van waaruit ondernemend leren de gewenste plek in het curriculum kan krijgen: 1. Hoe krijgt ondernemend leren een plek in het curriculum? 2. Hoe geven we ondernemend leren vorm en krijgen docenten meer ontwerpvrijheid?
1. De plek in het curriculum 1. Neem de term ‘ondernemen’ verplicht op in de eindtermen en kerndoelen. Net als onderzoekend en ontwerpend leren zou ook ondernemend leren expliciet genoemd moeten
worden in kerndoelen en de eindtermen van het onderwijs. Maar bij onderzoekend en ontwerpen leren in de wetenschap en techniek heb je concrete leerdoelen die samenvallen met iets technisch of natuurwetenschappelijks. Een ondernemende houding laat zich echter niet makkelijk vangen in de 57 leerdoelen. Op dit moment past ondernemendheid het beste thuis bij het kerndoel ‘Oriëntatie op jezelf en de wereld’ en daarbinnen bij het domein Mens en samenleving (kerndoelen 34 t/m 39). De deelnemers stellen: Als er niet voldoende druk komt op het integreren van ondernemend leren in het curriculum, dan zal het niet voldoende opgepakt worden. Dan is niemand er eigenaar van. Zij adviseren daarom dat ondernemendheid voorkomt in de kerndoelen en in de specifieke uitwerkingen. ‘Pas als het in de eindtermen vastgelegd is, zullen scholen en docenten zich meer gesteund voelen hier meer aandacht aan te besteden en er schoolbreed in te investeren.’
2. Ondernemend leren geïntegreerd opnemen, niet als nieuw vak. Een tweede advies is dat ondernemend leren vanaf het begin goed gepositioneerd moet worden. Het gaat om een activerende didactiek en het is niet ‘weer een vak of thema erbij’. Ondernemend ste leren is een uitgangspunt waarmee de 21 eeuwse vaardigheden integraal terugkomen in het onderwijs. Niet als losse stukjes, maar als logisch, samenhangend geheel, verweven door het hele lesprogramma. 3. Curriculum vormgeven met docenten. Het wordt van belang geacht om het curriculum van de toekomst samen met de docenten vorm te geven. Het aanspreken van de creativiteit van docenten is 5
belangrijk en het opnemen van ondernemend leren in de schoolvisie en vakwerkplannen (en nog liever interdisciplinair). De schoolleider moet het team of de vaksecties faciliteren om daar vorm aan te geven. Een voorbeeld daarvan uit het VO is het opstellen van een vakwerkplan, waarmee bereikt wordt dat de aanpak gedragen wordt door de hele vaksectie, en niet iets blijft van 1 individuele docent. 4. Ander palet van toetsen. Op dit moment worden zowel kennis als vaardigheden getoetst. De drang naar ‘meetbaarheid’ wordt begrepen en het belang ervan ook erkend door de experts. Echter, zij pleiten niet voor het uitgangspunt ‘meten is weten’, maar ‘meten is informatie om te verbeteren’. En daarbij is feedback een belangrijke sleutel tot groei en ontwikkeling. Binnen de school en een team is ook het ‘merken’ belangrijk. Observaties en opvallende zaken met elkaar delen zoals onderwijshoogtepunten, blijven belangrijk en daar moet tijd voor zijn. Daarbij vinden de experts het van belang dat er goed gekeken wordt naar nieuwe manieren waarop de school de voortgang kan toetsen en naar manier waarop de inspectie kijkt (en meet) naar de kwaliteit van het onderwijs waar het gaat om de competentie aspecten zoals gedrag en houding. Er zijn diverse voorbeelden van methodes en tools die al in gebruik zijn bij scholen of nog in ontwikkeling. Denk aan onder meer (e)portfolio opbouw, presentaties, rubrics en kwalitatieve beschrijvingen van de groei in de leerlingen en feedback van externen of 'klanten' in het kader van een ondernemende meesterproef. 5. Ambassadeurs in en om de school,+ andere voorbeelden. Een manier om ondernemend leren te versterken en huidige bewegingen in die richting verder te brengen, zijn ambassadeurs. Docenten die er ervaring mee hebben en geïnspireerd over praten kunnen anderen motiveren, ondersteunen en verder brengen. En de rol van de schoolleider is daarin zeker ook bepalend. Het zorgt bovendien voor een aanspreekpunt of ‘schakelfunctie’, zowel in de scholen als voor partijen in de omgeving. Voor de uitvoering van aanpak Toptalenten, vervullen de regio-coördinatoren en kwartiermakers een dergelijke rol.
Groep 2. Ontwerpvrijheid van de docenten 1. Visie. Volgens de deelnemers is een essentiële voorwaarde dat je een visie moet hebben op ondernemend leren. Die visie moet op alle niveaus aanwezig zijn (overheid, school, team en individu) maar wel de vrijheid bieden om zelf te kunnen en mogen ontwerpen. Van daaruit kan een docent de professionele ruimte pakken, en tegelijkertijd moet die bewaakt worden. Er moet voor gewaakt worden dat ‘de school’ of ‘het team’ iets oplegt. Juist in dialoog met elkaar komt die visie en ruimte tot stand. Daar is een zekere coördinatie van de vrijheid voor nodig; het moet in z’n totaal een consistent geheel zijn. De gesprekken tussen de deelnemers laat direct zien hoe dit in z’n werk gaat. Werk je met het ‘kiezen’ van bepaalde skills die je aanleert in je lessen? Of zitten de 21th century skills juist overal in verweven? Een van de deelnemers stelt: ‘Als je een ondernemende activiteit organiseert, dan kan het niet anders dan dat de 21e eeuwse vaardigheden er inzitten. Dat gaat juist vanzelf. Je zou een ondernemende activiteit dan ook kunnen afmeten aan de vraag of deze skills er allemaal in voorkomen.’ Er blijken meerdere mogelijkheden en voorkeuren te ontstaan. Voor een schooldirectie is het dan ook van groot belang dat deze discussie de ruimte krijgt, zodat docenten eigenaarschap oppakken en ervaren m.b.t. hun lessen en curriculum. 2. Het curriculum van de lerarenopleiding. Er wordt geadviseerd om ervoor te zorgen dat alle toekomstige docenten persoonlijke ervaring en voeling hebben met ondernemend leren. Laat de Lerarenopleidingen een onderdeel van hun curriculum inrichten met lessen ontwerpen: aan de hand van leerdoelen leren docenten op die manier zelf de lesstof te arrangeren. Daarbij maakt de student gebruik van alle actuele middelen en informatiebronnen die er nu zijn. Bovendien laten zij keuzes aan de leerling om daar - na de input van kennis - op hun eigen manier daar iets mee te doen. Het leerboek (de methoden) krijgt een ondersteunende rol. De docent moet wel daarbij de ondersteuning hebben van de schoolleiding dit zo uit te voeren. Op deze manier werk je dan ook aan het ontdekken en ontwikkelen van talent. 6
Voordeel voor de leerlingen: kennis wordt naar de praktijk en de actualiteit gebracht. Leerlingen ervaren direct het effect op hun leerproces, op de verschillende manieren van leren. 3. Ruimte nemen en lef hebben, dat zijn twee belangrijke zaken waar docenten hun ontwerpvrijheid mee kunnen pakken. Van daaruit kan blijken dat er meer mogelijkheden ontstaan wanneer je als docent de leerlingen meer loslaat en hen er vertrouwt het leiderschap te nemen over hun eigen leerproces.
4. Werk vanuit het individu. Een laatste punt is het belang van aansluiten bij de leerling, werken vanuit de individuele denk- en leerstijl van de leerling. Sommige leerlingen worden enthousiast van open opdrachten, anderen hebben meer sturing nodig. Niet iedereen werkt en leert op dezelfde manier. De vraag hoe je ze allemaal weet te motiveren en bedienen, blijft een belangrijke en interessante die docenten en scholen zichzelf moeten blijven stellen.
7
Thema 3. Verbinding met buiten
en beloon teamprestaties zodat je multidisciplinair de vaardigheden van het team beloont.
Algemeen Ondernemend leren vindt plaats in verbinding met de echte wereld, in een realistische context die het leren betekenisvol maakt en motiverender maakt voor de leerlingen. Door te werken aan levensechte opdrachten uit hun eigen omgeving en vooral als de resultaten ook nog eens een podium krijgen in die omgeving. Op die manier kunnen kinderen en jongeren leren van wat zich buiten de school afspeelt en kunnen ze dit verbinden aan wat ze op school leren. Ook biedt het kansen voor oriëntatie op beroepen en het zicht op actuele ontwikkelingen in de maatschappij. Als school ga je actief op zoek naar en onderhoudt je contact met partijen die bij het onderwijs betrokken willen zijn. Maar hoe doe je dat? Hoe creëer je meer dynamiek en netwerk waarbinnen een school kan groeien? De gemeenschappelijkheid van onderwijs en bedrijfsleven ligt op gebied van de kennis en vaardigheden van studenten aan het einde van hun opleiding. Dit heeft mogelijk prioriteit voor ondernemers. Op dit moment nemen ondernemers deel op basis van persoonlijke interesse bij aan het voortraject van de opleiding, mogelijk verandert dat, soms nu al en in de – nabije - toekomst. Maar hoe doen we dat, welke manieren en concrete werkvormen zijn er? Wat is er nodig om die stappen te kunnen zetten? Hieronder zijn de hoofdlijnen benoemd uit deze sessie. Creëer meer dynamiek en netwerk door: Contacten met bedrijfsleven, bedrijfsprojecten binnen halen, docenten en leerlingen gaan de boer op. Voeling en voeding houden met de omgeving, Urgentie creëren in het netwerk. Draag zorg voor beroepstrots; ervoor zorgen dat docenten voelen en weten wat ze waard zijn Neem een ondernemende houding op in de kerndoelen en vraag daar verantwoording over aan de scholen. Strategisch personeelsbeleid; samenwerking tussen ondernemende en minder ondernemende docenten,
1. Op welke manieren organiseer je de samenwerking met buiten/ondernemers. Wat werkt goed? Het begint met eens goed rond te kijken naar de mogelijkheden die de omgeving biedt (bv. de sociale kaart in een gemeente, de lokale ondernemersvereniging)of welke gebeurtenissen zich voordoen, te bekijken wat aansluit bij de leerthema’s en daar een ondernemende opdracht of een project van te maken. Zo kunnen in het VO lokale ondernemers betrokken worden d.m.v. stages (van zowel docenten en leerlingen), bedrijfsopdrachten en zorgen voor projectmatig onderwijs in samenwerking met partijen in de buurt of in samenwerking met leerlingen van het HBO in bv. een leerfabriek. Een school kan er voor kiezen allerlei activiteiten te organiseren zoals het organiseren van een wedstrijd voor Jong talent met lokale mkb-ers, of denk aan het betrekken van ondernemers in de beoordeling van een businessplan van leerlingen (De Dragon’s Den). Docenten kunnen zelf het initiatief nemen en op zoek gaan naar contacten of bijvoorbeeld gebruikmaken van al bestaande voorzieningen (denk bijv. aan wetenschapsknooppunten of JetNet in de context van techniekonderwijs). Het is van belang om een netwerk op te bouwen en te onderhouden. Het Heerbeeck college in Best biedt haar leerlingen contextgericht onderwijs aan en onderhoudt veel contacten met externe relaties. Een aparte coördinator onderhoudt de contacten met het bedrijfsleven en zorgt
8
voor de opdrachten voor de leerlingen. Zo wordt vertrouwen en draagvlak en continuïteit georganiseerd en kan het netwerk uitgroeien in de toekomst.
2. Hoe ervaren de stakeholders de samenwerking: ‘Whats in it for them?’ De deelnemers geven twee geluiden weer. Enerzijds blijkt dat binnen het funderend onderwijs de meerwaarde van samenwerking met externen, niet altijd helder is. Wat kunnen ze toevoegen? En vooral, wat voegt de school toe voor hen? Dit beeld komt met name voort uit de gedachte dat het perspectief op de arbeidsmarkt voor kinderen en jongeren tot 14 jaar nog ver weg is. Tegelijkertijd biedt dit de kans voor scholen om dat perspectief juist helderder neer te zetten en leerlingen vast te laten ‘proeven’ om zodoende hun ervaringen en ideeën al vast te doen ontwikkelen. Het andere geluid komt van scholen uit het PO en VO laten die ervaren hebben dat lokale ondernemers en andere partijen vaak bereid zijn om bij te dragen aan projecten van kinderen en leerlingen. Omdat ze het leuk vinden, zich betrokken of verantwoordelijk voelen. En ze zijn soms ook verrast door wat leerlingen al kunnen, door hun frisse blik op zaken en creativiteit waar ze zelfs gebruik van kunnen maken. De nabijheid zorgt voor betrokkenheid en een gunfactor die benut kan worden. Ook blijkt de omgeving het waardevol te vinden om input te kunnen geven aan het onderwijs. Omdat de urgentie hoog is om leerlingen beter voor te bereiden, is de netwerkomgeving van groot belang om voeling en voeding te houden met buiten. Een meer open cultuur zorgt vervolgens voor meer mogelijkheden voor de leerling, die volgens alle experts centraal moet staan in het onderwijs.
gezorgd is voor een stimulerend en ambitieus schoolklimaat en de mate waarin docenten de leerlingen weten te activeren. Dit kader zou verder uitgebreid kunnen worden met de vraag over de mate waarin buitenschoolse partijen betrokken zijn en bijdragen aan zo’n stimulerende en betekenisvolle leeromgeving. Vervolgens zou onderzoek door - of in samenwerking met de Onderwijsinspectie kunnen laten zien in welke mate scholen die actief vorm geven aan ondernemend leren beter scoren op deze kwaliteitsaspecten. Stimuleer de dynamiek en meer gemengde cultuur in de school door de buitenwereld binnen te halen, bijv. via zijinstromers, gastdocenten, aannemen van oudondernemers. Tot slot wordt genoemd dat het waardevol is voor een school om te zorgen voor een goed alumni netwerk van oud-leerlingen (dit geldt m.n. in het VO en hoger onderwijs) die rolmodel kunnen zijn of een voorbeeld functie kunnen hebben voor de huidige leerlingen.
3. Hoe kunnen scholen meer open worden? Hoe kan de uitwisseling worden gestimuleerd? Een belangrijk antwoord op de vraag wat scholen kan motiveren om de omgeving nader te betrekken in het onderwijs, is dat er een kerndoel wordt opgenomen over de ondernemende houding van leerlingen, dan wel om een aanscherping te maken in de kaders waarbinnen scholen zich dienen te verantwoorden. Op dit moment zijn er in de toezichtkaders van de Onderwijsinspectie al 1 kwaliteitsaspecten vastgelegd over de mate waar in
Kwaliteitsaspecten 5 t/m 8 (Onderwijs Inspectie, 2013. Brochure toezichtkader voorgezet onderwijs). 1
9
Thema 4. De rol van de docent Algemeen Ondernemend leren vraagt om een andere competenties van de docent, een meer coachende rol. Het is de kunst om niet alles te willen regisseren en ruimte te geven aan het leerproces van de leerlingen. Je zou kunnen zeggen dat het vraagt om een andere opvatting van lesgeven. Letterlijk niet meer ‘voor de klas staan’ maar samen met de leerlingen gemotiveerd werken richting nieuwe mogelijkheden, ideeën en oplossingen. Werken vanuit talenten, eigen initiatief bevorderen en ervaringsgericht leren. Om ondernemend leren te verankeren in het pedagogisch-didactisch repertoire van de docenten moet aansluiting gezocht worden bij de doelstellingen van scholen en de intrinsieke motivatie van docenten. Tijdens de conferentie zijn vier deelonderwerpen besproken rondom dit thema. Zie de citaten en de nadere toelichting.
1. Competenties docenten “Belangrijk is dat docenten coachende vaardigheden bezitten, om het vuur in leerlingen te ontsteken.” “Sommige leerlingen hebben alleen de gelegenheid nodig, die hoef je alleen ruimte te geven.” “Je moet de leerlingen goed kennen om ze te kunnen motiveren.” “Ruimte bieden is de rol van de leraar, ruimte krijgen is de taak van de schoolleiding.” De experts spreken in het algemeen over het belang van het individu, het echt kennen van de kinderen in de klas om goed aan te kunnen sluiten op wie ze zijn en wat ze nodig hebben. Dit echt serieus nemen, en als uitgangspunt voor hoe je als docent met leerlingen omgaat, is de kern. Daarbij stelt men dat het van groot belang is om kansen te leren zien, zowel voor de docent als de leerlingen. En dat het organiseren van de mogelijkheden daartoe een voorwaarde is. Evenals het gebruiken van netwerken in de omgeving; en daar heb je een beetje lef voor nodig. Dat de schoolleiding het nut van ondernemend leren in moet zien. Voor de schoolleiding is het belang van structuur bieden hierbij essentieel, maar wel een structuur die uit de band springen tolereert en liever nog, stimuleert.
2. Ondernemend leren en 21st century skills “Veel leerlingen “durven” nog eens voor zichzelf na te denken, hoe moet ik een schilderij maken?” “Leerlingen van verschillende niveaus (vmbo/havo/vwo) door elkaar in een groep, om zo verschillende teamrollen te krijgen.” “Je moet leerlingen de vrijheid en de ruimte geven om ondernemend gedrag te vertonen.” “Niet meer vanuit vakken denken, maar vanuit vaardigheden.” “Kleinere groepen zou helpen om leerlingen meer aandacht te kunnen geven.” “Goed voorbeeld doet volgen.” Hoe begeleiden docenten vanuit ondernemend leren de ontwikkeling van 21st century skills? De deelnemers zien veel overlap tussen de vaardigheden die ondernemend leren met zich meebrengt en de 21st century skills. In ondernemend leren zitten deze skills bewust verweven. Het is in feite een twee-eenheid. De rol van de schoolleiding moet vanuit een ondernemende visie, de ruimte geven voor de ontwikkeling. Hoe die ontwikkeling plaatsvindt kan verschillen. Differentiëren, flexibiliteit en aandacht voor de behoeftes van de leerlingen is belangrijk.
3. Het curriculum De verbinding van ondernemend leren en het curriculum kwam tijdens deze sessie ook aan de orde. Zie verder thema 2, waar dit onderwerp is uitgewerkt. “Aandacht schenken aan ondernemend leren zou al helpen.” “Als je een leerling iets ondernemend ziet of hoort doen moet je dat erkennen en stimuleren, belonen. De aandacht vestigen op iemand die een ondernemende bijdrage levert aan het geheel (student).” “Het is niet misschien eens nodig om nieuwe zaken aan 10
het curriculum toevoegen, maar de manier van leren aanpassen naar ondernemend leren.” “Leerlingen moeten kunnen laten zien wat ze kunnen, het huidige curriculum laat feitelijk alleen zien wat ze niet kunnen.” Ondernemendheid en/of ondernemerschapskwaliteiten zouden opgenomen kunnen worden in alle schoolsoorten, inclusief een dossier ondernemendheid die de leerling en de docent aanleggen. Voorbeelden zijn een ondernemerspaspoort of certificaat van ondernemend gedrag.
4. Eigenaarschap “Samen het onderdeel ontwikkelen verbindt.” “Co-creatie maakt enthousiast, creëert betrokkenheid en eigenaarschap.” “Successen moet je voelen en vieren. Dit schept verbondenheid.” “De kern is vertrouwen versus wantrouwen.” “De schoolleiding moet de formats loslaten, er moet vrijheid, tijd en ruimte gegeven worden om nieuwe werkwijzen te ontwikkelen, zo creëer je verantwoordelijkheid.” Wat maakt dat docenten zich eigenaar voelen van ondernemend leren ? Het gezamenlijk ontwikkelen van ondernemend leren maakt dat er enthousiasme, betrokkenheid en eigenaarschap ontstaat. Het komt vanuit co-creatie tot stand, en verbindt op die manier de docenten. Ook bij het vieren van de successen is dit van belang. Wanneer de docent dicht bij zichzelf kan blijven, en werkt vanuit zijn eigen passie en kennis, dan zorgt dat er voor dat er kansen worden gezien en gepakt. Dit moet gestimuleerd worden vanuit de organisatie. De deelnemers stellen dat het goed zou zijn om onderzoek te doen naar meetbare successen. Wanneer leerlingen en docenten zich bewust worden van de effecten, versterkt dat het succes gevoel en bevestigt de waarde van de energie die erin is gestoken. De kern is vertrouwen versus wantrouwen. Vanuit vertrouwen in het kunnen van de leerlingen, werken vanuit passie en de lat hoog leggen, komen de leerlingen verder dan anders. Ondernemend leren wordt niet gezien als project, maar als een aanpak die geïmplementeerd moet worden in de gehele werkwijze. Om dit tot stand te brengen moet er
echter wel geïnvesteerd worden in de ontwikkeling; het gebeurt niet vanzelf. De implementatieruimte, mogelijkheid om te experimenteren, kunnen leren wat werkt en wat niet, is hierbij essentieel. Meer de ruimte, dan de tijd, zo benadrukken de experts.
5. Hoe bevorder je een actieve rol van de docent? Een belangrijk punt in de verbinding met buiten is de activering van docenten. Advies van de experts richt zich met name op het voeren van strategisch personeelsbeleid dat er op gericht is om ondernemende houding onder docenten te stimuleren. Daarbij gaat de voorkeur aan naar het geven van positieve prikkels en beloning. Een voorbeeld is het stimuleren van samenwerking waarin ‘gemixt’ wordt, bv. jongere en oudere docenten, of ondernemende en minder ondernemende docenten (creëer meer beweging in de soms wat solitaire positie van leraren). Ook geven ze aan dat het belonen van teamprestaties van groot belang is, zodat de multidisciplinaire vaardigheden beloond worden. Samenhangend hiermee wordt het belang van de beroepstrots aangegeven. Zowel de schoolleiding als het team kunnen gezamenlijk zich focussen op de sterke punten van het beroep en de uitoefening daarvan. Het is van groot belang dat docenten zich bewust zijn van, en ervaren wat ze waard zijn als docent.
Aanvullende adviezen
Docenten die al actief zijn in een onderwijsinstelling kunnen inzetten op het nascholingsbudget; het arrangeren van ondernemend leren en werkvormen die daarbij passen, de organisatie van een traject, coachende vaardigheden die de docent nodig heeft en het ontwikkelen van een ondernemende mindset. Dit zou een belangrijk onderwerp bij functioneringsgesprekken kunnen worden. Betrek de schoolleidersverenigingen met focus op de vraag hoe zij in de nu beschikbare tijd de docenten de gelegenheid kunnen geven om ondernemend leren in de vakgroepen of school breed te laten ontwikkelen. Dat betekent een verandering in de vergadercultuur, denken over een andere invulling van studiedagen etc. Het schoolgebouw zou ook een aanvullende functie kunnen krijgen. Bijvoorbeeld door het eenvoudiger in de avonduren open te stellen voor een bijeenkomst, afsluiting of een event vanwege meer partners van buiten de school. Dit verbreed het concept ‘school’ en biedt ruimte voor nieuwe samenwerkingen met buiten.
11
kunnen kiezen. Daarmee wordt optimaal aandacht besteedt aan talent ontwikkeling.
Thema 5. PABO studenten en leerlingen aan het woord Algemeen Een belangrijke voorwaarde voor ondernemend leren is de sterke betrokkenheid bij het leerproces van zowel de leerling als de docent. Hoe mooi is het om leerlingen en toekomstige docenten dan ook tijdens deze actieconferentie met elkaar in gesprek te gaan hierover. Hierbij stond de vraag centraal: Hoe moet het onderwijs er van morgen uit komen te zien zodat we de leerling voorbereiden op de toekomst? Tijdens deze sessie is de groep door middel van uitdagende, actieve werkvormen uitgedaagd om deze vraag te beantwoorden. Eerstwerden de leerlingen en studenten eerst uitgedaagd om na te denken waar ze aan dachten bij het thema ‘ondernemerschap’. Vervolgens ging de groep in koppels van student en leerling aan de slag met drie deelvragen: - Hoe ziet het ondernemende vak van je dromen eruit? - Hoe ziet de ondernemende docent van je dromen eruit? - Hoe ziet de ondernemende school van je dromen eruit?
1. Hoe ziet het ondernemende vak van je dromen eruit? -
-
-
Toekomstgericht: een vak op school moet in afstemming zijn met de wereld van de toekomst. Hierbij gaat bijv. om (onder)handel(en), het vak laten aansluiten bij de realiteit en in praktijk brengen. Daarnaast moet er in het vak duidelijk zijn welk perspectief er is met het aanleren van de gewenste kennis en vaardigheden. Ruimte gebruik: een school is niet een statisch object, maar staat in directe verbinding met de wereld eromheen. Bij het ‘droomvak’ wordt uitdrukkelijk contact gelegd met de wereld om de school. Vak inhoud: binnen het vak staat flexibiliteit voor leren centraal, zodat leerlingen ieder hun eigen weg
-
-
Innovatief: door een vak nieuw op te zetten ontstaat er ruimte voor verfrissende inzichten bij zowel docent als leerling. Door gebruik te maken van nieuwe technologieën. Evaluatie: toetsing van het vak is niet alleen een kwestie van vergaarde kennis beoordelen met een cijfer, de docent moet aan de hand van eigen ervaringen en beoordeling van praktijk beoordelen hoe een leerling heeft gepresteerd. Daarbij moet het uitgangspunt zijn dat een leerling positief kritisch wordt benaderd, van fouten maken leert men juist, dus fouten maken zou juist meer gestimuleerd moeten worden.
2. Hoe ziet de ondernemende docent van je dromen eruit? - Bij de ondernemende docent staan positiviteit en creativiteit centraal. - De docent beschikt over voldoende kennis van het vak, om zo ook met passie en overtuiging de inhoud
12
en ervaring te kunnen delen. De docent durft de leerlingen uit te dagen door ze actief in het leerproces te betrekken. - Door de kindvriendelijke en open houding krijgt de docent veel vertrouwen van de leerlingen. - De docent is sociaal, enthousiast en eerlijk richting de leerlingen. - Tot slot is de docent ondernemend en vooruitstrevend en weet het vak met veel enthousiasme te brengen. -
3. Hoe ziet de ondernemende school van je dromen eruit? -
De ondernemende school is niet alleen een gebouw waar les wordt gegeven, maar een centraal punt in de lokale gemeenschap. Binnen en buiten de school is het een komen en gaan van mensen. Om de school heen zijn tal van aanvullende faciliteiten, zoals sportvelden en een zwembad.
De ondernemende school is geen traditionele basis- of middelbare school, maar een combinatie van alle leeftijden en niveaus. Op die manier gaan beide type onderwijs naadloos in elkaar over voor kinderen. -
-
-
Voor de basisschool staat het kind centraal, met daarbij speciale aandacht voor voelen, zien en ontdekken. Dit gebeurt binnen en buiten de school. Binnen alle lagen van onderwijs staan projecten en thema’s centraal in plaats van ouderwetse verdeling in vakken. Hierbij is er bijzondere aandacht voor creativiteit, muziek en sport. Binnen de school heerst flexibiliteit in leermiddelen en lestijden, wordt zoveel mogelijk gewerkt met digitale middelen en staat de verbinding met buiten centraal, zowel lokaal rondom de school als in connectie met het buitenland en de wereld.
13
Bijlage Deelnemers en belangstellenden Lily Stap
Ondernemersacademie Groningen
Jan de Jager
Albeda College
Adrie Oosterom
Calvijn Business School
Conny Bosga
Graafschap College
Najat Azogagh
Gemeente Almere
Els Roest-de Bekker
s-H Ondernemend Onderwijs
André Leeflang
ID College
Ivonne de Vrind
SSPOH
Aart Korthout
ID College
Geert Swinkels
NOB werkt!
Evert Jan Ulrich
HAS
Alma van Bommel
Ds Pierson College
Sandra Hoekman
Provincie Drenthe
Tom Oosterhuis
Mevolution
Anneke Bosch
Provincie Drenthe
Aad Korthout
ID College
Katja Brooijmans
gemeente 's-Hertogenbosch
Geert-Jan Wassink
ROC Rijn IJssel
Margo van den Oord
'sH Ondernemend-Onderwijs
Lex Visser
LexLab Leerpark Dordrecht
Itie van den Berg
MOiD
H. Biemans
Newman college
Fred Verboon
Sterk Management Consultants
Elian Llalieu
Jos Eussen
REC Rhine Meusen
Mirelda Kewal
ministerie van OCW
Leny van der Ham- van Dijk Ernest van Wijk
BC Broekhin scholengemeenschap Roermond Center 4 20-80learning
Petra Vollebergh
ROC Mondriaan
Hennie Heima
Media college A'dam
Roel van Raaij
ministerie van Economische Zaken
Sylvia Bakker
ProDiCo
Anne Mieke Eggenkamp
the Egg
Ben Batterink
Alfa-college
Wim Dik
Maartje Sijm
Inholland, pabo Alkmaar
Anneke Hylkema
Entreprenasium
Jeannet Hommel
Vecon
Cor van der Spek
Brabantse Stichting voor Ondernemendheid Brabantse Stichting voor Ondernemendheid Driestar College Leiden
Joyce van der Dost
Vecon
Suzanne de Kroon
Entreprenasium
Marc Vermeulen
TIAS
Marcel Zandee
Calvijn College Goes
Sharon Dolmans
TU Eindhoven
Ingeborg Jansen
InHolland Academy
Wya de Vries
Van Stijn
Jan Raemaekers
Raemwerk Onderwijsontwikkeling
Judith Kat
InHolland
Leo Lenssen
Jan van de Put
Ton van der Valk
ROC de Leijgraaf
Gerard Aaftink
De wereld van de Ondernemer
Luc Sluijsmans
Bureau platform onderwijs2032
Sjors van Eijl
Onderwijsband
Ingrid Brummelman
Bureau platform onderwijs2033
Hannah Hoogland
Oostwende college
Marcel Zandee
Calvijn college
Thijs Jan van der Leijt
Farel college
Simone Haenen
Operation Education
Fred Nilsen
Gemeente Lelystad
Jan Paul Beekman
RSG Broklede Breukelen
Hanno van Keulen
Windesheim Almere
Alida Luteyn
Heerbeeck college Best
Peter van der Veen
Hogeschool van Amsterdam
Mandy Stoop
NVON
Daan van de Kamp
Sunidee
Harriet Zuidgeest
OBS De Volgels
Theodor van der Velde
Saxion
Andre Guijs
De Klokbeker
Anke Postma
Cedin
Larisssa Rand
OBS De Mussenacker
Karianne Hol
Nibi
Albert Eising
OPO Noordenveld
Juliette Rosenkamp
Mariël Voogel
CreativeMV
Rob Verboom
Pabo InHolland
Karel Wijne
ROC de Leijgraaf
Fenna Nijssen
Pabo Zwolle
14
Meike Schaap
Pabo Windesheim Zwolle
R. Gerdink
dr Nassau college
Olga Nijmeijer
OBS Rastholt
A. Koning
Drenthe college
Jurr van Dalen
Kwartiermaker toptalenten
Rolf Albring
Hondsrugcollege
Harry Kootstra
KvK Drenthe
Louwien Eisinga
Pabo Stenden
Joyce Rommelaar
Jong Ondernemen
Jelle Kok
Jong Ondernemen
Martijn van Norden
Jong Ondernemen
Karina Bliek
Jong Ondernemen
Nick Schoemaker Nicoline Breed
RVO
Jeroen Fredriks
RVO
Heleen Kamermans
RVO
Marlous Wessels
15