Aan
onderwerp
locatie
Veiligheidsberaad
Verslag AB Veiligheidsberaad
Postillion, Bunnik
van
d.d. 28 november 2014
IFV BDO
VERSLAG Aanwezigen: mevrouw G.H. Faber (voorzitter), de heer L.C. Zaal (secretaris), de heer A. Aboutaleb, de heer J.C.G.M. Berends, de heer P.I. Broertjes, de heer A.A.M. Brok, de heer P.M. Bruinooge, de heer H.M.F. Bruls, de heer F.J.M. Crone, mevrouw M. Horselenberg, de heer H.J. Kaiser, de heer H.J.J. Lenferink, de heer H.J. Meijer, de heer P.G.A. Noordanus, de heer P.E.J. den Oudsten, de heer A.J. Rodenburg, de heer A.G.J.M. Rombouts, de heer R.L. Vreeman, de heer Th.L.N. Weterings, de heer J.H.C. van Zanen. Genodigde(n): de heer A.F. Gaastra (VenJ), mevrouw J.M. Wilkinson (LMO). Afwezig met kennisgeving: de heer J.J. van Aartsen, De heer A.S. Scholten, de heer R. van Gijzel, de heer O. Hoes, mevrouw A. Jorritsma-Lebbink, De heer E.E. van der Laan, de heer B.B. Schneiders, J.A.H. Lonink, Ambtelijk aanwezig: De heer H. van Essen (Nationale Politie), de heer P.Th. Gelton (VenJ), de heer C.J.M. Huijben (IFV), mevrouw M. Jacobs (IFV), de heer N. van Mourik (RDVR), mevrouw A.G.M. van de Vondervoort (GHOR), de heer S. Wevers (RBC).
Notulist: de heer A.B. van der Kooij.
Algemeen 01. Opening en vaststelling agenda De voorzitter mevrouw Faber opent de vergadering en verwelkomt alle aanwezigen, in het bijzonder de gastinleiders van vandaag: mevrouw Jill Wilkinson (kwartiermaker LMO) en de heer Sandor Gaastra (directeur-generaal Politie, ministerie VenJ). De vergadering bestaat uit twee onderdelen: AB VB en AB IFV; beide onderdelen hebben een eigen agenda en worden apart genotuleerd. De agenda voor het AB VB wordt door de voorzitter ongewijzigd vastgesteld. 02. Vaststelling verslag 16 mei 2014 Er zijn geen vragen of opmerkingen en de voorzitter stelt het (gecombineerde) verslag AB VB IFV d.d. 16 mei 2014 ongewijzigd vast.
1
03. Ingekomen en uitgaande stukken Er zijn geen vragen of opmerkingen met betrekking tot het overzicht van ingekomen en uitgaande post. 04. Actualiteiten en mededelingen Er zijn geen vragen of opmerkingen ten aanzien van het overzicht d.d. 28.11.2014 dat onderdeel uitmaakt van de vergaderstukken. Vanuit zijn regio meldt de heer Rombouts de feestelijke opening van het Nationaal Trainingscentrum Vught waar defensie en civiele partners uitgebreid en up-to-date kunnen oefenen op het vlak van CBRN. Tevens oppert hij om een komend AB VB IFV daar te laten plaatsvinden, zodat alle voorzitters VR kennis kunnen nemen van deze unieke faciliteit. De heer Aboutaleb wijst erop dat het nieuwe centrum (nog) niet voorziet in een oefenfaciliteit voor LNG-gerelateerde incidenten; zeker een aandachtspunt gelet op toekomstige ontwikkelingen. Thematische verdieping 05. Landelijke Meldkamer Organisatie De heer Gaastra geeft aan dat tegen het einde van Q1 2015 belangrijke elementen over de vorming van de LMO duidelijker zullen zijn dan momenteel het geval is. Maar de vergadering van heden is een goede gelegenheid om vanuit bestuurlijke optiek de ontwikkelingen toe te lichten en te bespreken. Daarnaast vindt er momenteel een consultatie per VR plaats, uit deze consultatie komen al enkele zaken naar voren. Met name dat het proces te traag verloopt. Dat klopt maar de regio's hebben uiteenlopende startsituaties en de nulmeting dient zorgvuldig uitgevoerd te worden. Intussen wordt er ook aan de wetgeving gewerkt; het transitieakkoord loopt immers vooruit op wijziging van de Wet veiligheidsregio's en van de Politiewet. Naar verwachting zal deze wetswijziging gedurende Q1 2015 in consultatie gaan. Ten aanzien van de feitelijke overdracht van de meldkamers naar het Rijk ziet de daartoe ingestelde due diligencecommissie toe op een zorgvuldige en rechtvaardige gang van zaken. Daarnaast buigt een werkgroep (VB/VNG/VenJ) zich over de overdracht – van structurele middelen voor de instandhouding van het brandweerdeel – van de gemeenten naar het Rijk. Het rapport van de werkgroep wordt in de loop van Q1 2015 verwacht en zal ter bespreking voorgelegd worden aan het AB VB. Momenteel zijn in drie regio's de samenvoegingen gerealiseerd, twee regio's zitten in de opstartfase en vijf regio's bereiden zich voor op samenvoeging (verkenningen). Mevrouw Wilkinson licht toe dat haar opdracht uit twee belangrijke onderdelen bestaat: het veranderingsproces en het ‘going concern’. Bij dit laatste gaat het vooral over de continuïteit gedurende de transitieperiode; de meldkamers moeten adequaat blijven functioneren. Het is ook van groot belang dat alle betrokken partijen tegelijk met elkaar optrekken bij het realiseren van de LMO. Op operationeel niveau heeft vooral de plaatsvervangend kwartiermaker zeer regelmatig contact met de meldkamers en in goed overleg wordt naar oplossingen gezocht wanneer er sprake is van knel- of aandachtspunten. Over het 'ontwerp' van de transitieplannen werden al veel regels afgesproken in het transitieakkoord. Het is cruciaal dat alle betrokkenen hetzelfde beeld hebben van de te volgen koers en het te bereiken einddoel. Over het ontwerpplan heeft de kwartiermaker veel commentaar ontvangen uit de regio's en tal van reacties zullen verwerkt worden in het uiteindelijk vast te stellen plan (Q1 2015). Alle voorbereidingen leiden tot de feitelijke overdracht, daarbij is de kwestie over 'mono' en 'multi' een belangrijk issue omdat het momenteel per regio anders is georganiseerd. De nulmeting heeft veel voeten in de aarde gehad en mevrouw Wilkinson dankt de VR's voor hun input en medewerking. De huidige meldkamers zijn op uiteenlopende wijze ingericht. Met de verkregen inzichten zullen de kaders geformuleerd worden voor wat er nu wel of niet onder het meldkamerdomein valt. Ten aanzien van de samenvoegingen zal, samen met de regio's, een basis
2
businesscase opgesteld worden. Per huidige meldkamer komt een financieel overdrachtsdocument evenals een overeenkomst voor de nieuwe meldkamer. Dit proces zal in 2015 plaatsvinden en de (onafhankelijke) duediligencecommissie adviseert daarbij over de financiële kant van de overdracht. De uiteindelijke realisatie van de LMO behelst meerdere stadia: samenwonen, samenwerken en integreren. De totstandkoming is een geleidelijk proces en geen ‘big bang’. Er moet ruimte zijn om te leren zonder dat alles tot op de laatste punt en komma vooraf is bepaald. Voor de aanbesteding van het nieuwe meldkamersysteem (NMS) zal de kwartiermaker begin volgend jaar de opdracht ontvangen van het ministerie. Bij de samenvoeging van meldkamers is, naast het gezamenlijk optrekken, de ruimte voor regionaal maatwerk een belangrijk aandachtspunt. De kwartiermaker is voornemens om in Q1 2015 planningafspraken met de regio's te maken voor zowel huisvesting als voor het organisatorisch samengaan. Met alle regio's is inmiddels contact over het benoemen van regionale kwartiermakers. Deze worden bekostigd vanuit het programmabudget van de KLMO. Voor de dekking van regionale projectkosten heeft de kwartiermaker een 'potje'. Voor de financiering van en investeringen in nieuwe locaties wordt, samen met VenJ, gewerkt aan het opzetten van een financieringslijn. Portefeuillehouder Lenferink memoreert de immense omvang van het project. Er hangt niet alleen financieel maar vooral operationeel veel van af. Een goed functionerende meldkamer is van cruciaal belang en er mag niets misgaan. Daarnaast is er in tal van regio's nog erg veel onzekerheid op financieel vlak en dat werkt contraproductief. Er moet snel duidelijkheid komen zowel voor de korte als voor de lange termijn. In tegenstelling tot de al lang uitgesproken en heldere intenties vanuit het DB, speelt er nationaal een 'taaie' discussie over de kwestie van de 'multi-intake'. Dit thema frustreert de voortgang van het LMO-project en het is onduidelijk of en hoe er een doorbraak geforceerd kan worden. Vanuit de vergadering komen (gecompileerd) de volgende opmerkingen en reacties. • Alom klinkt instemming ten aanzien van de woorden van de portefeuillehouder. • Het projecttempo moet omhoog en de minister moet qua planning een stip aan de horizon zetten (voorstel: operationeel eind 2016). • Geadviseerd wordt om het LMO-project uit de (grote) reorganisatieoperatie te halen. • De projectorganisatie moet robuuster en er moet een steviger sturing komen • Er moeten flankerende bestuurders komen uit het land plus betrokkenheid van de directeuren VR. • Het issue van de multi-intake dient nu opgelost te worden; multi-intake is de kern van de gehele LMO-operatie en het doorschuiven naar een later stadium kan niemand zich veroorloven. • Gevraagd wordt of de LMO wel voldoende aandacht krijgt nu er tal van verwikkelingen zijn rond het dossier van de Nationale Politie. • Bij het opstellen van de nieuwe (LMO-)kaders is aandacht vereist voor de belangrijke variaties die er landelijk zijn tussen de diverse VR's. • Gemeenten kunnen niet opdraaien voor faciliteiten die plots geen deel meer uitmaken van de kaders van een landelijk (LMO-)'harmonisatiemodel'. • Er dient gewaakt te worden voor bestuurlijke complexiteit bij de roep om een ‘Groot Project’-status. • Zo helder mogelijk gedefinieerde LMO-kaders zijn van cruciaal belang voor het bepalen van de positie van de regio's. • Er dient aandacht te zijn voor de realisatie van NMS. • De LMO is feitelijk een 'nationale' wens van een ministerie dat invulling moet geven aan een taakstelling; de financiële risico's dienen echter niet op het bordje te komen van de VR's. • Het draagvlak bij de medewerkers is van groot belang. Niet alleen de reorganisatie trekt een zware wissel maar er wordt ook veel aanpassingsvermogen gevraagd en reistijden nemen aanzienlijk toe. • Al gefuseerde regio's investeerden al in de integratie en leverden via pilots veel leergeld op; daarom mag er geen sprake zijn van achteraf bijbetalen door die regio's aan de LMO. In zijn reactie dankt de heer Gaastra de vergadering voor alle inbreng en stipt vervolgens enkele specifieke punten aan.
3
Over de multi-intake vindt (o.a. in de bestuurlijke regiegroep) intensief contact plaats met Ambulancezorg Nederland. Het is een lastig thema, maar ook de handtekening van de witte kolom staat onder het transitieakkoord. De complexe discussie gaat vooral over de 'knip' (overgang multi naar mono). Via pilots wordt met specialisten in het veld nagegaan wat de goede knip is; altijd vanuit de optiek dat het belang en de veiligheid van de burger zo goed mogelijk worden bediend. Een stevig signaal vanuit het AB VB in de richting van de minister kan geenszins kwaad. Terecht komen uit de vergadering zorgen over de robuustheid van de kwartiermakerorganisatie en de samenloop met de vorming van de Nationale Politie. De organisatie moet zeker robuuster en daarbij worden ook de implementatiepartners betrokken. De Nationale Politie moet niet belast worden met het LMO-project en daarom wordt bij fusieregio's gekeken op welke wijze de 'veranderlast' voor de Nationale Politie beperkt kan worden. De bestaande variatie bij regionale meldkamers sluit niet altijd aan op de LMO. Multi-intake en NMS zijn belangrijke onderdelen van de taakstelling. Uniformering is nodig omdat meldkamers anders niet in staat zijn om elkaar naadloos op te vangen bij overbelasting en/of uitval. Natuurlijk is er ruimte voor maatwerk. In regio's met bijvoorbeeld zee- of luchthavens spelen specifieke elementen een belangrijke rol en moeten meldkamers, ook in de toekomst, adequaat kunnen functioneren en 'leveren'. Ten aanzien van al gefuseerde meldkamers uit de heer Gaastra zijn vertrouwen dat nulmeting, inspectieonderzoek en het oordeel van de duediligencecommissie zullen aantonen dat er voldaan wordt aan de (wettelijke) normen en standaarden in het kader van de LMO. Het is wetgevingstraject is gericht op aanpassing van de wet per 1 januari 2016. De heer Gaastra biedt aan begin volgend jaar terug te komen om te spreken over de situatie op dat moment. Portefeuillehouder Lenferink wijst erop dat de visie van AZN over multi-intake zeer afwijkt van die van de LMO. Onder het motto van 'onacceptabel' weert AZN zelfs de uitvoering van pilots. Betreurenswaardig is dat, zelfs in regio's waar de ambulancezorg in publieke handen is, de stem van het Veiligheidsberaad (VB) in de richting van AZN niet wordt gehoord. Bestuurlijk laten die regio's het er gewoon bij zitten. De voorzitter dankt de beide inleiders voor hun presentatie en hun aandacht voor de (grote) zorgen die er leven. Over de multi-intake wordt afgesproken dat het AB VB een stevige brief aan de minister zal doen uitgaan. . En een signaal zal geven aan de directeuren VR’s over het doorgeven van het standpunt aan de witte kolom in de veiligheidsregio’s. Besluitvormend 06. Strategische Agenda, stand van zaken projectplannen De voorzitter licht toe dat de voorbereiding van de projectplannen meer tijd in beslag neemt dan voorzien, maar het gaat dan ook over ambitieuze projecten met een voortvarende planning. In het kader van de drie gezamenlijke projecten met VenJ is een promotiefilmpje gemaakt dat vervolgens aan de vergadering wordt getoond. Het streven is om de projectplannen in maart 2015 vast te stellen. De heer Crone twijfelt of de planning wel voldoende gelegenheid biedt voor preadvies door de regionale veiligheidsbesturen. De heer Rombouts stelt voor om voor gezamenlijke projecten dezelfde procedures aan te houden als bij gemeenschappelijke regelingen. De planning moet ruimte bieden voor de zienswijzenprocedures. De voorzitter memoreert dat, in het kader van de toenmalige voorwaartse agenda, het AB VB al positief heeft besloten over de projectplannen. Wel kan afgesproken worden om nu toe te werken naar het nemen van een voorgenomen besluit in maart 2015. Zo wordt ruimte geboden aan de VR's voor terugkoppeling.
4
De heer Noordanus geeft aan dat het niet de bedoeling is om de regio's te confronteren met voldongen feiten. Maar het realiseren van de strategische agenda, inclusief financiële dekking is onder andere besproken tijdens het AB VB d.d. 14 februari 2014. Met het uitvoerig bespreken van en het besluiten over de meerjarenbegroting wordt vooral beoogd om de regio's helder inzicht te geven in de projecten en de financiering, alsmede om draagvlak te verwerven. De heer Van Zanen ondersteunt het pleidooi van collega Rombouts om er qua planning voor te zorgen dat er voor de VR's voldoende tijd is om in eigen kring steun op te halen voor de projecten. De heer Aboutaleb geeft aan dat het AB VB allereerst een afstemmingsoverleg is voor bovenregionale vraagstukken. Vervolgens moeten de deskundigen in de regio's inhoudelijk betrokken worden bij de diverse processen. Het secretariaat van het AB VB moet ervoor zorgen dat voorstellen tijdig voorgelegd worden aan de VR's, dit voorkomt dat regio's in de knel komen bij de terugkoppeling. Op basis van goede procedures en draagvlak in de regio kunnen bestuurders vervolgens het van hun gevraagde leiderschap tonen. De heer Vreeman illustreert met het voorbeeld van de Groningse aardbevingsproblematiek dat regio's (tijdelijk) geheel andere prioriteiten kunnen hebben dan die van de gezamenlijke, strategische agenda. De heer Meijer vindt het logisch dat er toereikende termijnen zijn voor zienswijze en terugkoppeling, maar het AB VB moet zich ook strategisch willen opstellen en niet alleen fungeren als doorgeefluik van de regio's. Het DB VB IFV moet zich gesteund voelen door voldoende mandaat. De heer Rombouts geeft aan dat de veiligheidsregio Brabant Noord bereid is de €10.000,- voor het werkbudget VB 2014, op basis van het voorliggende bestedingsvoorstel voor de Strategische Agenda over te maken. De voorzitter memoreert dat het uitstel ten aanzien van besluitvorming over de projecten van de strategische agenda mede is bedoeld ten behoeve van de instemming door de regio's. Er zullen altijd specifiek regionale belangen zijn maar de kunst is om die op een goede manier te vervlechten met de gezamenlijke projecten. De voorzitter stelt vast dat, met inachtneming van de gemaakte opmerkingen, de vergadering kan instemmen met de rapportage over de zes projecten en met de afspraak om toe te werken naar een voorgenomen besluit op 20 maart 2015. 07. Grootschalige Geneeskundige Bijstand De voorzitter memoreert de vele jaren van overleg die vooraf zijn gegaan aan de totstandkoming van het nieuwe model. Inmiddels heeft de BAC GHOR zijn advies gegeven en ligt thans het voorstel op tafel om te starten met het nieuwe GGB-model. Vanuit de vergadering komen de volgende opmerkingen en reacties. • In bepaalde regio's kan (bijvoorbeeld vanwege industrieconcentraties) sprake zijn van grotere aantallen slachtoffers bij incidenten. Op zich is het model goed maar het voorziet niet in (regionaal) maatwerk. • Onduidelijk is of de RAV ook verantwoordelijk is voor het organiseren van vrijwilligerscapaciteit en de verzorging van lichtgewonden. • Voor de VR's zijn de financiële consequenties van de nieuwe systematiek nog niet helemaal duidelijk, er speelt immers nog een discussie tussen VWS en VenJ. • In het voorstel wordt niet duidelijk waar het thema van de triage (T3-slachtoffers) is ondergebracht. De voorzitter geeft aan dat het punt van de triage toegevoegd zal worden aan het voorstel. De andere aandachtspunten zijn zeer terecht en de voorzitter stelt voor om deze mee te nemen in het kader van de afspraken die gemaakt zijn over het (ervaringsgewijs) bijstellen van het overgangsmodel waarmee thans gestart wordt. De voorzitter stelt vast dat, met inachtneming van de gemaakte opmerkingen, de vergadering kan instemmen met het voorstel.
5
08. Landelijk kader "Uitruk op Maat" Portefeuillehouder Berends memoreert dat de BAC Brandweer positief heeft geadviseerd over het voorstel. Zeventien VR's hebben, via de BAC of schriftelijk, gereageerd; acht regio's niet. Onder de respondenten is de teneur positief maar er worden ook enkele zorgpunten aangegeven. Het is een politiek en bestuurlijk gevoelig thema en recent spraken de portefeuillehouder en de voorzitter van de RBC met vertegenwoordigers van AbvaKabo en VBV. Hun zorgpunten gaan over: de mate van flexibiliteit van het nieuwe kader, de betrokkenheid van de werkvloer evenals de gevoelige kwestie ten aanzien van het 'maatgevend incident' (TS6, TS4, SIV2). De portefeuillehouder adviseert om het nieuwe kader nu wel vast te stellen, om vervolgens tijdens de uitwerking inhoud te geven aan de geuite bezwaren en opmerkingen. Voor overleg en gedachtewisseling met alle betrokken partijen staat een gezamenlijk congres gepland in het eerste kwartaal van 2015. Vanuit de vergadering klinkt instemming ten aanzien van de hoofdlijnen van het voorstel, maar tevens worden er enkele aandachtpunten naar voren gebracht. • De veiligheidsbesturen dienen het nieuwe kader wel te verankeren in de eigen regio's. • De bezwaren van de bonden zijn scherp geformuleerd en de vraag is of die bij de uitwerking in voldoende mate geadresseerd kunnen worden. • Het is belangrijk om in goed overleg met het personeel eerst ervaringen op te doen met nieuwe procedures en ontwikkelingen alvorens te besluiten tot uitrol en implementatie. • De vraag is of er altijd tot op detailniveau voorgeschreven moet worden (bijvoorbeeld bevelvoerder op eerste auto); er dient gewaakt te worden voor overregulering. De portefeuillehouder geeft aan dat de uitwerking van het kader ruimte biedt voor verdiepingsslagen. Vervolmaking van het kader, op basis van ervaringen en experimenten, is natuurlijk mogelijk. Overregulering dient waar mogelijk vermeden te worden en de uitwerking biedt ruimte voor maatwerk. De voorzitter stelt vast dat, met inachtneming van de gemaakte opmerkingen, de vergadering kan instemmen met het voorstel. 09. Inzet en beleidskader NL-Alert Op de vraag van de heer Bruls over de richtlijn bij het eerste incidenttype (grote brand/zeer grote brand) antwoordt portefeuillehouder Lenferink dat die keuze wordt overgelaten aan de veiligheidsregio. De heer Aboutaleb uit zijn lof over de promotiecampagne voor NL-Alert; het is een goede zaak dat Nederlandse burgers op aansprekende wijze geïnformeerd worden over dit waarschuwingssysteem. De voorzitter stelt vast dat de vergadering kan instemmen met het voorstel. 10. Rondvraag en sluiting Er zijn geen punten voor de rondvraag of mededelingen en de voorzitter sluit dit deel van de vergadering met dank aan alle aanwezigen voor hun inbreng.
6