Verslag 65e vergadering Gebiedscommissie West Zeeuwsch-Vlaanderen d.d. 1 maart 2007.
Aanwezig: de heer Van Zandbrink (vz) en mevrouw Westerschof (provincie), de heer Boomert (Recron), de heer Bruurs (Kamer van Koophandel), de heer De Koeijer (ZLTO), de heer Wille (gemeente), de heer D’Hoore (ZMF), mevrouw Van Boxtel (rijkswaterstaat), de heer Mouton (waterschap), de heer Kluijfhout (DLG) en mevrouw Budde (verslag, provincie). Afwezig: mevrouw Van de Hoek (DLG).
1. Opening en mededelingen. De voorzitter opent de vergadering en heet iedereen welkom. De heer De Koeijer deelt mee op 26 februari een gesprek te hebben gehad met de voorzitter en vice-voorzitter van de Gebiedscommissie. Er is enige commotie ontstaan bij Agrarisch West Zeeuwsch-Vlaanderen. Aanleiding hiertoe was dat andere mensen namens de ZLTO standpunten verkondigden in de PZC over de vergadering van de Provinciale Commissie Omgevingsbeleid. De ZLTO zou volgens dit bericht opeens achter het plan Waterdunen staan. Hij neemt het de journalist kwalijk dat hij dit verhaal niet recht heeft willen zetten. Ook de eigen zienswijze van Agrarisch West heeft inmiddels in de krant gestaan. De heer De Koeijer kreeg een onprettig gevoel bij de nieuwsbrief van januari die één jubelverhaal was over Waterdunen. De ZLTO, afd. West Zeeuwsch-Vlaanderen wil er geen misverstand over laten bestaan dat zij tegen Waterdunen zijn. Hierover heeft een gesprek plaatsgevonden. De ZLTO had het voornemen de Gebiedscommissie de rug toe te keren. In het verleden zijn er fouten gemaakt. Een fout uitgangspunt is dat de landbouw in een neerwaartse spiraal zit. De landbouw is nooit akkoord gegaan met de voorkeursoptie om zoveel mogelijk landwaarts te gaan. De voorgestelde discussie hierover heeft nooit plaatsgevonden. Wij zijn altijd voorgehouden dat dit de enige optie was en de Gebiedscommissie heeft in meerderheid met deze optie ingestemd. Destijds heeft de ZLTO met het Gebiedsplan ingestemd maar zij heeft wel een eigen zienswijze ingediend. In de Antwoordnota werd gesuggereerd dat een discussie over de variant mogelijk zou zijn. Als ZLTO heeft men weinig vertrouwen meer in de bereidheid om de toezegging na te komen. In het gesprek zijn de volgende toezeggingen gedaan: Men is akkoord gegaan met het Gebiedsplan met uitzondering van de zeewaartse optie. Ook staan de 300 ha die hiermee gemoeid zijn en de 300 ha recreatienatuur nog ter discussie. De ZLTO heeft het idee gelanceerd om deze ruimte buitendijks te zoeken. De ZLTO is wel akkoord met de overige ha functiewijziging tot een maximum van 2200 ha. Het maakt niet uit of Waterdunen op de huidige locatie wordt gerealiseerd of elders. Er wordt 10% van de agrarische ruimte ingeleverd. Hoe kan dit worden rechtgezet tot een acceptabel ruimtebeslag? Opties zijn een zeewaartse richting, recreatienatuur buitendijks, eventueel functiewijziging elders. De voorzitter heeft toegezegd zich sterk te willen maken voor de zeewaartse optie. Dan is een akkoord mogelijk over het maximale aantal hectares functiewijziging. Een andere toezegging is om na te gaan of de discussie over de voorkeursoptie is gevoerd. De voorzitter zal alsnog een inspanning doen om de kustlijn zeewaarts te verplaatsen in het kader van zwakke schakels. De ZLTO vraagt zich af of het nog nut heeft om deze inspanning te doen. Het is wel van belang om met zijn allen verder te kunnen. De kern van het Gebiedsplan is projecten zoals Waterdunen. Dit is in principe geen landbouwplan. Vraagt zich af of men het zichzelf niet moeilijk maakt. Het proces valt beter te voeren zonder de landbouw. Dan hoeft de vertegenwoordiger ook geen verantwoordelijkheid te dragen voor bijv. de nieuwsbrief. Het doel van het Gebiedsplan is het versterken van de recreatie en de natuur in de kust. Dat de landbouw niet helemaal ondergesneeuwd is, is puur een verhaal van correctie. Legt een bespiegeling voor: De ZLTO vertegenwoordiger kan de Gebiedscommissie met een enorme rel verlaten of we kunnen samen tot de conclusie komen dat we beter in een andere verhouding tot elkaar komen te staan. De heer Wille stelt voor dit bij punt 5a mee te nemen. De heer Bruurs stelt voor het advies van de PCO ter kennisneming aan de leden van de Gebiedscommissie te zenden. De PCO heeft overigens unaniem ingestemd met het advies, ook de ZLTO-vertegenwoordiger. In de krant is 1 op 1 overgenomen wat in de PCO besproken is. De heer D’Hoore wijst erop dat met elkaar afgesproken is om een evaluatie uit te voeren. Stelt voor dat de opmerkingen van de heer De Koeijer hierin worden meegenomen. De voorzitter vindt het van belang dat er helderheid komt over de afspraken die in de afgelopen jaren gemaakt zijn. Is er wel of niet overleg gevoerd met het gebied over Waterdunen. Stelt voor de feiten op een rij te zetten. Wat staat er in het Gebiedsplan. Wanneer is hiertoe besloten en is de discussie over de voorkeursvariant al of niet voldoende gevoerd?
Verder dient bezien te worden in welke mate de optie zeewaarts voldoende bestudeert is. Het gaat niet alleen over veiligheid maar de ZLTO komt met de nieuwe suggestie voor buitendijks aanleggen van recreatie natuur. De positie van de landbouw in de Gebiedscommissie: het Gebiedsplan gaat over alle sectoren. Er is groei gezocht in de verbetering van de kwaliteit van het landschap, recreatie en toerisme om een uitbreiding van de werkgelegenheid te bewerkstelligen. Er is echter ook aandacht voor andere sectoren en er is steun vanuit de Gebiedscommissie voor de ontwikkeling van de landbouw. Heeft de indruk dat de heer De Koeijer voelt dat de landbouw ondergesneeuwd is. De heer Bruurs stelt dat de afspraak is dat er nadere informatie komt maar dat er verder geen toezeggingen zijn gedaan. De voorzitter beaamt dit. De heer D’Hoore vraagt of de heer De Koeijer akkoord kan gaan met de door de voorzitter voorgestelde stappen. Hij zet nu nogal wat druk op de Gebiedscommissie omdat hij zegt dat hij er uit wil stappen. Is dit nu de conclusie of is dit een uitnodiging om opnieuw de positie te bepalen? De heer De Koeijer kan zich vinden in de laatste suggestie. 2. Spreekrecht publieke tribune. Hiervan wordt geen gebruik gemaakt. Mevrouw Westerhof meldt naar aanleiding van de inspraakreactie van mevrouw De Hullu in de vorige vergadering dat de werkwijze m.b.t. kavelruil door de voorzitter van de werkgroep grondzaken tegen het licht is gehouden. Er zijn afspraken gemaakt om kavelruilen beter te laten verlopen. Er gaat vooral veel tijd verloren door onbekendheid met de materie. De kavelruilcoördinator krijgt hierin een spilfunctie en heeft de taak om over het proces duidelijk te communiceren. 3. Ingekomen en verzonden stukken: a. brief aan gemeente inzake nota beleid plattelandsontwikkeling. De heer De Koeijer kan zich grotendeels vinden in het antwoord. In de laatste alinea staat echter een passage over verevening voor agrocampings. In de laatste vergadering was besloten om dit niet op te nemen in de brief. De voorzitter stelt voor de brief ter kennisneming aan te nemen en dit te bespreken n.a.v. het verslag. 4. Verslag vergadering d.d. 21 december 2006. Tekstueel. Blz. 4. De heer Bruurs stelt voor om onder punt 6, 23e regel achter de laatste zin toe te voegen: “De invulling is regionaal maatwerk”. Het verslag wordt verder ongewijzigd vastgesteld. Naar aanleiding van. Blz. 4. De heer De Koeijer verwijst naar zijn eerdere opmerking inzake verevening. De heer D’Hoore beaamt dat afgesproken is dat het vereveningsprincipe als totaliteit buiten beschouwing zou worden gelaten maar het zou wel specifiek worden opgenomen voor agrocampings. Afgesproken is de ingezette lijn voort te zetten. De heer Boomert wijst erop dat het Gebiedsplan is vastgesteld door GS. Daar zit het rood-voor-groen principe in. We moeten niet twee principes gaan hanteren voor hetzelfde gebied. Hetgeen we samen hebben afgesproken moeten we wel nakomen. Het uitgangspunt is dat in dit gebied gekozen is voor rood-voor-groen. De voorzitter stelt voor een volgende keer aan de hand van een notitie te bespreken wat in het Gebiedsplan staat, wat in het IOP staat en wat dat inhoudt voor de situatie in dit gebied. Mevrouw Westerhof wijst erop dat de provincie een opdracht heeft verstrekt aan een bureau om onderzoek te doen naar verevening. Stelt voor het rapport hierbij te betrekken. De heer Bruurs geeft aan hier 100% op tegen te zijn. De heer Boomert sluit hierbij aan. We moeten bestaande afspraken niet openbreken. De heer De Koeijer geeft mee dat het principe van gelijke monniken, gelijke kappen hier niet opgaat. Actiepunten. De actiepunten 127 en 158 worden van een datum voorzien. De actiepunten 153, 157, 159, 160 en 161 komen te vervallen. 5. Ter goedkeuring. a. Aankoopstrategieplan De voorzitter merkt op dat op maandag 26 februari ’s avonds het concept aankoopstrategieplan (ASP) is teruggekoppeld met de grondeigenaren. De heer De Koeijer licht toe dat het volledige ledenbestand van de ZLTO hiervoor per brief was uitgenodigd en dat bovendien een advertentie was geplaatst. De opkomst was circa 100 personen. Men vond het positief dat
2
informatie werd verstrekt maar hij heeft toch vooral een negatieve houding bespeurd. De landbouw moet nogal wat stappen terug doen door allerlei redenen en daardoor ontstaat een negatieve houding. De heer Boomert heeft de avond als positief ervaren vooral de informatie vanachter de bestuurstafel was verduidelijkend als aanvulling op het ASP, ook naar de sector toe. Als dat niet overgekomen is, dan is er wellicht onvoldoende gecommuniceerd. De voorzitter constateert dat er een algeheel gevoel van onbehagen voor de landbouw blijft. We moeten er over nadenken hoe wij als Gebiedscommissie hiermee om willen gaan. Er werden ook vragen gesteld over enkele andere dingen. Het aanbod staat om regelmatig dit soort bijeenkomsten te houden. Het ASP is een helder product waarin de aankoopstrategie voor het achterland is beschreven conform de normale gang van zaken en waarin staat dat voor de kust een extra inspanning zal worden geleverd door middel van uitruilen naar het achterland en door bedrijfsverplaatsingen te faciliteren. De heer Wille geeft aan het gevoel te hebben dat het ASP een doel op zich is en geen middel. In de samenvatting van het advies komt dit terug. Het wordt echt een oppervlakte discussie. Bij de voorgestelde besluiten onder het eerste gedachtestreepje wordt gesproken over 2700 ha. Kan zich vinden in de opmerkingen van de heer De Koeijer tijdens de mededelingen over het proces m.b.t. zwakke schakels en de kans op inbreng. Verder is de doelstelling van het Gebiedsplan het realiseren van recreatie en natuur maar een subdoel is om de schade voor de landbouw te beperken. Verder speelt de discussie over het grondoppervlak van maximaal 2200 ha. Het gaat om het realiseren van de doelstellingen. Dit moet een meerwaarde hebben voor het gebied. Een middel daarbij is functiewijziging op een aantal hectare. Indien de doelen echter ook bereikt kunnen worden met bijv. 1350 ha, dan is het ook goed. Nu wordt voorgesteld om 2700 ha aan te pakken. De heer Bruurs pleit ervoor om het plan flexibel te houden en een hardheidsclausule op te nemen. Vindt het een goede zak dat dit met de sector besproken is. De heer D’Hoore vindt het een prima uitwerking van de afspraken. In het advies staat bij de overwegingen een passage over de ZMF. Het ging om de financiële garantie voor de oppervlakte EHS-gronden. Zou graag opgenomen zien dat als een andere financiering mogelijk is, de grond dan terugkomt in de EHS ergens in Zeeland. De voorzitter geeft aan dat dit op Zeeuws niveau al geregeld is. Mevrouw Van Boxtel wijst op blz. 21 waar gesproken wordt dat rijkswaterstaat Waterdunen recreatief betaald. Wil hier graag uitleg over. De heer De Koeijer kan instemmen met het advies maar niet met de genoemde 2700 ha als exact getal. De structuurverbetering van de landbouw moet niet gericht zijn op het creëren van ruimte in de kust maar op verbetering van de landbouw. Dit staat er niet in. Heeft het gevoel dat het proces goed verlopen is en dat er naar de landbouw is geluisterd. Kan echter niet akkoord gaan met het maximum van 2700 ha. De voorzitter merkt op dat landbouwstructuurverbetering geen primair doel is. Het gaat om het versterken van alle functies. De opmerking van de heer Wille dat het ASP geen doel maar een middel is dient ter harte te worden genomen. Het plan dient inderdaad flexibel te worden gehouden. De heer Kluijfhout licht toe dat de post Waterdunen recreatief de landwaartse versterking ter hoogte van de Napoleon Hoeve is. De extra duinenrij binnen Waterdunen. Mevrouw Van Boxtel zal dit checken. De heer Kluijfhout legt uit dat het ASP uitgaat van het Gebiedsplan en de baselijn daarin is 2700 ha. Dit willen we als ambitie hanteren en als uitgangspunt in het ASP opnemen om te beoordelen of we op koers blijven. De Gebiedscommissie geeft zelf periodiek de doelen aan. Het blijft altijd op basis van vrijwilligheid. De heer Wille vindt dat het advies de sfeer uitademt, dat hoe dichter men bij de 2700 ha komt, hoe beter het is. Dit hoeft niet noodzakelijkerwijs zo te zijn. Vindt dat besloten moet worden dat we gaan voor een bepaalde kwaliteit binnen de (on)mogelijkheden in het gebied. Heeft geen bezwaren tegen de inzet van middelen uit het ASP maar verzet zich impliciet tegen de 2700 ha. De heer D’Hoore is het eens met deze redenering. Maar als men alle gedachten uit het Gebiedsplan in tijd wil optimaliseren, dan komt men terecht op 2700 ha. Het is geen doel op zich. De heer Wille geeft aan niet gezegd te hebben dat het geen 2700 ha mag worden. De landbouw heeft een belangrijke positie in het gebied. We moeten proberen een meerwaarde te realiseren. Hoe kan je kwantiteit die ingeleverd moet worden omzetten in kwaliteit voor de landbouw? De heer D’Hoore vindt dat een maximum moet worden opgenomen om te zorgen dat er niet meer hectares bijkomen. Het resultaat is een weging na langdurige discussies. Het is juist dat je dit als meetpunt bestemt. De heer Bruurs ondersteunt dit. De ambitie is breder dan alleen een landbouwplan. Het gaat om de ruimtelijke kwaliteit en om economische aspecten. Ook wordt er naar andere sectoren gekeken in verband met het teruglopen van de werkgelegenheid. De heer Wille vindt het van belang dat de doelstellingen uit het Gebiedsplan worden gehaald maar als het met minder hectares kan, dan moeten we dat doen. De heer D’Hoore vraagt of het dan ook goed is als er meer hectares nodig zijn om de doelen te bereiken. De heer Wille vindt dat dit dan opnieuw bekeken dient te worden.
3
De voorzitter concludeert dat men kan instemmen met het aankoopstrategieplan. Nader uitgezocht zullen nog worden de 500 ha die Agrarisch West noemt en de 25 ha voor rijkswaterstaat. b. Opstellen 3e Uitvoeringsmodule. De voorzitter legt uit dat dit gaat om het instemmen met de voorbereiding van een 3e uitvoeringsmodule waarin een 2e fase van het kavelruilproject kust wordt opgepakt en daarnaast een kavelruilproject buiten de kust. Stelt voor de wenszittingen eerder te starten dan in de herfst van 2007. Indien hiervoor geen capaciteit beschikbaar, is dient dit te worden teruggekoppeld. Concludeert dat ingestemd wordt met het opstellen van de 3e Uitvoeringsmodule. c. Waaiergesprekken. De heer D’Hoore gaat akkoord maar wijst erop dat de ambtenaar die de gesprekken gaat voeren binnenkort tijdelijk uit roulatie is. Stelt voor dat voor vervanging wordt zorggedragen. Verder vraagt hij of er extra financiering nodig is voor ambtenaren die gewoon hun werk doen. De heer Wille licht toe dat de uitnodigingsbrieven morgen de deur uitgaan. De gesprekken gaan snel plaatsvinden. Mevrouw Dekker-Calus is bij nagenoeg alle agrariërs welkom. Geprobeerd wordt om dit onder aanvoering van haar te laten plaatsvinden. De her Kluijfhout legt uit dat wensgesprekken in het kader van landinrichting gefinancierd zijn. Waaiergesprekken passen daar echter niet in, dus is hiervoor in de begroting een aparte post opgenomen. De voorzitter concludeert dat ingestemd wordt met het houden van de waaiergesprekken. d. communicatieplan Nationaal Landschap. De heer Bruurs heeft enkele constructieve opmerkingen. Hij vindt het belangrijk dat men qua communicatie aansluit bij landelijke acties. Verder vraagt hij zich af wie met de ‘Zeeuwse Markt’ wordt bedoeld. Richting de ondernemers dient duidelijk te worden gemaakt dat Nationaal Landschap economische mogelijkheden geeft in deze regio waar ondernemers op in kunnen spelen. Verder stelt hij voor om de nieuwsbrief te bundelen. De heer D’Hoore vindt het eveneens van belang om de nieuwsbrief zoveel mogelijk te combineren met de nieuwsbrief van de Gebiedscommissie. Op blz. 3 staat bij strategie dat externe doelgroepen worden benaderd. Stelt voor om dit explicieter te benoemen. Niet duidelijk is wie de regie in handen heeft, de provincie of iemand anders. De heer De Koning, projectleider Nationaal Landschap, licht toe dat Nationaal Landschap een rijksbeleid is dat is neergelegd bij de provincie. De Gebiedscommissie adviseert voor dit deelgebied op projecten en de te volgen koers. De suggestie om de externe partijen explicieter te maken zal worden overgenomen. Het combineren met de nieuwsbrief GGA wordt opgepakt. Communiceren over de ondernemerskansen binnen Nationaal Landschap is één van de prioriteiten. Met de 'Zeeuwse Markt' worden zowel ondernemers als consumenten bedoeld, als onderscheid met de rest van Nederland. Er wordt aangesloten bij landelijke acties. De NCRV zendt op 31 maart een uitzending over het Zeeuwse nationale landschap uit. Verder volgt er een publieksdag op 12 mei en wordt aangesloten bij de fietsweek en de molendag. De heer Bruurs stelt voor om langs de N61 aan te geven wanneer men het Nationaal Landschap binnenrijdt. De voorzitter vraagt of in de regio het gevoel leeft dat dit gebied Nationaal Landschap is. Een aparte nieuwsbrief voor Nationaal Landschap omvat alle drie de locaties in Zeeland. De heer Boomert vindt dat de Gebiedscommissie niet Nationaal Landschap moet adopteren als een uitvoerende optie omdat sommige partijen dat als een bedreiging ervaren. De Recron juicht dit juist toe. De voorzitter stelt voor in een volgende vergadering een notitie in te brengen waarin de verhouding tussen Gebiedsplan, Nationaal Landschap en ambitie wordt weergegeven, ook t.b.v. de ondernemers, zodat zij weten dat het gebied niet op slot gaan. Stelt verder voor om de communicatie fase 1 (bewoners) en fase 2(ondernemers) te combineren. Dit dient juist samen opgepakt te worden. e. 4e kwartaalrapportage 2006. Hiermee wordt ingestemd. f. samenvatting MER Waterdunen. (De heer Boomert verlaat de vergadering). De voorzitter legt de principiële vraag voor of de Gebiedscommissie zich moet uitspreken over een voorkeursvariant. De heer Bruurs stelt dat alle varianten voldoen aan het Gebiedsplan dus is er geen uitspraak nodig. De heer D’Hoore stemt hiermee in. De heer Wille vindt dat de Gebiedscommissie kan aangeven dat er argumenten zijn waarom Gevarieerd beter past. Dat is nog niet het uitspreken van een voorkeur. De heer Bruurs beaamt dat alle drie de varianten voldoen maar dat Gevarieerd het beste past.
4
De voorzitter stelt voor dat wordt opgenomen dat Waterdunen voldoet aan de randvoorwaarden van het Gebiedsplan en dat Gevarieerd hierbij het beste aansluit. De heer De Koeijer wijst op de 3e alinea waarin gesproken wordt over een hydrologisch onderzoek. Dit is een voorschot op de toekomst en hierover is niet gesproken in de Gebiedscommissie. De heer Bruurs merkt op dat het MER Waterdunen spreekt over alternatieven en over varianten. In het advies wordt dit door elkaar gebruikt. Stelt voor dat hiernaar gekeken wordt. Stelt voor om de locatie van het hotel dicht aan de kust op te nemen in de reactie. Dit heeft de voorkeur omdat dit economisch rendabeler is. De cijfers van Decisio wijzen uit dat een belangrijke economische impuls te maken heeft met het hotel voor de uitstraling naar de regio. Wil graag de ruimte openhouden voor partijen om het hotel daar te plaatsen. Mevrouw Van Boxtel geeft aan dat in dat geval vanuit kustverdediging maatregelen nodig zullen zijn. De heer Mouton wijst op de passage over het verkeer. Er volgt nog een onderzoek naar de ontsluitingsweg. Stelt voor dit af te wachten alvorens hier een uitspraak over te doen. Voor wat betreft verzilting is er geen enkele reden voor ongerustheid. Een gedegen onderzoek heeft uitgewezen dat bij twee varianten geen sprake is van verzilting en dat bij één variant maatregelen nodig zijn om de effecten te niet te doen. De heer Caljouw geeft aan dat dit advies is voorbereid door de Coördinatiegroep. Hierin is gesteld dat rekening dient te worden gehouden met de toekomstige zeespiegelstijging. Het MER is gebaseerd op eenzelfde zeespiegel zonder merkbare stijging. Voor het hotel zijn twee varianten opgenomen in het MER. De Recron heeft aangegeven voorkeur te hebben voor een hotel aan de kust. De voorzitter concludeert dat vanuit sociaal-economische overwegingen de Gebiedscommissie pleit voor een hotel aan de kust maar de Gebiedscommissie realiseert zich dat de verkeersafwikkeling gevolgen zal hebben voor de kust. De heer Bruurs geeft aan blij te zijn te horen dat er verschillende opties open blijven. De heer Wille merkt op te begrijpen dat als men niets doet in het gebied, de autonome ontwikkelingen er voor zorgen dat het gebied op termijn zouter wordt. Als men nu het gebied inricht, dan wordt het zout binnen Waterdunen gehouden en vindt er geen verzilting plaats buiten Waterdunen. De heer Caljouw geeft aan dat de effecten van de autonome ontwikkeling niet bekeken zijn. De heer Wille stelt dat een nulmeting kan opleveren dat men maatregelen moet nemen om de situatie zo te houden als die op het moment van de nulmeting is. Of neemt men maatregelen om het zo te houden zoals het door natuurlijke ontwikkeling zou worden. De voorzitter geeft aan dit een interessante kwestie te vinden. De heer De Koeijer stelt voor om in het advies enkele referentiepunten naast elkaar te zetten. Wellicht is de zoutschade hoger dan nul in een aantal scenario's. De heer Bruurs vindt dat de zeespiegelstijging eigenlijk al in de startnotitie meegenomen had moeten worden. De voorzitter stelt voor zeespiegelstijging in alle alternatieven mee te nemen. Concludeert dat de zienswijze kan worden verzonden. 6. Ter kennisneming. (De heer Boomert sluit weer aan bij de vergadering.) a. begroting 2007. Wordt voor kennisgeving aangenomen. b. voortgangsrapportage kavelruil. Wordt voor kennisgeving aangenomen. c. voortgangsrapportage EHS. Wordt voor kennisgeving aangenomen. d. Communicatie: kopij. Er is geen nieuwe kopij. 7. Rondvraag. De heer D'Hoore merkt op dat recentelijk een gesprek met het waterschap te hebben gehad waarin vanuit natuurbescherming is gesproken over het aanwenden van vrijkomende grond om zoveel mogelijk oude dijken te restaureren. Er is een kaart gemaakt t.b.v. de Gebiedscommissie. De voorzitter vindt dit een goed initiatief en stelt voor dit de volgende vergadering te agenderen. De heer D'Hoore wijst erop dat de Gebiedscommissie heeft ingestemd met een bijdrage aan het realiseren van een boekje n.a.v. het overlijden van Thijs Kramer. Dit is aan de familie aangeboden op 17 februari, de geboortedag van Thijs. Het boekje overstijgt de persoon van Thijs omdat een beeld wordt geschetst van de natuurontwikkeling in West Zeeuwsch-Vlaanderen. Het boekje wordt aan de leden van de Gebiedscommissie overhandigd. De voorzitter bedankt de heer D'Hoore en maakt zijn complimenten aan de opstellers. 8. Sluiting. De voorzitter bedankt de aanwezigen voor hun inbreng en sluit de vergadering.
5
Afsprakenlijst 27-06-05 127 21-12-06 158
01-03-07 01-03-07
162 163
01-03-07 01-03-07
164 165
01-03-07
166
Voorstel inrichting Strijdersgatpolder Opzetten lijn voor communicatie met kalender met communicatiemomenten (na vergadering GC) Toezenden advies PCO inzake Waterdunen Notitie rood-voor-groen (verevening): wat staat in GP, wat in IOP en wat betekent dit voor de regio Notitie verhouding GP en NL en de ambitie Initiatief gebruik vrijkomende grond tbv restaureren oude dijken Afspraken 26-02 met ZLTO uitwerken
LGW Adviesgroep communicatie
28-06-07
Secretariaat CG
19-04-07 19-04-07
CG CG
19-04-07 19-04-07
CG
19-04-07
6