VERGADERING VAN 14 MAART 2007 PUNTEN VAN BEHANDELING 1. Processen-verbaal van de verkiezing van leden van Provinciale Staten op 7 maart 2007 ....... 2 2.
Onderzoek geloofsbrieven van de leden Provinciale Staten...................................................... 2
3.
Notulen van de vergadering van Provinciale Staten van 31 januari 2007 ................................. 4
4.
Ingekomen stukken van derden ................................................................................................. 4
5.
Regeling van werkzaamheden ................................................................................................... 4
a.
Afhandelen aangehouden moties............................................................................................... 5
b.
Vaststelling A/B-lijst .................................................................................................................... 5
6.
C-lijst........................................................................................................................................... 5
B.1
Intrekking subsidieregeling Human Resource Management 2001 (nr. 3/2007)......................... 6
B.2
Herinrichting verkeersknoop Beertsterweg-aansluiting A7- Oostelijke Rondweg in gemeente
Winschoten (nr. 1/2007) ......................................................................................................................... 6 B.3
Financiële bijdrage aan de verdubbeling van de N33 (nr. 4/2007) ............................................ 6
B.4
Integriteitstoets politieke ambtsdragers...................................................................................... 6
A.1
Verordening rechtspositie gedeputeerden, Staten- en commissieleden (nr. 5/2007)............... 6
A.2
Watervisie Lauwersmeer ............................................................................................................ 6
A.3
Armoedebeleid ......................................................................................................................... 22
A.4
Initiatiefvoorstel PvdA/VVD 'Geef belanghebbenden meer invloed' (nr. 6/2007)..................... 34 Afscheid Statenleden................................................................................................................ 41
VERGADERING VAN 14 MAART 2007 Voorzitter: de heer J.G.M. Alders, Commissaris der Koningin Griffier: de heer J.M.C.A. Berkhout Aanwezig zijn 55 leden, te weten: J.G. Abbes (CDA), B.P.A. Blom (SP), P.M. de Bruijne (PvdA), mevrouw J.W.F. Boon-Themmen (VVD), mevrouw A.F. Bos (GroenLinks), P.H.R. Brouns (CDA), D. Bultje (PvdA), mevrouw I.S. Bulk (SP), A.A. van Dam (CDA), mevrouw T. Deinum-Bakker (D66), L.A. Dieters (PvdA), mevrouw J.M. Drees (PvdA), W. Haasken (VVD), K.J. Havinga (PvdA), J. Hilverts (ChristenUnie), mevrouw D.J. Hoekzema-Buist (PvhN), B. Hofman (VVD), D.A. Hollenga (CDA), M.J. Jager (CDA), F.C.A. Jaspers (PvdA), mevrouw A.G. van Kleef-Schrör (CDA), J.W. Kok (PvdA), J.L.H. Köller (PvdA), G.J. van de Lagemaat (GroenLinks), mevrouw C.A. de Lange (PvdA), F.F.H. Lenselink (PvdA), E.J. Luitjens (VVD), A. Maarsingh (CDA), mevrouw W.J. Mansveld (PvdA), L.A. Meijndert (CDA), H.C. Moll (GroenLinks), W.J. Moorlag (PvdA), mevrouw I.P.A. Mortiers (PvdA), R.C.E. Neef (VVD), H. Nijboer (PvdA), M.L.J. Out (VVD), W. van der Ploeg (GroenLinks), R.D. Rijploeg (PvdA), IJ.J. Rijzebol (CDA), mevrouw M.J. Schouwenaar (PvdA), R.A.C. Slager (ChristenUnie), mevrouw L.K. Smit (PvdA), F.J. van der Span (CDA), H. Staghouwer (ChristenUnie), mevrouw F. Stavast (GroenLinks), R. Stevens (ChristenUnie), C. Swagerman (SP), J.W. Veluwenkamp (PvdA), P.G. de Vey Mestdagh (D66), mevrouw I.L. Voogd (PvdA), R. de Vries (CDA), mevrouw A.A. Waal-van Seijen (VVD), mevrouw A.C.M. de Winter-Wijffels (CDA), T.J. Zanen (PvhN), W. Zorge (PvdA). Afwezig: niemand. Aanwezige leden van het College van Gedeputeerde Staten: H. Bleker, M.A.E. Calon, J.C. Gerritsen, mevrouw C.A.M. Mulder, T.A. Musschenga. De VOORZITTER: Ik open de vergadering van de Provinciale Staten van Groningen van 14 maart 2007.Ik heet allen van harte welkom. Ik heb het bericht gekregen dat de heer Havinga iets later aanwezig zal zijn. Voorts heb ik een brief ontvangen van de heer Piter Bergstra. Hij lees hem voor: “
Beste Hans,
Daags voor de Statenverkiezingen bracht de postbode mij een aangetekend pakketje met daarin een fraaie vulpen, een pot inkt en een vriendelijke brief. Een grote verrassing! Te meer daar de afzender mij eerder een prachtig boeket had doen toekomen. Dat was vermoedelijk in een van zijn andere hoedanigheden. Hoe het ook zij, ik ben blij met deze attente aandacht en ik dank je er hartelijk voor. Wil je zo goed zijn om mijn erkentelijkheid ook over te brengen aan de medewerkers van de Statengriffie aan wie ik de beste herinneringen bewaar als het gaat om de onvolprezen hulpvaardigheid en vriendelijkheid? Ik wens jullie allen veel succes in de komende Statenperiode die ongetwijfeld veel turbulentie zal brengen en groet je in het volle besef dat mijn handschrift lang niet zo mooi is als deze pen die met deze brief haar maagdelijkheid heeft verloren. Piter Bergstra” Dan zijn wij bij punt 1 van onze agenda. 1.
Processen-verbaal van de verkiezing van leden van Provinciale Staten op 7 maart 2007
De VOORZITTER: Het proces-verbaal bepaalt het aantal stemmen dat is uitgebracht op iedere lijst en op iedere positie die op die lijst wordt ingenomen. Daarvan heeft u inmiddels kennis kunnen nemen en ik stel vast dat wij dat voor kennisgeving kunnen aannemen. 2.
Onderzoek geloofsbrieven van de leden Provinciale Staten
De VOORZITTER: Het onderzoek van de geloofsbrieven van de nieuwe leden dient vandaag volgens wettelijke bepalingen plaats te vinden, zodat morgen, wanneer uw functie komt te vervallen, de nieuwe leden aan kunnen treden. Het onderzoek zal plaatsvinden in drie commissies waarin ik de volgende leden benoem.
2
VERGADERING VAN 14 MAART 2007 In commissie 1 benoem ik de heer Hollenga, mevrouw Hoekzema en de heer Staghouwer. Zij worden geassisteerd door de heer Berkhouwer. Het onderzoek van de geloofsbrieven van de letters A tot en met H vindt plaats in kamer 21. In commissie 2 benoem ik de heer Moll, mevrouw Deinum en mevrouw Bulk. Zij worden geassisteerd door de mevrouw Veldman. Het onderzoek van de geloofsbrieven van de letters J tot en met R vindt plaats in kamer 20. In commissie 3 benoem ik de heer Jaspers, mevrouw Bos en de heer Haasken. Assistentie wordt verleend door mevrouw Wiarda. Het onderzoek van de geloofsbrieven van de letters S tot en met Z vindt ook plaats in kamer 20. Ik verzoek de commissies hun activiteiten aan te vangen. De vergadering wordt geschorst tijdens de onderzoekingen. De VOORZITTER: De vergadering is heropend en het woord is aan de voorzitter van commissie 1, de heer Hollenga. De heer HOLLENGA: Voorzitter, commissie 1 heeft de geloofsbrieven onderzocht van de volgende personen: de heer Jochem Abbes, mevrouw Sandra Beckerman, de heer Henk Bleker, de heer Binnert Blom, de heer Patrick Brouns, de heer Pim de Bruijne, de heer Daan Bultje, de heer Marc Calon, de heer Bert Dieters, de heer Hiljan Flokstra, de heer Hans Gerritsen, mevrouw Stieneke van der Graaf, de heer Wim Haasken, mevrouw Anja Hazekamp, de heer Jan Hilverts. Alle door ons onderzochte leden kunnen worden toegelaten tot deze Staten aangezien hun papieren allemaal in orde zijn bevonden. De VOORZITTER: Ik dank de leden van commissie 1 en stel voor de conclusie van de commissie over te nemen. Ik concludeer dat dit het geval is en dan zijn wij toe aan commissie 2. Het woord is aan mevrouw Deinum. Mevrouw DEINUM: Voorzitter, onze commissie heeft de geloofsbrieven onderzocht van de heer Marc Jager, de heer Frans Keurentjes, mevrouw Truus van Kleef-Schrör, de heer Henri Kruithof, de heer Eisse Luitjens, mevrouw Wilma Mansveld, mevrouw Fatma Mete, de heer Henk van der Molen, de heer William Moorlag, mevrouw Ineke Mulder, de heer Marco Out, de heer Wiebe van der Ploeg en de heer Ysebrand Rijzebol. Wij hebben geconcludeerd dat alle door ons onderzochte personen kunnen worden toegelaten tot de Staten en dat alle papieren klopten. De VOORZITTER: Ik dank de leden van commissie 2 en stel voor de conclusie van de commissie over te nemen. Ik concludeer dat dit het geval is en dan is nu het woord is aan de heer Jaspers voor mededeling over de bevindingen van commissie 3. De heer JASPERS: Voorzitter, commissie 3 bestond uit mevrouw Attie Bos, Wim Haasken en ondergetekende. U begrijpt dat ik een zware taak had in deze commissie om de nationale perspectieven van deze partijen toch buiten beschouwing te laten en ons gewoon te beperken tot de wettelijke taak. De wettelijke taak bestond daaruit dat wij de geloofsbrieven moesten onderzoeken van de volgende personen: de heer Rinus Sangers, mevrouw Mabel Schalij, mevrouw Kuneke Schraagen, mevrouw Janine Siersema-Venema, de heer Rudi Slager, de heer Henk Spoeltman, de heer Henk Staghouwer, mevrouw Fennie Stavast, de heer Cees Swagerman, mevrouw Lea van der TuinKuipers, mevrouw Lian Veensra, de heer Jan Willem Veluwenkamp, de heer Piet de Vey Mestdagh, mevrouw Annelien de Winter-Wijffels en tot slot de heer Teun Jan Zanen. Omdat wij ons strikt beperkt hebben tot de wettelijke taak hebben wij kunnen constateren, voorzitter, dat alle geloofsbrieven in orde zijn en dat deze personen kunnen worden toegelaten tot de toekomstige Staten. De VOORZITTER: Ik dank commissie 3 dat zij zich strikt aan hun taakopdracht hebben gehouden. Ik stel vast dat ook hier de onderzochte geloofsbrieven in orde zijn bevonden en ik stel voor dat wij dit overnemen. Ik stel vast dat alle geloofsbrieven in orde zijn bevonden. In de wet staat dat Provinciale Staten vergaderen na de periodieke verkiezing voor de eerste maal in de nieuwe samenstelling op de dag met ingang waarvan de leden van provinciale Staten in oude samenstelling aftreden. Dit is uw laatste dag en het aftreden is dus morgen. Dan treden de nieuwe Staten in werking. Daarmee is dit punt van de agenda afgerond.
3
VERGADERING VAN 14 MAART 2007 3.
Notulen van de vergadering van Provinciale Staten van 31 januari 2007
Zonder beraadslaging of stemming worden de betreffende notulen vastgesteld. 4.
Ingekomen stukken van derden
De VOORZITTER: Voorgesteld wordt de volgende stukken voor kennisgeving aan te nemen: a. Brief van Werkstad Baanderij, Stadskanaal van 22 januari 2007 met een uitnodiging voor nadere kennismaking met de organisatie op gebied van reïntegratie, interventie en milieu; b. Brief van wethouder Van Eeten van de gemeente Arnhem betreffende motie 'Stop de korting op pijnkenniscentra' met het verzoek een soortgelijke motie te aanvaarden; c. Brief van Avifauna Groningen van 26 januari 2007 betreffende Groninger Programma Waddenfonds; d. Brief van de Minister van BZK van 26 januari 2007 betreffende verantwoording 2005 uitkeringen Grote Stedenbeleid en/of Cultuurbereik; e. Anonieme brief met commentaar op een programma van Radio Noord; f. Brief van J.A. Heller te Kiel Windeweer van 16 februari 2007, namens de bewoners van de Sluisweg en de Nieuwe Compagnie, betreffende klachten en overlast van het bedrijf Nieboer Recycling & Handel; De heer VELUWENKAMP: Voorzitter, wij stellen voor deze brief aan het College te overhandigen met het verzoek de brief te behandelen. De heer HAASKEN: Voorzitter, wij verzoeken de behandeling van de brief in de commissie. De heer SWAGERMAN: Dat wilden wij ook graag. De heer VAN DAM: Daar sluit het CDA zich bij aan. De VOORZITTER: De vraag is een wat wij doen. De brief kan zonder meer worden toegewezen aan de commissie. Moet dat inclusief het antwoord van het College zijn? De heer VAN DAM: ja, inclusief het antwoord. De VOORZITTER: Dan lijkt het mij goed dat wij op die manier procederen. g.
Brief van de voorzitter van Provinciale Staten van 19 februari 2007 betreffende wijziging vergaderschema 2007.
Er is een nagekomen ingekomen stuk ter kennisgeving: j.
Brief van Burger Buddy’s van 6 februari 2007 betreffende een eventuele samenwerking met een Statenlid
Dan wordt voorgesteld de volgende stukken in handen te stellen van de commissie Economie en Mobiliteit: h. Mail van de heer J. Oostenbrug van 5 februari 2007 betreffende lokale brug NoordhornZuidhorn; i. Brief van de Werkgroep "De Brug" van 2 februari 2007 betreffende aanvulling op de MER wegomlegging Zuidhorn. Er is nog een mail ontvangen, namelijk de mail van de ANWB van 9 maart 2007 betreffende watervisie Lauwersmeer. Ik stel voor dat wij deze mail straks betrekken bij agendapunt A.2. Zonder beraadslaging of stemming worden de betreffende stukken met inachtneming van de gemaakte opmerkingen voor kennisgeving aangenomen. 5.
4
Regeling van werkzaamheden
VERGADERING VAN 14 MAART 2007 a.
Afhandelen aangehouden moties
De VOORZITTER: Wij hebben over de afgelopen nog een drietal moties die zijn aangehouden. Het is goed om op deze laatste dag vast te stellen wat daarmee gaat gebeuren. De eerste motie betreft de motie van GroenLinks over aanwijzing van de Waddenzee in het kader van het gebiedsgerichte beleid. Het woord is aan mevrouw Bos. Mevrouw BOS: Deze motie trekken wij in. De VOORZITTER: Dan is de motie ingetrokken en maakt deze daardoor geen deel meer uit van de beraadslagingen. Dan heb ik een motie van de SP-fractie betreffende de instelling van een werkgroep met betrekking tot de werkgelegenheidsproblematiek. De heer Swagerman heeft het woord. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, wij trekken de motie in en hopen die problematiek voortvarend aan te pakken in de volgende collegeperiode in een andere vorm. De VOORZITTER: Ik stel vast dat de motie in ieder geval is ingetrokken. De derde motie is een motie van de Partij voor het Noorden betreffende een experiment om het GS-wagenpark om te bouwen voor het gebruik van PPO. Mevrouw Hoekzema? Mevrouw HOEKZEMA: Dank u, voorzitter. Voor wij iets met die motie doen, zou ik heel graag weten hoe de stand van zaken is. Het ligt er inmiddels anderhalf jaar. Toen is toegezegd dat er een plan zou komen voor het wagenpark en dat dit mogelijk meegenomen zou worden. Daarop zou ik graag een antwoord horen. Mevrouw MULDER (gedeputeerde): Voorzitter, ik denk dat het een half jaar geleden is dat wij aangegeven hebben dat wij een onderzoek zouden doen in noordelijk verband van het wagenpark en het gebruik van brandstoffen. Inmiddels kan ik melden dat de doorlichting heeft plaatsgevonden en dat men druk bezig is met de analyse en de aanbevelingen. In het voorjaar krijgt u van ons informatie hoe de stand van zaken is, inclusief de aanbevelingen. Mevrouw HOEKZEMA: Dan trekken wij in eerste instantie de motie in en laten wij het van de behandeling afhangen of wij er later op terugkomen. De VOORZITTER: Dan stel ik vast dat ook deze motie is ingetrokken en dat ons mapje leeg is. b.
Vaststelling A/B-lijst
Zonder beraadslaging of stemming wordt de A- en B-lijst vastgesteld. 6.
C-lijst
a.
Brief van GS van 26 januari 2007, nr. 2006-21.177a/49/A.34, LGW, met rapportage toestand van Natuur en Landschap 2006; Brief van GS van 22 december 2006, nr. 2006-23.628/51/A.19, CW, betreffende Inventarisatie Monumentenzorg Groningen; Brief van GS van 21 december 2006, nr. 2006-745/51/A.30, CW, met het Sociaal Rapport 2006 Provincie Groningen; Brief van GS van 16 november 2006, nr. 2006-15.002/46/A.17, MB, over begeleiding subsidieaanvraag woningcorporaties voor tijdelijke regeling CO2 - besparing in de gebouwde omgeving en brief van GS van 27 november 2006, nr. 2006-21.140/47/A.13, MB, over toekenning Europese subsidie voor opschaling van Wonen ++; Brief van GS van 5 februari 2007, nr. 2007-01321/4/A.24, OMB-PB, over Omgevingsbalans 2007; Brief van GS van 26 januari 2007, nr. 2007-01.212/4/A.22, EZ betreffende Provinciaal Werkgelegenheidsonderzoek 2006; Brief van GS van 13 november 2006, nr. 2006-15.965/38/A.23, ICT, betreffende ICTbeleidsplan 2007-2009 en tussenrapportage 2006 strategisch ICT beleid 2003-2006; de notitie van de fractie van D66 van 4 oktober 2006 betreffende open standaards en open source
b. c. d.
e. f. g.
5
VERGADERING VAN 14 MAART 2007
h. i. j. k.
software en de brief van GS van 18 januari 2007, nr. 2006-19.144/3/A.14, ICT, betreffende beantwoording vragen fractie D66; Brief van GS van 18 december 2006, nr. 2006-22845b/50/A35, ABJ, betreffende visie op de bestuurlijke organisatie in de provincie Groningen en nota reacties en commentaar; Brief van de programmaraad Noordelijke Rekenkamer m.b.t. de evaluatie van de Noordelijke Rekenkamer; Brief van GS van 1 februari 2006, nr. 2007-01892/5/A.23, EZ, betreffende bekendmaking van het fusieakkoord Essent/Nuon; Brief van de heer F. Tonkes van januari 2007 betreffende verkeersknelpunt A7-BeertsterwegOostereinde.
De C-lijst wordt zonder stemming of beraadslaging vastgesteld. B-stukken B.1
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 6 februari 2007, nr. 2007-01989, ABJ, inzake intrekking van de subsidieregeling Human Resource Management 2001 (nr. 3/2007)
Voornoemd stuk wordt zonder stemming of beraadslaging bij hamerslag vastgesteld. B.2
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 16 januari 2007, nr. 2006-19.112, VV, betreffende de herinrichting van de verkeersknoop Beertsterweg-aansluiting A7Oostelijke Rondweg in gemeente Winschoten (de zogenaamde Blauwe Roos) (nr. 1/2007)
Mevrouw BULK: Voorzitter, de SP-fractie vraagt hiervoor aantekening aan. De VOORZITTER: Ik stel voor om die te verlenen. Ik constateer dat dit voorstel is aanvaard. Voornoemd stuk wordt zonder stemming bij hamerslag vastgesteld. B.3
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 6 februari 2007, nr. 2007-01200, VV, betreffende financiële bijdrage aan de verdubbeling van de N33 (nr. 4/2007)
Voornoemd stuk wordt zonder stemming of beraadslaging bij hamerslag vastgesteld. B.4
Ontwerpbrief van de voorzitter van Provinciale Staten aan de beoogde fractievoorzitter betreffende de integriteitstoets politieke ambtsdragers
Voornoemd stuk wordt zonder stemming of beraadslaging bij hamerslag vastgesteld. A-lijst (bespreekstukken) A.1
Gerectificeerde voordracht van Gedeputeerde Staten van 21 februari 2007, nr. 200700563, PO, tot vaststelling van de Verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden provincie Groningen (nummer 5/2007)
De VOORZITTER: Dit is een zaak die een aantal keren in het Presidium aan de orde is geweest en geen afzonderlijke commissiebehandeling heeft gekend en in die zin rechtstreeks hier op de agenda is gekomen. Hierbij is tevens aan de orde de brief van de Minister van BZK van 26 juni 2006 betreffende levensloopregeling en dat is besloten in de vergadering van PS van 4 oktober 2006. Wenst een uwer over dit voorstel het woord? Ik constateer dat dit niet het geval is en dat u met de voordracht kunt instemmen. A.2 a.
6
Watervisie Lauwersmeer Brief van GS van 9 november 2006, nr. 2006-20.049/45/A.11,LGW, over standpunt over toekomstig waterbeheer Lauwersmeer;
VERGADERING VAN 14 MAART 2007 b. c. d. e. f. g.
Brief van GS van 14 december 2006, nr. 2006-21.602/50/A.24, LGW, over Toekomstig waterbeheer Lauwersmeer; Verslag hoorzitting van PS Groningen en Fryslân over Watervisie Lauwersmeer op 10 januari 2007 te Dokkum; Brieven van de Samenwerkende noordelijke natuurorganisaties van 23 november 2006 en van 6 februari 2007 over respectievelijk standpunt van GS m.b.t. Lauwersmeer en over het toekomstig waterbeheer Lauwersmeer; Brief van 5 februari 2007, nr. 2007- 2794 van Hengelsportfederatie Groningen Drenthe over Watervisie Lauwersmeer; Brief van Gedeputeerde Staten van 9 maart 2007, nr. 2007-03.432/8/A.18, LGW Mail van de ANWB van 9 maart 2007, betreffende watervisie Lauwersmeer.
De VOORZITTER: Gezien de volgorde van de brieven zou je je kunnen afvragen waar de discussie over zou moeten gaan. Het lijkt mij dat wij maar in historische volgorde moeten denken en dat in de brief van 9 maart 2007 het huidige standpunt van het College van GS is vertolkt. Het lijkt mij dat we daarover de discussie met elkaar moeten voeren. Dat laat onverlet dat dit niet de finale ronde over dit onderwerp is, want dat op een later moment voordrachten zullen moeten volgen. Nu gaat het om de beleidsbepaling op dat punt. De beraadslaging wordt geopend. Mevrouw DREES: Het is inderdaad een stuk dat een tussenstand vertegenwoordigd in de besluitvorming. Hierna moet immers de planvorming nog volgen. Wij denken dat het goed is dat er vandaag een politieke uitspraak wordt gedaan door deze Staten. Friesland heeft dat reeds gedaan en de beide waterschappen hebben zich uitgesproken. Het is goed dat ook de Groningse Staten dat doen. Ik had dit al voorbereid niet-wetende dat het vooral over de allerlaatste brief zou gaan. Wat de fractie van de Partij van de Arbeid betreft, wij kunnen ons het beste vinden in de standpunten zoals in eerdere brieven, namelijk die van 7 november en 14 december 2006 staat, waarin GS van Groningen verklaart zich aan te sluiten bij het standpunt van BOWL, het Bestuurlijk Overleg Watervisie Lauwersmeer en dat de bijzondere internationale waarden van het Lauwersmeer voor natuur en recreatie het beste behouden wordt door de uitvoering van de variant Gedempt Tij ++. Hiermee blijft er een groot open gebied met vrije zoet/zout-overgangen dat elders niet op deze schaal bestaat. Wij vinden het heel belangrijk dat de voorwaarden als genoemd in die twee brieven, vastgehouden worden. Dat betekent dat: 1) er geen nadelige effecten voor de veiligheid mogen optreden; 2) er geen negatieve effecten voor het waterbeheer en het overige stroomgebied – dus de Electraboezem en de Friese boezem – mogen optreden; 3) mogelijk negatieve effecten voor de landbouw en andere belangen van te voren geheel gecompenseerd worden; 4) het Rijk verantwoordelijk is voor deze natuurdoelstellingen en dat het Rijk verantwoordelijk is voor het financieren van de maatregelen. Onlangs is door gedeputeerde Bleker de ‘derde weg’ gelanceerd in de vergadering van de commissie. Wij hebben gevraagd of dat idee op papier gezet kon worden. Al ik nu kijk naar wat er op papier staat, komt dat inderdaad overeen met wat in de commissievergadering is gezegd. Het is het scenario nul + met een beetje ‘zouterigheid’. Overigens is dit laatste een letterlijk citaat. Dit scenario nul + kennen we al en we weten dat bij uitvoering van dit scenario de bijzondere natuur van het Lauwersmeer verdwijnt. Op voorhand zijn we niet gelukkig met deze keuze voor de derde weg en wij hopen dat GS op hun schreden terugkeren en zich weer gaan inspannen voor Gedempt Tij ++. Wij hebben ook grote moeite met deze procedure, met de brief die er opeens aankomt. Je merkt het ook aan de e-mailreacties die we van belangengroepen hebben gehad. Er is eigenlijk geen gelegenheid geweest om het nieuwe scenario goed te bespreken. Niet met de burgers en niet met de bestuurlijke partners. Later deze dag behandelen we het initiatiefvoorstel Nijboer-Out dat juist gaat om de relatie met de burgers. In de gevolgde procedure is dat niet goed gelopen. Om ons eigen standpunt naast deze drie brieven goed te verwoorden hebben wij een motie opgesteld die ik hierbij overhandig. De VOORZITTER: Mevrouw Drees stelt de volgende motie voor: “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 14 maart 2007, overwegende
7
VERGADERING VAN 14 MAART 2007 -
dat de Staten met het College van GS van oordeel zijn dat het toekomstige waterbeheer in het Lauwersmeer volgens het alternatief Gedempt Tij++ het meest wenselijk is; dat andere alternatieven niet in beschouwing genomen moeten worden, zolang niet duidelijk is welke bijdrage deze leveren aan het gewenste ecologische streefbeeld voor het Lauwersmeer,
roepen het college van GS op zich niet neer te leggen bij het afwijzende standpunt van de Provincie Fryslân en de waterschappen, een maximale inspanning te plegen om het alternatief Gedempt Tij ++ alsnog gerealiseerd te krijgen, onder de voorwaarden gesteld in de brief van 14 december 2006, en daarvoor, indien nodig, meer tijd te nemen dan tot de zomer van 2007. en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door mevrouw Drees, mevrouw Hoekzema, de heer Blom, de heer De Vey Mestdagh en mevrouw Bos. De motie krijgt nummer 1, wordt vermenigvuldigd en maakt deel uit van de beraadslagingen. Mevrouw DREES: Ik wil de motie even toelichten, alhoewel ik hoop dat zij duidelijk is geformuleerd. Tot nu toe heeft Groningen het voortouw in dit proces en in het BOWL genomen en zal dat ook in het vervolg doen. Dat betekent ook dat als in juli 2007 de financiering nog niet rond is, GS er meer tijd voor moeten nemen, want het doel is belangrijker dan de datum van juli 2007. Inzake de financiën hebben wij al verklaard dat de verantwoordelijkheid voor de bijzondere natuurdoelstellingen voor rekening van het Rijk komt. Dat betekent ook dat in gesprek gegaan moet worden met het Rijk. Op de hoorzitting deed de heer Wanders van Staatsbosbeheer de interessante suggestie om te gaan werken aan een financieringsplan en dat niet alleen maar naar LNV gekeken moet worden. Dat gesprek over de financiën is in onze ogen heel goed te combineren met het aanspreken van het Rijk op haar verantwoordelijkheid. Op de hoorzitting hebben wij gemerkt dat er veel onduidelijkheid bestaat. Wij denken dat BOWL de communicatie over de variant Gedempt Tij ++ ter hand moet nemen, want het blijkt dat de ondernemers en de bewoners in de regio slecht geïnformeerd zijn. De bewoners weten niet hoe men zich de kadeverhoging moet voorstellen en wat dat voor bedrijven betekent. De hengelsportvereniging gaf te kennen BOWL helemaal niet te kunnen bereiken. Er werden op de hoorzitting een aantal aardige en concrete voorstellen gedaan, zoals inzake die brug, die sluis en de bediening. Het moet duidelijk zijn wie dit oppakt en wie er op aanspreekbaar is. De heer VAN DAM: In de commissie Landschap, Water en Milieu is uitvoerig gesproken over de watervisie Lauwersmeer. De variant Gedempt Tij ++ onder strikte voorwaarde – de voorkeur van het College – stond daarbij centraal. Gedeputeerde Bleker kondigde tijdens die vergadering aan een nieuw voorstel, de derde weg, te zullen doen. Dat voorstel hebben we gekregen en daar wil de CDAfractie haar mening over kenbaar maken. In de brief wordt geconstateerd dat er in Friesland geen enkele draagvlak is voor de variant Gedempt Tij ++. Ook de CDA-fractie in Groningen heeft dit standpunt in de commissie ingenomen. Mevrouw DREES: Dat er in Friesland geen enkel draagvlak is, is niet waar. Er is in de Staten van Friesland over het amendement gestemd en er was weliswaar een meerderheid tegen gedempt tij, maar er was een aanzienlijke minderheid vóór dat gedempte tij. Datzelfde geldt voor het waterschap Noorderzijlvest. De heer VAN DAM: Ja, dat is duidelijk, maar als ik zeg dat er geen enkel draagvlak is, doel ik op de uitslag van de stemming. Er is nu een voorstel geformuleerd waarvan moet worden nagegaan of het als basis kan dienen voor gezamenlijk besluitvorming van de partners in het overleg. Basis van het voorstel is om op middellange termijn een gemaal op Lauwersoog te realiseren. Vooropgesteld wordt dat daarmee de veiligheid in het gebied wordt gegarandeerd. Dit aspect heeft het CDA steeds zwaar laten wegen en wij onderschrijven dan ook dat dit aspect vooropgesteld wordt. Natuur. Er ontstaat met deze variant om binnen bepaalde grenzen te variëren met waterstanden en eventueel beperkt zout water in te laten ten behoeve van natuurontwikkeling. De vraag is dan wel: welke natuurontwikkeling? In de brief van 14 december 2006 constateert het College
8
VERGADERING VAN 14 MAART 2007 dat de huidige instandhoudingsdoelstellingen die voor natuur geformuleerd zijn, te breed en intern tegenstrijdig zijn. Onze fractie heeft in de commissie bepleit een afgewogen samenhangende en duurzame visie te ontwikkelen met realistische breed afgewogen instandhoudingsdoelen. Het nu voorliggende voorstel maakt dat mogelijk. Graag horen we of dit aspect ook alle aandacht krijgt. Het gemaal. Het gemaal vervroegt realiseren is duidelijk een ‘geen spijt-maatregel’. Dat is in de brief duidelijk geformuleerd. Voorzitter, het wordt een groot gemaal. De waterwolf bij Electra heeft 3 een capaciteit van 4500 m /minuut. Het gemaal dat nu wordt voorgesteld is tweeëneenhalf keer zo groot. Het garandeert met name de veiligheid en de vrije afvoer van water. Verhoging van de kaden tot NAP +1 m is dan niet nodig. Dit is ook van belang voor de open beleving van het gebied. Ook dat hebben we op de hoorzitting gehoord. De voorgestelde financieringsgronden – daar besluit de brief mee – zou ik willen formuleren als: het Rijk voorop. Dat heeft onze instemming. Voorzitter, tot slot. Het voorstel zou ik willen karakteriseren als een onderhandelingsinzet. Dat vinden wij een realistische inzet dat volledig recht doet aan het door onze fractie op nummer één gesteld doel: waarborging van de veiligheid in het gebied. Wij stellen ons dan ook vierkant achter onze onderhandelaar op. Ik dank u. De heer HAASKEN: Voorzitter, ... Thomas Jefferson, Clinton, Tony Blair, Ollie B. Bommel, Hendricus Bleker ....! Beminde gelovigen: wat is de overeenkomst? Zij zochten allen de Derde Weg. Henk Bleker kwam uit bij de viskraam op Lauwersoog en zag dat een gemaal nodig was. Voorzitter, wij noemen dat gewoon: nuchter je verstand gebruiken. Desondanks complimenteren wij hem met deze ingeslagen weg. Wat houdt die weg in? De bouw van een nieuw gemaal uiterlijk in 2015 als ‘geen spijt-maatregel’, waarmee overtollig water kan worden afgevoerd en waardoor er desnoods kan worden gespeeld met zout water .... heen en weer ... door de dijk. Er zitten wel bepaalde grenzen aan en die grenzen zijn wat ons betreft: geen optredende verzilting en behoud het gebied als strategische zoetwaterbuffer. Dat zou wel eens strijdig kunnen zijn met elkaar, te meer daar het Rijk zich kennelijk op het standpunt stelt om een bijdrage in de bouw van een gemaal te willen leveren als er natuurdoelen worden gediend. Is dat overigens niet in strijd met de PKB Waddenzee, waarin de motie Atsma is verwerkt? Die houdt immers in dat de regionale landbouw nadrukkelijk moet instemmen met een andere zoetzout-overgang. Is het dan zo dat als de landbouw dat niet doet, LNV en Verkeer en Waterstaat geen bijdrage leveren? Ons inziens is er toch een belangrijk veiligheidsdoel. Wij kunnen instemmen met de prioriteiten als zijn aangegeven in het financieringsvoorstel. De visie op het Lauwersmeergebied. Wij vinden het onbegrijpelijk en tevens onverantwoord dat een bestaand natuurgebied wordt ingewisseld voor een ander natuurgebied voor € 380 miljoen en dat terwijl men met een intensiever mechanisch beheer de gestelde natuurdoelen, zoals destijds is verwoord, kan bereiken. Dat een dergelijk beheer zich niet verhoudt met de natuurbeschermingswet is ook een gegeven. Mijn vraag is of het College bereid is zich in te spannen om dat intensieve mechanische beheer in lijn te brengen met eventuele vergunningsvoorwaarden binnen de natuurbeschermingswet. Het begint er op te lijken dat zout water het doel is in plaats van het nemen van beheersmaatregelen om de boel open te houden. Is overigens de visie van Gedempt Tij ++ een unanieme GS-visie, gelet op eerdere uitspraken van de heer Bleker? Wat ons betreft blijft de dijk de scheiding van zoet en zout water, al mag er enigszins worden geëxperimenteerd binnen de aangegeven randvoorwaarden. Wat dat betreft voorzitter, gaat het gewoon om Groninger nuchterheid! Dank u wel. Mevrouw BOS: Voorzitter! Het Lauwersmeergebied heeft zich na de afsluiting van de Waddenzee – dat was in 1969 – ontwikkeld tot een nationaal en internationaal waardevol natuurgebied met belangrijke ontwikkelingsmogelijkheden. Het gebied wordt terecht van alle kanten beschermd. In 1994 kreeg het de status van Staatsnatuurmonument. Het is een kerngebied in het kader van de EHS en het is een Nationaal Park. Internationaal wordt het beschermd via de vogelrichtlijn, Natura-2000gebied en via de Conventie van Ramsat, aangezien er sprake is van een wetland van internationaal belang. Ik zeg dit niet voor niets. Het is een gebied waar we trots op mogen zijn en dat het behoud meer dan waard is en waarvoor wij een bijzondere verantwoordelijkheid dragen. Dat staat voor GroenLinks dan ook centraal bij de verdere besluitvorming. De laatste jaren werd steeds duidelijker dat de geformuleerde natuurdoeltypen niet konden worden verwezenlijkt met het huidige beheer. Dat hebben we ook kunnen zien toen we vorig jaar op werkbezoek waren in het gebied. Zo doorgaan kan dus niet. In alle beheersplannen die ik tot nu toe heb gelezen, staat dat het mooiste zou zijn als het contact tussen het natuurgebied Lauwersmeer met
9
VERGADERING VAN 14 MAART 2007 het mariene waddensysteem hersteld zou worden en wel met behoud van de afwateringsfunctie voor het gebied voor de Friese en Groningse boezem. We zijn nu meer dan tien jaar verder en er is uitgebreid en diepgaand onderzoek verricht en het was niet altijd gemakkelijk om als Statenlid de stappen in het onderzoeksproces goed te kunnen volgen. Dat is niet slechts te wijten aan de complexiteit van de materie, maar ook aan het feit dat de communicatie en informatieverstrekking soms zeer te wensen overliet. Er zijn inmiddels heel wat varianten de revue gepasseerd, maar uiteindelijk is iedereen het er over eens dat de variant Gedempt Tij verreweg het beste is voor de natuur. Ook mijn fractie was bezorgd over de negatieve effecten op andere belangen in het gebied, maar de resultaten van het onderzoek tonen overtuigend aan dat deze met technische en/of financiële middelen te compenseren zijn. Ik geloof dat het CDA daar inmiddels ook van overtuigd is, want ik heb de woordvoerder daar nu niet over gehoord. Vanaf het begin zijn de twee provincies en de twee waterschappen gezamenlijk opgetrokken in het Bestuurlijk Overleg Watervisie Lauwersmeer (BOWL). Wat echter steeds voor verwarring zorgde was dat het BOWL weliswaar met één mond sprak, maar dat de afzonderlijke organisaties tegenstrijdige geluiden lieten horen. Mijn fractie is blij dat het Groninger College de Gedempt Tijvariant als gunstigste variant voor de natuur beschouwt en deze ook wil verwezenlijken. In ieder geval is het zo dat Groningen veel wil, maar dat Friesland niets wil, ook al was er wat tegengas. In ieder geval lijkt het zo te zijn. In de vergadering van de commissie Landschap, Water en Milieu werden de GS-brieven van 9-11-2006 en 14-12-2006 besproken. De discussie ging voornamelijk over de voorwaarden die GS stelden aan de Gedempt Tij-variant. De financiering zou geheel een zaak zijn van het Rijk en voor de zomer van 2007 moest daarover zekerheid worden verschaft. Zou dat niet gebeuren dat zou de variant Gedempt Tij van de baan zijn en zou het huidige waterbeheer worden voortgezet in combinatie met de WB21-maatregelen. GroenLinks was het daar niet mee eens. GroenLinks vond dat de provincie de tijd moest nemen om met de verschillende partijen naar een financiering te zoeken en de deadline van juli 2007 te laten vervallen. Daarom hebben wij mede de motie ondertekend van de Partij van de Arbeid. Die beperking in de tijd was namelijk een zelf opgelegde beperking waar niemand om heeft gevraagd. Heel duidelijk tijdens de vergadering bleek dat gedeputeerde Bleker zich in een spagaat bevond. Ik moet zeggen dat de heer Bleker een slimme man is. Hij verzon een list in de vorm van de derde weg. Er moest zo snel mogelijk een gemaal worden aangelegd en wel vóór 2015 om de Friezen tegemoet te komen. De verwarring was compleet! De gedeputeerde zou zo snel mogelijk met een schrijven komen waarin de derde weg zou worden uitgelegd. Het lijkt wel een klucht! Die brief liet lang op zich wachten. Kennelijk is er veel gebeurd in de tussentijd. Ook het College heeft bepaalde ontwikkelingen doorgemaakt. De brief die nu voor ons ligt, staat vol met onwerkelijke en vaak tegenstrijdige uitspraken. Ik wil er een paar noemen. Er staat dat de strikte voorwaarden uit de brieven van 08-11-2006 en 14-12-2006 nog steeds gelden. Echter, aan het einde van de brief van 09-03-2007 staat niet alleen het Rijk als financier, maar ook de twee waterschappen, het Waddenfonds en mogelijk de twee provincies. Graag hoor ik een verklaring over deze wijziging van het standpunt, want wij zetten hier toch onze vraagtekens bij. Net zo, als wij onze vraagtekens zetten bij de hoogte van het hele bedrag dat nodig is boven het bedrag van de WB21maatregelen. De heer BLEKER (gedeputeerde): Mag ik daarover even een vraag stellen? Ongeveer vier zinnen voordat u de zin uitsprak dat u vraagtekens plaatst bij die passage in onze brief over wie er allemaal zouden kunnen bijdragen, zei u dat het College om de tafel moest met alle partijen om tot financiering te komen. Volgens mij is er sprake van tegenstrijdigheid tussen deze twee zinnen. Of u omarmt de laatste zin en u zegt: “Geweldig College! U bent kennelijk al doende om met verschillende partijen om de tafel te gaan ...”, of ... u spreekt de eerste zin niet uit. Mevrouw BOS: Voordat ik u een compliment geef, waar u om vraagt ... De heer BLEKER (gedeputeerde): Nee hoor, u bent er al zo royaal in, dat ik dat niet durf te doen. Mevrouw BOS: Maar ik ga nog even verder, want dan wordt duidelijk waar ik onze vraagtekens bij zet. Dit was dus het eerste punt. Het tweede punt is dat het College constateert dat in het kader van het nieuwe regeerakkoord geen gelden zijn gereserveerd voor de Gedempt Tij ++-variant in het Lauwersmeer. Eigenlijk is dat een wat vreemde opmerking, want dat kan toch ook nauwelijks. Het kabinet zit er nog maar net en een en ander zou toch in een meerjarenbegroting moeten worden ondergebracht, lijkt ons. Wat het kabinet ook wel weet is dat de provincies en waterschappen ook nog met elkaar overhoop liggen. Dat maakt geen goede indruk.
10
VERGADERING VAN 14 MAART 2007 Ten derde. Het College is van mening dat Gedempt Tij ++ het beste is voor de natuur en de WB21-maatregelen geen natuurwinst opleveren. Gezien de onwil van de Friezen stelt het College nu voor om prioriteit te geven aan een gemaal op middellange termijn, dus vóór 2015. Daardoor zou de veiligheid en de vrije lozing vanuit Groningen en Friesland gegarandeerd zijn. Echter, uit onderzoek blijkt dat die twee zaken toch ook zonder gemaal tot 2030 geen enkel probleem opleveren. Een beperkte inlaat van zout water ... wat zegt dat? Dat levert geen natuurwinst op, want dat hebben we nu net onderzocht. Ten vierde. Het gemaal krijgt een capaciteit van 190 m/seconde en dat zou een ‘geen spijtmaatregel zijn. Met deze capaciteit zou een Gedempt Tij-variant op de lange termijn mogelijk zijn, zo wordt gezegd. Maar deskundigen zeggen dat daarmee ook de waterafvoer vanuit Groningen en Friesland opgeteld moet worden en dan is het gemaal te klein. Dat lazen we ook in de brief van de Milieufederatie van 12 maart 2007 ... De heer HAASKEN: Mevrouw Bos, de afgelopen periode zijn we regelmatig geconfronteerd met wateroverlast in het Lauwersmeergebied. Heeft u dat niet tot de uitspraak gebracht dat om die reden een gemaal eerder dan 2030 nodig is? Mevrouw BOS: Mag ik u ook een vraag stellen, meneer Haasken. U bent steeds aanwezig geweest bij alle besprekingen van de onderzoeksrapporten, bij de informatiebijeenkomsten, etc. Steeds zijn ons door deskundigen toelichtingen gegeven. Gelooft u die niet? De heer HAASKEN: Ik heb u een vraag gesteld en daar kunt u gerust antwoord op geven. Mevrouw BOS: Goed, ik geloof de conclusies die in het rapport worden verwoord. Ik dacht toch dat wij daartoe opdracht hebben gegeven en ik heb niet horen zeggen dat dit slechte rapporten zijn. De heer HAASKEN: U zegt dus nu duidelijk dat het gemaal niet vóór 2015 noodzakelijk is. Mevrouw BOS: Nee, 2030 is het jaartal. Ik heb u ook een vraag gesteld. Vindt u dat het onderzoek niet deugt? De heer HAASKEN: Ik geloof daar best in, maar ik moet ook handelen met de praktijk en die vind ik minstens zo belangrijk. Mevrouw BOS: Dan verschillen wij daar echt van mening, want ik denk dat het onderzoek niet voor niets is verricht. Er staat heel duidelijk dat alles is meeberekend. De heer HAASKEN: Dan zegt u dat u de praktijk niet belangrijk vindt. Mevrouw BOS: Meneer Haasken, ook ik vind de praktijk belangrijk, maar dat is meegerekend. Ik denk toch dat u de rapporten nog eens goed moet lezen zodat deze uw twijfels weg kunnen nemen. Voorzitter, ik kom tot een samenvatting. Met dit voorstel is een vrije afstroming en een beperkte inlaat van zout water een wassen neus en levert het geen natuurwinst op. Dat is in ieder geval in strijd met de Europese vogelrichtlijn. Daarom gaan wij er vanuit dat het ministerie van LNV en ook Rijkswaterstaat nooit met een regeling akkoord zullen gaan die de natuur niet ten goede komt. Gezien de verplichtingen vanuit Natura 2000 is het logisch dat deze partijen eisen en garanties stellen. Daar wil ik graag een reactie van de gedeputeerde op. Er zijn nu op dit moment nog geen natuurdoelstellingen in het kader van Natura 2000 of WB21 geformuleerd. Waar moet dan aan getoetst worden? Het lijkt mij een onaanvaardbare situatie en een probleem. Ook hierop hoor ik graag een reactie. Nu is er de situatie ontstaan dat Friesland lijkt te gaan bepalen wat er moet gaan gebeuren. Maar het beheer ligt volgens mij nog steeds in handen van Groningen. Mijn fractie vindt dan ook dat de provincie Groningen een leidende rol moet spelen om uit deze impasse te komen. Bovendien kon het wel eens een kwestie van moeten zijn, hoorde ik een hoge ambtenaar van LNV zeggen. De heer HAASKEN: Mevrouw Bos, heeft u ook een voorstel hoe u bestuurlijk denkt aan te pakken dat de provincie Groningen hier een leidende rol moet spelen en Friesland een ondergeschikte?
11
VERGADERING VAN 14 MAART 2007 Mevrouw BOS: Ja, de provincies zijn natuurlijk gelijk, maar ook de heer Bleker is van mening dat de provincie Groningen het voortouw moet nemen om hier uit te komen en om voor de Gedempt Tij ++ variant te gaan. Zo luidt de mening van GroenLinks. De heer VAN DAM: Voorzitter, voor mijn helderheid heb ik een vraag. De provincies Groningen en Friesland zijn natuurlijk gelijk. Dat besef ik ook, maar in mijn beleving zijn de belangen in Friesland en die in Groningen wel verschillend. Ik doel met name op belangen vanuit het oogpunt van waterbeheer. Kunt u daar iets over zeggen? Mevrouw BOS: Ik ben ook bij die bijeenkomst in Dokkum geweest. Daarvoor heeft Gerrit Miedema uitvoerig uitgelegd wat het onderzoek heeft opgeleverd. Ik kom daarop terug, want ik ben geen deskundige en u ook niet. Daarom hebben we juist onderzoek laten doen! Wat waren de conclusies? Dat het veilig is zonder een gemaal tot 2030 en daarna moet er een komen. Daar ga ik vanuit. Die belangen zie ik wel, maar ik heb in het begin al gezegd dat wij blij zijn dat die allemaal ondervangen kunnen worden. Dat staat klip en klaar in de onderzoeksrapporten. Conclusie. Mijn fractie vindt het voorstel om eerder een duur gemaal aan te leggen dan nodig is, niet aan de orde, omdat er nog veel te veel onduidelijkheden zijn. Harde voorwaarden zouden voor ons zijn dat het gemaal in ieder geval ten goede moeten komen aan de natuurdoelen en dat de Gedempt Tij-variant het uiteindelijke doel moet zijn. Dan kom ik nu op de financiën. Bijvoorbeeld het Waddenfonds. Wij zouden als voorwaarden willen stellen dat het geld dat wordt besteed, de natuurwaarden ten goede komt. Al met al is er nog heel veel onduidelijkheid. Wij willen geen restricties wat de tijdsplanning betreft. Daarvoor kent de Watervisie Lauwersmeer een te lange voorgeschiedenis en is er te veel tijd en geld aan onderzoek besteed. Dat kunnen we niet zo maar weggooien door te stellen dat alles binnen een paar maanden moet worden beslist. Natuurlijk moet een en ander zo snel mogelijk gestalte krijgen, maar laten we na de laatste ontwikkelingen even een moment van bezinning inlassen en rustig uitzoeken hoe we nu verder gaan en wat het beste is voor de natuur. Dat laatste weten we, want dat is de GT++ -variant. Daar moet voor worden geknokt en ik wens de heer Bleker er heel veel sterkte mee. De heer MAARSINGH: Mag ik mevrouw Bos even een vraag stellen? Wat bedoelt mevrouw Bos nu eigenlijk met dat woord ‘klucht’? Ik denk dat er zelden een onderwerp is geweest dat zo serieus door alle partijen is besproken met elkaar. We hebben hoorzittingen gehouden en voorlichtingsbijeenkomsten en de vraag is nu of het resultaat een klucht is. De tweede vraag is de volgende. De VVD deed een interessant voorstel, namelijk als je nu voor € 1 miljoen/per jaar op machinale wijze het doel kunt bereiken, moet je er dan € 380 miljoen voor uitgeven? Vindt u dat acceptabel? Ik zou ook kunnen vragen of er één politieke partij is in deze Staten of in Nederland die het aandurft om € 380 miljoen op deze wijze te verdedigen naar de burgers, terwijl het anders kan? Mevrouw BOS: Allereerst over de klucht. Ik heb soms wat moeten grinniken over de ontwikkelingen die elkaar zo snel opvolgden. We zitten in de vergadering van de commissie Landschap, Water en Milieu en we zouden twee brieven bespreken en we hebben allemaal ons zegje gedaan. Dan komt in de tweede ronde de gedeputeerde die over een geheel andere, een zogenaamde derde weg (spreekt). Dan denk je: wat heb ik nu aan mijn fiets hangen? We konden er eigenlijk niets meer over zeggen. We wachtten op een brief. Elke dag liep ik naar de brievenbus en weer was er geen brief. Dat duurde allemaal heel lang. Zo viel mij het woord ‘klucht’ spontaan in. De volgende vraag. Ik heb duidelijk in mijn toespraak gezegd dat wij grote twijfels hebben over het hoge bedrag en dat daar verder naar gekeken moest worden. Er zijn nog veel onduidelijkheden over. Ik sprak met iemand van Rijkswaterstaat die zich afvroeg hoe men uitkomt bij een dergelijk hoog bedrag. Tijdens de commissievergadering is ons toegezegd dat er nader naar gekeken zou worden. Ik neem aan dat de nieuwe Staten dit spoedig te horen zullen krijgen. De heer STEVENS: Het aanvankelijke voorstel van de BOWL-partijen kwam eenvoudig gezegd op het volgende neer. Gedempt Tij ++, het opheffen van alle nadelen en het Rijk betaalt alles. Dat is tot nu toe geen begaanbaar pad gebleken. In Friesland, zo formuleert het College, is er absoluut geen draagvlak. Het Rijk wil niet betalen en dus is de conclusie: niet haalbaar en niet betaalbaar. Het voorstel van het College nu is: geen besluit over Gedempt Tij ++ en wel een besluit over een gemaal in 2015. Dat is een sympathiek voorstel, omdat je gezamenlijk met elkaar een eerste stap kunt zetten in de oplossing van een aantal problemen met behoud van het gevoelen van alle partijen over de
12
VERGADERING VAN 14 MAART 2007 eindsituatie. Het is ook een veilige oplossing. Weliswaar is er een beperkte natuurwinst die overigens zo maximaal mogelijk moet worden gemaakt met de financiering die later in het voorstel van het College aan de orde komt. Er is draagvlak in Friesland. Uitgangspunt dat het ‘geen spijt’-maatregel is en kennelijk is er bereidheid van het Rijk om te financieren en tot nu toe is ook geen sprake van kadeverhoging. Dat zijn allemaal sympathieke voordelen die met het voorstel van het College zijn verbonden. Dit plan, deze derde weg, lijkt wel haalbaar en ook betaalbaar. Er is ook meer tijd om nader onderzoek te doen naar de beste oplossingen. Wij kunnen dan ook instemmen met de brief van het College. Wij hebben nog wel een vraag over de consequenties voor Natura 2000 en de doelstellingen in het kader van de Kaderrichtlijn Water, want in het traject werd tot nu toe gezegd dat er snelle besluitvorming moest plaatsvinden, want de doelstellingen in het kader van Natura 2000 en de Kaderrichtlijn Water moesten binnenkort vastgesteld worden. Ook op dat punt moet er wel een lijn door het College worden uitgezet hoe daarmee om te gaan. Dank u wel. De heer BLOM: Voorzitter. Er zijn reeds vele woorden gewijd aan de Watervisie Lauwersmeer. Er zijn vele onderzoeken gedaan en informatiebijeenkomsten, hoorzittingen, commissievergaderingen gehouden en dan vindt nu de behandeling op deze Statenvergadering plaats. Na een eerste gezamenlijke keuze van de BOWL-partijen, te weten de provincie Friesland en Groningen, alsmede de beide betrokken waterschappen, voor de variant Gedempt Tij is nu in de laatste brief van GS duidelijk geworden dat Friezen er toch wat anders over denken dan de Groningers. Hoe gaat dat ooit goed komen? Het begint misschien niet op een klucht maar op een soap te lijken. Het verschil is dat een soap geen begin en geen eind heeft. Iedere aflevering kent weer onverwachte wendingen, spannende momenten, maar uiteindelijk gaat het slechts over verwarring en leidt het nergens toe. Ik heb mij in de commissievergadering afgevraagd of we hier niet eindeloos zitten te debatteren over een dood geboren kindje. Dat zou eigenlijk niet zo moeten zijn na al deze ambtelijke en politieke inspanningen. Wij hebben het hier in essentie over een goed plan: het terugbrengen van een zoutwatermilieu en getijdenwerking in het Lauwersmeer. De tweede kink in de kabel is de financiering van het plan. Inmiddels is duidelijk dat het Rijk niet de benodigde financiering van het plan Gedempt Tij op zich zal nemen. Jammer, maar ook raar, want ook in de laatste brief van GS staat dat het Rijk wel bereid is om met een grote bijdrage te komen als het om het grote gemaal bij Lauwersoog gaat waarvan duidelijk is dat alle partijen dat wel zien zitten. Zo’n groot gemaal is immers lekker veilig. We hebben het dan overigens wel over een bedrag dat de helft bedraagt van het bedrag dat nodig is voor het gedempte tij. Blijkbaar is het financieren van zo’n groot bedrag, de helft van het oorspronkelijke plan, toch niet zo’n heel groot probleem. De regering zit er nog maar net en is meteen al voor de helft over de brug. De indruk ontstaat bij mij dat het werkelijke probleem zit in het etiket dat aan dat bedrag zit gehecht. Ik heb het in de commissie ook al aangegeven. Mijns inziens is hier sprake van verwarring van motieven. Bij het plan Gedempt Tij wordt de indruk gewekt dat er een slordige € 400 miljoen uitsluitend zal worden besteed aan het behalen van natuurdoelstellingen, zoals de heer Maarsingh dat zojuist ook al verwoordde. In realiteit is dit geld bedoeld voor hogere kades, grotere gemaalcapaciteit vanuit de Friese en Groningse boezems en tot slot de helft van het bedrag voor het befaamde en door iedereen gewenste grote gemaal op Lauwersoog. De heer HAASKEN: Ik weet niet precies welke tabellen de heer Blom hanteert, maar in het rapport Watervisie Lauwersmeer, Een keuze op hoofdlijnen, staat op pagina’s 4 en 5 heel nadrukkelijk dat er voor GT++ € 380 miljoen is geraamd en voor deze variant inclusief eventuele meerkosten ten behoeve van een gemaal een bedrag van € 475 miljoen. Dat bedrag van € 380 miljoen – u refereerde daarbij aan de heer Maarsingh – is wel degelijk ten behoeve van GT++. In de kleine lettertjes staat bovendien dat dit alleen ten behoeve van de natuurontwikkeling is en uiteraard zitten er maatregelen bij om de nodige veiligheid te garanderen. De heer BLOM: Dat is precies wat ik met die verwarring bedoel. Hogere kades zijn natuurlijk in eerste instantie uit te leggen als veiligheidsmaatregelen. Een grotere gemaalcapaciteit bij de boezems in Friesland en Groningen zijn uitsluitend uit te leggen als waterbeheersmaatregelen en veiligheidsmaatregelen. Dat geldt ook voor dat grotere gemaal in Lauwersoog. Die € 380 miljoen worden echt niet alleen maar uitgegeven aan het inplanten van zoutwaterplantjes. Zo is het niet. De heer HAASKEN: Maar het is wel bedoeld ten behoeve van de natuurontwikkeling.
13
VERGADERING VAN 14 MAART 2007 De heer BLOM: Zo staat het daar, ja. Maar de werkelijkheid en het gezonde verstand gebieden toe te geven dat geld voor waterafvoercapaciteit ten dienste staat van de waterafvoercapaciteit. Dat is echt iets anders dan alleen maar een natuurdoel. Ik constateer dus die verwarring en ik vraag mij af dat als wij in de discussie het woord natuur geheel weggelaten zouden hebben en alleen over veiligheid gesproken zouden hebben of de partijen dan hun bezwaren ook zo naar voren gebracht zouden hebben en of de schade door zoute kwel wel zo’n gewicht in de schaal had gelegd. Met de besteding van geld aan veiligheid kun je thuiskomen. Hetzelfde geld besteden aan natuurdoelen wordt beschouwd als een onnodige luxe. In feite hebben we het bij het plan Gedempt Tij voor relatief maar een klein deel over geld dat besteed wordt aan natuurdoelen, want een groter deel wordt besteedt aan veiligheid en een betere waterafvoercapaciteit. Als we nu toch zover zijn dat we de helft van het bedrag op tafel kunnen krijgen voor dat grote gemaal, moet het toch ook niet zo’n groot probleem zijn om alle partijen ervan te doordringen dat we eigenlijk al een heel eind op weg zijn naar de realisering van Gedempt Tij. Nota bene stelt het Rijk in haar laatste toezegging het dienen van natuurdoelen als voorwaarde voor de financiële deelname. Wij zijn dan ook blij dat GS ook aan andere partijen, waterschappen en provincies, vragen om mee te financieren. Dat is alleszins terecht, want gemalen en waterafvoer vormen een taak van de waterschappen. Waar gaat het nu om in dit verhaal? Het Lauwersmeer is een estuarium, een gebied waarin karaktereigen zoet water met zout water wordt vermengd. Door menselijk ingrijpen is daar verandering in gekomen. Het gevolg is dat de oorspronkelijke zoute platen nu begroeien met zoetwaterbebossing en dat trekt ook andere fauna aan ... vossen en zo. Daardoor verdwijnen de broedgebieden voor watervogels. Deze ongewenste ontwikkeling vindt ook plaats in de Grevelingen in Zeeland. Ook daar gaan steeds meer stemmen op om zout water binnen te laten middels getijdenwerking. Alleen zo is op een duurzame manier de oorspronkelijke natuur in stand te houden. Zoetwaterplanten staan nu eenmaal niet graag met hun voetjes in zout water. Daarom kunnen maatregelen als maaien en ontbossen nooit een ecologisch gewenst resultaat geven, want de wilgen die er staan, kunnen wel afgeknipt worden, maar blijven toch als wilgen bestaan en groeien. Dat kan dus nooit een duurzame oplossing zijn. Laten we er allemaal van doordrongen zijn dat gedempt tij de enige duurzame variant voor de toekomst is en dat we om de natuurdoelstellingen van Natura 2000 en de Vogelhabitatrichtlijn te halen er juist goed aan doen om een relatief kleine extra financiële inspanning te doen om de variant Gedempt Tij te realiseren. Dan hebben we tevens een goede uitgangspositie ten opzichte van de Kaderrichtlijn Water. We zijn dan ook blij dat de gedeputeerde ervan overtuigd is dat gedempt tij de enig gewenste optie voor het waterbeheer in het Lauwersmeer is. Voorzitter, de SP kiest nadrukkelijk voor de variant Gedempt Tij en zou van GS ook een expliciet keuze voor die variant willen horen. Om die reden heeft de SP de motie van de Partij van de Arbeid mede ondertekend. Dank u. De heer MAARSINGH: De SP heeft er dus geen moeite mee om de extra kosten neer te leggen bij de burger. Dan gaat het er niet om of dat nu nationaal of regionaal geld is. Ik begrijp dat u er geen moeite mee heeft en dat kunt u ook allemaal uitleggen. Meneer Van der Zande kan dan wel roepen dat je wordt gedwongen en dat er geen keuze is. Als DG heeft hij daarvoor echter geen cent op de begroting gekregen en dan kan ik ook wel even wat roepen in dit provinciehuis. Mijn vraag is: u kunt die rekening rustig bij de burger leggen? De heer BLOM: Ik heb het al gezegd. Het gaat mij om dat verschil in etiket. Als we deze discussie zouden voeren over veiligheid, zou u deze vraag niet stellen. Daar ben ik van overtuigd. De heer MAARSINGH: Er was een suggestie gedaan door de VVD. Als men nu zo hecht aan die natuurdoelen – die overigens wel wat tegenstrijdig zijn – kan men ook mechanische middelen inzetten, maar alleen de regelgeving staat dat niet toe. Zo zijn wij in dit land. Wij zijn niet in staat om de regel te veranderen, terwijl het voor een prikkie kan. De heer BLOM: Hier wil ik wel even op reageren, want dat gaat helemaal niet op. Ik heb al gezegd dat die zoetwaterplanten weliswaar gemaaid en afgeknipt kunnen worden, maar deze planten blijven zoetwaterplanten. Wil je daar de natuur een zoutwatermilieu geven, zul je toch zout water in moeten laten. De heer HAASKEN: Maar wat is dan volgens u de natuurdoelstelling? De heer BLOM: De natuurdoelstelling is dat het zoutwatermilieu daar terugkeert.
14
VERGADERING VAN 14 MAART 2007 De heer HAASKEN: Maar dat is er toch helemaal niet?! De heer BLOM: Jazeker ... De VOORZITTER: Ik zou de Staten nu ter overweging willen geven dat er nu in het debat een vraag, een suggestie sluipt, terwijl, als ik luister naar de inbreng van de fracties, te constateren valt dat niet iedereen zich daarop heeft voorbereid. Dan is het niet ongewoon dat er op weg naar de tweede termijn over wordt nagedacht. Je kunt nu wel via interruptie proberen daarover veel uit te lokken, maar dat is over het algemeen een zinloze activiteit. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, de huidige natuurdoelen zijn niet haalbaar met het huidige waterbeheer en de WB21-maatregelen. Dat is in ieder geval duidelijk. Dat het om belangrijke natuurdoelen gaat van bovenregionaal belang is ook iedereen duidelijk. Wij konden ons dan ook uitstekend vinden in het eerste voorstel van GS om de financiering vooral elders te zoeken buiten de provinciale begroting. Wij hebben toen ook gezegd dat dit wel vergt dat GS hun uiterste best doen om de Gedempt Tij-variant daadwerkelijk voor elkaar te krijgen in alle gremia die daartoe geëigend zijn. Zeker nu blijkt dat de waterschappen in Friesland niet overtuigd zijn, zou dat twee dingen kunnen betekenen. Of je gaat je beleidsinspanningen verdubbelen of je laat het er maar even bij zitten en je kiest een andere variant. Als je kijkt naar wat er nu voorligt denk ik dat de derde weg, zoals die is geïntroduceerd, een verstandige weg is, omdat als we nu in de ontstane impasse met de Friezen en de waterschappen blijven zitten, er niets gebeurt en dat betekent automatisch dat de variant Gedempt Tij wordt afgeserveerd. De derde weg geeft aan dat het voorgestelde gemaal nodig is in alle varianten en dat de variant Gedempt Tij ++ niet wordt uitgesloten, maar sterker nog, dichterbij zou kunnen komen. Dat betekent dat je feitelijk ook niet meer aan de deadline van de zomer vastzit, want als je deze derde weg kiest, tijd koopt en dan is er meer mogelijk op het gebied van de beleidsbeïnvloeding. Dat is belangrijk. In onze visie en ook de oorspronkelijke visie van GS kun je die beleidsinspanning alsnog doen. Jammer is dat in de derde weg – ik begrijp van de voorzitter dat deze derde weg nu het standpunt is van GS - ... De VOORZITTER: Ik heb dat niet zozeer bedoeld. Ik heb alleen proberen aan te geven dat als er zo veel brieven op volgorde komen, het niet ongebruikelijk is dat de laatste brief het standpunt bevat zoals het College dat op dit moment inneemt. Dat heb ik geprobeerd duidelijk te maken. De heer DE VEY MESTDAGH: Goed. Wat in ieder geval duidelijk is dat in de laatste brief van GS geen keuze wordt gemaakt wat de eindsituatie zou moeten zijn, terwijl in eerdere instantie die keuze wel degelijk aanwezig was. Wat de fractie van D66 betreft: in ieder geval zou duidelijk moeten zijn op deze vergadering waar onze beleidsinspanningen de komende periode op gericht zouden moeten zijn. Wij zijn dus niet tegen de derde weg, want we denken dat het een realistische tussenvariant is die ons tijd koopt, maar wij vinden wel dat wij in onze Staten moeten uitspreken welke kant wij op willen. De motie van de Partij van de Arbeid geeft een heel duidelijke richting en daarom hebben wij die ondersteund. Dank u wel, voorzitter. Mevrouw HOEKZEMA: De Watervisie Lauwersmeer is uitgebreid besproken in de commissie. Ons standpunt is duidelijk. Wij kiezen voor natuur en dus voor Gedempt Tij ++. Uit het rapport blijkt dat ook de veiligheid daarmee niet in het geding is. Daar zijn wij heel uitgesproken in, zeker omdat de cijfers aangaande metingen als voor de berekeningen nog steeds niet geheel duidelijk zijn. Wij hebben er vragen over gesteld en er is geen duidelijk antwoord op gekomen, want de antwoorden van de verschillende partijen weerspreken elkaar een beetje. Dat Friesland op het moment niet geheel mee wil doen, vind ik geen argument om niet te proberen om verder te gaan met ons Gedempt Tij ++. Wij waren heel blij met het eerste standpunt van GS dat dit volledig onderschreef. Wat schetst mijn verbazing dat er een derde weg wordt voorgesteld die daar ten enen male niet op lijkt. Er komt eventueel een gemaal vroeger dan nodig. Er wordt nog wel getracht het Gedempt Tij ++ te realiseren, maar er is nog geen geld voor. Wij vonden dit niet in de lijn liggen van eerdere uitspraken. Wij onderschrijven dan ook de motie van de Partij van de Arbeid om het op die andere manier uit te voeren. De vergadering wordt geschorst. De VOORZITTER: Ik stel vast dat alle woordvoerders in de zaal zijn. De vergadering is heropend en het woord is aan de heer Bleker.
15
VERGADERING VAN 14 MAART 2007 De heer BLEKER (gedeputeerde): Voorzitter, van mevrouw Bos heb ik begrepen dat wij reeds meer dan tien jaar in de Staten spreken over de Watervisie Lauwersmeer en het debat in eerste termijn tot nu toe heeft mij de overtuiging gegeven dat 2007 niet het allerlaatste jaar zal zijn dat daarover wordt gesproken. Toch is het College van mening dat er dit jaar een belangrijke stap in de besluitvorming gezet moet worden al was het maar omdat er een moment komt waarop het Provinciaal Omgevingsplan aan snee komt en wij ook in dat verband een visie zouden moeten hebben als Provinciale Staten. Voorzitter, voor de verandering zou ik willen beginnen met de motie ingediend door de Partij van de Arbeid om ook meteen even de positie van ons College na alle brieven, communicatie, commissie, enzovoorts, kort en actueel samen te vatten. Het College van Gedeputeerde Staten was, is en blijft van opvatting dat de invoering van Gedempt Tij ++ onder de bikkelharde voorwaarden die in onze brief van 14-12-2006 zijn genoemd, uiteindelijk het beste is voor de ontwikkeling van het Lauwersmeergebied, zowel als het gaat om ecologie, recreatie, enzovoorts, en dat, als aan die strikte, bikkelharde voorwaarden wordt voldaan, ook andere belangen niet geschaad hoeven te worden. Om die reden blijven wij ons in al het bestuurlijk werk inspannen in de richting van dat Gedempt Tij ++ onder die strikte voorwaarden en onder de conditie dat die voorwaarden ook ingevuld kunnen worden. Mochten die voorwaarden niet ingevuld kunnen worden, is het standpunt van het College dat het Gedempt Tij ++ niet het gewenste eindbeeld is. De voorwaarden kent u. Het gaat om de verzilting, de landbouw en andere belangen. Indien die niet voldoende en toereikend kunnen worden beschermd, vervalt ook het door ons nu gewenst eindbeeld. Vooralsnog is dat ons gewenste eindbeeld en standpunt en dat is, meneer Haasken, een unaniem standpunt van het College van GS. We hebben ook maar vijf gedeputeerden en één commissaris en zo snel ben je het niet met elkaar oneens. De heer HAASKEN: Dat betekent feitelijk dat ik u nu de vraag stel die ook de heer Maarsingh bij herhaling in de eerste termijn heeft gesteld. Het betekent dus dat ook u bereid bent om € 380 miljoen te kunnen verantwoorden welk bedrag eerst bij de kiezer weggehaald moet worden. De heer BLEKER (gedeputeerde): De voorwaarden dienaangaande zijn geformuleerd in onze brief van 14-12-2006 en die voorwaarden impliceren dat het niet via de waterschapslasten op de rekening van de burger terecht komt. De heer HAASKEN: Of het geld nu via het Rijk, de opcenten of de waterschapslasten worden opgehaald ... het gaat in alle gevallen om geld van de burger. De heer BLEKER (gedeputeerde): Het gaat inderdaad om gemeenschapsgeld in Nederland opgehaald bij ongeveer 16 miljoen belastingbetalers. Wij vinden de ontwikkeling van het Lauwersmeergebied ecologisch en toeristisch-recreatief gediend door het Gedempt Tij ++ als aan die harde voorwaarden wordt voldaan en wij maken dan de afweging zoals zojuist aangegeven. Mevrouw BOS: Voorzitter, mag ik nog even een vraag stellen over de verwarring waar wij nog steeds in verkeren? U spreekt dus over die harde voorwaarden. Die hielden ook in dat het Rijk verantwoordelijk was, ook voor de financiering. Maar in de laatste brief noemt u ook andere financiers en dat vind ik dan wel een teken ... De heer BLEKER (gedeputeerde): Ik heb tot nu toe slechts één van mijn acht punten naar voren gebracht. Er is dus een gerede kans dat dit punt van u nog wel aan de orde komt. Het tweede punt. De brief van nu en iets over de feiten. De heer Haasken heeft het volledig bij het goede eind in het debatje met de heer Blom waar het gaat om de meerkosten. De € 380 miljoen is het extra investeringsbedrag dat nodig is voor het realiseren voor het Gedempt Tij ++. Alle maatregelen daarin benoemd zijn maatregelen die nodig zijn voor het gedempte tij en het veilig houden van ons gebied op het niveau van WB21. Voor die WB21-investeringen is € 30 miljoen nodig en dat bedrag is hier op nul gesteld want dat zit gewoon in de planning. Wil je nu de veiligheid op dat niveau houden plus de natuurdoelen bereiken via het Gedempt Tij ++, spreek je over € 380 miljoen. Wil je alleen de veiligheid op niveau houden, heb je die € 380 miljoen niet nodig. Wil je de natuurdoelen behouden en ook de veiligheid die je ook had met € 30 miljoen, heb je dus € 380 miljoen nodig. De heer BLOM: Wil dat dan ook zeggen dat het grote gemaal in Lauwersoog in uw ogen ook niet nodig is?
16
VERGADERING VAN 14 MAART 2007 De heer BLEKER (gedeputeerde): Het grote gemaal in Lauwersoog is nodig als je de kaden niet op NAP +2 meter wilt bij het Gedempt Tij ++, maar op bijvoorbeeld NAP +1 meter, hetgeen door velen wordt bepleit vanwege de landschappelijk nadelige effecten van die hoge kaden. Dan gaan wij dus werken met het gemaal in de variant Gedempt Tij ++ met lagere kaden, waarbij het veiligheidsniveau blijft op het niveau van WB21. Lagere kaden, plus de natuurdoelen met behoud van de veiligheid vergt in dit geval € 470 miljoen. De heer ZORGE: Voor de duidelijkheid: dat bedrag van € 380 miljoen is inclusief het gemaal? De heer BLEKER (gedeputeerde): Het bedrag van € 380 miljoen is inclusief de gemalen Dokkumer Nieuwe Zijlen en Electra, het opwaarderen van die gemalen om de afstroom en veiligheid te garanderen. De € 475 miljoen betekent lagere kaden en een turbogemaal op Lauwersoog. Bij dit bedrag heb je alles: zout, natuur, veiligheid en afstroom en lage kaden. Dit is de meest luxe variant, de Mercedes. De gemaalcapaciteit. Mevrouw Bos had het niet bij het juiste eind als het gaat om de gemaalcapaciteit van het grote gemaal bij Lauwersoog. Het is namelijk zo dat de gemaalcapaciteit bij Lauwersoog gelijk moet zijn aan de gemaalcapaciteit bij Dokkumer Nieuwe Zijlen en Electra. Als je die gelijk hebt, heb je ook de afstroom van het achterliggende gebied gegarandeerd. Daarom is die 190 3 m /sec heb je daar nodig en dat is de optelsom van de gemalen Dokkumer Nieuwe Zijlen en Electra. Dat waren de feiten, voorzitter. Mevrouw BOS: Heb je dan die natuur er ook al bij? Daar ging het om .. De heer BLEKER (gedeputeerde): Ik kom nu bij de natuur en het voorstel dat wij nu doen. Wij hebben de afgelopen twee weken hard gewerkt en veel overleg gevoerd. Ik heb overleg gevoerd met de ambtelijke vertegenwoordigers van beide ministeries en afgelopen vrijdagmiddag hebben we in Leeuwarden overleg gevoerd als BOWL-partijen, i.c. de twee provincies, de twee waterschappen en vertegenwoordigers van de twee ministeries. Het is goed om de actuele positie van het ministerie van LNV te schetsen, want hierover gaan allerlei geruchten de ronde, want de een spreekt met deze en de ander met gene. Welaan, het ministerie van LNV en in het vervolg daarvan het ministerie van Verkeer en Waterstaat, heeft ons als regionale partijen vorige week duidelijk gemaakt dat er geen inspanning zal worden gepleegd van de zijde van die ministeries om financiële middelen in de orde van grootte als waarover wordt gesproken bij het Gedempt Tij, beschikbaar te krijgen. De afweging aldaar is gemaakt dat de orde van grootte van dat bedrag op een ministeriële begroting, de rijksbegroting, a) niet haalbaar is in de komende jaren en b) zij op dit moment ook andere ecologische doelen hoger inschatten en meer prioriteit geven en daarom niet tot zo’n bedrag voor het Lauwersmeergebied kunnen komen. Dat is het standpunt dat ons afgelopen maandag en vrijdag ons is gemeld. De heer HAVINGA: Dan komt er dus ook geld beschikbaar voor het zogenaamde turbogemaal? De heer BLEKER (gedeputeerde): Dat is punt twee. Het tweede standpunt van LNV is – dat heeft betrekking op de Natura 2000-doelstellingen en ook op de doelstellingen in de Kaderrichtlijn Water – dat bij de vaststelling van de Natura 2000-doelstellingen van het Lauwersmeergebied men niet meer uitgaat van het gedempt tij, omdat men dat niet haalbaar acht en dat de natuurdoelen aangepast zullen worden aan een haalbare variant. Punt drie is dat de ministeries van LNV en Rijkswaterstaat van oordeel zijn dat het vervroegd (in 2015) realiseren van een gemaal natuurdoelen dient doordat daarmee veiligheid wordt gecreëerd en ruimere marges worden geschapen om te fluctueren met peilen, inclusief de inlaat van zout water. Een gemaal op de achterhand geeft je immers meer vrijheid en mogelijkheden om peilverhoging in bepaalde delen van het jaar toe te laten en te fluctueren. Het vierde punt is dat er is gezegd dat omdat zo’n gemaal in 2015 of eerder natuurdoelen naar het oordeel van LNV en Rijkswaterstaat kan dienen bij een adequaat beheer door de beheerder – in dit geval het waterschap – zij bereid zijn om in de investering substantieel bij te dragen aan de realisatie van het gemaal. Dat is de situatie die wij vorige week hebben bereikt met de beide departementen. Dat is ook in het BOWL afgelopen vrijdagmiddag bevestigd. De heer ZORGE: Mag ik hierover een vraag stellen? Gedeputeerde heeft het over de beheerder en noemt het waterschap. Gaat deze dan ook over de natuurdoelen? Volgens mij gaat het dan om een andere beheerder.
17
VERGADERING VAN 14 MAART 2007 De heer BLEKER (gedeputeerde): Ja, ik had dit wat duidelijker moeten zeggen, maar het gaat om de waterbeheerder, namelijk degene die aan de knoppen zit bij het gemaal. Als het gemaal er is, moet ook de maximale bereidheid bestaan bij de waterbeheerder om het waterbeheer ook daadwerkelijk volop in te zetten in overleg met de natuurbeheerder voor het realiseren van ecologische doelen. De VOORZITTER: Ik wil nu toch een opmerking maken. Dit is een debat met heel veel spelers. Het is niet ongebruikelijk dat in een debat fracties woordvoerders aanwijzen en dat dit de eersten zijn in het debat. Ik verzoek u enige beperking aan te brengen, want anders wordt het een heel lang debat. De heer ZORGE: Dit zal mijn laatste vraag zijn, voorzitter. Kan de gedeputeerde nog iets naders zeggen over de substantiële bijdrage? De heer BLEKER (gedeputeerde): Nee, dat gaat te ver. Ik kan u wel zeggen dat wij gezamenlijk vrijdagmiddag hebben besloten dat de regionale partijen en de rijkspartijen in mei aanstaande zover willen zijn dat er een eerste ‘go-besluit’, handelend over het vervroegd realiseren van een gemaal, op de agenda staat. Dat betekent ook dat de rijkspartijen de maanden maart, april en de eerste helft van mei zullen benutten om duidelijkheid en zekerheid te bieden waar het gaat om hun bijdrage. Overigens kan ik u over dat overleg van vrijdag melden dat het Wetterskip Fryslân en de provincie Friesland zich nog nader op hun standpunt zullen beraden, gelet op de complexe situatie die nu is ontstaan in verband met de natuurdoelen en de investeringsbijdrage van de rijksoverheid, enzovoorts. Dat zal in deze kring gebeuren. De eerste signalen vanuit het waterschap Noorderzijlvest zijn dat zij dit een eerste stap op een begaanbare route beschouwen voor de komende maanden. De heer HAASKEN: Waarom is men op dit punt in Friesland alsnog terughoudend? Heeft dat te maken met het spelen met zout water? Waar heeft het mee te maken? De heer BLEKER (gedeputeerde): Daarop is het antwoord ‘ja’. Overigens geldt ook voor ons dat bij het spelen met peilen en zout water de voorwaarden waar het gaat om de effecten op de omgeving dezelfde zijn als bij gedempt tij. Ook die zullen gewaarborgd moeten zijn. Voorzitter, dan kom ik nu bij het punt hoe verder. Wij kunnen de motie ingediend door de Partij van de Arbeid, overnemen, omdat onze inzet is en blijft het boeken van winst voor natuur in het besef dat wij geen consensus bij de relevante partijen hebben over het eindbeeld en dat we ook geen positief besluit kunnen verwachten van LNV en Rijkswaterstaat als het gaat om de financiën voor het realiseren van ons eindbeeld. Gelet op ons standpunt ten aanzien van het gewenste eindbeeld vind ik dat wij alles op alles moeten zetten om niet een impasse te laten ontstaan waardoor er niets gebeurd, maar om een maatregel te realiseren die altijd goed is en dat is dat gemaal en b) aanzienlijk meer ruimte biedt hetgeen straks in de praktijk beproefd zal worden door de waterbeheerder en de natuurbeheerder, hoe je met periodieke verhoging van peilen en de inlaat van zout water toch milieuwinst kunt boeken. Daarom kunnen wij die motie overnemen in het besef dat onze inzet, zoals wij afgelopen weken hebben gepleegd, ook die intentie uiteindelijk dient. Er hebben velen gesproken en velen hebben ook over hetzelfde gesproken – en dat is ook maar gelukkig – en ik heb de indruk dat de beantwoording van het College voldoende is geweest. De heer HAASKEN: Voorzitter, is het mogelijk dat wij even schorsen? De VOORZITTER: Goed. Wij schorsen voor 10 minuten. De vergadering is geschorst. De VOORZITTER: De vergadering is heropend. Het woord is aan mevrouw Drees. Mevrouw DREES: Voorzitter, in de eerste termijn hebben wij GS opgeroepen om actiever aan de planvorming te gaan werken. Ik heb gemerkt dat deze opmerking volstrekt overbodig was en dat trek ik dan ook terug. Ik heb in de koffiepauze gemerkt dat er toch nog een vraag lag naar aanleiding van onze bijdrage in de eerste termijn, namelijk dat wij niet duidelijk genoeg hebben gezegd dat wij natuurlijk wel voor dat gemaal zijn. Dat onderdeel zit zowel in de Gedempt Tij ++ -variant als in de derde weg. Op zich zijn wij er wel voor, maar wij vinden het heel belangrijk, zoals D66 het beknopt heeft verwoord, dat het einddoel in zicht blijft en dat is, zoals wij ook in de motie hebben aangegeven, de variant Gedempt Tij ++. Met de motie willen wij toch graag een uitspraak vragen van deze Staten,
18
VERGADERING VAN 14 MAART 2007 zodat GS in de volgende periode op basis van deze politieke uitsprak aan de slag kunnen in alle onderhandelingen. Ik wil nog toevoegen dat er naar onze mening dringend behoefte is aan een consultatieronde voor de burgers en belanghebbenden. Alleen al voor ons is het moeilijk om te begrijpen waar het precies over gaat. Het verzoek aan GS is om hier verder aan te werken. De heer HOLLENGA: Betekent dit dat de PvdA-fractie zegt dat de motie die hier op tafel ligt, geen enkel beleidsgevolg heeft voor datgene wat er in de brief van acht of negen maart van het College wordt voorgesteld? Dat is van belang gezien de onderhandelingen en de discussie die al is gevoerd met partijen aan de andere kant van de provinciegrens. Wordt dit ook door de fractie van de PvdA ondersteund? Of zegt u dat de motie ertoe leidt dat het College eigenlijk terug moet komen op hetgeen zij in die brief van negen maart heeft gezegd en dat zij dus iets anders moet gaan doen? Mevrouw DREES: Gedeputeerde Bleker heeft duidelijk aangegeven dat de onderhandelingen op dit moment een mogelijke stap is naar Gedempt Tij ++, maar hij heeft ook al in de commissie aangegeven dat het wel eens bij deze stap zou kunnen blijven en dat Friesland daar veel voor voelt. In die situatie steunt de PvdA-fractie GS in de onderhandelingen van dit moment en acht het ook goed om GS een uitspraak van de Staten mee te geven om het einddoel in zicht te houden. De heer HAASKEN: Mevrouw Drees, u heeft ook gehoord dat het Rijk heeft aangegeven financieel niet te willen participeren in het verhaal GT ++. Hoe denkt de Partij van de Arbeid dit op te lossen? Mevrouw DREES: Ik zou willen voorstellen dat de volgende Staten zich daarover buigen. Ik begrijp dat er in mei al meer bekend is over de onderhandelingen ... De heer HAASKEN: Maar u roept ons nu op met een motie om ons te stellen achter het verhaal GT ++. Daar zit een financieel plaatje achter en nu is bekend dat het Rijk zich er niet verantwoordelijk voor zal voelen. Het Rijk staat ook niet meer achter de betreffende doelstellingen. Dan is mijn vraag hoe de Statenfractie van de PvdA dit probleem wil oplossen. Dat kunnen wij niet doorschuiven naar de volgende Statenperiode, want dan zouden we die motie ook door moeten schuiven. Mevrouw DREES: Ik heb de heer Bleker een en ander toch heel wat minder stellig horen formuleren dan hetgeen u nu zegt. Ik begreep van hem dat hij in gesprek was met het Rijk over die bijdrage van het Rijk. In dat gesprek denk ik dat het goed is dat er een politieke uitspraak van de Staten ligt over de gewenste uitkomst van dat gesprek. Als de doelstellingen Natura 2000 gepubliceerd zijn in de tweede tranche zullen wij er alsnog op reageren. De heer HAASKEN: U loopt er nu voor weg, want de heer Bleker heeft nadrukkelijk aangegeven dat noch LNV, noch Rijkswaterstaat zich financieel zullen gaan inspannen voor het verhaal GT ++. Mevrouw DREES: Maar ook dan blijft er toch een autonome besluitvorming van deze Staten!? De heer HAASKEN: De vraag is dan ook aan u hoe u, als u ons blijft oproepen in een motie om het verhaal GT ++ te gaan realiseren, dat financiële gat denkt te gaan oplossen? De heer MOORLAG: Ik begrijp niet zo goed waarom de heer Haasken dit zo verabsoluteert. Ik heb begrepen dat de heer Bleker afgelopen vrijdag een gesprek op het departement heeft gehad. Ik kan mij voorstellen dat bij een zo verstrekkend voorstel de Tweede Kamer of de vaste kamercommissie er zich nog over moet uitspreken. Om nu te concluderen dat er een aard- en nagelvast besluit in Den Haag is genomen, is volgens mij een veel te absolute voorstelling van zaken. De heer HAASKEN: Dat was toch wel de boodschap waarmee de heer Bleker is teruggekomen en daar worden wij nu mee geconfronteerd en dus blijft de vraag overeind. De VOORZITTER: U blijft zoeken naar het antwoord, hè? Ik geef het woord aan de heer Van Dam. De heer VAN DAM: Voorzitter, allereerst dank voor de uitgebreide informatie van gedeputeerde Bleker. De informatie en de onderbouwing – ik onderstreep dat laatste – van de brief die we hebben gekregen van de gedeputeerde, versterkt onze bijdrage in de eerste termijn. Ik denk dat dit qua visie en cijfermatige onderbouwing het standpunt van de CDA-fractie onderstreept. De gedeputeerde heeft ook een goed inzicht gegeven in het hele krachtenveld water en natuur.
19
VERGADERING VAN 14 MAART 2007 Ik denk dat het goed is om dit op ons in te laten werken, want daar gaan we in deze Staten niet alleen over, want er zijn andere partijen bij betrokken. Dat heeft geresulteerd in een realistische visie van dit College om veiligheid voorop te stellen en te waarborgen en dan te kijken of wij ook nog de natuurdoelen die wij voor dit gebied van belang achten – natuur als doel in zichzelf, maar natuur ook voor recreatie en economie – kunnen maximaliseren en vorm en gestalte kunnen geven. Daarvoor geeft de laatste brief van het College een opening, een mogelijkheid om dat te doen. Als je dan kijkt naar de motie, zou ik willen stellen dat wij het College de nodige ruimte moeten geven. Ik wil voorts zeggen dat die consultatieronde weliswaar sympathiek klinkt, maar dat, als je kijkt naar wat er nu al op tafel ligt aan onderzoek en wat er in de voorlichtingsbijeenkomsten aan informatie aan de orde is geweest en in de hoorzitting – in de commissie bleek dat partijen er een verschillende uitleg aan geven – het de vraag is of een consultatieronde wel nodig is. Ik vind het wat paternalistisch om elke keer hier te roepen dat de burger het niet heeft begrepen. Ik denk dat die burger, zeker in het Lauwersmeergebied, heel goed heeft begrepen wat een groot gemaal daar betekent. Voorzitter, de motie. Zoals de gedeputeerde al heeft aangegeven kan hij die overnemen, omdat het hem mogelijkheden geeft om aan die natuurdoelen te werken. Voor ons echter is die motie overbodig en het is niet de gewoonte van de CDA-fractie om overbodige moties te ondersteunen. De heer HAASKEN: De VVD ondersteunt de inhoud van de brief waar deze betrekking heeft op het vervroegd bouwen van het gemaal, maar niet met betrekking tot het standpunt GT ++. Wij vinden het onbegrijpelijk om dat verhaal door te willen zetten, terwijl het Rijk duidelijk heeft aangegeven financieel niet te willen participeren in het nastreven van de doelstellingen die horen bij GT ++. Ik vind het nog verbazingwekkender dat GS er toch nog achter blijven staan, terwijl afgelopen maandagavond ook nog eens is aangegeven door de verantwoordelijke gedeputeerde, de heer Bleker, in de besprekingen ten aanzien van de collegeonderhandelingen, niet te willen gaan voor lastenverzwaringen. Daar hebben we het echter wel over als we praten over het verhaal GT ++, want er dient wel € 380 miljoen van de belastingbetaler te worden opgehaald voor die andere vorm van natuur. Voorzitter, we hebben hier een bestaand natuurgebied en we zitten midden in de successie van dat gebied en ik vind het echt geld ‘verjubelen’ als we nu ineens naar een ander model gaan. Het volgende programmapunt is armoedebeleid. Ik kan dat echt niet uitleggen. Mevrouw BOS: Voorzitter. Mijn dank gaat uit voor de beantwoording van onze gedeputeerde. Ik wil een paar zaken aan de orde stelen. Als eerste de motie. U sprak over ‘bikkelharde’ voorwaarden, maar in die motie staat wel “indien nodig, meer tijd te nemen dan tot de zomer van 2007.” U heeft dat dus overgenomen en ik neem aan dat u denkt: ik doe mijn best en als het niet lukt, neem ik iets meer tijd. De heer BLEKER (gedeputeerde): In het algemeen is dat wel een pragmatische opstelling die mij aanspreekt. Mevrouw BOS: O.K. Ik wil hier toch even duidelijkheid over, want het is belangrijk. Ik had u wat vragen gesteld en om opheldering gevraagd. Nog steeds zit ik er mee. In mei geeft LNV duidelijkheid over de financiering en hoe hoog die dan wordt. Echter, in die tweede brief staan nog steeds andere financiers en daar heb ik nog weinig over gehoord. Het lijkt me anders dan de bedoeling was en ik zou er graag wat meer uitleg over horen, want ik heb nog niet precies begrepen hoe het zit. Mijn andere vragen zijn wel min of meer beantwoord. Waar het eigenlijk op neer komt is dat de Gedempt Tij ++-variant in wezen wordt verlaten. Deze variant wordt wel met de mond beleden, maar de praktijk is anders. Groningers lopen straks rond met het idee dat er een gemaal komt, terwijl de hoop blijft bestaan dat er getijdenwerking in het Lauwersmeer komt. De Friezen echter denken dat we er een gemaal gaan neerzetten vanuit de verwachting dat het gedempte tij toch lekker niet doorgaat. Wij blijven dat een vreemde zaak vinden. Wat ik ook gek vindt is dat LNV er zo maar mee akkoord gaat dat er geen geld is. Je kunt je ook voorstellen dat dit geld niet direct beschikbaar is, maar gefaseerd vrij komt. Er zijn allerlei mogelijkheden. Daarbij komt dat er nog dat er Europese verplichtingen bestaan. We lezen allemaal wel eens dat Nederland weer op de kop krijgt als we ergens niet aan hebben voldaan. Denk aan de nitraatrichtlijn, maar er zijn nog wel meer richtlijnen waarvoor dit opgaat. Het is misschien ook wel een kwestie van moeten. Ik ben heel benieuwd hoe LNV hiermee om gaat. Ik weet niet of u er meer over weet. Ik heb nog een vraag met betrekking tot de natuurdoelen. Hoe kan LNV bij wat er nu gebeurt met de natuurdoelen, dit zelf verantwoorden? Tot nu toe zijn er ambtelijke gesprekken gevoerd, maar wat de betreffende ambtenaren te berde hebben gebracht is nogal wat.
20
VERGADERING VAN 14 MAART 2007 Op basis waarvan worden eigenlijk hier besluiten genomen? Ik vraag mij af of de Staten daar iets van zien. Het is vreemd dat dit via mondelinge afspraken verloopt, terwijl wij als Staten die een besluit moeten nemen, hierover helemaal niets van LNV horen. Hoe moeten we daar mee omgaan? Eigenlijk komt het erop neer dat we een beetje gaan spelen met de inlaat van zout water, want het moet nog een beetje lijken op de Gedempt Tij ++ -variant. Wij zouden dat de motor van de Mercedes kunnen noemen, maar – en dit zeg ik in de richting van de PvdA en de VVD – misschien wordt er in de toekomst nog wel eens anders over deze zaken gedacht en dan kunnen we er een mooie carrosserie omheen zetten. Toch wil ik nog benadrukken dat ons einddoel een GT ++ -variant blijft en gerust kan gesteld worden: dit wordt vervolgd. De heer STEVENS: Wij hebben al gezegd dat wij het standpunt van het College sympathiek vinden omdat er tijd wordt gekocht, de optie voor het Gedempt Tij ++ open blijft en op dit moment een concrete stap gezet kan worden die ook natuurdoelen dichter bij brengt. Het is nu niet haalbaar en betaalbaar om gedempt tij in te voeren, maar misschien later wel. Weliswaar heeft het College gezegd dat zij de motie kan steunen, evenals het CDA vinden wij de motie overbodig en zullen hem daarom niet steunen. De heer BLOM: Ik kan er verder kort over zijn, maar ik heb nog wel een vraag over dat aanpassen van die natuurdoelen. Hoe moeten we dat voor ons zien? Worden ineens de Vogelhabitatrichtlijn en de doelstellingen uit Natura 2000 veranderd om een haalbare variant te kunnen krijgen? Verder ben ik nieuwsgierig naar wat de gedeputeerde bedoelt met een substantiële rijksbijdrage aan dat nieuwe gemaal. Hoe substantieel is dat eigenlijk? Voorts wil ik opmerken dat mij in de discussie opvalt dat (we) praten alsof dat geld nu ineens op tafel moet komen, terwijl het gaat om een lange periode. Het is helemaal niet zo dat er nu opeens € 380 miljoen op tafel moet komen. Tot slot. De SP-fracties van Groningen en Friesland zijn altijd al voor een groot gemaal in het Lauwersmeer geweest. Dank u. De heer DE VEY MESTDAGH: Ook wij hebben samen met GroenLinks enige twijfel over in hoeverre zaken in het algemeen gemakkelijk met de mond worden beleden, terwijl zij vervolgens verzanden. De twijfel over realisatie van het eindbeeld deel ik met GroenLinks. Ook wij vinden de motie belangrijk om hier te bespreken en er over te stemmen, omdat wij het belangrijk vinden dat de Staten hierover een duidelijk oordeel uitspreken. Het merkwaardige feit doet zich nu voor dat het College de motie heeft overgenomen en de ChristenUnie en het CDA daarin hebben gelezen dat het College de motie overbodig heeft verklaard, maar dat heb ik het College niet horen zeggen. Ten aanzien van de motie zelf heb ik nog een opmerking. De maximale beleidsinspanning die van het College wordt verwacht ten aanzien van het Gedempt Tij ++, moet natuurlijk in alle richtingen plaatsvinden. Dat moet naar alle overheden gaan, maar ook naar Europa en ook richting de burgers plaatsvinden. Dat moge duidelijk zijn als je spreekt over maximale inspanning. Het gaat ook om inspanning in financiële zin. We hebben het in dit geval over natuurdoelen, die niet alleen maar nationaal van belang zijn, maar ook internationaal en Europees van belang zijn. Ik kan mij heel goed voorstellen dat die inspanningen richting Europa ook nog wat opleveren. Mevrouw HOEKZEMA: Ons standpunt is en blijft hetzelfde en ik heb daarom geen behoefte er nog iets aan toe te voegen. De heer BLEKER (gedeputeerde): Om meteen over de motie te beginnen: het College meet zich geen oordeel aan over wanneer een motie overbodig dan wel niet overbodig zou zijn. Wij vinden een oordeel daarover echt tot de Staten behoren. Wij hebben in de eerste termijn aangegeven wat ons standpunt over de motie is, namelijk wij zijn genegen om de motie over te nemen. Mevrouw BOS: Toch geloof ik dat ik de heer Bleker wel eens in het verleden heb horen zeggen: “Deze motie vinden wij overbodig.” Misschien betrof het wel een motie van GroenLinks. De heer BLEKER (gedeputeerde): Ja, maar volgens mij was dat nog in de situatie dat GS nog deel uitmaakten van de Staten. Mevrouw BOS: Nee, nee ...
21
VERGADERING VAN 14 MAART 2007 De heer BLEKER (gedeputeerde): Oh, dan ben ik op dit punt niet geheel consistent. Dat geef ik dan toe. Dat mevrouw Bos mij op het laatste moment nog ...tja. Ik heb nog wel een ander hoogtepunt beleefd met mevrouw Bos en daar zullen we het straks nog even over hebben. De Natura 2000-doelstellingen. Het ministerie van LNV heeft op ons verzoek de bepaling van de Natura 2000-doelstellingen naar de tweede helft van dit jaar verschoven. Zoals u weet is die discussie voor een aantal gebieden volop gaande, maar omdat wij hier nog een discussie moesten voeren over de Watervisie Lauwersmeer is op ons verzoek besloten dat niet eerst de doelstellingen moeten worden vastgelegd voordat de technische, financiële en waterhuishoudkundige haalbaarheid van het bereiken van die doelstellingen wat nader is verkend. In het recent gevoerde overleg heeft LNV aangegeven dat zij bij de bepaling van de doelstelling in het komende half jaar – dat was al gepland – uit zullen gaan van de uitkomst die het overleg in mei zal opleveren. Dat betekent dat zij de doelstellingen aanpassen aan wat voor de komende vijftien tot twintig jaar het waterhuishoudkundig beheer in het gebied mogelijk maakt. Dat is heel verstandig van de Nederlandse staat, omdat de Europese Unie de Nederlandse staat kan aanspreken op het realiseren van doelen en niets is fouter dan het formuleren van doelen waarbij je je niet hebt afgevraagd of ze ook realiseerbaar zijn. Dat brengt bij voorbaat de problemen met zich mee. Overigens is LNV van mening dat met inzet van een gemaal op Lauwersoog met een maximale bereidheid van de waterbeheerder om samen met de natuurbeheerder een natuur georiënteerd waterbeheer te voeren, er bepaald natuurwinst in het Lauwersmeer kan worden geboekt, omdat door grotere veiligheidsmarges in geval van een gemaal meer risico toelaatbaar is bij het verhogen en hoog houden van het peil en het binnen laten van zout water. Je kunt het correctiemechanisme van het gemaal van de ene minuut op de andere aanzetten. Vanuit die achtergrond heeft LNV in het laatste overleg gezegd dat zij bereid zijn om over een financiële bijdrage voor dat gemaal mee te denken, maar dan wel onder de voorwaarde dat met de investering en het beheer natuurdoelen zijn gediend. Andere financiers. We verkeren sinds enkele weken in een andere situatie. Eerst een impasse en nu een situatie waarin partijen zich heroriënteren en rijkspartijen die zich geheroriënteerd hebben en over financiële mogelijkheden spreken. Het gaat nu niet aan om in deze Statenvergadering daarover allerlei uitspraken te doen waar dat toe zou kunnen leiden. Het ministerie van LNV, mevrouw Bos, is weleens aanwezig op een symposium, maar voor het overige moet u het over wat wij in het overleg met LNV bespreken, van ons als College hebben en de minister in Den Haag legt verantwoording af in de Kamer. De voorzitter kan niet de directeur of de directeur-generaal uitnodigen om zijn visie te geven. Tot slot, ik heb nooit kunnen bevroeden dat op de laatste Statenvergadering mevrouw Bos en ik nog te spreken zouden komen over een Mercedes. Heerlijk! De beraadslaging wordt gesloten. De VOORZITTER: Ik stel voor over te gaan tot stemming. Het was inderdaad zo dat de heer Bleker namens het College heeft gezegd dat de motie zou kunnen worden overgenomen. De procedure bij overname is dat de Staten daarmee moeten instemmen. Daarover hebben twee fractie inmiddels een opvatting kenbaar gemaakt. De fractie van de Partij van de Arbeid heeft gevraagd om stemming en ik ga niet over op de procedure van overneming, maar over op de procedure van stemming over de motie. In stemming komt de motie 1 ingediend door de PvdA, D66, GroenLinks, SP, en de PvhN. Motie 1 wordt bij handopsteking aangenomen. Tegen deze motie hebben gestemd de fracties van het CDA, de ChristenUnie en de VVD. De VOORZITTER: Met inachtneming van de motie ligt er nog de brief van 9 maart 2007. Daarin staat een standpunt van GS en daarin is duidelijk gemaakt welke elementen van de brief van 14 december 2006 overeind blijven en welke in een nieuwe context moeten worden gezien. Ik neem aan dat u die brief voor kennisgeving kunt aannemen, hetgeen in dit geval betekent dat langs de aangegeven lijn geopereerd kan worden. Zonder stemming wordt de brief van GS van 9 maart 2007 voor kennisgeving aangenomen. A.3 a. b.
22
Armoedebeleid Verslag van bevindingen Rapportagecommissie Armoedebeleid E-mail van de heer E. van den Bergh van de Stichting voor vluchtelingenstudenten UAF
VERGADERING VAN 14 MAART 2007 c.
Reactie van Gedeputeerde Staten op het Verslag van bevindingen van de Rapportagecommissie Armoedebeleid
De VOORZITTER: De discussie in de rapportage zoals deze voorligt, gaat natuurlijk uiteindelijk in concluderende zin over de pagina’s 13, 14 en 15, want daar worden de concrete suggesties als zodanig gedaan. Ik kijk even naar de heer De Bruijne. Wil hij vooraf nog iets opmerken over het rapport of kunnen wij overgaan tot behandeling? De heer DE BRUIJNE: Voorzitter, dat lijkt mij niet. Er is in twee commissies over gesproken. Ik stel voor dat wij gewoon met de behandeling beginnen. De VOORZITTER: Goed. Het woord is aan mevrouw Mansveld. De beraadslaging wordt geopend. Mevrouw MANSVELD: Voorzitter, mijn fractie heeft bij de Algemene Beschouwingen gepleit voor de instelling van een Statenwerkgroep Armoede, juist omdat wij het niet wilden laten bij algemene afkeuring van armoede in Nederland en louter boe-, foei- en schandegeroep over het beleid van anderen. Wij vinden dat wij onszelf de ambitie moeten stellen om te onderzoeken of wij vanuit de provincie een bijdrage kunnen leveren aan het voorkomen en bestrijden van armoede. Kortom: hoe kan de provincie de daad bij het woord voegen? Voor nu ligt het verslag van bevindingen van de rapportagecommissie Armoedebeleid. De werkgroep heeft veel werk verricht, er liggen concrete aanbevelingen en er ligt een eerste reactie van Gedeputeerde Staten. Allereerst zal ik wat zeggen over de inhoud van het rapport, later kom ik terug op de rol van de provincie. In de rapportage staan welgeteld negentien aanbevelingen, en allemaal zijn ze belangrijk. Toch wil mijn fractie nadrukkelijk een aantal van deze aanbevelingen onderstrepen. De eerste slaan op preventie. Hoog op de lijst staat dat in mijn fractie, want onderwijs en werk zijn belangrijk in de strijd tegen armoede en armoede moet op de agenda, op scholen en in lespakketten. Jong leren hoe je moet omgaan met geld is belangrijk. Ook moet er een aansluiting komen van armoedebeleid op jeugdzorgbeleid... Mevrouw BOON: Voorzitter, ik hoor het niet allemaal even goed. Mevrouw MANSVELD: Ik zal nog duidelijker praten. Ook vindt mijn fractie dat er een aansluiting moet komen van armoedebeleid op jeugdzorgbeleid, waar het onder andere gaat om de multiproblemgezinnen. Armoedebeleid moet ingevoegd worden in gebiedsgericht welzijnsbeleid, samen met gemeenten en lokaal, want daar moet het gebeuren, bij gezinnen, in buurten en in wijken. Het zeer negatieve effect van armoede is sociale uitsluiting. Geen geld voor verjaardagen, Sinterklaas, familiebezoek en voor kinderen geen deelname aan sport, cultuur of schoolreisjes moet worden vermeden. Hier kunnen provinciale projecten provinciebreed een belangrijk verschil maken. Zoals een regionale stichting leergeld om te voorkomen dat schoolgaande jeugd van minima wordt buitengesloten van sociaal-maatschappelijke activiteiten op en rond de school. Ook willen wij graag goed onderzocht hebben welke mogelijkheden er zijn voor een provinciale OV-kortingspas voor een aantal groepen Groningers en welke financiële consequenties aan mogelijke keuzes zijn verbonden. Het verslag biedt vele handvatten om het armoedebeleid in de provincie Groningen te actualiseren en te optimaliseren. Dan bedoel ik het verslag van GS, de evaluatie. De evaluatie Armoedebeleid van GS laat zien dat steun aan cliëntenorganisaties en belangenorganisaties niet het gewenste effect opleveren, maar dat het juist de concrete projecten zijn, gericht op diegenen die het betreft, die een succes zijn. Sprekende voorbeelden zijn het TELI-project en het project Thuisadministratie van Humanitas. Een concreet en nieuw project is het KISV-project. Dat is een computerprogramma waar alle regelingen waar minima van gebruik kunnen maken in Nederland per gemeente zijn ingevoerd. Dit programma wordt maandelijks geactualiseerd. Er worden vrijwilligers opgeleid die voor bijvoorbeeld gezinnen met een laag inkomen onder andere het recht op en de hoogte van zorgtoeslag, huurtoeslag, kinderopvangtoeslag en bijzondere bijstand kunnen berekenen. Ter informatie: 20% van de mensen die daar recht op hebben, maken daar namelijk op dit moment geen gebruik van. Dit programma zou ter beschikking kunnen worden gesteld aan Humanitas, de Arme Kant en andere instellingen. En de provincie Groningen zou scholing van vrijwilligers door onze provincie kunnen faciliteren. Dit alles gezegd hebbende, vindt mijn fractie dat de komende vier jaar in totaal € 2 miljoen vrijgemaakt zou moeten worden voor armoedebeleid in de vorm van het provinciale fonds Armoedebestrijding. En, bij een projectmatige aanpak hoort monitoring van effecten en van trends.
23
VERGADERING VAN 14 MAART 2007 Een tweejaarlijkse provinciale armoedemonitor is dan ook belangrijk, want meten is weten. Mijn fractie vindt dat het voorliggende rapport uitwerking behoeft onder die voorwaarden – en dan kom ik op de rol van de provincie – dat wij geen taken en verantwoordelijkheden overnemen van Rijk of gemeente. De uitwerking dient te zijn gericht op gemeenteoverstijgende initiatieven, bij voorkeur in samenwerking met de VGG, de Vereniging van Groninger Gemeenten. Wij vinden het dan ook een goed idee dat het College in zijn brief heeft aangegeven dat het in gesprek wil met deze gemeenten. Wij zien graag uiterlijk in een commissie Welzijn van september aanstaande een uitvoeringsplan tegemoet, waarin de aanbevelingen zijn uitgewerkt en er een financieel plaatje bij wordt geleverd, zodat wij hier voor de begroting van 2008 over kunnen spreken en armoedebeleid dus wordt overgedragen aan de volgende Staten. Graag vernemen wij de reactie van de gedeputeerde op dit uitvoeringsplan. Mijn fractie is in elk geval bereid om stevig aan de bak te gaan om armoede in Groningen een flinke slag toe te brengen. Mevrouw VAN KLEEF: Voorzitter, een half jaar geleden is statenbreed hard en intensief gewerkt om de armoede in de provincie goed in beeld te krijgen. Het resultaat is een gedegen rapport, dat niet alleen interessant is voor de provincie, maar ook voor de gemeentelijke en landelijke overheid. Het CDA hecht er dan ook aan om dit rapport onder de aandacht te brengen van de overige overheden, gelet op de vele actiepunten voor met name de gemeenten. Het ging om omvang, oorzaken en vervolgens wat te doen aan de armoede. De provinciale taak hierin is marginaal, en dat betekent dat de provincie op dit terrein dan ook haar verantwoordelijkheid moet nemen. Juist door de oorzaken en omvang in beeld te krijgen, is de provinciale taak in dezen dan ook geschetst. Deze ligt voornamelijk op het terrein van ondersteuning en het ontwikkelen van voorwaarde scheppend beleid, en dat komt dan ook duidelijk naar voren in het rapport. Het CDA hecht eraan dat het provinciaal armoedebeleid niet op gespannen voet komt te staan met de verantwoordelijkheid van gemeenten. In de brief van het College vinden wij de aanbevelingen zoals ze gedaan zijn in het rapport helder terug en de invalshoek van het CDA, namelijk preventie en de zelfredzaamheid, vinden wij in grote lijnen terug in de brief van GS. Armoedebeleid is ook een speerpunt in het welzijnsbeleid 2005-2008 en het CDA is dan ook benieuwd wat er op dit punt momenteel wordt gedaan. Wij kunnen ons ook voorstellen dat na het verschijnen van dit rapport het genoemde speerpunt noch eens tegen het licht wordt gehouden. In het CMO-onderzoek is bijvoorbeeld aangetoond dat er gemeenten zijn die geen zicht hebben op de doelgroep van het armoedebeleid, behalve dan het bestand uit de bijstandsuitkeringen. Werkenden en zelfstandigen met een laag inkomen zijn niet in beeld. Het CDA roept het College dan ook op om binnen het gebiedsgericht werken dit dan ook mee te nemen in de gesprekken met de Groninger gemeenten. Als rode draad voor provinciaal armoedebeleid vindt het CDA het van belang dat er geïnvesteerd wordt in de zelfredzaamheid van mensen, in hun zelfbeeld. Dat lezen wij ook in het regeerakkoord van deze regering. Onder het kopje Inkomensbeleid in het nieuwe regeerakkoord staat onder punt 3: “De mogelijkheden voor gemeenten voor het voeren van een gericht armoedebeleid, schuldhulpverlening en inkomensondersteuning worden verruimd en waar mogelijk in samenhang met bevordering van arbeidsparticipatie. Voor gerichte ondersteuning van kwetsbare groepen komen extra middelen beschikbaar en bijzondere aandacht gaat uit naar chronisch zieken en gehandicapten. De tegemoetkoming voor buitengewone lasten wordt beter op hen toegesneden”. Deze afspraken in het regeerakkoord moeten er volgens het CDA aan toe bijdragen dat de financiële positie van de laagste inkomens verbeterd gaat worden. Het CDA vraagt het College dan ook om in de gesprekken met de Groninger gemeenten dit onderdeel van het regeerakkoord zo goed mogelijk te laten landen in de gemeenten. In het rapport staan een paar duidelijke oorzaken van armoede, onder andere de disbalans tussen inkomen en uitgaven en het niet gebruik van regelingen. Het niet gebruik van deze regelingen betekent dat er bij de gemeentelijke overheden veel geld onterecht op de plank blijft liggen. Het CDA ziet dan ook dat de provincie in haar rol als aanvullend op gemeentelijk beleid in overleg met de gemeenten nagaat om het niet gebruik tegen te gaan, wat hier voor nodig is en waar de oorzaken liggen. In dit kader is het ook van belang dat de gemeentelijke cliëntenraden sociale zekerheid voldoende en kwalitatief zijn toegerust, zodat zij hun taken ten behoeve van de cliënten goed kunnen uitvoeren. Daarnaast is het CDA er ook voorstander van dat de aanbevelingen welke betrekking hebben op thuisadministratie, preventie en vroegsignalering, stichting Leergeld, omgaan met geld en educatieve TVdoor het College worden overgenomen. Voorzitter, het armoederapport is geen vrijblijvend rapport. Het gaat om een zeer ernstige zaak, waarin de zelfstandigheid, de zelfredzaamheid en de eigenwaarde van mensen en gezinnen aan het wankelen is. Dit tij lijkt te keren als ook de provinciale overheid haar verantwoordelijkheid binnen haar mogelijkheden gaat nemen.
24
VERGADERING VAN 14 MAART 2007 Het CDA vraagt het College dan ook om het armoederapport nader uit te werken in een uitvoeringsprogramma, welke voor de begrotingsbehandeling aan de Staten kan worden voorgelegd. Ten slotte, voorzitter: armoede is een zeer complex probleem welke niet binnen afzienbare tijd is op te lossen. Door de tijd heen zien we steeds weer nieuwe oorzaken welke armoede veroorzaken. Voor de provincie is het van belang om de armoede integraal te benaderen, want de aanbevelingen uit het armoederapport beslaat vele provinciale beleidsterreinen. De gevolgen van armoede zijn enorm, met name de sociale uitsluiting en het niet meer mee kunnen doen in deze samenleving. Dat heeft een geweldige negatieve en vaak ook een depressieve uitwerking. Statenbreed hebben wij uitgesproken dat voedselbanken overbodig moeten worden en laat dat de missie worden van het nieuwe College en vertaald worden in het zojuist voorgestelde uitvoeringsprogramma, want dan hebben wij in de provincie Groningen een grote stap voorwaarts gezet. De heer HOFMAN: Dat is natuurlijk best handig gespeeld van de VVD, een maiden speech als afscheidsspeech. Je kunt het alleen maar goed doen. Als ik iets zeg wat de fractie niet bevalt, dan zeggen ze: “Morgen is hij toch weg!” en als ik iets zeg wat ze wel bevalt, zeggen ze: “Nou, daar hebben we goed over nagedacht!” Maar voor alle duidelijkheid, wij kennen geen fractiediscipline bij de VVD. Deze timing is volstrekt mijn eigen keuze. Voorzitter, over het armoedebeleid. Op 13 februari heeft professor Pellebarg van de faculteit Ruimtelijke Wetenschappen voor een damessociëteit een inleiding gehouden over ‘Er gaat niets boven Groningen’. Binnen de kortst mogelijke tijd zat hij natuurlijk op de economische ontwikkeling van Groningen en hij kwam tot de conclusie dat in Groningen veel te negatief gedacht wordt over de economische ontwikkelingen en dat armoede eigenlijk niet bestaat. Ex-minister Zalm maakt het nog groffer, nog duidelijker. Hij zei voor de nationale TV: “Nederland kent geen armoede”. Met beiden verschil ik van mening. Armoede is natuurlijk een relatief begrip. Als je zulke stellingen doet, dan vergelijk je dat bijvoorbeeld met armoede in Afrika of in Oost-Europa. Ik heb toevallig in de omstandigheid verkeerd dat ik er vierenhalf jaar op de Balkan en Oost-Europa van nabij kennis mee heb kunnen maken. Ik kan u verzekeren: armoede is daar anders, maar armoede bestaat hier ook. Het onderzoek kun je natuurlijk ter discussie stellen, maar het is en blijft een belevingsonderzoek. Zoals armoede hier beleefd wordt is het wel degelijk armoede voor degenen die dat ondergaan. De verslaggeefster van Eén Vandaag vroeg mij of ik armoede in één uitdrukking kon kwalificeren. Ik zei: “De mensen beleven het als uitzichtloos”. Nou zei ze, dat zullen we meenemen in de uitzending. Daar kwam dus niets van terecht, want zij vroeg mij vervolgens om een uitspraak te doen over de oorzaak van dat armoedebeleid. Ik denk dat je daarop een moeilijk punt komt en ik ben het volstrekt eens met de brief van het College waarin staat dat je je moet beperken tot je eigen rol en bevoegdheid en geen discussie moet voeren tussen diverse bestuurslagen en andere gremia, want dat doet het armoedebeleid alleen maar afbreuk. Je moet het over armoede zelf hebben. Ik heb met genoegen deelgenomen aan een niet-politieke commissie. Er zijn genoeg complimenten over uitgesproken, ik denk dat Pim de Bruijne – het verbaast mij dat hij zo rustig zit, want hij heeft zo veel veren in zijn achterwerk gestoken gekregen dat het denk ik lastig moet worden... Maar ik ben het wel met al die complimenten eens. Het was een niet-politieke commissie die op een zakelijke wijze binnen de gestelde tijd getracht heeft om een duidelijk beeld over armoedebeleid of armoede in Groningen te krijgen. Die commissie is tot unanieme conclusies gekomen. Unanieme conclusies onderschrijf ik van harte. Het is een goed geschetst probleem, er is niet alleen maar op beleving onderzocht, maar er is ook statistisch waardevolle informatie van het CMO op tafel gekomen. En er zijn opmerkelijke reacties van degenen die eigenlijk spontaan massaal gereageerd hebben op de vraag van de provincie aan te geven hoe men armoede beleeft. Al die mails, al die brieven heb ik gelezen en ik kan alleen maar tot de conclusie komen dat er echt sprake is van armoede. Ik ga niet alle aanbevelingen van de commissie herhalen, ze staan in een keurig en genuanceerd rapport. Ik wil er twee uithalen. Eén heel algemene, want iedere oplossing voor armoede – iedere politieke partij zal dat bevestigen – is natuurlijk het creëren van meer werk en banen. In dat verband pleit ik voor het in gang zetten van een moderne ontwikkeling gericht op het ontwikkelen van de werkgelegenheid in Groningen zelf. Ik zie dat in de Noordelijke Ontwikkelings As. Gelukkig wordt die gedachte verder uitgebouwd. Ik denk met veel plezier terug aan een interview dat de heer Jaspers ooit in een andere functie - ik dacht anderhalf jaar geleden met het Dagblad van het Noorden - is afgenomen, waarin hij zich uitsprak voor deze Noordelijke Ontwikkelings As en waarin hij de periferie van de toekomst in Nederland in het westen van dit land neerlegde. Het was mij uit het hart gegrepen. Ik denk dat een economie zich globaal ontwikkelt. Ik denk dat Europa een speler is in een globale economie. Ik denk dat het ontwikkelen van samenwerking binnen euro-regio’s – dus bijvoorbeeld in oostelijke richting met een soortgelijk gebied zoals hier in Noord-Nederland – kansen biedt die direct
25
VERGADERING VAN 14 MAART 2007 op de werkgelegenheid van Groningen betrekking hebben. Dat zou dus mede kunnen leiden tot het vinden van oplossingen voor meer werk en dus minder armoede. Een andere ontwikkeling die in het rapport gemeld staat en die als welzijnsontwikkeling genoemd wordt, is de buurtontwikkeling. Buurtontwikkeling heeft tegenwoordig op nationaal niveau aandacht gekregen, zeer veel aandacht zelfs. Ik word niet moe van het propageren van een rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, ik ben een enorme fan van Winsemius. Dat rapport heet ‘Vertrouwen in de buurt’. Het was mij op 20 februari een genoegen om te constateren dat de evaluatie van de buurtontwikkeling in G6 eigenlijk naadloos past in het rapport van de WRR. Het heeft mij verbaasd dat er niet eerder een link gelegd is tussen een wetenschappelijk rapport dat zich toch over heel Nederland uitstrekt, en het project in de G6. Ik moet de provincie en mevrouw Mulder een compliment maken voor die G6-ontwikkeling. Daar is een opmerking bij. Die G6-aanpak gaat niet ver genoeg. Het rapport ‘Vertrouwen in de buurt’ zegt: geef uiteindelijk een deel van de macht en het vertrouwen terug aan de buurt. Ik denk dat men in de toekomstige ontwikkeling daarin verder zou moeten gaan. Ik ga het niet uitleggen, want het staat allemaal keurig in dat rapport vermeld. Iedereen kan het lezen. Ik denk dat daar ook meer de preventieve kant van het voorkomen van armoede gezocht moet worden: het ontwikkelen van die buurt, het luisteren naar wat de buurt zegt, het plaatsen van die mening naast een politieke mening en het creëren van een soort vertegenwoordiging die er nu nog niet is in de gemeente. Dat heft – denk ik – mede de anonimiteit op. Het biedt de mogelijkheid om mensen die gezamenlijk zo’n probleem beleven met elkaar te laten spreken, het biedt de mogelijkheid om ingewikkelde administratieve procedures kort te sluiten en het is dus een moderne ontwikkeling van de politiek – het zou aardig bij D66 passen, maar dat soort ontwikkelingen heb ik ze nog niet horen uitspreken – waar ik een sterk voorstander van ben. Wat willen we niet? We willen geen tweedeling in de maatschappij, niet aan de onderkant en niet aan de bovenkant. Dat betekent dat je je af kunt vragen of de reden van de armoede, het niveau wel hoog genoeg is. En ik denk dat je daar best serieus naar mag kijken. Het is alleen geen taak van de provincie, maar ik denk dat er wel serieus naar gekeken mag worden. Ik ben een groot tegenstander van de graaicultuur. Ik denk dat dit zo vanzelfsprekend geworden is, dat het niet meer past in deze maatschappij. Dat is een van de medeoorzaken van armoede, want geestelijke armoede en een afstand, een klassenmaatschappij creëren, past niet in Nederland. Nog een kleine, lichtelijk kritische opmerking over de provincie. Als de energielasten stijgen, zijn dat onbeheersbare autonoom stijgende kostenposten op gezinsniveau. Ook al ben je maar voor 5 of 6% medeaandeelhouder ervan, het is toch merkwaardig dat dit gebeurt en aan de andere kant dat je je sterk maakt voor het verbeteren van de isolatie van koop- en huurwoningen. Het lijkt met elkaar in tegenstelling. Het minste wat je zou kunnen doen, is dan eens een kritisch woord – ik heb begrepen dat dit gebeurd is in het verleden – uitspreken over die enorme bonus die aan meneer Boersma gegeven wordt. Ik geloof dat het gelijk staat aan het budget van armoedebestrijding voor een jaar. Ik denk dat dit dus geen goede zaak is. Ik denk dat het fonds zoals dat ingesteld wordt, wel een goede zaak is. Het is natuurlijk arbitrair om over de hoogte van het fonds te praten, maar in vergelijking met andere provincies is het wel degelijk een zinvol niveau. Ik vind dat een goede zaak. Ik vind ook een goede zaak dat gefocust wordt op de preventie van armoede en dat er een armoedemonitor komt. Ik zou willen afsluiten door te zeggen: stimuleer de buurtontwikkeling om verder te gaan. Bijna elke partij heeft sociale rechtvaardigheid in haar partijprincipes staan, wij ook. Er is in de visienota over vergrijzing de opmerking gemaakt door mevrouw Mulder – die wil ik graag herhalen –: “Wij gaan uit van een volwaardig bestaan voor iedere inwoner van Groningen”. Als je dat zegt, kun je ook heel goed zeggen dat wat Pellebarg zei, namelijk dat er niets boven Groningen gaat en dat willen wij graag zo houden. Dank u wel. De VOORZITTER: Dank u wel. Ik complimenteer u met uw maiden speech. Mevrouw STAVAST: Voorzitter. We praten al tien jaar over de Lauwersmeer, is net gezegd. Zes jaar geleden is hier in de provincie het onderwerp armoede op de agenda gekomen door een initiatiefvoorstel van GroenLinks en de PvdA. Het rapport ‘Armoede is...’ dat we nu bespreken, is de neerslag van een flink stuk werk van de rapportagecommissie, samengesteld uit leden van de commissie Welzijn, Cultuur en Sociaal Beleid onder – het is al eerder gezegd – stimulerend voorzitterschap van Pim de Bruijne. Graag wil ik Pim en de mensen van de griffie nogmaals hartelijk bedanken en mijn respect uitspreken voor hun werk. Ik ga veel bedankjes geven, want er is ook dank voor de organisaties die aan ons onderzoek hebben meegewerkt. Maar bovenal wil ik al die mensen bedanken die bereid zijn geweest en de moeite hebben genomen en ons het voordeel van de twijfel hebben gegeven door ons te informeren over hun persoonlijke ervaring met armoede en de beleving
26
VERGADERING VAN 14 MAART 2007 van hun situatie. Ook hier geldt nogmaals bedanken, want we hebben ons best gedaan iedereen per mail, per brief of persoonlijk te bedanken. Het werk van de commissie is zeker te omschrijven als een vorm van duaal werken. We hebben gemerkt hoe arbeidsintensief dat kan zijn en soms ook dat het nog wel wat onwennig is. Zo vind ik onze keus om ons te richten op concrete feiten, onder andere het CMO-onderzoek en/of veel ervaringsdeskundigheid, individuele mensen en betrokken maatschappelijke organisaties, die keus vind ik nog steeds een hele goede. Maar het was wijzer geweest als we de gemeenten als meest betrokken overheid bij het begin van ons werk van onze bedoelingen op de hoogte hadden gesteld, want ook GroenLinks wil niet treden in bevoegdheden en verantwoordelijkheden van gemeenten, dat lijkt me logisch. Het rapport bevat heel wat verzamelde informatie en een fors aantal aanbevelingen. Het is in twee commissies besproken en er is op korte termijn een reactie van het College van GS gekomen die valt samen te vatten als heel positief, maar nog weinig concreet. Dat het nog weinig concreet is, is volstrekt begrijpelijk. Er is weinig verlopen sinds de commissievergaderingen, het beoogde inzicht in de kosten die verschillende varianten van gratis OV – gratis voor de verschillende beoogde doelgroepen, maar het brengt kosten met zich mee – is nog niet beschikbaar. Wij hebben ons armoederapport ook inderdaad – zoals terecht door het College is opgemerkt – niet voorzien van een stevige financiële paragraaf. Anderzijds is de uitvoering een taak voor een nieuw College en wij veronderstellen dat het onderwerp aan de orde komt in een nieuw collegeprogramma, want er moet wel wat gebeuren. Er is al veel gezegd. GroenLinks sluit zich aan bij wat mevrouw Mansveld als speciale aandachtspunten heeft genoemd: preventie, belang van onderwijs dat aansluit op werk, belang van aansluiting met jeugdzorg, het belang – ook door meneer Hofman genoemd – van wijkgericht werken en vooral het belang van kinderen die niet meer in de verdrukking mogen komen dat ze al zijn en het project Leergeld kan helpen om in elk geval in de schoolomgeving volwaardig mee te doen. GroenLinks, het mag bekend zijn, is enthousiast over alle aanbevelingen. We hebben een aantal aanvullende suggesties gedaan. Een ervan betreft een financiële bijdrage van de provincie aan herstructuringsprojecten. Wij pleiten voor een extra isolatieslag die niet wordt doorberekend in de huur, met als doel de woonlasten voor mensen met lage inkomens te verminderen. Nu is ook de wereld van woningbouwverenigingen volop in beweging. Er zijn serieuze plannen om de maatschappelijke doelstellingen van die woningbouwverenigingen weer meer en ook een nieuwe inhoud te geven. Wij denken dat ons idee hier zeker bij kan worden betrokken. Met betrekking tot belangenbehartigingsorganisaties ligt ons accent net iets anders als dat al eerder besproken is. De evaluatie is teleurstellend. De brief van het College formuleert dat de toekomstige wijze van ondersteuning en de wederzijdse verwachtingen hierbij, bij de financiering van belangenorganisaties, nadrukkelijk aandachtspunt zullen zijn. Onze mening is dat als een evaluatie oplevert dat het op deze manier niet werkt, je dan naar andere manieren kunt zoeken om het wel te laten werken, want wij zijn overtuigd van het belang van organisaties om hun eigen belangen te behartigen. Onze nieuwe regering houdt zich uiteraard met het armoedevraagstuk bezig. Met grote interesse hebben we het regeerakkoord op dit onderdeel gelezen. Er wordt stevig ingezet op scholing en werk. Er wordt gezocht naar een vorm van financiële steun voor vrijwilligers en mantelzorgers, het is ook door het CDA genoemd. GroenLinks is daar blij mee, maar omdat wij niet zeker kunnen zijn dat dit onze hele beoogde doelgroep uit de armoede haalt, hebben we behoefte een conclusie van ons onderzoek door te geven aan regering en parlement. Daarmee vervullen we de provinciale taak van het doorgeven van signalen. Daarvoor dienen wij de volgende motie in. De VOORZITTER: Mevrouw Stavast stelt de volgende motie voor: “Provinciale Staten van Groningen in vergadering bijeen op 14 maart 2007, in aanmerking nemende: -
het werk van de onderzoek- en rapportagecommissie Armoede en het daarop gebaseerde rapport met de titel "Armoede is ..."; dat de gehanteerde definitie van armoede de vraag omvat of mensen voldoende middelen en mogelijkheden hebben om deel te kunnen nemen aan de samenleving; de vele schriftelijke reacties van inwoners van Groningen die in armoede leven; dat veel mensen beschrijven hoe zij te kampen hebben met te weinig geld; dat de vaste lasten (m.b.t. wonen, energie, water en verzekeringen) de laatste jaren een toenemend deel van het minimumbudget in beslag nemen;
zijn van mening dat:
27
VERGADERING VAN 14 MAART 2007 -
sociale uitsluiting moet worden voorkomen en bestreden; het minimumniveau van diverse uitkeringen, waaronder die op grond van de Wet Werk en Bijstand en de Algemene Ouderdomswet, onvoldoende is om deze sociale uitsluiting te voorkomen
verzoeken regering en parlement: wet- en regelgeving te ontwikkelen die het mogelijk maakt dat mensen die niet of onvoldoende in staat zijn inkomen via arbeid te verwerven, volwaardig mee kunnen doen in de samenleving en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door mevrouw Stavast en mede ondertekend door de heer Zanen en mevrouw Bulk. De motie maakt deel uit van de beraadslaging nadat ik er nummer 1 aan heb toegekend, zal worden vermenigvuldigd en gaat dan verder mee in het beraad. Mevrouw STAVAST: Ons is gebleken dat mensen die ontzettend secuur, creatief en verantwoordelijk met heel weinig geld omgaan, mensen die de mogelijkheden van de wetgeving kennen en benutten en dus niet bijdragen aan onderbenutting, dat het dan op een gegeven moment toch ophoudt. Natuurlijk moet er een schuldregeling of budgettering worden ingevoerd als er te veel geld wordt uitgegeven, maar mensen die langdurig op een minimumuitkering zijn aangewezen wordt een stuk plezier in het leven ontnomen doordat er altijd maar weer iets niet kan. Een voorbeeld is de AOW. Vaak wordt gezegd dat de nieuwe ouderen ook rijke ouderen zijn. Dat klopt als je naast je AOW een goede pensioenvoorziening hebt, maar precies hier in Groningen hebben veel mensen jarenlang geen werk gehad. Onze motie formuleert een simpele constatering ten tijde van ons onderzoek en het is een uitdaging en een bijdrage aan het werk van de nieuwe regering. Bij ons bezoek aan Brussel heb ik een openbare bibliotheek bezocht en gekeken welke sociale tijdschriften er in België zijn. Ik vond een artikel waaruit bleek dat ook in België armoede een koppig probleem is. De titel van dat artikel luidde: “Goed anti-armoedebeleid is een zaak van durvers”. Ik voeg daaraan toe: “en een zaak van doorzetters”. Ik hoop dat we de inzet en het tempo van de commissie en van de gedeputeerde vast kunnen houden, zodat onze goede aanbevelingen werkelijkheid worden. Aan de slag! De VOORZITTER: Ik stel voor dat wij nu gaan pauzeren. Ik moet dat doen, de heer Hilverts het spijt mij, maar ik moet vandaag echt heel goed kijken hoe ik dat allemaal doe, omdat wij natuurlijk ook vanwege het afscheid rekening hebben gehouden met een bijzonder programma. De vergadering is geschorst van 12.50 uur tot 14.10 uur. De heer HILVERTS: Veurzitter. Zie kunn’n zich baide nog redd’n doar in het leutje hoeske achter ’t diek. Vele Groningers hebben de rapportagecommissie van advies gediend en er zijn vele Groningers die zich niet meer kunnen redden in een huisje, en daarover gaan we vanmiddag verder praten. De Groningers hebben de rapportagecommissie van advies gediend, ze hebben aangegeven tegen welke problemen ze aanlopen. De schriftelijke reacties en de gesprekken hebben mij persoonlijk geraakt. Nu is het aan de overheid, aan gemeenten, Rijk en waar het kan ook aan de provincie zaak om het beleid zo op te zetten dat de financieel zwakkeren in onze provincie geholpen worden. Om dit alles in kaart te brengen, is er hard gewerkt. Veel dank aan de griffie. We hebben nogal wat van ze gevraagd. Maar ook met het College en de voorzitter van de rapportagecommissie hebben we goed en plezierig samengewerkt, maar ook de gedrevenheid en volgens mij ook de grote eensgezindheid in de rapportagecommissie heb ik als bijzonder plezierig ervaren. De ChristenUnie-fractie kan zich vinden in de aanbevelingen zoals die op blz. 13, 14 en 15 worden genoemd. Mijn fractie wil nog even reageren op de reactie van het College op het rapport. Hierin schrijven GS dat gemeenten niet direct betrokken zijn geweest bij de totstandkoming van het rapport. Dat is juist. Maar, voorzitter, de rapportagecommissie heeft aan de Colleges van B&W en de gemeenteraden van alle 25 Groninger gemeenten het rapport toegezonden. De ChristenUnie-fractie is dan ook verheugd dat het College met de gemeenten in gesprek wil gaan over de armoedebestrijding in onze provincie. De resultaten van de gesprekken zien wij met belangstelling terug in de commissie. Het nieuwe College van GS willen wij vragen aan de slag te gaan met de aanbevelingen. De voorstellen van het nieuwe College ziet mijn fractie met belangstelling tegemoet in de nieuwe Staten. Dank u wel.
28
VERGADERING VAN 14 MAART 2007 Mevrouw BULK: Voorzitter, het verslag van bevindingen van de provincie Groningen waar wij het hier over hebben, heeft als resultaat onder andere dat wij nu met geschreven woord erkennen dat er armoede is in de provincie en dat wij enigszins weten wat het inhoudt en dat armoede op de agenda van het provinciaal bestuur staat. Dat zijn op zich al belangrijke stappen. Dat wij als provincie tussen het Rijk en de gemeenten in zitten en eigenlijk weinig kunnen doen in de uitvoering, is een feit. Dan is het toch knap dat in zo’n rapport zo veel aanbevelingen kunnen staan. Ik zou er ook lang op in kunnen gaan, maar ik zal mij beperken tot een aantal zaken die wij van belang achten. Mede door dit rapport kunnen wij constateren dat het creëren van banen natuurlijk belangrijk is, maar wij hebben ook gemerkt dat er veel mensen zijn die een baan hebben, maar toch in armoede leven. Meer werk is een oplossing voor velen, maar niet voor allen en dat moeten wij altijd in gedachte houden. Complexe financiële problemen drukken een groot stempel op het leven van alledag, niet alleen omdat men moet zorgen dat er eten komt en er een dak boven het hoofd blijft, maar omdat het sociale isolement dreigt of er al is. Deze zorgen drukken ook een geestelijk stempel op het geheel, het vergt veel. Er zijn verschillen per gemeente in uitvoering van de Wet Werk en Bijstand. Het KISVproject dat mevrouw Mansveld voorstelde, zien wij dan ook als een goed initiatief om in elk geval ook aan de gebruikers van bijvoorbeeld bijzondere bijstand een vergelijkingsmogelijkheid te bieden. Wij zijn er niet alleen als mensen hun schulden kunnen afbetalen, wij moeten er tegelijk ook voor zorgen dat mensen geen nieuwe schulden moeten kunnen aangaan, de zogenaamde preventiekant. Dat is lastig in een maatschappij waar nieuwe spullen van de buren gemakkelijk tot onverantwoord koopgedrag leidt, waar reclames tot aanschaf verleiden en waar lenen erg gemakkelijk wordt gemaakt. Het enige wat wij als provincie op dit gebied kunnen doen, is ervoor zorgen dat men zich bewust is van wat er gebeurt als men leningen aangaat. Daarom verwachten wij veel van het onderwijspakket dat de provincie kan gaan ontwikkelen. Voorzitter, op een voorstel wil ik wat verder ingaan en wel op het gebied van het OV. De voorstellen die de armoedecommissie doet voor OV, namelijk als de OV-chipcard er komt mensen die in armoede leven een reductie te geven, zijn voor ons een mogelijke stap. Het is een manier om zonder te veel ambtelijke rompslomp iets te kunnen doen, maar er kleven ook nadelen aan, want het duurt wel tot 1 januari 2009 voordat de chipcard er komt en de reductie ingevoerd zou kunnen worden. En waarschijnlijk mag het niet volgens de regels van de Wet Werk en Bijstand. Misschien dat er in de toekomst wat dat betreft verandering in komt. De reactie van het College in de commissie Economie en Mobiliteit was behoorlijk negatief. Gedeputeerde Bleker stelde dat het voorstel € 10 miljoen zou gaan kosten en dat het minder duur zou zijn als wij een vast bedrag van € 50 zouden geven. Maar dan kost het nog steeds € 2 miljoen per jaar. Wij vonden dat een teleurstellende reactie en bovendien, dit laatste voorstel ging niet gepaard met enig enthousiasme. Voorzitter, waarschijnlijk weet iedereen dat wij sinds de invoering van het gratis OV in Hasselt al pleiten voor gratis OV in Nederland. Nu zijn er in Nederland al her en der experimenten met gratis OV, veelal met goede resultaten. Voordat nu iedereen iets roept – maar blijkbaar is iedereen ingesukkeld na de warme lunch – weten wij natuurlijk dat gratis niet echt gratis is. Natuurlijk zal de belastingbetaler er voor moeten betalen. Toen het in Hasselt ingevoerd werd, werd er tegelijk een enquête gehouden waar ook automobilisten aan meededen, met als vraag: “Als u nu ongeveer 115 gulden extra belasting zou moeten betalen en dat dan het OV overal in België gratis zou kunnen zijn, wilt u dat dan?” Negentig procent van de geënquêteerden was toen voorstander. Nederland is België niet, het zou waarschijnlijk meer kosten en wij rekenen nu in euro’s. Maar misschien zouden wij het toch eens aan de Nederlanders moeten vragen. Voorzitter, wij hadden natuurlijk gehoopt dat het College alle aanbevelingen direct over zou nemen. Dat is niet gebeurd, maar ook wel voorspelbaar, want het zal aan het nieuwe College zijn om dit te doen. Sommige van deze aanbevelingen zijn snel uitvoerbaar, zoals bijvoorbeeld het lesprogramma, waar ik het eerder al over had. Andere kosten meer tijd. Wij zullen dan ook moeten afwachten wat het nieuwe College met de aanbevelingen gaat doen, maar een uitvoeringsnotitie later dit jaar, zoals de PvdA vroeg – in september bijvoorbeeld – kunnen wij nu al vragen. Ook kunnen wij nu al de motie van GroenLinks steunen, want u weet ook: de SP pleit al jaren voor het verhogen van de uitkeringen. Voorzitter, ik heb de eer gehad deel uit te maken van de armoedecommissie. Het was mij een eer, niet alleen om dat daar veel en goed werk is verricht, waarvoor de voorzitter van de commissie de heer De Bruijne en de griffie te danken zijn, maar ook omdat deze commissie contact heeft gelegd met de mensen waar het over gaat. Wij hebben niet alleen veel papier verwerkt, maar wij hebben de wereld achter dat papier getroffen, en dat bracht ons veel. Ik hoop dat het resultaat niet is dat wij nu alleen maar meer papier hebben gemaakt, maar dat er ook iets uitkomt en dat de nieuwe Staten en het nieuwe College deze werkwijze als voorbeeld zullen voortzetten.
29
VERGADERING VAN 14 MAART 2007 Mevrouw DEINUM: Voorzitter, de rapportagecommissie armoedebeleid heeft goed werk geleverd. In het verslag van de bevindingen van de rapportagecommissie, waarin alle partijen in deze Staten vertegenwoordigd waren – het werd zo-even al een apolitieke commissie genoemd – is dat uitgebreid te lezen. Naast het rapport van het Centrum van Maatschappelijke Ondersteuning en de evaluatie van het armoedebeleid van de provincie – want die twee zaken heb je allebei ook nodig – is voor D66 de grote winst van dit hele verhaal dat Statenleden zelf actief mensen gevraagd hebben naar hun ervaringen met armoede, om die op papier of in de mail te zetten. Nog belangijker is het dat wij zelf als Statenleden het Provinciehuis achter ons hebben gelaten en naar de mensen en instanties toe zijn gegaan om van henzelf te horen wat zij in de dagelijkse praktijk met armoede meemaken, waar zij tegenaan lopen en hoe zij zelf denken wat daaraan te verbeteren valt en wat de provincie daar dan eventueel in kan betekenen. Ik denk dat dit een voorbeeld is voor de komende periode, want je leest telkens in de krant: “Statenleden moeten meer naar de mensen toe”. Nu, dat is in dit geval gebeurd, dus ik denk dat het een heel goed voorbeeld geweest is. Dat gesprek met mensen, waar ik zelf bij aanwezig geweest ben, heeft mijzelf in elk geval extra stof tot nadenken gegeven. Armoede is geen enkelvoudig eenduidig probleem dat wij zo maar even hier met elkaar oplossen. Dat maken deze interviews ons wel duidelijk. Mensen zijn voor D66 niet gelijk, maar wel gelijkwaardig. Mensen zijn verschillend en wij willen dat de overheid ruimte laat voor deze verschillen, maar wij streven naar economische zelfstandigheid voor zo veel mogelijk mensen. En wij vinden het vanzelfsprekend om de welvaart met elkaar te delen. Wij willen dat zo veel mogelijk mensen echt meedoen in het maatschappelijke en economische proces, want daar worden wij allemaal met elkaar beter van. Maar voor mensen die zichzelf door wat voor omstandigheden ook niet kunnen redden, dragen wij een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Dit zijn in het kort een aantal uitgangspunten die wij als D66 zullen betrekken bij de praktische uitvoering van de aanbevelingen. Maar allereerst wil ik toch wijzen op de rol van de provincie ten opzichte van de gemeenten, want met alle goede bedoelingen van ons als Staten met het instellen van deze rapportagecommissie en het beleid dat daaruit voort gaat komen, vindt D66 dat wij ervoor moeten waken dat de gemeenten in onze provincie, die zelf vaak al jaren een gemeentelijk minimabeleid voeren, dit beleid niet doorkruist zien door nieuwe provinciale initiatieven, initiatieven die niet met hen afgestemd zijn, of nog beter, samen met hen ontwikkeld zijn. Signalen uit het veld die wij kregen, wijzen erop dat dit gevoel bij sommige en misschien wel meerdere gemeenten leeft. De gemeente is en blijft voor D66 de overheid die het dichtst bij de burger staat. Lokaal wat lokaal kan en gemeenten kennen hun inwoners het beste. Als het goed is, dan moeten de inwoners hun gemeente ook goed weten te vinden. Waar dat niet zo is... – ik kan mij zo voorstellen dat wat mevrouw Mansveld gedaan heeft, misschien een heel goede ondersteuning kan zijn, want het is wel een aandachtspunt. Veel mensen weten nog niet de regelingen te vinden waar ze eventueel gebruik van zouden kunnen maken. Een inventarisatie van wat gemeenten doen op het gebied van armoedebestrijding en minimabeleid ontbreekt dus in deze rapportage. Het zou volgens ons goed zijn om als provincie de vraag eens bij de VGG neer te leggen of zo’n inventarisatie voor de Groningse gemeenten van belang is, misschien ook als benchmark voor het eigen gemeentelijk beleid, maar ook voor de provincie bij de uitwerking van de aanbevelingen. Wij pleiten als D66 in elk geval voor een grotere rol van de gemeenten bij de invulling van het provinciaal armoedebeleid in het vervolgtraject. Dan versterken wij elkaar in plaats van met alle goede bedoelingen van dien langs elkaar heen te werken of elkaar op de tenen te trappen. Dat is zeker niet in het belang van de mensen waar het om gaat. De brief met de reactie van het huidige College van GS op dit rapport geeft ook wat dat betreft dit aan. Zij willen de samenwerking met gemeenten en dat moet een voortdurend punt van aandacht. En of een nieuw College in zijn samenstelling nu over links of over rechts gaat, wij willen nu al meegeven dat dit voor D66 een belangrijk punt is bij de uitwerking van de aanbevelingen in dit rapport. Voorzitter, dan de aanbevelingen zelf. In twee commissies is hier al uitvoerig over gepraat en ik zal mij beperken tot een paar opmerkingen die voor ons relevant zijn bij de uitwerking. Allereerst: zorg ervoor dat je de zaken waar wij als provincie zelf invloed op hebben of zeggenschap over hebben krachtig inzet. Daar moeten wij gewoon excellent in zijn. Om er een paar te noemen: jeugdzorg en een goede aansluiting daarop met gemeenten op het gebied van preventie. Hoe voorkom je dat zaken uit de hand lopen? Multiproblem-gezinnen. Zoals, zonder andere instanties tekort te willen doen, het Leger des Heils doet met het project Tien voor Toekomst. Een goede aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt, een punt waar D66 al jaren op hamert. Een goed economisch beleid in de provincie om de werkgelegenheid te stimuleren. Het gaat ons bij het uitwerken van de aanbevelingen om het bevorderen van de zelfredzaamheid en het zelfrespect van mensen. Er moet een goed vangnet zijn voor mensen die het op eigen kracht financieel, door wat voor persoonlijke omstandigheden (dan
30
VERGADERING VAN 14 MAART 2007 ook), niet redden. Er moet uitgezocht worden welke aanbevelingen praktisch het beste werken en dus het beste resultaat opleveren. Alsjeblieft geen uitgebreide beleidsnota’s en veel voorwaarden waar vrijwilligers dan weer aan moeten voldoen voordat zij in aanmerking komen voor subsidie. Een goede communicatie en voorlichting moet bij dit alles voorop staan, maar het moet vooral praktisch en resultaatgericht en in concrete projecten en uit de evaluatie van het provinciale armoedebeleid tussen 2004 en 2006 blijkt ook dat daar het meeste resultaat gehaald wordt. Voorzitter, onder het kopje ‘Provincie en maatschappelijke instellingen’ in dit verslag wordt naast het instellen van een fonds armoedebestrijding een aantal aanbevelingen gedaan. Wij vinden het als D66 van groot belang dat kinderen in groep 8 van de basisschool– dan zijn ze allemaal nog bij elkaar, dan heb je nog niet het verschil in al die scholen – voorlichting krijgen over budgetbeheer, al denk ik dat dit woord hen absoluut niets zegt. Maar op een speelse manier zelf leren en ervaren wat je nu wel of niet met je geld kunt doen. Als je voor het één kiest, kan meestal iets anders niet. Maar het gaat er ook om – en ik denk dat je daar in die voorlichting ook heel erg zou kunnen stimuleren – dat je weerbaar bent en dat je leert hoe moeilijk dat ook is om ook eens nee te durven zeggen of te kunnen zeggen. Ga als provincie in gesprek met het onderwijsveld over wat hier mogelijk is. Er zijn genoeg enthousiaste leerkrachten in Groningen die hier wel een mening over hebben hoe je dit het beste aan kunt pakken. En dan nog zo’n hot item: de vraag is OV gratis of niet, en voor wie en hoe. In de gemeente Pekela denkt men erover na – zo zag ik op TV Noord – of men jongeren die met het OV naar een MBO-opleiding in de Stad gaan en voor wie de reiskosten daarbij een groot bezwaar zijn om deze opleiding te volgen, in de reiskosten kan compenseren. Wij hebben zelf in de campagne voor de Statenverkiezingen met meerdere mensen gesproken die hier ook tegenaan lopen en ook met dit financiële probleem kampen en dan vervolgens niet genoeg geld overhouden om rond te komen of een jongere kiest voor een andere opleiding dan die welke hij eigenlijk heel graag zou willen doen, maar dichter bij huis. D66 vindt het van groot belang dat jongeren een opleiding kunnen volgen die bij hen past en waar zij later goed de kost mee kunnen verdienen. Wij vinden dit een belangrijk punt van aandacht dat bij de uitwerking meegenomen moet worden. Kijk eerst eens samen met gemeenten hoe groot dit probleem is en of daar ook op gemeentelijk of provinciaal gebied iets aan te doen is of dat het mogelijk is dat het provinciaal onderwijsfonds hier soelaas zou kunnen bieden. Voorzitter, dan mijn laatste punt daarover, te weten het TELI-project, het realiseren van energiebesparende projecten in bestaande sociale woningbouw dat dit najaar van start gaat. D66 bepleit hier nogmaals om uit te zoeken of het mogelijk is om bij mensen die in de schuldhulpverlening zitten met voorrand de huizen van deze energiebesparende maatregelen en van adviezen te voorzien. Dat zou snel dubbele winst opleveren, zowel voor de portemonnee als voor het milieu, want dan ben ik het toch even niet eens met de heer Hofman, die het alleen maar over geld had. Ik denk dat je dit niet alleen doet voor mensen, maar je doet het ook voor het milieu, dus het werkt dubbelop. Voorzitter, tot slot. Het huidige provinciale armoedebeleid loopt nog door tot en met 2008 hebben wij gezien in de brief die wij van het College gekregen hebben. Intussen is er vorige maand een nieuw kabinet gekomen dat zich meer wil richten op de bestrijding van de armoede en achterstand. Een nieuw College van GS zou dus alle tijd hebben om met de uitwerking van deze aanbevelingen te komen. Daar zou ik eigenlijk wel duidelijkheid over willen hebben van de gedeputeerde, want meerdere partijen hebben hier gezegd: “Volgend jaar moet dit uitgewerkt worden zodat dit in 2008 van start kan gaan”. Ik denk dat dit toch een onduidelijkheid is dat de speerpunt van het vorige beleid doorloopt tot en met 2008. Dat staat hier in de brief. Er staat verder niets anders bij. Dus daar zou ik graag duidelijkheid over willen hebben. Ik heb gezegd dat een nieuw College alle tijd heeft, maar ik denk dat wij als Staten hier met de bevindingen van deze rapportagecommissie wel de kaders gesteld hebben voor het beleid. Voor D66 is het van groot belang dat het hele verhaal niet bij woorden blijft, maar dat het echt omgezet wordt in daden en dat het bij dit alles niet over mensen gaat maar dat het samen met mensen is. Het is in het voortraject samen gedaan, in de uitwerking moeten wij het ook zo veel mogelijk samen doen. De motie van GroenLinks. Wij steunen deze motie. GroenLinks heeft een wezenlijk probleem aangesneden en wij willen, gezien de problematiek die mensen ervaren, dit signaal afgeven. Dank u wel. De heer ZANEN: Voorzitter, met veel genoegen heb ik deel uitgemaakt van de commissie van de Staten die zich met het armoedevraagstuk heeft bezig gehouden. De rapportage die daar vanuit hier op tafel is verschenen, spreekt voor zichzelf. Wij hebben nu ook een paar opmerkingen van het College van GS erbij liggen in een brief. Ik vind dat het een goede zaak is geweest dat wij daar mee bezig zijn geweest, dat wij het probleem armoede bij de kop hebben durven pakken en hebben durven zien dat dit een maatschappelijk vraagstuk is dat veel mensen ook in deze provincie toch raakt, die ermee te maken hebben. Dat alleen al is denk ik pure winst. Dat je vervolgens als provincie met name met de gemeenten om de tafel zult moet gaan om tot nadere afspraken te komen, lijkt mij voor de
31
VERGADERING VAN 14 MAART 2007 hand liggend. Daar zijn al die aanbevelingen goed voor. Niet om de gemeente iets voor te schrijven, maar wel om te kijken hoe je ook als provincie aanvullend op wat gemeenten doen, wat breder zelf te organiseren. Ik denk dat daarbij van belang is dat wij de zaak wel goed in de gaten houden met monitoring, met het CMO, dat dat zich doorzet, dat wij het zicht op de zaak als het ware goed weten te behouden. Ik wil nog drie kleine puntjes noemen. Het eerste is dat in die gesprekken met gemeenten ons inziens zeker ook de kwestie van de schuldhulpverlening aan de orde zal moeten komen, met name vanuit de kredietbanken. Een van de gesprekken die wij hebben gevoerd was met de kredietbank. Daar werd een opmerking gemaakt – en die wil ik hier toch ook even herhalen – over hoe het zit als straks de WMO tot ontplooiing komt, of het zo blijft dat gemeenten voldoende ruimte laten voor ons als kredietbank. Ik noem deze opmerking omdat ik ervaren heb dat van daaruit op een heel professionele wijze mensen met schuldproblemen werden gecoacht en werden begeleid, een goede zaak. Dan het tweede puntje. Uiteraard zien wij met belangstelling de uitwerkingsnotitie tegemoet zoals die hier door meerdere fracties is gevraagd voor dit najaar. Ten slotte wil ik, voorzitter, nadrukkelijk de motie zoals die voorligt van harte aanbevelen in uw aller aandacht en ik hoop dat wij daar met zijn allen achter kunnen gaan staan. Dank u wel. De VOORZITTER: Dank u wel. Ik heb even overleg gepleegd met de heer De Bruijne. De heer DE BRUIJNE: Voorzitter, ik constateer dat de vragen, maar met name de aanbevelingen vertaald zijn in de richting van het College. Het lijkt mij dat de gedeputeerde hierop zou kunnen reageren. Mevrouw MULDER (gedeputeerde): Voorzitter. Meestal als ik hier sta en het woord voer, begin ik om een thema of een agendapunt in te kaderen. Dat ga ik nu niet doen. Ik doe verslag van maandagmorgen, waar ik een werkbezoek en een huisbezoek heb gebracht bij twee jongeren in Nieuw-Pekela. Deze jongeren waren 19 en 21 jaar en in het kader van de agenda de Veenkoloniën en ons Waddenmodel Terugkeer naar school en het zoeken van werk voor deze jongeren was ik uitgenodigd om samen met een begeleider op pad te gaan. Ook voor een gedeputeerde is het af en toe goed om het veld in te gaan. Deze twee jongeren hadden een aantal zaken gemeen. a) Ze hadden geen werk; b) Ze hadden jaren geleden hun opleiding al niet afgemaakt, het was een VMBO-diploma dat zij niet hadden afgemaakt; c) Daarnaast waren ze met politie en justitie in aanraking geweest. d) Vervolgens hadden zij schulden en leefden bij één ouder die rond moest komen van een uitkering. Ik moest ook even denken aan dat liedje ‘Het is nog nooit zo donker west...’ Nu, als je deze dingen optelt, zou je kunnen zeggen: “Het is nog nooit zo donker west”. Maar deze jongeren, als je verder met hen in gesprek kwam, hadden toch een perspectief en een droom. Dat is het stukje licht waar ook wij met ons armoedebeleid op moeten inspringen. Ze hadden een beeld en ze hadden nog perspectief. De twee jongens hadden allebei een vriendinnetje, daar heb ik ook naar gevraagd, want dat is ook heel belangrijk voor jongeren, of ze een vriendinnetje hebben. Vervolgens gaven ze ook aan dat eigenlijk hun wens was om een baan te hebben, een opleiding te hebben en uiteindelijk ook een woonsituatie te kunnen creëren waarvan je kunt zeggen: “Het is een wooncarrière”. Ik denk gewoon dat wij ook niet een onderdeel van de problematiek moeten oppakken, maar dat er ook bijvoorbeeld voor deze jongeren arrangementen moeten komen waarin je ze op die vele fronten die ik net genoemd heb, perspectief moet bieden. Je kunt ook zien dat de problematiek rondom armoede – want ik moest wel aan dit thema dat vandaag op de agenda staat, denken toen ik terugkwam richting Provinciehuis – een heel breed thema is en dat het heel veel raakvlakken heeft. Ik kom nu terug op het rapport van de commissie. Ik wil in elk geval de rapportagecommissie hartelijk bedanken voor hun uitgebreide werkzaamheden die zij gedaan hebben en het uitgebreide verslag van bevindingen. De commissie heeft de aard en de omvang van de problematiek in kaart gebracht en dit heeft geleid tot die negentien aanbevelingen. Met de gegevens van het CMO, maar ook met het onlangs uitgegeven Sociaal Rapport gaat dit toch een aardig beeld geven en een vrij compleet beeld van hoe het er aan toegaat in Groningen als wij het hebben over armoede. Armoedebeleid heeft de afgelopen jaren ook op de agenda gestaan. Het is destijds opgezet als een soort groeimodel. Wij hadden toentertijd geen eenduidige oplossing en wij zagen al heel snel dat het heel breed was en heel veel raakvlakken had. Wij hebben toen gekozen voor een initiërende en ondersteunende rol, ook richting organisaties die zich op dit blak begeven. De evaluatie heeft uitgewezen dat met name projecten gericht op de doelgroep succesvol zijn geweest. Die komen voor een deel ook weer terug in die aanbevelingen. Ik denk aan projecten als het TELI-project,
32
VERGADERING VAN 14 MAART 2007 thuisadministratie bij Humanitas en de educatieve televisie waarin ook budgettering als educatief programma geboden wordt. Wij hebben natuurlijk ook gewerkt aan ons Waddenmodel, dus ook een soort spiraal doorbreken om uiteindelijk uit de problematiek van armoede te komen en met name de derde generatie werkelozen te zien voorkomen. Wij hebben geprobeerd in G6-verband om mensen inderdaad te laten participeren, een plek te geven en mee te doen in de buurt. Onlangs hebben wij dat geëvalueerd en het is inderdaad zo dat dit nog wel een tandje hoger kan en dat je eigenlijk zou moeten zeggen: “We moeten toe naar De Buurt De Baas”, niet om daar te domineren, maar met elkaar zinvol hun buurt terug te geven en daar een plek in te krijgen. Het budget was beperkt, dat weet eenieder hier ook. De problematiek kende vele raakvlakken. Voorzitter, armoedebeleid was aan herijking en herziening toe. Daar heeft u een grote bijdrage aan geleverd, in elk geval door al dat werk dat verzet is in gesprekken en de rapportage ervan. Wij onderschrijven het standpunt van de commissie dat ten aanzien van armoedebeleid de rol van het Rijk en de gemeente eerst goed bekeken moet worden en dat wij de zaken niet over moeten doen. Wij moeten het ook zeker niet doorkruisen. Wij zouden dus ook graag met die gemeenten in gesprek gaan. Wij hebben natuurlijk de VGG, maar wij hebben ook het gebiedsgericht werken als instrument om in contact te komen met de gemeente en te kijken wat wij kunnen doen als aanvulling. Wij zijn van mening dat begrippen als preventie, participatie – als omkering van uitsluiting, maar ik wil het positief benoemen – en duurzaamheid centraal zouden moeten staan bij het armoedebeleid. Wij zijn natuurlijk in afwachting van de extra middelen die gemeenten zullen krijgen en ook hetgeen wat woningcorporaties nu zullen opnemen met de middelen die zij toch voor de sociale component zullen moeten gaan ontwikkelen. Uitgangspunt is dat de benadering moet zijn: zo dicht mogelijk bij de mensen, zo veel mogelijk op lokaal niveau met maatwerk. Over het OV wil ik nog even wat kwijt. Het is een hoofdstuk waar goed naar gekeken moet worden en wat ook in die uitwerking meegenomen zal moeten worden. Maar ik wil ook aangeven dat wij met ons provinciaal studiefonds al veel hebben gedaan voor met name de 15/16-jarigen die niet in aanmerking komen voor de OV-kaart, maar jongeren die afstanden moeten afleggen naar het voortgezet onderwijs. Wij hebben daar altijd een ondersteuning in gegeven. Dat dit niet voldoende zal zijn en dat de pot langzamerhand ook uitgeput raakt en er veel beroep op wordt gedaan, is wel duidelijk geworden. Wij willen de aanbevelingen overnemen. Dat betekent eigenlijk dat wij willen gaan kijken hoe wij nieuw beleid kunnen opstellen met een plan van aanpak en een passend budget. De besluitvorming zal dan moeten plaatsvinden in de volgende collegeperiode, de nieuwe Staten zullen daar over gaan, maar ik zeg u hierbij toe dat de nieuwe Staten de uitwerking en aanbevelingen en het plan van aanpak, inclusief het financiële plaatje, in september tegemoet kunnen zien. Dank u wel. Mevrouw MANSVELD: Mijn fractie heeft geen behoefte aan een tweede termijn. Wel wil ik even reageren op de motie die voorligt. Hoe sympathiek de motie ook is, volwaardig mee kunnen doen in een samenleving willen wij tenslotte voor iedereen, zullen wij tegen de motie stemmen omdat het hier nu specifiek om armoede gaat en de motie vanuit het armoedeperspectief wordt ingediend en ik dan toch even wil citeren uit het regeerakkoord, waar staat dat de mogelijkheden voor gemeenten voor het voeren van een gericht armoedebeleid, schuldhulpverlening en inkomensondersteuning worden verruimd, waar mogelijk in samenhang met bevordering van arbeidsparticipatie voor gerichte ondersteuning van kwetsbare groepen komen extra middelen beschikbaar. Dat is de reden, dat gebeurt dus nu, dat staat in het regeerakkoord. Daar wordt hopelijk wet- en regelgeving op ontwikkeld. Daarom stemmen wij nu tegen de motie. Mevrouw VAN KLEEF-SCHRÖR: Voorzitter, wat betreft de motie kunnen wij aansluiten bij wat mevrouw Mansveld zegt. Ik heb het zelf in mijn bijdrage ook al genoemd, het citaat uit het regeerakkoord. In die zin vinden wij de motie momenteel overbodig. Verder, in de beantwoording van GS vinden wij dat GS tegemoet komen aan onze bijdrage. Ik wil nog wel benadrukken dat het ook bij de gemeenten niet inzichtelijk is wie de werkenden en zelfstandigen zijn, met een laag inkomen. Die zijn niet in beeld bij gemeenten, Dat moet wel meegenomen worden in gesprekken met gemeenten. De heer HOFMAN: Ik heb geen behoefte aan een tweede termijn, voorzitter. Ik wil tegen D66 nog zeggen dat als u mij kwalificeert als iemand die het alleen over geld heeft gehad, dan heeft u echt niet begrepen waar ik over gesproken heb. Ik heb sympathie voor de motie zoals die door D66 ingediend wordt, maar ik vind het te veel lijken op ‘het water is nat en de lucht is blauw’, ik vind haar overbodig. Ik denk dat er betere wegen zijn om duidelijk te maken hoe armoedebeleid kan worden verbeterd. Mevrouw STAVAST: Voorzitter, eigenlijk kan ik alleen maar herhalen wat ik in mijn bijdrage gezegd heb, maar omdat zowel CDA als PvdA citeren of refereren aan het regeerakkoord... het gedeelte dat
33
VERGADERING VAN 14 MAART 2007 voorgelezen is, is ons bekend en wij vinden dat het niet slaat op de situatie waar wij het nu over hebben. De heer HILVERTS: Voorzitter, dank voor de beantwoording. De ChristenUnie heeft geen behoefte aan een tweede termijn. Met betrekking tot de motie sluiten wij ons aan bij de woorden van mevrouw Mansveld. Dank u wel. Mevrouw BULK: Voorzitter, kort over de motie. Er staat nadrukkelijk dat het gaat om een groep mensen die niet in staat zijn inkomen genoeg te vergaren via arbeid. Die groep maken wij ons nog steeds zorgen over. Ik moet nog zien of het kabinet dat oppakt. Wij hebben vaak genoeg in het verleden signalen doorgegeven. Ik begrijp niet waarom wij dat nu opeens met een ander kabinet niet meer zouden hoeven te doen. Mevrouw DEINUM: Over de motie heb ik al gezegd dat wij haar steunen, voorzitter. Zij is niet van ons, maar van GroenLinks, dus de heer Hofman geeft ons te veel eer. De heer ZANEN: Voorzitter, ook als landelijke voorlieden besluiten om toe te treden tot een coalitie, tot een nieuwe regering, denk ik dat dit niet moet betekenen dat wij de scherpte verliezen op het niveau van de provincie. Wij hebben een vraagstuk bij de kop. Een van de consequenties daarvan is het verhaal van het structureel in de problemen geraken van mensen doordat zij een te laag inkomen hebben. Dat hebben wij met elkaar geconstateerd en daar vloeit deze motie uit voort. Ik denk toch dat het een goede zaak zou zijn als wij dat steunen en nadrukkelijk onderstrepen. Wij steunen de motie. De beraadslaging wordt besloten. De VOORZITTER: Ik stel voor dat wij tot besluitvorming overgaan. In stemming wordt gebracht motie nr. 1. De motie wordt bij handopsteken verworpen. Voor hebben gestemd de fracties van GroenLinks, SP, PvhN, D66 en de heer Rijploeg. De VOORZITTER: Mag ik aannemen dat met de aanbevelingen, zoals in het rapport vermeld staan op blz. 12, 13, 14 en 15 door u is ingestemd onder de kanttekening dat er door het College uitgewerkt moet worden overeenkomstig de brief die daarbij ligt? Dat is het geval. Dan zou ik tegen de commissie willen zeggen: zeer veel dank voor het werk dat verricht is. Als mensen wel eens vragen om voorbeelden over hoe ook dualisering vorm kan krijgen, ook in creatieve vorm, dan denk ik dat deze commissie daar weer een voorbeeld van is. Ik onthef de commissie van haar taak, maar wel onder het uitspreken van heel veel dank en heel veel complimenten. A.4
Initiatiefvoorstel PvdA/VVD 'Geef belanghebbenden meer invloed' (nr. 6/2007)
De VOORZITTER: Het woord is aan de heer Nijboer. De beraadslaging wordt geopend. De heer NIJBOER: “Wij worden voor voldongen feiten geplaatst. Wij kunnen praten als Brugman, maar veranderen doet er niets. Het is allemaal al besloten. Dit is geen inspraak, ze leggen het ons nog een keertje uit.” Dit zijn uitspraken, voorzitter, die wij veel konden horen de afgelopen periode, met name bij infrastructurele projecten. Soms waren ze terecht, soms ook onterecht, maar het is duidelijk dat er een behoorlijke mate van frustratie is als er infrastructurele projecten van de provincie worden voorgelegd aan inwoners. Gisteren keek ik nog even wat e-mails door van mensen van de afgelopen maand om even wat inspiratie op te doen voor vandaag, waarom wij dit eigenlijk doen, waarom wij dit initiatiefvoorstel ‘Geef belanghebbenden meer invloed’ hebben ingediend. Ik had zo vijf voorbeelden die op dergelijke uitspraken leken. Ik zal ze niet allemaal voorlezen, maar één wil ik u niet onthouden. Dat is van iemand uit Oude-Pekela. Het gaat over een nieuwe weg. “Het gaat ons allen aan, ik wil het niet tegenhouden, maar bijdragen aan een voor ons allen zo goed en goedkoop mogelijke weg. Ik heb een brok ervaring in mijn 35 jaar door het land in grote werken opgedaan. Ik wil jullie politici terzijde staan.”
34
VERGADERING VAN 14 MAART 2007 Voorzitter, wij hebben de afgelopen tijd redelijk vaak meegemaakt dat dergelijke mensen, die graag willen meedenken, die creatief willen meedenken, die het soms niet eens zijn met een voorstel maar toch zien dat er toch wat moet gebeuren en dan zelf met alternatieven komen. Wij willen als PvdA en als VVD met dit voorstel die mensen daarvoor meer ruimte geven. Daarom hebben wij het initiatiefvoorstel ‘Geef belanghebbenden meer invloed bij infrastructurele projecten’ ingediend. Het is u allen bekend: de politiek schetst globaal dat er iets moet gebeuren – de wegverbinding naar Winsum en omstreken moet worden verbeterd, er moet een nieuwe treinlijn naar Veendam of zelfs naar Stadskanaal komen – en dan, direct in het begin kan de provincie dan met de plannen naar omwonenden, belanghebbenden toe die dan vanaf het begin af aan hun ideeën op tafel kunnen leggen, die dan ook worden meegenomen, en niet zoals voorheen te vaak gebeurde, dat alles al was uitgewerkt en men het gevoel heeft geen invloed meer te hebben en ook feitelijk moeilijk invloed kan uitoefenen, tenzij heel veel vertraging volgt. De hele procedure mensen meenemen. Dan hangt het natuurlijk af van de grootte van het project. Bij het verkeersveiliger maken van een bepaald kruispunt ligt het wat anders dan wanneer er een hele MER moet komen, maar het uitgangspunt blijft hetzelfde: de politiek schetst de uitgangspunten, er wordt de hele procedure door overlegd met mensen en de creativiteit wordt benut. Vervolgens wordt verantwoording afgelegd aan de Staten. Concluderend, voorzitter. Dit voorstel is ingediend om frustratie te voorkomen, draagvlak van projecten te vergroten, procedures sneller te laten verlopen en de creativiteit van mensen beter te benutten, zodat bij toekomstige infrastructurele projecten de plannen van de provincie uiteindelijk voor de bevolking en de belanghebbenden beter worden. Dank u wel. De heer OUT: Voorzitter. Aan de ene kant heb ik aan de woorden van de heer Nijboer niet heel veel toe te voegen. Dat zult u begrijpen, omdat wij ook samen aan dit voorstel gewerkt hebben. Maar wellicht is het u niet ontgaan, er zijn de afgelopen week verkiezingen geweest. Dat geeft wat mij betreft twee invalshoeken om toch nog even bij dit onderwerp stil te staan. Eerst een korte terugblik. Ik heb de afgelopen drie jaar met heel veel plezier in de commissie Economie en Mobiliteit gezeten. Het is ook de bedoeling dat ik dat de komende vier jaar opnieuw ga doen. Eén ding is in die commissie opgevallen, dat wanneer het ging om infrastructuur, de frustratie waar de heer Nijboer ook aan refereerde, regelmatig naar voren is gekomen. Het zal zo ongeveer anderhalf jaar geleden zijn, toen het ging om problemen met de Beersterknoop, dat het moment was dat wij gezegd hebben: “Wat kunnen wij er als Staten aan doen om onze bijdrage te leveren om dat voor de toekomst beter in te steken?” Een tweede terugblik die denk ik met de verkiezingen te maken heeft, is dat net iets meer dan de helft van de Groningers afgelopen week de weg naar de stembus gemaakt heeft en de andere helft niet. Terwijl tegelijkertijd mijn ervaring is van de afgelopen drie jaar – maar ook wel van daarvoor – dat heel veel mensen heel graag iets willen bijdragen en heel betrokken zijn bij zaken die in hun eigen directe leefomgeving spelen. Dat is nu net een thema waar de provincie toch een behoorlijke vinger in de pap heeft en van behoorlijk veel invloed is in wat er daadwerkelijk gaat gebeuren. Wat dat aangaat zie ik dit voorstel ook als een methode om mensen dichter bij het werk van de provincie te betrekken, waarbij ik hoop dat wij daar een voorzichtige bijdrage aan leveren om de opkomst de volgende keer wat hoger te krijgen. Is dit voorstel dan de oplossing voor alles? Nee, natuurlijk niet. Ik zie u lachen. Ik weet niet hoe ik dat moet interpreteren, maar... De VOORZITTER: Alleen als ondersteuning. De heer OUT: Dank voor de ondersteuning. Natuurlijk is het niet de oplossing voor alles. Het voorstel verwijst voor een belangrijk deel naar het DB van de provincie, dat de Staten graag zouden willen dat het DB zaken op een bepaalde manier oppakt. Maar ook als Staten hebben wij daar een grote eigen verantwoordelijkheid in. We hebben daar voorzichtig al enkele aanvangen mee gemaakt door bijvoorbeeld een aantal commissievergaderingen op locatie te houden en in de toekomst te beleggen, waarbij je directer aansluit bij de woonomgeving van mensen. Ik denk dat wij die actieve rol de komende vier jaar zeker verder moeten gaan uitbouwen. Een andere belangrijke taak van ons als Staten is het College controleren op wat er daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Vandaar ook de passage in dit voorstel waarin wij zeggen: vertel ons nu wat u er aan gedaan heeft om inderdaad de bevolking vanaf dag één op correcte wijze en op inspirerende wijze te gaan betrekken. Ook dan zijn wij er niet, want dat vergt natuurlijk wel enige cultuuromslag. Het is een andere manier van werken dan wij de afgelopen 180 jaar gezien hebben – misschien iets langer, misschien iets korter, daar wil ik van af wezen. Wat je ziet, is dat het een andere manier van aan voorbereidingsbesluiten werken gaat vergen. Het wordt denk ik een hele uitdaging om het op die manier ook in te gaan bedden, maar daar wensen wij iedereen heel veel
35
VERGADERING VAN 14 MAART 2007 succes bij. Nogmaals, het voorstel is bedoeld om de mensen in Groningen dichter te betrekken bij zaken die in deze provincie spelen. Wij denken dat het daarbij een aanzet kan zijn. De heer VAN DER SPAN: Voorzitter. Ik wil beginnen met de derde bladzijde, het dictum van het besluit. Ik kan u op voorhand zeggen dat mijn fractie zich zeer goed kan vinden in de wijze waarop het initiatiefvoorstel hier is geredigeerd. Het is een heel goede zaak om, zeker daar waar het gaat om – zoals het hier letterlijk staat – provinciale infrastructurele ingrepen, de bevolking daarbij te betrekken. Dat zal gebeuren op basis van globale randvoorwaarden. Die randvoorwaarden zien wij – ik niet, maar mijn fractie wel – in de zeer nabije toekomst van ganser harte tegemoet. Op voorhand heeft onze fractie er geen behoefte aan om nu al vast die randvoorwaarden in te vullen met bepaalde minimumbedragen, want dat is zeer afhankelijk van hoe die omschrijving van die globale randvoorwaarden zal zijn, dus indirect kunt u hieruit afleiden dat mijn fractie geen behoefte heeft aan het ingediende amendement. In de samenvatting hadden wij toch nog wel een opmerking, omdat het zich daar volgens de tekst beperkt tot provinciale infrastructurele projecten. Ik zou dat veeleer willen lezen als ‘provinciale projecten met infrastructurele aspecten’, want dat maakt het breder en doet denk ik veel meer recht aan de werkelijkheid, want ook waterbergingen en Watervisie Lauwersmeer zullen daar in meespelen. Dan misschien nog een klein detail. In de achtergronden wordt gesproken over het overvallen voelen van inwoners door de provincie. Dat zou ik liever vervangen willen zien door ‘overheden’, want het zijn niet alleen de provinciale overheden, maar ook andere overheden die af en toe als een konijn uit de hoge hoed een plan neerleggen. Dat maakt het even wat breder, maar doet ook meer recht aan de werkelijkheid. Verder, de houding van de provincie – dat zal ook detail zijn, maar het gaat over de werkwijze van de provincie, want ik wil u zeggen, voorzitter, dat mijn fractie geen behoefte heeft om de houding van de provincie te bekritiseren. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, het CDA geeft aan dat zij geen behoefte heeft om het op bedragen vast te pinnen. Betekent dit dat het CDA van mening is dat, als dit voorstel het haalt, het in principe op alle projecten door GS zodanig moet worden uitgevoerd? De heer VAN DER SPAN: Er staat nog een notitie op basis van globale randvoorwaarden, dus wij willen graag die randvoorwaarden eerst even afwachten. Ik kan mij voorstellen dat een bedrag van € 100.000 als minimumdrempel voor werkzaamheden, zeer beperkend is. Ik kan er zo gauw geen ander voorbeeld van noemen, maar ik kan mij voorstellen dat je voor € 50.000 ook al voor omwonenden grote problemen zou kunnen opwerpen, dus ik wil dat graag even wat breder zien. De heer DE VEY MESTDAGH: Ik kom daar zo weer op terug. De heer MOLL: Meneer de voorzitter, in de commissievergadering heb ik al mijn enthousiasme over dit voorstel uitgesproken. Gezien de sneltreinvaart waarin dit voorstel bij ons langsgekomen was, wist ik toen niet of ik op de steun van mijn fractie kon rekenen, maar ik heb mij daar inmiddels van verzekerd, meneer Nijboer en meneer Out, dus wat dat betreft is de steun namens mijn fractie unaniem en navenant groot. Die sneltreinvaart is terecht, want om dat hier te krijgen, is heel wat werk verzet en snel werk verzet. Het is terecht dat wij eigenlijk vandaag nog deze keuze maken, omdat wij hiermee aan de toekomstige Staten duidelijk maken dat het een tandje hoger moet en ook aan de toekomstige GS duidelijk maken dat het een tandje hoger moet op dit punt, want de waardering bij dit voorstel strekt zich ook nadrukkelijk uit naar de indieners daarvan, want in die commissie zittend heb ik van beide indieners meegemaakt, dat het verhaal dat hier op papier staat niet een vrijblijvende gedachte is, maar dat zij daar ook in de praktijk zelf vorm aan gegeven hebben en ook betrokken geweest zijn om daar vormen voor te ontwikkelen om zo te werken. Dat geldt zowel voor de heer Nijboer met zijn idee voor die hoorzitting rond de bruggen, maar dat geldt evenzeer voor de heer Out, die eigenlijk bij alle infrastructuurvoorstellen zich diep in de materie verdiepte en ook nadrukkelijk op zoek was naar die vragen die misschien GS niet gesteld waren. Dus wat dat betreft mijn waardering daarvoor en alle reden om vandaag hier aandacht aan te geven. Wat GroenLinks betreft, het interessante van dit voorstel is de participatiegedachte die wij heel nadrukkelijk huldigen, die wat ons betreft niet iets vrijblijvends is, maar iets wezenlijks is dat bij de democratie hoort. Praktisch gezien – het is al genoemd – kun je daarmee frustratie voorkomen, het draagvlak verbreden, maar wat voor ons ook uiterst belangrijk is, is dat je de burger andere mogelijkheid biedt om deel te nemen aan het besluitvormingsproces en het vertrouwen dat die burger, als je die daarin een volwaardige plaats geeft, ook zal bijdragen aan kwaliteitverbetering.
36
VERGADERING VAN 14 MAART 2007 Wat dat betreft, om de heer Oltman te citeren: “Geef vertrouwen aan de buurt”. Dat is het motto dat ik vandaag aan GS en de toekomstige Staten graag wil meegeven door dit voorstel te ondersteunen. De heer STAGHOUWER: Voorzitter, de beide fracties PvdA en de VVD komen met een initiatiefvoorstel dat op zichzelf sympathiek lijkt, maar namens de fractie van de ChristenUnie wil ik toch een paar kanttekeningen maken. Er wordt in het voorstel een beeld opgeworpen dat er bij majeure projecten vaak onvrede is en dat het per definitie leidt tot rumoer en oponthoud. Voorzitter, onze fractie vindt dit wel zwaar aangezet. Als wij kijken naar het voorbeeld van de vaarweg Lemmer-Delfzijl is het niet zo dat de procedures leiden tot veel vertraging. Nee, het beschikbaar stellen van financiën door het Rijk is de oorzaak van het feit dat de noodzakelijke aanpassingen aan de vaarweg nog niet zijn uitgevoerd. Dit zou in eerste instantie al een groot aantal jaren eerder zijn afgerond. De heer NIJBOER: Voorzitter, mag ik daar een vraag over stellen? De plannen voor Noord- en Zuidhorn lagen klaar. Toen was er veel onvrede, niet over de financiering – die was ook nog niet rond – maar er was veel onvrede onder de bevolking en vervolgens heeft het College gekozen om een vrijwillige MER uit te voeren. Eigenlijk was het de bedoeling om drie jaar geleden al een besluit te nemen. Nu is er een vrijwillige MER en die is nog niet eens afgerond. Dat is toch een duidelijk voorbeeld waar vertraging direct leidt uit onvrede onder de bevolking met de plannen die provincie had? En voor Aduard en Dorkwerd geldt min of meer hetzelfde, alleen is er geen MER. De heer STAGHOUWER: Wat ik probeer te schetsen is dat de vertraging niet het gevolg is van de procedures die er nu zijn, maar dat de vertraging – met name bij de vaarweg Lemmer-Delfzijl – het gevolg is van de financiën van het Rijk. De heer NIJBOER: Dat bestrijd ik. De heer STAGHOUWER: Daar bent u het niet mee eens, dat is uw interpretatie, maar volgens mij is het wel zo. Voorzitter, ik ga verder. Als door het Rijk dan wel het groene licht wordt gegeven, dienen er natuurlijk wel plannen te zijn. Dat is wat naar de mening van onze fractie door de ambtenaren in dit huis goed wordt gedaan en door dit College wordt geïnitieerd. Dit is ook de opdracht die wij als Provinciale Staten aan GS hebben meegegeven. Voorzitter, dat het misschien anders kan en moet, is een vraag die wij ons natuurlijk voortdurend moeten stellen. Als ons de vraag wordt gesteld of wij de omwonenden en belanghebbenden beter kunnen betrekken bij de planvorming, dan vindt onze fractie dat dit ook inderdaad beter kan. Het voorstel om burgers mee te laten denken en ontwikkelen, lijkt ons goed. Het is inderdaad zo dat direct betrokkenen beter de situatie kennen en natuurlijk na uitvoering van een project in het gebied blijven wonen en direct met de veranderingen worden geconfronteerd. Maar wij moeten wel oppassen dat wij geen Babylonische spraakverwarring creëren. Hiervoor zullen wij dus heel duidelijk kaders moeten aangeven. Uiteindelijk is het de politiek die de definitieve afweging dient te maken. Voorzitter, zoals u zult begrijpen zullen wij het initiatiefvoorstel van PvdA en VVD wel steunen. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, even een korte reactie op de heer Staghouwer voordat ik mijn eigen verhaal begin, want die Babylonische spraakverwarring waar hij het over had, heeft hij nu volgens mij helemaal hier in de zaal neergelegd, want ik heb vier mensen gehoord die toch echt dachten dat zijn fractie niet mee zou stemmen. Het zal niemand verbazen dat de SP deze voordracht volmondig steunt, want de afgelopen vier jaar hebben wij continu aangegeven dat wij vinden dat het moet gebeuren zoals dat hier ook staat geschreven. Ook in ons verkiezingsprogramma is een van onze speerpunten openheid en inspraak. Dat heb ik ook afgelopen maandag genoemd als een van de dingen die wij heel graag in het collegeakkoord zouden willen. Wij hebben blijkbaar al een twistpunt minder met de PvdA, want als wij dit meenemen zijn wij al een aardig stuk op weg als het gaat om de openheid en de inspraak. Ik zou het wel graag in de toekomst wat breder willen trekken dan grote infrastructurele werken, want zojuist is ook al door iemand opgemerkt dat er natuurlijk wel wat meer – zoals waterberging – ingrijpende problemen zijn waarbij je dat graag zou willen. Het enige wat ik als... want ja, u bent gewend dat wij ook altijd wat negatiefs zeggen. Op zich is de voordracht in de uitwerking straks wel erg vrijblijvend naar die burger toe, want wij leggen niet echt neer dat wij er ook werkelijk iets mee zullen gaan doen. Dan ben ik achteraf hier een beetje verbaasd dat het uitgerekend de fracties zijn die tegen een referendum hebben gestemd, die nu met deze inspraak komen.
37
VERGADERING VAN 14 MAART 2007 Wij hadden zelf liever gezien dat niet alleen dit was geregeld maar dat ook het referendum zou zijn vastgelegd. Voorzitter, zoals gezegd, wij steunen deze voordracht, wij zijn er zeer verguld mee. Dat was eigenlijk wat ik kwijt wilde. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, het zal u niet verbazen dat vanuit de fractie van D66 positieve geluiden komen ten aanzien van burgerparticipatie in zijn algemeenheid. Dit stuk zien wij ook eigenlijk als cadeautje voor ons in de laatste Statenvergadering in de oude zitting. De analyse voor zover die gemaakt is door de VVD en PvdA delen wij. Participatie moet zodanig zijn dat het gevoel echt bestaat bij mensen dat zij ertoe doen, dat de creativiteit van mensen vanuit de basis ook naar boven kan borrelen en door ons gebruikt kan worden en kan worden ingezet. Wat de proportionaliteit betreft: je hebt natuurlijk heel kleine projecten en heel grote projecten. Wij zijn van mening – want dat is eigenlijk besluit 1 – dat je per project moet kijken welke globale randvoorwaarden je gaat voorleggen aan de omgeving. Dat is afhankelijk van de grootte en de impact van de projecten. Wat wij wel missen – en eigenlijk gaven de indieners dat zelf ook aan – is niet alleen maar dat wij kunnen controleren wat er heeft plaatsgevonden. Wij zijn volksvertegenwoordiger, misschien kunnen wij ook wel controleren wat GS gaan doen op zo’n belangrijk punt, met name als dat niet al te veel extra werk oplevert. Daarom hebben wij een amendement ingediend, een toevoeging die in principe niet al te veel extra werk hoeft te kosten, want op het moment dat je als GS serieus omgaat met het van tevoren bedenken hoe je burgers laat participeren, heb je dat van tevoren bedacht en dan is het een kleine moeite om dat ook even aan de Staten te laten weten. Daar gaat ons amendement over. Wij willen niet dat allemaal van tevoren controleren in bagatelgevallen of van tevoren de mogelijkheden om te controleren hebben, maar wij willen dat bij de wat forsere projecten. Nu weet ik wel dat € 100.000 niet heel erg fors is, maar het is in elk geval forser dan het plaatsen van een verkeersbord. Aangezien wij dan ook nog eens een keer de mogelijkheid hebben als Staten om te kijken hoe wij zelf een rol kunnen spelen in het horen of in het mee laten denken van de bevolking, lijkt ons dat een heel goede zaak. Het amendement is inmiddels rondgedeeld. Wij hopen dat alle partijen daar ook voor zullen zijn. Amendement D66 om een derde besluit toe te voegen, luidend: III. Gedeputeerde Staten te verzoeken om bij grotere infrastructurele projecten (verwachte investering 100.000 euro of meer) Provinciale Staten vooraf in kennis te stellen van: - de aan omwonenden en belanghebbenden voor te leggen uitgangspunten / probleemdefinitie(s). - de voorgenomen wijze waarop die aan hen zal worden voorgelegd. De heer NIJBOER: Voorzitter, mag ik nog een vraag stellen? Hoe komt de heer De Vey Mestdagh bij het bedrag van € 100.000. De heer DE VEY MESTDAGH: Wij zijn natuurlijk even te rade gegaan hoe je daartoe zou kunnen komen. Wat wij in elk geval willen voorkomen is echt die kleine dingetjes, want dan zijn wij alleen maar administratieve zaken aan het scheppen. Wij willen het tot de iets grotere projecten – wij hebben ons even geïnformeerd – waar je, als je het initiatiefvoorstel zou uitvoeren en serieus ter hand zou nemen, je als GS van tevoren in elk geval een mening over moet vormen over hoe je de burgers erbij betrekt. Onze inschatting is dat het rond dit bedrag ligt, vandaar dit bedrag. Maar als u zegt: “Ik wil er € 50.000 bij op of bij af hebben”, dan hoor ik dat graag, want dan ben ik bereid om daar even in een schorsing over te spreken. De heer VAN DER SPAN: Voorzitter, mag ik de heer De Vey Mestdagh nog een vraag stellen? Toch nog even over de vaststelling van dat bedrag. Het klinkt allemaal heel interessant, maar het gaat toch niet om het bedrag maar om de impact die een bepaalde maatregel heeft op een aantal omwonenden? Dan zou dus dat de maatstaf moeten zijn en niet het bedrag. De heer DE VEY MESTDAGH: Daar heeft u groot gelijk in. Het lastige daarvan is dat je dan ook over heel kleine onderwerpen kunt spreken. Wat ik hier niet zeg is dat er geen burgerparticipatie moet plaatsvinden op heel kleine projecten. Ik heb alleen de hoeveelheid informatie proberen te beperken die op voorhand van GS naar ons toe moet komen, want anders worden wij op een gegeven moment overspoeld door die informatie. Dat is het enige. Tegelijkertijd moet die burgerparticipatie natuurlijk op alle projecten plaatsvinden, want dat is ook het voorstel zoals is ingediend.
38
VERGADERING VAN 14 MAART 2007 De heer ZANEN: Voorzitter. Ik wil opmerken dat ik het een uitermate interessant initiatief vind vanuit de Statenfracties van de PvdA en de VVD. Het heeft ook iets duaals dat wij als Staten zoiets vaststellen en dat GS als het ware opleggen, want zo moet ik het toch een beetje zien. Nu zitten beide partijen nogal indringend in de buurt van de collegeonderhandelingen, dus je weet nooit hoe dat uitpakt. Maar goed, ik vind het een goede zaak dat de creativiteit van omwonenden bij grote projecten die een impact hebben op de omgeving, wordt gemobiliseerd en benut voor het krijgen van zo goed mogelijke projecten. Dat is volgens mij de essentie van het voorstel. Dat zouden wij als PvhN graag willen steunen. Ik heb het idee dat het amendement nog even rijp is voor een schorsing om te kijken of daar wat uit kan komen. Bedankt. De heer BLEKER (gedeputeerde): Voorzitter. Het College heeft waardering voor het initiatiefvoorstel en daarmee dus ook voor de initiatiefnemers, maar niet voor zover zij argumenten aanwijzen die erop duiden als zou het zo zijn dat het altijd bij infrastructurele zaken zonder en over de burgers gaat in de provincie Groningen. Dat beeld moeten wij met elkaar niet oproepen. Er gaat veel goed, maar dat is absoluut geen rechtvaardiging om de zaken waar het niet goed gaat een beetje te vergoelijken en niet extra inzet te plegen en afspraken te maken om het in beginsel altijd goed te laten gaan. Maar ik vind ook dat de overheid wel moet waken om ten onrechte het eigen ambt en het werk te bevuilen, dat hoort ook niet. Er zijn veel dingen die goed gaan. Ik kan u ook wel een mooi voorbeeld noemen – er werd even een voorbeeld door de heer Nijboer genoemd. Wij waren bezig om inrichtingsplannen te maken voor het noodbergingsgebied bij Haren en Onnen. Een van de diepgewortelde wensen van de mensen daar was, dat het een gecontroleerde inlaat van water zou zijn, dat het dus niet een kwestie zou zijn van het opendoen, het water binnenlaten en te wachten tot het water even hoog is als het peil van het water waar het vandaan komt. Toen was er in de zaal een meneer Kuiken en die is molenaar op de molen die in de Westerbroeksemadepolder staat. Meneer Kuiken is ingenieur. Meneer Kuiken heeft gewerkt en werkt met regelmaat in Iran. Hij was op een van de avonden en zei: “Ik heb een techniek met een bepaalde mat die je in die inlaat hangt, waardoor je een vorm van gecontroleerde inlaat realiseert”. Die meneer Kuiken is de volgende week al op bezoek geweest bij de technici van het waterschap Hunze & Aa’s. Ik kan u zeggen: “De techniek uit Iran van de heer Kuiken, molenaar in de Westerbroeksemadepolder, zal daar worden geïntroduceerd”. Om u even duidelijk te maken dat het soms ook goed gaat en heel vaak goed gaat naar onze overtuiging. Ik kom vanuit Iran weer terug bij het initiatiefvoorstel. Voorzitter, wij vinden het een goed initiatiefvoorstel. Wij vinden het besluit dat op pagina 3 van de voordracht staat, als je ook de discussie van nu beluistert, misschien toch wel de meest adequate formulering die ook de intentie van de initiatiefnemers het beste dekt. De heer Van der Span gaf het al aan: als je met bedragen gaat werken... Ik kan u zeggen, het aanwijzen op een provinciale weg van een aantal 60 km/u-zones kost haast niets. En ik kan u zeggen dat mensen zich er heel erg druk over maken. Een rotonde kost weliswaar sowieso een paar ton, maar ik kan u zeggen dat heel veel mensen die daar heel dicht in de buurt wonen heel erg veel moeite hebben wanneer de rotonde zo gesitueerd wordt dat ze altijd de koplampen van de auto’s in de voorkamer zien terwijl zij naar SBS of RTL of naar de publieke omroep kijken. Het gaat om de betekenis van de ingreep voor de omgeving. En indien die impact heeft voor de beleving en voor de leefwereld en leefbaarheid van de mensen in de omgeving, is het relevant om het te doen zoals u dat voorstelt. Het kan soms ook om kleine zaken gaan. Dus wij zouden u willen adviseren om het toch bij dit besluit te houden, omdat dit het beste de intentie weergeeft. En wij zullen u daar ook over rapporteren. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, misschien is het aardig om even te vragen aan de gedeputeerde of hij het amendement goed gelezen heeft, want het staat de invulling van besluit 1 en 2 zoals u dat zegt niet in de weg. Het geeft alleen een extra mogelijkheid voor de Staten om zich mede verantwoordelijk te gaan voelen voor de wijze waarop een gedeputeerde dit invult. Het verhaal blijft hetzelfde. De heer BLEKER (gedeputeerde): Ja, het verhaal blijft hetzelfde, alleen u komt wel in een andere rol als Staten. Het mooie van het voorstel dat er ligt, is dat het College bestuurt, ook de ruimte van u heeft om met mensen in de omgeving tot maatwerk, tot invulling te komen, en wij rapporteren daar achteraf over. Het voorstel zoals het hier staat aangegeven – en € 100.000 is ook bij elke rotonde – zou betekenen dat wij in de Staten spreken over de randvoorwaarden die bij de rotonde op de nulweg bij Ter Apel spelen en vervolgens aangeven hoe wij daar gaan communiceren, daar voeren wij een discussie over en op een gegeven moment gaan wij aan het werk. Ik denk dat daar een vermenging van het werk van het bestuur ten opzichte van de algemeen kaderstellende functie van de Staten en de controlerende functie van de Staten in het geding is.
39
VERGADERING VAN 14 MAART 2007 Om die reden zou het mij niet wijs lijken om dat te doen. Ik heb ook het vermoeden dat de burger daar ook niet echt baat bij heeft om met die twee organen het provinciaal bestuur zo geconfronteerd te worden. De heer DE VEY MESTDAGH: Op zich heeft u daar gelijk in, alleen is dat het voorstel ook niet. Het voorstel is ter kennisneming en niet per definitie debatteren. Ter kennisneming betekent dat je het op de agenda kunt zetten en dan neem je dus je verantwoordelijkheid als Staten op het moment dat je denkt dat er bijvoorbeeld te vastgespijkerde voorstellen richting burgers gaan. De heer BLEKER (gedeputeerde): De argumentatie van mijn zijde wijzigt niet door uw opstelling dat het alleen maar voor kennisgeving is. Er is een begin van de vermenging van twee organen en twee rollen en ik denk niet dat burgers en dat ook de zaak daar uiteindelijk bij gebaat zijn. De heer NIJBOER: Voorzitter, dank voor de steun van vele partijen en vanuit het College. Ik zou graag nog even ingaan op een paar opmerkingen die er zijn gemaakt. De SP zegt dat het breder moet, D66 zegt dat het beter gedefinieerd moet, Ik denk dat de heer Bleker zojuist duidelijk aangaf dat de intentie van ons is overgenomen. Eigenlijk is het hele voorstel overgenomen, maar ook de intentie is goed overgekomen bij het College. Ik denk dat wij daar eerst mee aan het werk moeten. Dan kunnen wij over twee jaar kijken of het niet functioneert en of u een bedrag op moet nemen om voor elke ton – dat leek mij sowieso al weinig –... Het blijft toch arbitrair. Ik denk dat wij hier toch tot overeenstemming kunnen komen en wij zullen daarom het amendement van D66 niet steunen. Dan het referendum van de SP en de verbazing. Dat had niet gehoeven, meneer Swagerman. U had niet verbaasd hoeven zijn, want mijn collega Ingrid Mortiers heeft toen in een fel debat duidelijk aangegeven dat wij niet meer aan dat opgewarmde prakje beginnen, die kroonjuwelen die niet meer schitteren, daar houden wij mee op. Daar kan alleen maar ‘nee’ worden gezegd. Wij komen zelf met voorstellen om mensen beter te betrekken om voorstellen beter te maken en achteraf niet alleen maar ‘ja’ of ‘nee’ te kunnen zeggen. En daar is dit een onderdeel van. U had dat kunnen zien aankomen, wij hebben dat toen ook aangekondigd. Dit is daar een voorbeeld van. Dan het CDA: houding/werkwijze provincie. Houding of werkwijze dat doet niets af, dat is ongeveer hetzelfde, dus daar kunnen wij wel mee instemmen. Dank u wel. De heer OUT: Het tweede besluit wat genomen gaat worden, is de dringende opdracht aan het College om achteraf goed te rapporteren wat zij gedaan hebben en hoe zij de belanghebbenden betrokken hebben. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat daarmee de uitgangspunten en de probleemdefinitie zoals ze zijn neergelegd en daarmee is omgegaan, daarin naar voren komt. Dat geeft achteraf dus duidelijk de toets om te kijken of het op een goede of minder goede manier is gebeurd. Op het moment dat daar conclusies aan verbonden worden, denk ik dat wij als Staten mans genoeg zijn om daar een geluid verder in gang te gaan trekken. De heer MOLL: Voorzitter, alleen over het amendement. Ik kreeg eerst de indruk dat het amendement beperkend zou werken. Die indruk is weggenomen. Wij zien niet precies de bestuurlijke problemen die de heer Bleker bij het amendement ziet. Mijn fractie neigt het amendement toch te steunen. De heer STAGHOUWER: Voorzitter, ik heb verder geen aanvullingen. Wij zullen het amendement ook niet steunen. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, ik kon wel ongeveer volgen wat de heer Bleker zei. Ik kan mij ook wel voorstellen dat er misschien ergens een bestuurlijk probleem ontstaat. Volgens mij is er in dit huis één die daar misschien wel het helderste antwoord op zou kunnen geven en dat bent u. Als u zegt: “Ik zie dat niet zo”, dan volg ik de lijn van de heer Moll. De heer DE VEY MESTDAGH: Voorzitter, in eerste instantie als wij het dan over het amendement hebben, de reactie vanuit het College. Het uitstekend mogelijk om als Staten op voorhand te vragen naar de opstelling van het bestuur en hoe het bestuur zich moet opstellen in situaties. Dat is feitelijk een opdracht die je dan vooraf aan het bestuur geeft met betrekking tot de vraag hoe zij moeten functioneren. Dat doen wij regelmatig door middel van moties, kan ik mij nog heel goed herinneren. Ik zie die discrepantie niet die door het College als enige bezwaar naar voren wordt geschoven. Het tweede is, dat de indieners zeggen dat wij pas over twee jaar zien of het functioneert of niet. Als ik de reacties uit het College heb gevolgd, zegt het College feitelijk nu al dat zij het zo doen. En wij krijgen – om dan ook meteen op de VVD aan te sluiten – op dit moment achteraf die verantwoording
40
VERGADERING VAN 14 MAART 2007 ook op het moment dat het misgaat. Ik zie dus in deze twee situaties, in deze twee besluiten, eigenlijk weinig verandering ten aanzien van de huidige situatie. Wel enige verandering omdat wij het hebben uitgesproken, maar feitelijk ligt de situatie al zo. Wil je het dus echt verbeteren, dan zou het voorstel van D66 daar wellicht, omdat je dan in elk geval verplicht tot bewust nadenken van tevoren, een bijdrage kunnen leveren. De heer NIJBOER: Voorzitter, dit is niet terecht. Wij hebben een aantal voorbeelden genoemd en geschetst waar alle plannen waren uitgewerkt en waar vervolgens klankbordgroepen en informatieavonden over werden georganiseerd. Nu is het de bedoeling dat uitgangspunten met een globale schets direct aan de voorkant komen. Dat is een groot verschil met hoe het nu gaat. U doet nu afbreuk aan ons voorstel. De heer DE VEY MESTDAGH: Ik doe die afbreuk niet, ik herhaal alleen hetgeen de heer Bleker in de commissie aan ons heeft verteld, dat wij in hoofdlijnen al deze koers varen. Als u denkt dat u hiermee het College bijstuurt, als het College al denkt het al te doen, dan heeft u het denk ik mis. De heer OUT: Voorzitter, een korte opmerking omdat mijn richting op gesproken werd. Ik zou richting D66 willen zeggen: “Wij zijn er zelf bij”. Wij zijn er de komende vier jaar bij wanneer het College hiermee aan de gang gaat. Op het moment dat het aanleiding geeft, zullen wij zeker op zo’n moment aan de bel trekken. De heer DE VEY MESTDAGH: Het is wel handig om dan informatie te hebben, toch? De heer ZANEN: Voorzitter, in het amendement zijn twee zaken die gevraagd worden. De ene is: “Geef een goede probleemdefinitie, GS, waar je mee naar de burgers toegaat”. Ten tweede: “Vertel ons de wijze waarop je die inspraak organiseert”. Je kunt natuurlijk verschillende vormen hebben. Wij hebben ook verschillende vormen gekend, waaronder rondetafelgesprekken of hoorzittingen of vergaderingen van commissies. Er zijn meerdere mogelijkheden. Dat wordt dus gevraagd. Het lijkt mij dat dit geen afbreuk hoeft te doen aan het werken van het College. Ik kan het toch wel als ondersteuning van dit amendement zien. De VOORZITTER: In antwoord op de vraag van de heer Swagerman moet ik u zeggen dat het voorstel van de initiatiefnemers erg lijkt op kaderstelling en dus dualistisch is, terwijl het mij voorkomt dat het tweede voorstel monistische trekjes begint te krijgen. Ik stel voor dat wij tot besluitvorming overgaan. De beraadslaging wordt gesloten. In stemming wordt gebracht Amendement A. Amendement A wordt bij handopsteken verworpen. Vóór hebben gestemd de fracties van D66, GroenLinks en de PvhN. In stemming wordt gebracht het initiatiefvoorstel. Het initiatiefvoorstel wordt met algemene stemmen aangenomen. Afscheid Statenleden De VOORZITTER: Dames en heren, leden van Provinciale Staten, dames en heren op de publieke tribune die inmiddels meer dan vol is gestroomd – en dat moet iets te maken hebben met het feit dat wij onze agenda er op hebben zitten en dat dit betekent dat wij ook aan het einde van deze Statenperiode aangekomen zijn en dat het moment van het afscheid daar is. De eerste duale Statenperiode ligt achter ons, je zou bijna zeggen: het is tijd voor een balans, want het lijkt wel alsof wij in politiek Nederland niet zonder evaluaties kunnen. In het voorjaar van 2005, toen het dualisme in Provinciale Staten amper twee jaar was ingevoerd, kreeg de commissie Hermans al op de opdracht het deze nieuwe werkwijze te evalueren. Het resultaat was het rapport “Zonder wrijving geen glans.”, als u zich goed herinnert, waarin een prachtige opmerking van de commissie te vinden was, ik citeer: “Het gras is bij wijze van spreken net gezaaid, terwijl wij – en dat is dan de commissie – het er nu al uittrekken om te zien of er al wortels aan zitten.”
41
VERGADERING VAN 14 MAART 2007 Daarom spreek ik vandaag ook liever over een voorlopige balans en wil daarin een tweetal hoofdconclusies van de commissie Hermans betrekken. “De eerste breed gedragen conclusie is dat men niet terug wil naar het monisme, ook al hebben de provinciale actoren zeker nog niet het gevoel dat het stelsel uitgekristalliseerd is”, aldus de commissie. Het viel Hermans en de zijnen op dat de culturele verschillen per provincie erg groot zijn. Deze verschillen waren van invloed op de mate waarin de provincies zich de duale werkwijze eigen hebben gemaakt. Wanneer ik terugkijk op het proces in Groningen kan ik niet anders dan constateren dat wij zorgvuldig met het proces zijn omgegaan. Enig fanatisme kon ons in het begin niet ontzegd worden. Wie even teruggaat naar die eerste maanden had de indruk dat de toon ten opzichte van de laatste monistische periode veranderd was. Dat merkte het College heel sterk, maar het aardige was, u zelf ook, en het heeft niet zo heel erg lang geduurd dat die toon toch weer gewoon een andere werd doordat wij elkaar het voordeel van de twijfel gaven, overigens niet welke discussie dan ook uit te weg gaand. Maar de geneigdheid om zaken positief te duiden nam weer de overhand. Met enige gretigheid zijn we vier jaar geleden begonnen de mogelijkheden en de grenzen van het nieuwe stelsel te verkennen. Uiteindelijk hebben we volgens mij een goede balans gevonden. Maar met de commissie Hermans ben ik van mening dat het proces nog niet uitgekristalliseerd is, daarvoor is vier jaar eenvoudigweg te kort. Keulen en Aken zijn per slot van rekening ook niet op één dag gebouwd, ook niet in vier jaar. Het is een soort rituele dans geworden eens in de vier jaar – en we hebben het weer meegemaakt – in de aanloop naar de Statenverkiezingen, het bestaansrecht van de provincie als middenbestuur ter discussie te stellen. Het valt mij ook op dat sommige schrijvers de publicatie van het boek altijd heel goed plannen. Wie in de afgelopen weken de media gevolgd heeft, heeft kunnen constateren dat de commentatoren en politici deze folklore weer met overgave hebben beoefend. De standpunten varieerden van het opheffen van de provincies en deze te vervangen door een stel deskundige ambtenaren tot het reduceren van het takenpakket tot een puur wettelijke. De gesloten huishouding, zeg maar, die de VNG vorig jaar bepleitte. De laatste tijd is het wat stil, maar het rapport is inmiddels uit dat in opdracht van de minister van Binnenlandse Zaken, de VNG en IPO is gemaakt of dat inderdaad het geval was dat de provincie op de stoel van de gemeente kon gaan zitten. Daar zijn heel veel interviews voor gehouden. Het is een prachtige eerste conclusie dat geen van de geïnterviewden een voorbeeld heeft weten te noemen waarin dat het geval was. Ondanks dat zijn VNG en IPO nog steeds gebrouilleerd, dus dat zegt wat. Het is ook een aardige dat als er dan bij verkiezingen lage opkomsten zijn – en ik zal daar morgen ook nog wat over zeggen – er ogenblikkelijk wel iemand bij de provincie althans tot de conclusie komt dat de kritische grens genaderd is. Zelfs onze nieuwe minister van Binnenlandse Zaken zei dat nu de kritische grens genaderd is. Dat lijkt dan zoiets als: “Het is de laatste keer, de volgende keer hef ik u op”, maar wie heeft dat ooit horen zeggen toen in Rotterdam de opkomst beneden de 45% was en in nog wat grote steden van het land? Ik niemand. Het is gek, het kan verkeren als je ernaar luistert. Het zou in mijn ogen een verarming van het openbaar bestuur hebben betekend als wij al die leiders hadden gevolgd, en het is te hopen dat de discussie over het middenbestuur, die door minister Remkes in gang is gezet, in deze kabinetsperiode weer voortvarend wordt opgepakt, want wie klaagt over de verrommeling van het landschap, moest haast wel inzien dat je in deze kwestie niet om de provincies heen kan. Om dichter bij huis te blijven: ik ben van mening dat wij zaken als de jeugdzorg en het armoedebeleid voortvarend en met heel nieuwe middelen hebben opgepakt. Dat is mede uw verdienste geweest. Laten de feiten voor zich spreken! Elk jaar brengt de griffie u een feitenrelaas uit en voor de aardigheid heb ik wat optelsommetjes zitten maken. U diende in de afgelopen vier jaar 8 initiatiefvoorstellen in, legde 63 werkbezoeken af en hield 4 hoorzittingen, naast de rondetafelgesprekken en andere vormen. Terugkijkend op de afgelopen periode constateer ik ook dat – onder meer door de informatiepagina in de huis-aan-huisbladen en de berichten op NieuwsTV – meer aandacht is gekomen voor communicatie met de provincie. Hoezo onzichtbare provincie? Kijk eens naar de Monitor hoe de waardering is voor de wijze waarop gecommuniceerd wordt. Misschien zoeken we soms ook wel een te eenvoudig antwoord over de vraag waarom soms wel en soms niet bij verkiezingen gereageerd wordt. Degenen die ons vandaag verlaten, kunnen dat doen in het besef dat zij hebben bijgedragen aan een verdere ontwikkeling van onze provincie, zich daar zeer voor hebben ingezet en dat het velen zou sieren daar ook met respect over te spreken. Voordat ik mij richt tot de individuele Statenleden die vandaag van ons afscheid nemen, wil ik – terugkijkend op de afgelopen vier jaar – een paar meer algemene conclusies trekken. Voor het eerst, in ieder geval veel meer dan in vorige periodes, hebben wij kennis kunnen maken met fenomeen draaideur-Statenleden. Ik heb het hier over Statenleden die afscheid nemen, tussentijds – door welke oorzaak dan ook – hier weer hun zetel innemen en vandaag weer van ons
42
VERGADERING VAN 14 MAART 2007 afscheid nemen. Dat zijn mevrouw Waal en de heer Neef. Voor alle duidelijkheid: ik schrijf hun géén Heintje Davids-allures toe, althans nog niet. Verder valt op dat een relatief groot aantal vertrekkende Statenleden afkomstig is uit de gemeente Delfzijl, namelijk 5 van de 31. Naar de oorzaak van dit fenomeen kan ik slechts gissen, maar ik overweeg hiernaar verantwoord wetenschappelijk, sociologisch en antropologisch onderzoek te laten verrichten. De onderzoeksresultaten wil ik dan ter hand stellen aan het campagneteam van "Echte sterren wonen in Delfzijl". Mevrouw Coosje Boon-Themmen, lid sinds 1995. Mevrouw Boon, nomen est omen, oftewel de naam is het voorteken. Uw verstrooidheid bij tijd en wijle was legendarisch. “Coosje is een beetje in de bonen”, heette het dan in de wandelgangen. Toch heeft zich bij u in de twaalf jaren van uw Statenlidmaatschap – om een modewoord te gebruiken – een opmerkelijke transitie voltrokken: sinds uw voorzitterschap van de commissie Welzijn, Cultuur en Sociaal Beleid was u op het vergadertijdstip aanwezig. Wat zeg ik: meermalen was u ruimschoots tevoren present. En u was buitengewoon dankbaar voor elke inbreng. Als het aan u had gelegen had u iedereen een bloemetje gestuurd, al betrof het maar een interruptie. Eén keer hebben wij met elkaar de degens gekruist: het bezoek van Gorbatsjov aan het Groninger Museum en de provinciale verantwoordelijkheid daarin. Ik heb u buiten de orde moeten stellen. Voor u daarom een citaat van Gorbatsjov himself: “Wie niet op tijd verandert, wordt door het leven ingehaald.” Ik dank u hartelijk voor al uw inbreng in de afgelopen periode. Ik kom daar dadelijk nog op terug. Mevrouw Attie Bos, lid sinds 1999. Mevrouw Bos, uiteindelijk is het toch goed gekomen tussen u en Henk Bleker. En na vandaag kan ik dat met nog meer gerustheid zeggen. De foto van de afgelopen nieuwjaarsreceptie bood perspectief: u wilde hand in hand met Bleker poseren. Wij zijn in u en Henk Bleker niet teleurgesteld. Tijdens de laatste commissievergadering sprak Henk Bleker over de ‘Grote Verzoendag’. Het mag die dag wel Valentijnsdag zijn geweest, maar voor zover ik weet heeft het CDA daar weinig mee. Dus: het was gemeend. Het echtpaar uit het toneelstuk “De stoelen” van Eugène Ionesco – ik preludeer maar even verder – riep: “Wij krijgen onze straat!” Voor u hoop ik dat het dijkje bij de Lauwers straks het “Attie Bos dijkje” zal heten. U vervulde het Statenlidmaatschap weliswaar bij wijlen chaotisch, maar vooral met enthousiasme. En: met succes, zie het Lauwersdijkje. Intuïtief voelde ik bij u: ik moet de debuutroman van Gerard Reve, “De Avonden”, gaan herlezen. En pas op de laatste pagina vond ik wat ik zocht, de slotzin: “Het is gezien, het is niet onopgemerkt gebleven”. Mevrouw Irene Bulk, lid sinds 2003. Mevrouw Bulk, je kon het zo gek niet bedenken of u was er bij. En daarbij was u kritisch, maar vooral ook constructief. Tal van clichés zijn op u van toepassing: handen uit de mouwen, hart op de goede plaats, sociaal bewogen. Maar daarmee zouden we u tekort doen. U was – en daarin verschilt u van een aantal collega’s – onovertroffen to the point. Soms had ik de indruk dat u gemengde gevoelens had van de overstap van de gemeenteraad naar PS. In de raad kun je misschien meer direct belangen van burgers behartigen dan in deze Statenzaal. Ik maak er geen geheim van dat het citaat voor u mij de nodige hoofdbrekens heeft gekost. Uiteindelijk ben ik uitgekomen bij Helmut Schmidt: “Wie kritiek kwalijk neemt, heeft iets te verbergen.” Arnold van Dam, lid sinds 1999 voor het CDA. Ik heb gezien in het persbericht dat wij ons soms zelf vergissen, maar dat was meer bij de heer Meijndert. Dat is de eerste keer dat ik mijn excuses... Ik kom daar nog op terug. Meneer Van Dam, u bracht het dualisme in praktijk, u botste regelmatig met partijgenoot Musschenga, zoals bij het werkplan van de Milieufederatie. Velen hebben dat nog op het netvlies. Recentelijk, tijdens de laatste Statenexcursie naar Brussel, heeft u zich onsterfelijk gemaakt met uw imitatie van het doodknuffelen van cavia’s in peuterspeelzalen. Als die mevrouw van dat boek dat geweten had, had dat ook nog als voorbeeld gekund van... Nou goed. Met uw vertrek verliezen we wederom een randstedelijk accent in de Staten. Voor u een citaat van Sigmund Freud: “Onsterfelijkheid is geliefd zijn bij vele naamloze mensen”. Hartelijk dank! Tet Deinum, lid sinds 2004. Mevrouw Deinum, met uw vertrek is er een einde gekomen aan een – welhaast koninklijke – lijn van 6 opeenvolgende vrouwelijke fractievoorzitters binnen D66. In uw periode maakte u in de Staten niet alleen indruk met uw gedegen feitenkennis. U was daarnaast altijd vrolijk en ook als er tegenslag was, bleef u welgemoed. Ook bij uw vertrek heeft u niet verzaakt. Er was volgens mij geen bijeenkomst de afgelopen weken of u was als duwer voor uw partij aanwezig. En het was aan u te danken dat het Provinciaal Accommodatiefonds er door kwam. Als geboren Friezin nam u het regelmatig op voor uw woonplaats Delfzijl. Voor u schreef de Japanse zen-meester Daisetz Teitaro Suzuki: “We moeten de feiten erkennen als feiten, en weten dat woorden slechts woorden zijn, meer niet.” Marijke Drees, lid sinds 2003. Uw gedrevenheid en betrokkenheid waren legendarisch. En wat is het mooi dat dit de dag is waarin wij over de Watervisie Lauwersmeer met elkaar praten, want daar heeft u menig uur aan besteed om dat hele proces te beïnvloeden en ervoor te zorgen dat wij hier
43
VERGADERING VAN 14 MAART 2007 vandaag gekomen zijn, al is het nog maar een tussenhalte zoals wij straks beschreven hebben. Maar dat geldt niet alleen voor het Lauwersmeer, dat geldt natuurlijk ook voor de EHS. Maar ook u etaleerde in deze Staten iets wat toch indruk heeft gemaakt en ook in dit geval weer bij de heer Bleker, omdat u in staat was de juiste versie van het gedicht: Een mens lijdt nog het meest door het lijden dat hij vreest, en dat niet op komt dagen, dies heeft hij meer te dragen dan God te dragen geeft... U deed Bleker verstomd zwijgen, alleen dat al is een ongekende prestatie. Voor u een citaat van Koestner: “Alle natuurgebieden hebben één ding gemeen: om ze in stand te houden is iedereen onafgebroken nodig, maar één mens kan ze in één keer afbreken.” En dat is iets wat wij ons goed moeten realiseren, zeker bij de natuur. Klaas-Jan Havinga, lid sinds 2003. Meneer Havinga, achter u gaat een uitgeslapen Statenlid schuil, al ging het bijna mis op dat ene moment, toen we met de bus naar Brussel gingen. U had bijna de bus gemist, terwijl u op al die andere momenten zo vroegtijdig aanwezig was. U was een van die Statenleden die ook kritisch durfde te kijken naar mij als voorzitter. Ongetwijfeld heeft uw werk als gemeentesecretaris van Stadkanaal en nu in Delfzijl in combinatie met uw Statenlidmaatschap u geïnspireerd om daar scherp op te zijn. Een scherpe blik of de voorzitter niet te veel naar de belangen kijkt van het College van GS is een waardevolle eigenschap voor een Statenlid. U hebt mij in ieder geval gemotiveerd de spagaat tussen het voorzitterschap van GS en PS volledig ten uitvoer te brengen, ook al deed het pijn. U gaat ons verlaten om een niet geringe klus te klaren in Delfzijl. Ik wens u daarbij veel succes en wijsheid. Uw kennis van het waterbeheer zal u daarbij ongetwijfeld van pas komen. Marnix Gijsen schreef: “Hij die slaapt is onbereikbaar, hij die droomt bereikt het onbereikbare”. Danny Hoekzema-Buist, ook lid sinds 2003. Mevrouw Hoekzema, met een kleine fractie is het soms schipperen om alle commissievergaderingen aanwezig te zijn. U ontwikkelde het talent om op het juiste moment aanwezig te zijn, kort het woord te voeren en op het juiste moment te zeggen: “Nu moet ik weer andere dingen gaan doen”. Altijd precies die keuze. Daardoor was u een generalist, die de noordelijke belangen scherp in het oog hield. Het is alsof Shakespeare het speciaal voor u geschreven heeft: “Beknoptheid is het kenmerk van verstand”. Ben Hofman, sinds 2005. Meneer Hofman, u heeft het zelf al gezegd, het is bijna onmogelijk om het zo plannen, maar u heeft uw maidenspeech gepland op de dag van het afscheid. U heeft het ook helemaal naar u toe gebracht en gezegd: “Hier kan is dus spreken zoals ik vrijuit zou willen spreken”. In de krap twee jaar dat u onze gelederen versterkte bleek u – zeg ik nu even. Met name toen wij hier die prachtige zitting hadden met allerlei mensen, dacht ik: “Dat zou je nu kunnen beschrijven als een linkse liberaal”. Als de VVD er ooit over wil praten wat ik daaronder versta, laat ik mij uitnodigen. Een linkse liberaal die juist op het terrein van de voedselbanken het een en ander bereikte en daarmee de landelijke tv haalde. Voor u kwam ik uit bij het volgende: “Je geeft niet iets aan de armen, je déélt iets met hen.” Douwe Hollenga, lid sinds 1991. U was de geestelijke vader van wat in mijn beste herinnering het eerste initiatiefvoorstel in de Groninger Staten is: de kunstbus voor senioren, een bus die overigens nooit gereden heeft, maar dat lag niet aan meneer Hollenga. Laten we hopen dat het beter zal gaan met uw voorstel Groningen tot culturele hoofdstad uit te roepen. U bent een in Groningen volledig ingeburgerde Fries, die met de voor zijn provincie karakteristieke stijfkoppigheid – uw provincie is dus daaraan gerelateerd – al die jaren uw coalitiegenoot aanduidde als de ‘PvanderA’. Het zij u vergeven. Over al die jaren Statenlidmaatschap valt natuurlijk genoeg te vertellen, maar ik wil me beperken tot een recente gebeurtenis. Tijdens de behandeling van ons voorstel voor het verbouwen van het atrium – een gezamenlijk gedragen besluit – verklaarde u zich een fervent tegenstander – toen nog – van de overkapping. Tijdens die Statenvergadering verrijkte u onze taal met twee nieuwe woorden: u had het over een afdekseling van de ruimte en een devaluatie van de openhemelervaring. Bij dat laatste kan ik me – gezien uw geestelijk gedachtegoed - iets voorstellen. U begrijpt dan zeker, meneer Hollenga, dat ik er niet aan ontkom uw citaat te zoeken in het magnum opus van Harry Mulisch, namelijk “De ontdekking van de hemel.” Op pagina 553 was het raak, daar zegt Themaat tegen de jonge Quinten: “Jij moet het niet hebben van bestaande gebouwen, maar van architectuurfantasieën.” Ik ben ervan overtuigd dat u inmiddels ook die mening bent toegedaan. De heer Frans Jaspers, lid sinds 1999 van deze Staten. Meneer Jaspers, u was het geheugen én het geweten van PS. Dankzij u is de leesbaarheid van de financiële stukken in de Staten aanzienlijk verbeterd, en daar relateer ik dus ook de functie die het heeft en de controleerbaarheid daarvan. U heeft zich opgeworpen als bewaker van het dualisme en een fervent voorstander van het sturen op hoofdlijnen door de Staten. En daarbij durfde u ook scherp te debatteren. Zo ligt mij vers in het geheugen dat u in de meivergadering van vorig jaar opriep om, en ik citeer: “dat wij langzaam maar zeker moeten gaan nadenken over het feit dat wij de politiek moeten terugbrengen daar waar die hoort en dat wij ook politiek moeten gaan acteren.
44
VERGADERING VAN 14 MAART 2007 Dat is wat anders dan weer gaan acteren als regenten.” Gelet op de negatieve connotatie die er in dat debat aan het woord regent werd gegeven heb ik mij in de vergadering toen verzet met een citaat van Tjeenk Willink. Een citaat dat u op het lijf is geschreven en waarin u zich thuis moet voelen Ik citeer: “Het lijkt er soms op dat met het verdwijnen van de regenten ook de eigen betekenis van regeren is vervaagd. Besturen, regeren, is kunnen omgaan met verschillende werkelijkheden: de maatschappelijke werkelijkheid waarin burgers leven en professionele uitvoerders hun werk moeten doen, de politieke werkelijkheid waarin volksvertegenwoordigers hun programma proberen te realiseren en de ambtelijke continuïteit waarin inhoudelijk deskundige ambtenaren de continuïteit van het overheidsbeleid verzekeren.” Daar heb je nu regenten voor nodig. Dank u wel! Jan Willem Kok. Bij de Statenverkiezingen in 2003 – en u was al lid sinds 1999 – kreeg u buiten gewoon veel voorkeurstemmen. Dat is uw persoonlijke verdienste geweest, daarvan ben ik overtuigd. De mensen die zeggen dat uw achternaam, verwant aan die van een bekend politicus, in veel gevallen de doorslag gaf: geloof ze niet. Het zijn kwaadsprekers. Het brede cultuurbeleid had uw aandacht, niet altijd tot genoegen van de vakgedeputeerde en uw partijgenoot. Ook u bracht het dualisme in praktijk. Nu gaat u van de breedte de diepte in, in de zoutkoepels van de Veenkoloniën. Karel Boullart schreef: “Verdiepen kan men slechts wat diepte heeft.” Jan Köller, PvdA, lid sinds 1987. Uw haat-liefde verhouding met collega Haasken is een bekend fenomeen in de Staten. Ze treden ook regelmatig gezamenlijk op, vooral ook in het verband van de Neue Hanze Interregio, maar zijn fervente voorvechters, en altijd gezamenlijk optredend, ook toen zij zich laatst nog kwamen beklagen over de slechte behandeling op een recente bijeenkomst. Erbij, nu ik net het voorzitterschap mocht overnemen van de NHI, op het hart heb gedrukt dat dit toch echt anders moet. Maar als de heer Haasken in de stoel plaatsnam van de voorzitter en de heer Köller in de andere stoel, ontstond er toch altijd een zekere spanning, waarbij mooie debatjes tot stand gekomen zijn. Die twee hadden er lol in, ik dacht wel eens: “De andere leden van de PvdA komen, in die commissie in tijd in elk geval een hoop tekort”. U was niet alleen de nestor van de Staten, een provinciale knorrepot, maar bovenal iemand die in de fractie vertaalde wat er in de samenleving speelde, en niet alleen in de fractie, ook hier in deze zaal of in de commissiekamer of in de vertegenwoordigende functie als het ging over het SNN. Van die kwaliteiten mag nu alleen de gemeente Delfzijl nog profiteren, althans in vertegenwoordigende zin. Ik weet dat de spreektijdregeling niet uw voorkeur had, als u natte voeten in Borgsweer wilde voorkomen, nam u de tijd om dat uit te leggen. Als u het woord had, stond u het niet graag af. Laten we ook niet vergeten dat er dankzij u – en dan soms ook gewoon door vol te houden – zaken weer op de agenda kwamen waar mensen zich druk over maken of onveilig bij voelen. Ik wijs op de discussie over de aardbevingen en het belang dat u onderkende om te zorgen dat de brochure op dat punt up to date werd, dat mensen weer nieuwe informatie hadden, kleine dingen, zo belangrijk. En u heeft zich natuurlijk ook onsterfelijk gemaakt, meneer Köller, door tijdens een excursie naar de Hanze Passage begeesterd te roepen: “And the bacon question is ….” Zo ongeveer als de heer Den Uyl destijds in Davos bij de beroemde Davos-bijeenkomsten het een uur heeft gehad over de ‘undertakers’. Meneer Köller, voor u schreef Gaby vanden Berghe: “Men moet zijn woord houden, dat wil zeggen het niet geven. Christiane de Lange, lid sinds 2003. Mevrouw De Lange, u wist zich in korte tijd onderwerpen eigen te maken, zoals het bibliotheekwerk. Uw leesdrift tijdens Statenvergaderingen kende dan ook geen grenzen: Statenstukken verslond u evenzeer gretig als de Viva en de Flair. Maar dat niet alleen u was ook in staat om zich de informatie snel eigen te maken en er direct gebruik van te maken. Zo kreeg u ooit staande de vergadering van de commissie Welzijn, Cultuur en Sociaal Beleid te horen dat u het fractiestandpunt over het bibliotheekwerk over het voetlicht moest brengen. U heeft zich daar ter plekke de relevante informatie eigen gemaakt en u bewonderenswaardig van uw taak gekweten. Een toepasselijker citaat als dat van Ray Bradbury is er dan ook niet voor u: “Wat hebben we zonder bibliotheken? Geen verleden en geen toekomst.” Bertjan van de Lagemaat, lid sinds januari 2007. Meneer Van de Lagemaat, als we het over een draaideur-Statenlid hebben, staat u onbetwist op nummer 1. Op 31 januari van dit jaar binnengekomen en vandaag al weer afgezwaaid. Toch hebt u in die korte tijd al uw maidenspeech gehouden. En daarmee indruk gemaakt. Het is geen sinecure om een maidenspeech te houden met drie punten en toch te eindigen in de top 5 van kort sprekende Statenleden. De kerkelijke gemeente van Ten Boer kan gerust zijn: daar kan men weliswaar na het zingen, maar toch op tijd de kerk uit. Wieslaw Brudzinski geeft u een waarschuwing mee: “Het niveau van het gepredikte is niet evenredig met de hoogte van de kansel.” Frans Lenselink, lid sinds 2004. Meneer Lenselink, na het aanvaarden van het Statenlidmaatschap in 2004 kenden uw ijver en enthousiasme geen grenzen. U wilde beschikken over alle Statenstukken en aarzelde niet al in uw eerste Statenvergadering te interrumperen over een
45
VERGADERING VAN 14 MAART 2007 onderwerp, waar de rest van uw fractie anders over dacht. Zo’n beginnersfoutje is gauw vergeven wanneer we in aanmerking nemen dat u zich ontwikkelde tot een verdienstelijk lid van de commissie Bestuur & Financiën en deel uitmaakte van de IPO-delegatie. Walter Lippmann schreef: “IJver is een beter paard om te berijden dan genie”. Aike Maarsingh. Meneer Maarsingh, uw kennis van de regelgeving uit Brussel was soms groter dan die van de vakgedeputeerde. De suikerbranche had voor u geen geheimen, evenmin als die van de aardappelteelt. U leidde een druk maatschappelijk leven en het is daarom des te bewonderenswaardiger dat u desondanks maar een enkele Staten- of commissievergadering heeft moeten missen. Foto’s van u zonder een GSM in de aanslag zijn zeldzaam, behalve misschien die ene keer dat u het mobieltje had ondergeploegd. Bij uw afscheid van het LTO werd u geknuffeld door toenmalig minister Veerman. Ik heb zo mijn beperkingen. Maar misschien is u beter af met Phil Gramm: “Economische groei wordt niet tot stand gebracht door de overheid, maar door werkende mensen.” Daar kunt u zich weer in vinden. Leen Meijndert, ik heb het zo-even al gezegd. Wij hebben gisteren een fout gemaakt in het persbericht. Er stond: “Leen Meijndert, PvdA sinds 1992”. Velen reageerden geschokt en zeiden: “Hoe is dat nu mogelijk! Dat hadden we nooit gedacht!” Wij hebben het ook met snelheid gecorrigeerd en bieden nogmaals onze excuses aan. De door u vaak gebezigde uitdrukking “bij ons in de Alblasserwaard” zal ik voortaan moeten missen evenals soms een beetje die randstedelijke tongval. Bij werkbezoeken was u bijna altijd aanwezig. De EHS en het waterbeheer stonden hoog bij u hoog in het vaandel, maar zeker als het over werkgelegenheid ging, over het belang daarvan, wat het voor mensen betekende, wat we er voor moesten doen. Dan was er ook veel emotie mee in het geding. U heeft er in elk geval voor gezorgd dat dit ook langs die kant voortdurend op de agenda kwam. Maar daarnaast, zoals ik zei, de EHS en het waterbeheer die u na aan het hart lagen. En daarover werd er geschreven: “In de natuur heb je geen beloningen of straffen, alleen consequenties.” Henk Moll, GroenLinks en sinds 1996 hier in de Staten. Meneer Moll, uw grote droom – gratis openbaar vervoer – heeft u nog niet kunnen verwezenlijken. Ook in andere opzichten kruiste u nogal eens de degens met gedeputeerde Musschenga. Maar u beperkte zich niet alleen tot verkeer en vervoer, u heeft in de loop van de jaren een bijzondere liefde opgebouwd voor de rechtsbescherming. U bent de strijd aangegaan toen het idee ontstond om de commissie Rechtsbescherming alleen nog maar samen te stellen uit mensen van buiten. Het compromis dat u bereikt heeft, treedt vanaf morgen in werking en kan eenvoudig worden geduid als de Moll-variant, nog jaren, beloof ik u. Hoewel de notulisten regelmatig worstelden met het uitwerken van uw betogen, heeft u ook mede het begrip “duurzame energie” in deze provincie op de kaart gezet. Kenneth Boulding schreef: “We moeten onze levensstandaard niet afmeten aan het aantal airconditioners die wij hebben gemaakt of verkocht, maar aan de vraag of de lucht fris is.” Ingrid Mortiers. Mevrouw Mortiers, ondanks uw dubbele identiteit – ik moet het goed zeggen in dit geval – heeft u nooit een loyaliteitsconflict gehad. U heeft zich als Vlaamse 100% ingezet voor de leefbaarheid en de ontwikkeling van het Groningse platteland. Uw bijdragen in de Statencommissie Omgevingsbeleid en Wonen droeg u voor als Vlaams proza. Dit was ook het geval tijdens uw maidenspeech afgelopen januari over de referendumverordening en interactieve beleidsvorming. Als Nederlands-Vlaamse vergeeft u mij hopelijk dat ik het volgende citaat van de Franse auteur Jaques de Lacretelle aanhaal. Dat doe ik omdat ik geen Vlaamse auteur heb kunnen vinden die uw bezielde inzet voor het platteland beter kon verwoorden. Ik citeer: "Een stad heeft een vorm, het platteland een ziel." Erik Neef. Meneer Neef, wederom moeten wij – nu na nog geen jaar – afscheid van u nemen. Met uw noordelijke veelzijdigheid (geboren in Drenthe, opgegroeid in Friesland en nu woonachtig in Groningen) – volgens mij moet u het boegbeeld worden van het SNN – vormt u wellicht de verpersoonlijking van datgene waar Noord-Nederland voor staat. Bij uw vorige afscheid in 2003 kenschetste ik u als een man van weinig woorden, accuraat, doelgericht en met een vleugje subtiele humor. De cabaretier Fons Jansen merkte ooit op: “Humor geeft geen oplossing voor een vraag, de vraag zelf lost op in de humor.” Henk Nijboer, lid sinds 2003. Meneer Nijboer, de liefde en de wetenschap drijven u naar Leiden. U was een Statenlid met oog voor infrastructuur en mobiliteit en gevoel voor de burger. Uw optreden kenmerkte zich door een grote mate van gedrevenheid, ik denk hierbij aan het tracé Groningen-Winsum-Mensingeweer, de bruggen bij Aduard en de permanente bewoning van recreatiehuisjes. Uw maidenspeech ontging de pers niet, Piter Bergstra schreef zelfs – vergeeft u mij het woord – dat u uw keutel moest intrekken. Iemand schreef: “In de journalistiek zijn feiten heilig en meningen vrij. In de diplomatie geldt hetzelfde, alleen worden journalisten betaald om te schrijven en diplomaten om te zwijgen.”
46
VERGADERING VAN 14 MAART 2007 Sjak Rijploeg, lid sinds 2003. Meneer Rijploeg, bij velen, ook bij mij, wekte u wel eens de indruk het linkse geweten van de PvdA-fractie te zijn. U hekelde tijdens diverse Statencommissies Economie en Mobiliteit het kabinetsbeleid van Balkenende 1, 2 en 3. Soms tot ergernis van andere fracties, van de uwe weet ik dat niet zeker. U graaft zich diep in een onderwerp in, zoals bijvoorbeeld in het recente debat over de kolencentrales. Het is bewonderenswaardig hoe u tot op detailniveau op de hoogte bent van dossiers. Wat dat betreft heeft u zich de filosofie van wijlen Joop den Uyl ter harte genomen: "Je kunt pas op hoofdlijnen besturen als je de details kent." Marianne Schouwenaar, ook lid sinds 2003. U bracht het dualisme in praktijk. In u ontmoette gedeputeerde Calon bij het POP en zijn plannen voor Meerstad een geducht gesprekspartner. Dat neemt niet weg dat Calon u in Brussel chaperonneerde naar uw hotel toen u een beetje verdwaald was in deze metropool. Zo blijven politieke tegenstellingen beperkt tot deze Statenzaal. Marek Halter zei: “Vraag nooit de weg aan iemand die hem kent, anders kun je niet meer verdwalen.” Laura Smit, lid sinds 2003. Uw betrokkenheid bij asielzoekers was groot. Via het Vertrekcentrum Ter Apel wist u het lot van deze mensen ook landelijk onder de aandacht te brengen. U schroomde daarbij ook niet om zelf de handen uit de mouwen te steken om mensen te helpen die in de knel kwamen. Kenmerkend voor uw betrokkenheid en gedrevenheid was ook dat u een dag voor de bevalling van uw eerste kind nog volop meedeed in een commissievergadering. Mevrouw Mansveld en meneer Bultje zullen u de komende periode ongetwijfeld missen, ik neem aan dat dit iets te maken heeft met snoepjes. Iemand schreef: “De meest gevraagde eigenschap van een vriend is een gewillig oor.”, wat u vaak geboden heeft en hopelijk ook vaak gevonden heeft. Koos van der Span, lid sinds 2003. Het gaat nog verder, ook u bent hier lid van de PvdA. Volgens mij heeft iemand geprobeerd compensatie te krijgen voor de uitslag! Meneer Van der Span, uw betrokkenheid bij jongeren viel op. U was aanwezig bij vele presentaties. Maar u had ook aandacht voor het taalgebruik in de Statenstukken. Het is goed dat daar voortdurend oog voor is, want heldere taal is nu eenmaal essentieel voor de onderlinge communicatie, maar ook in de communicatie met de burger. Uw terrein was mobiliteit, daarbij hield u niet alleen de hele provincie in de gaten, maar ook uw directe woonomgeving. Karel Jonckheere schreef: “Men kent een taal als men er met kleine kinderen in kan converseren.” Roel Stevens. Ondanks uw korte periode als Statenlid heeft u zich bewezen als rustige en nuchtere debater. Kort van stof en to the point. Als enige vertegenwoordiger van de fractie van de ChristenUnie had u in de Statencommissie Landschap, Water en Milieu een brede portefeuille. U kon, als plaatsvervangend directeur van de Voedsel- en Warenautoriteit regio Noord met de kennis die u daarvan heeft, smaakmakende en goed doordachte bijdragen leveren. Dus u gebruikte uw kennis wel degelijk. Wat dat betreft kan het volgende citaat van Jean de la Bruyère u niet in de schoenen worden geschoven: "Er zijn mensen die spreken, net even voor ze nagedacht hebben." Irma Voogd. Mevrouw Voogd, in de afgelopen vier jaar had ik bij u het beeld van een Chinese variété-artieste, die minimaal in staat was om zeven bordjes in de lucht te houden. U combineerde werk, gezin, moederschap, studie én het Statenlidmaatschap. En ik heb geen bordje zien of horen vallen. Een werklunch voorafgaande aan een commissievergadering heeft u moeten ontberen, slechts gecompenseerd met provinciale cake. Maar al die andere keren was u er, ondanks al die verplichtingen. U had, zeker toen u die lunch moest ontberen, veel beter verdiend. Voor u een citaat: “Iedere moeder met slechts twee armen is gehandicapt.” En toch maar die bordjes in de lucht houden… Reinder de Vries, lid sinds 2005. Meneer de Vries, halverwege deze Statenperiode bent u bij ons aangeschoven. In die periode heeft u kans gezien vaak aanwezig te zijn bij werkbezoeken. Ongetwijfeld heeft dat u geïnspireerd om een actieve bijdrage te leveren in het project ondernemende Staten. U was 1 van de 5 Statenleden die uit Delfzijl kwamen. Net als veel Delfzijlsters had u de houding van 'niet kletsen, maar doen'. Dat zegt u anders en er is hier weer een poging ondernomen om mij dat ook te laten doen. Welke onregelmatige dienst u ook moest draaien vanuit uw reguliere baan u was er altijd bij als de Staten vergaderden. Uw bijdrage aan het politieke debat was gedegen, u zocht echter nooit de voorgrond. Voor u een citaat Emile Berr: "Er is een genot van zich weg te cijferen, veel groter dan het genot van zich op de voorgrond te dringen, en voor een zeer trots mens moet de uitoefening der bescheidenheid wel iets heerlijks zijn." Attje Waal. Mevrouw Waal, in 1995 deed u uw intrede in de Staten. Bij uw afscheid in 2003 kenschetste ik u als iemand die vriendelijk en kort van stof kon zijn. Enig rondvragen leverde de karakteristieken op: stijlvol, aardig, rustig. Kortom: u bent zichzelf gebleven en dat kunnen we in de Staten niet genoeg waarderen. Daarom dicht ik u hetzelfde citaat toe als van vier jaar geleden: “Vriendelijkheid is de mensen meer liefhebben dan zij verdienen.” Wiebe Zorge, lid sinds 2006. U bent nog maar sinds kort in ons midden, maar u wist vanaf het begin al hoe het spel gespeeld moest worden, vandaag hebben wij daar weer wat voorbeelden van
47
VERGADERING VAN 14 MAART 2007 gezien. Uw bestuurlijke ervaring als oud-wethouder van De Marne zal daar niet vreemd aan zijn geweest, en dat is maar goed ook. In commissievergaderingen was u vasthoudend en de rondvraag was niet compleet als u geen vraag gesteld had. U was kundig op de achtergrond en dankzij u is de provincie Groningen een motie over weidevogels rijker. Voor u het citaat: "Vragen zijn er om gesteld te worden." Dat zijn 31 mensen die vandaag afscheid nemen. Dat is heel erg veel, dat heeft te maken met de uitslag en het heeft te maken met het feit dat de samenstelling van de Staten verandert. Voor u, voor ons, als Staten in deze samenstelling is dit de laatste dag. Ik heb aan het begin gezegd: “Er is vreselijk hard gewerkt”. U heeft de functie, het ambt van volksvertegenwoordiger met plezier opgepakt en er heel veel tijd en energie in gestoken. Ik weet niet of u een dag of veertien, drie weken geleden gezien heeft dat een journalist van de Volkskrant op persoonlijke titel een verhaal heeft geschreven dat hij iedere keer als hij zag dat al die politici weer negatief afgebeeld werden als... u kent de citaten... hij dan aan zijn vader moest denken, die hij al die avonden en op al die middagen zag vertrekken. Hier zit een zaal vol van mensen die dat gedaan hebben en daar hoort groot, heel groot respect bij. Dat hoort dus ook uitgesproken te worden als het einde van deze periode is aangebroken. Dank voor de manier waarop dat gebeurd is, dank ook voor de plezierige manier waarop er met elkaar gewerkt is en de inzet die u allemaal daarvoor geleverd heeft. Wij dachten dat het goed was om deze keer iedereen een aandenken aan de Statenperiode te geven. Speciaal voor Attie en Henk, dit is de foto waarin ze elkaars hand nog niet vast hebben, maar je ziet dat ze onderweg zijn naar elkaar toe. Deze foto is er voor iedereen als aandenken aan deze periode. En voor alle mensen die ik net heb genoemd, hebben wij deze keer ook iets speciaals laten maken. Dat is een vulpen die speciaal gegraveerd is in deze Statenperiode en om te laten zien dat het duurzaam is: de pot inkt is erbij, u kunt dus iedere keer weer bijvullen. Dat gezegd hebbend, kom ik nog bij een paar andere zaken. De Wet over de Koninklijke Onderscheidingen kent een aantal bepalingen, bepalingen wie wel en wie niet in aanmerking komen en waarom. Politieke ambtsdragers vallen in bepaalde categorieën, niet meer de bestuurders, maar wel de volksvertegenwoordigers, binnen het artikel 14 van die wet. Het betekent dat leden van de Staten-Generaal of Nederlandse leden van het Europees parlement en leden van de Provinciale Staten en van gemeenteraden in Nederland en van de eilandsraden – van de Nederlandse Antillen dus – die tenminste twaalf jaar zitting hebben gehad, in aanmerking komen voor een onderscheiding. Dat zijn er een aantal van u en ik zal die dadelijk naar voren laten komen en u de onderscheiding overhandigen. Die wet zegt ook dat men haar pas krijgt bij defungeren. De wet is zodanig geformuleerd dat als je in de Staten zit en ook in de gemeenteraad, je niet aftreedt, dan defungeer je dus niet en is het moment nog niet gekomen waarop onderscheidingen kunnen worden uitgereikt. Als u even met mij meedenkt, moet dat van toepassing zijn op de heer Köller. Dan is het zo dat wij natuurlijk aan de vooravond van de voorbereiding hiervan lijsten konden bestuderen en op grond van die lijsten konden bepalen wie er niet meer terug zou komen. Inmiddels kennen wij de uitslag, en die uitslag heeft tot gevolg dat een aantal anderen ook niet terugkomt en daarvan kan de procedure nu pas gestart worden en dat zal dus later bij de algemene gelegenheid rond 30 april dus plaatsvinden. Hier kan ik dus vandaag geen uiting aan geven. De vierde categorie is in het voorafgaande al zo hoog gestegen dat wij daar vandaag niet bij in de buurt kunnen komen. Dat moet betrekking hebben op de heer Maarsingh. Hij is al officier. Een vijfde is dat soms mensen zeggen: ik niet. Het zesde is dat wij ook een categorie hebben die wel een hele tijd lid van de Staten geweest zijn, maar die volgens de wet niet aan de termijn van twaalf jaar komen, ook niet opgeteld gemeenteraad, Staten, en dergelijke. Dat zijn de categorieën waar we het over hebben. Maar het is mij wel een heel groot genoegen en passend in de wet om een aantal uwer vandaag de versierselen van Oranje Nassau te overhandigen. Daarvoor verzoek ik mevrouw Boon, mevrouw Bos, mevrouw Drees en de heren Hollenga, Meijndert, Moll en Neef naar voren te komen. De Commissaris overhandigt de koninklijke onderscheidingen aan genoemde leden. De VOORZITTER: Dames en heren, ik heb u net een uiteenzetting gegeven hoe dat gaat bij onderscheidingen. Dat brengt dus een situatie dat wij één persoon in ons midden hebben die twintig jaar lid is geweest van deze Staten, Jan Köller. Dat is bijna een generatieomschrijving, want dan hanteren wij een periode van zo’n 25 jaar. Hij heeft een hele tijd kunnen overzien en in die tijd ook iedere keer weer opnieuw zijn bijdrage geleverd, inbreng geleverd, aandacht gevraagd voor de mensen, iedere keer weer opgekomen voor de belangen van de Staten, velen van ons verrast met een hele serie van uitspraken, waarvan de heer Roffel mij erop wees dat hij in de fractie dat ook deed en er maar een enkel moment was in de tijd dat Roffel zich kon herinneren dat het lijstje uitgeput was en dat het dan ongeveer twee weken duurde voordat het weer helemaal aangevuld was, overigens
48
VERGADERING VAN 14 MAART 2007 dan weer voor maandenlang. Ik denk dat Jan Köller een typisch voorbeeld is van iemand die voortdurend in al die jaren onderweg is geweest, om zich heen gekeken heeft, naar mensen heeft geluisterd, geprobeerd heeft dat te vertalen, begrip te laten zien, ook aan nieuwe mensen die hier binnenkwamen. Hoe doe je dat hier? Waar moet je voor staan? Waar gaat het dan om? Ja, waar je eigenlijk van zou zeggen: dat is nu zo’n typische oude rot die laat zien hoe dat moet. Jan, het zou gek zijn, vind ik, om jou hier vandaag weg te laten gaan met de wetenschap dat er ooit een moment komt dat je in Delfzijl zegt: “Ik stop ermee” en dat dan die koninklijke onderscheiding komt. Ik kan die niet aan je geven. Ik kan wel wat doen. De Commissaris van de Koningin in Groningen heeft twee penningen, de bronzen penning, die heel vaak wordt uitgedeeld, en de zilveren penning. Het is de tweede keer in deze periode dat ik dit doe, maar ik vind dat jij niet weg kunt zonder dat die waardering aan jou wordt overgedragen. Zou je naar voren willen komen? De Commissaris overhandigt de zilveren penning aan de heer Köller. De heer KÖLLER: Voorzitter, ik ben toch redelijk verrast door deze penning. Ik ben eigenlijk een beetje beduusd; dat van die onderscheiding wist ik al en had ik ook wel rekening mee gehouden, Eigenlijk dacht ik dat het wel goed is dat je op zo’n moment niet ook nog een onderscheiding erbij krijgt, want dat geeft alleen maar meer emotionele druk. U hoeft echt niet bang te zijn dat ik ga zingen, u hoeft ook niet bang te zijn dat ik panharingen ga uitdelen. Voorzitter, u heeft dat op een uitstekende manier gedaan. Vandaag nemen wij afscheid van 31 Statenleden, inclusief mijzelf. Namens die mensen die hier allemaal afscheid nemen, wil ik iedereen in dit huis en ook daarbuiten bedanken die het mogelijk hebben gemaakt dat wij zo goed hebben kunnen functioneren. Ondanks het feit dat het toch algemeen moet blijven, wil ik er toch twee figuren uitvissen waarvan ik denk dat die in de laatste jaren hier in de Staten – en mij wordt dat elke keer toegedicht – de smaakmakers waren. Als je denkt aan twee tegengestelde smaakmakers dan waren dat toch Attie Bos en Douwe Hollenga, niet alleen omdat ze zo verschrikkelijk verschillen in kapsel, maar omdat ze een soort cachet aan deze vergadering gaven en dat met veel plezier hebben gedaan. Als ik iedereen bedank, denk ik natuurlijk in de eerste plaats aan de voorzitter. Hij was eigenlijk zoals ik dat gewend ben – en ik ken zijn voorganger Vonhoff die altijd zei: “Ik geef het woord aan de heer Köller die erom heeft gevraagd”, dat was een standaardzin die er altijd achteraan kwam. Ik moet toegeven dat ik er een half jaar aan moest wennen dat dit achtervoegsel niet meer werd uitgesproken. Ik dacht dan dat ik het woord niet kreeg. Hij was streng, maar rechtvaardig. Dat is ook de slogan van een Belgisch satirisch programma De Rechtvaardige Rechter, waar vaak op een heel ludieke manier de spot wordt gedreven met van alles en nog wat. Ik denk dat onze voorzitter ook zo heeft geacteerd. Hij heeft iedereen voorzien van een oneliner, een uitspraak of wat dan ook. Ik heb mij in dat half uur suf zitten te piekeren om er ook een voor hem te vinden. Ik zeg het nu niet, maar aan het eind. De volgende die ik wil bedanken is de Statengriffie, een nieuw fenomeen sinds het dualisme. Zij waren de steun en toeverlaat van deze Staten. Het was even wennen, maar voor de inzet die zij richting ons gepleegd hebben, verdienen zij alle lof. De mensen waar wij als Staten het dichtste bij betrokken waren, waren in het verleden natuurlijk met name Emma, de opvolger van Kamminga die dat jaren heeft gedaan. Het was eigenlijk raar: er waren een heleboel mensen in de Staten en eigenlijk was er maar één vast aanspreekpunt voor die 55 personen en dat was Emma of Kamminga daarvoor. Ineens krijg je dan een Statengriffie. Eigenlijk werd het toen een beetje uitgebreid met iemand die daar ook heel veel werk in heeft verzet, denk maar aan de boekjes die op dit moment al voor de tweede keer uit zijn gekomen, het verslag van de Staten. Julia zit helemaal achter in de zaal, bescheiden als zij altijd is. Ik denk dat die twee voor de meeste Statenleden het zichtbaarste waren. Daarna komen natuurlijk zoals altijd, de ambtenaren. Die heb ik ooit in Lublin omgedoopt tot civil service, omdat ik vond dat ambtenaren – en dan bedoel ik niet alleen speciaal provincieambtenaren, maar in zijn algemeenheid – wat meer gewoon civil service moeten worden, dienstbaar aan de mensen, aan de maatschappij. Daar heeft ook de politiek voordeel van, want dan zien wij meer van de overheid. Dan zal het waarschijnlijk ook beter gaan met de opkomst bij verkiezingen. Ik moet toch constateren, voorzitter, dat het provinciale civil service-korps te allen tijde bereid was je als Statenlid met raad en daad bij te staan. Ik heb dat vanmorgen nog in twee gevallen gecheckt. Je belt en nog geen twintig minuten later heb je het antwoord op schrift daar staan over wat voor probleem dat je ook hebt. Waar kom je dat tegenwoordig nog tegen? Maar aan de andere kant heeft het taalgebruik mij wel eens dwars gezeten. Ik kreeg wel eens stukken onder ogen en als ik ze gelezen had, had ik nog net geen minderwaardigheidscomplex, maar het scheelde niet veel. Aan de andere kant moet ik ook zeggen dat de Statenleden er ook wel wat van konden. Het meest recente wat ik vanmorgen hoorde, waren de multiproblem-gezinnen. Dat is ook zo’n kreet.
49
VERGADERING VAN 14 MAART 2007 Mensen, doe dat nu niet, maak daar fatsoenlijk Nederlands van, zodat iedereen dat kan verstaan. Dit moet niet een club worden waar wij een soort taal praten die wij alleen onderling verstaan. Het is al erg genoeg – voor mij tenminste – als ik een trein vol met jeugd zit, die het hebben over pimpen en pompen, etc. Ik versta die taal niet eens meer, wat ik erg jammer vind. De medewerkers van de receptie moet je speciaal bedanken, omdat zij hoelang de fractievergadering ook duurde – altijd wordt er gezegd: “Wij beginnen om acht uur en wij streven ernaar dat de vergadering om 22.00 uur afgelopen is”, nou vergeet het maar, het wordt eerder 23.00 uur –, er altijd nog zaten en de zaak nog moesten opruimen. Er was altijd verse koffie en frisdrank. Ik denk dat dit iets was, voorzitter, waar wij toch maar een keer een vreemd woord voor mogen gebruiken: “Chapeau!”. Dan hebben wij nog de kamerbewaarder, de mensen die daar in de hoek zitten, die allerlei hand- en spandiensten verrichten en die een niet onbelangrijke functie hadden in het luiden van de bel ten teken dat het weer tijd was om naar binnen te gaan. Het is eigenlijk de enige provincieambtenaar die hier in het Provinciehuis rondloopt – met zo’n mooi uniform met sjerpen – die nog stamt uit de tijd dat de provincie werkelijk stoffig was. Dat de provincie stoffig is, is in mijn ogen volstrekte onzin. Ik wil de woorden die ik daarover gisteren in Assen heb gezegd, niet herhalen, maar ik heb achteraf wel begrepen dat daar onder de bestuurders die daar waren heel veel bijval was voor de manier waarop ik daar aangekeken heb tegen al die mensen die het allemaal zo goed weten hoe het allemaal moet. De man van het geluid. Wij hebben hier allemaal van die mooie microfoons op de tafels staan. Voor die tijd hadden wij allemaal dingen die met kabels aan elkaar verbonden waren. Het was toch altijd weer Sjirk weer die, als er een microfoon weigerde, onder de tafel dook en wat stekkers heen en weer drukte, waarna alles het weer deed. Nu hebben wij allemaal van die microfoons die draadloos zijn. Ik weet niet waar het aan ligt, maar soms doen ze het collectief niet, dan doen ze het om en om niet, dan brandt er een groen lichtje en zit er daar tegenover een groen lichtje te knipperen. Dat is waarschijnlijk het teken dat de heer Moll nog iets zou kunnen zeggen, maar dat het niet meer lang zal duren. Hij heeft er altijd met heel veel verve, ook in andere vergaderzalen, voor gezorgd dat wij als Staten en ook als commissies werden voorzien van geluid en niet te vergeten ook vaak van beeld. U komt allemaal regelmatig in bijeenkomsten waar met powerpoint of met van die beamers gewerkt wordt. Ik heb bijna nooit een bijeenkomst meegemaakt waar iemand op de knop drukte, op de volgende knop drukte en de presentatie liep. Nee, het is eerst allemaal paniek. Er moet iemand achter de gordijnen weggehaald worden om te vertellen hoe het werkt. Ik zou zeggen, mensen: er is zo’n klein stukje papier – ik wil het nog ooit eens voor iemand kopiëren – waar niets over die beamers, etc. in staat, maar er staat in op welke punten je bij een vergadering of presentatie vooraf moet letten. Dat zou een hoop hilariteit – het is geen ergenis – voorkomen. Als laatste wil ik van de mensen hier de dames van de catering bedanken. Zij hebben – en dat hebben wij vanmiddag ook weer gezien – ons altijd behandeld als gasten, als het hier een zes sterrenMichelinrestaurant. Wij werden bediend en daarnaast – het was niet alleen de bediening en de koffie – hadden zij er een blik voor welk Statenlid niet zo lekker in zijn vel zat. Een opbeurend woord als je eens ziek was geweest, de volgende keer even vragen hoe het ermee is. Ik denk dat wij daar allemaal wel eens een keer mee te maken hebben gehad. Dat is iets waar wij deze mensen een enorm compliment voor mogen geven. Ik heb hier ook een aantal nieuwe gerechten leren eten. Op een gegeven moment kregen wij een bak, waar bruin ‘spul’ in zat en een andere bak waar wit ‘spul’ in zat. Ik zag het niet helemaal goed en vroeg wat het was. Ze zeiden dat het rijst met goulash was. Dat eet je bij ons nooit, daar heb je stamppot toe. Ik moet eerlijk zeggen dat ik dat toch heb leren waarderen te eten. Er is nog meer dan ‘luie wievenkost’. Voorzitter, dat was de dank en de richting, het apparaat, de mensen die ons altijd vreselijk goed verzorgd hebben, ook tijdens de verbouwing hier. Vroeger stonden we buiten in de kou, nu staan we onder een mooi glazen dak. Het is allemaal stukken verbeterd. Ook dat hebben die mensen allemaal mee moeten maken. Vreselijk veel dank namens alle scheidende Statenleden! Er zal binnenkort waarschijnlijk een aantal nog weer terugkomen, maar als ik daarover praat, breek ik in in de collegeonderhandelingen en in die positie verkeer ik niet, dus ik zeg verder niet wie dat zijn of kunnen zijn. De dank geldt alle medewerkers, het hele Provinciehuis en alles wat er annex aan is, niet alleen de mensen hier binnen – een aantal keren, vooral bij werkbezoeken en ook als je zelf – en daar gaat het stuk van Henk en Mark ook een beetje over – bij provinciale ambtenaren aanklopt met een vraag, kreeg je altijd antwoord. Dan, voorzitter, nog een paar persoonlijke woorden. Ik ga daarom moar over in het Grunnegs, want het is per slot van rekening meertmoand dialectmoand. Het was de heloas veel te vroug overleedn zanger en laidjesschriever Ede Staal dei in ain van zien vele laidjes zee – en dat komt nait dat ’t zopas net zongen is –: “Er is een tied van koom’n en er is een tied van goan en alles wat doar tussen zit, ja, dat is mien bestoan”.
50
VERGADERING VAN 14 MAART 2007 Zestig joar bin ik, twintig joar in de Stoaten, da’s toch een daarde deel van joen leevn. Dat is toch – om een Grunnegs woord te gebroekn – substantieel deel van joen leevn. Ik mout zeggn, veurzitter, dat toun ik op 28 april 1987 werd beëdigd als lid van deze Stoaten, ik als eenvoudige jong – ik was al wat older – van de wereldstad Boxweer noar de metropool Grunn ging, veurwoar een geweldig grote stad! Ik werd in dei tied soamen met Frits Boekhoud en nog een aantal andere neie mensen in deze Stoaten benuimd. Ons ging toch een soort reputoatie veuroet, want wie werden deur de op dat moment veural in de omgeving van Delfziel wereldberoemde columnist Jan Beijers bestempeld als aigen kweek. En als je zo’n column zain, dan wait je dat het nait echt safe zit. De loatste zin waar hai mit eindigt, doar stoat in: “Wij zullen in de toekomst nog veel van Jan en Frits horen, vrees ik.”Hij heeft gelijk gekregen en ik heb er later met Jan nog een aantal keren gesproken over die column. Hij zei: “Je weet toch hoe dat gaat met die stukjes, ik heb dat niet zo bedoeld en het is allemaal goed gekomen met jullie”. Twintig joar stoatenlid waren veur mie toch een verrijking van mien leevn. Ik heb veul zain, veul mitmoakt, veul mensen ontmoet, veul bekende Nederlanders – zowel van ’t koninklijk hoes als van de regering of wel dan ook –, hand’n geevn met proat, op plekkn west woar een gewone staarveling nait zo gaauw komt. Ik heb twaalf provincies bezocht, ik ben deur deze provincie in het kader van de Hanzepassage met mien grote kameroad Wim – ondanks dat wie soms in de commissie wel een soort toneelspelletje zaten op te voeren – Europa in west. Wie hebb’n doar een geweldig plezairige tied had. Wie hebb’n doar ook altied Engels sproken, alhoewel dat soms wel moeilijk was veur mie dat ik soms moar zo in de vergoadering Grunnegd begon te proaten, omdat ik docht van: “Hé wie proaten nait Nederlands, dus zal ’t wel Grunnegd weez’n”. Er is hier ook nog eev’n gerefereerd aan mien kreet in Lublin van de bacon question. Ik ben dus vartien doagn leedn in Rouen west met een jeugdparticipatieproject. Hartstikke interessant, moar Frankriek is toch een ander soort land als Nederland. Ik docht in mien eenvoud: “Het gait hier allemoal mit de zogenoamde French battle...” Je mot’n der eevn over noadenk’n, de gooie verstoander wait het direct. Dat is aigenlijk ook de drive dei der voak in mie zit waarom ik zit te speel’n mit toal. Veurzitter, in zo’n lange periode binn’n er natuurlijk hoogtepunten en daiptepunten. Diaptepunten waren veur mie toch het overlied’n tiedens deze stoatenperiode van drei stoatenleed’n: Stoffer Welp, de man dei oeteindelijk de bedenker was van de Poort van Grunn, Geert Koerts, een man dei tot het ende in de Stoaten zeet’n het, grote bewondering doarveur, nait dat e bie mie oet de buurt kwam, moar gewoon veur de persoon Geert Koerts, en ik heb zain het lieden van Bartel Post. Dat heeft echt verschrikkelijk veul indruk op mie moakt, moar wat aigenlijk nog iets meer indruk op mie moakt het, was al eerder gebeurd, het overlied’n van Evelien Rottinghuis, de secretoaris van onze commissie EZ, een vrouw van ik docht nog geen vartig joar dei in ain klap weg was. Ik ben op die crematie west. Doarom ken je ook zegg’n van hoe close je toch met sommiige provincieambtenoaren worden als je in commissies en dat soort dingen waark’n, dat het echt een geweldige invloed op joe het. Het het mie ook zeer aangreep’n. Politieke daiptepunten waren veur mie nog meer: het oaftreed’n van twai gedeputeerden, Herman Vos en Mirjam de Meijer. Wat ook iets is wat mie altied bieblieft – dat wil nait oet mien kop, ik kom dat verhoaltje regelmoatig weer teeg’n en ik lees het iedere keer weer – en wat ik toch een beetje een daiptepunt vond, was het oafschaid van Lo van Kats. Ik had, ook als oudste, een verhoaltje moakt en dan perbaaier je dus zo’n mens dei weggait toch... en dan komt de man doarnoa en dan denk je: “Loat moar zitt’n”. Dat heb ik nooit echt prettig vonden. Maar wat waren dan wel hoogtepunten? Hoogtepunten waren in dit geval mien nait oafloatende gevecht veur het behoud van aluminiumsmelter Aldel. Ik heb doar dus echt – en Mark zal dat kenn’n boamen, want hai zat bie mie in de commissie EZ –... Toun het een en ander gebeurde, kwam nait de gedeputeerde, nee, dan kwam de commissaris noar de commissie tou. Die vertelde doar gewoon eevn: “Jongens, het aardgas is nait meer zo goedkoop. Sorry, moar het ken nog zes joar duur’n en dan valt Aldel om, maar niet getreurd, vrienden, wij hebben een Antheus-project opgezet. Die zoll’n der veur zeurgen dat er binn’n die periode vervangende waarkgeleg’nhaid in dat gebied komt”. Toun ging ik dus echt deur ’t lint hin. Ik mout eerlijk woar zegg’n: de verholding tussen mie en Vonhoff... ik kom ‘m nou nog regelmoatig teeg’n en het eerste wat e dut is mie op de scholder hauen – laifst nait te hard. En hai vraagt altied als eerste: “Jan, hou is ’t met Aldel?” ’T is gewoon geen hard feelings meer, maar het geeft wel eevn aan dat ik vanaf dat moment zelfs zo ver goan ben dat ik het lot van mien sokk’n heb verbond’n aan het lot van Aldel. Ik heb namelijk op dat moment zegt: “Als de Aldel omvalt, dan eet ik mien sokk’n op”. Nou, ik heb ze nog steeds aan, mensen, en ik hoop dat ik ze ook zo laang hebb’n ken dat ze oaf binn’n. Dan dou ik wel weer neien aan of het binn’n nait dezulfden meer. Het tweede punt is – en de veurzitter het ’t ook al zegt – de veiligheid van de mensen. Soamen mit William en Klaas-Jan hebb’n wie vroagen stelt over dat hoge woater in Delfziel. Wie denk’n: “Dat binn’n vroag’n en wie krieg’n antwoord”. Nou, mensen, wat doar allemoal achter weg koom’n is! Welke mensen allemoal mit ideeën kwamen om iets te doun en dat de provincie der niks mee te moak’n had! Der binn’n zo verschrikkelijk veel reacties west. Ik heb allerlei interviews geev’n op radiostations dei nait ains op radio zitt’n moar allain op ’t interntet te ontvang’n bin’n.
51
VERGADERING VAN 14 MAART 2007 Ik had nog nooit heurd van BNNews Radio, whoever it is, en Duutse zenders die gewoon bell’n en zeggen van: “Wat is dat daar en kenn’n we der eens eev’n over poraten?” En het leeft echt bie de mensen. Dat het mie zo verschrikkelijk veel deugd doan dat ik denk dat ik ook als opdracht aan de neie Stoaten geef veur de zomer: “Jongens, goa de boer op, kiek wat onder de mensen leeft en perbaaier dat op een eenvoudige manaier veur het voutlicht te breng’n”. Veurzitter, ik vertreed hier nou wel, moar ik loat aigenlijk in principe twai kopzeerndossiers achter, zoals ze dat zo mooi nuimen. De aine is het Hoavenschap. Saillant detail doarbie is: in december 1987 bie de sanering van ’t Hoavenschap was ik ain van de drei fractieleedn van de PvdA dei teegn dei sanering stemt het. En dat was om principiële redenen omdat er een militaire opslagcomponent in zit. Veur mie is e slogan nooit west: “Principes binn’n mooi als ze maar geld kosten.” Principes binn’n veur mie principes. Het kostte gewoon geld. Als ik mien zin kreegn haar, had ;t geld kost. En de boanverlenging van Eelde. Die boan is nog nooit verlengd. Ik las nou weer dat er weer wat beest’n signaleerd binn’n. Ik denk dat we zo langzamerhand uutkiek’n mott’n of we nait doar de kruiskopkever, c.q. de inbusmuis en de rollator vind’n, want anders wordt het nog langer. Veurzitter, ik heb veule onderwaarpen vanoaf deze ploats besprookn, en wel altied op mien aigen manaier, zunder poespas en met humor. Humor is een onmisboar ingrediënt in de politiek, mits juist gedoseerd en op het gooie moment en nait moar zo in het wilde weg. Men het mie heel voak vroagt: “Woar koomn al die oneliners en spreukn vandoan? Bedenkst ze zulf?” Nou, een deel binn’n zulf bedocht, een deel koomn ze oet een hele pak dikke bouken dei ik doar over heb. Murphy’s Law is een heul klein boukie woar dat hartstikke mooi is om in te lezen. Het is allain al hartstikke lezenswoardig, zunder dat je snapp’n woar ’t overal over gait. Veur de rest is er veural in de dialectsector heul veul van dat waark te vind’n, in allerlei toalen. Ik kin ze ook in allerlei toalen, ik kin ze ook wel in allerlei toalen oetspreekn, moar ik dou ’t het maist in ’t Nederlands. Ik heb hier veur de grap ain in het plat-Duuts stoan, dei zegt: “Wat gait der heer in ’t welt, zegt jong, en hai kreeg zien aigen moude veur de ploug.” Ik weet niet wie het verstaat, maar voor de Nederlanders betekent het: “Wat is hier wel aan de hand, zei de jongen en hij spande zijn eigen moeder voor de ploeg”. Maar het is eigenlijk heel simpel: je luistert naar de radio, je kijkt naar de televisie, je hebt daar een stukje papier bij ligg’n, bent daarin geïnteresseerd, vooral in filosofen als Nietzsche. De Duitsers zegg’n dan: “Filosoof? Ja, da’s ein der so viel soof”. Die heeft van die dingen gezegd, u heeft er een aantal gebruikt. Ik heb eevn twee van Nietzsche staan. Ik had erop gerekend dat u dat zou doen. Dat zijn twee van de beste van Nietzsche, vind ik. “Auch wenn der Zeiger steht, die Zeit vergeht”. De andere is heel belangrijk op deze wereld: “Frei ist nur ihr der in Ketten tanzen kann”. Dat zijn dingen die ik vaak gebruik omdat ik vind dat met één zo’n zin het vervolgens overbodig is om vier A4’tjes voor te lezen. Dat is iets wat je in je achterhoofd moet houden. Voorzitter, een oneliner die ik ter plekke bedacht heb in het kantoor van Seaports, wil ik hier toch – en Harm Post zei: “Kan je mij die ook leveren op een tegeltje?” – aan iedereen meegev’n. Het is een persiflage op een slogan van de bankwereld. Dat gaat als volgt: fouten gemaakt in het verleden bieden garantie voor de toekomst. Als men zich dat in de politiek realiseert, is het prima. Maar voorzitter, alles heeft een eind, nur der Wurst hat zwei. Dat tweede deel komt nu. Dat is heel kort en gaat alleen maar over de voorzitter. De voorzitter – ik heb het al gezegd – is totaal anders dan uw voorganger, minder formeel. In die zin wil dan ook u daar extra voor bedanken. U geeft wel alles aan ons weg, maar ik heb bij het afscheid van Jakob Roggema gezegd dat het waarschijnlijk nooit weer zal gebeuren dat ik dit boek uitdeel. Dit is niet het tweede exemplaar, u krijgt ook niet het eerste exemplaar. Dit zal ongeveer het vijfhonderdste exemplaar zijn dat ik aan u geef, maar dat ik eigenlijk aanbied aan de Groninger Staten. Ik heb daar ook nog iets voorin gezet, maar dat kan ik zelf niet uitspreken, want daar ben ik veel te bescheiden voor. Daarom wil ik die aan u geven en dat u het in principe gewoon – u mag het ook mee naar huis nemen, dat maakt verder niets uit – aan de Staten van Groningen is gegeven. Dan, voorzitter, moet ik toch mijn oneliner kwijt. De schrijver is onbekend. Ik denk dat die ook nooit bekend zal worden. Het is wel voor een groot gedeelte op u van toepassing, want u bent in zo’n vergadering toch altijd weer gigantisch vindingrijk, u weet ergens altijd iets te vinden van: “Daar zit een gat, dat kan niet, zus kan niet”. Dan is er een goed Gronings gezegde dat zegt: “Der is geen lozer volk als mensen, je kenn’n der oapen mit vangen”. Mensen, hartstikke bedankt! Het boek is een boek over het geweldige grote dorp waar ik vandaan kom. Ik heb de titel zelf bedacht. Ik heb soms ook wel een beetje, als ik in een niet al te bescheiden bui ben, het idee dat de plaatsnaam ook zou worden veranderd in mijn... Bedankt voor alles! De VOORZITTER: Dames en heren, ik kijk even rond. Niet dat ik u aan wil moedigen. Heeft Jan Köller namens ons allemaal gesproken? Ik constateer dat dit het geval is. Dan zijn wij aan het einde gekomen van deze Statenperiode. Ik dank u allen nogmaals hartelijk. De vergadering wordt gesloten om 16.50 uur.
52