Verslag van het Tweede Nationale Industriedebat 14 maart 2007
Uitgave van de Stichting voor Industriebeleid en Communicatie April 2007
1
Dit verslag is samengesteld door Dick Scherjon, manager van de Stichting Industriebeleid en Communicatie, waarbij gebruik is gemaakt van de presentaties van de diverse inleiders. De opmaak van dit verslag is verzorgd door Christel Frentz (Rabobank Nederland) en de foto’s zijn gemaakt door Herman Wouters (Hollandse Hoogte).
2
Het Nationaal Industriedebat 2007 ‘Kennis delen, kansen grijpen’ Programma Ochtendthema ‘Kansen grijpen voor de industrie’ 10.00 - 10.30
Ontvangst
10.30 – 10.40
Welkom door prof. dr. Piet Moerland (Raad van Bestuur Rabobank Nederland) Congresopening door de heer Willem van der Stokker (Voorzitter SIC)
10.40 – 10.45
Inleiding drs. Hans Kamps (Dagvoorzitter)
10.45 - 11.30
Presentatie beleidsplan, prof. Ben Dankbaar (Strategische Adviescommissie SIC en Radboud Universiteit Nijmegen)
11.30 – 12.00
Reactie op beleidsplan door Doekle Terpstra, voorzitter van de HBOraad.
12.00 - 12.30
Interactie zaal en de heer Terpstra onder leiding van drs. Hans Kamps Lunch tot 14.00 uur
Middagthema ‘Kennis delen met kennissen’ 14.00 – 14.15
Inleiding drs. Wim Boonstra (Strategische Adviescommissie SIC en Rabobank Nederland)
14.15 – 15.45
Interactieve paneldiscussie over o.m. de thema’s - personeel en vervangingsvraag; - samenwerking tussen bedrijfsleven onderling en met het onderwijs - praktische initiatieven in het veld.
15.45 - 16.15
Pauze
16.15 - 16.30
Reactie prof. Ben Dankbaar.
16.30 – 17.00
Overhandiging beleidsplan aan politiek en sociale partners, eerste reacties gepeild door drs. Hans Kamps.
17.00 – 17.15
Afsluiting door de heer Willem van der Stokker, aansluitend borrel
3
4
INHOUDSOPGAVE
Opening van het congres door dr. Piet Moerland
7
Welkomswoord van Willem van der Stokker
9
Toelichting op het onderzoeksrapport door Ben Dankbaar
11
Reactie op het onderzoek van Doekle Terpstra
17
Arbeidsmarktontwikkelingen door Wim Boonstra
19
Discussie met het forum
22
Reactie van Ben Dankbaar
26
Overhandiging van het rapport aa-n en reactie van Alexander Rinnooy Kan
27
Overhandiging van de overige “eerste exemplaren”aan- en reactie van werkgevers- en werknemersvertegenwoordigers en de politiek
28
Afsluiting van het congres
29
5
6
Opening van het congres. Dr. Piet Moerland, Lid Raad van Bestuur Rabobank Nederland. De ruim 250 deelnemers aan het tweede Nationaal Industriedebat worden in het Auditorium van de Rabobank welkom geheten door dr. Piet Moerland, lid van de Raad van Bestuur van Rabobank Nederland. De heer Moerland vraagt zich in zijn openingspeech af óf we in ons land wel voldoende beseffen hoe groot het belang van de industrie is. Ter illustratie haalt hij een passage van het recente coalitieakkoord aan, waarin aangegeven wordt dat Nederland toegegroeid is naar een kennis- en diensteconomie. Als je die passage leest, dan lijkt het of de industrie verleden tijd is. In het onderwijs werd vroeger – de heer Moerland laat ter illustratie enkele schoolplaten zien die vroeger in onze klaslokalen hingen – aandacht aan de industrie besteed.
De Hoogovens te Velsen, uit de serie schoolplaten van uitgeverij Wolters Die aandacht is van belang, omdat jonge mensen het aantrekkelijke perspectief van werken voor de industrie getoond moet worden. Want industrie was, is en blijft belangrijk. Onder
7
druk van internationale concurrentieverhoudingen is de industrie wel ánders geworden, maar het belang is blijven groeien.
Aantal Industriële bedrijven per subsector in 1983 en 2006 (veel stijgers!) Meubel- en overige industrie n.e.g. Metaalproduktenindustrie Uitgeverijen, drukkerijen, reprod. Machine en apparatenindustrie Voedingsmiddelen en drankenindustrie Medische en optische apparatenind. Hout-, kurk-, rietindustrie Overige transportmiddelenindustrie Glas, aardewerk-, cement-, kalkind. Kleding- en bontindustrie Textielindustrie Rubber- en kunststofverwerkende ind. Overige elektrische apparatenind. Chemische industrie Auto-, aanhangwagen- en opleggerind. Papier(waren) en karton(waren) Audio-, video-, telecom-apparatenind. Leer-, lederwaren- en schoenindustrie Basismetaalindustrie Voorbereiding tot recycling Kantoormachine en computerindustrie Aardolie- en steenkoolverw. ind. Tabakverwerkende industrie
2006 1983
0
1202075
1000
2000
3000
4000
5000
6000
7000
8000
R abobank Groep
Industrie is voor Nederland van grote betekenis en de Rabobank wil haar steentje daaraan bijdragen. Onderwijs is daarbij een belangrijk aspect en het is goed te zien dat ondernemingen en onderwijsinstellingen – ieder op zijn eigen wijze – op een vernieuwende wijze aandacht voor techniek en industrie vragen. De Rabobank heeft haar eigen verantwoordelijkheid. Zo stimuleert de Rabobank innovatie door specifieke financieringsvormen ter beschikking te stellen en bevordert zij de aandacht voor dat onderwerp bijvoorbeeld met de Herman Wijffels Innovatieprijs. Daarnaast is de Rabobank nauw betrokken bij de SIC, de Stichting voor Industriebeleid en Communicatie. Enkele voorbeelden die aantonen hoe belangrijk de Rabobank de Industrie acht; de industrie die de motor van de economie is – en blijft.
8
Welkom Willem van der Stokker, Voorzitter SIC. Namens de SIC heet Willem van der Stokker, voorzitter van de SIC, alle aanwezigen welkom. Het eerste debat, vier jaar geleden, kende een grote opkomst en ook dit tweede debat mag zich in een grote opkomst verheugen. Vandaag staat de industrie centraal en het gaat er om wat de industrie zelf doet, en in de toekomst kán doen, om haar positie te handhaven en te verstevigen. Daarover heeft de “Strategische Adviescommissie” van de SIC1 een beleidsplan geschreven, en daaruit zal blijken dat het vooral een taak van de industrie zélf is om sterk te blijven, waarbij we niet primair naar de overheid moeten kijken. Vandaag zal het rapport gepresenteerd worden. Naar aanleiding van discussies met de zaal, met leden van het panel en reacties van de politiek en vertegenwoordigers van werkgevers- en werknemersorganisaties, zal het bestuur van de SIC een activiteitenplan 2007 – 2011 gaan opstellen. Dit debat is dus vooral bedoelt om zoveel mogelijk reacties te verzamelen en daarom wordt ieders inbreng zeer op prijs gesteld. Het woord wordt gegeven aan Hans Kamps, dagvoorzitter van het tweede industriedebat.
1
Leden van de Strategische Adviescommissie zijn Prof.dr. Ben Dankbaar (Radbout Universiteit Nijmegen), dr. Egbert-Jan Sol (TNO), Prof.dr. Jaap de Koning (Erasmus Universiteit), Prof.dr. Jacques Theewes (Em. Hoogleraar Technische Universiteit Eindhoven), Drs. Hans Kamps (Kroonlid SER), Prof.dr. Hans Schenk (Universiteit Utrecht), dr. Frank Pot (TNO), Prof.dr. Piet Moerman (Em. Hoogleraar Erasmusuniversiteit Rotterdam), Prof.dr. Jules Theeuwes (Universiteit Amsterdam/SEO) en Drs. Wim Boonstra (Rabobank)
9
Inleiding Hans Kamps, Dagvoorzitter. Hans Kamps maakt er een “interactieve” bijeenkomst van: de zaal spreekt door middel van stemmingen voorkeuren uit en neemt actief deel aan discussies. In zijn introductie geeft Kamps aan dat er zonder industrie geen toekomst zou zijn voor uitzendorganisaties, dienstverleners, etc. Daarmee wordt het belang van de industrie andermaal onderstreept. Kamps geeft aan dat het Industriebrief van het vorige Kabinet de problemen in de sector goed duidelijk heeft gemaakt. Veel aanwezigen kennen deze industriebrief goed, maar slechts een handjevol vindt dat de voornemens ook gerealiseerd zijn. Smeekens, directeur van NV Rede, geeft aan dat er in de afgelopen drie jaar een enorme omwenteling is bereikt in de regio Eindhoven. Dat heeft vooral met het imago te maken: fabrikanten mogen weer en werken in de industrie is “in”. Kamps haalt enkele ingrediënten uit het nieuwe overheidsbeleid aan: schooluitval voorkomen, innovatievouchers voor het MKB, taskforce onderwijs en arbeidsmarkt. Maar weinig van de aanwezigen maken kenbaar vertrouwen in het overheidsbeleid te hebben. Daarna geeft hij het woord aan Prof.dr. Ben Dankbaar, voorzitter van de Strategische Adviescommissie.
10
Toelichting op het onderzoeksrapport Ben Dankbaar, Namens de Strategische Adviescommissie Dankbaar legt de zaal een aantal stellingen voor. Maar weinig deelnemers zijn van mening dat de Nederlandse industrie te weinig innoveert. Veel aanwezigen daarentegen zijn van oordeel dat er te weinig mensen een onderneming in de industrie starten. Dit wordt gezien als het grootste probleem, groter dan het tekort aan technisch geschoold personeel en het slechte imago van de industrie in ons land. Dankbaar geeft aan dat er een vicieuze cirkel tussen de 4 genoemde problemen bestaat, en die cirkel zou doorbroken moeten worden.
Een vicieuze cirkel?
een slecht imago
te weinig innovatie
tekort aan personeel
te weinig ondernemerschap
In ons land wordt de industrie vaak gezien als de veroorzaker van problemen: milieuverontreiniging, excessief gebruik van energie. Belangrijk is dat de industrie weer gezien wordt als de oplosser: technologie en industrie hebben er voor gezorgd dat mensen langer kunnen leven, dat er energiezuinige oplossingen bestaan en dat er milieubeschermende technieken ontwikkeld zijn. Het vooroordeel is dramatisch, omdat in de beleving van velen
11
een kantoorbaan zoveel beter is dan een baan in de industrie. Het is van belang dat dit imago omgedraaid wordt, naar het “nieuwe imago”.
Deze man • is trots op de producten van zijn bedrijf • heeft specialistische kennis en vaardigheden • belichaamt de kerncompetenties van de onderneming • zal niet gauw ontslagen worden • werkt samen in een team • heeft afwisselend werk • zit midden in spannende innovatieprocessen • denkt mee met de ondernemingsleiding
Het nieuwe imago
Wat moet de industrie doen om die beeldvorming om te draaien. De SAC stelt 4 actielijnen voor. Hieronder wordt elke actielijn toegelicht en daarbinnen kiest de zaal prioriteiten. Eerste actielijn: Investeren in kennisverwerving. In ons land stijgen de uitgaven voor Research en Development minder snel dan het BNP. Vaak wordt beweerd dat het korte termijn belang van aandeelhouders (die niet in kennisverwerving zouden willen investeren) daarvan de oorzaak is. Opvallend is dat dit niet geldt voor de Verenigde Staten: daar kan men aandeelhouders blijkbaar wel van het belang van lange termijn investeringen overtuigen.
Met behulp van stemmingen geeft de zaal haar visie op het industriebeleid De zaal is van mening dat binnen deze actielijn het verhogen van de R&D-uitgaven de grootste prioriteit voor de Nederlandse industrie heeft.
12
Voor de zaal is de tweede prioriteit het vergroten van R&D-samenwerking tussen ondernemingen. Je moet kennis kunnen verwerven relatief dichtbij, je moet elkaar ontmoeten. Dat werkt veel beter dan het kopen van kennis op grote afstand. Minder van belang wordt geacht dat ondernemers kennis willen kopen (door het overnemen van een bedrijf óf het geven van RenD opdrachten), in plaats van zelf te verwerven. Voor een adequate aansturing van RenD moet je echter weldegelijk over zelfstandige kennis beschikken. Indien je die kennis niet hebt, kun je niet met een klant spreken of een slimme opdracht aan een toeleverancier verstrekken. Vaak ontbreekt het ondernemingen aan een duidelijke visie. Zonder een duidelijk beeld van nieuwe richtingen in de techniek, kun je niet weten op welk gebied je onderzoek moet gaan doen. Tweede actielijn: Investeren in onderwijs. Onderzoek van de SIC heeft laten zien dat er jaarlijks 100.000 nieuwe werknemers in de techniek nodig zijn, alleen al om op het huidige niveau te kunnen blijven. Wanneer de industrie zou gaan groeien, zijn nóg meer technische geschoolde werknemers nodig. De zaal is van mening dat de meeste prioriteit moet hebben de verbetering van de samenwerking van het bedrijfsleven met onderwijsinstellingen. Dat kan door stages beter te organiseren, méér mensen uit het bedrijfsleven bij het onderwijs te betrekken én bijvoorbeeld door regelmatiger vanuit het onderwijs bezoeken aan industriële ondernemingen te organiseren. Minder dan 50% van de ondernemingen uit de industrie hebben contact met het onderwijs. Sectoren als zorg en welzijn beschikken over veel betere contacten. De tweede prioriteit wordt toegekend aan het verbeteren van het eigen onderwijs. De bedrijfsscholen waren zo slecht nog niet en die komen ook weer op.
Corus heeft een eigen bedrijfsschool
1202075
R abobank Groep
We zien dat steeds meer bedrijven samen regionale bedrijfsscholen op hebben gericht. Daarbij gaat het niet alleen om het initiële onderwijs, maar ook om het omscholen van werknemers. Dat je voor je leven voor één vak hebt gekozen, lijkt verleden tijd. 13
Als laatste punt noemt de zaal het vergroten van de instroom. Op dat gebied wordt overigens al veel gedaan (wellicht in ons land meerdere honderden projecten), maar er ontbreekt synergie en er wordt onvoldoende van elkaar geleerd.
De instroom vergroten • Initiatieven in één regio – – – – – – – – – –
Jet-Net (Jongeren en Techniek Netwerk Nederland) Universum Programma (gericht op VO scholieren) Technasium (gericht op havo/vwo) Technoplanet (met techniekateliers en een techniekplaza bij het ROC) B4you (inrichting universitaire bètaopleidingen) Technovium (integraal praktijkcentrum) Junior Technovium Novia (innovatie in VMBO en MBO) Leerdorp Elst Club ‘Vrienden van Elektro’
Niet duidelijk is op welke leeftijd binnen het onderwijs je moet beginnen met het aandacht besteden aan techniek. Overigens is in dit kader van even groot belang het verminderen van de uitval uit het onderwijs, het betrekken van de grote groep jeugdige werklozen (die laag opgeleid zijn) en het opnieuw interesseren van de relatief grote groep allochtone jongeren voor technische beroepen. Derde actielijn: Investeren in innovatie en ondernemerschap. De zaal ziet als belangrijkste opgave het implementeren van nieuwe concepten om creatief en gezond te kunnen werken. Het is belangrijk dat werknemers zich prettig voelen en dat zal positieve effecten hebben op industriële ondernemingen. Sociale innovatie wordt door de zaal tot één van de peilers gezien die moet leiden tot een verbeterd imago. De tweede prioriteit verkrijgt het bevorderen van ondernemerschap, enerzijds door het vergroten van het aantal nieuwe bedrijven in de industrie, anderzijds door het verbijzonderen van vernieuwende activiteiten tot nieuwe bedrijven, vanuit bestaande ondernemingen. De derde prioriteit wordt door de zaal toegekend aan het meer marktgericht denken binnen industriële ondernemingen.
14
Ontwikkeling van de marketingfunctie • Hoe meer bedrijven zich op ‘niche’ markten begeven, des te belangrijker zijn de contacten met de klant • Mensen met verstand van techniek moeten leren luisteren naar en discussiëren met klanten – dat kun je niet aan bedrijfskundigen met een marketingopleiding overlaten
• De mogelijkheden van het Internet als medium voor communicatie met de klant worden nog niet ten volle benut
Te vaak zien we dat technische hoogstandjes binnen ondernemingen worden bedacht en geproduceerd, waar geen geïnteresseerde klanten voor te vinden zijn. Voor een succesvolle innovatie blijkt achteraf vaak communicatie, in de meest brede zin van het woord, de beste verklaring te zijn. Vierde actielijn: Investeren in samenwerking. Kennis wordt vaak als wetenschappelijke kennis gezien, terwijl kennis ook vaak te maken heeft met praktijk en ervaring. Om kennis goed in te kunnen zetten is nabijheid en samenwerking daarom cruciaal. Samenwerking wordt door de zaal belangrijk gevonden, met name in de regio. De eerder genoemde projecten in de Achterhoek en de regio Eindhoven zijn daarvan voorbeelden. Een betere samenwerking binnen de keten (van toeleverancier naar uitbesteder) wordt daarnaast als cruciaal beschouwd. Samenwerking binnen de sector wordt van minder betekenis geacht. Overigens wordt het te nauw denken in niches, in één sector, als gevaarlijk beschouwd, omdat het de flexibiliteit van bedrijven ernstig kan beperken. Dankbaar sluit zijn inleiding - en interactie met de zaal – af met twee aanvullende opmerkingen. Het ongunstige imago van de industrie is diep geworteld en zal niet met een eenvoudige reclamecampagne veranderd kunnen worden. Ook het onderwijs worstelt met vergelijkbaar imagoprobleem en dat betekent dat je het gezamenlijk moet oppakken, industrie en onderwijs samen. We moeten toe naar een “nieuwe” Modern Times.
15
‘Modern times’ anno 2007
Wat de overheid betreft vraagt Dankbaar om terughoudendheid. De industrie kan de goede initiatieven samen met het onderwijs ontwikkelen, maar dan moet de bureaucratie teruggedrongen worden én moet de overheid consistent beleid ontwikkelen (en niet voortdurend onderwijssystemen, budgetteringen, e.d. aanpassen).
16
Inleiding Doekle Terpstra, Voorzitter HBO-raad Terpstra begint zijn inleiding met de constatering dat er 30 jaar geleden óók al over het slechte imago van de industrie werd gesproken. Het probleem is dat het een vooronderstelt imago is: de praktijk is zoveel anders. We zijn onvoldoende trots op wat onze industrie bereikt heeft. Dat probleem bestaat ook bij het onderwijs: ook daar is het negatieve imago gebaseerd op vooronderstellingen die in de praktijk ook lang niet altijd blijken te kloppen. Het goede nieuws is dat ondernemerschap een echte ‘hype’ is geworden. Het sluit aan op de constatering dat individuen, van ‘onderop’ vorm geven aan de samenleving. Individuele talenten komen tot ontwikkeling en het leidt ook tot een tolerante, flexibele samenleving. Die ontwikkeling heeft met name ook in ons land plaatsgevonden en geeft ons land een concurrentieel voordeel, met name op Aziatische landen. Waar we dus geen behoefte aan hebben is een imagocampagne, zoals Dankbaar ook al stelde. Het gaat om sociale innovatie, om organisaties die op talenten en tolerantie weten in te spelen. Sterker nog, organisaties die medewerkers die ruimte weten te bieden, zullen veel minder personeelsproblemen ervaren dan organisaties die dat niet kunnen. Organisaties die daadwerkelijk inhoud kunnen geven aan een “leven lang leren” hebben een voordeel. Organisaties die – en dat lijkt een tegenstelling – die het hun medewerkers gemakkelijk maken om te vertrekken (door in ze investeren) zullen die medewerkers juist weten te behouden. Daarbij moeten we aantekenen dat de werknemer van nú gaat veranderen in een werk-ondernemerschap. Mensen van nú willen uitgedaagd worden. Vroeger stond naast arbeid het inkomen centraal, nu komt scholing en persoonlijke ontwikkeling voorop. Dat betekent ook een enorme verandering voor de vakbeweging. Wat het onderwijs betreft verspillen we energie, omdat ondernemingen en onderwijs onvoldoende op elkaar zijn afgestemd. Cruciaal is dat bedrijven op regionaal niveau met het onderwijs weten samen te werken. Daar spelen de lectoren van hogescholen een zeer belangrijke rol. Ook is het belangrijk dat ondernemers op de “pay-rol” van het onderwijs komen te staan. Geen gastlessen, maar een structurele betrokkenheid. Dat laatste is vooral ook van betekenis omdat er krapte op de arbeidsmarkt bestaat, niet alleen van vaklieden, maar ook van docenten. Die krapte zal alleen maar toenemen, omdat de 17
overheid graag ziet dat 50% van de werknemers in de toekomst hoog opgeleid (d.w.z. HBO of universitair) zal zijn. De universiteiten hebben die capaciteit niet, dan zal die dus bij het HBO gevonden moeten worden. Naast het verzorgen van onderwijs op HBO instellingen kunnen ondernemingen nog méér bijdragen, en dat kan door op regionaal niveau de bedrijfsscholen weer in te richten. De regelgeving van de overheid is op dat gebied veel te regide.
Het congres werd gekenmerkt door een actieve participatie vanuit de zaal Terpstra beantwoord een vraag uit de zaal met de opmerking dat er meer integratie binnen het onderwijs bereikt moet worden. Op dit moment krijgen universiteiten 2 miljard voor onderzoek en hogescholen 48 miljoen. De hogescholen krijgen meer taken op het gebied van toepassingsgericht onderzoek en universiteiten ervaren dat dit ten koste gaat van hún budget. Het denken in instituten in plaats van het gemeenschappelijk belang is één van de grootste problemen om de arbeidsmarkt en het onderwijs beter op elkaar te laten aansluiten. De lectoren op de Hogescholen zullen bij dit alles een centrale rol krijgen te vervullen. In het recente verleden hebben de innovatievouchers positief gewerkt, ook in het onderwijs. Er zijn voldoende voorbeelden van MKB ondernemers die vraagstukken bij hogescholen hebben neergelegd, en die met behulp van studenten en docenten zijn opgelost. De zgn. RAAKgelden kunnen hierbij aanvullend nog een rol spelen, omdat dan niet alleen de ondernemer en de onderwijsinstelling financieel aan het project bijdragen, maar ook het Ministerie van OC&W. Deze vervlechting van het onderwijs met het bedrijfsleven kan er voor zorgen dat de problemen op de arbeidsmarkt opgelost kunnen worden. Een concreet voorbeeld is Zuid-Oost Brabant, waar alle belanghebbenden aan tafel zijn gaan zitten. Geen formele structuur, maar informele contacten. Daarbij is het belangrijk om naast een regionale invalshoek ook een sectorale invalshoek te kiezen. De “revival” van de automotive industrie in Brabant is daarvan het resultaat. De brancheorganisatie FME-CWM kiest ook voor een informele aanpak. In het afgelopen jaar heeft men 250 scholen in contact gebracht met ondernemingen; dat is relatief simpel te doen en het werkt ook nog!
18
Wim Boonstra Chef-econoom van de Rabobank In zijn inleiding rekent Boonstra af met een aantal knelpunten, die velen vooronderstellen dat die bestaan, maar die in de praktijk minder dreigend zijn. Opvallend is dat we ons al jaren de put in praten. Zo zou Nederland te weinig ondernemerschap vertonen, is er een enorm verlies aan werkgelegenheid, kunnen we niet concurreren met lage lonen landen en innoveren we te weinig. Deze vooronderstellingen zouden van vandaag de dag kunnen zijn, maar komen uit een rapport van de Vereniging Staathuishoudkunde van 1979…… Als we het hebben over vergrijzing, dan constateren we dat er inderdaad steeds meer gepensioneerde mensen komen (grijze druk) in verhouding dat de groep werkenden. Echter, wanneer we rekening houden met de groep jongeren, die nog op school zitten (groene druk), dan vallen de effecten mee. Immers de groene druk neemt af, en het is nog maar de vraag of we de piek uit 1962 (zie hieronder) de komende jaren nog wel halen.
Perspectief: grijze en groene druk 100
%
%
100
90
90
80
80
70
70
60
60
50
50
40
40
30
30
20
20
10
10
0 1950
1960
1970
grijze druk
1980
1990
2000
2010
groene druk
2020
2030
0 2050
2040
totale druk R abobank Nederland
19
We kunnen daarnaast constateren dat het proces van vergrijzing een veel stabieler en ook een veel langzamer verloop kent. In het verleden hebben we de kosten gehad van AOW en arbeidsongeschiktheid (blauwe lijn): die waren hoger en veel moeilijker te voorspellen.
Kosten vergrijzing in perspectief % BBP, nominaal
16
16
2x 45-jaars-periode: 1960-2005 2005-2050
14 12
14 12
10
10
8
8
6
6
4
4
2
2
0
0 0
5
10
prognose WAO / BBP
15
20
25
30
prognose AOW / BBP
35
40
45
AOW en WAO / BBP R abobank Nederland
We moeten de effecten van vergrijzing niet onderschatten, maar het kan meevallen. Er zullen wel grote veranderingen op ons af komen. Veranderingen, die wel genoemd worden, maar niet verder uitgewerkt zijn: de koopkracht die vooral bij oudere mensen komt te liggen, starterswoningen die we nu bouwen komen al weer snel leeg te staan en banken/verzekeraars die grote sommen aan pensioenen moeten gaan uitbetalen. Het industriële bedrijfsleven staat voor één enorme uitdaging en dat is het vergroten van de arbeidsproductiviteit. Dat kan alleen maar door scholing en innovatie, en daar moeten ondernemingen sterk op investeren. De arbeidsproductiviteit moet omhoog, omdat arbeid schaars wordt. Die schaarsheid zal zich vertalen in aanvullende looneisen. Juist voor het industriële bedrijf zal arbeid in de toekomst schaars zijn, omdat de uitstroom van nu nog werkzame personen groot is, omdat we grote tekorten in het onderwijs hebben en omdat mensen bij voorkeur in de dienstensector willen werken, en niet in het industriële bedrijf. Er zijn een aantal oplossingen denkbaar. Nederland is een land waar de arbeidsparticipatie, ook van vrouwen, al één van de allerhoogste is, dus daar ligt de oplossing niet. Het zal gaan zitten in langer doorwerken, arbeidskrachten die we vanuit het buitenland moeten zien aan te trekken, een optimale inzet van werknemers (niet alleen een goede afstemming tussen scholing en het bedrijfsleven, maar ook scholing gedurende de gehele loopbaan om de meest optimale inzet te garanderen) en flexibele prestatiebeloning in plaats van een vast CAO loon. We ontkomen niet aan langer doorwerken, zoals nu al in landen als Japan het geval is. Daar moet je je onderneming ook op in weten te richten. Want je hebt het over werknemers die boven de 60 jaar en over enkele jaren boven de 70 jaar zijn. 20
Arbeidsparticipatie naar leeftijd 60-64 55-59 50-54 45-49 40-44 35-39 30-34 25-29 20-24 15-19 10
30
50
70
90
B eroeps bevolking als % van totale bevolking per leeftijd R abobank Nederland
Om dit te realiseren is een mentaliteitsverandering noodzakelijk, mechanismen die nú stimuleren dat mensen eerder stoppen met werken moeten omgebouwd worden is financiële regelingen die langer doorwerken aantrekkelijker maken en we moeten leren leven met een grotere dynamiek op de arbeidmarkt. Nu al wisselen meer dan 800.000 mensen jaarlijks van baan en dat zal in de toekomst alleen maar toe kunnen nemen. De arbeidsmarkt moet ook flexibeler, met aspecten als demotie, deelarbeid en faciliteiten (zoals flexibele werktijden). Ondernemingen die tijdig op deze ontwikkelingen weten in te spelen zullen minder last van de schaarste op de arbeidsmarkt hebben en zullen ook minder geconfronteerd worden met toenemende kosten wat betreft de factor arbeid.
21
Forumdiscussie Deelnemers aan dit forum zijn de mevrouw S. van den Heuvel (Grijswerkt) en de heren P. Boekhoud (Albeda College), ir. D. te Bokkel (Te Bokkel & Company), ir.Th. Lenssen (de Kat BV), dr. K.M. Schiltstra (FNV Bondgenoten), J. van Soerlanb (NXP Semiconductors), Mr. J.C. van der Steen (AWVN) en ir. H.B. van Terwisga (Platform Bêta techniek)
Mevrouw van den Heuvel. Mevrouw van den Heuvel geeft aan dat oudere mensen graag bij het arbeidsproces betrokken willen blijven: 1/3 van de werknemers die gevraagd worden langer te blijven werken doet dat. Om mensen te behouden moet je niet kijken naar functies, maar naar teams die bepaalde taken kunnen vervullen en waarin ouderen hun specifieke bijdrage kunnen leveren. Momenteel is niet de leeftijd een belangrijke reden om te stoppen, maar de slechte bejegening, onvoldoende investeren in scholing en het niet-bieden van uitdagingen. Specifiek voor de industrie ziet zij als probleem de relatief grote uitstroom in de midden-leeftijd en dat werknemers van andere sectoren in onvoldoende mate naar de industrie willen overstappen. Werknemers uit OostEuropa naar Nederland halen is geen oplossing, omdat de vergrijzing ook daar plaats vindt.
Te Bokkel. In het oosten van het land studeren veel te weinig technici af, met name op MTS niveau. Daarom moeten ondernemingen weer hun eigen opleidingen starten: in samenwerking met ROC’s of eigen bedrijfsscholen. Bedrijven worden onvoldoende bij het onderwijs betrokken en mede daarom wordt de behoefte van het bedrijfsleven niet weerspiegeld in het onderwijsaanbod. Subsidies zijn minder van betekenis. Een bedrijf besluit te innoveren, los 22
van de subsidie die men kan krijgen. Subsidies kunnen alleen de kostprijs verlagen. Innovatievouchers zullen maar beperkt invloed hebben, omdat het bedrag veel te laag is.
Boekhoud. In de visie van Boekhoud doet het VMBO het héél goed, alleen de beeldvorming is onvolledig Kinderen worden onvoldoende met arbeid en industrie geconfronteerd. Ondernemingen laten zich ook onvoldoende in het onderwijs zien. We hebben weer behoefte aan “Open Dagen op de LTS”. Bovendien: enkele jaren geleden was niemand op zoek naar personeel en werden ook ouders geconfronteerd met massale ontslagen in de sector. De omslag dat er nu in de industrie een toekomst is, wordt daarom vanzelfsprekend niet snel gemaakt. Het is belangrijk dat het bedrijfsleven weer een duidelijk perspectief voor kinderen gaat schetsen, met meer zekerheden. Vaak wordt techniek als een soort fuik beschouwd, waar je nooit meer uit komt. We moeten samen met het bedrijfsleven werken aan “leer-loopbanen”. De onderwijswetgeving sluit al vele jaren niet meer op de praktijk aan. Vanuit Amsterdam wordt nog de ervaring gemeld dat kinderen op de basisschool juist zeer geïnteresseerd zijn in techniek, maar dat er op de middelbare school sprake is van een enorme terugval. Daar moet iets aan gedaan worden. Opvallend is dat onze media nauwelijks aandacht aan techniek besteden. In Duitsland laten diverse programma’s zien “hoe dingen worden gemaakt”. In het noorden heeft men enkele jaren geleden systematisch de industrie in het onderwijs geïntroduceerd. Na 4 jaar bleek de instroom in de techniek te zijn gestegen. Terwisga. Het Platform Bêta-techniek constateert dat de instroom in de richting “natuur en techniek” binnen Havo en VWO de laatste jaren is gestegen. Kinderen hebben belangstelling voor techniek en zijn ook helemaal niet bang voor vuile handen. FME meldt dat er 2500 scholen bestaan die samen met ondernemingen actief zijn op het gebied van techniek. Het lijkt alleen dat het MBO en het HBO op dit gebied achterblijven. Het gaat er om dat we duurzaam belangstelling voor techniek gaan vragen. Nú is het urgent, omdat de bedrijven personeelstekorten hebben, maar hoe urgent is het over een aantal jaren?
23
De zaal was actief bij het debat betrokken Vanuit de zaal wordt gerefereerd aan een EU studie, waaruit blijkt dat in de hele EU onvoldoende kinderen voor technische vakken kiezen. Dat Nederland een opgaande lijn zou laten zien is dus een afwijking van het algemene beeld in Europa. Lenssen. De heer Lenssen is van mening dat er binnen de Nederlandse maakindustrie onvoldoende technische kennis beschikbaar is. Zonder die kennis kun je niet de juiste zaken inkopen, de goede gereedschappen kopen, etc. Er is veel te weinig aandacht voor het proces, omdat je juist daar geld kan verdienen. Dat wordt bevestigd door Jacques Teeuwes, die stelt dat niet de loonkosten bedreigend zijn. Onze concurrentiepositie wordt met name bepaald door een efficiënte inrichting van het productieproces. Er is ook te veel aandacht voor high-tech productie; de productie van consumentenproducten is ondergewaardeerd en nagenoeg uit ons land verdwenen. Van Soerland. NXP bevindt zich in een totaal andere markt: de jaarlijkse productie halfgeleiders, ter waarde van 1,5 mld Euro, kan in een VW-busje. Dat kan dus overal geproduceerd worden. Indien Nederland deze productie wil behouden, dan moet er een nationale strategie gevoerd worden, zoals de overheden in Frankrijk, Duitsland, Taiwan en Singapore dat ook doen. Er moet meer regie komen, dat kun je niet van (multi-) nationale ondernemingen verwachten, want die hebben volledig andere doelstellingen. Opvallend is de automotive sector die, door toedoen van DAF en VDL een enorme ontwikkeling doormaakt.. Van een auto hangt de helft van de kostprijs samen met elektronica, die o.a. bij NXP vandaan komt. We moeten er voor zorgen dat de we daar met z’n alleen trots op kunnen zijn, want dat draagt bij aan een cultuuromslag. De FME constateert dat ondernemingen de afgelopen jaren grote reorganisaties doorgevoerd hebben en dat men er nu sterker voor staat dan ooit.
24
Schilstra. Het is van belang dat ondernemers en werknemers sámen werken aan innovatie. Mensen houden niet van verandering en innovatie spreekt velen niet aan. We zien echter dat het succes van innovaties voor drie-kwart afhankelijk is van de betrokkenheid van mensen. Daarom is de inhoud van het werk voor het succes van bedrijven cruciaal. We moeten meer aandacht besteden aan ontwikkeling, de employability van medewerkers. Daar is eigenlijk nooit aandacht voor: wanneer de conjunctuur ongunstig is, is er geen geld; wanneer het goed gaat, is er geen tijd. Opvallend is dat er meer geld besteed wordt aan het ontslag van mensen dan het investeren in mensen om ze bij het werk betrokken te houden. In de bouw, zo meldt iemand uit de zaal, is dat al anders. Daar wordt om de 3 jaar nadrukkelijk gekeken naar de individuele ontwikkeling van medewerkers. Van der Steen. Heel veel zaken binnen bedrijven zijn vanzelfsprekend en met een kleine verandering kun je al heel veel bereiken. Er ligt veel voor het oprapen: bijvoorbeeld, het overgaan van een 3 ploegen naar een (26!) ploegendienst, maakt dat ondernemingen veel flexibeler en hoogwaardiger kunnen werken en werknemers individuele voorkeuren beter kunnen invullen. Er is veel behoefte aan Sociale Innovatie, mede vormgegeven vanaf de werkvloer. Voorbeelden bij Heineken hebben laten zien dat kleine organisatorische wijzigingen hebben geleid tot meer plezier in het werk, een grotere flexibiliteit en participatie en een forse productiviteitsgroei. Dat zijn signalen over het ondernemingsklimaat in ons land, die ook voor buitenlandse ondernemingen die zich hier willen vestigen zeer aantrekkelijk zijn. Technische innovatie kan niet zonder sociale innovatie.
25
Reactie Ben Dankbaar. Namens de Strategische Adviescommissie wordt Ben Dankbaar gevraagd om te reageren, op de presentaties en de forumdiscussie. Ben Dankbaar noemt in zijn reactie negen punten: 1. In de nabije toekomst ontstaan er tekorten in het onderwijs. Het zou een goed idee zijn om mensen uit de industrie (al of niet op wat oudere leeftijd) bij het onderwijs te betrekken; 2. Meer nadruk op bedrijfsscholen leggen, wil niet zeggen dat het reguliere onderwijs tekort schiet. Je hebt beide hard nodig en het is van het grootste belang er voor te zorgen dat beide meer in elkaar verlengde komen te liggen; 3. Zonder productie geen ontwikkeling. We moeten ons realiseren dat onderzoek en productie elkaar wederzijds stimuleren. Daarom is het te overwegen een deel van de productiekosten te beschouwen als ontwikkelingskosten; 4. Het lijkt er op dat we in Nederland niet goed weten of we (on-)voldoende aan RenD doen. We hebben mogelijk het begrip niet goed omschreven en kunnen het daarom niet goed meten. Deze aspect verdient nader onderzoek; 5. Het verhogen van de arbeidsproductiviteit is voor een deel het antwoord op de toenemende vergrijzing. Deze verhoging is mogelijk door een combinatie van techniek én organisatie. We moeten er voor zorgen dat managers in bedrijven meer weet van techniek hebben, omdat anders de organisatie niet adequaat ingericht wordt en daarmee de gewenste verhoging onrealistisch; 6. We hebben behoefte aan meer innovatie. Daarbij is het van belang dat we ondernemerschap, overtuiging en geloof weer voorop gaan stellen en niet de kille kosten/baten-analyse. Op grond van die analyse komt er niets nieuws van de grond; 7. Om jonge mensen weer bij de industrie te betrekken is het denken in “leer-loopbanen” van grote betekenis. Daarbij moeten we aantekenen dat mensen, die verder willen, vaak hun praktische opleiding vervolgen in een theoretische richting. Er is te weinig waardering voor vakmanschap, daarom stappen mensen over naar andere onderwijsvormen en daarmee verliezen we vakmensen die juist broodnodig zijn; 8. Industrie en techniek maken onvoldoende deel uit van de “normale” samenleving. Je ziet het bijvoorbeeld nauwelijks op TV. Het imagoprobleem van de industrie komt voor een belangrijk deel daar uit voort; 9. Sociale innovatie is voor de toekomst van de industrie cruciaal. We moeten er voor waken dat de techniek in dat verhaal een belangrijke rol blijft spelen. Techiek en organisatie horen bij elkaar, zoals ook industrie en onderwijs met elkaar moeten samenwerken.
26
Overhandiging van het eerste exemplaar. Het eerste exemplaar van het rapport, met daarin de aanbevelingen van de Strategische Adviescommissie, wordt door Ben Dankbaar overhandigt aan Alexander Rinnooy Kan, voorzitter van de SER.
Reactie van de heer Dr. A.H.G. Rinnooy Kan, Voorzitter van de SER In zijn reactie prijst Rinnooy Kan de commissie voor het optimisme, de zelfverzekerdheid en de positieve toonzetting van het rapport. Dat is het antwoord op een mogelijk negatief of verkeerd imago van de industrie. Het is geen klaagzang richting overheid, maar een bedrijfsleven dat zélf weer de verantwoordelijkheid voor zijn eigen toekomst in handen neemt. Wat hem betreft kent het rapport twee hoofdthema’s: 1. in de afgelopen jaren is ònder-geïnvesteerd in onderwijs, scholing, onderzoek en kennis. We moeten wat de industrie betreft het vakmanschap weer centraal stellen en er voor zorgen dat het management voldoende begrip van techniek heeft. Deze bevindingen zijn in lijn met het Middellangetermijn perspectief dat de SER zelf heeft geschetst en ook de conclusies van het Innovatieplatform. Het bedrijfsleven kan hiervoor ook middelen via de O&O fondsen inzetten; 2. het grote belang van sociale innovatie. In de beleving van Rinnooy Kan een ander woord voor slimmer werken en het beter benutten van talenten van mensen. Medewerkers willen in toenemende mate als professional benaderd worden en dat vraagt om ander management, een àndere organisatiecultuur, een àndere manier van belonen. Op die aspecten moeten we als bedrijfsleven sterk letten, omdat de internationale concurrentie dat ook doet.
27
Overhandigen van de “eerste exemplaren”. Na de woorden van de heer Rinnooy Kan krijgen vertegenwoordigers van de politiek en de sociale partners ook een exemplaar overhandigd. Naar aanleiding daarvan worden nog de volgende opmerkingen gemaakt.
•
•
•
•
•
De heer Ch.B.Aptrooth, lid van de tweede kamer voor de VVD, is ook blij met de positieve toonzetting. Met het misverstand dat er in Nederland geen plaats meer is voor de industrie is effectief afgerekend. Het bedrijfsleven pakt zelf de handschoen op, waarbij er voor de overheid nog drie taken zijn: onderwijs meer richten op de behoeften van het bedrijfsleven, instroom van leerlingen in de richting van techniek en Bêta-onderwijs bevorderen én de overheid moet meer risico durven lopen bij aanbestedingen met een innovatief karakter. De heer Jongejans, CNV-industriebond, zou graag zien dat de aanbevelingen van het rapport snel geïmplementeerd worden. We zouden daarom vandaag moeten afspreken wie wàt gaat doen. Verder vraagt hij van de Regering meer aandacht voor de winnaars van de industrie. Als iemand een gouden medaille wint, dan staan de ministers in de rij. Maar bij de verkiezing van de Vakkanjer, de Nederlandse kampioen op het gebied van techniek, was er in geen velden of wegen een minister te bekennen. Mevrouw W. Windt van de FNV Vakcentrale zou graag zien dat de macro-insteek van veel verhalen en rapporten vertaald kan worden naar herkenbare regio’s en individuen. We roepen in Den Haag dat er allerlei tekorten zijn, maar een werkloze van 40 jaar in Veendam weet niet hoe hij aan werk moet komen. Verder is het van belang de knellende regels van het beroepsonderwijs af te nemen, want om de uitdagingen van de industrie aan te kunnen moeten we in het beroepsonderwijs kunnen experimenteren. Voor Loek Hermans, voorzitter van MKB-Nederland, is het belangrijk dat het bedrijfsleven medeverantwoordelijk voor het onderwijs wil zijn. Hij vraagt daarbij specifiek aandacht voor beroepenvoorlichting en loopbaanbegeleiding. Ook verbaast Hermans zich over het negatieve imago van de industrie, gegeven de top-positie die Nederlandse ondernemingen op tal van terreinen innemen. Verder moeten we ons realiseren als we duurzaamheid belangrijk vinden, en inhoud willen geven aan ambities van (ook) de diensteneconomie op het terrein van innovatie en vernieuwing, dat we dan de maakindustrie bij uitstek nodig hebben. Mr. A.H. Verhoeven van de MHP constateert dat de Nederlandse industrie bijzonder veerkrachtig is, zo veerkrachtig dat we in de afgelopen jaren de internationale concurrentie het hoofd hebben weten te bieden. Van belang is dat we deze positieve ontwikkeling gaan versterken, met bijvoorbeeld een Nationale Industrie Agenda én 28
blijvende aandacht voor de industrie, ook in de vernieuwde opzet van het Innovatieplatform. Een goed sociaal beleid en het imago van de industrie hangen nauw met elkaar samen: het aantrekken van goede mensen is daar mede op gebaseerd. We kunnen overigens leren van de Land- en Tuinbouw die een ronduit negatief imago in positieve zin hebben weten om te bouwen. Afsluiting. De dagvoorzitter sluit af met twee korte opmerkingen: de industrie leeft volop en is niet in de hoek gezet. Het VMBO is voor de industrie van grote betekenis en het gaat daar goed.
Aan het einde van de dag kregen alle deelnemers de meest recente SICrapporten uitgedeeld. De voorzitter van de SIC sluit af met een korte toelichting op de toekomst van de SIC, als onafhankelijke, onbezoldigde vrijwilligersorganisatie. Het Bestuur heeft onlangs besloten om, samen met adviescommissie en begeleidingscommissie, nog 4 jaar te werken aan het industriebeleid. Dit om er voor te zorgen dat de aandacht voor de industrie permanent op de agenda komt. De Stichting kan doorgaan, op basis van de inzet van velen en de subsidie van een groot aantal ondernemingen en organisaties. De komende vier jaar zal de stichting in mankracht ondersteund worden door de Rabobank, terwijl daarnaast op korte termijn de benoeming van de SIC-hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam te verwachten valt. De stichting gaat de komende tijd in ongeveer 10 steden een regionaal debat organiseren over industriebeleid. Daarover zijn al verregaande afspraken gemaakt in Enschede, Eijsden, Roermond, Velsen, Amsterdam, Rotterdam, Groningen en Eindhoven. De Stichting zal veel aandacht aan communicatie besteden, o.a. met behulp van de e-mail en de website. Aan het slot van de dag gekomen bedankt de voorzitter de inleiders, Hans Kamps en deelnemers in de zaal voor hun bijdrage, de leden van het bestuur, advies- en begeleidingscommissie voor al het voorbereidende werk en de Rabobank voor de gastvrijheid.
29
Tenslotte kondigt de voorzitter aan dat het derde Nationale Industriedebat gehouden zal worden op 9 december 2010, waarbij dan ongetwijfeld centraal komt te staan de rol van het bedrijfsleven zélf bij het versterken van de positie van de industrie in ons land.
Tijdens het congres was er volop gelegenheid Om ook informeel met elkaar van fedachten te wisselen.
30