Verlate rouw in begeleiding Marc Michiels
Francine is een 56-jarige vrouw, getrouwd en moeder van twee volwassen kinderen (Joachim 32 jaar en Sofie 29 jaar). Ze vertelt me dat ze uit een gezin komt waar zij de oudste van vier was. “Vader was bouwvakker en mijn moeder verpleegster. Mama is vorig jaar overleden op 79-jarige leeftijd.” “En je vader ?” vraag ik. Er volgt een korte stilte. “Vader is overleden toen ik 12 jaar was. Het was een zonnige dag tijdens de zomervakantie. Vrijdag 6 juli 1962, ik herinner het me nog als de dag van vandaag. Ik was met mijn zussen in de tuin aan het spelen. Er stopte een politiewagen voor de deur. Twee politiemannen kwamen aanbellen. Ik ging naar binnen en bleef achter de deur in de keuken staan toen moeder met de twee mannen plaatsnam in de woonkamer. Eén van de twee begon stil te praten met moeder. Plots begon ze heel hevig te roepen en te wenen. De twee mannen kwamen vertellen dat vader overleden was. Een ongeval op een bouwwerf. Hij was tijdens het metsen van een stelling gevallen. Een paar minuten heeft hij nog geleefd. Hij is ter plaatse overleden. Vanaf dat moment was er geen gezinsleven meer. Op materieel gebied was mijn moeder erg sterk. Haar verzorgende en liefhebbende kant was stukken minder ontwikkeld, althans zo heb ik dat ervaren in mijn jeugd. Ik was zelf een ogenschijnlijk gemakkelijk kind dat vooral problemen en confrontaties uit de weg ging, dus erg ontoegankelijk. Er werd niet meer op ons gelet, er was geen (warm) eten meer en het huis zag er niet meer uit. Mijn moeder had haar handen vol om de vele zakelijke beslommeringen na te lopen en ook haar dominante en egoïstische karakter droeg niet bij aan het ‘gezellig gezin’ gevoel. Ik trok mij steeds meer in mijzelf terug en ontwikkelde een onzekerheid die bijna tot op het bot voelbaar was. Het gevoel dat ik niets waard was, zorgde ervoor dat ik het liefst alleen was want ik voelde me ongemakkelijk in het bijzijn van anderen. Ze bekeken me alleen maar om me dan natuurlijk af te keuren, want ik was anders ... Tenminste, zo voelde ik het. Mijn broer en zussen hadden het ook niet gemakkelijk. Toch hebben we er nooit een woord over gesproken, omdat we ons gevoel absoluut niet konden of durfden laten zien. Wij waren stoer en konden alles aan. Op de momenten dat andere mensen bezorgde opmerkingen maakten (wat zelden voorkwam) wuifden we alles weg : Het viel allemaal reuze mee !!!” Dit verhaal van Francine is één van de vele verhalen van mensen die als kind één of beide ouders zijn verloren. Ruim tien procent van de mensen die nu tussen de twintig en zeventig jaar zijn, hebben voor hun twintigste levensjaar één of beide ouders verloren door overlijden. Velen onder hen ondervinden als volwassene nog dagelijks de invloed van deze zeer ingrijpende gebeurtenis. Een invloed die veelal niet als dusdanig wordt herkend. We weten uit onderzoek dat het percentage personen dat als kind één van beide ouders verloren heeft door sterfte, groter is onder psychiatrische patiënten, zwaar depressieve mensen en ernstig suïcidale studenten dan in controlegroepen. Het kan toch niet dat een overlijden van zo lang geleden nog parten speelt? Tijd heelt toch alle wonden ? Dus ook verdriet. De verhalen van deze mensen zijn het bewijs dat ‘tijd niet heelt’. Het is niet de tijd maar wat je met de tijd doet dat helend werkt. Ik wil in dit hoofdstuk ingaan op hoe ‘verlate rouw’ tot stand komt, hoe mensen deze specifieke vorm van rouw ervaren in hun dagelijkse leven en hoe we er als rouwtherapeuten in de praktijk kunnen mee omgaan.
206
Deel 2
Een overlijden op jonge leeftijd Het kind is voor zijn verzorging en voor het ontvangen van warmte en liefde in hoge mate afhankelijk van zijn ouders. Het verlies van een ouder in de kindertijd is dan ook een traumatische ervaring (Fiddelaers-Jaspers, 2002). Een kind dat één of beide ouders verliest, kan dit grote verdriet niet dragen. Het is niet in staat in zijn eentje te overleven. Hoe een kind met de dood van een ouder omgaat, is leeftijdsgebonden. Een kind neemt een dergelijk verlies zijn hele leven mee. Telkens opnieuw zou het een stukje moeten verwerken op het ontwikkelingsniveau waarop het dan is en met de kennis en vaardigheden, die het in die bepaalde levensfase heeft. Vaak gebeurt juist dit verwerken niet of onvoldoende en blijft het verdriet verborgen steken op een kinderlijk niveau (Mieke Ankersmid, 2002). Het verlies van een ouder op jonge leeftijd kan een grote invloed hebben op de ontwikkeling van de kinderen die achterblijven en kan een breuk in het gevoelsleven betekenen. Riet Fiddelaers-Jaspers geeft in haar boek ‘Jong verlies’ een beschrijving van hoe kinderen met de dood omgaan volgens de leeftijdsfase waarin het kind zich bevindt. Kinderen tot drie jaar Bij kinderen tot drie jaar ontbreekt het besef van de dood. In hun belevingswereld is er geen onderscheid tussen levende en niet-levende dingen. Ze zijn wel heel erg gevoelig voor sfeer en emoties. Ze voelen wat verlies is en lijden daar ook onder. Dat geldt ook voor de emotionele afwezigheid van een rouwende moeder die de verzorging (tijdelijk) op automatische piloot zet. Deze kinderen reageren vanuit hun primaire behoeften. Ze voelen een scheiding met de persoon die hen voorziet in warmte, liefde, geborgenheid zeker aan. Kinderen die op deze zeer jonge leeftijd een ouder verliezen, hebben vaak als volwassene geen woorden om hun verdriet uit te drukken. Het kan wel vaak tot uitdrukking gebracht worden via geluiden of gebaren. Kinderen van drie tot zes jaar Bij deze kinderen is er al een besef van wat het verschil is tussen leven en dood. Er is echter nog geen begrip van het definitieve karakter van de dood. Kinderen denken vaak dat de overleden ouder ergens met vakantie is. Ze vragen dan ook herhaaldelijk wanneer papa of mama terugkomt. Voor hen is de dood iets tijdelijks, een soort slaap waarbij de dode niet kan zien of niet meer kan bewegen. Ze denken dat leven en dood elkaar afwisselen zoals slapen en wakker worden. Dit is een leeftijd waarop kinderen erg veel praktische vragen stellen : hoe, wat, waarom … In deze leeftijdsfase is het kunnen uiten van gevoelens en daarover praten nog niet zo goed ontwikkeld. Langzamerhand komt het besef dat de dood iets definitiefs is. Dat papa of mama niet meer wakker zal worden. Het magische denken is typerend voor deze leeftijdsgroep. Dit denken vertrekt vanuit een eigengerichtheid en bestaat uit een oorzaak-gevolg redenering. De dood van een ouder wordt dan ook vaak gekoppeld aan iets wat men gedaan of nagelaten heeft. Dit vertaalt zich in het ontstaan van schuldgevoelens en kan leiden tot een aanpassing van het gedrag bij het kind. Men kan zich zo slecht gaan gedragen zodat de ouder zal moeten terugkomen om het kind te redden. Of juist zo braaf dat niemand het nog verlaat. Kinderen van zes tot negen jaar In deze leeftijdsfase is er een besef dat de dood onomkeerbaar, definitief is. Maar wat defi-
Deel 2
207
nitief juist wil betekenen, is nog onduidelijk. Het maakt de kinderen uit deze leeftijdsgroep angstig en onzeker. Ze komen tot het besef dat ook andere mensen van wie ze houden kunnen doodgaan. Hoe ze er mee moeten omgaan, weten ze nog niet. Ontkenning is dan vaak het eerste verdedigingsmechanisme. Kinderen van negen tot twaalf jaar In deze leeftijdscategorie weten kinderen dat alles wat leeft ook dood kan gaan. Deze kinderen zijn al minder afhankelijk van volwassenen. Daardoor hebben ze de neiging minder aandacht te vragen voor hun verdriet. Ze willen hun verdriet zelf kunnen verwerken. Anders dreigen ze ‘kinderachtig’ over te komen. Deze kinderen trekken vaak een pantser op tegen het verdriet. De emoties worden diep weggestoken. Kinderen van twaalf jaar en ouder In de tienerleeftijd dringt de onvermijdelijkheid en de universaliteit van de dood tot hen door. Tieners proberen de dood emotioneel nog op afstand te houden : het kan iedereen overkomen behalve in mijn omgeving. Als ze dan toch getroffen worden door een dergelijk groot verdriet komt dit bijzonder hard aan. De confrontatie met de dood maakt dat de vragen en soms ook de verwarring van de jongere rondom leven en dood toenemen. Een veranderde levenssituatie Niet iedereen die als kind dergelijk verlies leed, heeft daar op latere leeftijd last van. Veel hangt af van de opvang nadien. Is er ruimte in de gewijzigde gezinssituatie om te rouwen? Mag en kan het kind verdrietig zijn om de mama of (en) papa die er niet meer is? Vandaag de dag is er meer aandacht voor het rouwproces bij kinderen. We leren echter uit de verhalen van de volwassenen die als kind een ouderverlies leden dat dit vroeger vaak niet zo was. Hoe minder begeleiding bij het rouwproces in de kindertijd, hoe minder evident het zal zijn deze gevoelens in de toekomst een plaats te geven. Het is duidelijk uit de vele verhalen dat een ouderverlies als kind de wortel kan zijn van latere problemen. Factoren die op latere leeftijd een probleem kunnen doen ontstaan zijn ondermeer : ¸ het niet kunnen of mogen uiten van gevoelens Vroeger ging men ervan uit dat kinderen niet konden rouwen, dat ze nauwelijks het gebeuren konden begrijpen. Dit is een rouwsluier. Kinderen worden wel degelijk heel diep beroerd door een ouderverlies. Ze houden zich vaak sterk voor zichzelf of voor de omgeving. Ze willen de overgebleven ouder niet nog meer pijn en verdriet doen. Ze krijgen ook vaak ‘de opdracht’ van de omgeving om groot en sterk te zijn. “Jij bent nu de man in huis” of “nu mama er niet meer is moet jij voor broertje en zusje zorgen”. “Niet wenen, mama heeft het zo al moeilijk genoeg”. Dergelijke uitspraken leggen op de schouders van het gekwetste kind een enorme druk. Als vrienden of familie op bezoek komen, wordt er zelden aan de kinderen gevraagd hoe het met hen is. Het verdrietige kind stopt zijn eigen verdriet diep weg en past zich aan. De omgeving wilde het kind ook de pijn en het verdriet besparen. Kinderen werden daarom zoveel mogelijk in de ‘onwetendheid’ gelaten. Als er later ook geen aandacht voor deze emoties en dat verdriet is, houdt het kind al die gevoelens binnen en gaan deze een onderhuids leven leiden. ¸ de ‘doodgezwegen’ ouder Na een tijdje wordt er, om allerlei redenen, vaak niet meer over de overleden ouder
208
Deel 2
gesproken. Sommige redenen hebben te maken met het feit dat men het kind niet wil blootstellen aan de pijn en het verdriet, zoals hierboven beschreven. Andere redenen hebben te maken met een nieuw gezin. Uit onderzoek weten we dat alleenstaande vaders vlugger een nieuw gezin stichten dan alleenstaande moeders. Hoe gaat de ‘stiefouder’ om met de pijn en het verlies van het kind? Het leven heeft een nieuwe wending genomen en we moeten verder, is dikwijls de leuze. Een stiefouder moet ook een ‘mandaat’ geven dat rouwen voor hem of haar mag in dit gezin. In hoeverre laat het gezin als systeem toe dat ieder op zijn unieke manier kan rouwen ? Hoe gaan de eventuele kinderen van de nieuwe partner om met het kind in rouw ? Is er in het nieuwe gezin ruimte om het kind in iedere leeftijdsfase te laten rouwen om de ouder die er niet meer is ? Omdat er niet gepraat wordt over de overledene en de gevoelens die verbonden zijn met dit verlies niet geuit worden, kan er niet werkelijk worden gerouwd. Een groot deel van de emoties blijft onverwerkt en wordt opgeslagen diep in het lichaam (Ankersmid, 2002). ¸ veranderde levensomstandigheden Door het overlijden van een ouder kunnen de levensomstandigheden sterk veranderen. Voor de hand liggende zaken zijn een eventuele verhuis, met als gevolg een andere school, verlies van vrienden, gemis van de vertrouwde omgeving. De komst van een stiefouder kan het beeld dat een kind had van wat een veilige warme omgeving is, doen veranderen. Bij dubbel ouderverlies is er kans dat het gezin uit elkaar gehaald wordt. Er kan ook sprake zijn van een financiële achteruitgang waardoor het dagelijkse leven er stukken anders gaat uitzien. De achtergebleven ouder die ook in haar of zijn rouwproces zit, kan niet meer dezelfde of voldoende aandacht hebben voor het rouwende kind. Sterk veranderde levensomstandigheden versterken nog de pijn, onzekerheid en angst van het kind. ¸ het kind dat geen kind meer kan zijn Als een ouder komt te overlijden, gaat het kind een deel van de taken in huis op zich nemen. De overgebleven ouder krijgt er plots een hoop werk en verantwoordelijkheden bij. Taken worden herverdeeld. Dit kan helpen het gezinsgevoel te versterken in deze moeilijke periode. Het loopt voor het kind echter fout als er zoveel werk en verantwoordelijkheden zijn dat het niet meer toekomt aan kind zijn. Kinderen passen zich gemakkelijk aan, stoppen hun eigen behoeften diep weg ‘het kind kan geen kind meer zijn’. Deze dynamiek wordt nog versterkt door de zware opdracht die zij dan ook vanuit de omgeving krijgen zoals “Jij bent nu de man in huis”… Kinderen voelen zich verantwoordelijk voor de karweien in huis als ze merken dat een ouder het moeilijk heeft om die zelf op te nemen. ¸ niet meer bij de leeftijdgenoten horen Met het verlies van een ouder verliest het kind ook zijn wereldbeeld zoals hij dat tot dan toe had. Kinderen op school spreken over hun ouders. Het rouwende kind is ‘anders’. Er is maar één ouder meer of er zijn geen ouders meer. We merken ook uit de verhalen dat kinderen die een ouder verloren er vaak met vrienden niet durfden over spreken om er toch maar op één of andere manier te blijven bijhoren. Meestal zijn er in de vrienden-
Deel 2
209
kring ook geen andere kinderen die dit grote verdriet kennen of begrijpen. Als ze nieuwe mensen leren kennen, moeten ze steeds de beslissing nemen of ze het gaan vertellen of niet. Kinderen willen niet de uitzondering zijn in een groep. Ze willen zoals al de anderen zijn, erbij horen. Om dit te bereiken gaan ze zich conformeren aan de anderen, soms ten koste van hun eigenheid, vaak met een pantser rondom zich om niet nogmaals gekwetst te worden. Anderen gaan zich niet aanpassen maar zich afzonderen omdat ze zich zo anders dan de anderen voelen. Deze kinderen getuigen later dat ze zich heel eenzaam voelden. Dit gevoel van anders zijn, er niet bij horen, zijn typische kenmerken op latere leeftijd. Aanpassen aan een veranderde situatie Volwassenen die als kind een ouder verloren, getuigen dat hun kindertijd opgesplitst is in twee delen. De tijd ‘ervoor’ en de tijd ‘erna’. Om zich aan de tijd erna aan te passen en zo pijn, verdriet en conflicten te vermijden gaat het kind overlevingsstrategieën ontwikkelen : ¸ de ik-heb-niemand-nodig-strategie Het verlies van een ouder als kind is een ondragelijk verdriet, een onmenselijke pijn. Om ervoor te zorgen dat ze dit niet meer moeten meemaken, gaan kinderen zich onafhankelijk van anderen opstellen. Ze hebben niemand nodig om te overleven. Door deze overlevingsstrategie te ontwikkelen, denkt het kind het risico te vermijden opnieuw iemand te verliezen van wie het heel veel houdt. Het kind hoopt zich met deze strategie te vrijwaren van nog eens dergelijke intense ondraaglijke pijn. Kinderen die een ‘niemandnodig-strategie’ hebben ontwikkeld, vinden het moeilijk om hulp aan anderen te vragen en deze te aanvaarden. ¸ de ik-ben-er-niet-strategie Een kind is zeer gevoelig voor hoe anderen reageren en past zich daaraan graag aan. In een omgeving waar het veel verdriet merkt, gaat het er voor zorgen dat het niet de oorzaak is van nog meer verdriet, door onder andere zelf heel verdrietig te zijn. “Je mag niet wenen want mama heeft al verdriet genoeg” is vaak ook een signaal dat de omgeving naar het kind stuurt. Het kind gaat zichzelf wegcijferen om de anderen in zijn omgeving te sparen. Het risico is dat het kind zichzelf minder belangrijk gaat vinden, niet goed voor zijn mening gaat opkomen. Een gebrek aan zelfvertrouwen is vaak een probleem op latere leeftijd. ¸ de fantasiewereld-strategie Omdat de werkelijke wereld te pijnlijk is om in te vertoeven, kan het kind zijn eigen fantasiewereld ontwikkelen. In deze wereld waarvan het kind de regie zelf in handen heeft, is het veilig vertoeven. Het kan zijn dat deze fantasiewereld gebaseerd is op gebeurtenissen van ‘voor’ het overlijden met altijd een ‘gelukkig einde’. Op latere leeftijd zou het kunnen dat dergelijke kinderen zich bij moeilijke situaties een eigen werkelijkheid creëren. ¸ de het-maakt-allemaal-toch-niet-uit-strategie Veel kinderen gaan zich na een ouderverlies anders gedragen. Schoolresultaten verminderen of zijn ronduit slecht. Ze worden opstandig, gaan niet meer graag naar de sportclub. Het kan gebeuren dat ze de broodnodige aandacht op een negatieve manier pro-
210
Deel 2
beren te bekomen. De zin van het bestaan is verdwenen. Waarom zou je je nog ergens voor inzetten, je gaat toch dood ! Het gevaar bij deze strategie is dat er op latere leeftijd een gebrek aan ambitie is. Een juiste plaats vinden in de samenleving is vaak ook niet evident. ¸ de het-gaat-goed-strategie De pijn en het verdriet na het overlijden van een ouder is zo groot dat dit ondragelijk is voor de tere schouders van een kind in volle opvoeding. Een strategie die het kind kan hanteren, is de pijn zo diep mogelijk wegstoppen om hem niet meer te moeten voelen. Als het goed met me gaat, zal niemand verder vragen stellen en hoef ik dus de pijn niet te voelen. Dan loop ik ook niet het risico in tranen te moeten uitbarsten. Je verdriet niet in bedwang kunnen houden, is immers niet cool. En cool zijn hebben ze juist nodig om erbij te horen, want ze zijn al zo anders dan de meeste andere kinderen omdat ze geen papa of mama meer hebben. Op latere leeftijd weten deze volwassenen dat er iets scheelt, maar ze kunnen het niet plaatsen. Vroeg of laat roept de pijn en het verdriet om aandacht. ¸ de ik-ben-minderwaardig-strategie De boodschap ‘nu moet je flink en sterk zijn’, maakt dat kinderen vaak zichzelf wegcijferen en erg voor anderen gaan zorgen. Hun eigen pijn is niet meer belangrijk. Ze ontwikkelen een minderwaardigheidsgevoel en geraken van zichzelf weg. Ze gaan zich pas waardig voelen als ze voor anderen kunnen zorgen. Op latere leeftijd kan het dat deze volwassenen zich pas waardig gaan voelen als ze voor anderen iets betekenen, als ze voor anderen kunnen zorgen. ¸ de slachtofferschap-strategie Kinderen die deze vorm van overlevingsstrategie hanteren, gaan zich heel erg de rol van slachtoffer aanmeten. Zich zielig gedragen, ‘kijk welk onrecht me is aangedaan’. Op latere leeftijd kunnen deze kinderen in deze rol blijven hangen en de verantwoordelijkheid meestal op de schouders van de anderen leggen. Overlevingsstrategieën hebben tot doel te overleven in een situatie die quasi onhoudbaar is. Het is een manier om verder te kunnen in een jungle van tegenstrijdige gevoelens, diepe kwetsuren, onhoudbare pijn en verdriet. Als volwassenen blijven vastzitten in deze overlevingsstrategieën kunnen ze worden ervaren als iets wat innerlijk niet klopt, een belemmering in het bereiken van hun doel. Deze mensen hebben het gevoel niet echt de leiding te hebben over hun eigen leven. Mensen worden dan aangetrokken tot een vorm van bestaan waarin deze mechanismen kunnen gehandhaafd blijven. Als rouwtherapeut is het van levensbelang met deze strategieën op een respectvolle manier om te gaan. We kunnen in de therapie ook niet zomaar een strategie gaan veranderen, of wegnemen. Alvorens er sprake kan zijn van enige vorm van therapeutisch werken met deze mechanismen moeten we eerst iets in de plaats geven. Anders vallen deze mensen in een bodemloze put. De verlate rouw roept om aandacht Vele jaren na het overlijden van een ouder kan dit verlies nog je leven bepalen zonder dat je dit beseft. Deze mensen voelen zich niet goed in hun vel, voelen dat er iets is maar kun-
Deel 2
211
nen het niet benoemen. Ze hebben het moeilijk met langdurige intieme relaties, kunnen zich niet binden of hebben verlatingsangst. Ze hebben ook vaak depressieve klachten, kunnen geen verbinding maken tussen gevoel en verstand. Sommigen klagen over een groot onzekerheidsgevoel. Ook fysieke klachten kunnen een roep om aandacht zijn van de verlate rouw. De overlevingsstrategieën beginnen te falen. De link naar het ouderverlies wordt vaak niet meer gemaakt. Het is allemaal zo lang geleden, dit kan toch niet meer. Achteraf geven deze mensen wel aan dat ze het diep vanbinnen wel altijd hebben geweten dat dit met de dood van moeder of vader te maken had. De buitenwereld gaf hen echter de indruk dat dit niet kon. Op bepaalde momenten is die roep om aandacht heftiger dan gewoonlijk. Deze mensen komen in een doolhof van ongekende emoties en pijn terecht. Het veiligste is dan zo vlug mogelijk opnieuw het deksel op het potje te zetten en verder te gaan met het leven. Tot er opnieuw een schreeuw om aandacht komt van diep verborgen rouw. Soms laten de emoties en de pijn zich niet meer terugdringen tot er aandacht aan besteed wordt. Het risico bestaat dat deze mensen uiteindelijk door een arts een medicamenteuze behandeling voorgeschreven krijgen die hen opnieuw een stuk verder kan helpen. Maar deze medicatie verhelpt niet echt de oorzaak, ‘de verlate rouw’. Verlate rouw is tegenwoordig nog altijd een onderkende vorm van rouw. Mensen met verlate rouw krijgen vaak het etiket ‘depressief’ opgeplakt. Anderen zijn hun hele leven op zoek naar wat het zou kunnen zijn dat ze voelen maar niet kunnen benoemen. Uit de verhalen van mensen met verlate rouw weten we dat een aantal situaties een aanleiding kunnen zijn tot het losbarsten van heftige emoties en pijn : ¸ belangrijke momenten in het leven van een persoon : huwelijk, afstuderen, geboorte van kinderen of kleinkinderen. Momenten waar men vooral nood heeft aan de waardering en erkenning van een ouder. ¸ de beslissing al dan niet zelf ouder te worden. Er is bij jonge vrouwen die een ouder verloren dan dikwijls een grote onzekerheid te merken. De vrees de verantwoordelijkheid niet aan te kunnen. ¸ zelf vader of moeder worden. Het zelf vader of moeder worden, is een periode waarin men vaak op zoek gaat naar de identificatie met eigen vader en moeder. Dit is vaak de aanleiding tot het terug naar boven komen van het verdriet. De band die een moeder met haar kindje zal krijgen, is vergelijkbaar met de band die deze jonge moeder met haar eigen moeder had. Deze belevenis komt heel dicht bij de eigen weggestoken pijn. Ook mannen die als kind een ouder verloren, kunnen het heel moeilijk krijgen met het vaderschap. ¸ een nieuwe ingrijpende verlieservaring. Dit kan een overlijden zijn, een scheiding, een verlies van gezondheid of werk, maar ook de emoties bij het uit huis gaan van eigen kinderen kan de wonde van het verborgen verdriet om de overleden ouder weer openrijten. ¸ het lezen of horen van ervaringsverhalen van anderen die een ouder verloren. Mensen met een ouderverlies hebben precies een zintuig dat hen lotgenoten laat herkennen. Ook een film bijvoorbeeld waarin een ouder overlijdt. Dergelijke gebeurtenissen kunnen hen terug bij het verdoken verdriet brengen.
212
Deel 2
¸ speciale dagen zoals verjaardagen, dag van het overlijden, moederdag, vaderdag, … Dit zijn allemaal momenten waarop het gemis en het verdriet de kop kan opsteken. ¸ het bereiken van speciale leeftijden, zoals de leeftijd waarop je vader of moeder stierf of ziek werd. Of als één van je kinderen de leeftijd bereikt die jij had toen je vader of moeder stierf. Het therapeutische contact Hilde Vleugels schrijft in haar boek ‘Scherven’ : “Als wij getroffen worden door verdrietige, absurde, noodlottige voorvallen, hebben we iemand nodig die samen met ons de tragedie in de ogen wil zien. Iemand die bereid is met ons stil te staan bij de onbegrijpelijkheid en pijnlijkheid van de situatie, iemand die wil zijn bij de rouw om een onherstelbaar verlies.” Voor de rouwtherapeut is het van groot belang te werken aan het vertrouwen tussen zijn cliënt en zichzelf. Deze volwassene moet immers in de therapiekamer opnieuw in contact gebracht worden met het grote verdriet en de pijn om het verlies van een ouder. De pijn waarvan zij als kind hebben ervaren dat hij ondragelijk was. De therapeutische context moet toelaten om in contact te komen met het angstige, verdrietige kleine kind. Vandaar dat tijdens een eerste fase grote aandacht dient te gaan naar het opbouwen van een vertrouwensrelatie met de cliënt. De grondhouding van de therapeut is hierin toonaangevend. De grondhouding van de therapeut ¸ Ruimte bieden De basis voor het therapeutische werk is ruimte bieden, een vruchtbare voedingsbodem creëren. Door het ontvankelijke aanwezig zijn, door het invoegen in de wereld van de cliënt, door het luisteren met alle zintuigen, kan er een (veilige, heilige, creatieve) plek gemaakt worden waarbinnen samenwerking, verandering, heling, ontdekking, groei, transformatie mogelijk wordt. Doordat de cliënt zich gehoord voelt en er rekening gehouden wordt met zijn grotere context, kan er beweging komen. ¸ Oog hebben voor het ruimere kader Bij het oog hebben voor het ruimere kader van een persoon en zijn symptoom is de veelzijdig gerichte partijdigheid zoals die geïntroduceerd werd door Ivan Boszormenyi-Nagy (contextuele therapie) van belang. May Michielsen spreekt over “zoeken naar de inzet en de goede intentie van alle betrokkenen al of niet aanwezig in de zitting” (Michielsen e.a., 1998). Deze houding vraagt van de begeleider een betrokkenheid zonder zich te vereenzelvigen, een juiste afstand/nabijheid ten opzichte van de personen en de situatie zodat hij er zo volledig mogelijk zicht op krijgt. ¸ Oprechte aandacht en belangstelling Niet weglopen van de persoon en zijn verhaal. Erbij zijn met je hart en je kracht. In voeling blijven met wat er in de ander en jezelf omgaat. Mark Epstein, psychiater en boeddhist, beschrijft deze kwaliteit als “de eenvoudige kracht van het gewoon aanwezig durven te zijn”. Het is een basisvereiste die therapie mogelijk maakt.
Deel 2
213
¸ Ontvankelijk zijn voor wat zich bij jezelf aandient Hoe meer we onszelf accepteren en rustig blijven bij wat er in ons omgaat, hoe ontvankelijker we kunnen zijn voor de ander. Innerlijke congruentie leidt tot een krachtige persoonlijke uitstraling. Gedoseerde openheid, gepaste zelfonthullingen en vitaliteit scheppen vertrouwen. ¸ Zich inleven in de wereld van de ander Een basisvoorwaarde voor verandering is zich kunnen inleven in de wereld van de ander. Een persoon neemt informatie die niet past bij zijn beleving, betekenisgeving en leefwereld immers niet op. Empathie is communicatie. Het wordt zichtbaar in woorden en lichaamstaal. Als een cliënt zich niet voldoende gehoord en begrepen voelt, zal hij ook niet openstaan voor de suggesties van de therapeut en niet tot handelen komen. ¸ Een goed contact tussen cliënt en therapeut De voorwaarde voor een therapeutische werking is dat er een goed contact tot stand komt, een staat van ontvankelijkheid tussen de verteller, de luisteraar en het verhaal. Doordat de gerichte aandacht, het inzicht en de betrokkenheid van de therapeut zichtbaar en hoorbaar zijn, zal de cliënt zich begrepen voelen en zal hij meer risico nemen. Constructieve veranderingen krijgen hierdoor een grotere kans. Contact houden en in voeling blijven met wat er in de ander en in jezelf omgaat, vormen de basis van therapie. Als twee mensen ‘rapport’ met elkaar hebben, dan houdt dat in dat hun relatie gekenmerkt wordt door vertrouwen, gevoelsmatige betrokkenheid, de bereidheid om elkaar te volgen, respect voor elkaars wereldmodel, sterk op elkaar gerichte aandacht. Mia Leijssen stelt : “de cliënt kan zich pas met de innerlijke relatie bezighouden als de interpersoonlijke relatie (tussen cliënt en therapeut) oké is, wat betekent dat er op dat vlak niets in de weg mag zitten”. ¸ Respect voor de overlevingsmechanismen Een rouwtherapeut heeft respect voor de overlevingsmechanismen van zijn cliënten. Het zijn de fundamenten van zijn bestaan. Zij hebben er voor gezorgd dat de cliënt in moeilijke situaties overleefde en zijn dus zeer waardevol. Samen met de cliënt gaan we kijken naar wat er kan toegevoegd worden om niet alleen te overleven maar om ook te leven op een aangename manier. Verlate rouw in de praktijkkamer ¸ Het verhaal een plaats geven Wanneer de cliënt-therapeutrelatie een stevig fundament heeft, gebaseerd op vertrouwen, kan er therapeutisch verder gewerkt worden. Eén van de belangrijkste aspecten in de therapie is het verhaal, dat vaak jaren is doodgezwegen, een plaats geven. De therapeut creëert, door zijn basishouding en in interactie met de cliënt, de ruimte om het verhaal te laten vertellen dat moet verteld worden. Cliënten hebben heel dikwijls in hun kindertijd en als volwassenen niet de kans gekregen hun verhaal te doen. Er werd niet naar hun belevenis gevraagd. Voor de cliënt kan dit heel bevrijdend werken en tegelijk vaak ongekende emoties naar boven brengen. Eindelijk vinden de cliënten een plaats waar ze deze emoties kunnen uiten. Voldoende tijd en aandacht voor dit aspect van de therapie is noodzakelijk.
214
Deel 2
¸ Het vader/moederbeeld vervolledigen We merken dat volwassenen die een ouderverlies leden vaak weinig tastbare herinneringen hebben. Ze hebben ook dikwijls geen correct of een onvolledig beeld van wie vader of moeder werkelijk was. Tijdens dit werk kunnen we de cliënten aanmoedigen op zoek te gaan naar allerlei zaken die kunnen helpen bij het vervolledigen van het vader/ moederbeeld. Dit kan onder andere door gebruik te maken van foto’s, brieven, juwelen, verhalen van familieleden of vrienden … Werken in de therapie rond het vader/moederbeeld helpt om de overleden ouder opnieuw bestaansrecht te geven in het leven van de cliënt. We merken ook dat zich opnieuw kunnen identificeren met een vader of moeder helend werkt. Een prachtig hulpmiddel hiervoor is gebruik maken van een ‘herinneringsboek’. ¸ Reconstructie van het wereld- en mensbeeld Volwassenen die een ouderverlies leden als kind hebben vaak een mens- en wereldbeeld dat erg beïnvloed is door pijn en emotie. Hun beeld van de wereld en de mens is op het moment van het overlijden op zijn kop gezet. Zekerheden die er tot dan toe waren, vielen plots weg. Mensen waarvan je houdt kunnen er van de ene op de andere dag niet meer zijn. Kan je nog van iemand houden zonder gepijnigd te worden ? In de veilige omgeving van de therapiekamer gaan we na hoe het overlijden van een ouder het wereld- en mensbeeld heeft beïnvloed. ¸ Reconstructie van het zelfbeeld In de verhalen van volwassenen die een ouder verloren tijdens de kindertijd komt vaak naar voor dat ze zich na het overlijden ‘anders’ voelden dan hun leeftijdgenoten. In al de contacten die ze hebben met anderen worden ze iedere keer geconfronteerd met het feit dat ze geen vader of moeder meer hebben. Sommigen spreken van een schaamtegevoel met het effect dat ze zich wegstoppen in de groep. Ze nemen een houding aan waardoor ze zo min mogelijk opvallen. Dit zelfbeeld wordt dan jaren meegenomen en deze mensen lijden een kleurloos bestaan. In de therapie kan de invloed op het zelfbeeld besproken worden. Hoe is mijn zelfbeeld ? Wat wil ik veranderen en hoe zal ik dit concreet aanpakken ? Aandacht kan er ook zijn voor de kwaliteiten die je hebt ontwikkeld door de veranderde situatie zoals : inlevingsvermogen, hulpvaardigheid, kracht, zelfstandigheid … Cliënten ervaren dit vaak als ‘eindelijk’ gezien worden. ¸ Aandacht voor het verdrietige kleine kind Sommige mensen verwoorden het letterlijk als “ik ben een klein kind gebleven”. Anderen vertellen over de tijd voor en de tijd na het overlijden. Het leven na het overlijden kenmerkt zich dan dikwijls door geen verdriet mogen hebben, verder moeten, sterk zijn … Met als gevolg dat deze volwassenen diep in zich een klein verdrietig kind meedragen dat om aandacht roept. Als volwassene kun je met het kleine kind van toen weer in contact komen en het helpen met zijn verdriet. Uiting geven aan de verdrongen gevoelens van toen, zoals kwaadheid om het in de steek gelaten zijn, jaloersheid op anderen die wel nog beide ouders hadden … helpt om aandacht te geven aan het kleine verdrietige kind. Het kleine kind kan eindelijk rouwen om de dood van mama of papa. Het spreekt voor zich dat hier de nabijheid van de therapeut en hulpfiguren belangrijk is.
Deel 2
215
¸ Invloed op mijn leven als kind en als volwassene Een ouder verliezen als kind is een zeer ingrijpende gebeurtenis die gevolgen heeft voor je verdere leven. Biografisch werk kan een manier zijn om het leven van de volwassene die een ouder verloor nader te bekijken, de gebeurtenissen uit het leven te bekijken vanuit het verlies. Men gaat na hoe de reactie van de familie is geweest op het ouderverlies en welke veranderingen er het gevolg van waren. Je werkt in je eigen levensgeschiedenis maar nu krijgt het overlijden van de ouder een plaats. Tijdens dit werk getuigen mensen vaak dat ze nu een andere kijk krijgen op gebeurtenissen in hun leven. ¸ Het rouwproces afronden Volwassenen die een ouder verloren hebben op jonge leeftijd geven tijdens de therapie vaak aan dat ze op de één of andere manier afscheid willen nemen. Dat ze het rouwproces willen afronden. Dit kan aan de hand van rituelen en symbolen. Het is heilzaam een vorm te zoeken om te rouwen, om afscheid te nemen of om te herdenken wat verloren ging, zelfs jaren na de feiten (Vleugels, 2005). Een ritueel is vaak een heel eenvoudige handeling die door de concentratie, de betrokkenheid en de symbolische waarde een sterk therapeutische kracht heeft. Een ritueel en de gebruikte symbolen moeten van de cliënt zijn. Ze moeten passen in zijn/haar leefwereld. Dan pas kan het ritueel ingang vinden. Cliënten die met een ritueel een rouwproces om een ouderverlies willen afronden, willen daar ook vaak andere familieleden en vrienden bij betrekken. Aandacht voor parentificatie Wanneer kinderen een ouderverlies leiden, is het vaak zo dat zij een stuk de taak van de overleden ouder gaan invullen. We zagen eerder al dat zij ook dikwijls die opdracht krijgen van naasten. Op zich is daar niets verkeerd mee als het gaat om hulp in het gezin, als hulp aan de overlevende ouder. Maar wat in een periode waarin de overlevende ouder, overweldigd door het verdriet, meer zorg gaat vragen dan dat het kind kan geven ? Ivan Boszormenyi-Nagy gaat uit van een aangeboren loyaliteitsgevoel bij kinderen : een reservoir van vertrouwen waaruit elk individu kan putten om zijn ouders een overschot aan vertrouwen te geven. Dit loyaliteitsgevoel vraagt aan ouders een zorgzaam en bewust omgaan met de grenzen van het geven van kinderen. Wanneer de vraag en verwachtingen naar het kind toe te groot zijn, zal het kind vanuit dit aangeboren loyaliteitsgevoel proberen te voldoen aan deze verwachtingen. Op deze manier worden de eigen behoeften van het kind onbewust aan de kant geschoven. In dit geval is er sprake van parentificatie. Kinderen komen gevangen te zitten in een situatie waarin zij hun tijd en krachten moeten wijden aan het vervullen van een ouderrol. Parentificatie maakt dat het kind zijn eigen behoeftes zal verbannen en die aspecten in zichzelf zal ontwikkelen die tegemoetkomen aan de verwachtingen van de overlevende ouder. Dit maakt dat een geparentificeerd kind als volwassene niet in staat zal zijn zich vrijelijk te geven aan de eigen partner en kinderen, tenzij het patroon doorbroken kan worden. Binnen de therapie moet er voldoende aandacht zijn voor deze problematiek. Erkenning speelt hier een zeer belangrijke rol. Samenvatting Als kind een ouder verliezen, is een zeer ingrijpende gebeurtenis die heel je leven op zijn kop zet. Van de ene op de andere dag heb je geen moeder of vader meer. Je verliest de persoon die zorg voor je draagt. De persoon naar wie je zo opkeek, is er niet meer. Het ouderverlies splitst je leven op in twee delen : je leven voor het overlijden en je leven erna. Het
216
Deel 2
leven erna en het grote verlies onder ogen zien, is ondragelijk voor het kleine kind. Kinderen ontwikkelen een hele reeks overlevingsstrategieën om verder te kunnen. Niet alle kinderen die een ouderverlies meemaakten, blijven dit als volwassenen meedragen. Veel hangt af van hoe de opvang van het kind is na het overlijden. Is er aandacht voor het verdriet en het rouwproces van het kind ? Helaas stellen we vast dat veel volwassenen die een ouder verloren als kind in een context zaten waar er niet voldoende aandacht voor hen was. Dit kan te maken hebben met het feit dat de overlevende ouder te veel met zijn of haar verdriet bezig was, maar ook omdat de omgeving het kind wilde sparen voor deze pijn. In de praktijk merken we dat volwassenen die een ouder verloren vaak met problemen geconfronteerd worden maar dat er geen link wordt gelegd naar het ouderverlies. Het overlijden van de ouder is dan immers al een hele tijd geleden, vaak twintig dertig jaar. “Het kan toch niet dat dit nog parten speelt”, is dan een gebruikelijke reactie. De depressie, zinloosheid, het minderwaardigheidsgevoel, het moeilijk intieme relaties kunnen aangaan … zijn dan in feite kreten om aandacht van de verlate rouw. Een goede relatie therapeut-cliënt is noodzakelijk om het vertrouwen te creëren dat de ruimte biedt om het verhaal te vertellen dat moet verteld worden. Een goede basishouding van de therapeut is hier van het allergrootste belang. Thema’s die in de veilige context van de therapiekamer aan bod kunnen komen zijn onder meer het verhaal, het mensbeeld, het wereldbeeld, het zelfbeeld, verdrongen gevoelens, het rouwen om de ouder… Het spreekt voor zich dat een dergelijke vorm van rouwtherapie tijd vraagt en een goed inlevingsvermogen van de therapeut. Na de therapie, die vaak met een ritueel wordt beëindigd, melden de cliënten heel dikwijls een gevoel van ruimte, een groot verdriet dat bestaansrecht heeft gekregen. Energie die veelal naar het wegstoppen van de verlate rouw ging, komt nu vrij en kan benut worden om verder te leven met een groot verdriet dat een plaats heeft gekregen in de levensgeschiedenis.
Literatuur Ankersmid, M. (2002). Verlaat verdriet. Berg en Dal : Ankersmid. Boelen, P.A., Huiskes, C.J.A.E., Kienhorst, C.W.M. (1999). Rouw en rouwbegeleiding. Utrecht : Landelijk Steunpunt Rouwbegeleiding. Boszormenyi-Nagy, I. (2000). Grondbeginselen van de contextuele benadering. Haarlem : De Toorts. Edelman, H. (2006). Moeders zonder moeder. Amsterdam : De Boekerij. Fiddelaers-Jaspers, R. (1998). Jong verlies, een handreiking voor het omgaan met rouwende kinderen. Kampen : Kok Lyra. Keirse, E. (1996). Helpen bij verlies en verdriet. Een gids voor het gezin en de hulpverlener. Tielt : Lannoo. Keirse, E. (2002). Kinderen helpen bij verlies. Tielt : Lannoo. Leijssen, M. (2003). Gids voor gesprekstherapie. Maarssen : De Tijdstroom. Lietaer, G. & Van Kalmthout, M. (1999). Praktijkboek gesprekstherapie. Maarssen : Elsevier/De Tijdstroom. van den Bout, J., van der Veen, E. (red.) (1997). Helpen bij rouw. Utrecht : De Tijdstroom. Vleugels, H. (2005). Scherven. Leuven : Acco.
Deel 2
217