begeleiding in de onderbouw
1
Inhoud Deze brochure is geschreven om antwoord te geven op (een deel van) uw vragen op het gebied van de begeleiding van uw kind. De volgende zaken komen aan de orde: 1. Het jaarboekje 2. De rol van de mentor 3. De rol van de vakdocenten 4. De rol van de ouders 5. Communicatie tussen leerlingen, ouders en docenten 6. Opvang bij problemen
2
pag. 3 pag. 5 pag. 8 pag. 8 pag. 10 pag. 12
1. De jaarplanner Uw kind krijgt aan het begin van het schooljaar de jaarplanner. Daarin staat per vak uitgeschreven wat de taken voor het hele jaar zijn. Ook de proeven en de mondelingen staan vermeld, evenals groepsopdrachten. Het schooljaar is ingedeeld in vier periodes van ongeveer negen weken. Deze jaarplanner is bedoeld als leidraad voor de leerling en de ouders en geeft een overzicht over het werk. In de eerste klas wordt de leerlingen geleerd hoe zij moeten omgaan met de jaarplanner. Zo kunnen zij de taken, die af zijn, inkleuren, zodat in één oogopslag duidelijk is wat afgerond is en wat niet. De leraren bekijken het gemaakte werk en geven een paraaf in de jaarplanner. Zo kunt u als ouder ook zien, dat het werk in orde is. Aan het begin van de eerste klas wordt afgesproken op welk niveau uw kind gaat werken. Een leerling met een mavo/havoadvies gaat over het algemeen op havo-niveau werken, een leerling met een havo/vwo-advies werkt op vwo-niveau. Het bepalen op welk niveau een leerling start, wordt in samenspraak met de basisschool en de ouders gedaan.
3
4
2. De rol van de mentor De mentor heeft als taak de leerlingen te helpen bij de planning van het werk. In de studielessen in de brugklas wordt uitgebreid aandacht besteed aan de jaarplanner: zo raken de leerlingen als het goed gaat thuis in alle afkortingen en begrippen (topo, groepsopdracht,enz.). Ook wordt de nadruk gelegd op het feit dat het werk alleen maar af is, als het ook afgetekend is door de leraar. Dan is het werk immers ook nagekeken en in sommige gevallen besproken. In de jaarplanner is een apart geel blaadje opgenomen, waarop de leerlingen hun `stand van zaken´ kunnen invullen. Regelmatig wordt dat invullen gezamenlijk gedaan tijdens de studieles. De mentor besteedt daarnaast aandacht aan de werksfeer in de klas als geheel: is er sprake van voldoende rust en wordt er goed samengewerkt door de leerlingen. Leerlingen volgen elke dag verplicht keuze-uren. Zij roosteren deze keuze-uren digitaal in via Magister. Leerlingen kunnen keuzeuren volgen bij hun eigen docent, maar soms gaan zij juist naar een andere docent. Tijdens keuze-uren kunnen leerlingen onder andere uitleg krijgen, werk herkansen of inhalen, mondelingen doen. Ook op het gebruik van de keuze-uren moet de mentor letten; keuze-uren zijn immers ook een deel van de lestijd. Ons doel is de leerlingen te laten inzien, dat keuze-uren handige uren zijn om te volgen: je kan er immers extra aandacht besteden aan een vak dat je moeilijk vindt of aan een vak dat je juist aanspreekt. De leerlingen leren zo zelf keuzes te maken en vooral in te zien wanneer zij deze extra keuzes nodig hebben.
5
Als een leerling moeite heeft met plannen……… De mentor kan in individuele gevallen extra hulp bieden. Soms vraagt een leerling zelf om begeleiding bij het werk, ook kan het bekijken van de jaarplanner en/of ´stand van zakenkaart’ aanleiding zijn om eens apart te gaan zitten met het kind en het werk te bespreken. De problemen, waar een kind tegenaan loopt, zijn heel verschillend. Het doen van proeven bijvoorbeeld kan steeds worden uitgesteld. Of een leerling heeft een hekel aan het nakijken en stelt dat steeds maar uit. De mentor moet proberen erachter te komen wat er aan de hand is: zijn het alle vakken, waarbij de leerlingen problemen heeft, of maar een paar? Misschien is een kind bang om een proef te doen? Vervolgens kan er een planning gemaakt worden in de agenda, of in de jaarplanner. De leerling laat dan na een week zien, wat hij of zij gedaan heeft. Vaak worden er ook keuze-uren afgesproken om het werk in orde te maken, of er wordt afgesproken wat een kind thuis kan doen aan de achterstanden of onvoldoende resultaten. Als een mentor merkt, dat de begeleiding niet toereikend is, dan kan een leerling op een andere manier geholpen worden (zie kopje 6).
6
7
3. De rol van de vakdocent De vakdocent houdt de gemaakte taken bij in zijn of haar administratie. Als het niet goed gaat met een leerling, kan de leerling daarop aangesproken worden. De leraar stelt bijvoorbeeld voor op een keuze-uur te komen of thuis wat harder te werken. Het mondeling doen van een aantal taken kan ook uitkomst bieden. Vakdocenten hebben regelmatig contact met de mentor over de sfeer en de werkhouding van een klas.
4. De rol van de ouders U kent uw eigen kind het beste. U weet waarschijnlijk nu al hoe uw kind werkt. Misschien vergeet uw zoon of dochter veel dingen of raakt snel zijn of haar spullen kwijt? Of is het juist een georganiseerd en ordelijk iemand? Leert uw kind moeilijk of juist gemakkelijk? Laat het duidelijk zijn, dat er op het HML ruimte is voor alle soorten leerlingen, die er zijn. Maar uiteraard heeft een zelfstandig, geordend kind het gemakkelijker dan een chaotische, vergeetachtige leerling. De mentor probeert zo goed mogelijk de kinderen te observeren, maar u als ouder speelt ook een belangrijke rol. 8
Sleutelwoord voor de begeleiding van jong-volwassenen is vertrouwen. Kinderen in de puberteit kunnen zich snel overgecontroleerd voelen door hun ouders. Als het werk niet in orde is, kan dat leiden tot schuldgevoel of een laconieke houding. Het is verstandig als u één keer in de week tijd neemt om het werk met uw kind te bespreken en hulp aan te bieden. Sommige leerlingen hebben op de basisschool nog nooit een proefwerk gemaakt en weten niet hoe ze moeten leren. Of het nakijken valt hen tegen. Een proef overhoren of samen een mondeling voorbereiden is altijd zinvol. Het bespreken van de taken is niet bedoeld als controle op de vorderingen, maar als ondersteuning. Soms vraagt een ouder naar de jaarplanner en dan blijkt, dat er heel veel werk af is en toch niet afgetekend. Mocht u zich zorgen gaan maken en uw kind kan die zorg niet wegnemen, dan kunt u altijd contact opnemen met de mentor. Nogmaals: het is van belang, dat er sprake is van samenwerking tussen de ouders, het kind en de mentor. Tot slot: u kunt zorgen voor een goede werkplek voor uw kind. Gemiddeld moet een leerling één uur per dag thuis werken en in alle rust een proef kunnen leren.
9
5. Communicatie tussen leerlingen, ouders en docenten Zoals u al in het bovenstaande kon lezen, is het van belang bij zorg direct contact te leggen met de mentor. Op de eerste ouderavond in het nieuwe schooljaar zal de mentor aangeven wanneer hij of zij het best bereikbaar is. Ook als u opmerkingen wilt delen over een vakdocent, kunt u het best eerst contact opnemen met de mentor. U kunt twee keer per jaar, naar aanleiding van het eerste en het derde verslag, een aantal vakdocenten spreken op een tafeltjesavond. Er is ook altijd ruimte en tijd om een afspraak te maken, samen met uw zoon of dochter, op school: dan kan er wat langer worden doorgepraat. De leerling heeft geregeld contact met zijn/haar mentor. Sommige contacten zijn heel intensief, in andere gevallen regelt de leerling geheel en al zijn eigen zaken en stelt af en toe de mentor gerust:” Ja hoor, ik heb alles af: nog een proef voor Frans en een topo en dan ben ik klaar.” De vakdocenten houden na elke periode een verslagvergadering: zij wisselen dan ervaringen uit. Tijdens deze besprekingen worden ook gegevens uitgewisseld, onder andere over het dyslexieonderzoek en individuele gesprekken met ouders en leerlingen.
10
Tussendoor kan de mentor ook schriftelijk alle betrokken docenten op de hoogte stellen van dringende zaken of hen even aanschieten in de lerarenkamer. De ouders van de leerlingen van één klas ontmoeten elkaar gemiddeld twee keer per jaar. Te weten: op de eerste ouderavond, verzorgd door de mentor en op een informele ouderavond rond januari/februari, georganiseerd door de contactouders. U kunt in de lijst ‘belangrijke data’ zien, wanneer deze bijeenkomsten gepland zijn. De contactouders zijn vertegenwoordigers van alle ouders van een klas. Zij wonen de contactouderavonden bij en dragen zorg voor een goede communicatie tussen ouders en school
11
6. Opvang bij problemen De leerling staat centraal op het HML en dat blijkt ook uit de vele soorten opvang, die wij bieden. Uiteraard is de eerst aangewezene om een leerling te helpen, de mentor. Als een leerling zich niet thuis voelt bij de mentor of niet de hulp krijgt, die hij verwacht, kan een persoonlijk mentor worden uitgezocht. Dat kan een bovenbouwleerling zijn of een andere docent, die lesgeeft aan de leerling. De afdelingsleider van de brugklas, Jeannette Houwink ten Cate, is degene, die in alle voorkomende gevallen hulp kan bieden. A. Zorgteam Het kan voorkomen, dat een leerling gedurende zijn/haar schoolloopbaan in de problemen komt, niet alleen met het werk, maar ook in sociale zin of thuis. Op het HML is het zorgteam actief om adviezen te geven voor de aanpak van dergelijke problemen. In het zorgteam zijn de zorgcoördinator, de jeugdhulpverpleegkundige, de remedial teacher, de maatschappelijk werkster en de leerplichtambtenaar vertegenwoordigd. B. Studiekring Het HML heeft een samenwerkingsverband met de Studiekring (een commerciële organisatie) en een eigen vestiging van deze huiswerkbegeleiding op het HML. Uw zoon/dochter kan minimaal drie middagen per week naar deze huiswerkbegeleiding. De Studiekring verzorgt ook bijles en andere hulp aan leerlingen. 12
C. Remedial Teaching Aan het HML zijn meerdere Remedial Teachers verbonden. Zij helpen onder schooltijd leerlingen die dyslectisch zijn. U kunt direct aan het begin van het cursusjaar deze begeleiding aanvragen. In de maanden oktober en november vindt er een dyslexie-onderzoek plaats onder de brugklassers. Daaruit kan het advies volgen om remedial teaching aan te vragen. De remedial teaching betaalt u zelf. D. Faalangsttraining Leerlingen kunnen veel moeite hebben met het maken van proeven. Ook overhoringen bij de leraar kunnen voor sommige kinderen een enorme inspanning betekenen. Als kinderen faalangstig zijn, stellen zij proeven vaak uit met allerlei redenen en zij vertonen vluchtgedrag. De mentor en de vakdocenten proberen alert te zijn op dit gedrag en tijdig signalen af te geven aan de ouders. Maar nogmaals, u kent uw eigen kind het best: als u merkt, dat uw kind vluchtgedrag vertoont, neemt u dan contact op met de mentor. Wij kunnen u dan doorverwijzen naar een faalangsttraining. De faalangsttraining betaalt u zelf.
13
Haags Montessori Lyceum Nassau Bredastraat 5 2596 AK Den Haag T 070 - 324 54 18 F 070 - 324 20 77
[email protected] www.hml.nl