UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2007 – 2008
Verklaringen van de commissaris bij de jaarrekening en ondernemingskenmerken
Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master in de Toegepaste Economische Wetenschappen Eline Santens (20042707) onder leiding van Prof. dr. I. De Beelde
UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2007 – 2008
Verklaringen van de commissaris bij de jaarrekening en ondernemingskenmerken
Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master in de Toegepaste Economische Wetenschappen Eline Santens (20042707) onder leiding van Prof. dr. I. De Beelde
PERMISSION
Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding.
Eline Santens
___________________________________________________________________________
I
Woord vooraf
Na een boeiende periode van 4 jaar intensief studeren aan de Universiteit van Gent, vormt deze masterproef het sluitstuk van mijn studies Toegepaste Economische Wetenschappen. De theoretische en praktische kennis die ik tijdens mijn studies verkregen heb laten me toe om een persoonlijke bijdrage te leveren aan de economische wetenschap. Tijdens het tot stand brengen van deze masterproef kon ik rekenen op de bereidwilligheid en de steun van verscheidene personen.
In dit woord vooraf wil ik aldus mijn oprechte dank betuigen aan alle mensen die een bijdrage leverde in de realisatie van mijn masterproef. In de eerste plaats dank ik Professor dr. Ignace De Beelde om het promotorschap op zich te nemen. Zijn kritische bedenkingen hebben voor een toegevoegde waarde gezorgd bij het boeiende proces van de vervolmaking van deze masterproef. Voorts wens ik De Heer Eric Van den Broele van Graydon NV. te bedanken voor de samenwerking met betrekking tot de gegevensverzameling. De empirische studie in deze masterproef was onmogelijk geweest zonder zijn bereidwillige medewerking. Mijn oprechte dank gaat ook uit naar mijn ouders, die het mij mogelijk hebben gemaakt deze studies aan te vatten en steeds voor me klaarstonden. Ik zou ten slotte ook graag een woord van dank richten aan Annelies en Kris voor hun begrip en morele steun tijdens de voorgaande jaren en aan de vele vrienden die me gemotiveerd hebben en er ook voor gezorgd hebben dat mijn studententijd eeuwig in gedachten zal blijven.
BEDANKT
II
Inhoudsopgave Inleiding
1
Achtergrond
3
Hoofdstuk 1: Het verband tussen de verklaring van de commissaris en de
5
ondernemingskenmerken: Een wetenschappelijke literatuurstudie 1.
Inleiding…………………………………………………………………………………………….
5
2.
Controleprocessen binnen de onderneming……………………………………………...………...
5
3.
Grootte van de onderneming……………………………………………………………………….
6
4.
Risico- en groeiondernemingen…………………………………………………………………….
6
5.
Aandeelhoudersstructuur van de onderneming…………………………………………………….
7
6.
Kapitaalstructuur van de onderneming……………………………………………………………..
8
7.
‘Going-concern’ problematiek binnen de onderneming……………………...…………………....
9
7.1. Discontinuïteit van de onderneming en het beslissingsproces van de commissaris…………
9
7.2. Invloed van de verklaring van de commissaris op het voortbestaan van de onderneming…..
11
8.
Voorzieningen voor hangende geschillen en overige voorzieningen……………………………....
13
9.
Evolutie van de solvabiliteits- en de liquiditeitsratio……...……………………………………….
14
10. Evolutie van het resultaat van het boekjaar…………………………………………………...........
15
11. ‘Earnings management’, ‘abnormal accruals’ en ‘income smoothing’…………………………….
16
12. Samenstelling van het Audit Comité en de Raad van Bestuur………………………..……………
19
Hoofdstuk 2: Het verband tussen de verklaring van de commissaris en de
21
commissariskenmerken: Een wetenschappelijke literatuurstudie 1.
Inleiding……………………………………………………………………………………………
21
2.
Aantal jaren mandaat en onafhankelijkheid van de commissaris………………………...………..
21
3.
‘Audit fees’ en ‘non-audit fees’……………………………………………………………………
23
Hoofdstuk
3:
Empirisch
onderzoek
van
Belgische
ondernemingen:
26
1.
Inleiding………………………………………………………………………………………….…
26
2.
Gegevensselectie en -verzameling………………………………………………………………....
26
Hoofdstuk 4: Empirisch onderzoek met betrekking tot de verklaring van de commissaris
28
onderzoeksmethodologie
en de ondernemingskenmerken 1.
Inleiding………………………………………………………………………………………….…
28
2.
Verklaring van de commissaris: 2002-2006………………………….……………………….........
29
3.
De relatie tussen de verklaring van de commissaris en de ondernemingskenmerken: 2002-2006...
29
III
3.1. Inleiding…………………………………………………………………………………...…
29
3.2. De relatie tussen de verklaring van de commissaris en de ondernemingskenmerken: actief..
30
3.3. De relatie tussen de verklaring van de commissaris en de ondernemingskenmerken: passief
34
3.4. De relatie tussen de verklaring van de commissaris en de ondernemingskenmerken:
39
resultatenrekening………………………………………………………………………………...
4.
3.5. De relatie tussen de verklaring van de commissaris en de overige ondernemingskenmerken
41
Het causale verband tussen de ondernemingskenmerken en de verklaring van de commissaris…..
43
4.1. Inleiding……………………………………………………………………………………...
43
4.2. Het causale verband tussen de ondernemingskenmerken en de verklaring van de
43
commissaris: actief………………………………………………………………….………….... 4.3. Het causale verband tussen de ondernemingskenmerken en de verklaring van de
45
commissaris: passief ……………………………………………………………………….......... 4.4. Het causale verband tussen de ondernemingskenmerken en de verklaring van de
46
commissaris: resultatenrekening…………………………………………………………………. 4.5. Het causale verband tussen de overige ondernemingskenmerken en de verklaring van de
48
commissaris….....………………………………………………………………………………... 5.
De gevolgen van de verklaring van de commissaris op de ondernemingskenmerken……………..
49
5.1. Inleiding……………………………………………………………………………………...
49
5.2. De gevolgen van de verklaring van de commissaris op de ondernemingskenmerken:
49
actief……...………………………………………………………………………………………. 5.3. De gevolgen van de verklaring van de commissaris op de ondernemingskenmerken:
51
passief………...………………………………………………………………………………….. 5.4. De gevolgen van de verklaring van de commissaris op de ondernemingskenmerken:
53
resultatenrekening………………...…………………………………………………………….... 5.5.
De
gevolgen
van
de
verklaring
van
de
commissaris
op
de
overige
54
ondernemingskenmerken……........................................................................................................
Hoofdstuk 5: Globale analyse: Toetsing van de theoretische aspecten van de verklaring bij
56
de jaarrekening en de ondernemingskenmerken aan het empirische onderzoek Conclusie Lijst van geraadpleegde werken Bijlagen
60
IV
Lijst van figuren en tabellen
Figuren Figuur 1: Verklaring van de commissaris per onderzoeksjaar (eigen werk)
29
Figuur 2: De relatie tussen de verklaring en het gemiddelde balanstotaal (‘000) (eigen werk)
30
Figuur 3: De relatie tussen de verklaring en de vaste activa (%) (eigen werk)
31
Figuur 4: De relatie tussen de verklaring en de vlottende activa (%) (eigen werk)
31
Figuur 5: De relatie tussen de verklaring en de voorraadwaarde (%) (eigen werk)
32
Figuur 6: De relatie tussen de verklaring en de handelsvorderingen (%) (eigen werk)
33
Figuur 7: De relatie tussen de verklaring en de liquiditeitsratio in ruime zin (eigen werk)
33
Figuur 8: De relaties tussen de verklaring en de relatieve waarden van de activacomponenten (%) (eigen
34
werk) Figuur 9: De relatie tussen de verklaring en het eigen vermogen (%) (eigen werk)
34
Figuur 10: De relatie tussen de verklaring en het totaal eigen vermogen (%) (eigen werk)
35
Figuur 11: De relatie tussen de verklaring en het overgedragen resultaat (%) (eigen werk)
35
Figuur 12: De relatie tussen de verklaring en de voorzieningen voor risico’s en kosten (%) (eigen werk)
36
Figuur 13: De relatie tussen de verklaring en de schulden op lange termijn (%) (eigen werk)
37
Figuur 14: De relatie tussen de verklaring en de schulden op korte termijn (%) (eigen werk)
37
Figuur 15: De relatie tussen de verklaring en de solvabiliteitsratio (%) (eigen werk)
38
Figuur 16: De relaties tussen de verklaring en de relatieve waarden van de passivacomponenten (%)
38
(eigen werk) Figuur 17: De relatie tussen de verklaring en de gemiddelde omzet (‘000) (eigen werk)
39
Figuur 18: De relatie tussen de verklaring en de netto-winstmarge (%) (eigen werk)
40
Figuur 19: De relatie tussen de verklaring en de rendabiliteitratio (%) (eigen werk)
40
Figuur 20: De relatie tussen de verklaring en de uit te keren winst op de winst van het boekjaar (%) (eigen
41
werk) Figuur 21: De relatie tussen de verklaring en het gemiddeld aantal voltijdse equivalenten (eigen werk)
41
Figuur 22: De relatie tussen de verklaring en de personeelskost per gemiddeld aantal voltijdse
42
equivalenten (‘000) (eigen werk) Figuur 23: De relatie tussen de verklaring en de FiTo®-score (eigen werk)
42
Figuur 24: Het causale verband tussen de activacomponenten (%) en verklaring 1 (links), verklaring 2
44
(midden) en verklaring 5 (rechts) (eigen werk) Figuur 25: Het causale verband tussen de activacomponenten (%) en verklaring 3 (links) en verklaring 4
44
(rechts) (eigen werk) Figuur 26: Het causale verband tussen de liquiditeitsratio in ruime zin en de verklaring (eigen werk)
45
Figuur 27: Het causale verband tussen de passivacomponenten (%) en verklaring 1 (links), verklaring 3
45
(midden) en verklaring 5 (rechts) (eigen werk) Figuur 28: Het causale verband tussen de passivacomponenten (%) en verklaring 2 (links) en verklaring 4 (rechts) (eigen werk)
46
V
Figuur 29: Het causale verband tussen de solvabiliteitsratio (%) en de verklaring (eigen werk)
46
Figuur 30: Het causale verband tussen de componenten van de resultatenrekening (%) en verklaring 1
47
(links), verklaring 3 (midden) en verklaring 5 (rechts) (eigen werk) Figuur 31: Het causale verband tussen de componenten van de resultatenrekening (%) en verklaring 2
47
(links) en verklaring 4 (rechts) (eigen werk) Figuur 32: Het causale verband tussen de gemiddelde omzet (‘000) en de verklaring (eigen werk)
48
Figuur 33: Het causale verband tussen de FiTo®-score en de verklaring (eigen werk)
48
Figuur 34: Het causale verband tussen het gemiddeld aantal voltijdse equivalenten en de verklaring (eigen
49
werk) Figuur 35: De gevolgen van verklaring 1 (links), verklaring 3 (midden) en verklaring 5 (rechts) op de
50
activacomponenten (%) (eigen werk) Figuur 36: De gevolgen van verklaring 2 (links) en verklaring 4 (rechts) op de activacomponenten (%)
50
(eigen werk) Figuur 37: De gevolgen van verklaring 1 (links), verklaring 3 (midden) en verklaring 5 (rechts) op de
51
passivacomponenten (%) (eigen werk) Figuur 38: De gevolgen van verklaring 2 (links) en verklaring 4 (rechts) op de passivacomponenten (%)
52
(eigen werk) Figuur 39: De gevolgen van de verklaring op de kapitaalverhogingen (%) (eigen werk)
52
Figuur 40: De gevolgen van verklaring 1 (links), verklaring 3 (midden) en verklaring 5 (rechts) op de
53
componenten van de resultatenrekening (%) (eigen werk) Figuur 41: De gevolgen van verklaring 2 (links) en verklaring 4 (rechts) op de componenten van de
53
resultatenrekening (%) (eigen werk) Figuur 42: De gevolgen van de verklaring op de gemiddelde omzet (‘000) (eigen werk)
54
Figuur 43: De gevolgen van de verklaring op de FiTo®-score (eigen werk)
54
Figuur 44: De gevolgen van de verklaring op het gemiddeld aantal voltijdse equivalenten (eigen werk)
55
Tabellen Tabel 1: Verklaring van de commissaris volgens geloofwaardigheid en kwaliteit van de herstel-
10
mogelijkheden (ICCI, 2007, pg. 92) Tabel 2: De samenstellende ratio’s van de FiTo®-score (Ooghe en Spaenjers, 2006, pg. 19)
12
Tabel 3: Bepaling van de steekproefgrootte (eigen werk)
27
Tabel 4: Code per type verklaring (eigen werk)
27
Tabel 5: Hypothesen van het empirisch onderzoek (eigen werk)
28
Tabel 6: Samenvattende tabel van de types van verklaringen van de commissaris met de typerende
57
ondernemingskenmerken (eigen werk) Tabel 7:
Samenvattende tabel van de oorzaken en de gevolgen van de ondernemingskenmerken op de
verklaring (eigen werk)
58
Inleiding
1
Inleiding De jaarrekening is een weerspiegeling van de economische en financiële toestand van de onderneming. Aangezien de jaarrekening door iedere belanghebbende kan worden geconsulteerd, wordt deze dan ook beschouwd als een belangrijk instrument met significante informatiewaarde (Citron & Taffler, 1992). De certificering van de jaarrekening door de commissaris is aldus van cruciaal belang voor de ‘stakeholders’ van de onderneming, zoals aandeelhouders, kredietinstellingen, personeelsleden, klanten en leveranciers aangezien deze zullen vertrouwen op de verklaring van de commissaris voor het nemen van economische beslissingen. De commissaris heeft hier aldus een maatschappelijke rol te vervullen. Zal de verklaring van de commissaris in deze context gevolgen hebben op bepaalde kenmerken van de ondernemingen in de daaropvolgende jaren? Zullen de wijzigingen van bepaalde ondernemingskenmerken een invloed hebben op de verklaring van de commissaris? Deze vraagstellingen zullen in de studie van het verband tussen de verklaring van de commissaris en de ondernemingskenmerken grondig worden uitgediept. In het eerste deel van deze masterproef zullen de theoretische aspecten met betrekking tot de verklaring van de commissaris en de ondernemingskenmerken bestudeerd worden. Het tweede deel van deze masterproef zal een empirisch onderzoek bevatten om het verband tussen het type van verklaring van de commissaris en de ondernemingskenmerken voor een steekproef van Belgische ondernemingen te onderzoeken. De onderzoeken in de internationale literatuur focussen zich op de relatie tussen het type van verklaring van de auditor en één specifiek of een beperkt aantal ondernemingskenmerken. De toegevoegde waarde van deze masterproef vindt onder meer zijn sterkte in de empirische studie waarbij het verband tussen het type van verklaring van de commissaris in combinatie met verschillende ondernemingskenmerken nader zal onderzocht worden in een Belgische context. De literatuurstudie bestaat uit 3 delen. In het eerste deel zal op een beknopte manier enige achtergrond bij het beroep van bedrijfsrevisor geschetst worden. In België wordt een commissaris benoemd door de Algemene Vergadering van Aandeelhouders voor een periode van 3 jaar. Tijdens deze periode zal de commissaris een deskundig oordeel geven over de getrouwheid van de jaarrekening van de onderneming. Het uiteindelijke doel van deze controlewerkzaamheden is de opstelling van een controleverslag. Vervolgens zal de relatie worden nagegaan van de verklaring van de commissaris en een aantal ondernemingskenmerken op basis van een uitgebreide internationale literatuurstudie. Als ondernemingskenmerken zullen de grootte van de onderneming, het risico en de groei van de onderneming, de aandeelhoudersstructuur, de kapitaalstructuur, de voorzieningen, de evolutie van het resultaat van het boekjaar en de evolutie van de solvabiliteits- en de liquiditeitsratio behandeld worden. Daarnaast zal tevens de invloed nagegaan worden van de interne controleprocessen binnen de onderneming, de continuïteit van de onderneming, ‘earnings management’ en de samenstelling van het Audit Comité en de Raad van Bestuur.
Inleiding
2
Om de theoretische studie te besluiten zal ingegaan worden op het verband tussen het type verklaring en de commissariskenmerken. In dit onderdeel zal ten eerste het aantal jaren mandaat en de onafhankelijkheid van commissaris besproken worden. Ten tweede zullen de ‘audit fees’ en de ‘non-audit fees’ nader toegelicht worden. In het tweede deel van deze masterproef zal een empirisch onderzoek opgezet worden aan de hand van een representatieve statistische steekproef om het verband tussen de verklaring van de commissaris en de ondernemingskenmerken in de Belgische context te onderzoeken. In het eerste hoofdstuk zal de gegevensselectie en -verzameling besproken worden, terwijl het tweede hoofdstuk zich zal focussen op de gegevensanalyse. Via de resultaten van dit uitgebreid onderzoek zal een representatief en duidelijk beeld kunnen gevormd worden van de situatie in België. Ten slotte zal met een globale analyse besloten worden waarbij de theoretische aspecten van de verklaring bij de jaarrekening en de ondernemingskenmerken getoetst zullen worden aan de resultaten van het empirisch onderzoek. Deze masterproef zal zich toespitsen op het verband tussen de verklaring omtrent de jaarrekening en de ondernemingskenmerken. Hierbij zal abstractie gemaakt worden van de invloed van de bijkomende verklaringen op de ondernemingskenmerken.
Achtergrond
3
Achtergrond Voordat de internationale literatuurstudie nader zal toegelicht worden, zal er eerst een bondige toelichting gegeven worden over de verschillende types verklaringen en zal de rol van de commissaris hierbij geschetst worden. Er dient evenwel opgemerkt te worden dat het beroep van bedrijfsrevisor onderworpen is aan uitgebreide regelgeving, deontologie en controlenormen. De bespreking in dit deel zal zich daarom toespitsen op de meest elementaire kenmerken van het beroep die van belang zijn in het kader van deze masterproef. Het beroep van bedrijfsrevisor wordt in België georganiseerd door het Instituut der Bedrijfsrevisoren (IBR). De bedrijfsrevisor heeft de bevoegdheid om verschillende controleopdrachten uit te voeren. De belangrijkste controleopdracht is de commissarisfunctie. Grote ondernemingen zijn bij wet verplicht om een commissaris aan te stellen. De bedrijfsrevisor die benoemd wordt in een handelsvennootschap1, krijgt de hoedanigheid van commissaris. Om als een grote onderneming te worden beschouwd, moet aan een aantal voorwaarden voldaan worden. Deze voorwaarden zijn: omzet (exclusief de belasting over de toegevoegde waarde) van 7.300.000 EUR, balanstotaal van 3.650.000 EUR en jaargemiddelde van het personeelsbestand groter dan 50 werknemers. Indien in het laatste en het voorlaatste afgesloten boekjaar 2 van de 3 voorwaarden overschreden worden dan wordt de vennootschap beschouwd als een grote onderneming. De ondernemingen waarbij het jaargemiddelde van het personeelsbestand meer dan 100 werknemers bedraagt, worden tevens beschouwd als een grote onderneming (art. 15 van het Wetboek van vennootschappen). De commissaris zal benoemd worden in een handelsvennootschap door de Algemene Vergadering op voorstel van de Raad van Bestuur voor een periode van 3 jaar. Bij de aanstelling zal de commissaris worden belast met een controleopdracht (art. 130 van het Wetboek van vennootschappen). Deze opdracht omvat de controle op de financiële toestand, op de jaarrekening en op de regelmatigheid, ten aanzien van het Wetboek van vennootschappen en de statuten (art. 142 van het Wetboek van vennootschappen). Het vaste bedrag van de bezoldiging van de commissaris wordt tevens bepaald door de Algemene Vergadering bij de aanvang van het mandaat van de commissaris (art. 134 van het Wetboek van vennootschappen). Op basis van de uitgevoerde controles zal de commissaris een redelijke mate van zekerheid verkrijgen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. De commissaris zal in zijn verslag een oordeel uitbrengen over het getrouwe beeld van het vermogen, de financiële toestand en de resultaten van de onderneming (ICCI, 2007). De commissaris zal afhankelijk van de resultaten van de uitgevoerde controlewerkzaamheden een verklaring zonder voorbehoud, een verklaring met voorbehoud, een afkeurende verklaring of een onthoudende verklaring toekennen (art. 144 van het Wetboek van vennootschappen). Deze types van verslagen worden uitvoerig beschreven in de controlenormen opgesteld door het Instituut der Bedrijfsrevisoren (ICCI, 2007). Een verklaring zonder voorbehoud dient beschouwd te worden als een goedkeurende verklaring. Een verklaring zonder voorbehoud wordt gegeven aan de onderneming als de jaarrekening gecontroleerd werd in overeenstemming met de controlenormen van het IBR, geen afwijkingen van materieel belang bevat en indien de waarderingsregels op consequente wijze zijn toegepast. Ten slotte zullen alle nodige inlichtingen duidelijk in de jaarrekening opgenomen
1
In deze masterproef zullen enkel de handelsvennootschappen behandeld worden. De vennootschappen zoals verenigingen zonder winstoogmerk (vzw’s) en publieke ondernemingen vallen buiten het bestek van deze masterproef.
Achtergrond
4
moeten worden, zodanig dat, volgens de commissaris, een getrouw beeld van het vermogen, van de financiële positie en van de resultaten van de onderneming gegeven wordt (ICCI, 2007). Een tweede vorm van een goedkeurende verklaring is de verklaring met voorbehoud. De commissaris geeft een verklaring met voorbehoud indien de uitvoering van controlewerkzaamheden beperkt is of indien de commissaris zich niet kan instemmen met de ondernemingsleiding omtrent het weerhouden van de boekhoudregels en -methoden of de geschiktheid van de informatie die in de jaarrekening werd opgenomen. Bij een verklaring met of zonder voorbehoud kan een toelichtende paragraaf toegevoegd worden indien de commissaris een betekenisvolle onzekerheid ontdekt, zoals de aantasting van de bedrijfscontinuïteit (ICCI, 2007). De Algemene Controlenormen van het Instituut der Bedrijfsrevisoren onderscheiden naast de goedkeurende verklaringen tevens twee types van niet-goedkeurende verklaringen. Een onthoudende verklaring betekent dat de commissaris met de verstrekte informatie geen uitspraak kan doen betreffende het getrouwe beeld van het vermogen, de financiële positie en de resultaten van de onderneming. De onzekerheid in de onderneming is dermate groot dat een toelichtende paragraaf ontoereikend is. Indien een onthoudende verklaring onvoldoende is door meningsverschillen met de leiding van de onderneming en de jaarrekening daardoor geen getrouw beeld geeft van het vermogen, de financiële toestand of de resultaten, dan is de commissaris verplicht een afkeurende verklaring aan de onderneming toe te kennen (ICCI, 2007). De Algemene Controlenormen van het IBR zijn specifiek van toepassing voor België. Deze normen zijn grotendeels in overeenstemming met de ‘International Standards of Auditing’ (ISA) die van toepassing zijn in een internationale context (International Federation of Accountants, 2007)2. De ‘International Standards of Auditing’ onderscheiden verschillende types verklaringen die een auditor aan de onderneming kan toekennen. Een ‘unqualified opinion’ wordt gegeven als de jaarrekening een getrouw beeld geeft, in alle materiële opzichten en overeenstemt met de vereiste regelgeving (ISA 700). Deze ‘unqualified opinion’ stemt overeen met de Belgische verklaring zonder voorbehoud. Een tweede type verklaring is de ‘qualified opinion’, die wordt gegeven als er beperkingen zijn in de controlewerkzaamheden of er een onenigheid bestaat met het management. Deze beperkingen en onenigheden zijn minder materieel dan deze bij een ‘disclaimer of opinion’ of ‘adverse opinion’. Een ‘disclaimer of opinion’ stemt overeen met de kenmerken van een onthoudende verklaring. Een ‘adverse opinion’ stemt overeen met een afkeurende verklaring (ISA 701).
2 In deze masterproef werden onderstaande opinies samengebracht tot 3 subgroepen. Op basis van de kenmerken van de verklaringen werd ‘clean opinions’ en ‘unmodified opinions’ samengebracht onder de noemer goedkeurende verklaringen; ‘going-concern related audit modifications’, ‘going-concern opinions/reports’, ‘uncertainty-modified reports’, ‘subjectto qualifications’, ‘unqualified modified reports’, ‘going-concern modified opinions’ en ‘unqualified opinions with explanatory paragraph’, samengebracht onder de noemer verklaringen met een toelichtende paragraaf; ‘audit qualifications’, ‘qualified opinions’, ‘modified opinions’ en ‘non going-concern related audit modifications’ samengebracht onder de noemer niet-goedkeurende verklaringen.
Hoofdstuk 1
5
Hoofdstuk 1: Het verband tussen de verklaring van de commissaris en de ondernemingskenmerken: Een wetenschappelijke literatuurstudie
1. Inleiding In de internationale literatuur werden reeds verschillende onderzoeken uitgevoerd naar het verband tussen de verklaring van de commissaris3 en de ondernemingskenmerken. Op internationale vlak wordt voornamelijk de relatie tussen de verklaring van de commissaris en één specifiek of een beperkt aantal ondernemingskenmerken onderzocht. In dit hoofdstuk zullen als ondernemingskenmerken de werking van de controleprocessen binnen de onderneming, de grootte van de onderneming, de risico- en groeiondernemingen, de aandeelhoudersstructuur en de kapitaalstructuur besproken worden. Vervolgens zal de ‘going-concern’ problematiek binnen de onderneming behandeld worden. Daarna zal dieper ingegaan worden op de voorzieningen, de evolutie van de solvabiliteits- en de liquiditeitsratio en de evolutie van het resultaat van het boekjaar. Ten slotte zullen de invloed van winststuring en de samenstelling van het Audit Comité en de Raad van Bestuur besproken worden. Bij de analyse van literatuur zal aandacht besteed worden in hoeverre de auditor in zijn oordeel wordt beïnvloed door bepaalde ondernemingskenmerken. Daarnaast zal tevens aandacht worden besteed aan de gevolgen van een bepaald type verklaring op de ondernemingskenmerken.
2. Controleprocessen binnen de onderneming Op basis van de uitgevoerde controlewerkzaamheden zal de commissaris een redelijke mate van zekerheid verkrijgen indien de jaarrekening al dan niet afwijkingen van materieel belang bevat. Deze conclusie zal tot stand worden gebracht door een deskundig en onafhankelijk oordeel te vormen over enerzijds de kwaliteit van de interne controleprocessen en anderzijds de juistheid van de cijfers bij afsluiting van het boekjaar. De complexiteit is vanzelfsprekend afhankelijk van de grootte van de gecontroleerde onderneming. De ondernemingsleiding zal aldus trachten om effectieve interne controlemechanismen binnen de organisatie te implementeren. Binnen het auditproces van de commissaris zullen deze interne controlesystemen tevens op hun effectiviteit beoordeeld worden. Indien blijkt dat de onderneming niet in staat is om een effectief intern controlesysteem te implementeren, zal de commissaris moeilijkheden ondervinden om bepaalde rekeningen te controleren. Bijgevolg zal de commissaris op een significant snellere basis een ander type verklaring dan een goedkeurende verklaring toekennen (LaSalle & Anandarajan, 1996).
3
In onderzoeken van Belgische ondernemingen zal de term ‘commissaris’ worden gehanteerd. In internationale context wordt geopteerd voor de term ‘auditor’.
Hoofdstuk 1
6
3. Grootte van de onderneming Auditoren zullen zich in bepaalde omstandigheden laten leiden door de omvang van de onderneming om een oordeel over de jaarrekening uit te brengen. Bij grote ondernemingen zal de auditor minder geneigd zijn om een verklaring met een toelichtende paragraaf of een niet-goedkeurende verklaring te geven doordat deze verklaring een groot verlies aan audithonorarium tot gevolg kan hebben als de onderneming omwille van deze verklaring verandert van auditor (‘opinion-shopping’) (McKeown, Mutchler, Hopwood, 1991). Het verlies van grote ondernemingen zal voor de auditor tevens een aantasting van zijn reputatie teweegbrengen. Carcello, Hermanson en Huss (1995) stelden vast dat grote ondernemingen in vergelijking met kleinere ondernemingen een lagere kans op faillissement hebben, waardoor grote ondernemingen minder verklaringen met een toelichtende paragraaf zullen ontvangen. De negatieve relatie tussen de grootte van de onderneming en een verklaring met een toelichtende paragraaf werd tevens aangetoond door onder meer Mutchler, Hopwood en McKeown (1997) en Louwers (1998). Een recentere studie van Gaganis, Pasiouras en Doumpas (2007) toonde aan dat naarmate de onderneming groter is, de kans op een niet-goedkeurende verklaring kleiner zal zijn. Een verklaring met een toelichtende paragraaf of een niet-goedkeurende verklaring zal bij kleinere ondernemingen vaak het gevolg zijn van het gebrek aan een formeel intern controlesysteem (supra, pg. 5). Hierdoor verhoogt het risico van een verkeerde weergave van de winst. Voor de auditor is het in dergelijke gevallen moeilijk om een correct oordeel inzake de financiële toestand van de onderneming uit te brengen. De auditor zal hierdoor vaker een verklaring met een toelichtende paragraaf of een niet-goedkeurende verklaring geven aan de onderneming (Chandler, 1997).
4. Risico- en groeiondernemingen Sommige ondernemingen zullen bij het nemen van beslissingen grotere risico’s durven nemen in vergelijking met andere risico-averse ondernemingen. Net zoals sommige ondernemingen beter bepaalde groei opportuniteiten zullen kunnen benutten. Beide strategieën kunnen een invloed hebben op de verklaring van de auditor. In vergelijking met ondernemingen met een lager risicoprofiel zullen ondernemingen met een hoger risicoprofiel, voor minder significante materiële onzekerheden, vaker een verklaring met een toelichtende paragraaf of een nietgoedkeurende verklaring ontvangen. Een mogelijke oorzaak is het feit dat de auditor de beslissing om een verklaring met een toelichtende paragraaf of een niet-goedkeurende verklaring te geven aan de onderneming gedeeltelijk zal baseren op de kans dat de onderneming al dan niet kan blijven voortbestaan in het volgende jaar. De kans op een faillissement is namelijk groter bij ondernemingen met een hoger risico (Frost, 1994). Ondernemingen kunnen ook opteren om een groeistrategie uit te bouwen, terwijl andere ondernemingen eerder hun activiteiten op een conservatievere manier zullen verderzetten. De univariate analyse van Laitinen en Laitinen (1998) met betrekking tot Finse beursgenoteerde ondernemingen in de periode 1992 tot en met 1994 concludeerde dat de auditor voor een onderneming met een lage groei vaker een niet-goedkeurende verklaring geeft. De univariate
Hoofdstuk 1
7
analyse toonde tevens aan dat een niet-goedkeurende verklaring wordt gegeven aan ondernemingen met een lage winstgevendheid en veel schulden. De resultaten uit de multivariate analyse gaven weer dat ondernemingen met een lagere groei, een kleiner aantal werknemers en een lager eigen vermogen meer kans hebben op niet-goedkeurende verklaringen (Laitinen & Laitinen, 1998). Farinha en Viana (2006) hanteren de ‘price book value’ als proxy voor groei opportuniteiten. De ‘price book value’ wordt gedefinieerd als de verhouding van de marktwaarde van het eigen vermogen op de boekwaarde van het eigen vermogen op het einde van het jaar. De marktwaarde van het eigen vermogen wordt berekend door de aandelenprijs van de onderneming op afsluitingsdatum van het boekjaar te vermenigvuldigen met het aantal aandelen. Farinha en Viana (2006) constateren een negatief verband tussen de ‘price book value’ en de kans op een niet-goedkeurende verklaring. Een hoge ‘price book value’ is belangrijk aangezien de onderneming op die manier enerzijds een goede reputatie in de kapitaalmarkt behoudt en anderzijds gemakkelijker kapitaal kan aantrekken. Met dit kapitaal kunnen ze dan hun groei opportuniteiten verwezenlijken en uitbreiden (Farinha & Viana, 2006).
5. Aandeelhoudersstructuur van de onderneming De Belgische ondernemingen worden gekenmerkt door enerzijds private ondernemingen waarbij er slechts een aantal aandeelhouders zijn en anderzijds door ondernemingen die een openbaar beroep doen op het spaarwezen en beursgenoteerde ondernemingen. Bij deze laatste ondernemingen zal het kapitaal meer gefractioneerd zijn en worden aldus gekenmerkt door een verbrokkelde aandeelhoudersstructuur. Het aantal ‘stakeholders’ van de onderneming zal groter zijn dan bij de private ondernemingen. In de literatuur wordt een tweedeling inzake aandeelhoudersstructuur vastgesteld. Franks en Mayer (1996) gebruiken, om het verschil tussen beide systemen duidelijk te maken, hierbij de termen ‘outsider’ en ‘insider’ systeem. Het aandelensysteem in onder andere de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk vallen onder de noemer van het ‘outsider’ systeem. Dit systeem wordt gekenmerkt door een groot aantal beursgenoteerde ondernemingen en een grote liquiditeit van de aandelenmarkt. Deze liquiditeit van de aandelenmarkt uit zich in een aandelenstructuur die gekenmerkt wordt door een zeer verbrokkeld karakter. Een liquide aandelenmarkt is vooral een groot voordeel voor jonge en groeiende ondernemingen, die op deze manier op een relatief eenvoudige wijze het noodzakelijke kapitaal kunnen bekomen (Pagano & Röell, 1998). De determinanten van het auditrapport in het Verenigd Koninkrijk, als ‘outsider’ systeem, werd door Ireland (2003) onderzocht en kan in 2 opzichten als uniek worden beschouwd. Ten eerste onderzocht Ireland (2003) verschillende types grootte van de ondernemingen. Ireland (2003) analyseerde enerzijds de publieke ondernemingen en anderzijds de private ondernemingen. Deze studie werd nog uitgebreid door tevens dochterondernemingen en onafhankelijke ondernemingen op te nemen. Ten tweede onderzocht Ireland (2003) zowel verklaringen met een toelichtende paragraaf als niet-goedkeurende verklaringen. De onderzoeker kwam tot besluit in zijn univariate analyse dat auditoren aan de publieke ondernemingen in vergelijking met de private ondernemingen significant minder nietgoedkeurende verklaringen zullen geven. Het onderzoek van Ireland (2003) kwam echter tot geen eenduidige conclusie in zijn multivariate analyse met betrekking tot de invloed van een publieke of beursgenoteerde onderneming op de verklaring van de auditor. Zowel de univariate analyse als de multivariate analyse resulteerde in
Hoofdstuk 1
8
significant minder niet-goedkeurende verklaringen voor dochterondernemingen in vergelijking met onafhankelijke ondernemingen (Ireland, 2003). Het ‘insider’ systeem is, in tegenstelling tot het outsider systeem, eerder van toepassing op de meeste Europese landen, die gekenmerkt worden door een minder sterk ontwikkelde kapitaalmarkt. Het aantal beursgenoteerde ondernemingen in de meeste Europese landen is kleiner in vergelijking met de landen in het ‘outsider’ systeem (Crama, Leruth, Renneboog, Urbain, 1999). Het eigen vermogen van de ondernemingen in het ‘insider’ systeem zal hoofdzakelijk de privé-markt als financieringsbron hebben. Het kleiner aantal aandeelhouders zal dus grotere deelnemingen bezitten (Pagano & Röell, 1998). We dienen hierbij echter op te merken dat er grote verschillen kunnen worden vastgesteld tussen de Europese landen zowel naar identiteit van de aandeelhouders als naar de complexiteit van de aandeelhoudersstructuur. De tweedeling in de aandeelhoudersstructuur wordt tevens vastgesteld bij Gaeremynck en Willekens (2003). Deze onderzoekers stelden dat België hoofdzakelijk gekenmerkt wordt door niet-beursgenoteerde ondernemingen met een geconcentreerde aandeelhoudersstructuur en familiestructuur (‘insider’ systeem). De Verenigde Staten daarentegen worden eerder gekenmerkt door een verspreide aandeelhoudersstructuur (‘outsider’ systeem). In deze context zal het type verklaring van de auditor dan ook een verschillende impact hebben op de investeringsbeslissingen en op de evolutie van de koers van de aandelen. De veronderstelling hierbij is dat als gevolg van het feit dat een onderneming een ander type verslag krijgt dan een goedkeurend verslag, de investeerders met enige waarschijnlijkheid sneller geneigd zullen zijn om de aandelen van de onderneming te verkopen, wat als gevolg heeft dat de koers van de aandelen sterk zal dalen. De studie van Firth (1980) kan inderdaad deze veronderstelling bevestigen. Meer specifiek voor ondernemingen die een verklaring met een toelichtende paragraaf of een niet-goedkeurende verklaring ontvangen hebben. De vraag stelt zich als de omgekeerde relatie tevens als valabel kan beschouwd worden. Fleak en Wilson (1994) konden in hun onderzoek geen significante relatie vaststellen tussen het ontvangen van een goedkeurende verklaring en de positieve gevolgen op de aandelenkoersen. Deze onderzoekers hebben echter wel kunnen vaststellen dat onverwachte verklaringen met een toelichtende paragraaf wel een negatieve invloed hebben op de koers van de aandelen.
6. Kapitaalstructuur van de onderneming De onderneming kan investeringen niet enkel financieren op basis van het eigen vermogen, maar de onderneming kan ook schulden aangaan bij externe kredietverstrekkers. Ondernemingen die beschikken over veel vreemd vermogen kennen een hoger risico in vergelijking met ondernemingen met weinig vreemd vermogen. De commissaris zal met de verhouding van het eigen vermogen en vreemd vermogen rekening houden in zijn beoordeling over de jaarrekening. In de internationale literatuur werd slechts summier onderzoek verricht naar de invloed van de kapitaalstructuur op de verklaring van de auditor. Bartov (2001) stelt vast dat een auditor die een niet-goedkeurende verklaring geeft aan de onderneming een hogere lange termijn schuldratio zal opgemerkt hebben in vergelijking met ondernemingen die een goedkeurende verklaring
Hoofdstuk 1
9
verkregen hebben. De ondernemingen die een niet-goedkeurende verklaring hebben verkregen, kennen een grotere kans op faillissement (Ohlsen, 1980). Bovenstaande vaststelling blijft consistent indien tevens de korte termijnschulden opgenomen worden bij de berekening van de ratio. Hoe hoger aldus de ratio van totale schulden op totaal passief, hoe groter de kans op een verklaring met een toelichtende paragraaf of een niet-goedkeurende verklaring (Dopuch, Holthausen, Leftwich, 1987). Het onderzoek van Gaeremynck en Willekens (2003) stelt vast dat ondernemingen met veel korte termijnschulden ten opzichte van de totale schulden meer terugbetalingsproblemen in de toekomst zullen kennen. De kans is bij deze ondernemingen dan ook groter op een vrijwillige liquidatie. Commissarissen die geconfronteerd worden met een dergelijke situatie tijdens het auditproces zullen eerder een verklaring met voorbehoud of een afkeurende verklaring verstrekken. De auditor zal aldus in het auditproces tevens rekening houden met de kapitaalstructuur van de onderneming.
7. ‘Going-concern’ problematiek binnen de onderneming In de meeste gevallen wordt een onderneming opgericht voor onbepaalde duur. Uitgaande van deze veronderstelling wordt dan ook verwacht dat een onderneming op een continue wijze haar activiteiten in de toekomst zal verderzetten. Door bepaalde gebeurtenissen kan een onderneming in een situatie van discontinuïteit terechtkomen, waarbij er substantiële onzekerheid heerst over het voortbestaan van de onderneming. Als gevolg van deze toestand zullen de externe partijen hun vertrouwen verliezen in de onderneming, wat de kredietwaardigheid van de onderneming verder zal aantasten. Deze situatie kan leiden tot gerechtelijk akkoord of faillissement. De vennootschapswetgeving in België verschaft de commissaris geen eenduidige voorwaarden om te bepalen op welk tijdstip dient overgegaan te worden tot de waardering van de activa vanuit discontinuïteit, zodat de jaarrekening een getrouw beeld zou blijven weergeven van de financiële positie van de onderneming. In deze optiek is het vooral van belang dat de commissaris de overgang van continuïteit naar discontinuïteit tijdig zal waarnemen. In het eerste deel zal de ‘going-concern’ problematiek en het beslissingsproces van de commissaris nader toegelicht worden. In een tweede deel wordt nagegaan wat de invloed is van een verklaring met een toelichtende paragraaf (‘going-concern report’) op het voortbestaan van de onderneming.
7.1. Discontinuïteit van de onderneming en het beslissingsproces van de commissaris In het Belgisch boekhoudrecht wordt de jaarrekening steeds opgesteld om getrouwe weergave te geven van de financiële toestand van de onderneming. Er kan verondersteld worden dat de onderneming steeds vanuit het perspectief van continuïteit haar activa en passiva zal waarderen. Het Belgisch boekhoudrecht en vennootschapsrecht beschrijven bepaalde continuïteitsproblemen. Een overgedragen verlies in de balans of een verlies van het boekjaar in de resultatenrekening gedurende 2 opeenvolgende boekjaren zal leiden tot een verantwoording in het jaarverslag van de toepassing van de waarderingsregels in de veronderstelling van continuïteit
Hoofdstuk 1
10
(art. 96, §6 van het Wetboek van vennootschappen). Het netto-actief4 dat gedaald is tot minder dan de helft van het maatschappelijk kapitaal heeft tot gevolg dat een alarmbelprocedure opgestart zal worden (art. 138, 633 en 634 van het Wetboek van vennootschappen). Een commissaris zal met de betekenisvolle problemen inzake de bedrijfscontinuïteit in zijn verslag rekening houden. Naargelang de geloofwaardigheid en de kwaliteit van de herstelmogelijkheden zal de commissaris een ander type verklaring geven aan de onderneming (tabel 1). Gepaste verantwoording in informatie in het jaarverslag of in de toelichting bij de jaarrekening
Geen gepaste verantwoording in informatie in het jaarverslag of in de toelichting bij de jaarrekening
Geloofwaardigheid en kwaliteit van de herstelmogelijkheden Commissaris heeft vertrouwen in de Toelichtende paragraaf Oordeel met voorbehoud herstelmogelijkheden Commissaris heeft kennis van meerdere onzekerheden die de geloofwaardigheid en de Onthoudende verklaring Afkeurende verklaring kwaliteit van de herstelmogelijkheden negatief beïnvloeden Commissaris heeft geen vertrouwen in de Afkeurende verklaring Afkeurende verklaring herstelmogelijkheden Tabel 1: Verklaring van de commissaris volgens geloofwaardigheid en kwaliteit van de herstelmogelijkheden (ICCI, 2007, pg. 92)
In de internationale auditstandaarden wordt ‘going-concern’ als volgt gedefinieerd: “Under the going-concern assumption, an entity is ordinarily viewed as continuing in business for the foreseeable future with neither the intention nor the necessity of liquidation, ceasing trading or seeking protection from creditors pursuant to laws or regulations. Accordingly, assets and liabilities are recorded on the basis that the entity will be able to realize its assets and discharge its liabilities in the normal course of business” (ISA 570, International Federation of Accountants, 2007, pg. 528). In 1988 vervaardigde ‘The American Institute of Certified Public Accountants’ (AICPA) een ‘Statement on Auditing Standards’ (SAS) 59 waarbij ‘going-concern’ wordt samengevat als: “The auditor’s consideration of an entity’s ability to continue as a going-concern”. Bij de finalisatie van de audit zal de auditor naast de resultaten van zijn controlewerkzaamheden tevens dienen na te gaan als de onderneming al dan niet geconfronteerd wordt met een aanzienlijke onzekerheid omtrent de voortzetting van de activiteiten voor de periode van één jaar na het verstrekken van zijn verslag (Raghunandan & Rama, 1995). Volgens Mutchler (1984, 1985, 1986) verloopt het beslissingsproces van de auditor om te bepalen als de onderneming zich al dan niet in een situatie van discontinuïteit bevindt in 2 fasen. Ten eerste zal de auditor tot de vaststelling komen dat de onderneming een mogelijks probleem heeft om de activiteiten op een continue wijze verder te zetten. Ten tweede zal de auditor de beslissing dienen te nemen om het continuïteitsprobleem van de onderneming al dan niet uit te drukken in een ‘going-concern’ audit rapport. In de eerste fase zal de bekwaamheid van de auditor een rol spelen. De beslissing om het ‘going-concern’ probleem bekend te maken is eerder een kwestie van onafhankelijkheid (Vanstraelen, 1999). LaSalle, Anandarajan en Miller (1996) koppelen aan de tweede fase nog een additionele fase. Indien de auditor beslist om een ‘going-concern’ rapport te geven aan de onderneming, zal de 4
Onder netto-actief moet worden verstaan: het totaal bedrag van de activa verminderd met de voorzieningen en de schulden (art. 320 van het Wetboek van vennootschappen).
Hoofdstuk 1
11
auditor ook moeten beslissen of het al dan niet een onthoudende verklaring of een verklaring met een toelichtende paragraaf wordt (LaSalle, Anandarajan, Miller, 1996). Een onthoudende verklaring zal grotere gevolgen hebben voor de onderneming dan een verklaring met een toelichtende paragraaf. Een onthoudende verklaring toont aan dat de jaarrekening minder betrouwbaar is en dat de kans hier groter is dat de onderneming de activiteiten niet zal kunnen verderzetten in de toekomst. De keuze van het type verklaring door de auditor speelt een belangrijke rol om de discontinuïteit van de onderneming naar de ‘stakeholders’ van de onderneming uit te drukken. Een minder onafhankelijke auditor zal bijgevolg, door de druk van het management, meer geneigd zijn om een verklaring met een toelichtende paragraaf te verstrekken (LaSalle et al., 1996). Een onafhankelijke auditor zal daarentegen meer geneigd zijn om een onthoudende verklaring te verstrekken om hem te beschermen tegen wettelijke aansprakelijkheid (LaSalle et al., 1996).
7.2. Invloed van de verklaring van de commissaris op het voortbestaan van de onderneming De auditor die een verklaring met een toelichtende paragraaf voor ‘going-concern’ of een niet-goedkeurende verklaring aan de gecontroleerde onderneming wil verstrekken, wil de gebruikers van de jaarrekening meedelen dat de onderneming continuïteitsproblemen heeft. Een verklaring met een toelichtende paragraaf of een nietgoedkeurende verklaring kan een goede voorspeller zijn voor het falen van de onderneming. De vraag stelt zich wat de invloed is van de verklaring van de commissaris op het voortbestaan van de onderneming in de daaropvolgende jaren. Aangezien de auditor slechts een relatieve zekerheid kan verschaffen omtrent de getrouwheid van de jaarrekening kan het gebeuren dat de auditor een verkeerde inschatting gemaakt heeft. Enerzijds kan de auditor een verklaring met een toelichtende paragraaf geven, maar zet de onderneming het volgende jaar zijn activiteiten verder (type I fout). Anderzijds kan de auditor beslissen om geen verklaring met een toelichtende paragraaf te geven en faalt de onderneming in het daaropvolgend jaar (type II fout) (Geiger, Raghunandan, Rama, 2005). Zowel een type I fout als een type II fout brengt kosten met zich mee (Hopwood, McKeown, Mutchler, 1994; Carcello, Hermanson, Huss, 1995 en 1997; Raghunandan & Rama, 1995). Type II fouten zijn een belangrijk aandachtspunt voor de gebruikers van de jaarrekening (Geiger et al., 2005). Uit onderzoek van Mutchler (1985) blijkt dat ondernemingen die een verklaring met een toelichtende paragraaf hebben ontvangen, het jaar daaropvolgend ook meer dan waarschijnlijk een verklaring met een toelichtende paragraaf zullen ontvangen. Nogler (1995) concludeert echter dat ondernemingen die een verklaring met een toelichtende paragraaf hebben ontvangen betere financiële prestaties willen verrichten om op die manier een goedkeurende verklaring te verkrijgen. Citron en Taffler (1992) concludeerden dat er slechts een zwakke relatie bestaat tussen de waarschuwingen van de auditor en een daaropvolgend faillissement. Slechts één derde van de ondernemingen met een verklaring met een toelichtende paragraaf die werden opgenomen in de praktijkstudie van Citron en Taffler (1992) faalden effectief. Er kan hieruit geconcludeerd worden dat een ‘going-concern’ kwalificatie niet noodzakelijk leidt tot het faillissement van de onderneming. Altman (1982) had in een vroegere studie aangetoond dat slechts één vierde van de ondernemingen na ontvangst van een verklaring met een toelichtende paragraaf het daaropvolgende jaar hun activiteiten niet meer verderzetten. Andere onderzoeken kwamen tot een gelijkaardige conclusie dat minder dan de
Hoofdstuk 1
12
helft van de falende ondernemingen het jaar voorafgaand aan het faillissement een verklaring met een toelichtende paragraaf hadden ontvangen (Altman & McGough, 1974; Altman, 1982; Menon & Schwartz, 1986). Om een meer correcte inschatting te maken van de kans op faillissement van een onderneming werden verschillende voorspellingsmodellen ontwikkeld. Verscheidene onderzoeken hebben aangetoond dat voorspellingsmodellen, met als basis de financiële ratio’s, met een grote graad van juistheid in staat zijn om de beslissing van de auditor tot het verstrekken van een ‘going-concern’ kwalificatie, te voorspellen (Mutchler, 1984 en 1985; LaSalle et al, 1996). Deze voorspellingsmodellen gebruiken meestal als financiële ratio’s de rendabiliteitratio’s, de solvabiliteitsratio’s en de liquiditeitsratio’s. Als gevolg van het feit dat de onderneming winstgevendheid nastreeft, en aldus het voortbestaan op lange termijn, is het evident dat de auditor twijfelt aan de continuïteit van de onderneming indien deze al enkele jaren met een verlieslatende situatie te kampen heeft. Ten tweede zijn de lange termijn schuldratio’s en lage zelffinancieringsgraden indicaties van een verhoogd risico van de onderneming en brengen op die manier de solvabiliteit in gevaar. Ten slotte kunnen de liquiditeitsratio’s aantonen dat vlottende activa ontoereikend zijn om toekomstige uitgaven te financieren. Belangrijke voorspellingsmodellen in de Belgische context zijn deze van Ooghe (2003). Discriminantscore en FiTo®-score zijn indicatoren die de financiële gezondheid van de onderneming uitdrukken. De FiTo®-score is het resultaat van het rekenkundig gemiddelde van de logitwaarden van 8 verschillende ratio’s (Ooghe & Spaenjers, 2006). Deze 8 ratio’s worden opgenomen in tabel 2. Ratio Bruto toegevoegde waarde / personeelskosten Nettorendabiliteit bedrijfsactiva voor belastingen Nettorendabiliteit eigen vermogen na belastingen Graad van zelffinanciering
Definitie Bruto toegevoegde waarde / personeelskosten Nettobedrijfsresultaat / bedrijfsactiva Winst na belastingen / eigen vermogen (Reserves + - overgedragen resultaat) / eigen vermogen
Graad van financiële onafhankelijkheid Korte termijn financiële schuldgraad
Eigen vermogen / totaal vermogen Korte termijn financiële schulden / korte termijn schulden Dekking vreemd vermogen door de cashflow Cashflow na belastingen / schulden Nettokasratio (Kas + beleggingen - korte termijn financiële schulden) / vlottend actief Tabel 2: De samenstellende ratio’s van de FiTo®-score (Ooghe en Spaenjers, 2006, pg. 19) Voor het fiscaal jaar 1995 onderzocht Vanstraelen (1999) 3 steekproeven van ondernemingen, namelijk 101 grote ondernemingen die in 1996 tot een faillissement dienen over te gaan, 101 grote ondernemingen met financiële moeilijkheden die hun activiteiten verderzetten en ten slotte 101 grote ondernemingen zonder financiële moeilijkheden. De onderzoeker concludeerde dat enerzijds de commissaris geen gebruik maakt van de resultaten van het falingspredictiemodel of dat anderzijds de commissaris bij zijn beslissing inzake de continuïteit van een onderneming niet beïnvloed wordt door de resultaten van het falingspredictiemodel. Vanstraelen (1999) kon geen indicatoren vinden van het ‘self-fulfilling prophecy’ effect. Gaeremynck en Willekens (2003) konden in tegenstelling tot Vanstraelen (1999) wel een ‘self-fulfilling prophecy’ effect aantonen. In het onderzoek van Gaeremynck en Willekens (2003) zijn alle Belgische ondernemingen onderzocht die verplicht zijn om een jaarrekening op te stellen volgens het volledig schema en die de ondernemingsactiviteiten stopgezet hebben omwille van faillissement of vrijwillige liquidatie in het jaar 1995 en 1996. Deze ondernemingen hadden geen onthoudende verklaringen verkregen. Uit het onderzoek blijkt dat niet-beursgenoteerde Belgische ondernemingen, in een
Hoofdstuk 1
13
omgeving die niet onderhevig is aan rechtszaken tegenover de commissaris, eerder een verklaring met voorbehoud of een afkeurende verklaring verkrijgen wanneer ze zich in financiële moeilijkheden bevinden. Een verklaring met voorbehoud of een afkeurende verklaring verhoogt de kans dat een onderneming tot faillissement dient over te gaan, doordat de ‘stakeholders’ van de onderneming de verklaring aanzien als een rode vlag. Dit wordt in de literatuur gedefinieerd als ‘self-fulfilling prophecy’ effect. Gaeremynck en Willekens (2003) concludeerden dat er aldus een endogene relatie bestaat tussen het type verklaring en toekomstig falen van de onderneming en een wederzijdse relatie tussen het type verklaring en toekomstige vrijwillige liquidatie. Het beslissingsproces van de auditor met betrekking tot de continuïteit van de onderneming zal tevens beïnvloed worden door het aantal jaren bestaan van de onderneming. De auditor die startende ondernemingen controleert, zal meer nadruk leggen op niet-financiële informatie in vergelijking met de auditor die meer mature ondernemingen zal controleren. Bij startende ondernemingen die blijven verder bestaan zal de niet-financiële informatie die verzameld wordt groter zijn dan bij startende ondernemingen die failliet gaan. Bij een vergelijking tussen volgroeide ondernemingen die blijven verder bestaan en die failliet gaan, wordt er meer financiële informatie verzameld bij ondernemingen die volgroeid zijn en failliet gaan (Rosman, Seol, Briggs, 1999). Op basis van de internationale literatuur werd vastgesteld dat er een discrepantie is in de rapportering met betrekking tot discontinuïteit tussen landen in Continentaal Europa en in de Angelsaksische landen. De auditoren in Continentaal Europa zullen minder frequent ‘going-concern’ problemen uitdrukken in de verklaring. De mogelijke oorzaken voor dit verschil zijn onder meer de opbouw van de wettelijke systemen en het risico op een rechtszaak tegen de auditor. In Continentaal Europa zijn het voornamelijk de banken die zorgen voor de financiering van ondernemingen. In een periode van financiële moeilijkheden zullen banken zich minder snel terugtrekken in vergelijking met aandeelhouders. De aandeelhouders kunnen zich op een vrij snelle manier terugtrekken, wat de volatiliteit van de aandelenkoersen tot gevolg heeft. In vergelijking met Continentaal Europa zijn aandeelhouders in een grotere mate aanwezig in de financieringscontext van Angelsaksische landen. Het risico op faillissement ligt dan ook lager bij ondernemingen in Continentaal Europa (Vanstraelen, 1999). De resultaten van bovenstaande onderzoeken met betrekking tot enerzijds de verklaring van de auditor en anderzijds het voortbestaan van de onderneming worden samengevat in bijlage 1.
8. Voorzieningen voor hangende geschillen en overige voorzieningen In de internationale context kunnen auditoren bij het maken van een type II fout gedagvaard worden voor de rechtbank. De laatste jaren is dit dan ook een belangrijk fenomeen geworden. Tijdens de periode 1985 tot 1994 toonden Pratt en Stice (1994) aan dat 300% meer auditoren voor de rechtbank hebben moeten verschijnen. Rechtszaken tegen de auditoren komen in mindere mate voor in Europa, maar komen vooral voor in Amerika. Een mogelijke oorzaak van de rechtszaken tegen de auditor is de ‘expectations gap’, waarmee de discrepantie wordt bedoeld tussen de verwachting van de auditor door het maatschappelijk verkeer en de verwachting wat de auditor zelf meent te moeten doen. Een tweede mogelijke oorzaak van de rechtszaken tegen de auditor is de verzekeringstheorie (‘Insurance Theory’). De onderneming stelt een auditor aan vanuit de gedachte dat de
Hoofdstuk 1
14
onderneming zich beter kan verzekeren tegen fouten in de jaarrekening. Deze stelling komt er aldus op neer dat het management zijn verantwoordelijkheid en zijn risico op vervolging wil delen met de auditor. Anderzijds zien de externe kredietverschaffers en de aandeelhouders de auditor als een zekerheid om hun investeringsgelden terug te krijgen, wanneer het fout loopt (Menon & Williams, 1994). Door het feit dat voorzieningen voor rechtszaken tegen de commissaris slechts uiterst zelden voorkomen in België, zal er op deze topic niet dieper ingegaan worden in deze masterproef. Naast de voorziening voor mogelijke rechtszaken tegen de auditor, kan de onderneming voor andere mogelijke verliezen of hangende geschillen een voorziening opzetten. Voorzieningen kunnen slechts opgezet worden als deze in overeenstemming zijn met de Generally Accepted Accounting Principles (GAAP). Onder Belgian GAAP zal een voorziening opgezet worden als deze de bedoeling heeft om naar aard duidelijk omschreven verliezen of kosten te dekken, die op balansdatum waarschijnlijk of zeker zijn, maar waarvan het bedrag nog niet vaststaat (art. 50 van het Wetboek van vennootschappen, Koninklijk Besluit van 30 januari 2001). De commissaris zal op basis van de auditwerkzaamheden zich een oordeel proberen vormen als de jaarrekening met een redelijke zekerheid alle materiële schulden omvat en als alle onvoorziene gebeurtenissen toegelicht zijn. De opdracht van de commissaris zal er dan ook in bestaan om na te gaan als deze, soms subjectieve, voorzieningen enerzijds in overeenstemming zijn met Belgian GAAP en anderzijds op een volledige en accurate manier worden weergegeven in de jaarrekening. De commissaris zal bij het auditen van de voorzieningen zowel informatie inwinnen bij het management als bij de advocaten van de onderneming. Indien de advocaat weigert om informatie te verstrekken aan de onderneming of er niet in slaagt om de onderliggende informatie voor een voorziening op een gegronde manier aan te tonen kan de onderneming een andere dan een goedkeurende verklaring ontvangen (Barrett, 2002). Voorzieningen bevatten in vergelijking met operationele kasstromen enerzijds meer informatie maar anderzijds is er een grotere onzekerheid door de subjectiviteit van de geschatte voorzieningen. De onzekerheid die hiermee gepaard gaat, resulteert in een stijging van het inherent auditrisico voor de auditor (Francis & Krishnan, 1999). Het onderzoek van Francis en Krishnan (1999) stelt vast dat de auditor voor ondernemingen met significante voorzieningen meer verklaringen met een toelichtende paragraaf zal geven in vergelijking met ondernemingen met minder significante voorzieningen. Bradshaw, Richardson en Sloan (1999) toonden in tegenstelling tot Francis en Krishnan (1999) aan dat ondernemingen met hoge voorzieningen een lagere kans zullen hebben om een ander type verklaring dan een goedkeurende verklaring te ontvangen. Een verklaring hiervoor is het feit dat de auditor hoge voorzieningen niet associeert met een eventuele overtreding van de GAAP. In de literatuur kan aldus geen eenduidige conclusie vastgesteld worden met betrekking tot het verband tussen de verklaring van de commissaris en de voorzieningen van de onderneming.
9. Evolutie van de solvabiliteits- en de liquiditeitsratio Voor de ‘stakeholders’ van de onderneming, meer bepaald voor de kredietinstellingen en voor de leveranciers, is de kredietwaardigheid van de onderneming van cruciaal belang. Deze ‘stakeholders’ zullen zich, voordat ze zich met de onderneming engageren, in eerste instantie baseren op enerzijds de jaarrekening van de onderneming, om een aantal cruciale ratio’s te analyseren, en anderzijds op het verslag van de commissaris. De analyse van de
Hoofdstuk 1
15
solvabiliteitsratio kan aantonen dat een onderneming te veel schulden heeft en dus niet meer in staat is alle schuldverplichtingen na te komen (supra, pg. 8). Uit het onderzoek van Chen en Church (1992) blijkt dat wanbetalingproblemen een belangrijke factor spelen in het toekennen van een verklaring met een toelichtende paragraaf. Wanbetalingproblemen resulteren echter niet altijd in het faillissement van de onderneming, aangezien de onderneming de betalingsproblemen op 2 manieren kan oplossen. Enerzijds kunnen de betrokken partijen onderhandelen over een terugbetalingplan en anderzijds is het betalingsproces een proces op lange termijn waardoor discontinuïteit kan uitgesteld of opgelost kan worden (Chen & Church, 1992). Chen en Church (1992) concludeerden dat hoewel de wanbetalingproblemen van een onderneming een indicator zijn voor de auditor om een verklaring met een toelichtende paragraaf te geven, deze betalingsproblemen geen goede indicator zijn voor het al dan niet verder blijven bestaan van de onderneming. Naast de solvabiliteit, is de liquiditeit een indicator om de financiële toestand van een onderneming te analyseren. Spathis (2003) stelt dat ondernemingen meer niet-goedkeurende verklaringen ontvangen bij een daling van de financiële toestand. Deze financiële toestand werd door Spathis (2003) aan de hand van de liquiditeit onderzocht voor Griekse beursgenoteerde ondernemingen, in de periode 1997 tot en met 1999. Uit zijn empirisch onderzoek blijkt dat ondernemingen, die niet-goedkeurende verklaringen ontvangen hebben als gevolg van een lagere liquiditeit met meer financiële moeilijkheden te kampen hebben, in vergelijking met ondernemingen die goedkeurende verklaringen ontvangen hebben (Spathis, 2003). In tegenstelling tot Spathis (2003) kon de Finse studie van Laitinen en Laitinen (1998) geen significant verband aantonen tussen de liquiditeit van de onderneming en de verklaring van de auditor. Volgens Ireland (2003) zullen ondernemingen met een hoge liquiditeit meer kans hebben op een niet-goedkeurende verklaring doordat de activa overschat kunnen zijn. De resultaten van deze onderzoeken kunnen niet zomaar vergeleken worden aangezien de onderzoekers een andere manier hanteren om de liquiditeit te berekenen (Pasiouras, Gaganis, Zopounidis, 2007). Ireland (2003) hanteert net zoals Laitinen en Laitinen (1998) de ‘quick’ ratio waarbij geen rekening werd gehouden met de voorraad. In de studie van Spathis (2003) wordt de liquiditeit gemeten enerzijds door middel van de ratio van vlottende activa op vreemd vermogen op korte termijn en anderzijds door de ratio werkkapitaal op totale activa. De ratio werkkapitaal op totale activa toont aan dat de ondernemingen met niet-goedkeurende verklaringen enerzijds over een zeer laag werkkapitaal beschikken en anderzijds dat de ondernemingen moeilijkheden hebben door de lage liquiditeit om alle verplichtingen na te komen (Spathis, 2003). De resultaten van bovenstaande onderzoeken met betrekking tot het verband tussen enerzijds de verklaring van de auditor en anderzijds de evolutie van de solvabiliteits- en de liquiditeitsratio’s worden samengevat in bijlage 2.
10. Evolutie van het resultaat van het boekjaar Voor de ‘stakeholders’ en de commissaris van de onderneming is de evolutie van het resultaat van het boekjaar een belangrijk ondernemingskenmerk. Bij de audit van een verlieslatende onderneming moet de commissaris zich afvragen of de continuïteit al dan niet in gevaar is. Bij de audit van een onderneming met hoge winsten moet de commissaris zich afvragen als er eventuele vormen van winststuring werden toegepast. De commissaris zal in zijn uiteindelijk oordeel over de financiële gegevens van de onderneming zowel rekening houden met bovenstaande
Hoofdstuk 1
16
situaties als met de conclusies van de uitgevoerde werkzaamheden. Een onderneming met een goede winst trekt immers aandeelhouders en andere ‘stakeholders’ aan om in de onderneming te investeren, aangezien de aandeelhouders hun kans immers zien vergroten op de uitkering van een dividend. Gaganis et al. (2007) concludeerden op basis van onderzoek van beursgenoteerde ondernemingen voor de periode 1997 tot en met 2004 dat ondernemingen met een lage winstgevendheid en een hoog risico meer kans hebben op 5
niet-goedkeurende verklaringen. Deze conclusie is consistent met de conclusie van Laitinen en Laitinen (1998)
.
Frost (1994) bestudeerde niet enkel de winst in het gecontroleerde jaar, maar de onderzoeker ging tevens het effect na van een verklaring met een toelichtende paragraaf of een niet-goedkeurende verklaring op de winst in de twee opeenvolgende jaren na het controlejaar. De studie omvatte 234 beursgenoteerde ondernemingen die voor de eerste keer een verklaring met een toelichtende paragraaf of een niet-goedkeurende verklaring ontvingen in de jaren 1983 tot en met 1988. Frost (1994) concludeerde dat ondernemingen die voor de eerste keer een verklaring met een toelichtende paragraaf of een niet-goedkeurende verklaring ontvangen een vermindering in hun toekomstige winsten kunnen kennen. De verklaring voor deze daling is het gevolg van het feit dat het oplossen van onzekerheden in veel gevallen gepaard gaat met een daling van de winst. Uit het onderzoek van Frost (1994) blijkt tevens dat ondernemingen met geen of relatief weinig financiële moeilijkheden een grotere daling in hun toekomstige winst en aandeelprijzen kennen in vergelijking met ondernemingen die aanzienlijke financiële moeilijkheden hebben. Deze, op het eerste zicht tegenstrijdige, conclusie kan verklaard worden doordat een onderneming met relatief weinig of geen financiële moeilijkheden slechts een verklaring met een toelichtende paragraaf of een niet-goedkeurende verklaring zal ontvangen bij significante materiële onzekerheden. De onderneming zal de onzekerheden oplossen waardoor de onderneming een grote daling in de toekomstige winsten kan ondervinden. Ondernemingen met aanzienlijke financiële moeilijkheden zullen een verklaring met een toelichtende paragraaf of een niet-goedkeurende verklaring ontvangen bij minder significante materiële onzekerheden, aangezien de auditor zich wil indekken tegen mogelijke rechtszaken (Teoh, 1992). Bij deze ondernemingen heeft de verklaring van de auditor aldus een kleinere impact op de toekomstige winsten tot gevolg (Frost, 1994). Het is dan ook evident dat de markt op een andere wijze zal reageren op de 2 bovenstaande situaties. Wanneer een onderneming met geen of relatief weinig financiële moeilijkheden een verklaring met een toelichtende paragraaf of een niet-goedkeurende verklaring ontvangt, dan zal de aandelenkoers op een volatielere wijze evolueren. Bij ondernemingen met financiële moeilijkheden houdt de aandelenkoers op een indirecte manier reeds rekening met de situatie en zal de volatiliteit van de aandelenkoers naar aanleiding van de verklaring van auditor minder significant zijn (Frost, 1994).
11. ‘Earnings management’, ‘abnormal accruals’ en ‘income smoothing’ Op basis van de auditwerkzaamheden zal de auditor een deskundig oordeel proberen vormen over de toestand van de onderneming. De onderneming kan echter verschillende technieken gebruiken om het resultaat te beïnvloeden. Deze beïnvloeding wordt in de internationale literatuur omschreven als resultaatsmanagement of ‘earnings management’. Healy en Wahlen (1999) omschrijven ‘earnings management’ als volgt: “The deliberate alteration of a firm’s reported financial performance by insiders to mislead stakeholders or to influence contractual outcomes. 5
Het onderzoek van Laitinen en Laitinen (1998) werd toegelicht in het onderdeel 4. Risico- en groeiondernemingen.
Hoofdstuk 1
17
Incentives to misrepresent firm performance through earnings management may arise, in part, from a conflict of interest between managers and external stakeholders. Managers can use their control over the firm’s resources and information to benefit at the expense of other stakeholders” (Charitou, Lambertides, Trigeorgis, 2007, pg. 324). Nelson, Elliott en Tarpley (2002) stelden in hun beschrijvende analyse tevens andere drijfveren vast. Ondernemingen zullen ‘earnings management’ toepassen om de inschattingen van financiële analisten te evenaren, om de aandelenmarkt te beïnvloeden, om winst af te vlakken of om toekomstige winst te verbeteren. De studie Chen C.J.P., Chen S. en Su (2001) onderzocht Chinese beursgenoteerde ondernemingen voor de periode 1995 tot en met 1997. De studie bevestigde dat ondernemingen die aan ‘earnings management’ doen, meer andere types van verklaringen dan een goedkeurende verklaring ontvangen. De ondernemingen gaan ‘earnings management’ toepassen om een bepaald bedrag aan winst opgelegd door de wetgeving van China te bereiken. Chen et al. (2001) toonden ook aan dat ondernemingen die langer noteren op de beurs, meer aan ‘earnings management’ zullen doen om een bepaald winstbedrag opgelegd door de wetgeving te blijven halen en bijgevolg meer kans hebben op een ander type verklaring dan een goedkeurende verklaring. In de internationale literatuur werd tevens de invloed onderzocht van het resultaatsmanagement bij ondernemingen met financiële moeilijkheden op de verklaring van de auditor. Ondernemingen met financiële moeilijkheden zullen de neiging hebben om hun financiële informatie te manipuleren. Op die manier kunnen de ondernemingen hun financiële problemen verbergen of uitstellen. Enerzijds tonen studies aan dat ondernemingen hun winsten zullen doen stijgen (DeAngelo H., DeAngelo L., Skinner, 1994; Beneish, Press, Vargus, 2002; Rosner, 2003). Ondernemingen zullen hun winsten doen stijgen om hun reële financiële situatie te verbergen of om te vermijden dat bepaalde overeenkomsten niet meer nagekomen kunnen worden. Anderzijds tonen studies aan dat ondernemingen hun winsten zullen doen dalen. (DeFond & Jiambalvo, 1994; DeAngelo et al., 1994; Rosner, 2003; Brennan & Franks, 1997; Leuz, Nanda, Wysocki, 2003). Deze conservatievere houding kan het gevolg zijn van een grotere invloed van externe toezichthouders of kan het gevolg zijn van het feit dat de onderneming een verklaring met een toelichtende paragraaf heeft ontvangen (Charitou et al., 2007). Recenter onderzoek van Charitou et al. (2007) van 455 Amerikaanse ondernemingen, die faalden tussen de jaren tussen 1986 en 2001, toonde tevens het bestaan van ‘earnings management’ aan. Ondernemingen die goedkeurende verklaringen ontvangen 4 of 5 jaren voor het faillissement, zullen hun winsten de daaropvolgende jaren in een positieve zin sturen. Deze conclusie werd reeds door Rosner (2003) bekomen in een vroegere studie met betrekking tot 293 falende ondernemingen. Uit het onderzoek van Charitou et al. (2007) blijkt tevens dat ondernemingen die in een voorgaand jaar een ander type verklaring dan een goedkeurende verklaring ontvingen, voorzichtiger zullen zijn in het manipuleren van winsten voor de toekomst. Een mogelijke verklaring hiervoor is het feit dat de markt meer aandacht zal schenken aan niet-goedkeurende verklaringen (Charitou et al., 2007). Naast het beïnvloeden van het resultaat van het boekjaar kan de onderneming ‘earnings management’ toepassen op andere boekhoudkundige rubrieken. De beschrijvende analyse van Nelson et al. (2002) stelt vast dat ‘earnings management’ tevens voorkomt bij onder meer de immateriële en de materiële vaste activa, bij de omzet, meer bepaald bij ‘revenue recognition’ en vooral bij de reserves.
Hoofdstuk 1
18
In de internationale literatuur werd er reeds onderzoek verricht naar het verband tussen de verscheidene indicatoren die ‘earnings management’ kunnen aantonen en het type verklaring van de auditor. ‘Discretionary accruals’, ‘abnormal accruals’ en ‘income smoothing’ zijn indicatoren die vaak in de literatuur worden teruggevonden. De onderzoeken van Healy (1985), DeAngelo (1986) en Jones (1991) toonden aan dat hoge discretionaire ‘accruals’ een indicator zijn voor ‘earnings management’. Bij discretionaire ‘accruals’ zal de onderneming een subjectieve inschatting dienen te maken van de waardering van een kost, dit in tegenstelling tot niet-discretionaire ‘accruals’ zoals afschrijvingen van materiële vaste activa. Bartov, Gul en Tsui (2001) hebben zeven ‘discretionary accruals’modellen empirisch onderzocht om de mate van ‘earnings management’ op te sporen. Deze geanalyseerde modellen zijn het ‘DeAngelo Model’, het ‘Healy Model’, het (‘Cross-sectional’) ‘Jones Model’, het (‘Cross-sectional’) ‘Modified Jones Model’ en het ‘Industry Model’. Een overzicht van deze verschillende modellen is opgenomen in bijlage 3. Bartov et al. (2001) concludeerden dat het ‘Modified-Jones Model’, het ‘Cross-sectional Jones Model’ en het ‘Cross-sectional Modified Jones Model’ een verband bevestigen tussen niet-goedkeurende verklaringen en discretionaire ‘accruals’. Enkel het ‘Cross-sectional Jones Model’ en het ‘Cross-sectional Modified Jones Model’ kunnen op een consistente wijze de toepassing van ‘earnings management’ door de onderneming bevestigen. ‘Earnings management’ wordt door de onderzoekers gemeten aan de hand van de niet-goedkeurende verklaringen. Als tweede indicator voor het opsporen van ‘earnings management’ onderzochten Butler, Leone en Willenborg (2004) het verband tussen de ‘abnormal accruals’ en het type verklaring van de auditor. Meer specifiek hebben Butler et al. (2004) de verklaringen met een toelichtende paragraaf en de niet-goedkeurende verklaringen nader empirisch onderzocht. De onderzoekers concludeerden dat er een positief verband is tussen het bedrag aan ‘abnormal accruals’ en ondernemingen die een verklaring met een toelichtende paragraaf verkregen. Deze ‘abnormal accruals’ kunnen het gevolg zijn van ernstige financiële moeilijkheden in de onderneming. Deze ondernemingen zullen meer geneigd zijn om de betalingen uit te stellen of om fictieve vorderingen te creëren om op die manier een betere voorstelling van hun liquiditeiten te verkrijgen. Deze transacties die de liquiditeit doen verhogen resulteren in een stijging van de negatieve ‘accruals’ en gaan bijgevolg de financiële cijfers gaan sturen. Voor de ondernemingen die een verklaring met een toelichtende paragraaf en een niet-goedkeurende verklaring ontvangen hebben kwamen Butler et al. (2004) tot de conclusie dat de financiële gegevens van deze ondernemingen ‘abnormal accruals’ bevatten, doch gaan deze ondernemingen geen ‘earnings management’ gaan toepassen. Ondernemingen zullen aldus slechts zelden bovenstaande verklaringen ontvangen omwille van het toepassen van ‘earnings management’. De reden voor deze conclusie is dat de auditor zal trachten om samen met het management een oplossing te zoeken voor het toegepaste ‘earnings management’ voordat de auditor zijn verklaring zal initiëren (Nelson et al., 2002). De studie van Butler et al. (2004) verschilt in een aantal belangrijke punten van de studie van Bartov et al. (2001). Ten eerste kan er worden vastgesteld dat Bartov et al. (2001) voor het ‘Cross-sectional Jones Model’ en het ‘Crosssectional Modified Jones Model’ de toepassing van ‘earnings management’ door de onderneming kunnen bevestigen. Butler et al. (2004) kwamen echter tot de conclusie dat de financiële gegevens van de ondernemingen ‘abnormal accruals’ bevatten, doch gaan deze ondernemingen geen ‘earnings management’ gaan toepassen. Ten tweede is het type verklaring van de auditor een afhankelijke variabele in de studie van Bartov et al. (2001) en een
Hoofdstuk 1
19
onafhankelijke variabele in de studie van Butler et al. (2004). Ten slotte onderzocht Bartov et al. (2001) de jaren 1980-1997 en Butler et al. (2004) onderzocht de jaren 1980-1999. Ten slotte kan ‘income smoothing’ als derde indicator aangehaald worden om ‘earnings management’ aan te tonen. Deze indicator zal door de onderneming worden gebruikt om de winsten af te vlakken. ‘Income smoothing’ kan door het management worden gebruikt om hun jobzekerheid te garanderen (DeFond & Park, 1997). Het management kan ‘income smoothing’ op twee manieren toepassen. Ten eerste kan de winst van het boekjaar laag zijn en worden toekomstige hogere winsten verwacht. Het management zal dan de discretionaire ‘accruals’ van het boekjaar doen stijgen en op die manier winst lenen van de toekomst. Ten tweede kan de winst van het boekjaar hoog zijn en worden toekomstige lagere winsten verwacht. Het management zal in deze situatie de huidige discretionaire ‘accruals’ doen dalen en op die manier huidige winst sparen om deze winst eventueel in de toekomst te kunnen gebruiken. Het management past deze werkwijze toe om de kans op ontslag te verminderen (Fudenberg & Tirole, 1995). De auditor zal zijn oordeel aanpassen indien er tijdens de controlewerkzaamheden vormen van winstafvlakking ontdekt worden. In deze omstandigheden kan de auditor ervoor opteren om een verklaring met een toelichtende paragraaf of een niet-goedkeurende verklaring te geven.
12. Samenstelling van het Audit Comité en de Raad van Bestuur Sedert midden de jaren ’90 groeit de nood aan ‘Corporate Governance’ binnen de ondernemingen. De problematiek omtrent ‘Corporate Governance’ stelt zich het meest in beursgenoteerde ondernemingen en ondernemingen die een openbaar beroep doen op het spaarwezen. De oorsprong van ‘Corporate Governance’ kan teruggekoppeld worden met het ‘agency problem’ (Jensen & Meckling, 1976), namelijk de scheiding tussen management en eigendom. Een ‘Corporate Governance’-systeem resulteert in een reductie van asymmetrische informatie waarbij de onderneming alle mogelijke opportuniteiten kan benutten. Op deze manier zal de werking van de onderneming geoptimaliseerd worden. Ondernemingen die een publiek beroep doen op het spaarwezen en beursgenoteerde ondernemingen zullen via de benoeming van een Audit Comité meer vertrouwen kunnen geven met betrekking tot de gepubliceerde informatie (IBR, 1995). Het Audit Comité is samengesteld uit minstens 3 onafhankelijke bestuurders, benoemd door de Raad van Bestuur. Deze bestuurders zullen geen operationele bevoegdheden bekleden binnen de onderneming. Het Audit Comité zal complementair zijn voor het uitoefenen van de toezichtfunctie met de Raad van Bestuur. Tevens zal het Audit Comité de financiële informatie en de opgezette interne controle processen verifiëren (IBR, 1995). Gelijkaardig aan de Belgische situatie, werden grote beursgenoteerde ondernemingen in de Verenigde Staten verplicht om een Audit Comité met tenminste 3 bestuurders samen te stellen vanaf 1999. In principe maken de bestuurders tevens geen deel uit van de organisatie. In bepaalde gevallen kan het bestuur in het belang van de onderneming beslissen om bestuurders die deel uitmaken van de organisatie tot het Audit Comité te benoemen (Klein, 2002). De bevoegdheden van het Audit Comité in de Verenigde Staten zijn gelijklopend met de bevoegdheden van het Audit Comité in België. In de Verenigde Staten omvatten deze bevoegdheden de controle van financiële rapporteringprocessen, de benoeming van en vergaderingen met de externe auditor en vergaderingen met het financieel management. Tevens zal het Audit Comité nagaan als deze actoren enkel handelingen zullen uitvoeren
Hoofdstuk 1
20
in het belang van de onderneming (Klein, 2002). Het Audit Comité zal er ook op toezien dat de externe auditor een onafhankelijke positie ten opzichte van de onderneming inneemt (Carcello & Neal, 2003). De invloed van de samenstelling van het Audit Comité op de verklaring van de auditor werd onderzocht door Carcello en Neal (2000) voor beursgenoteerde ondernemingen in financiële moeilijkheden in 1994. Deze onderzoekers concludeerden: “When affiliated directors dominate the Audit Committee, management often can pressure its auditor to issue an unmodified report despite going-concern issues” (Carcello & Neal, 2003, pg. 95). Indien de auditor in dergelijke situatie een verklaring met toelichtende paragraaf zou verstrekken kan het management reageren door minder ‘non-audit services’ te vragen, door druk uit te oefenen op het honorarium van de auditor of door de werkrelatie met de auditor af te bouwen (Carcello & Neal, 2000). Aangezien de auditor in de Verenigde Staten, in tegenstelling tot België, slechts benoemd is voor één jaar, kan de vraag gesteld worden of de verklaring met een toelichtende paragraaf van de auditor een invloed kan hebben op zijn herbenoeming. Uit onderzoek van Carcello en Neal (2003) blijkt dat hoe groter het percentage aan operationele bestuurders in het Audit Comité, hoe groter de kans dat de auditor niet herbenoemd zal worden naar aanleiding van de verklaring met een toelichtende paragraaf. Wanneer het Audit Comité echter uit meer onafhankelijke bestuurders is samengesteld, die bovendien in verschillende ondernemingen een functie bekleden, zal de auditor meer kans hebben om zijn auditopdracht verder te zetten in het komend jaar (Carcello & Neal, 2003). Het verband tussen de kenmerken van de Raad van Bestuur en de verklaring van de auditor wordt onderzocht door Farinha en Viana (2006) voor ondernemingen die genoteerd zijn op de Euronext van Lissabon tijdens 2002 en 2003. Als kenmerken van de Raad van Bestuur werd de graad van onafhankelijkheid, de graad van ijverigheid en de grootte van de Raad van Bestuur onderzocht. De onafhankelijkheid werd gemeten aan de hand van enerzijds het percentage niet leidinggevende personen en anderzijds aan de hand van een dummy variabele dat uitdrukt als de voorzitter van de Raad van Bestuur al dan niet CEO is. De ijverigheid werd nagegaan door het bestaan van een ‘Executive Committee’ en het aantal vergaderingen van de Raad van Bestuur. De studie concludeerde dat naarmate het percentage van niet leidinggevende personen in de Raad van Bestuur groter is, de kans op een niet-goedkeurende verklaring kleiner is. Een onafhankelijk bestuur brengt een betere kwaliteit van financiële informatie voort. Het bestaan van een ‘Executive Committee’ beïnvloedde tevens de kans op een niet-goedkeurende verklaring op een significante en negatieve manier. De onderzoekers stelden vast dat de grootte van de Raad van Bestuur geen invloed had op het type verklaring van de auditor (Farinha & Viana, 2006).
Hoofdstuk 2
21
Hoofdstuk 2: Het verband tussen de verklaring van de commissaris en de commissariskenmerken: Een wetenschappelijke literatuurstudie
1. Inleiding Nadat in hoofdstuk 1 het verband tussen het type verklaring en de ondernemingskenmerken besproken werd, zal in hoofdstuk 2 de relatie tussen het type verklaring en enkele belangrijke commissariskenmerken toegelicht worden. Dit hoofdstuk is opgedeeld in 2 delen. Ten eerste zal het aantal jaren mandaat en de onafhankelijkheid van de commissaris besproken worden. Vervolgens zullen de ‘audit fees’ en de ‘non-audit fees’ worden behandeld.
2. Aantal jaren mandaat en onafhankelijkheid van de commissaris Op basis van de internationale regelgeving werd vastgesteld dat de rotatie van de auditor verschillend is met betrekking tot enerzijds de Anglo-Amerikaanse landen zoals het Verenigd Koninkrijk en Amerika en anderzijds de Continentaal Europese landen. De rotatie van de auditor is aldus een belangrijke factor dat in aanmerking dient genomen te worden. De Anglo-Amerikaanse landen laten de ondernemingen toe om ieder jaar te veranderen van auditor. Bepaalde Continentaal Europese landen hebben hernieuwbare lange termijn mandaten voor hun auditoren. In België bijvoorbeeld heeft de commissaris een mandaat van 3 jaar (Vanstraelen, 2000). In het onderzoek van Vanstraelen (2000) met betrekking tot Belgische ondernemingen in de periode 1992 tot en met 1996, werd voor ieder jaar een gepaarde steekproef bepaald. Enerzijds werden grote ondernemingen met financiële moeilijkheden en met voortzetting van de ondernemingsactiviteiten onderzocht en anderzijds werden grote ondernemingen zonder financiële moeilijkheden onderzocht. Om de steekproef te bepalen baseerde Vanstraelen (2000) zich op de studie van Menon en Schwartz (1985) die het jaartal, de sector (NACE-code) en de grootte van de onderneming (totale activa) als criteria gebruikten voor de gepaarde steekproef. Vanstraelen (2000) concludeerde dat lange ambtstermijnen van de commissaris de kans doen toenemen dat een onderneming een goedkeurende verklaring ontvangt of dat de bereidheid van de commissaris om een niet-goedkeurende verklaring te geven aan de onderneming significant daalt bij een langere ambtstermijn. Vanstraelen (2000) constateerde tevens een significant verschil voor de volledige gepaarde steekproef in rapportering van de commissaris in de eerste jaren van zijn mandaat en in het laatste jaar van zijn mandaat. De commissaris zal in de eerste twee jaren van zijn mandaat meer goedkeurende verklaringen uitgeven. In het laatste jaar van zijn mandaat worden meer niet-goedkeurende verklaringen, indien deze van toepassing zijn, gegeven. Een mogelijke indicatie hiervoor is, volgens de onderzoeker, het feit dat de commissaris reeds op de hoogte is van het niet hernieuwen van zijn mandaat, voordat de commissaris de opinie met betrekking tot de financiële gegevens van het boekjaar gegeven heeft. Naast bovenstaand onderzoek in Belgische context, werd in de internationale literatuur tevens de relatie onderzocht tussen de verklaring van de auditor en de ambtstermijn van de auditor. Geiger en Raghunandan (2002) hebben een verband kunnen aantonen tussen het type verklaring voorafgaande aan het faillissement van de onderneming en de
Hoofdstuk 2
22
lengte van de ambtstermijn. Geiger en Raghunandan (2002) onderzochten, voor een steekproef van 117 Amerikaanse ondernemingen die tot faillissement dienen over te gaan in de periode 1996 tot en met 1998, de relatie tussen de duur van het mandaat van de auditor en de faling van de auditor in het uitgeven van zijn verklaring over de financiële gegevens. In de studie werd geen rekening gehouden met de verplichte rotatie van de auditor. De faling van de auditor in zijn verklaring werd in het onderzoek gedefinieerd als een onderneming dat het jaar voorafgaande aan het faillissement geen verklaring met een toelichtende paragraaf ontvangen heeft (type II fout). Geiger en Raghunandan (2002) konden een positief verband vaststellen tussen de duur van het mandaat en het verstrekken van een verklaring met een toelichtende paragraaf in het jaar voorafgaand aan het faillissement. Dit positief verband is volgens Geiger en Raghunandan (2002) gerelateerd aan het feit dat een auditor die meerdere jaren de financiële gegevens zal controleren, een bredere kennis met betrekking tot de operaties en de ‘business’ processen van de onderneming zal opbouwen. Meer bepaald zal de auditor een stijgende leercurve verkrijgen met betrekking tot de kennis van de onderneming. Op die manier kan de continuïteit van een onderneming beter bepaald worden en is de kans dat een onderneming in het voorafgaande jaar van het faillissement een verklaring met een toelichtende paragraaf verkrijgt groter. Daarom stelden Geiger en Raghunandan (2002) vast dat lange duurtijden van de mandaten niet noodzakelijk dienen worden beperkt, aangezien lange ambtstermijnen niet verbonden zijn met het falen van de verklaring uitgegeven door de auditor. De verplichte rotatie van de auditor zou volgens deze onderzoekers aldus de kwaliteit van de audit niet ten goede komen. Deze vaststelling wordt echter niet unaniem bevestigd. De wetgevende organisaties, zoals de Securities and Exchange Commission (SEC), argumenteren dat lange ambtstermijnen de onafhankelijkheid van de auditor in gevaar kunnen brengen. Een minder onafhankelijke auditor zorgt voor mogelijke fouten in het auditproces en aldus voor een verkeerde inschatting van de verklaring. Een verplichte rotatie van de auditor zou volgens hen de onafhankelijkheid kunnen verhogen (Geiger & Raghunandan, 2002). Een tweede oorzaak van het positief verband vastgesteld door Geiger en Raghunandan (2002) kan het gevolg zijn van het feit dat de auditor ‘quasi-rents’ ontvangt bij de uitbouw van een langdurige relatie met de klant. ‘Quasi-rents’ worden gedefinieerd als enerzijds een compensatie van de hoge opstartkosten van een auditor bij een nieuwe klant en anderzijds de transactiekosten die de onderneming zou moeten betalen bij verandering van auditor. De auditoren zullen met deze toekomstige ‘quasi-rents’ rekening houden bij de bepaling van de ‘audit fee’ in het begin van het mandaat. Om een potentiële klant aan te trekken zullen auditoren aldus in het begin een lagere ‘audit fee’ vragen in vergelijking met de kosten van de audit, meer bepaald zullen auditoren aan ‘low-balling’ doen (DeAngelo, 1981). De studie van Dye (1991) concludeerde dat de auditor omwille van ‘low-balling’, in de eerste jaren van het mandaat, een meer gunstige verklaring zal verstrekken om op die manier de ‘quasi-rents’ te doen stijgen in de daaropvolgende jaren. Het afgelopen decennium werd door verschillende regelgevende instanties, zoals de SEC, gedebatteerd over het ideale evenwichtspunt tussen de looptijd van het mandaat van de auditor en de graad van onafhankelijkheid. In de internationale literatuur werden er hieromtrent tevens verschillende onderzoeken verricht. Firth (2002) onderzocht de financiële informatie voor ondernemingen die genoteerd zijn op de International Stock Exchange voor het boekjaar 1996. Firth (2002) kon via zijn empirisch onderzoek bevestigen dat een minder onafhankelijke auditor geneigd zal zijn om eerder een goedkeurende verklaring aan de onderneming uit te geven in plaats van een nietgoedkeurende verklaring, ook al zou de auditor in de gegeven situatie een niet-goedkeurende verklaring dienen te geven. Blay (2005) concludeerde dat een minder onafhankelijke auditor een groter aantal goedkeurende verklaringen zal toekennen. Volgens Blay (2005) zal de auditor deze minder onafhankelijke positie innemen om op
Hoofdstuk 2
23
die manier de relatie met de klant te behouden. Auditoren zullen alle informatie verzamelen, deze informatie analyseren en evalueren, maar uiteindelijk zal de auditor zijn conclusie nemen in het voordeel van de klant. Het onderzoek van Firth (2002) en Blay (2005) komen aldus tot een tegenstrijdige conclusie dan de onderzoekers Geiger en Raghunandan (2002). Op basis van deze onderzoeken kan geconcludeerd worden dat de invoering in 2002 van de Sarbanes-Oxley Act, die een grotere onafhankelijkheid van de auditor zou garanderen, reeds een poging was. In de komende jaren zullen alle regelgevende instanties verder dienen te debatteren om de onafhankelijkheid van de auditor nog te doen stijgen. Enkel op deze manier zullen de ‘stakeholders’ van de onderneming het vertrouwen in de auditor kunnen blijven behouden.
3. ‘Audit fees’ en ‘non-audit fees’ In Belgische context werd de regelgeving omtrent ‘audit fees’ en ‘non-audit fees’ opgenomen in de Wet van 2 augustus 2002 betreffende Corporate Governance onder de ‘one-to-one regel’. Deze regel werd ingevoerd om de onafhankelijkheid te bevorderen en stelt dat het bedrag dat de auditor ontvangt voor bijkomende diensten zoals belastingsadvies (‘non-audit fees’) niet hoger mag zijn dan de vergoeding voor de controlewerkzaamheden van de commissaris (‘audit fee’). Het Koninklijk Besluit van 27 april 20076 heeft tevens de verplichting ingevoerd om in het nieuwe formaat van de jaarrekening de ‘non-audit fees’ en de ‘audit fees’ toe te lichten7. In de internationale literatuur kunnen er tegenstrijdige onderzoeksresultaten teruggevonden worden met betrekking tot enerzijds de relatie tussen ‘audit fees’ en ‘non-audit fees’ en anderzijds de impact ervan op de verklaring van de auditor. In landen zoals het Verenigd Koninkrijk en Australië worden de ‘non-audit fees’ toegelicht. In de internationale literatuur kunnen er dan ook studies teruggevonden worden met onderzoeksresultaten uit deze landen. Vanaf 2001, werden Amerikaanse ondernemingen tevens verplicht door de SEC om de ‘audit fees’ en de ‘non-audit fees’ toe te lichten bij de financiële informatie. Wines (1994) onderzocht 76 ondernemingen die genoteerd staan op de Australische aandelenbeurs voor de periode van 1980 tot en met 1989. Wines (1994) toonde in zijn empirisch onderzoek aan dat auditoren die een goedkeurende verklaring geven aan een onderneming meer ‘non-audit service fees’ ten opzichte van de totale vergoeding, ‘audit fees’ en ‘non-audit fees’, zullen ontvangen dan auditoren die een andere dan een goedkeurende verklaring geven over deze periode. Volgens Wines (1994) krijgen de gebruikers van de gepubliceerde financiële informatie in deze gevallen een signaal dat de auditor een minder onafhankelijke positie kan innemen. De niet-audit gerelateerde diensten uitgevoerd door de vennootschap van de auditor kunnen aldus de onafhankelijkheid van de auditor in gevaar brengen. In tegenstelling tot Wines (1994), konden Barkess en Simnett (1994), die tevens Australische beursgenoteerde ondernemingen onderzocht hebben, geen significant verband bevestigen tussen het verstrekken van ‘non-audit services’ aan de onderneming en de beslissing van de auditor over het type verklaring. Er dient echter hierbij opgemerkt te worden dat beide studies de relatie vanuit een andere invalshoek benaderen (Craswell, 1999). Barkess en Simnett (1994) werken aan de hand van een model met als afhankelijke variabele het bedrag van ‘nonaudit services’. Wines (1994) gebruikte echter het type verklaring (0 = ‘non-qualified company’ en 1= ‘qualified 6
Publicatie in het Belgisch Staatblad op 14 mei 2007 (http://www.ejustice.just.fgov.be/doc/rech_n.htm) Het Koninklijk Besluit van 27 april 2007 is het gevolg van de omzetting van de Europese richtlijn 2006/43/EG van 17 mei 2006 die een grotere auditharmonisatie tracht na te streven (IBR, 2007). 7
Hoofdstuk 2
24
company’) als afhankelijke variabele. Uit de studie van Craswell (1999) die Australische beursgenoteerde ondernemingen onderzocht werd geconcludeerd dat de niet-audit gerelateerde diensten geen beïnvloedende factor zijn in de beslissing van de auditor betreffende het type verklaring. In deze studie kunnen ‘non-audit services’ dan ook niet aanzien worden als de voornaamste bedreiging voor de onafhankelijkheid van de auditor. Deze discrepantie tussen bovenstaande onderzoeksresultaten vindt zijn oorzaak in een drietal domeinen. Enerzijds werden door de onderzoekers verschillende jaren onderzocht. Wines (1994) onderzocht de periode van 1980 tot en met 1989, Barkess en Simnett (1994) analyseerde de jaren 1986 tot en met 1990 en ten slotte Craswell (1999) onderzocht de jaren 1984, 1987 en 1994. Ten tweede omvatte het model van Craswell (1999) de verklaring van de auditor als afhankelijke variabele en de ratio van de ‘non-audit fees’ op de totale vergoeding als onafhankelijke variabele. Ten slotte werden er in het model van Craswell (1999) meer variabelen opgenomen die onder andere het risico en de samenstelling van de activa meten (Craswell,1999). In het Verenigd Koninkrijk onderzocht Lennox (1999) beursgenoteerde ondernemingen voor de periode 1988 tot en met 1994. Het onderzoek van Lennox (1999) kon slechts een positieve, maar weinig significante relatie tussen ‘nonaudit fees’ en niet-goedkeurende verklaringen bevestigen. Een aantal jaren later concludeerde Firth (2002) dat hoe hoger de vergoeding voor adviesverlenende opdrachten, hoe groter de kans is op een goedkeurende verklaring. Deze conclusie kan enerzijds als negatief gevolg hebben dat de onafhankelijkheid van de auditor in het gedrang komt (supra, pg. 22), maar kan anderzijds tevens het gevolg zijn van de positieve invloed van de adviesverlenende opdracht van de vennootschap van de auditor. Deze adviesverlenende opdrachten kunnen er onder andere in bestaan om een aantal interne controleprocessen binnen de onderneming te optimaliseren. De implementatie van een goed functionerend accounting of management informatie systeem kan aldus positieve gevolgen hebben op de opinie van de auditor (Firth, 2002). In Amerika kon het onderzoek van DeFond, Raghunandan en Subramanyan (2002) geen significant verband tussen ‘non-audit fees’ en het type verklaring van de auditor aantonen. In het onderzoek van productieondernemingen met financiële moeilijkheden door Geiger en Rama (2003) werd tevens geen significant verband vastgesteld tussen ‘nonaudit fees’ en de verklaring van de auditor. Ondanks het verschil in controlevariabelen en steekproefgrootte kwamen deze onderzoekers tot dezelfde conclusie. Naast de analyse van het verband tussen ‘non-audit fees’ en het type verklaring betrokken de onderzoekers tevens de ‘audit-fees’ in hun empirisch onderzoek. De conclusies met betrekking tot de relatie tussen ‘audit fees’ en het type verklaring zijn echter tegenstrijdig (Geiger & Rama, 2003). DeFond et al. (2002) konden opnieuw geen verband tussen ‘audit fees’ en het type verklaring aantonen. Geiger en Rama (2003) konden echter een significante, positieve relatie aantonen tussen de omvang van de ‘audit fees’ en het aantal verklaringen met een toelichtende paragraaf. Het verstrekken van een niet-goedkeurende verklaring door de auditor kan leiden tot hogere ‘audit fees’ omdat de auditor meer detailtesten zal dienen uitgevoerd te hebben naar aanleiding van een verhoogd risico dat werd vastgesteld bij het uitvoeren van de auditwerkzaamheden. De hogere ‘audit fee’ kan tevens het gevolg zijn van het feit dat de auditor zich wenst in te dekken voor eventuele rechtszaken (Firth, 2002). De relatie tussen ‘audit fees’ en het type verklaring werd tevens in het Verenigd Koninkrijk onderzocht door Gaganis et al. (2007). Gaganis et al. (2007) toonden via een univariate analyse aan dat ondernemingen een hogere ‘audit fee’ betalen indien ze een goedkeurende verklaring verkregen hebben in vergelijking met ondernemingen die
Hoofdstuk 2
25
een ander type verklaring ontvangen hebben. Een verklaring hiervoor is het feit dat de steekproef de grotere ondernemingen met een goedkeurende verklaring omvat. De grotere ondernemingen die genoteerd staan in de London Stock Exchange vereisen hogere controlewerkzaamheden wat aanleiding geeft tot hogere ‘audit fees’. De resultaten van bovenstaande onderzoeken met betrekking tot het verband tussen enerzijds de verklaring van de auditor en anderzijds de ‘audit fees’ en de ‘non-audit fees’ worden samengevat in bijlage 4.
Hoofdstuk 3
26
Hoofdstuk 3: Empirisch onderzoek van Belgische ondernemingen: onderzoeksmethodologie 1. Inleiding In de internationale literatuurstudie werden belangrijke verbanden tussen het type verklaring en de ondernemingskenmerken aangetoond. Het is dan ook interessant om na te gaan of deze onderzoeksresultaten relevant zijn in een Belgische context. Het doel van het empirisch onderzoek bestaat er dan ook in om via een statistisch onderbouwde steekproef de relatie te onderzoeken tussen de verklaring van de commissaris en de ondernemingskenmerken voor de periode 2002 tot en met 2006. Als referentiejaar zal 2004 consistent doorheen het empirisch onderzoek gebruikt worden. Deze empirische studie in een Belgische context is uniek ten opzichte van de internationale studies aangezien zowel naast de analyse over de onderzoeksjaren heen, tevens de oorzakelijke verbanden en de mogelijke gevolgen tussen de verklaring van de commissaris en een geïntegreerd geheel van ondernemingskenmerken zullen worden onderzocht. Om dit onderzoek uit te voeren, werden in totaal 621 ondernemingen geselecteerd. De bepaling van deze steekproef zal eerst worden toegelicht. Vervolgens zal dieper ingegaan worden op de verzameling van de gegevens en ten slotte zal de gegevensverwerking worden toegelicht.
2. Gegevensselectie en -verzameling De populatie in dit onderzoek omvat alle ondernemingen in België die beantwoorden aan de voorwaarden om een commissaris te benoemen volgens art. 15 van het Wetboek van vennootschappen. De gegevens werden verkregen via Graydon Belgium N.V., hierna genoemd Graydon. Graydon is een onderneming gespecialiseerd in het leveren van handels- en marketinginformatie en informatie met betrekking tot krediet- en debiteurenbeheer. De populatie werd door Graydon opgedeeld aan de hand van het type verklaring van de onderneming. Tabel 3 bevat voor het referentiejaar 2004 de populatie van 19.048 ondernemingen opgedeeld in 8 categorieën aan de hand van het type verklaring. Nadat de populatie bepaald werd, kon er overgegaan worden tot de selectie van de te onderzoeken ondernemingen. Uit elk van de 8 categorieën werd een volledig aselecte steekproef getrokken. Hierbij heeft ieder element van de populatie een gekende kans, verschillend van nul, om geselecteerd te worden. Bovendien omvat de probabilistische steekproef geen beperkingen noch voorwaarden (De Pelsmacker en Van Kenhove, 2006, pg. 60-61). De steekproefgrootte werd bepaald aan de hand van volgende formule (De Pelsmacker en Van Kenhove, 2006, pg. 6772): Waarbij:
Ppop − > PSP ± Z
PSP x (100 − PSP ) n
N−n x N −1
n= steekproefgrootte N= populatiegrootte Z= 1.96 -> alfa = 0.05
PSP = 50% N − n = correctie voor eindige populatie N−1
Hoofdstuk 3
27
In tabel 3 wordt de steekproefgrootte voor het referentiejaar 2004 weergegeven. In totaal werden aldus 621 ondernemingen geselecteerd (bijlage 5). Voor de analyse werd echter abstractie gemaakt van 5 publieke ondernemingen die uit de steekproef werden gefilterd.
Code Verklaring 1 Verklaring zonder voorbehoud 2 Verklaring zonder voorbehoud met een toelichtende paragraaf 3 Verklaring met voorbehoud 4 Afkeurende verklaring 5 Onthoudende verklaring 6 Verklaring beantwoordt niet aan een standaardverklaring 7 Geen verklaring teruggevonden 8 Geen code
Populatie 12.236 2.637 746 19 248 402 1.938 822 19.048
Steekproef 96 93 86 17 70 78 92 87 619
Gekozen 96 93 86 19 70 78 92 87 621
Tabel 3: Bepaling van de steekproefgrootte (eigen werk) Voor de geselecteerde steekproefelementen werden vervolgens de gegevens verzameld in samenwerking met Graydon voor de periode 2002 tot en met 2006. Tevens werden aanvullende gegevens opgezocht via de website van de Nationale Bank van België. De onderzochte ondernemingskenmerken voor de verschillende boekjaren worden opgelijst in bijlage 6. Op basis van de gegevens verkregen van Graydon werden de code 6 (verklaring beantwoordt niet aan een standaardverklaring), de code 7 (geen verklaring teruggevonden) en de code 8 (geen code) nader onderzocht. De code 6 werd op basis van nader onderzoek in 2 subgroepen onderverdeeld, namelijk de verklaring met voorbehoud met een toelichtende paragraaf en geen standaardverklaring. De verschillende verklaringen die werden teruggevonden voor ondernemingen die geen standaardverklaring (code 7) hebben verkregen, worden opgenomen in bijlage 7. Tabel 4 geeft de finale codering weer. Deze codering zal gebruikt worden voor de analyse van de gegevens.
Code Verklaring 1 Verklaring zonder voorbehoud 2 Verklaring zonder voorbehoud met een toelichtende paragraaf 3 Verklaring met voorbehoud 4 Verklaring met voorbehoud met een toelichtende paragraaf 5 Onthoudende verklaring 6 Afkeurende verklaring 7 Geen standaardverklaring 10 Commissaris, maar geen verklaring toegevoegd aan de jaarrekening 11 Geen commissaris en geen verklaring toegevoegd aan de jaarrekening Tabel 4: Code per type verklaring (eigen werk)
Hoofdstuk 4
28
Hoofdstuk 4: Empirisch onderzoek met betrekking tot de verklaring van de commissaris en de ondernemingskenmerken
1. Inleiding Nadat in hoofdstuk 3 de gegevensselectie en -verzameling besproken werd, kan van start gegaan worden met de analyse van de gegevens. Dit hoofdstuk zal opgedeeld worden in 5 delen. In het eerste deel zullen de verklaringen van de commissaris voor de periode 2002 tot en met 2006 op een bondige manier beschreven worden. In het tweede deel zal de relatie tussen de verklaring van de commissaris en de ondernemingskenmerken onderzocht worden over de onderzoeksjaren heen. In het derde deel zal nagegaan worden of er een verband is tussen het verkrijgen van een type verklaring en de ondernemingskenmerken in de 2 jaren voorafgaand aan deze verklaring. In het laatste deel zal onderzocht worden of het type verklaring gevolgen heeft op de ondernemingskenmerken in de 2 daaropvolgende jaren8. Als algemene onderzoeksvragen zullen worden onderzocht, ten eerste, de relatie tussen de verklaring van de commissaris en de ondernemingskenmerken, ten tweede, de wijziging van bepaalde ondernemingskenmerken en de invloed daarvan op de verklaring van de commissaris en ten derde, de gevolgen van de verklaring van de commissaris op bepaalde kenmerken van de onderneming. De algemene onderzoeksvragen zullen derhalve worden onderzocht aan de hand van de hypothesen in tabel 5. Hypothese 1A
Een verklaring zonder voorbehoud in 2002-2006 wordt gekenmerkt door gunstige ondernemingskenmerken in 2002-2006.
Hypothese 1B
Een ander type verklaring dan een verklaring zonder voorbehoud in 2002-2006 wordt gekenmerkt door minder gunstige ondernemingskenmerken in 2002-2006.
Hypothese 2
De evolutie van de ondernemingskenmerken in 2002 en 2003 vertonen een oorzakelijk verband met de verklaring van de commissaris in 2004.
Hypothese 3
De verklaring van de commissaris in 2004 heeft gevolgen op de evolutie van de ondernemingskenmerken in 2005 en 2006. Tabel 5: Hypothesen van het empirisch onderzoek (eigen werk)
8
In het empirisch onderzoek van deze masterproef zal abstractie worden gemaakt van de volgende ondernemingskenmerken: de groei opportuniteiten, de sector, het bestaan van een Audit Comité, de samenstelling van de Raad van Bestuur, de interne controleprocessen en ‘earnings management’. De sector werd aan de hand van de NACE-codes onderzocht. Het ondernemingskenmerk sector leidt tot geen eenduidige conclusies aangezien de steekproef uit een multipliciteit van NACE-codes bestaat. Het bestaan van een Audit Comité dat een vereiste is bij beursgenoteerde ondernemingen is geen relevant ondernemingskenmerk om nader te onderzoeken, doordat het aantal beursgenoteerde ondernemingen in de steekproef te gering is. Ten slotte werd er abstractie gemaakt van ‘earnings management’ aangezien dit een vrij subjectief en veelomvattende term is.
Hoofdstuk 4
29
2. De verklaring van de commissaris: 2002-2006 Op basis van de gegevens verkregen van Graydon werden de verklaringen per onderzoeksjaar geanalyseerd voor de totale populatie. Op basis van de codering van de verklaringen van de commissaris in tabel 3, kunnen een aantal vaststellingen worden bekomen. Meer dan 70% van de ondernemingen heeft een goedkeurende verklaring zonder voorbehoud (verkl.1) verkregen van de commissaris. Vervolgens kan worden vastgesteld dat gemiddeld 15% van de ondernemingen een verklaring zonder voorbehoud met een toelichtende paragraaf (verkl.2) hebben verkregen van de commissaris. In een Belgische context ontvangen ongeveer 85% van de ondernemingen aldus een goedkeurende verklaring (figuur 1). Verklaring per onderzoeksjaar Y-as: Verklaring van de commissaris
100% 80% 60% 40% 20% 0%
2002
2003
2004
2005
2006
6
2,2%
2,6%
2,5%
2,4%
1,9%
5
1,3%
1,5%
1,5%
1,0%
1,1%
4
0,1%
0,1%
0,1%
0,1%
0,1%
3
4,9%
4,7%
4,6%
4,1%
4,1%
2
16,3%
17,5%
16,2%
15,2%
14,2%
1
75,1%
73,7%
75,1%
77,1%
78,7%
X-as: Onderzoeksjaar
Figuur 1: Verklaring van de commissaris9 per onderzoeksjaar (eigen werk)
3. De relatie tussen de verklaring van de commissaris en de ondernemingskenmerken: 2002-2006 3.1. Inleiding Het verband tussen de verklaring van de commissaris en de ondernemingskenmerken zal nagegaan worden voor de periode 2002 tot en met 2006. Als ondernemingskenmerken zullen achtereenvolgens de componenten van het actief, van het passief en van de resultatenrekening geanalyseerd worden. Ten slotte zullen de overige ondernemingskenmerken, zoals de FiTo®-score en het gemiddeld aantal voltijdse equivalenten, besproken worden. De verklaringen van de commissaris zullen consistent worden opgesplitst volgens de verklaringen opgenomen in tabel 4. Er dient opgemerkt te worden dat voor ondernemingen die een afkeurende verklaring ontvangen hebben, niet altijd representatieve conclusies zullen kunnen worden genomen, aangezien deze verklaringen slechts beperkt voorkomen in Belgische context. Bij de berekening van de gemiddelde waarde, kan de grafiek aldus een vertekend 9 In figuur 1 zijn de verklaringen van de commissaris opgesplitst in: verklaring zonder voorbehoud (verkl.1); verklaring zonder voorbehoud met een toelichtende paragraaf (verkl.2); verklaring met voorbehoud (verkl.3); afkeurende verklaring (verkl.4); onthoudende verklaring (verkl.5) en verklaring beantwoordt niet aan een standaardverklaring (verkl.6).
Hoofdstuk 4
30
beeld geven. Om het effect van de verklaring van de commissaris in de periode 2002-2006 op de ondernemingskenmerken in 2002-2006 op een statistische wijze na te gaan zal de ‘one-way anova’-analyse worden uitgevoerd in SPSS. Deze parametrische toets vereist dat de populaties enerzijds normaal verdeeld zijn en anderzijds dat de varianties van de populaties gelijk zijn. De niet-parametrische toets voor een ‘one-way anova’-test is een Kruskal-Wallistest (De Pelsmacker & Van Kenhove, 2006, pg. 213). Omwille van het verlies van informatie bij een Kruskal-Wallistest, zal geopteerd worden om de ‘one-way anova’-test uit te voeren.
3.2. De relatie tussen de verklaring van de commissaris en de ondernemingskenmerken: actief Figuur 2 geeft een globaal overzicht van het type verklaring van de commissaris en het gemiddelde van het totaal van de activa. Uit figuur 2 kan worden afgeleid dat ondernemingen die een goedkeurende verklaring zonder voorbehoud (verkl.1) hebben verkregen van de commissaris een hoger gemiddeld balanstotaal hebben in vergelijking met de ondernemingen die een andere verklaring dan een verklaring zonder voorbehoud hebben ontvangen (verkl.2 t.e.m. 6). Het statistisch verband tussen beide variabelen werd nagegaan door de ‘one-way anova’-test uit te voeren. De outputs zijn opgenomen in bijlage 8. Deze test kon een effect van de verklaring van de commissaris op het natuurlijk logaritme (ln) van het balanstotaal aantonen. Verklaringen zonder voorbehoud met een toelichtende paragraaf en onthoudende verklaringen hebben gemiddeld een lager balanstotaal in vergelijking met een verklaring zonder voorbehoud en met voorbehoud (met een toelichtende paragraaf). Verklaring - balanstotaal ('000)
Verklaring - balanstotaal ('000)
20.000
20.000 18.000
16.000
16.000
14.000
Y-as: Balanstotaal
Y-as: Balanstotaal
18.000
12.000 10.000 8.000 6.000 4.000 2.000 -
14.000 12.000 10.000 8.000 6.000
1
2
3
4
5
6
2002
16.766
6.188
13.886
13.655
8.973
15.181
4.000
2003
15.952
9.070
13.076
14.361
8.244
12.764
2.000
2004
17.538
11.706
11.364
11.739
7.459
4.708
2005
17.533
13.834
14.795
13.687
7.091
2.201
2006
18.869
12.416
17.745
11.067
13.477
11.569
X-as: Verklaring van de commissaris
TOT
1
2
3
4
5
6
17.4 58
10 .6 14
13 .8 6 1
12 .9 0 9
8 .6 4 1
7.2 2 0
X-as: Verklaring van de commissaris
Figuur 2: De relatie tussen de verklaring10 en het gemiddelde balanstotaal (‘000) (eigen werk) Aangezien bovenstaande figuur 2 slechts een globaal beeld geeft van het verband tussen het type verklaring van de commissaris en het totaal van de activa van de onderneming, zal er dieper ingegaan worden op de componenten van het actief. In de analyse van de actiefposten zal er niet gewerkt worden met absolute waarden, maar wel met
10
In figuur 2 zijn de verklaringen van de commissaris opgesplitst in: verklaring zonder voorbehoud (verkl.1); verklaring zonder voorbehoud met een toelichtende paragraaf (verkl.2); verklaring met voorbehoud (verkl.3); verklaring met voorbehoud met een toelichtende paragraaf (verkl.4); onthoudende verklaring (verkl.5) en afkeurende verklaring (verkl.6). Deze opdeling zal consistent doorheen de verdere analyse worden gehanteerd.
Hoofdstuk 4
31
relatieve waarden om op deze manier tot meer relevante conclusies te komen. Wanneer het type verklaring van de commissaris op de verhouding totale vaste activa op balanstotaal worden uiteengezet, dan kan worden vastgesteld dat ondernemingen die een verklaring met een toelichtende paragraaf hebben verkregen, relatief meer vaste activa hebben. Zowel ondernemingen die een verklaring zonder voorbehoud met een toelichtende paragraaf (verkl.2), als ondernemingen die een verklaring met voorbehoud met een toelichtende paragraaf (verkl.4) hebben ontvangen, beschikken over een relatief hoger percentage vaste activa (figuur 3). Om het statistisch verband na te gaan tussen beide variabelen werd de ‘one-way anova’-analyse uitgevoerd. Bijlage 9 geeft de outputs weer. De test duidt een statistisch significant verband aan tussen beide variabelen. Verklaring - vaste activa (%)
Verklaring - vaste activa (%)
Y-as: Vaste act. / Balanstot.
70%
60%
Y-as: Vaste act. / Balanstot.
60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
1
2
3
4
5
6
2002
35,3%
50,7%
27,0%
2003
35,2%
59,2%
27,9%
61,0%
47,7%
52,6%
46,6%
53,4%
5,9%
2004
38,0%
48,1%
30,0%
46,7%
50,1%
30,6%
2005
36,2%
42,0%
18,6%
48,0%
35,2%
23,8%
2006
36,7%
42,9%
22,3%
52,6%
19,1%
57,8%
50%
40%
30%
20%
10%
0%
1
2
3
4
5
6
TOT 36,2% 47,8% 25,2% 49,6% 41,6% 31,3%
X-as: Verklaring van de commissaris
X-as: Verklaring van de commissaris
Figuur 3: De relatie tussen de verklaring en de vaste activa (%) (eigen werk) In figuur 4 wordt het type verklaring van de commissaris en de verhouding totale vlottende activa op balanstotaal onderzocht. Verklaring - vlottende activa (%) 80%
80%
70%
70% 60% 50% 40% 30%
1
2
3
4
5
6
2002
64,7%
49,3%
73,0%
39,0%
52,3%
47,4%
2003
64,8%
40,8%
72,1%
53,4%
46,6%
94,1%
2004
62,0%
51,9%
70,0%
53,3%
49,9%
69,4%
2005
63,8%
58,0%
81,4%
52,0%
64,8%
76,2%
2006
63,3%
57,1%
77,7%
47,4%
80,9%
42,2%
X-as: Verklaring van de commissaris
Y-as: Vlottende act. / Balanstot.
Y-as: Vlottende act. / Balanstot.
Verklaring - vlottende activa (%) 90%
60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
1
2
3
4
5
6
TOT 63,8% 52,2% 74,8% 50,4% 58,4% 68,7%
X-as: Verklaring van de commissaris
Figuur 4: De relatie tussen de verklaring en de vlottende activa (%) (eigen werk)
Hoofdstuk 4
32
Vanzelfsprekend kan er uit deze figuur het tegenovergestelde van de vaste activa (%) (figuur 3) worden vastgesteld. Ondernemingen die een verklaring met een toelichtende paragraaf (verkl. 2 en 4) hebben ontvangen, hebben een relatief lager percentage vlottende activa voor alle onderzochte jaren. Daarentegen hebben ondernemingen een verklaring met voorbehoud (verkl.3) ontvangen bij een relatief hogere waarde aan vlottende activa. De ‘one-way anova’-analyse kon een statistisch significant verband bevestigen tussen beide variabelen. De statistische output (bijlage 10) kon getoetst worden aan de beschrijvende analyse. De vlottende activa kunnen nog verder uitgesplitst worden om de oorzaak van de verklaring met voorbehoud te identificeren. Ten eerste zal het verband tussen het type verklaring van de commissaris en de verhouding voorraadwaarde op balanstotaal nader onderzocht worden. Uit figuur 5 kan op een duidelijke manier worden vastgesteld dat ondernemingen die een verklaring met voorbehoud (verkl.3) hebben ontvangen, gekenmerkt worden door een relatief hoge voorraad. Het statistisch significant verband werd bevestigd via de ‘one-way anova’-test (bijlage 11). Verklaring - voorraad (%)
Verklaring - voorraad (%) 25%
25% 20% 15% 10% 5% 0%
1
2
3
4
5
6
2002
8,0%
12,0%
21,7%
10,7%
12,8%
3,5%
2003
7,6%
6,9%
19,6%
12,5%
9,6%
27,9%
2004
5,6%
9,2%
19,7%
10,4%
6,9%
13,2%
2005
9,0%
8,9%
21,8%
10,5%
7,3%
21,5%
2006
8,8%
12,4%
24,9%
4,9%
21,3%
16,7%
X-as: Verklaring van de commissaris
Y-as: Voorraad / Balanstot.
Y-as: Voorraad / Balanstot.
30%
20%
15%
10%
5%
0% TOT
1 8,1%
2
3
4
5
6
9,6% 21,5% 10,4% 11,6% 17,1%
X-as: Verklaring van de commissaris
Figuur 5: De relatie tussen de verklaring en de voorraadwaarde (%) (eigen werk) Het verband tussen het type verklaring van de commissaris en de verhouding handelsvorderingen op balanstotaal zal als tweede component van het vlottend actief onderzocht worden. Net zoals bij de analyse van de voorraadwaarde (%), kan uit figuur 6 worden afgeleid dat ondernemingen die een verklaring met voorbehoud (verkl.3) hebben ontvangen, getypeerd worden door hoge handelsvorderingen (%). Consistent met de ‘one-way anova’-analyse bij de voorraad (%), kon bij de handelsvorderingen (%) tevens een significant verband worden aangetoond (bijlage 12).
Hoofdstuk 4
33
Verklaring - handelsvorderingen (%) 50%
40% 30% 20% 10% 0%
1
2
3
4
5
6
2002
34,0%
22,9%
34,5%
15,6%
19,3%
8,5%
2003
32,2%
14,6%
37,5%
15,9%
25,7%
41,7%
2004
25,4%
17,2%
36,2%
25,5%
19,2%
23,1%
2005
29,5%
18,6%
47,0%
19,3%
19,2%
28,6%
2006
25,1%
21,3%
43,9%
24,1%
39,0%
19,1%
Y-as: Handelsvord. / Balanstot.
Y-as: Handelsvord. / Balanstot.
Verklaring - handelsvorderingen (%) 50%
40%
30%
20%
10%
0%
1
2
3
4
5
6
TOT 29,0% 18,5% 39,7% 20,2% 24,9% 25,8%
X-as: Verklaring van de commissaris
X-as: Verklaring van de commissaris
Figuur 6: De relatie tussen de verklaring en de handelsvorderingen (%) (eigen werk) Ten slotte werd de liquiditeitsratio in ruime zin berekend. Hierbij kan worden vastgesteld dat ondernemingen die een verklaring zonder voorbehoud (verkl.1) of met voorbehoud (verkl.3) hebben ontvangen van de commissaris gekarakteriseerd worden door een liquiditeitsratio hoger dan 1 (figuur 7). Deze vaststelling werd echter niet statistisch bevestigd via de ‘one-way anova’-analyse (bijlage 13). Verklaring - liquiditeitsratio
Verklaring - liquiditeitsratio 1,50
1,40 1,20
1,30 1,20 1,10 1,00 0,90 0,80 0,70 0,60
1
2
3
4
2002
1,01
0,74
1,17
0,79
0,72
0,78
2003
1,08
0,82
1,12
1,26
0,68
0,95
2004
1,12
0,94
1,23
0,86
0,84
0,94
2005
1,33
0,92
1,19
0,86
1,36
0,68
2006
1,20
0,84
1,17
0,84
5
1,42
X-as: Verklaring van de commissaris
6
0,98
Y-as: Liquiditeitsratio
Y-as: Liquiditeitsratio
1,40
1,00 0,80 0,60 0,40 0,20 -
1 TOT
1,15
2
3
4
5
6
0,87
1,17
0,93
0,96
0,90
X-as: Verklaring van de commissaris
Figuur 7: De relatie tussen de verklaring en de liquiditeitsratio in ruime zin (eigen werk) Op basis van de samenvattende figuur 8 worden bovenstaande vaststellingen bevestigd voor alle onderzoeksjaren. Ondernemingen die in de onderzoeksperiode een verklaring met een toelichtende paragraaf (verkl.2 en 4) hebben ontvangen, hebben op het actief van de balans relatief meer vaste activa. Ondernemingen die een verklaring met voorbehoud (verkl.3) hebben verkregen, worden gekenmerkt door relatief de meeste voorraad en relatief de meeste
Hoofdstuk 4
34
handelsvorderingen in de onderzoeksperiode. Voor de overige componenten van het actief werden geen markante evoluties vastgesteld11. Verklaring - componenten actief (%)
Y-as: Componenten actief / Balanstot.
100% 80% 60% 40% 20% 0%
Liq. m id.
1
2
3
4
5
6
5,5%
4,9%
3,3%
2,3%
2,9%
18,0%
Vo rd. >1j
3,6%
0,8%
0,4%
1,3%
0,4%
1,0%
Ande re vlo t. a c tiva
17,5%
18,3%
9,9%
16,2%
18,6%
6,7%
8,1%
9,6%
21,5%
10,4%
11,6%
17,1%
Ha nde ls vo rd.
29,0%
18,5%
39,7%
20,2%
24,9%
25,8%
Va s te a c tiva
36,2%
47,8%
25,2%
49,6%
41,6%
31,3%
Vo o rra a d
X-as: Verklaring van de commissaris
Figuur 8: De relaties tussen de verklaring en de relatieve waarden van de activacomponenten (%) (eigen werk)
3.3. De relatie tussen de verklaring van de commissaris en de ondernemingskenmerken: passief Naast de analyse van het actief, zal onderzocht worden of de verklaring van de commissaris tevens een significante invloed heeft op de componenten van het passief. Uit figuur 9 kan worden vastgesteld dat ondernemingen die een verklaring zonder voorbehoud (verkl.1) hebben verkregen van de commissaris, gekarakteriseerd worden door een hoog eigen vermogen (%). Verklaring - eigen vermogen (%)
50%
35,0%
40%
30,0%
30% 20% 10% 0% -10%
1
2
3
4
5
6
2002
25,5%
4,9%
24,6%
25,1%
10,3%
-3,8%
2003
27,0%
22,5%
22,3%
39,2%
12,3%
-9,7%
2004
32,4%
19,1%
21,9%
14,7%
20,4%
8,8%
2005
37,2%
10,1%
19,8%
7,3%
35,6%
-35,9%
2006
32,8%
6,2%
23,3%
6,9%
35,2%
-2,9%
X-as: Verklaring van de commissaris
Y-as: Eigen vermogen / Balanstot.
Y-as: Eigen vermogen / Balanstot.
Verklaring - eigen vermogen (%)
25,0% 20,0% 15,0% 10,0% 5,0% 0,0% -5,0% -10,0% TOT
1
2
3
4
5
6
31,3% 13,1% 22,4% 20,5% 22,5% -4,2%
X-as: Verklaring van de commissaris
Figuur 9: De relatie tussen de verklaring en het eigen vermogen (%) (eigen werk) 11
Uit figuur 8 kan worden vastgesteld dat ondernemingen die een afkeurende verklaring (verkl.6) hebben ontvangen, grotere liquide middelen hebben. Door de beperktheid van ondernemingen die een afkeurende verklaring hebben ontvangen, geeft figuur 8 hiervoor een vertekende voorstelling weer. Voor de ondernemingen die een afkeurende verklaring hebben verkregen, kunnen aldus geen representatieve conclusies worden getrokken.
Hoofdstuk 4
35
Om het statistisch verband na te gaan tussen deze variabelen werd de ‘one-way anova’- analyse uitgevoerd. Deze test (bijlage 14) kan een significant verband bevestigen. Ondernemingen die een verklaring zonder voorbehoud hebben ontvangen, hebben een significant hoger eigen vermogen (%) ten opzichte van ondernemingen die een onthoudende verklaring hebben ontvangen tijdens de onderzoeksperiode. De gemiddelde waarden van het eigen vermogen uit figuur 9 worden beïnvloed door ondernemingen met een positief en een negatief eigen vermogen. Verklaring - totaal eigen vermogen (%) Y-as: Totaal eigen vermogen
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
1
2
3
4
5
6
Ne g EV
3,8%
42,3%
5,1%
38,2%
40,6%
41,3%
P o s EV
95,6%
57,7%
94,9%
61,8%
59,4%
58,7%
X-as: Verklaring van de commissaris
Figuur 10: De relatie tussen de verklaring en het totaal eigen vermogen (%) (eigen werk) In figuur 10 kan worden vastgesteld dat ondernemingen die een verklaring zonder voorbehoud (verkl.1) hebben ontvangen bijna in alle gevallen een positief eigen vermogen (%) hebben. Ondernemingen die een andere verklaring dan een verklaring zonder voorbehoud (verkl.2 t.e.m 6) hebben ontvangen, zullen in grotere mate gekenmerkt worden door een negatief eigen vermogen (%). Deze vaststelling is niet van toepassing voor ondernemingen die een verklaring met voorbehoud (verkl.3) hebben verkregen. Het totaal eigen vermogen van een onderneming zal worden beïnvloed door de overgedragen winst- of verliespositie van de onderneming. In figuur 11 wordt de verklaring van de commissaris en de verhouding overgedragen winst of verlies op het balanstotaal voorgesteld. Verklaring - overgedr. resultaat (%) 20,0%
0,0% -20,0% -40,0% -60,0% -80,0% -100,0% -120,0% -140,0%
1
2
3
4
5
6
2002
0,7%
-39,1%
-3,5%
-38,9%
-26,9%
-123,6%
2003
1,1%
-27,7%
-3,7%
-19,7%
-29,5%
-105,9%
2004
3,9%
-22,6%
-1,5%
-23,0%
-37,9%
-117,3%
2005
3,6%
-23,9%
-0,9%
-33,1%
-32,6%
-170,2%
2006
1,8%
-24,8%
-0,2%
-42,5%
-8,0%
-66,6%
X-as: Verklaring van de commissaris
Y-as: Overgedr. resultaat / Balanstot.
Y-as: Overgedragen resultaat / Balanstot.
Verklaring - overgedragen resultaat (%) 20,0%
0,0% -20,0% -40,0% -60,0% -80,0%
-100,0% -120,0% TOT
1
2
3
4
5
6
2,1% -26,2% -2,0% -28,4% -27,2% -109,6%
X-as: Verklaring van de commissaris
Figuur 11: De relatie tussen de verklaring en het overgedragen resultaat (%) (eigen werk)
Hoofdstuk 4
36
Ondernemingen die een andere verklaring dan een verklaring zonder voorbehoud (verkl.2 t.e.m. 6) hebben ontvangen, worden getypeerd door gecumuleerde overgedragen verliezen (%)12. De ‘one-way anova’-test kon een significant verband aantonen tussen deze 2 componenten. De outputs zijn opgenomen in bijlage 15. Naast het eigen vermogen, bevat het passief tevens de externe financieringsbronnen. De analyse van het vreemd vermogen zal opgesplitst worden in 3 subcategorieën. Ten eerste zal het verband nagegaan worden van de verklaring van de commissaris en de hoogte van de voorzieningen voor risico’s en kosten (%). Verklaring - voorzieningen (%) 8,0%
8,0%
7,0%
6,0% 4,0% 2,0% 0,0%
1
2
3
4
5
6
2002
2,5%
5,4%
1,8%
3,6%
1,7%
8,8%
2003
2,0%
3,0%
3,0%
3,5%
2,9%
7,7%
2004
1,4%
3,7%
2,4%
3,4%
2,7%
8,8%
2005
2,2%
2,9%
0,6%
2,4%
2,4%
5,6%
2006
1,8%
2,7%
0,9%
0,9%
0,5%
3,7%
X-as: Verklaring van de commissaris
Y-as: Voorzieningen / Balanstot.
Y-as: Voorzieningen / Balanstot.
Verklaring - voorzieningen (%) 10,0%
6,0% 5,0% 4,0% 3,0% 2,0% 1,0% 0,0% TOT
1
2
3
4
5
6
2,0%
3,4%
1,7%
3,0%
2,1%
7,4%
X-as: Verklaring van de commissaris
Figuur 12: De relatie tussen de verklaring en de voorzieningen voor risico’s en kosten (%) (eigen werk) Uit figuur 12 kan worden vastgesteld dat ondernemingen die een afkeurende verklaring (verkl. 6) hebben ontvangen, hoge voorzieningen (%) hebben. Deze vaststelling dient genuanceerd te worden door de beperktheid aan ondernemingen die een afkeurende verklaring hebben ontvangen. Voor ondernemingen die een verklaring zonder voorbehoud (verkl.1) hebben ontvangen zullen de voorzieningen niet meer dan 2% van het balanstotaal bedragen. Om het statistisch verband na te gaan werd de ‘one-way anova’-test uitgevoerd. Deze test (bijlage 16) kon geen significant verband bevestigen tussen de variabelen. Ten tweede zal het verband nagegaan worden tussen de verklaring van de commissaris en de schulden op lange termijn (%). Uit figuur 13 kan worden vastgesteld dat ondernemingen die een verklaring met een toelichtende paragraaf (verkl.2 en 4) hebben ontvangen, hogere schulden op lange termijn hebben. De ‘one-way anova’-analyse kon een significant verband aantonen tussen de verklaring van de commissaris en de schulden op lange termijn (%). Ondernemingen die een verklaring met een toelichtende paragraaf of een onthoudende verklaring hebben ontvangen van de commissaris, hebben gemiddeld meer lange termijnschulden (%) in vergelijking met ondernemingen die een verklaring zonder voorbehoud of met voorbehoud hebben ontvangen (bijlage 17).
12
Uit figuur 9, 10, 11 kan worden vastgesteld dat ondernemingen die een afkeurende verklaring (verkl.6) hebben ontvangen, meer extreme waarden vertonen. Door de beperktheid van ondernemingen die een afkeurende verklaring hebben ontvangen, geven de figuren hiervoor een vertekende voorstelling weer. Voor de ondernemingen die een afkeurende verklaring hebben verkregen, kunnen aldus geen representatieve conclusies worden getrokken.
Hoofdstuk 4
37
Verklaring - schulden >1 jaar (%)
Verklaring - schulden >1 jaar (%) 30,0%
35,0% 30,0% 25,0% 20,0% 15,0% 10,0% 5,0% 0,0%
1
2
3
4
5
6
2002
13,0%
26,3%
11,5%
2003
14,2%
27,1%
9,2%
22,4%
16,1%
34,3%
15,3%
16,3%
4,9%
2004
16,0%
22,2%
18,2%
21,2%
18,6%
10,4%
2005
14,5%
23,9%
9,9%
32,8%
14,8%
17,5%
2006
14,1%
23,1%
8,6%
36,9%
7,6%
55,9%
Y-as: Schulden >1 jaar / Balanstot.
Y-as: Schulden >1 jaar / Balanstot.
40,0%
25,0%
20,0%
15,0%
10,0%
5,0%
0,0% TOT
1
2
3
4
5
6
13,2% 24,2% 11,5% 23,7% 14,8% 21,5%
X-as: Verklaring van de commissaris
X-as: Verklaring van de commissaris
Figuur 13: De relatie tussen de verklaring en de schulden op lange termijn (%) (eigen werk) Ten slotte kan uit figuur 14 worden afgeleid dat ondernemingen die een andere verklaring dan een verklaring zonder voorbehoud (verkl.2 t.e.m. 6) hebben ontvangen, gekenmerkt worden door meer schulden op korte termijn,. Over de onderzoeksjaren heen bedragen de schulden op korte termijn voor deze verklaringen meer dan 52% van het balanstotaal. Op basis van de ‘one-way anova’-analyse werd een significant verband aangetoond tussen de variabelen. Bijlage 18 geeft de outputs weer. Verklaring - schulden <1 jaar (%) 80,0%
80,0%
70,0%
70,0% 60,0% 50,0% 40,0% 30,0%
1
2
3
4
5
6
2002
57,3%
61,4%
61,4%
48,3%
71,3%
56,8%
2003
55,2%
46,2%
63,6%
41,0%
66,5%
94,7%
2004
48,8%
53,5%
55,5%
59,6%
57,0%
71,2%
2005
44,8%
61,9%
67,9%
56,1%
46,7%
112,2%
2006
50,2%
66,1%
65,5%
51,6%
56,3%
42,6%
X-as: Verklaring van de commissaris
Y-as: Schulden <1 jaar / Balanstot.
Y-as: Schulden <1 jaar / Balanstot.
Verklaring - schulden <1 jaar (%) 90,0%
60,0% 50,0% 40,0% 30,0% 20,0% 10,0% 0,0% TOT
1
2
3
4
5
6
51,1% 57,8% 62,7% 51,5% 59,6% 73,6%
X-as: Verklaring van de commissaris
Figuur 14: De relatie tussen de verklaring en de schulden op korte termijn (%) (eigen werk) Bij de berekening van de solvabiliteitsratio waarbij de verhouding wordt berekend van het vreemd vermogen op het totaal vermogen kan worden vastgesteld dat ondernemingen een andere verklaring dan een verklaring zonder voorbehoud (verkl.2 t.e.m. 6) hebben ontvangen bij een hogere solvabiliteitsratio (%) (figuur 15). Deze vaststelling is consistent met de vaststellingen uit figuur 10. Het statistisch verband tussen deze 2 variabelen werd aangetoond via de ‘one-way anova’-analyse. Deze analyse duidt een significant verschil aan tussen de ondernemingen die een verklaring zonder voorbehoud en een onthoudende verklaring ontvangen hebben. Bijlage 19 geeft de outputs weer.
Hoofdstuk 4
38
Verklaring - solvabiliteitsratio (%)
Verklaring - solvabiliteitsratio (%) 120,0%
110,0%
100,0% 100,0%
Y-as: Solvabiliteitsratio
Y-as: Solvabiliteitsratio
120,0%
90,0% 80,0% 70,0% 60,0% 50,0%
1
2
3
4
5
6
2002
74,5%
95,1%
75,4%
74,9%
89,7%
103,8%
2003
73,0%
77,5%
77,7%
60,8%
87,7%
109,7%
2004
57,6%
80,9%
78,1%
85,3%
79,6%
91,2%
2005
62,8%
89,9%
80,2%
92,7%
64,4%
135,9%
2006
67,2%
93,8%
76,7%
93,1%
64,8%
80,0%
60,0%
40,0%
20,0%
0,0%
1
2
3
4
5
6
TOT 68,7% 86,9% 77,6% 79,5% 77,5% 104,2%
102,9%
X-as: Verklaring van de commissaris
X-as: Verklaring van de commissaris
Figuur 15: De relatie tussen de verklaring en de solvabiliteitsratio (%) (eigen werk) Op basis van de samenvattende figuur 16 kunnen bovenstaande vaststellingen voor het passief van de balans worden gebundeld. Ten eerste zullen ondernemingen die een verklaring zonder voorbehoud (verkl.1) hebben ontvangen, gekarakteriseerd worden door een hoog eigen vermogen (%). Vervolgens kan worden vastgesteld dat een verklaring met een toelichtende paragraaf (verkl.2 en 4) wordt gegeven door de commissaris aan ondernemingen die gekenmerkt worden door hogere schulden op lange termijn (%). Ten slotte kan worden gesteld dat ondernemingen een andere verklaring dan een verklaring zonder voorbehoud (verkl.2 t.e.m. 6) hebben ontvangen bij hogere schulden op korte termijn (%) in de onderzoeksperiode. Verklaring - componenten passief (%) Y-as: Componenten passief / Balanstot.
100% 80% 60% 40% 20% 0% -20% Uitge s te lde be l.
1
2
3
4
5
6
0,2%
0,1%
1,0%
0,2%
0,1%
0,0%
Ove rl. re k.
1,2%
1,4%
0,6%
1,1%
0,9%
1,8%
Vo o rz. ris .& ko s te n
2,0%
3,4%
1,7%
3,0%
2,1%
7,4%
S c hulde n >1j.
14,2%
24,2%
11,5%
23,7%
14,8%
21,5%
S c hulde n <1j.
51,1%
57,8%
62,7%
51,5%
59,6%
73,6%
Eige n Ve rm o ge n
31,3%
13,1%
22,4%
20,5%
22,5%
-4,2%
X-as: Verklaring van de commissaris
Figuur 16: De relaties tussen de verklaring en de relatieve waarden van de passivacomponenten (%) (eigen werk)
Hoofdstuk 4
39
3.4. De relatie tussen de verklaring van de commissaris en de ondernemingskenmerken: resultatenrekening De verklaring van de commissaris kan tevens gerelateerd zijn aan componenten uit de resultatenrekening. Ten eerste zal het verband nagegaan worden tussen de verklaring van de commissaris en de gemiddelde omzet van de onderneming. Uit figuur 17 kan op een duidelijke manier worden vastgesteld dat ondernemingen die een verklaring zonder voorbehoud (verkl.1) of met voorbehoud (verkl.3) hebben ontvangen, een hogere omzet hebben gerealiseerd. Het statistisch significant verband werd onderzocht via de ‘one-way anova’-test. Deze test kon een effect van de verklaring van de commissaris op het natuurlijk logaritme (ln) van de omzet aantonen (bijlage 20). De resultaten van deze test tonen aan dat ondernemingen die een verklaring zonder voorbehoud met een toelichtende paragraaf hebben ontvangen, gemiddeld de laagste omzet hebben. Daarentegen hebben ondernemingen die een verklaring met voorbehoud hebben ontvangen, gemiddeld de hoogste omzet. Verklaring - omzet ('000)
Verklaring - omzet ('000) 25.000
30.000
20.000
20.000
Y-as: Omzet
Y-as: Omzet
25.000
15.000 10.000 5.000
15.000
10.000
-
1
2
3
4
5
6
2002
19.919
7.157
22.741
14.852
16.608
8.243
2003
20.872
7.302
22.121
13.175
11.820
13.523
2004
16.383
11.769
19.209
13.010
7.791
5.467
2005
24.155
16.466
23.616
15.830
7.954
3.034
2006
22.144
15.336
27.328
20.872
27.426
7.787
X-as: Verklaring van de commissaris
5.000
-
1
2
3
4
5
6
TOT 21.174 11.467 22.614 14.769 12.764 6.832
X-as: Verklaring van de commissaris
Figuur 17: De relatie tussen de verklaring en de gemiddelde omzet (‘000) (eigen werk) Naast de omzet, zal de netto-winstmarge13 als tweede ondernemingskenmerk van de resultatenrekening onderzocht worden. Figuur 18 geeft op een duidelijk manier weer dat ondernemingen die een verklaring met een toelichtende paragraaf (verkl.2 en 4) of een onthoudende verklaring (verkl.5) hebben verkregen, een negatieve netto-winstmarge (%) kennen. Voor ondernemingen die een verklaring zonder voorbehoud (verkl.1) of met voorbehoud (verkl.3) ontvangen zal de netto-winstmarge positief zijn. De ‘one-way anova’-test kon geen significant verband aantonen (bijlage 21).
13
De netto-winstmarge wordt berekend door de verhouding winst of verlies van het boekjaar op de omzet.
Hoofdstuk 4
40
Verklaring - netto-winstmarge (%)
Verklaring - netto-winstmarge (%) 4,0%
5%
2,0%
0% -5% -10% -15% -20% -25% -30%
1
2
3
4
5
6
2002
-0,3%
-10,4%
0,0%
-15,2%
-7,5%
-18,5%
2003
0,6%
-6,5%
2,2%
-5,6%
-7,6%
-8,9%
2004
4,8%
-2,8%
1,2%
-3,5%
-9,8%
-7,1%
2005
3,2%
-2,2%
1,4%
-8,4%
-3,7%
-25,0%
2006
3,9%
-3,7%
2,7%
-1,5%
3,9%
-2,4%
Y-as: Netto-winstmarge
Y-as: Netto-winstmarge
10%
0,0% -2,0% -4,0% -6,0% -8,0% -10,0% -12,0%
1
2
2,4% -4,2%
TOT
X-as: Verklaring van de commissaris
3 1,5%
4
5
6
-6,2% -4,1% -10,1%
X-as: Verklaring van de commissaris
Figuur 18: De relatie tussen de verklaring en de netto-winstmarge (%) (eigen werk) Bij de analyse van de relatie tussen verklaring van de commissaris en de rendabiliteitratio (%) (figuur 19) kan worden vastgesteld dat bij ondernemingen die een verklaring met een toelichtende paragraaf (verkl.2 en 4) of een onthoudende verklaring (verkl.5) hebben ontvangen, de rendabiliteitratio (%) negatief is14. Het statistisch significant verband werd niet bevestigd via de ‘one-way anova’-test (bijlage 22). Verklaring - rendabiliteitratio (%)
Verklaring - rendabiliteitratio (%) 250,0%
200,0%
200,0% 100,0% 0,0% -100,0% -200,0% -300,0%
1
2
3
4
5
6
2002
-1,0%
2003
3,0%
-244,6%
0,0%
-65,7%
-134,8%
267,2%
-23,3%
16,7%
-13,2%
-87,8%
97,9%
2004
14,0%
-14,7%
2005
12,0%
-25,4%
9,1%
-26,5%
-50,1%
-94,2%
11,2%
-133,5%
-11,8%
95,8%
2006
14,0%
-73,6%
17,8%
-41,7%
22,7%
55,1%
X-as: Verklaring van de commissaris
Y-as: Rentabiliteitratio
Y-as: Rendabiliteitratio
300,0%
150,0%
100,0%
50,0%
0,0%
-50,0% TOT
1
2
3
4
5
6
9,0% -34,9% 10,7% -34,4% -27,0%228,0%
X-as: Verklaring van de commissaris
Figuur 19: De relatie tussen de verklaring en de rendabiliteitratio (%) (eigen werk) Uit figuur 20 kan worden afgeleid dat ondernemingen die een verklaring zonder voorbehoud (verkl.1) of met voorbehoud (verkl.3) hebben verkregen, meer dividenden uitkeren (%) aan de aandeelhouders van de onderneming.
14
Uit figuur 18 en 19 kan worden vastgesteld dat ondernemingen die een afkeurende verklaring (verkl. 6) hebben ontvangen, meer extreme waarden vertonen. Door de beperktheid van ondernemingen die een afkeurende verklaring ontvangen hebben, geven de figuren hiervoor een vertekende voorstelling weer. Voor de ondernemingen die een afkeurende verklaring hebben verkregen, kunnen aldus geen representatieve conclusies worden getrokken.
Hoofdstuk 4
41
De statistische analyse kon geen significant verband aantonen en kan aldus de descriptieve analyse niet bevestigen. De outputs van de ‘one-way anova’-analyse zijn opgenomen in bijlage 23. Verklaring - winstuitkering (%) 45,0%
60,0%
40,0%
50,0% 40,0% 30,0% 20,0% 10,0% 0,0%
1
2
3
4
5
6
2002
48,0%
2,1%
37,3%
0,2%
0,0%
0,0%
2003
64,2%
0,5%
13,3%
32,1%
6,5%
29,1%
2004
24,6%
25,9%
31,4%
0,0%
19,1%
0,0%
2005
29,9%
13,6%
6,2%
0,0%
29,7%
0,0%
2006
43,8%
13,4%
7,4%
0,8%
13,5%
0,0%
Y-as: Uit te keren winst / Winst
Y-as: Uit te keren winst / Winst
Verklaring - winstuitkering (%) 70,0%
35,0% 30,0% 25,0% 20,0% 15,0% 10,0% 5,0% 0,0%
1
2
3
TOT 40,7% 10,9% 16,2%
X-as: Verklaring van de commissaris
4
5
5,0% 13,3%
6 2,4%
X-as: Verklaring van de commissaris
Figuur 20: De relatie tussen de verklaring en de uit te keren winst op de winst van het boekjaar (%) (eigen werk)
3.5. De relatie tussen de verklaring van de commissaris en de overige ondernemingskenmerken In dit laatste deel zullen een aantal andere ondernemingskenmerken besproken worden. Ten eerste zal het verband nagegaan worden tussen de verklaring van de commissaris en het gemiddeld aantal voltijdse equivalenten. Uit figuur 21 kan worden afgeleid dat ondernemingen een verklaring zonder voorbehoud (verkl.1) hebben ontvangen, gekenmerkt worden door een groter aantal werknemers. Een mogelijke oorzaak voor deze vaststelling kan het gevolg zijn van het feit dat in grotere ondernemingen betere interne controlesystemen geïmplementeerd zijn en dat hierdoor de commissaris minder substantiële onregelmatigheden heeft kunnen vaststellen. De statistische ‘one-way anova’-analyse kon geen significant verband bevestigen. De outputs zijn opgenomen in bijlage 24.
110 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 -
Verklaring - gemiddeld aantal voltijdse equivalenten 90 80
1
2
3
4
5
6
2002
82
34
48
38
22
40
2003
85
34
48
36
20
33
2004
110
36
33
32
23
13
2005
83
28
30
38
12
15
2006
75
28
35
27
20
39
X-as: Verklaring van de commissaris
70
Y-as: Gemiddeld aantal voltijdse equivalenten
Y-as: Gemiddeld aantal voltijdse equivalenten
Verklaring - gemiddeld aantal voltijdse equivalenten
60 50 40 30 20 10 TOT
1
2
3
4
5
6
84
32
39
34
20
22
X-as: Verklaring van de commissaris
Figuur 21: De relatie tussen de verklaring en het gemiddeld aantal voltijdse equivalenten (eigen werk)
Hoofdstuk 4
42
Naast het gemiddeld aantal voltijdse equivalenten kan het verband nagegaan worden tussen de verklaring van de commissaris en de personeelskost per gemiddeld aantal voltijdse equivalenten. Bij ondernemingen die een andere verklaring dan een verklaring zonder voorbehoud (verkl.2 t.e.m. 6) hebben ontvangen, zal de personeelskost 15 tot 17% hoger zijn (figuur 22). De vaststelling geldt echter niet voor ondernemingen die een verklaring met voorbehoud (verkl.3) hebben ontvangen. Tussen de variabelen kon echter geen significant verband via de ‘one-way anova’analyse bevestigd worden. Bijlage 25 geeft de outputs weer. Verklaring - personeelskost per aantal voltijdse equivalenten ('000)
55.000
48.000
50.000 45.000 40.000 35.000 30.000
1
2
3
4
5
6
2002
38.029
46.307
2003
38.691
40.972
34.770
41.415
51.257
44.035
37.445
50.059
47.631
40.424
2004
37.512
2005
41.495
45.217
43.110
46.489
42.239
53.417
50.449
42.921
45.939
46.438
47.311
2006
42.058
47.943
44.492
39.632
45.808
48.367
Y-as: Pers.kost / aantal VTE
Y-as: Pers.kost / aantal VTE
Verklaring - personeelskost per aantal voltijdse equivalenten ('000)
46.000
44.000
42.000
40.000
38.000
36.000 TOT
X-as: Verklaring van de commissaris
1
2
3
4
5
6
3 9 .78 4 4 5.8 3 6 3 9 .6 9 3 4 5.8 79 4 5.8 3 2 4 6 .6 6 4
X-as: Verklaring van de commissaris
Figuur 22: De relatie tussen de verklaring en de personeelskost per gemiddeld aantal voltijdse equivalenten (‘000) (eigen werk) Ten derde zal het verband nagegaan worden tussen de verklaring van de commissaris en de FiTo®-score. De FiTo®-score is een indicator om de financiële gezondheid van de onderneming uit te drukken (supra, pg. 12). Uit figuur 23 kan worden afgeleid dat ondernemingen die een verklaring zonder voorbehoud (verkl.1) en met voorbehoud (verkl.3) hebben verkregen, een hogere FiTo®-score hebben. Het statistisch significant verband werd bevestigd via de ‘one-way anova’-test. De outputs zijn opgenomen in bijlage 26. Verklaring - FiTo®-score 0,60
0,58
0,55
0,56
0,50
0,54 0,45
0,52
Y-as: FiTo®-score
Y-as: FiTo®-score
Verklaring - FiTo®-score 0,60
0,50 0,48 0,46 0,44 0,42 0,40
0,40 0,35 0,30 0,25 0,20
1
2
3
4
5
6
2002
0,55
0,47
0,52
0,51
0,48
0,47
0,10
2003
0,55
0,48
0,54
0,50
0,47
0,44
0,05
2004
0,57
0,48
0,55
0,50
0,48
0,46
2005
0,57
0,49
0,56
0,49
0,47
0,42
2006
0,57
0,48
0,54
0,51
0,52
0,46
X-as: Verklaring van de commissaris
0,15
0,00 TOT
1
2
3
4
5
6
0,56
0,48
0,54
0,50
0,48
0,45
X-as: Verklaring van de commissaris
Figuur 23: De relatie tussen de verklaring en de FiTo®-score (eigen werk)
Hoofdstuk 4
43
4. Het causale verband tussen de ondernemingskenmerken en de verklaring van de commissaris 4.1. Inleiding In het onderzoek naar de oorzakelijke verbanden tussen de ondernemingskenmerken en de verklaring van de commissaris zal als referentiejaar van de verklaring onderzoeksjaar 2004 gehanteerd worden. Aan de hand van een descriptieve analyse zal nagegaan worden of de ondernemingskenmerken in de onderzoeksjaren 2002 en 2003 een oorzakelijk verband hebben met de verklaring van de commissaris in 2004. Om het statistisch verband na te gaan tussen de ondernemingskenmerken in 2002 en 2003 en de verklaring van de commissaris in 2004 kan een multinomiale logistische regressie worden uitgevoerd. De regressie valt omwille van praktische beperkingen echter buiten het bestek van deze cursus. De verklaringen van de commissaris zullen consistent worden opgesplitst volgens de verklaringen opgenomen in tabel 4. Er dient opgemerkt te worden dat voor ondernemingen die een afkeurende verklaring hebben ontvangen, niet altijd representatieve conclusies zullen kunnen worden genomen, aangezien deze verklaringen slechts beperkt voorkomen.
4.2. Het causale verband tussen de ondernemingskenmerken en de verklaring van de commissaris: actief Ten eerste zal het oorzakelijk verband worden geanalyseerd tussen de evolutie van de activacomponenten in 2002 en 2003 en de verklaring van de commissaris in 2004. Uit figuur 24 kan worden vastgesteld dat de vast activa (%) een dalende evolutie kenden voor ondernemingen die in 2004 een verklaring zonder voorbehoud met een toelichtende paragraaf (verkl.2) hebben ontvangen. De handelsvorderingen (%) kenden een dalende tendens voor ondernemingen die in 2004 een verklaring zonder voorbehoud (verkl.1) hebben ontvangen. Deze daling van de handelsvorderingen (%) wordt gecompenseerd door een stijging van de andere vlottende activa (%). De activacomponenten blijven relatief stabiel in 2002 en 2003 voor ondernemingen die een onthoudende verklaring (verkl.5) hebben ontvangen in 2004. Voor ondernemingen die in 2004 een verklaring met voorbehoud (verkl.3) of met voorbehoud en een toelichtende paragraaf (verkl.4) hebben ontvangen, kenden de vaste activa (%) een stijgende tendens in 2002 en 2003 (figuur 25). Daarentegen kenden de voorraad (%) en de handelsvorderingen (%) een dalende tendens voor ondernemingen die in 2004 een verklaring met voorbehoud (verkl.3) hebben verkregen. De voorraad kende tevens een dalende evolutie voor ondernemingen die een verklaring met voorbehoud met een toelichtende paragraaf (verkl.4) hebben ontvangen.
Hoofdstuk 4
44
Ve rklaring 1 (%)
Ve rklaring 2 (%)
40% 30% 20% 10%
50% 40% 30% 20% 10% 0%
Han Liq . And . Vas t Vo rd Vo o r d els mid vlo t t . act . >1j. raad vo rd . d elen Act .
60%
Y-as: Activacomponenten
50%
0%
Ve rklaring 5 (%)
60%
Y-as: Activacomponenten
Y-as: Activacomponenten
60%
50% 40% 30% 20% 10% 0%
Han Liq . And . Vas t Vo rd Vo o r d els mid vlo t t . act . >1j. raad vo rd . d elen Act .
Han Liq . And . Vas t Vo rd Vo o r d els mid vlo t t . act . >1j. raad vo rd . d elen Act .
2 0 0 2 3 7,6 % 8 ,6 % 6 ,0 % 3 3 ,3 % 3 ,6 % 10 ,9 %
2 0 0 2 56 ,2 % 0 ,3 % 8 ,1% 17,0 % 3 ,3 % 15,1%
2 0 0 2 4 8 ,4 % 0 ,8 % 8 ,8 % 17,2 % 3 ,0 % 2 1,8 %
2 0 0 3 3 9 ,7% 5,7% 5,6 % 2 7,7% 3 ,8 % 17,5%
2 0 0 3 56 ,8 % 0 ,3 % 9 ,2 % 16 ,7% 5,6 % 11,5%
2 0 0 3 50 ,0 % 0 ,9 % 8 ,0 % 2 0 ,1% 2 ,7% 18 ,2 %
2 0 0 4 3 8 ,0 % 6 ,1% 5,6 % 2 5,4 % 6 ,7% 18 ,2 %
2 0 0 4 4 8 ,1% 0 ,1% 9 ,2 % 17,2 % 5,8 % 19 ,6 %
2004
X-as: Onderzoeksjaar
50 ,1% 0 ,9 % 6 ,9 % 19 ,2 % 3 ,1% 19 ,9 %
X-as: Onderzoeksjaar
X-as: Onderzoeksjaar
Figuur 24: Het causale verband tussen de activacomponenten (%) en verklaring 1 (links), verklaring 2 (midden) en verklaring 5 (rechts) (eigen werk)
Verklaring 3 (%)
Verklaring 4 (%) 50%
Y-as: Activacomponenten
Y-as: Activacomponenten
50%
40%
30%
20%
10%
0%
40%
30%
20%
10%
0% Vas t e activa
Vo rd >1j. Vo o rraad
Hand els vo rd .
Liq . And ere mid d elen vlo t t . Act .
Vas t e activa
Vo rd >1j. Vo o rraad
Hand els v Liq . And ere o rd . mid d elen vlo t t . Act .
2002
2 5,3 %
0 ,4 %
2 3 ,6 %
4 0 ,1%
3 ,3 %
7,3 %
2002
4 5,2 %
1,4 %
13 ,9 %
2 4 ,8 %
2 ,4 %
2003
2 8 ,4 %
0 ,3 %
2 0 ,2 %
3 6 ,9 %
4 ,0 %
10 ,3 %
2003
4 6 ,7%
1,4 %
11,9 %
2 3 ,9 %
1,5%
14 ,5%
2004
3 0 ,0 %
0 ,5%
19 ,7%
3 6 ,2 %
3 ,9 %
9 ,6 %
2004
4 6 ,7%
1,0 %
10 ,4 %
2 5,5%
2 ,4 %
13 ,9 %
X-as: Onderzoeksjaar
12 ,3 %
X-as: Onderzoeksjaar
Figuur 25: Het causale verband tussen de activacomponenten (%) en verklaring 3 (links) en verklaring 4 (rechts) (eigen werk) Bij de analyse van de evolutie van de liquiditeitsratio in 2002 en 2003 en de verklaring in 2004, kan uit figuur 26 een duidelijke trend worden vastgesteld. Ondernemingen die een verklaring met voorbehoud met een toelichtende paragraaf (verkl.4) of een onthoudende verklaring (verkl.5) hebben ontvangen in 2004, kenden een dalende evolutie van de liquiditeitsratio in 2002 en 2003. Voor ondernemingen die een verklaring zonder voorbehoud (verkl.1), een verklaring zonder voorbehoud met een toelichtende paragraaf (verkl.2) of een verklaring met voorbehoud (verkl.3) hebben ontvangen in 2004, kende de liquiditeitsratio een stijgende tendens in 2002 en 2003.
Hoofdstuk 4
45
Y-as: Liquiditeitsratio
Oorzaken liquiditeitsratio - verklaring 1,20 1,00 0,80 0,60 0,40 0,20 0,00
1
2
3
4
5
2002
0,94
0,83
1,07
0,94
1,04
2003
1,06
0,88
1,12
0,89
0,92
2004
1,12
0,94
1,23
0,86
0,84
X-as: Onderzoeksjaar
Figuur 26: Het causale verband tussen de liquiditeitsratio in ruime zin en de verklaring (eigen werk)
4.3. Het causale verband tussen de ondernemingskenmerken en de verklaring van de commissaris: passief Ten tweede zal het oorzakelijk verband worden geanalyseerd tussen de evolutie van de passivacomponenten in 2002 en 2003 en de verklaring van de commissaris in 2004. Uit figuur 27 kan worden vastgesteld dat ondernemingen die in 2004 een verklaring zonder voorbehoud (verkl.1) hebben ontvangen, een stijgende evolutie kenden van het eigen vermogen (%) in 2002 en 2003. Daarentegen kenden de schulden op zowel korte als lange termijn (%) voor deze verklaring een dalende tendens in 2002 en 2003. De tegenovergestelde evolutie van het eigen vermogen (%) en de schulden op korte en lange termijn (%) kan worden vastgesteld bij ondernemingen die een verklaring met een toelichtende paragraaf (verkl.2 en 4) of een onthoudende verklaring (verkl.5) hebben ontvangen in 2004 (figuur 27 en 28). Voor ondernemingen die een verklaring met voorbehoud (verkl.3) hebben ontvangen, kenden het eigen vermogen (%) een stijgende evolutie, maar daalden de schulden kleiner dan één jaar (%). Ve rklaring 3 (%)
Ve rklaring 5 (%) 70%
60%
60%
60%
50% 40% 30% 20% 10% 0%
Eig en Vo o r Uit Schul Schul Over ver z r & g es t. d en d en lo p . mo g . k b el >1j <1j. rek.
Y-as: Passivacomponenten
70%
Y-as: Passivacomponenten
Y-as: Passivacomponenten
Ve rklaring 1 (%) 70%
50% 40% 30% 20% 10% 0%
Eig en Vo o r Uit Schul Schul Over ver z r & g es t. d en d en lo p . mo g . k b el >1j <1j. rek.
50% 40% 30% 20% 10% 0%
Eig en Vo o r Uit Schul Schul Over ver z r & g es t. d en d en lo p . mo g . k b el >1j <1j. rek.
2 0 0 2 2 1,8 % 2 ,1% 0 ,2 % 18 ,4 % 56 ,1% 1,4 %
2 0 0 2 16 ,2 % 1,8 % 0 ,5% 12 ,3 % 6 8 ,5% 0 ,6 %
2 0 0 2 3 1,0 % 1,4 %
0 ,1% 18 ,3 % 4 7,8 % 1,3 %
2 0 0 3 2 9 ,3 % 1,6 % 0 ,2 % 17,3 % 50 ,2 % 1,4 %
2 0 0 3 2 2 ,2 % 2 ,9 % 1,2 % 10 ,1% 6 3 ,0 % 0 ,5%
2 0 0 3 2 7,6 % 1,8 %
0 ,1% 17,2 % 51,8 % 1,4 %
2 0 0 4 3 2 ,4 % 1,4 % 0 ,2 % 16 ,0 % 4 8 ,8 % 1,2 %
2 0 0 4 2 1,9 % 2 ,4 % 1,2 % 18 ,2 % 55,5% 0 ,8 %
2 0 0 4 2 0 ,4 % 2 ,7%
0 ,1% 18 ,6 % 57,0 % 1,1%
X-as: Onderzoeksjaar
X-as: Onderzoeksjaar
X-as: Onderzoeksjaar
Figuur 27: Het causale verband tussen de passivacomponenten (%) en verklaring 1 (links), verklaring 3 (midden) en verklaring 5 (rechts) (eigen werk)
Hoofdstuk 4
46
Verklaring 2 (%)
Verklaring 4 (%) 60%
Y-as: Passivacomponenten
Y-as: Passivacomponenten
60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
Eig en vermo g en
50% 40% 30% 20% 10% 0%
Vo o rz ris Uit g es t el & ko s t en d e b el
Schuld en Schuld en Overlo >1j <1j. p end e rek
Eig en vermo g en
Vo o rz ris Uit g es t el & ko s t en d e b el
Schuld en Schuld en Overlo >1j <1j. p end e rek
2002
2 5,2 %
2 ,9 %
0 ,2 %
19 ,5%
50 ,8 %
1,5%
2002
18 ,3 %
3 ,3 %
0 ,1%
2 1,7%
55,9 %
2003
2 2 ,8 %
3 ,3 %
0 ,2 %
2 5,1%
4 6 ,9 %
1,7%
2003
15,2 %
3 ,1%
0 ,0 %
2 3 ,7%
56 ,9 %
1,0 %
2004
19 ,1%
3 ,7%
0 ,1%
2 2 ,2 %
53 ,5%
1,4 %
2004
14 ,7%
3 ,4 %
0 ,1%
2 1,2 %
59 ,6 %
0 ,9 %
X-as: Onderzoeksjaar
0 ,8 %
X-as: Onderzoeksjaar
Figuur 28: Het causale verband tussen de passivacomponenten (%) en verklaring 2 (links) en verklaring 4 (rechts) (eigen werk) Bij de analyse van de evolutie van de solvabiliteitsratio in 2002 en 2003 en de verklaring in 2004, kan uit figuur 29 een duidelijke trend worden vastgesteld. Ondernemingen die een verklaring zonder voorbehoud (verkl.1) of met voorbehoud (verkl.3) hebben ontvangen in 2004, kenden een dalende evolutie van de solvabiliteitsratio in 2002 en 2003. Voor ondernemingen die een verklaring met een toelichtende paragraaf (verkl.2 en 4) of een onthoudende verklaring (verkl.5) hebben ontvangen in 2004, kende de solvabiliteitsratio een stijgende tendens in 2002 en 2003.
Y-as: Solvabiliteitsratio
Oorzaken solvabiliteitsratio - verklaring (%) 100% 80% 60% 40% 20% 0% 2002
1
2
3
4
5
78,2%
74,8%
83,8%
81,7%
69,0%
2003
70,7%
77,2%
77,8%
84,8%
72,4%
2004
67,6%
80,9%
78,1%
85,3%
79,6%
X-as: Onderzoeksjaar
Figuur 29: Het causale verband tussen de solvabiliteitsratio (%) en de verklaring (eigen werk)
4.4. Het causale verband tussen de ondernemingskenmerken en de verklaring van de commissaris: resultatenrekening Ten derde zal het oorzakelijk verband worden geanalyseerd tussen de evolutie van de componenten van de resultatenrekening in 2002 en 2003 en de verklaring van de commissaris in 2004. Figuur 30 en 31 geven op een duidelijke manier weer dat de bezoldigingen (%) in 2002 en 2003, de verklaring van de commissaris in 2004 niet
Hoofdstuk 4
47
fundamenteel beïnvloeden. Voor ondernemingen die een verklaring met een toelichtende paragraaf (verkl.2 en 4) hebben ontvangen, kenden de bezoldigingen (%) een licht dalende tendens. Bij ondernemingen die in 2004 een verklaring zonder voorbehoud (verkl.1) met een toelichtende paragraaf (verkl.2) hebben ontvangen, kende de nettowinstmarge (%) een positieve evolutie in 2002 en 2003 (figuur 30 en 31). Voor alle types verklaringen kan worden vastgesteld dat de winstuitkering zeer volatiel is in 2002 en 2003. Ve rklaring 3 (%)
Ve rklaring 5 (%) 70%
60%
60%
60%
50% 40% 30% 20% 10% 0% Bezo l d ig ing
Net t o wins t marg e
Y-as: Componenten van de resultatenrekening
70%
Y-as: Componenten van de resultatenrekening
Y-as: Componenten van de resultatenrekening
Ve rklaring 1 (%) 70%
50% 40% 30% 20% 10% 0%
40% 30% 20% 10% 0%
-10%
-10% Wins t uit kering
50%
Bezo l d ig ing
Net t o wins t marg e
-20% Wins t uit kering
Bezo l d ig ing
Net t o wins t marg e
Wins t uit kering
2002
2 5,6 %
1,3 %
4 1,4 %
2002
7,4 %
-0 ,7%
16 ,5%
2002
11,5%
-6 ,0 %
2 9 ,6 %
2003
2 6 ,0 %
3 ,1%
59 ,8 %
2003
7,7%
1,7%
13 ,3 %
2003
13 ,1%
-7,5%
2 3 ,4 %
2004
2 5,3 %
4 ,8 %
2 4 ,6 %
2004
7,4 %
1,2 %
3 1,4 %
2004
12 ,2 %
-9 ,8 %
19 ,1%
X-as: Onderzoeksjaar
X-as: Onderzoeksjaar
X-as: Onderzoeksjaar
Figuur 30: Het causale verband tussen de componenten van de resultatenrekening (%) en verklaring 1 (links), verklaring 3 (midden) en verklaring 5 (rechts) (eigen werk) Verklaring 2 (%)
Verklaring 4 (%) 30%
Y-as: Componenten van de resultatenrekening
Y-as: Componenten van de resultatenrekening
30%
20%
10%
0%
-10%
20%
10%
0%
-10%
Bezo ld ig ing
Net t o -wins t marg e
Wins tuit kering
Bezo ld ig ing
Net t o -wins t marg e
2002
15,4 %
-5,6 %
1,5%
2002
14 ,0 %
-0 ,4 %
2 ,7%
2003
16 ,7%
-6 ,0 %
5,2 %
2003
12 ,1%
-5,6 %
0 ,0 %
2004
13 ,7%
-2 ,8 %
2 5,9 %
2004
11,4 %
-3 ,5%
0 ,0 %
X-as: Onderzoeksjaar
Wins tuit kering
X-as: Onderzoeksjaar
Figuur 31: Het causale verband tussen de componenten van de resultatenrekening (%) en verklaring 2 (links) en verklaring 4 (rechts) (eigen werk) Uit figuur 32 kan geen eenduidige conclusie worden afgeleid voor de evolutie van de omzet in 2002 en 2003 voor ondernemingen die een verklaring zonder voorbehoud (verkl.1) hebben ontvangen in 2004. Voor ondernemingen die in 2004 een verklaring met een toelichtende paragraaf (verkl.2 en 4) hebben ontvangen, kende de omzet een stijgende tendens in 2002 en 2003. Een dalende evolutie kan worden afgeleid uit figuur 32 voor ondernemingen die een onthoudende verklaring (verkl.5) hebben ontvangen.
Hoofdstuk 4
48
Oorzaken omzet - verklaring ('000)
Y-as: Omzet
25.000 20.000 15.000 10.000 5.000 Om ze t 2002
1
2
3
4
5
15.029
9.370
20.244
11.630
8.793
Om ze t 2003
14.865
9.579
18.946
12.840
8.467
Om ze t 2004
16.383
11.769
19.209
13.010
7.791
X-as: Verklaring van de commissaris
Figuur 32: Het causale verband tussen de gemiddelde omzet (‘000) en de verklaring (eigen werk)
4.5. Het causale verband tussen de overige ondernemingskenmerken en de verklaring van de commissaris Naast de analyse van het oorzakelijk verband tussen de componenten van de balans en de resultatenrekening en de verklaring kan de vraag worden gesteld wat het oorzakelijk verband tussen de FiTo®-score en de verklaring van de commissaris. Figuur 33 geeft visueel de evolutie van de FiTo®-score weer. Voor alle verklaringen die de commissaris heeft gegeven aan de ondernemingen in 2004, kan worden vastgesteld dat de FiTo®-score in 2002 en 2003 een stijgende tendens kende. Oorzaken FiTo®-score - verklaring Y-as: FiTo®-score
0,60
0,40
0,20
0,00
1
2
3
4
5
2002
0,54
0,46
0,52
0,49
0,48
2003
0,55
0,48
0,54
0,51
0,49
2004
0,57
0,48
0,55
0,50
0,48
X-as: Onderzoeksjaar
Figuur 33: Het causale verband tussen de FiTo®-score en de verklaring (eigen werk) Als tweede ondernemingskenmerk zal nagegaan worden wat het oorzakelijk verband is tussen de evolutie van het gemiddeld aantal voltijdse equivalenten in 2002 en 2003 en de verklaring in 2004. Uit figuur 34 kan op een duidelijke manier worden vastgesteld dat ondernemingen die in 2004 een verklaring zonder voorbehoud met een toelichtende paragraaf (verkl.2) hebben ontvangen, in 2002 en 2003 een lichte stijging kenden van het gemiddeld aantal voltijdse equivalenten. Voor ondernemingen die een verklaring met voorbehoud met een toelichtende paragraaf (verkl.4) hebben ontvangen, daalde het gemiddelde aantal voltijdse equivalenten.
49
Y-as: Gemiddeld aantal voltijdse equivalenten
Hoofdstuk 4
120
Oorzaken gemiddeld aantal voltijdse equivalenten verklaring
100 80 60 40 20 0
1
2
3
4
5
2002
111
32
38
35
23
2003
108
36
38
34
24
2004
110
36
33
32
23
X-as: Onderzoeksjaar
Figuur 34: Het causale verband tussen het gemiddeld aantal voltijdse equivalenten en de verklaring (eigen werk)
5. De gevolgen van de verklaring van de commissaris op de ondernemingskenmerken 5.1. Inleiding In het empirisch onderzoek naar de gevolgen tussen de verklaring van de commissaris en de ondernemingskenmerken zal als referentiejaar van de verklaring onderzoeksjaar 2004 gehanteerd worden. Aan de hand van een descriptieve analyse zal nagegaan worden of de verklaring van de commissaris in 2004 gevolgen heeft op de evolutie van de ondernemingskenmerken in de onderzoeksjaren 2005 en 2006. Om het statistisch verband na te gaan van het verband tussen de verklaring van de commissaris in 2004 en de relevante evolutie van de ondernemingskenmerken in 2005 en 2006 zal een chi-kwadraattest worden uitgevoerd. Voor deze test werd geopteerd aangezien het nagaan van het statistisch verband voor de evoluties in de tijd de doelstelling is van deze test. De steekproef werd opgedeeld in 2 categorieën waarbij de waarde “0” werd toegekend aan de ondernemingskenmerken met een stabiele of dalende tendens. De waarde “1” werd toegekend aan ondernemingen waarbij de ondernemingskenmerken in stijgende lijn evolueerden. De verklaringen van de commissaris zullen consistent worden opgesplitst volgens de verklaringen opgenomen in tabel 4. Er dient opgemerkt te worden dat voor ondernemingen die een afkeurende verklaring ontvangen hebben, niet altijd representatieve conclusies zullen kunnen worden genomen, aangezien deze verklaringen slechts beperkt voorkomen.
5.2. De gevolgen van de verklaring van de commissaris op de ondernemingskenmerken: actief Uit figuur 35 kan worden vastgesteld dat de gevolgen van een verklaring zonder voorbehoud (verkl.1), een verklaring met voorbehoud (verkl.3) en een onthoudende verklaring (verkl.5) in 2004 op de activacomponenten in de 2 daaropvolgende jaren relatief beperkt zijn. De gevolgen van deze verklaringen op de ondernemingskenmerken zijn echter verschillend naar gelang de verklaring die de onderneming heeft ontvangen. In alle gevallen stijgt de voorraadwaarde (%) in de jaren 2005 en 2006. Daarentegen dalen de handelsvorderingen (%) voor ondernemingen
Hoofdstuk 4
50
die een onthoudende verklaring (verkl.5) hebben ontvangen. Daarnaast dalen de andere vlottende activa (%) behalve voor ondernemingen die een onthoudende verklaring (verkl.5) in 2004 hebben ontvangen. Voor de evolutie van de vaste activa (%) kunnen er geen eenduidige vaststellingen gemaakt worden. Bij de descriptieve analyse van de verklaringen met een toelichtende paragraaf kunnen echter wel een aantal gevolgen worden vastgesteld (figuur 36). Bij ondernemingen die in 2004 een verklaring zonder voorbehoud met een toelichtende paragraaf (verkl.2) en een verklaring met voorbehoud met een toelichtende paragraaf (verkl.4) hebben verkregen, stijgen de andere vlottende activa (%) zowel in 2005 als in 2006. Daarentegen kennen de vaste activa (%) een dalende tendens als gevolg van de verklaring met een toelichtende paragraaf (verkl.2 en 4). Ge volge n verklaring 1 (%)
Ge volgen ve rklaring 3 (%) Y-as: Activacomponenten
Y-as: Activacomponenten
Y-as: Activacomponenten
50%
50% 40%
40%
30%
30% 20%
20% 10% 0%
Ge volge n verklaring 5 (%) 60%
60%
60%
10% 0%
Han Liq . And . Vas t Vo rd Vo o r d els mid vlo t t . act . >1j. raad vo rd . d elen Act .
Vas t Vo rd Vo o r act . >1j. raad
50% 40% 30% 20% 10% 0%
Han Liq . And . d els mid vlo t t . vo rd . d elen Act .
Han Liq . And . Vas t Vo rd Vo o r d els mid vlo t t . act . >1j. raad vo rd . d elen Act .
2 0 0 4 3 8 ,0 % 6 ,1% 5,6 % 2 5,4 % 6 ,7% 18 ,2 %
2 0 0 4 3 0 ,0 % 0 ,5% 19 ,7% 3 6 ,2 % 3 ,9 % 9 ,6 %
2004
50 ,1% 0 ,9 % 6 ,9 % 19 ,2 % 3 ,1% 19 ,9 %
2 0 0 5 4 0 ,0 % 4 ,6 % 6 ,1% 2 7,4 % 4 ,2 % 17,8 %
2 0 0 5 2 7,0 % 0 ,4 % 2 0 ,1% 3 9 ,5% 4 ,1% 8 ,8 %
2005
51,0 % 1,2 % 7,6 % 17,1% 3 ,3 % 19 ,9 %
2 0 0 6 4 0 ,7% 4 ,7% 7,4 % 2 9 ,2 % 4 ,3 % 13 ,7%
2 0 0 6 2 7,5% 0 ,4 % 2 2 ,7% 3 7,2 % 4 ,5%
2 0 0 6 4 7,4 % 0 ,8 % 8 ,6 % 16 ,3 % 3 ,2 % 2 3 ,8 %
7,7%
X-as: Onderzoeksjaar
X-as: Onderzoeksjaar
X-as: Onderzoeksjaar
Figuur 35: De gevolgen van verklaring 1 (links), verklaring 3 (midden) en verklaring 5 (rechts) op de activacomponenten (%) (eigen werk) Gevolgen verklaring 2 (%)
Gevolgen verklaring 4 (%)
50%
Y-as: Activacomponenten
Y-as: Activacomponenten
50%
40%
30%
20%
10%
0%
40%
30%
20%
10%
0% Vas t e activa
Vo rd >1j. Vo o rraad
Hand els vo rd .
Liq . And ere mid d elen vlo t t . Act .
Vas te act iva
Vo rd >1j. Vo o rraad
Hand els vo rd .
Liq . And ere mid d elen vlo t t . Act .
2004
4 8 ,1%
0 ,1%
9 ,2 %
17,2 %
5,8 %
19 ,6 %
2004
4 6 ,7%
1,0 %
10 ,4 %
2 5,5%
2 ,4 %
13 ,9 %
2005
4 0 ,3 %
0 ,1%
8 ,2 %
16 ,6 %
5,0 %
2 9 ,9 %
2005
3 5,6 %
0 ,9 %
11,5%
2 2 ,9 %
1,4 %
2 7,7%
2006
3 4 ,2 %
0 ,1%
9 ,7%
16 ,2 %
4 ,0 %
3 5,8 %
2006
3 3 ,3 %
1,0 %
13 ,3 %
2 3 ,7%
1,9 %
2 6 ,8 %
X-as: Onderzoeksjaar
X-as: Onderzoeksjaar
Figuur 36: De gevolgen van verklaring 2 (links) en verklaring 4 (rechts) op de activacomponenten (%) (eigen werk) Om het statistisch verband na te gaan tussen de verklaring van de commissaris in 2004 en de relevante activacomponenten werd een chi-kwadraattest uitgevoerd. Voor de evolutie van de vaste activa en de
Hoofdstuk 4
51
handelsvorderingen werd een statistisch significant verband vastgesteld zowel voor 2005 als voor 2006 (bijlage 27 en 28). Voor de evolutie van de voorraad en de andere vlottende activa kon geen significant verband bevestigd worden (bijlage 29 en 30).
5.3. De gevolgen van de verklaring van de commissaris op de ondernemingskenmerken: passief Naast de analyse van de gevolgen van de verklaring op de activacomponenten, zal in het tweede deel nagegaan worden wat de gevolgen zijn van de verklaring op de passivacomponenten. Uit figuur 37 kan worden vastgesteld dat de gevolgen van een verklaring zonder voorbehoud (verkl.1), een verklaring met voorbehoud (verkl.3) en een onthoudende verklaring (verkl.5) op de passivacomponenten relatief beperkt blijven over de jaren. Voor ondernemingen die een verklaring met voorbehoud (verkl.3) ontvangen, stijgen de schulden kleiner van één jaar (%) en dalen de schulden groter dan één jaar (%) (infra, pg. 52). Ge volge n verklaring 3 (%)
Ge volge n verklaring 5 (%) 70%
60%
60%
60%
50% 40% 30% 20% 10% 0%
Eig en Vo o r Uit Schul Schul Over ver z r & g es t. d en d en lo p . mo g . k b el >1j <1j. rek.
Y-as: Passivacomponenten
70%
Y-as: Passivacomponenten
Y-as: Passivacomponenten
Ge volge n verklaring 1 (%) 70%
50% 40% 30% 20% 10% 0%
Eig en Vo o r Uit Schul Schul Over ver z r & g es t. d en d en lo p . mo g . k b el >1j <1j. rek.
50% 40% 30% 20% 10% 0%
Eig en Vo o r Uit Schul Schul Over ver z r & g es t. d en d en lo p . mo g . k b el >1j <1j. rek.
2 0 0 4 3 2 ,4 % 1,4 % 0 ,2 % 16 ,0 % 4 8 ,8 % 1,2 %
2 0 0 4 2 1,9 % 2 ,4 % 1,2 % 18 ,2 % 55,5% 0 ,8 %
2 0 0 4 2 0 ,4 % 2 ,7%
2 0 0 5 3 5,7% 1,5%
2 0 0 5 2 1,6 % 0 ,5%
2005
0 ,2 % 16 ,8 % 4 4 ,6 % 1,2 %
2 0 0 6 3 3 ,1% 1,4 % 0 ,3 % 17,0 % 4 7,4 % 0 ,9 %
1,1% 17,7% 58 ,4 % 0 ,7%
2 0 0 6 2 3 ,3 % 0 ,8 % 1,3 % 13 ,1% 6 0 ,9 % 0 ,7%
X-as: Onderzoeksjaar
X-as: Onderzoeksjaar
0 ,1% 18 ,6 % 57,0 % 1,1%
18 ,1% 3 ,3 % 0 ,2 % 2 1,2 % 56 ,5% 0 ,7%
2 0 0 6 18 ,6 % 2 ,3 % 0 ,2 % 2 2 ,3 % 56 ,1% 0 ,6 %
X-as: Onderzoeksjaar
Figuur 37: De gevolgen van verklaring 1 (links), verklaring 3 (midden) en verklaring 5 (rechts) op de passivacomponenten (%) (eigen werk) Bij de descriptieve analyse van de verklaringen met een toelichtende paragraaf kunnen tevens een aantal gevolgen vastgesteld worden (figuur 38). Voor ondernemingen die een verklaring zonder voorbehoud met een toelichtende paragraaf (verkl.2) hebben ontvangen, kan vastgesteld worden dat de schulden kleiner dan één jaar (%) licht dalen in 2005 ten opzichte van 2004. Deze daling werd gecompenseerd door een stijging van het eigen vermogen (%). Bij ondernemingen die in 2004 een verklaring met voorbehoud met een toelichtende paragraaf (verkl.4) hebben verkregen, stijgen de schulden kleiner dan één jaar (%) ten opzichte van 2004. Daarentegen kennen de schulden groter dan één jaar (%) een dalende tendens.
Hoofdstuk 4
52
Gevolgen verklaring 4 (%) 80%
70%
70%
Y-as: Passivacomponenten
Y-as: Passivacomponenten
Gevolgen verklaring 2 (%) 80%
60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
Eig en vermo g en
Vo o rz ris Uit g es t el & ko s t en d e b el
Schuld en Schuld en Overlo >1j <1j. p end e rek
Eig en Vo o rz ris Uit g es t el vermo g en & ko s t en d e b el
Schuld en Schuld en Overlo >1j <1j. p end e rek
2004
19 ,0 6 %
3 ,73 %
0 ,12 %
2 2 ,2 0 %
53 ,51%
1,3 8 %
2004
14 ,74 %
3 ,4 2 %
0 ,0 6 %
2 1,2 3 %
59 ,6 2 %
0 ,9 2 %
2005
3 0 ,3 2 %
1,9 0 %
0 ,0 9 %
16 ,8 8 %
4 9 ,6 1%
1,2 0 %
2005
7,4 0 %
3 ,9 6 %
0 ,0 7%
17,10 %
70 ,79 %
0 ,6 8 %
2006
2 2 ,3 7%
1,4 5%
0 ,13 %
13 ,4 7%
6 1,0 9 %
1,50 %
2006
11,76 %
3 ,56 %
0 ,0 6 %
18 ,79 %
6 4 ,57%
1,2 7%
X-as: Onderzoeksjaar
X-as: Onderzoeksjaar
Figuur 38: De gevolgen van verklaring 2 (links) en verklaring 4 (rechts) op de passivacomponenten (%) (eigen werk) Om het statistisch verband na te gaan van het verband tussen de verklaring van de commissaris in 2004 en de relevante passivacomponenten werd een chi-kwadraattest uitgevoerd. Voor de evolutie van de schulden op korte termijn kon geen statistisch significant verband worden vastgesteld zowel voor 2005 als voor 2006 (bijlage 31). Voor de evolutie van de schulden op lange termijn werd enkel een significant verband aangetoond voor 2005 (bijlage 32). Aangezien de grootte van het eigen vermogen historisch gegroeid is, kan de stijging van het eigen vermogen in 2005 in de meeste gevallen het gevolg zijn van een wijziging in het geplaatst kapitaal of van het resultaat van het boekjaar. Om het effect na te gaan van een wijziging in het geplaatst kapitaal werd in figuur 39 nagegaan wat de impact is van de verklaring van de commissaris in 2004 op de evolutie van het geplaatst kapitaal van de onderneming. Ondernemingen die in 2004 een verklaring met voorbehoud (verkl.3) hebben ontvangen, zullen in grotere mate tot een kapitaalverhoging (%) overgaan in 2006. Het is tevens opvallend dat ondernemingen die een verklaring zonder voorbehoud (verkl.1) hebben ontvangen in 2004, het meeste kapitaalverhogingen (%) kennen in 2006. De chi-kwadraattest kon enkel een significant verband bevestigen voor 2005 (bijlage 33).
Y-as: Kapitaalverhogingen
Gevolgen verklaring - kapitaalverhoging (%) 25% 20% 15% 10% 5% 0%
1
Ka p. ve rh. 2005
8,5%
Ka p. ve rh. 2006
19,5%
2
3
4
5
16,8%
3,4%
18,0%
7,9%
10,9%
16,1%
16,0%
15,8%
X-as: Verklaring van de commissaris
Figuur 39: De gevolgen van de verklaring op de kapitaalverhogingen (%) (eigen werk)
Hoofdstuk 4
53
5.4. De gevolgen van de verklaring van de commissaris op de ondernemingskenmerken: resultatenrekening In het derde deel zullen de gevolgen nagegaan worden van de verklaring van de commissaris in 2004 op de componenten van de resultatenrekening in 2005 en 2006. Figuur 40 en 41 geven weer dat de bezoldigingen (%) in 2005 en 2006 niet fundamenteel worden beïnvloed als gevolg van de verklaring die de commissaris in 2004 aan de onderneming heeft gegeven. De chi-kwadraattest kon echter een significant verband aantonen voor zowel 2005 als 2006 (bijlage 34). Bij ondernemingen die in 2004 een verklaring zonder voorbehoud (verkl.1) of met voorbehoud (verkl.3) hebben ontvangen, blijft de netto-winstmarge (%) stabiel in de 2 daaropvolgende jaren. Voor alle types verklaringen kan worden vastgesteld dat de winstuitkering zeer volatiel is. Ge volge n verklaring 1 (%)
Ge volge n verklaring 3 (%)
Ge volge n verklaring 5 (%)
50% 40% 30% 20% 10%
40%
Y-as: Componenten van de resultatenrekening
60%
Y-as: Componenten van de resultatenrekening
Y-as: Componenten van de resultatenrekening
60%
50% 40% 30% 20% 10% 0%
0% Bezo l d ig ing
Net t o wins t marg e
Wins t uit kering
30% 20% 10% 0% -10%
-20%
Bezo l d ig ing
Net t o wins t marg e
Wins t uit kering
Bezo l d ig ing
Net t o wins t marg e
Wins t uit kering
2004
2 5,3 %
4 ,8 %
2 4 ,6 %
2004
7,4 %
1,2 %
3 1,4 %
2004
12 ,2 %
-9 ,8 %
19 ,1%
2005
2 4 ,7%
4 ,0 %
4 5,1%
2005
6 ,7%
1,6 %
16 ,7%
2005
10 ,5%
-5,4 %
2 1,8 %
2006
2 6 ,6 %
3 ,8 %
57,3 %
2006
6 ,7%
2 ,1%
8 ,7%
2006
13 ,5%
1,2 %
2 6 ,7%
X-as: Onderzoeksjaar
X-as: Onderzoeksjaar
X-as: Onderzoeksjaar
Figuur 40: De gevolgen van verklaring 1 (links), verklaring 3 (midden) en verklaring 5 (rechts) op de componenten van de resultatenrekening (%) (eigen werk) Gevolgen verklaring 2 (%)
Gevolgen verklaring 4 (%) 30%
Y-as: Componenten van de resultatenrekening
Y-as: Componenten van de resultatenrekening
30%
20%
10%
0%
-10%
20%
10%
0%
-10%
Bezo ld ig ing
Net t o -wins t marg e
Wins tuit kering
-20%
Bezo ld ig ing
Net t o -wins tmarg e
2004
13 ,7%
-2 ,8 %
2 5,9 %
2004
11,4 %
-3 ,5%
0 ,0 %
2005
7,6 %
3 ,0 %
11,5%
2005
11,6 %
-13 ,4 %
0 ,0 %
2006
7,3 %
5,7%
2 5,5%
2006
10 ,1%
2 ,6 %
0 ,3 %
X-as: Onderzoeksjaar
Wins tuit kering
X-as: Onderzoeksjaar
Figuur 41: De gevolgen van verklaring 2 (links) en verklaring 4 (rechts) op de componenten van de resultatenrekening (%) (eigen werk)
Hoofdstuk 4
54
Uit figuur 42 kan worden vastgesteld dat de gevolgen van de verklaring van de commissaris in 2004 op de omzetevolutie in 2005 en 2006 relatief beperkt zijn. Voor ondernemingen die een verklaring zonder voorbehoud met een toelichtende paragraaf (verkl.2) ontvangen hebben, kan echter worden afgeleid dat de gemiddelde omzet in 2005 in vergelijking met 2004 bijna verdubbeld. Bij nadere analyse van deze ondernemingen kan worden vastgesteld dat deze evolutie wordt bepaald door 2 ondernemingen uit de steekproef die een exceptionele stijging van de omzet hebben gekend. De chi-kwadraattest kon een significant verband bevestigen voor zowel 2005 en 2006 (bijlage 35). Gevolgen verklaring - omzet ('000)
Y-as: Omzet
25.000 20.000 15.000 10.000 5.000 -
1
2
3
4
5
16.383
11.769
19.209
13.010
7.791
Om ze t 2005
18.060
20.215
19.356
12.282
7.208
Om ze t 2006
18.335
19.721
20.317
13.056
6.268
Om ze t 2004
X-as: Verklaring van de commissaris
Figuur 42: De gevolgen van de verklaring op de gemiddelde omzet (‘000) (eigen werk)
5.5. De gevolgen van de verklaring van de commissaris op de overige ondernemingskenmerken Naast de analyse van de gevolgen van de verklaring op de componenten van de balans en de resultatenrekening kan de vraag worden gesteld wat het gevolg is van de verklaring van de commissaris op de FiTo®-score. Figuur 43 geeft visueel de evolutie van de FiTo®-score weer. Voor alle verklaringen die de commissaris heeft gegeven aan de ondernemingen in 2004, kan worden vastgesteld dat de FiTo®-score in de daaropvolgende jaren een licht dalende tendens kent. De chi-kwadraattest kon echter geen statistisch significant verband bevestigen (bijlage 36). Gevolgen verklaring - Fito®-score
Y-as: FiTo®-score
0,60 0,50 0,40 0,30 0,20 0,10 0,00
1
2
3
4
5
2004
0,57
0,48
0,55
0,50
0,48
2005
0,56
0,46
0,53
0,48
0,43
2006
0,55
0,43
0,50
0,46
0,41
X-as: Onderzoeksjaar
Figuur 43: De gevolgen van de verklaring op de FiTo®-score (eigen werk) Als tweede ondernemingskenmerk zal nagegaan worden wat de gevolgen zijn van de verklaring in 2004 op de evolutie van het gemiddeld aantal voltijdse equivalenten. Uit figuur 44 kan op een duidelijke manier worden
Hoofdstuk 4
55
vastgesteld dat ondernemingen die in 2004 een verklaring zonder voorbehoud (verkl.1) hebben ontvangen, in de 2 daaropvolgende jaren een stijging kennen van het gemiddeld aantal voltijdse equivalenten. Voor de alle andere verklaringen (verkl.2 t.e.m 5) dalen het gemiddeld aantal voltijdse equivalenten in 2005 en 2006. De chi-
Y-as: Gemiddeld aantal voltijdse equivalenten
kwadraattest kon enkel een significant verband bevestigen voor 2006 (bijlage 37).
140
Gevolgen verklaring - gemiddeld aantal voltijdse equivalenten
120 100 80 60 40 20 0
2004
1
2
3
4
5
110
36
33
32
23
2005
116
31
30
30
18
2006
128
31
30
23
18
X-as: Onderzoeksjaar
Figuur 44: De gevolgen van de verklaring op het gemiddeld aantal voltijdse equivalenten (eigen werk)
Hoofdstuk 5
56
Hoofdstuk 5: Globale analyse: Toetsing van de theoretische aspecten van de verklaring bij de jaarrekening en de ondernemingskenmerken aan het empirisch onderzoek In hoofdstuk 2 werd de internationale literatuur bestudeerd om via verscheidene onderzoeken vast te stellen wat het verband is tussen de verklaring van de commissaris en de ondernemingskenmerken. Om dit verband in een Belgische context na te gaan, werden in hoofdstuk 4 Belgische ondernemingen geanalyseerd over de periode 2002 tot en met 2006. In dit hoofdstuk zullen de theoretische aspecten van de verklaring bij de jaarrekening en de ondernemingskenmerken getoetst worden aan het empirisch onderzoek. Een opmerkelijk verschil tussen de resultaten van de literatuurstudie en het empirisch onderzoek is de bepaling van de steekproef. In de literatuur werd vastgesteld dat in vele gevallen beursgenoteerde ondernemingen onderzocht worden. Het Belgisch empirisch onderzoek bevatte slechts een beperkt aantal beursgenoteerde ondernemingen waarvoor geen opmerkelijke conclusies konden worden gemaakt. Uit de statistische resultaten van het empirisch onderzoek kan worden vastgesteld dat een verklaring zonder voorbehoud in 2002-2006 gekenmerkt wordt door gunstige ondernemingskenmerken in 2002-2006. Hypothese 1A (supra, pg. 28) wordt aldus bevestigd via de ‘one-way anova’-test. Een verklaring zonder voorbehoud heeft enerzijds een hoger balanstotaal, een hoger eigen vermogen, een hogere omzet en een hogere FiTo®-score en anderzijds een lagere voorraad. Een ander type verklaring dan een verklaring zonder voorbehoud in 2002-2006 wordt slechts in bepaalde gevallen gekenmerkt door minder gunstige ondernemingskenmerken in 2002-2006. Een verklaring zonder of met voorbehoud met een toelichtende paragraaf heeft een significant minder gunstig effect op de schulden op lange termijn. Daarnaast hebben een onthoudende verklaring of een afkeurende verklaring een lager balanstotaal. Bovendien wordt een afkeurende verklaring gekenmerkt door een significant lagere omzet en een lagere FiTo®score. Een verklaring met voorbehoud in 2002-2006 heeft enerzijds een hogere voorraad en hogere handelsvorderingen.
Anderzijds
wordt
een
verklaring
met
voorbehoud
gekenmerkt
door
gunstige
ondernemingskenmerken zoals lagere schulden op lange termijn, hogere omzet en hogere FiTo®-score. Hypothese 1B (supra, pg. 28) wordt aldus niet bevestigd voor een verklaring met voorbehoud. De gevolgen van de verklaring van de commissaris in 2004 op de evolutie van de ondernemingskenmerken in 2005 en 2006 werd onderzocht in hypothese 3 (supra, pg. 28). De chi-kwadraattest heeft een significant verband bevestigd tussen de verklaring van de commissaris in 2004 en de evolutie van de vaste activa, de handelsvorderingen, de bezoldigingen en de omzet voor zowel 2005 als 2006. De verklaring van de commissaris in 2004 heeft tevens significante gevolgen op de evolutie van de schulden op lange termijn en de kapitaalverhogingen in 2005. Ten slotte werd er een significant verband bevestigd tussen de verklaring van de commissaris en de evolutie van het gemiddeld aantal voltijdse equivalenten in 2006.
Hoofdstuk 5
57
Samenvattende tabellen 615 en 716 geven een schematisch overzicht weer van de descriptieve en statistische resultaten van het empirisch onderzoek per type verklaring. Verklaring van de commissaris
Typerende ondernemingskenmerken
Verklaring zonder voorbehoud (verkl.1)
- Hoger balanstotaal - Lagere voorraad (%) - Liquiditeitsratio hoger dan 1 - Hoger positief eigen vermogen (%) - Hogere omzet - Positieve netto-winstmarge - Meer uitgekeerde winst (%) - Groter aantal werknemers - Hogere FiTo®-score
Verklaring zonder voorbehoud met een toelichtende paragraaf (verkl.2)
- Hogere vaste activa (%) - Liquiditeitsratio lager dan 1 - Hogere schulden op lange termijn (%) - Lagere omzet - Negatieve netto-winstmarge - Negatieve rendabiliteitratio
Verklaring met voorbehoud (verkl.3)
- Hogere voorraad (%) - Hogere handelsvorderingen (%) - Liquiditeitsratio hoger dan 1 - Lagere voorzieningen voor risico’s en kosten (%) - Lagere schulden op lange termijn (%) - Hogere omzet - Positieve netto-winstmarge - Meer uitgekeerde winst (%) - Hogere FiTo®-score
Verklaring met voorbehoud met een toelichtende paragraaf (verkl.4)
- Hogere vaste activa (%) - Hogere schulden op lange termijn (%) - Negatieve netto-winstmarge - Negatieve rendabiliteitratio - Minder uitgekeerde winst (%)
Onthoudende verklaring (verkl.5)
- Lager balanstotaal - Negatieve netto-winstmarge - Negatieve rendabiliteitratio - Kleiner aantal werknemers
Afkeurende verklaring (verkl.6)
- Lager balanstotaal - Lagere omzet - Kleiner aantal werknemers - Lagere FiTo®-score
15 Tabel 6 dient als volgt te worden geïnterpreteerd: Ondernemingen die een verklaring zonder voorbehoud (type verklaring) hebben verkregen, worden gekenmerkt door een hoger balanstotaal (typerend ondernemingskenmerk) in vergelijking met ondernemingen die een ander type verklaring hebben ontvangen. 16 Tabel 7 dient als volgt te worden geïnterpreteerd: Ondernemingen die een verklaring zonder voorbehoud (type verklaring) hebben verkregen, worden gekenmerkt door dalende handelsvorderingen (typerend ondernemingskenmerk) in 2002 en 2003 en door stijgende handelsvorderingen (typerend ondernemingskenmerk) in 2005 en 2006.
Hoofdstuk 5
58
Andere verklaring dan een verklaring zonder voorbehoud (verkl. 2 t.e.m. 6)
- Lager en meer negatief eigen vermogen (met uitzondering van de verklaring met voorbehoud) (%) - Meer gecumuleerde overgedragen verliezen (%) - Meer schulden op korte termijn (%) - Hogere solvabiliteitsratio - Hogere personeelskost per gemiddeld aantal voltijdse equivalenten (met uitzondering van de verklaring met voorbehoud)
Tabel 6: Samenvattende tabel van de types van verklaringen van de commissaris met de typerende ondernemingskenmerken (eigen werk) Oorzaken van ondernemingskenmerken in 2002-2003 - Dalende handelsvorderingen (%) - Stijgende liquiditeitsratio - Stijgend eigen vermogen (%) - Dalende schulden op korte termijn (%) - Dalende solvabiliteitsratio (%) - Stijgende netto-winstmarge - Stijgende FiTo®-score - Dalende vaste activa (%) - Dalend eigen vermogen (%) - Stijgende omzet - Stijgend aantal werknemers
- Stijgende vaste activa (%) - Dalende voorraad (%) - Dalende handelsvorderingen (%) - Stijgende liquiditeitsratio - Dalende schulden op korte termijn (%) - Stijgende FiTo®-score - Dalende voorraad (%) - Dalende bezoldigingen (%) - Stijgende omzet
- Dalende liquiditeitsratio - Dalend eigen vermogen (%) - Stijgende schulden op korte termijn(%) - Stijgende solvabiliteitsratio (%) - Dalende netto-winstmarge
Verklaring van de commissaris in 2004
Verklaring zonder voorbehoud (verkl.1)
Verklaring zonder voorbehoud met een toelichtende paragraaf (verkl.2)
Verklaring met voorbehoud (verkl.3)
Verklaring met voorbehoud met een toelichtende paragraaf (verkl.4)
Onthoudende verklaring (verkl.5)
Gevolgen op ondernemingskenmerken in 2005 - 2006 - Stijgende handelsvorderingen (%) - Meer kapitaalverhogingen (%) - Stijgend aantal werknemers
- Dalende vaste activa (%) - Dalende schulden op lange termijn (%) - Dalende bezoldigingen (%) - Stijgende netto-winstmarge - Stijgende omzet - Stijgende voorraad (%) - Stijgende schulden op korte termijn (%) - Dalende schulden op lange termijn (%) - Meer kapitaalverhogingen (%)
- Dalende vaste activa (%) - Stijgende voorraad (%) - Stijgende schulden op korte termijn (%) - Meer kapitaalverhogingen (%) - Dalend aantal werknemers - Stijgende netto-winstmarge - Dalende FiTo®-score
Tabel 7: Samenvattende tabel van de oorzaken en de gevolgen van de ondernemingskenmerken op de verklaring (eigen werk) McKeown et al. (1991) stelden vast dat de auditor minder geneigd zal zijn om een verklaring met een toelichtende paragraaf of een niet-goedkeurende verklaring te geven aan grote ondernemingen. In het empirisch onderzoek werd vastgesteld dat Belgische ondernemingen die een verklaring zonder voorbehoud ontvangen van de commissaris gekenmerkt worden door onder andere een hoger balanstotaal, een groter aantal werknemers en een hogere omzet (tabel 6). Een verklaring zonder voorbehoud is aldus kenmerkend voor grotere ondernemingen.
Hoofdstuk 5
59
De resultaten uit het onderzoek van Laitinen en Laitinen (1998) toonde aan dat ondernemingen met een lagere groei, een kleiner aantal werknemers en een lager eigen vermogen meer kans hebben op een niet-goedkeurende verklaring. Op basis van het empirisch onderzoek wordt deze stelling bevestigd (tabel 6). De groei opportuniteiten van de ondernemingen werden echter buiten beschouwing gelaten van het empirisch onderzoek. De kapitaalstructuur van de onderneming is tevens een belangrijk ondernemingskenmerk. Uit de Belgische steekproef werd vastgesteld dat ondernemingen die een andere verklaring dan een verklaring zonder voorbehoud verkregen hebben van de commissaris worden gekenmerkt door een hogere solvabiliteitsratio (tabel 6). Deze conclusie sluit aan bij de vaststelling uit de internationale literatuur (Dopuch et al., 1987). Naast de solvabiliteit, is de liquiditeit een indicator om de financiële gezondheid van de onderneming te analyseren. Uit de descriptieve analyse werd vastgesteld dat ondernemingen die een verklaring zonder voorbehoud of met voorbehoud hebben ontvangen, een hogere liquiditeitsratio hebben. Deze vaststelling kon statistisch echter niet bevestigd worden. In de internationale literatuur kon echter geen overeenstemming teruggevonden worden. Enerzijds kon het onderzoek van Griekse ondernemingen door Spathis (2003) de stelling uit het Belgisch empirisch onderzoek bevestigen. Anderzijds kon de Finse studie van Laitinen en Laitinen (1998) geen significant verband aantonen. Het onderzoek van Gaganis et al. (2007) toonde aan dat ondernemingen met een lage winstgevendheid en een hoog risico meer kans hebben op een niet-goedkeurende verklaring. Voor de steekproef van Belgische ondernemingen kon deze stelling via statistische analyse geen verband bevestigen. Het risicoprofiel van de onderneming werd in het empirisch onderzoek nagegaan aan de hand van het voortbestaan van de onderneming. Om een correcte inschatting te maken van de kans op faillissement kan de commissaris gebruik maken van verschillende voorspellingsmodellen. De FiTo®-score, die het resultaat is van het rekenkundig gemiddelde van de logitwaarden van 8 verschillende ratio’s, is een indicator voor de financiële gezondheid van de onderneming. Ondernemingen die een verklaring zonder voorbehoud met een toelichtende paragraaf, een onthoudende verklaring of een afkeurende verklaring ontvangen hebben, worden gekenmerkt door een lagere FiTo®-score. Naast de FiTo®-score is het eigen vermogen tevens een belangrijk ondernemingskenmerk om continuïteit na te gaan. Uit het empirisch onderzoek kon worden vastgesteld dat een andere verklaring dan een verklaring zonder voorbehoud wordt gekenmerkt door negatief eigen vermogen, dat meestal zijn oorsprong vindt in de gecumuleerde verliezen. Het onderzoek van Francis en Krishnan (1999) stelt vast dat de auditor voor ondernemingen met significante voorzieningen meer verklaringen met een toelichtende paragraaf zal geven in vergelijking met ondernemingen met minder significante voorzieningen. Bradshaw et al. (1999) toonden in tegenstelling tot Francis en Krishnan (1999) aan dat ondernemingen met hoge voorzieningen een lagere kans zullen hebben om een ander type verklaring dan een goedkeurende verklaring te ontvangen. In de literatuur kan aldus geen eenduidige conclusie worden vastgesteld. Het empirisch onderzoek kon geen statistisch significant verband bevestigen tussen de verklaring van de commissaris en de voorzieningen. Via descriptieve analyse kon echter worden vastgesteld dat ondernemingen die een verklaring met een toelichtende paragraaf of een afkeurende verklaring hebben ontvangen, een hoge relatieve waarde aan voorzieningen weergeven in de jaarrekening. Op basis van de resultaten uit enerzijds de literatuurstudie en anderzijds van het empirisch onderzoek kon niet steeds een alignering tussen de verklaring van de commissaris en de ondernemingskenmerken worden vastgesteld.
Conclusie
60
Conclusie De certificering van de jaarrekening door de commissaris is voor belanghebbenden zoals aandeelhouders, kredietinstellingen, personeelsleden, klanten en leveranciers van groot belang voor het nemen van economische beslissingen. Om de belanghebbenden zo correct mogelijk te informeren over de economische en financiële toestand van de onderneming zal de commissaris controlewerkzaamheden uitvoeren om zich aldus een oordeel te kunnen vormen over het getrouwe beeld van het vermogen, de financiële toestand en de resultaten van de onderneming. Dit oordeel van de commissaris wordt uitgedrukt in het verslag van de commissaris onder de vorm van een verklaring zonder voorbehoud, een verklaring met voorbehoud, een onthoudende of een afkeurende verklaring. Een verklaring zonder of met voorbehoud kan worden aangevuld met een toelichtende paragraaf indien de commissaris een betekenisvolle onzekerheid ontdekt. In deze masterproef werden de verklaringen van de commissaris en de ondernemingskenmerken nader geanalyseerd. Ten eerste werd onderzocht of er een relatie is tussen de verklaring van de commissaris en de kenmerken van de onderneming. Ten tweede werd onderzocht of de wijziging in bepaalde ondernemingskenmerken een invloed heeft op de verklaring van de commissaris. Ten slotte werden de gevolgen van de verklaring van de commissaris op bepaalde kenmerken van de onderneming onderzocht. Deze onderzoeksvragen werden onderzocht aan de hand van een steekproef van Belgische ondernemingen in de periode 2002 tot en met 2006. De resultaten van het empirisch onderzoek werden gekoppeld aan de bevindingen uit de internationale literatuur. Uit de internationale literatuur kon worden vastgesteld dat een kleine onderneming (Chandler, 1997), een onderneming met een hoog risicoprofiel (Frost, 1994), een lage groei (Laitinen & Laitinen, 1998) en hoge schulden (Bartov, 2001) signalen zijn voor de commissaris om een verklaring met een toelichtende paragraaf of een nietgoedkeurende verklaring te verstrekken aan de onderneming. Daarnaast zal het type verklaring van de commissaris een impact hebben op de investeringsbeslissingen en op de evolutie van de aandelen. De koers van de aandelen zal een dalende tendens kennen, nadat de onderneming een ander type verklaring dan een goedkeurende verklaring heeft ontvangen van de commissaris (Firth, 1980). Het oordeel van de commissaris betreffende het getrouwe beeld van de jaarrekening, zal tevens beïnvloed worden door de continuïteit van de onderneming. Naargelang de geloofwaardigheid en de kwaliteit van de herstelmogelijkheden zal de commissaris een ander type verklaring verstrekken. Een verklaring met een toelichtende paragraaf of een niet-goedkeurende verklaring kan een goede voorspeller zijn voor het falen van de onderneming. Uit de internationale literatuur kunnen echter geen eenduidige vaststellingen inzake de invloed van de verklaring van de commissaris op het voortbestaan van de onderneming worden bepaald. Een ander belangrijk ondernemingskenmerk is het resultaat van het boekjaar. Ondernemingen met een lage winstgevendheid hebben meer kans op niet-goedkeurende verklaringen (Gaganis et al., 2007; Laitinen & Laitinen, 1998). Daarnaast hebben ondernemingen die voor de eerste keer een verklaring met een toelichtende paragraaf of een niet-goedkeurende verklaring ontvangen een lagere toekomstige winst (Frost, 1994). Ondernemingen zullen in bepaalde gevallen de winsten sturen. Een ander type verklaring dan een goedkeurende verklaring brengt een conservatievere houding ten opzichte van ‘earnings managenement’ teweeg (Charitou et al., 2007). Andere
Conclusie
61
indicatoren van ‘earnings management’ zoals discretionaire ‘accruals’, ‘abnormal accruals’ en ‘income smoothing’ zijn aandachtspunten in het oordeel van de commissaris. Ten slotte werd de samenstelling van het Audit Comité en de Raad van Bestuur als ondernemingskenmerk besproken. De onafhankelijkheid van de bestuurders is een belangrijke problematiek in de relatie tussen enerzijds de verklaring van de commissaris en anderzijds de samenstelling van het Audit Comité en de Raad van Bestuur. Naast de onafhankelijkheid van de bestuurders is de onafhankelijkheid van de auditor fundamenteel. Een minder onafhankelijke auditor zal een groter aantal goedkeurende verklaringen toekennen (Blay, 2005). De onafhankelijkheid van de commissaris wordt onder meer beïnvloed door het aantal jaren mandaat van de commissaris en de ‘audit fees’ en de ‘non-audit fees’. In de internationale literatuur konden echter geen eenduidige vaststellingen betreffende de relatie tussen enerzijds de verklaring van de commissaris en anderzijds het mandaat van de commissaris en de ‘audit fees’ en ‘non-audit fees’ worden bepaald. De onderzoeken in de internationale literatuur focussen zich op de relatie tussen het type verklaring van de auditor en één specifiek of een beperkt aantal ondernemingskenmerken. De empirische studie onderzocht de relatie tussen de verklaring van de commissaris en een geïntegreerd geheel van ondernemingskenmerken over de onderzoeksjaren heen. Tevens werden de oorzaken en de gevolgen tussen de verklaring en de ondernemingskenmerken onderzocht. Het empirisch onderzoek werd opgezet aan de hand van een representatieve steekproef van 621 Belgische ondernemingen voor de periode 2002 tot en met 2006. Als referentiejaar werd 2004 consistent doorheen het empirisch onderzoek gehanteerd. Uit het empirisch onderzoek kan worden geconcludeerd dat meer dan 70% van de Belgische ondernemingen een verklaring zonder voorbehoud hebben ontvangen van de commissaris in de periode 2002 tot en met 2006. Zowel in de internationale literatuur als in het empirisch onderzoek worden verklaringen zonder voorbehoud in de periode 2002 tot en met 2006 gekenmerkt door gunstige ondernemingskenmerken. Een verklaring zonder voorbehoud is onder meer kenmerkend voor een grote onderneming, een onderneming met een hoge omzet en een hoog eigen vermogen. De onderneming zal een ander type verklaring dan een verklaring zonder voorbehoud hebben ontvangen indien deze één of meerdere minder gunstige ondernemingskenmerken hebben. Deze minder gunstige ondernemingskenmerken zijn onder meer de gecumuleerde overgedragen verliezen, de hogere schulden op korte termijn, de hogere solvabiliteitsratio en de hogere personeelskost per aantal voltijdse equivalenten. Een verklaring met een toelichtende paragraaf zal voornamelijk gegeven worden aan ondernemingen met hogere schulden op lange termijn,
een
negatieve
netto-winstmarge
en
een
negatieve
rendabiliteitratio.
De
twee
laatste
ondernemingskenmerken kunnen tevens een reden zijn voor de commissaris om een onthoudende verklaring aan de onderneming te geven. Een opmerkelijk resultaat uit het empirisch onderzoek is de verklaring met voorbehoud. Ondernemingen die een verklaring met voorbehoud hebben verkregen, hebben een hoge voorraad en hoge handelsvorderingen. Daarentegen wordt een verklaring met voorbehoud gekenmerkt door gunstige ondernemingskenmerken zoals een hoge omzet en een positieve netto-winstmarge. Een mogelijke verklaring hiervoor is het feit dat de commissaris zich niet zal kunnen instemmen met de toepassing van één of bepaalde wetgeving door het management van de onderneming.
Conclusie
62
Naast het onderzoek overheen de periode 2002-2006 werd tevens de invloed van de evolutie van bepaalde ondernemingskenmerken in 2002 en 2003 op de verklaring van de commissaris in 2004 empirisch onderzocht. Uit het descriptief onderzoek kon vastgesteld worden dat de liquiditeitsratio, het eigen vermogen, de schulden op korte termijn, de solvabiliteitsratio en de FiTo®-score een oorzakelijk verband vertonen met de verklaring van de commissaris. Ten slotte werden de gevolgen van de verklaring in 2004 op de evolutie van bepaalde ondernemingskenmerken in 2005 en 2006 onderzocht. Uit het descriptief onderzoek kon geconcludeerd worden dat een verklaring zonder voorbehoud beperkte gevolgen heeft op evolutie van de actief- en passiefcomponenten van de onderneming. Een verklaring zonder voorbehoud heeft positieve gevolgen op het gemiddeld aantal voltijdse equivalenten. Ondernemingen die een verklaring zonder of met voorbehoud hebben ontvangen, zullen in grotere mate tot een kapitaalverhoging overgaan in 2006. Een verklaring zonder voorbehoud met een toelichtende paragraaf heeft grotere gevolgen op ondernemingskenmerken zoals de vaste activa, de schulden op lange termijn en de bezoldigingen. Een statistisch significant verband kon aangetoond worden tussen enerzijds de verklaring van de commissaris in 2004 en de evolutie van de vaste activa, de handelsvorderingen, de omzet, de bezoldigingen voor zowel 2005 als voor 2006. De resultaten in deze masterproef zijn echter niet altijd veralgemeenbaar. In de masterproef werden een aantal beperkingen opgenomen. Vooreerst werd er abstractie gemaakt van de invloed van de bijkomende verklaringen in het verslag van de commissaris op de ondernemingskenmerken. Ten tweede werden enkel handelsvennootschappen onderzocht. Onderzoek op publieke ondernemingen werden buiten beschouwing gelaten. Deze vennootschappen hebben specifieke ondernemingskenmerken die een ander en vaak vertekend beeld met zich kunnen meebrengen. Ten slotte werden een aantal ondernemingskenmerken besproken in de internationale literatuur die niet nader onderzocht zijn in het empirisch onderzoek omwille van de statistische steekproef. Ondernemingskenmerken zoals de groei opportuniteiten, de sector, het bestaan van het Audit Comité, de samenstelling van de Raad van Bestuur, de interne controleprocessen en ‘earnings management’ kunnen in toekomstige onderzoeken worden opgenomen. Sedert 2006 zijn ondernemingen verplicht om de voornaamste risico’s en onzekerheden te vermelden in het jaarverslag. Een analyse van deze indicatoren kan onder meer de groei opportuniteiten van de onderneming in kaart brengen. In 2007 en 2008 kent België een toenemend aantal faillissementen in voornamelijk de horeca en de bouwsector (Graydon, 2008). De invloed van de verklaring in de voorafgaande jaren op het faillissement van deze ondernemingen kan tevens relevant zijn voor toekomstig onderzoek. De internationale literatuurstudie en het empirisch onderzoek van Belgische ondernemingen tonen aan dat er een relatie is tussen de verklaring van de commissaris bij de jaarrekening en de kenmerken van de onderneming. Op basis van de resultaten uit de literatuurstudie en van het empirisch onderzoek kon echter niet steeds een alignering tussen
de
verklaring
van
de
commissaris
en
de
ondernemingskenmerken
worden
vastgesteld.
Lijst van de geraadpleegde werken
VI
Lijst van de geraadpleegde werken Altman, E., 1982, Accounting Implications of Failure Prediction Models, Journal of Accounting, Auditing, and Finance, Fall, pp. 4-19. Altman, E., and T. McGough, 1974, Evaluation of a Company as a Going-Concern, Journal of Accountancy, December, pp. 50-57. Barkess, L., and R. Simnett, 1994, The Provision of Other Services by Auditors: Independence and Pricing Issues, Accounting and Business Research, vol. 24, nr. 94, pp. 99-108. Barrett, M.J., 2002, Opportunities for Obtaining and Using Litigation Reserves and Disclosures, Ohio State Law Journal, vol. 63, nr. 4, pp. 1-49. Bartov, E., Gul, F.A., and J.S.L. Tsui, 2001, Discretionary-Accruals Models and Audit Qualifications, Journal of Accounting and Economics, vol. 30, nr. 3, pp. 421-452. Beneish, M.D., Press, E., and M. Vargus, 2002, The Relation between Incentives to Avoid Debt Covenant Default and Insider Trading, Working Paper, pp. 1-43. Blay, A.D., 2005, Independence Threats, Litigation Risk, and the Auditor’s Decision Process, Contemporary Accounting Research, vol. 22, nr. 4, pp. 759-789. Bradshaw, M.T., Richardson, S.A., and R.G. Sloan, 1999, Earnings Quality and Financial Reporting Credibility: An Empirical Investigation, Working Paper, University of Michigan, pp. 1-34. Brennan, M.J., and J. Franks, 1997, Underpricing, Ownership and Control in Initial Public Offerings of Equity Securities in the UK, Journal of Financial Economics, vol. 45, pp. 391-413. Butler, M., Leone, A.J., and M. Willenborg, 2004, An Empirical Analysis of Auditor Reporting and its Association with Abnormal Accruals, Journal of Accounting and Economics, vol. 37, nr. 2, pp. 139-165. Carcello, J.V., Hermanson, D.R., and H.F. Huss, 1995, Temporal Changes in Bankruptcy-Related Reporting, Auditing: A Journal of Practice and Theory, vol. 14, Fall, pp. 133-143. Carcello, J.V., Hermanson, D.R., and H.F. Huss, 1997, The Effect of SAS n°59: How Treatment of the Transition Period Influences Results, Auditing: A Journal of Practice and Theory, vol. 16, Spring, pp. 114-123. Carcello, J.V., and T.L. Neal, 2000, Audit Committee Composition and Auditor Reporting, The Accounting Review, vol. 75, nr. 4, pp. 453-467.
Lijst van de geraadpleegde werken
VII
Carcello, J.V., and T.L. Neal, 2003, Audit Committee Characteristics and Auditor Dismissals Following “New” Going-Concern Reports, The Accounting Review, vol. 78, nr. 1, pp. 95-117. Chandler, R.A., 1997, Conflict, Compromise and Conquest in Setting Auditing Standards: The Case of the Small Company Qualification, Critical Perspectives on Accounting, vol. 8, pp. 411- 429. Charitou, A., Lambertides, N., and L. Trigeorgis, 2007, Managerial Discretion in Distressed Firms, The British Accounting Review, vol. 39, pp. 323-346. Chen, K.C.W., and B.K. Church, 1992, Default on Debt Obligations and the Issuance of Going-Concern Opinions, Auditing: A Journal of Practice and Theory, vol. 11, nr. 2, pp. 30- 49. Chen, C.J.P., Chen, S., and X. Su, 2001, Profitability Regulation, Earnings Management, and Modified Audit Opinions: Evidence from China, Auditing: A Journal of Practice and Theory, vol. 20, nr. 2, pp. 9-30. Citron, D., and R. Taffler, 1992, The Audit Report under Going-Concern Uncertainties: An Empirical Analysis, Accounting and Business Research, vol. 22, pp. 337-345. Crama, Y., Leruth, L., Renneboog, L., and J.-P Urbain, 1999, Corporate Governance Structures, Control and Performance in European Markets: A Tale of Two Systems , Working Paper, Tilburg University, Center for Economic Research, pp. 1-28. Craswell, A.T., 1999, Does the Provision of Non-Audit Services Impair Auditor Independence?, International Journal of Auditing, vol. 3, pp. 29-40. DeAngelo, L.E., 1981, Auditor Independence, “Low Balling,” and Disclosure Regulation, Journal of Accounting and Economics, vol. 3, pp. 113-127. DeAngelo, L., 1986, Accounting Numbers as Market Valuation Substitutes: A Study of Management Buyouts of Public Shareholders, The Accounting Review, vol. 61, pp. 400-420. DeAngelo, H., DeAngelo, L., and D.J. Skinner, 1994, Accounting Choice in Troubled Companies, Journal of Accounting and Economics, vol. 17, pp. 113-144. DeFond, M.L., and J. Jiambalvo, 1994, Debt Covenant Violations and Manipulation of Accruals, Journal of Accounting and Economics, vol. 17, pp. 51-89. DeFond, M.L., and C.W. Park, 1997, Smoothing Income in Anticipation of Future Earnings, Journal of Accounting and Economics, vol. 23, pp. 115-139.
Lijst van de geraadpleegde werken
VIII
DeFond, M., Raghunandan, K., and K.R. Subramanyam, 2002, Do Non-Audit Services Impair Auditor Independence? Evidence from Going-Concern Audit Opinions, Journal of Accounting Research, September, pp. 1247-1274. De Pelsmaecker, P., en Van Kenhove P., 2006, Marktonderzoek: Methoden en Toepassingen, Pearson Education Benelux, pp. 1-515. Dopuch, N., Holthausen, R.W., and R.W. Leftwich, 1987, Predicting Audit Qualifications with Financial and Market Variables, The Accounting Review, vol. 62, nr. 3, pp. 431-454. Dye, R., 1991, Informationally Motivated Auditor Replacement, Journal of Accounting and Economics, vol. 14, pp. 347-374. Farinha, J., and L.F. Viana, 2006, Board Structure and Modified Audit Opinions: The Case of the Portuguese Stock Exchange, Working Paper, Faculdade de Economia, Universidade do Porto, pp. 1-61. Firth, M., 1980, A Note on the Impact of Audit Qualification on Lending and Credit Decisions, Journal of Banking and Finance, vol. 4, pp. 257-266. Firth, M., 2002, Auditor-Provided Consultancy Services and their Associations with Audit Fees and Audit Opinions, Journal of Business Finance and Accounting, vol. 29, nr. 5 and 6 (June/July), pp. 661- 693. Fleak, S., and E. Wilson, 1994, The Incremental Information of Content of the Going-Concern Opinion, Journal of Accounting, Auditing and Finance, vol. 10, pp. 149-166. Francis, J.R., and J. Krishnan, 1999, Accounting Accruals and Auditor Reporting Conservatism, Contemporary Accounting Research, vol. 16, nr. 1, pp. 135-165. Franks, J., and C. Mayer, 1996, Hostile Takeovers and the Correction of Managerial Failure, Journal of Financial Economics, vol. 40, nr. 1, pp. 163-181. Frost, C.A., 1994, Uncertainty-Modified Audit Reports and Future Earnings, Auditing: A Journal of Practice and Theory, vol. 13, nr. 1, pp. 22- 35. Fudenberg, K., and J. Tirole, 1995, A Theory of Income and Dividend Smoothing Based on Incumbency Rents, Journal of Political Economy, vol. 103, pp. 75-93. Gaeremynck, A., and M. Willekens, 2003, The Endogenous Relationship between Audit-Report Type and Business Termination: Evidence on Private Firms in a Non-Litigious Environment, Accounting and Business Research, vol. 33, nr. 1, pp. 65-79.
Lijst van de geraadpleegde werken
IX
Gaganis, C., Pasiouras, F., and M. Doumpos, 2007, Probabilistic Neural Networks for the Identification of Qualified Audit Opinions, Expert Systems with Applications, vol. 32, pp. 114-124. Geiger, M.A., and K. Raghunandan, 2002, Auditor Tenure and Audit Reporting Failures, Auditing: A Journal of Practice and Theory, vol. 21, nr. 1, pp. 67-78. Geiger, M.A., and D.V. Rama, 2003, Audit Fees, Nonaudit Fees, and Auditor Reporting on Stressed Companies, Auditing: A Journal of Practice and Theory, vol. 22, nr. 2, pp. 53-69. Geiger, M.A., Raghunandan, K., and D.V. Rama, 2005, Recent Changes in the Association between Bankruptcies and Prior Audit Opinions, Auditing: A Journal of Practice and Theory, vol. 24, nr. 1, pp. 21-35. Graydon N.V., 2008, Persbericht 5 mei 2008, www.graydon.be (contactpersoon : Dhr. Van den Broele E.) Healy, P.M., 1985, The Effect of Bonus Schemes on Accounting Decisions, Journal of Accounting and Economics, vol. 7, pp. 87-107. Healy, P.M., and J.M. Wahlen, 1999, A Review of the Earnings Management Literature and its Implications for Standard Setting, Accounting Horizons, vol. 13, nr. 4, pp. 365-383. Hopwood, W., McKeown, J., and J. Mutchler, 1994, Reexamination of Auditor versus Model Accuracy within the Context of the Going-Concern Opinion Decision, Contemporary Accounting Research, vol. 11, pp. 295-310. Informatiecentrum voor het Bedrijfsrevisoraat (ICCI), 2007 (nr.3), Het Commissarisverslag, die Keure, pp. 1- 238. Instituut der Bedrijfsrevisoren, 1995, Studies IBR: Audit Comités en Corporate Governance, pp. 1-96. Instituut van de Bedrijfsrevisoren, 2007, Jaarverslag 2007, pp. 1-414. International Federation of Accountants, 2007 edition, Handbook of International auditing, assurance, and ethics pronouncements, pp. 1-1111, www.ifac.org. Ireland, J.C., 2003, An Empirical Investigation of Determinants of Audit Reports in the UK, Journal of Business Finance and Accounting, vol. 30, nr. 7 and 8 (September/October), pp. 975-1015. Jensen, M.C., and W.H. Meckling, 1976, Theory of the Firm: Managerial Behaviour, Agency Costs and Capital Structure, Journal of Financial Economics, vol. 3, nr. 4, pp. 305-360. Jones, J., 1991, Earnings Management during Import Relief Investigations, Journal of Accounting Research, vol. 29, pp. 193-228.
Lijst van de geraadpleegde werken
X
Klein, A., 2002, Economic Determinants of Audit Committee Independence, The Accounting Review, vol. 77, nr. 2, pp. 435-452. Laitinen, E.K., and T. Laitinen, 1998, Qualified Audit Reports in Finland: Evidence from Large Companies, The European Accounting Review, vol. 7, nr. 4, pp. 639-653. LaSalle, R.E., and A. Anandarajan, 1996, Auditors’ View on the Type of Audit Report Issued to Entities with Going-Concern Uncertainties, Accounting Horizons, vol. 10, nr. 2, pp. 51-72. LaSalle, R.E., Anandarajan, A., and A.F. Miller, 1996, Going-Concern Uncertainties: Disclaimer of Opinion versus Unqualified Opinion with Modified Wording, Auditing: A Journal of Practice and Theory, vol. 15, nr. 2, pp. 29-48. Lennox, C.S., 1999, Non-Audit Fees, Disclosure and Audit Quality, The European Accounting Review, vol. 8, nr. 2, pp. 239-252. Leuz, C., Nanda, D., and P. Wysocki, 2003, Earnings Management and Investor Protection: An International Comparison, Journal of Financial Economics, vol. 69, pp. 505-527. Louwers, T., 1998, The Relation between Going-Concern Opinions and the Auditor’s Loss Function, Journal of Accounting Research, vol. 36, Spring, pp. 143-156. McKeown, J.C., Mutchler, J.F., and W. Hopwood, 1991, Towards an Explanation of Auditor Failure to Modify the Audit Opinions of Bankrupt Companies, Auditing: A Journal of Practice and Theory, vol. 10, Supplement, pp. 1-13. Menon, K., and K.B. Schwartz, 1985, Auditor Switches by Failing Firms, Accounting Review, April, pp. 248-261. Menon, K., and K. Schwartz, 1986, The Auditor’s Report for Companies Facing Bankruptcy, The Journal of Commercial Bank Lending, January, pp. 42-52. Menon, K., and D.D. Williams, 1994, The Insurance Hypothesis and Market Prices, The Accounting Review, vol. 69, nr. 2, pp. 327-342. Mutchler, J.F., 1984, Auditors’ Perceptions of the Going-Concern Opinion Decision, Auditing: A journal of Practice and Theory, vol. 3, nr. 2, pp. 17-30. Mutchler, J.F., 1985, A Multivariate Analysis of the Auditor’s Going-Concern Opinion Decision, Journal of Accounting Research, vol. 23, nr. 2, pp. 668-682. Mutchler, J.F., 1986, Empirical Evidence Regarding the Auditor’s Going-Concern Opinion Decision, Auditing: A Journal of Practice and Theory, Fall, pp. 148-163.
Lijst van de geraadpleegde werken
XI
Mutchler, J.F., Hopwood, W., and J.C. McKeown, 1997, The Influence of Contrary Information and Mitigating Factors on Audit Opinion Decisions on Bankrupt Companies, Journal of Accounting Research, vol. 35, Autumn, pp. 295-310. Nationale Bank van België, 2008, Jaarrekeningen online opzoeken, http://www.nbb.be/ Nelson, M., Elliott, J., and R. Tarpley, 2002, Evidence from Auditors about Managers’ and Auditors’ Earnings Management Decisions, The Accounting Review, vol. 77, pp. 175-202. Nogler, G.E., 1995, The Resolution of Auditor Going-Concern Opinions, Auditing: A Journal of Practice and Theory, vol. 14, Fall, pp. 54-73. Ohlsen, J.A., 1980, Financial Ratios and the Probabilistic Prediction of Bankruptcy, Journal of Accounting Research, vol. 18, pp. 109-131. Ooghe, H., en C. Spaenjers, 2006, De Financiële Toestand van de Belgische Ondernemingen 2006: Ratio’s en Totaalscore op basis van de FiTo®-score 1995-2004, Working Paper, Universiteit Gent. Ooghe, H., and C. Van Wymeersch, 2003, Financiële Analyse van de Onderneming, Intersentia Antwerpen- New York- Oxford, pp. 1-469. Pagano, M., and A. Röell, 1998, The Choice of Stock Ownership Structure: Agency costs, Monitoring, and the Decision to Go Public, Quarterly Journal of Economics, vol. 113, nr. 1, pp. 187-225. Pasiouras, F., Gaganis, C. and C. Zopounidis, 2007, Multicriteria Decision Support Methodologies for Auditing Decisions: The Case of Qualified Audit Reports in the UK, European Journal of Operational Research, vol. 180, pp. 1317-1330. Pratt, J., and J. Stice, 1994, The Effects of Client Characteristics on Auditor Litigation Risk Judgements, Required Audit Evidence, and Recommended Audit Fees, Accounting Review, vol. 69, pp. 639-656. Raghunandan, K., and D.V. Rama, 1995, Audit Reports for Companies in Financial Distress: Before and After SAS n°59, Auditing: A Journal of Practice and Theory, vol. 14, nr. 1, pp. 50-63. Rosman, A.J., Seol, I., and S.F. Biggs, 1999, The Effect of Stage of Development and Financial Health on Auditor Decision Behavior in the Going-Concern Task, Auditing: A Journal of Practice and Theory, vol. 18, nr. 1, pp. 3754. Rosner, R.L., 2003, Earnings Manipulation in Failing Firms, Contemporary Accounting Research, vol. 20, nr. 2, pp. 361-408. Spathis, C.T., 2003, Audit Qualification, Firm Litigation, and Financial Information: An Empirical Analysis in Greece, International Journal of Auditing, vol. 7, pp. 71-85.
Lijst van de geraadpleegde werken
XII
Teoh, S.H., 1992, Auditor Independence, Dismissal Threats, and The Market Reaction to Auditor Switches, Journal of Accounting Research, Spring, pp.1-23. Vanstraelen, A., 1999, The Auditor’s Going-Concern Opinion Decision: A Pilot Study, International Journal of Auditing, vol. 3, pp. 41-57. Vanstraelen, A., 2000, Impact of Renewable Long-Term Audit Mandates on Audit Quality, The European Accounting Review, vol. 9, nr. 3, pp. 419-442. Instituut der Bedrijfsrevisoren, Instituut van de Accountants en de Belastingsconsulenten en Beroepsinstituut voor erkende Boekhouders en Fiscalisten, Wetboek Vennootschapsrecht, 2005, Die Keure, pp.1-1339. Wines, G., 1994, Auditor Independence, Audit Qualifications and the Provision of Non-Audit Services: A Note, Accounting and Finance, vol. 34, nr. 1, pp. 75-86.
XIII
Bijlagen
Bijlage 1: Samenvattend overzicht van de resultaten met betrekking tot het verband tussen enerzijds de verklaring van de auditor en anderzijds het voortbestaan van de onderneming (eigen werk)
Jaar
Land
Onderzoeker(s)
Invloed van de verklaring op het voortbestaan van de onderneming
1985
Amerika
Mutchler
Jaar X: verklaring met een toelichtende paragraaf => Jaar X+1: verklaring met een toelichtende paragraaf
1995
Amerika
Nogler
Jaar X: verklaring met een toelichtende paragraaf => jaar X+1: Meer inspanning door de onderneming om een goedkeurende verklaring te verkrijgen
1992
Verenigd Koninkrijk
Citron en Taffler
1/3 van de ondernemingen met verklaring met een toelichtende paragraaf in jaar X falen in jaar X+1
1982
Amerika
Altman
1/4 van de ondernemingen met een verklaring met een toelichtende paragraaf in jaar X falen in jaar X+1
1974
Amerika
Altman en McGough
1986
Amerika
Menon en Schwartz
1999
België
Vanstraelen
Geen 'self-fulfilling prophecy' effect
2003
België
Gaeremynck en Willekens
Self-fulfilling prophecy' effect
< 1/2 van de ondernemingen met een verklaring met een toelichtende paragraaf in jaar X falen in jaar X+1
XIV
Bijlagen
Bijlage 2: Samenvattend overzicht van de resultaten met betrekking tot het verband tussen enerzijds de verklaring van de auditor en anderzijds de evolutie van de solvabiliteits- en de liquiditeitsratio’s (eigen werk)
Jaar
Land
Onderzoeker(s)
Ratio's
Solvabiliteit 1992
Amerika
Chen en Church
Wanbetalingproblemen => verklaring met een toelichtende paragraaf
Liquiditeit 2003
Griekenland
Spathis
1998
Finland
Laitinen en Laitinen
2003
Verenigd Koninkrijk
Ireland
Lagere liquiditeit => Meer niet-goedkeurende verklaringen Geen significante verschillen tussen liquiditeit en verklaring Hoge liquiditeit => Meer kans op niet-goedkeurende verklaring
XV
Bijlagen
Bijlage 3: Overzicht van de geanalyseerde modellen door Bartov, Gul en Tsui (2001, pg. 425-427)
Model
The DeAngelo Model
The Healy Model
The Jones Model
The Modified Jones Model
Omschrijving "The DeAngelo (1986) Model uses last period's total accruals (TAt-1) scaled by lagged total assets (At-2) as the measure of nondiscretionary accruals. Thus, the model for nondiscretionary accruals (NDAt) is NDAt = TAt-1/At-2. The discretionary portion of accruals is the difference between total accruals in the event year t scaled by At-1 and NDAt" (pg. 425).
Verschillen
"Healy (1985) uses the mean of total accruals (TAt) scaled by lagged total assets (At-1) from the estimation period as the measure of nondiscretionary accruals. Thus, the model for nondiscretionary accruals in the event year t (NDAt) is NDAt = 1/n∑τ (TAτ/Aτ-1), where NDAt = nondiscretionary accruals in year t scaled by lagged total assets; n = the number of years in the estimation period; and τ = a year subscript for years (t-n,t-n+1,...,t-1) included in the estimation period. The discretionary portion of accruals is the difference between total accruals in the event year t scaled by At-1 and NDAt" (pg. 425).
"While the DeAngelo Model, in which the estimation period for nondiscretionary accruals is restricted to the previous year's observation, may appear a special case of the Healy (1985) Model, the two models are quite different. While underlying the DeAngelo Model is the assumption that NDA follow a random walk process, the Healy Model assumes that NDA follow a mean reverting process" (pg. 425-426).
"Jones (1991) attempts to control for the effects of changes in a firm's economic circumstances on nondiscretionary accruals. The Jones Model for nondiscretionary accruals in the event year is NDAt = α1(1/At-1) + α2(∆REVt /At-1) + α3(PPEt/At-1) (equation 1) where: NDAt = the nondiscretionary accruals in year t scaled by lagged total assets; ∆REVt = the revenues in year t less revenues in year t-1; PPEt = gross property plant and equipment at the end of year t; At-1 = total assets at the end of year t-1; and α1, α2, α3 = firm-specific parameters. Estimates of the firm-specific parameters α1, α2, and α3, are obtained by using the following model in the estimation period: TAt/At-1= a1(1/At-1) + a2(∆REVt/At-1) + a3(PPEt/At-1) +εt (equation 2) where: a1, a2, and a3 denote the OLS estimates of α1, α2, and α3,and TAt = total accruals in year t, εt = the residual, which represents the firm-specific discretionary portion of total accruals. Other variables are as in equation 1" (pg. 426). “The Modified Jones Model is designed to eliminate the conjectured tendency of the Jones Model to measure discretionary accruals with error when discretion is exercised over revenue recognition. In the modified model, nondiscretionary accruals are estimated during the event year (i.e., the year in which earnings management is hypothesized) as: NDAt - α1(1/At-1) + α2[(∆REVt ∆RECt/At-1)] + α3(PPEt/At-1) where ∆RECt = net receivables in year t less net receivables in year t-1. The other variables are as in equation 1" (pg. 426).
"It is important to note that the estimates of α1, α2, and α3 are those obtained from the original Jones Model, not from the modified model. The only adjustment relative to the original Jones Model is that the change in revenues is adjusted for the change in receivables in the event year (i.e., in the year earnings management is hypothesized)" (pg. 426).
XVI
Bijlagen
The Industry Model
CrossSectional Model
"The Industry Model also relaxes the assumption that nondiscretionary accruals are constant over time. Instead of attempting to model the determinants of nondiscretionary accruals directly, the Industry Model assumes that the variation in the determinants of nondiscretionary accruals is common across firms in the same industry. The Industry Model for nondiscretionary accruals is NDAt= β1 + β2medianj(TAt/At-1), where NDAt is measured as in equation 1, by total accruals because it is not directly observable, and medianj(TAt/At-1) is the median value of total accruals in year t scaled by lagged total assets for all non-sample firms in the same two-digit standard industrial classification (SIC) industry (industry j). The firm-specific parameters β1 and β2 are estimated using OLS on the observations in the estimation period" (pg. 427). "Both the Cross-sectional Jones Model and the Crosssectional Modified Jones Model are similar to the Jones and Modified Jones models, respectively, except that the parameters of the models are estimated by using crosssectional, not time-series, data. Thus, the parameter estimates α1, α2, and α3, of equation 1 of the Jones Model are industry and year (or quarter) specific rather than firm specific, and are obtained by estimating equation 2 in the Jones Model using data from all firms matched on year (i.e., the event year) and two-digit SIC industry groupings" (pg. 427).
XVII
Bijlagen
Bijlage 4: Samenvattend overzicht van de resultaten met betrekking tot het verband tussen enerzijds de verklaring van de auditor en anderzijds de ‘audit fees’ en de ‘non-audit fees’ (eigen werk)
Jaar
Land
Onderzoeker(s)
Relatie tussen type verklaring en ‘non-audit fees’
1994
Australië
Wines
Goedkeurende verklaring => Meer nietaudit gerelateerde diensten
1994
Australië
Barkess en Simnett
Geen significant verband
1999
Australië
Craswell
Geen significant verband
1999
Verenigd Koninkrijk
Lennox
2002
Verenigd Koninkrijk
Firth
2002
Amerika
DeFond, Raghunandan en Subramanyan
Geen significant verband
2003
Amerika
Geiger en Rama
Geen significant verband
Jaar
Land
Onderzoeker(s)
Relatie tussen type verklaring en ‘audit fees’
2002
Amerika
DeFond, Raghunandan en Subramanyan
Geen significant verband
2003
Amerika
Geiger en Rama
2007
Verenigd Koninkrijk
Gaganis, Pasiouras en Doumpos
Positief, weinig significant verband enkel voor niet-goedkeurende verklaringen Positief verband enkel voor goedkeurende verklaringen
Significant, positief verband enkel voor verklaringen met een toelichtende paragraaf Positief verband enkel voor goedkeurende verklaringen
XVIII
Bijlagen
Bijlage 5: Overzicht van de 621 ondernemingen (eigen werk)
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49
Ondernemingsnummer 403.998.367 448.487.220 472.797.596 476.969.289 460.125.240 428.509.574 460.056.251 445.842.484 425.037.865 440.882.123 435.853.761 476.173.790 465.774.697 429.223.515 421.576.846 447.805.943 446.955.214 417.860.756 425.038.657 438.145.040 425.988.267 437.678.450 459.332.414 444.444.694 430.690.391 428.477.704 405.680.823 473.697.025 401.251.584 460.896.092 441.007.035 466.583.658 418.759.886 465.435.890 463.745.716 457.358.166 406.771.775 465.742.134 473.785.810 447.808.814 435.200.792 477.442.512 437.765.552 468.537.417 470.569.863 458.190.881 267.389.606 437.829.888 475.585.456
Naam van de onderneming A.A.D. SPEED-COLLI A2Z SOLUTIONS ABN AMRO RENAISSANCE CAPITAL ABNORMAL LOAD SERVICES BELGIE ACAPELA GROUP BABEL TECHNOLOGIES ACOMETAL ACTIVA AD MEGATEC ADMINISTRATION, DATA & SERVICE COMPANY ADP BELGIUM ADVANCED TECHNOLOGY COMPANY ADVIESBEHEER GIMV DEAL SERVICES AFRIQUE INITIATIVES AGRAL AGROBEL AIRFLO EUROPE ALCYON ALGEMEEN AANNEMINGSBEDRIJF DE CONINCK ALGEMENE ONDERNEMINGEN G. LENAERS ALL IN FOOD ALL SECURITY SYSTEMS ALRO ALTERA ALVA ALVOCON AMPACET BELGIUM AMYLUM DISTRIBUTION SERVICES ANAGEST ANDRE VERNIER ET FILS ANICOM GESTION ANTWERP MARPOL OPERATIONS ANTWERP PORT CONSULTANCY ANTWERPSE FINANCIELE HANDELSMAATSCHAPPIJ AQUALIS ARCHIMEDEX ARENO ARMSTRONG INTERNATIONAL ARPADIS GROUP ARPLAMA GROUP ARSENAL RESIDENTIAL PARK ARSEUS HEALTH ARTHUR D. LITTLE BENELUX ASHISH DIAMOND ASPIRAVI PLUS ATMB FINAUXA AUTO BODY SERVICES AUTONOOM GEMEENTEBEDRIJF STADSVERNIEUWING OOS AVENIR PROMOTION AXA PRIVATE MANAGEMENT
XIX
Bijlagen
50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101
478.068.260 428.021.408 435.340.354 425.561.665 459.409.618 425.026.680 447.670.836 437.303.615 401.934.742 422.917.426 401.825.171 456.953.340 459.225.318 466.265.538 476.257.627 442.286.049 452.688.706 435.771.213 415.584.523 433.165.277 446.988.371 468.509.406 400.590.895 453.068.588 466.012.150 440.980.608 443.351.168 437.327.369 412.886.636 405.093.774 400.958.408 425.232.261 403.254.536 477.995.412 448.405.462 437.329.151 465.519.232 434.095.982 415.584.919 459.910.157 418.377.232 455.057.583 440.027.731 451.153.631 476.405.602 412.697.584 401.408.170 427.140.983 407.032.388 444.057.189 435.093.795 417.172.947
B.R.T. BANANIC INTERNATIONAL BARENTZ BATECH CONSTRUCT BATENBURG BELGIE BAYER SHEET EUROPE BEAULIEU ECOLOGICAL SYSTEMS BECKER ACROMA BENELUX BECQUEVORT BEGRAFENISONDERNEMING KESTELOOT-VERMEYLEN BEGUELIN IMPORT C° BEHEER GZG BEHEERMAATSCHAPPIJ DE AVONDZON BEL FIBRES BELARCOLA BELGIAN PASTE FOOD CO BELGOMALT BELGOMEDIA BELGOTANK BELGOTRADING CY BELLONA-PATIS BENINNO BERY BIEKORF - P BLIK DRINKS BMS MICRO-NUTRIENTS BMT TECHMAR BOERMANS GLAS MONTAGE BOTERLAARHOF BOUDEWIJNPARK, SPORT, KUNST EN ONTSPANNINGSCE BOUWBEDRIJF LOIX BOUWMATERIALEN GERMAIN VINCKIER BRABANTSE HUISVESTINGSMIJ, SOC BOUWMIJ KREDIE BRANDS & FASHION BRANT LOGISTIC INFORM TECHN SERVICES BELGIUM BREEVAST BELGIUM BRIDGE INFORMATION SYSTEMS BELGIUM BRUNO BRUNO MAES BRUXELLES-PAPIER BURCHTDAM C.T.I. EUROPE CARIBEL LIER CARIBEL VILVOORDE CATHAY PIGMENTS EUROPE CH. DE WIT CHAUFFAGE CENTRAL ANTOINE, MASSART ET DAVIN CHAUSSURES MANIET CHB-DEVIS CHEQUEPOINT BELGIUM CIAC SINT-AMANDSBERG CITRABUS
XX
Bijlagen
102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150 151 152 153
426.638.464 430.387.218 449.481.964 406.453.259 448.424.367 402.196.543 401.718.669 401.492.007 413.988.278 466.136.666 459.725.857 412.140.033 430.081.469 419.904.684 402.777.850 452.473.821 401.947.016 420.304.166 476.352.647 455.605.832 476.106.385 464.690.277 415.394.184 460.916.779 461.932.014 405.547.496 401.950.677 449.163.250 447.688.553 440.092.166 214.596.464 437.466.733 461.983.086 424.562.070 423.236.338 474.379.983 465.234.665 405.332.613 417.361.801 440.721.082 466.985.120 460.287.962 427.517.996 413.176.547 439.210.654 463.691.276 476.054.917 428.947.658 418.098.308 400.473.804 441.594.082 415.029.544
CITY PROMOTION CMK EUROPE COBELFRET RAIL COBELFRET TRAILERS CODIC INTERNATIONAL COFIBEL COKERIES ET HOUILLERES D'ANDERLUES COLEN COLLIGNON-SATRA COLLINS & AIKMAN AUTOMOTIVE TRIM COMPUSOFT ERP SOLUTIONS CONDECO CONSULTING AND PROSPECTION INTERNATIONAL CONTRACTORS COOPERATIEVE AFZET VAN VEE EN VARKENS COOPMAN MODERNISATION COPELAND REFRIGERATION EUROPE COSCO BELGIUM COTTON INVEST CRAENHALS METAL TERMINAL CUYCKENS D & W AGENCIES DACHSER-TRANSPORT BELGIE DANKA SERVICES INTERNATIONAL DBM BELGIUM DE BRABANDER VOEDERS DE JAEGHER TOBACCO DE KEMPENKLOK DE MENEGAARD DE NEEF CONSTRUCTION CHEMICALS DE POST - LA POSTE - DIE POST DE VOS BRANDSTOFFEN DE VRIJE PERS DE ZETELHALLEN DEFRANCQ BOUWSPECIALITEITEN DEGROOF & CO DELIZZA PATISSERIE DESCAR DESIMPEL DEVAMEAT DEX DIABEX DIAGEM DIAMOND REALISATIONS (BELGIUM) DINIVER DISTRILIM-LPA DMGL INVEST DOEDIJNS FLUIDAP DOUWE EGBERTS COFFEE SYSTEMS DRAGRASA DRINK MARKET LE ROEULX DRUKKERIJ DANEELS
XXI
Bijlagen
154 155 156 157 158 159 160 161 162 163 164 165 166 167 168 169 170 171 172 173 174 175 176 177 178 179 180 181 182 183 184 185 186 187 188 189 190 191 192 193 194 195 196 197 198 199 200 201 202 203 204 205
461.371.491 462.169.465 448.284.807 454.484.293 466.534.267 435.779.032 441.218.851 408.157.984 438.228.380 406.039.624 423.970.865 473.647.436 479.612.837 449.456.527 403.100.524 466.665.020 466.645.818 429.049.212 401.170.818 451.417.808 472.129.088 444.067.582 426.193.056 422.191.708 406.214.620 458.194.049 448.260.556 404.952.234 424.104.487 405.390.912 424.964.027 404.815.048 465.614.549 406.901.241 402.773.001 449.409.809 456.559.697 480.249.374 407.127.212 425.184.949 413.600.278 446.893.252 452.611.797 478.157.144 459.696.361 425.134.370 432.817.463 412.537.139 438.233.132 416.137.027 456.886.826 437.305.593
DSM AGRO BELGIUM DURO HOME DUWO DYSTAR BENELUX ECO FLANDERS EDIPRAS EDITIONS WEKA - WEKA INFORMATIONSSCHRIFTEN UN EEKELS EEKELS BELGIUM EIGEN WONING EISMANN ELAN IT RESOURCE ELECTRABEL SEANERGY ELECTRO-INDUSTRIE EN ACOUSTIEK ELEMENTIS BENELUX ELEPLAST ELIANCE BELGIUM ELPEDEMA HOLDINGS EMBALLAGE INDUSTRIEL EMKA LOCKING SYSTEMS EMMA CHEMICALS ENTRAIDE JOLIMONTOISE ENTREPRENEURIAL TALENT CORPORATION EOC BELGIUM EP GROUP EPIQ PERSONAL COMMUNICATION ERAN TRANSPORT ESPEKA ETABLISSEMENTEN PAUL VAN HOLLEBEKE ETABLISSEMENTEN ROBERT BOSSUYT ETABLISSEMENTS CORNELIS MASSON ETABLISSEMENTS FREDDY BAINES ETIBO ETS. ANDRE MAUROY EUROFROST EUROPAL-LOGISTICS EUROPART BELGIUM EUROPEAN FEDERATION FOR COSMETIC INGREDIENTS EURO-TAPIS EURO-TRAFIC EUTHERAPIE BENELUX EVORA INTERNATIONAL EXCEL CAREERS EXPLOITATIE VISMIJN OOSTENDE EXTREME GAMES F.A.L.-ACHEL FABISA FACO FASHION STORE FAST LINES BELGIUM FASTA FELUY IMMOBATI
XXII
Bijlagen
206 207 208 209 210 211 212 213 214 215 216 217 218 219 220 221 222 223 224 225 226 227 228 229 230 231 232 233 234 235 236 237 238 239 240 241 242 243 244 245 246 247 248 249 250 251 252 253 254 255 256 257
465.357.005 435.472.887 413.672.534 402.920.083 440.266.568 419.091.864 429.290.623 440.986.348 433.241.887 439.243.813 421.883.286 445.949.679 416.905.901 407.203.129 456.951.954 419.742.259 457.405.676 423.830.216 414.667.674 406.467.315 423.011.357 453.524.092 431.323.663 400.979.687 444.382.041 460.253.815 425.003.124 474.140.651 475.849.732 473.497.481 442.115.211 402.753.995 452.821.140 454.279.407 425.077.556 406.055.460 403.720.631 471.663.587 406.919.849 464.235.664 466.931.670 477.885.049 450.863.324 403.363.414 439.530.457 431.357.119 402.960.467 440.442.356 422.429.753 430.939.029 406.685.960 417.080.105
FER BELGIUM FILANTEX FIRMENICH BELGIUM FISCHER-COBEMABEL FLANDERS BUSINESS PARK OVERIJSE FLENZEN-BUIZEN-FITTINGS FLEXCOM-AZLAN FONCAGES FORAGES KINET FONCIA ALGEMEEN BEHEER FORESCO PACKAGING FORTIS PRIVATE EQUITY BELGIUM FORTIS REAL ESTATE FINANCE FRANKY FRISA FROST INVEST FRYNS FTB-REMMERS GARAGE EXELMANS GARAGE PAUL DE SMET GARAGE VAN AVONDT GASCO EUROPE GASELEC GEDIT EDITIONS GEENS INTERNATIONAL GEMASIA GEMBEL EUROPEAN SALES GENERAL MOTORS COORDINATION CENTER GENIMMUNE GESTRAN IMMO GLOBAL CROSSING BELGIE GOLAZO SPORTS GOLFKARTON SOENEN GONDREXON INDUSTRIE GOURMET INVENT GRAFI-HOLD GRAVOGRAPH BENELUX GROENEWEGEN GRONTMIJ REAL ESTATE BELGIUM GROSSMANN DIAMOND MANUFACTURING GROUP AIR COOLING SERVICES GROUPE LINCE GRUNBERGER DIAMONDS HACOM HAELDRAIM HAESEVOETS HALLIBURTON ENERGY SERVICES HAMON & CIE (INTERNATIONAL) HANDS TO WORK CONSTRUCT HANSON DETRABEL TRANSPORT HARDY BOUW HAVENBEDRIJF ANTVERPIA HAWA
XXIII
Bijlagen
258 259 260 261 262 263 264 265 266 267 268 269 270 271 272 273 274 275 276 277 278 279 280 281 282 283 284 285 286 287 288 289 290 291 292 293 294 295 296 297 298 299 300 301 302 303 304 305 306 307 308 309
453.938.224 441.306.151 438.160.084 406.942.219 447.166.634 472.813.830 464.928.126 411.980.180 450.654.872 459.478.904 446.163.475 449.001.122 435.367.474 449.433.563 467.065.094 476.704.322 449.749.111 471.729.608 423.928.206 405.350.825 430.919.530 459.019.836 433.670.766 466.169.132 455.576.237 475.097.684 424.300.467 464.574.570 450.790.078 407.093.756 430.751.957 450.031.696 444.603.458 478.857.821 439.491.954 435.144.770 439.268.755 445.997.981 475.918.820 432.450.051 402.730.637 472.729.005 440.331.401 459.799.992 425.259.678 437.328.359 432.965.537 456.404.695 452.545.184 472.801.061 447.846.129 222.030.426
HBW FREETIME HEGROLA HELVOET PHARMA BELGIUM HENGSTLER BELGIUM HERMES VERZEKERINGSGROEP HET VERSHUISJE HF HOLDING HIMA HOLCIM CONCRETE PRODUCTS HOLDING H.A. VAN DER STROOM HOLDING ROWIES HOME-CONCEPT HOMEOINVEST HOPE OF AFRICA HORUS HOTEL BLOOM HOTEL CONSTRUCTION & MANAGEMENT HOTEL DEVELOPMENT MECHELEN HOTEL PRESIDENT - WORLD TRADE CENTER HOUTIMPORT LEMAHIEU HUNT HUNTLEIGH - HEALTHCARE HURO I.B.V. & CIE I.P.D. I.V. FINISHING GROUP IBM BELGIUM FINANCIAL SERVICES COMPANY IBM BUSINESS CONSULTING SERVICES ITS ICSA T ID REKLAME - ID PUBLICITE ILO KEUKENS & INTERIEUR IMAJE INK JET IMMAYER IMMO HORECA MECHELEN IMMO JANSEN IMMO KEIBERG IMMO ROBERT IMMO-OBK IMMOSCAN.BE IMODENA IMPRESSION BELGIUM INDEPENDENT BARGE OPERATORS INDUSIGN INDUSTRIAL VEHICLES CENTER HAINAUT INDUSTRIELE SCHILDERWERKEN J. JENNEN INFO SHELF INGENIEURSBUREAU NORBERT PROVOOST INOK INTECO INTENSIA INTER REAL ESTATE TRUSTY INTERCOMMUNALE VERENIGING VOOR DE ENERGIEDIST
XXIV
Bijlagen
310 311 312 313 314 315 316 317 318 319 320 321 322 323 324 325 326 327 328 329 330 331 332 333 334 335 336 337 338 339 340 341 342 343 344 345 346 347 348 349 350 351 352 353 354 355 356 357 358 359 360 361
453.944.162 424.593.447 201.311.226 426.198.796 420.903.487 468.420.225 462.109.681 444.674.823 449.607.371 459.731.597 429.987.043 445.908.208 444.744.208 453.084.822 459.263.029 426.808.215 476.552.684 432.392.940 408.230.636 430.033.662 406.371.503 438.633.505 417.676.654 405.955.589 451.605.076 404.531.570 406.822.849 477.443.106 411.977.608 449.432.672 417.753.363 478.985.010 404.850.185 479.500.692 440.974.668 403.898.102 449.057.639 425.932.542 440.299.628 419.061.477 447.207.909 413.570.386 403.364.996 445.159.427 415.994.792 402.298.986 475.614.259 443.714.127 420.847.960 406.875.804 415.386.266 449.035.071
INTERCONTINENTAL DIAMOND COMPANY INTERCONTINENTAL ROUGH DIAMONDS INTERELECTRA INTERN MERCHANDISING, PROMOTION AND SERVICES INTERNATIONAL COACH TRAFFIC INTERSALES COMPANY INVEFOOD INVESTORIUM ISHAAN DIAMONDS J.F.C.M. PAULISSEN BEHEER JAKOB GERHARDT RHEINWEIN JAYVIDIAM JEMACO JOHNSON CONTROLS AUTOMOTIVE (BELGIUM) JOHNSON PUMP BRUSSELS JOSEPH BAIJOT ET FILS JOTHIMA JOUETS BROZE FILS KAIRO KARDIAM KATOEN NATIE TERMINALS KEIBERG OFFICE BUILDING INVESTMENT KEMPISCHE ALUMINIUMCONSTRUCTIE KENWOOD ELECTRONICS BELGIUM KERKSTOEL BOUWMATERIALEN KERSTEN HUNIK KEVORK OSKANIAN DJANIK KIA MOTORS BELGIUM KING TRANSPORT KINGFISHER INTERNATIONAL FINANCE KLINGER SOGEFILTRES KLOBER BENELUX KOFFIE F. ROMBOUTS L&D PROJECTS L.C. ISOLATION L.N. SERVICE LA MERIDIANA FASHION LA PERRIERE LABORATOIRE D'ANALYSES MEDICALES ROMAN PAIS LABORATOIRE STE-ANNE ET ST-JEAN LACOTRANS LEASING BELGIUM LEX 2000 LEYIMMO LIMBURGSE DRANKENCENTRALE LOGIVESDRE LOMAT LOTUS BAKERIES GROUP SERVICES LUSTRE DIAMONDS LVL ENGINEERING M&B IMMOBILIER M.EX.T. BELGIUM
XXV
Bijlagen
362 363 364 365 366 367 368 369 370 371 372 373 374 375 376 377 378 379 380 381 382 383 384 385 386 387 388 389 390 391 392 393 394 395 396 397 398 399 400 401 402 403 404 405 406 407 408 409 410 411 412 413
445.483.782 436.859.294 413.349.761 475.899.519 435.224.647 454.026.118 476.517.943 445.044.809 407.680.409 403.076.570 405.248.578 426.847.213 429.881.531 428.216.594 445.696.390 445.459.632 468.548.206 477.880.297 421.734.422 479.003.321 444.820.917 403.075.580 444.710.059 465.987.802 406.788.108 463.590.516 403.604.627 462.539.154 467.060.047 446.228.803 420.306.344 459.799.596 456.165.561 420.961.390 423.590.288 461.295.376 402.682.929 460.228.079 466.117.761 448.942.823 447.572.549 406.478.005 466.929.888 429.399.796 425.904.828 437.649.746 419.365.939 415.238.687 456.648.086 446.901.071 437.929.165 473.350.397
MAAS LOGISTICS FOR THE DAIRY INDUSTRY MABOLIT MAC DIAMOND MAINTENANCE PARTNERS MALIVEST MALYSSE HEULE MAN AND MACHINE BENELUX MANUPORT MARCEL BUYSSE MARCEL MOUREAU MARINE HARVEST BELGIUM MARSAN MATPHARMA MATTHYS MAXI DRINKS MAXX INTERMODAL SYSTEMS MECHELEN LEASE MATERIALS MEDIMMO MEGA FURNITURE MENLO WORLDWIDE BELGIUM MERMANS BETON METALLO-CHIMIQUE METRIS - REAL ESTATE METRIS MEASURING SOLUTIONS MEUBELEN VAN HOUDT MEUSAGRA MG ROVER BELUX MISA BELGIQUE MLM IMMO MOBRAL MODULAR LIGHTING INSTRUMENTS MOOD MEDIA BELGIUM MORACO BELGIUM MORTI MOURADIAM MOVAST PROPERTIES M-REAL MEULEMANS MWH MYFITPLAN INTERNATIONAL NATIONAAL INSTITUUT VOOR DATAVERZAMELING NEDIS NESTLE CATERING SERVICES NETARCHITECTS EUROPE NETFUEL NEUGROSCHL & ZOON NEW BARON & LEVEQUE INTERNATIONAL NEWELL RUBBERMAID BELGIUM NEXTINFO NI3 HOLDING BELGIUM NI3 TECHNIC NIVIMA NOELL REGGIANE BELGIUM
XXVI
Bijlagen
414 415 416 417 418 419 420 421 422 423 424 425 426 427 428 429 430 431 432 433 434 435 436 437 438 439 440 441 442 443 444 445 446 447 448 449 450 451 452 453 454 455 456 457 458 459 460 461 462 463 464 465
473.388.902 463.015.345 451.802.640 454.140.538 449.312.314 446.630.263 406.720.703 455.883.073 434.376.490 441.553.601 475.304.156 406.951.226 418.373.965 424.958.186 477.137.555 403.085.181 466.492.794 436.836.926 479.339.455 472.522.236 450.119.095 411.669.186 412.952.259 407.164.131 427.762.575 429.612.901 452.816.091 404.181.083 457.033.316 446.634.223 464.972.765 473.679.506 476.359.377 439.476.019 405.502.461 417.929.547 416.610.941 413.552.867 455.352.345 475.100.060 475.853.591 411.585.252 450.929.244 429.197.086 409.862.018 406.659.929 461.823.334 457.054.892 405.808.408 473.173.720 426.767.732 414.254.237
NOORHOF INVESTMENTS NORDISK AVIATION PRODUCTS BELGIE NOS ENFANTS NUTRI-AD INTERNATIONAL NWAVE DIGITAL O'COOL OGILVYONE WORLDWIDE OMRIX BIOPHARMACEUTICALS ONDERNEMINGEN N. VINDEVOGEL OOCL BENELUX OPENWAY BELGIUM ORGANON TEKNIKA OROTEX BELGIUM OUD PAPIER JOZEF MICHEL OVERSEAS DIAMONDS TECHNOLOGIES PCB PACKO AGRI PAESTUM PAGE INTERIM (BELGIUM) PAN EUROPEAN SEAFOOD HOLDINGS PARC PALACE PARKING BRABO PARKING INNO PARKING SINT-JACOB PARUDIAM PAUWELS TRAFO GENT PEGARD PRODUCTICS PEKA PETROKO PELICO INDUSTRIES PENTATRADE PERFORMANCE TOUSSAINT OUTDOOR CENTER PETER HAHN PHARMA SANTE PHOTOMEDIA PIDY GOURMET PIERARD AGROPHYT PLASTINOVA POSTLAND PRACTICAL PRECON BELGIUM PREFAHAY PRODIS PROMOTHEUS INCORPORATED PROTEC PROVIKMO SERVICE EXTERNE POUR LA PREVENTION E PUBLICIS PUNCH METALS RAILMASTERS RAPHAEL HUYSSEUNE REC XIX REIBEL REMCO BUILDING SYSTEMS
XXVII
Bijlagen
466 467 468 469 470 471 472 473 474 475 476 477 478 479 480 481 482 483 484 485 486 487 488 489 490 491 492 493 494 495 496 497 498 499 500 501 502 503 504 505 506 507 508 509 510 511 512 513 514 515 516 517
446.751.811 423.204.367 404.544.240 400.974.739 433.721.048 472.790.767 414.392.611 405.212.649 403.531.678 453.083.337 466.507.741 404.977.176 435.148.928 422.096.983 415.013.213 419.115.125 423.673.729 452.272.891 447.657.077 407.174.623 428.034.472 476.373.928 463.815.792 422.548.331 422.440.047 420.834.993 414.421.414 479.037.765 432.653.850 414.755.865 438.817.310 460.336.066 403.618.780 402.240.093 449.090.501 474.128.575 418.845.703 401.884.955 421.890.018 437.853.644 456.121.120 413.825.160 466.164.479 470.650.631 436.088.046 471.444.645 431.673.259 426.996.968 452.719.190 421.064.231 400.797.070 420.244.778
RENDERS SERVICE RESIDENTIAL CONSTRUCTION BELGIUM RIJNTRANS ROBA METALS ROCHLING AUTOMOTIVE GIJZEGEM ROMAC FUELS ROMINVEST ROSSEEL ROSSEL INTERACTIVE MEDIA RP INDUSTRIES S N K DIAMONDS S. MULLER AND SONS DIAMONDS SABIEX INTERNATIONAL SADACI SADEL SAMBRE-BOIS SAMIR GEMS SAPIM SARA LEE FINANCE BELGIUM SAUNIER DUVAL BELGIQUE SAVRANSKY DIAMONDS INTERNATIONAL SCANSOURCE EUROPE SCARLET EXTENDED SCHELFHOUT SEA BOX SEBER SEGERS & BALCAEN SERVICE CENTER DE MONT-SAINT-GUIBERT SERVICE STATION HUISMAN SERVICES & MATERIELS SGB CLETON SIBLI HOLDING SIEGWERK BENELUX SIHL DIRECT SIMAL SIMONI GEMS SIOMAB SMG INVEST SOFT CELL SOFTWARE AND SERVICE TEAM SONEPAR BELGIUM SONY SERVICE CENTRE (EUROPE) SOVI, SOCIALE VERZEKERINGEN INFORMATICA SPACEBEL INTERNATIONAL SPE III VOLTA SRC DEVICES SSL HEALTHCARE BELGIUM STAAL STRAAL WEELDE STADSSCHOUWBURG ANTWERPEN STAELS STAELS-BORCO STAROUGH
XXVIII
Bijlagen
518 519 520 521 522 523 524 525 526 527 528 529 530 531 532 533 534 535 536 537 538 539 540 541 542 543 544 545 546 547 548 549 550 551 552 553 554 555 556 557 558 559 560 561 562 563 564 565 566 567 568 569
456.512.385 425.015.891 405.160.486 437.568.483 425.025.393 431.236.858 456.165.363 475.919.018 400.003.551 425.163.470 405.195.526 425.163.569 420.045.929 402.049.855 442.346.823 464.088.580 421.536.462 441.198.659 430.406.915 454.120.643 475.197.357 407.117.809 441.391.372 444.213.478 473.757.601 406.487.309 459.187.904 414.207.123 400.878.432 462.883.505 453.932.878 438.546.896 459.532.946 449.403.770 441.415.623 467.263.450 459.134.058 420.719.187 419.688.217 426.598.575 447.647.179 467.209.804 430.175.105 416.179.587 403.060.338 472.044.857 428.556.589 429.873.712 457.315.903 443.195.968 415.779.018 455.485.472
START PEOPLE STEDITEK STEENBAKKERIJ EGEM STEENHOUT STENOFER STESSENS STRATEGIE ORIENT HOLDING STRAUMANN STYL STYLIN'ART SUIKERS G. LEBBE SUNDIAMOND SUPERMARKT PELGRIMS SUPERSANIT SWENDEN INDUSTRIE T&L T.P.F.-SMITS T.W.Z. TANKWAGEN SERVICE ANTWERPEN TECH CONSULTING TECHNICAL AIRBORNE COMPONENTS INDUSTRIES TECHNICAL MAINTENANCE SERVICE TECHNIQUE ELECTRIQUE INDUSTRIELLE TECHNIQUES ROUTIERES ET RABOTAGE TEN BOSCH CATERING TER LEMBEEK INTERNATIONAL TEVA GENERICS BELGIUM TEXAS INSTRUMENTS BELGIUM TEXTIELBEDRIJF R & G STAELS TEXYS CONSULTING THALER-FLEISCHER THALES COMMUNICATIONS BELGIUM THE CONFERENCE OF EUROPEAN LAWYERS THE NEON COMPANY THE ROYAL SALMON THOMAS PINK BELGIUM TNT-NOPRI LOGISTICS TOHNICHI EUROPE TOITURAC TONY GOETZ & ZONEN TRADEWARE TRANSEUROPEAN DIEGEM TRANSPORT H. DILISSEN & ZONEN TRANSPORTS LOUIS FRISAYE TREBORINVEST TREFOIL INTERNATIONAL TRIPLE-A. DIAMONDS TWINKLEDIAM TWINTEC UFIMO UNIFOOD UNITED ARAB AGENCIES
XXIX
Bijlagen
570 571 572 573 574 575 576 577 578 579 580 581 582 583 584 585 586 587 588 589 590 591 592 593 594 595 596 597 598 599 600 601 602 603 604 605 606 607 608 609 610 611 612 613 614 615 616 617 618 619 620
451.185.107 412.540.406 437.390.816 404.993.311 413.061.137 425.325.402 425.815.053 475.717.593 462.229.744 428.648.740 436.400.030 405.146.828 472.406.232 430.523.909 407.208.473 441.838.859 405.452.575 446.822.877 433.852.492 463.697.018 419.659.612 419.278.540 420.964.657 401.947.808 435.329.565 244.195.916 439.965.967 437.993.996 406.995.865 417.268.561 476.998.686 441.179.754 412.116.673 434.413.609 413.742.909 400.407.882 405.546.211 461.620.228 407.126.618 446.130.417 402.775.078 425.517.818 421.111.246 442.592.687 412.972.847 400.453.018 405.261.842 443.252.683 471.648.048 451.263.301 436.055.778
UNITED CUTTING & MARKETING UNITED FASHION MAKERS BELGIE UNITED FURNITURE UNITED INDUSTRIAL DIAMONDS UNITED SEALS ASEMIA UNIVAN UNIVEL UNIVERSAL CAPITAL PARTNERS V.H. BEHEER VAKANTIEPARK BELGIE 1 VALEN VAN BIERVLIET VAN VAEK ZENITH IMMO VANDEN AVENNE - OOIGEM VANDEN BERGHE GEBROEDERS VANDEWALLE VAN-O-BEL VASCO DATA SECURITY VEFIBEL VERBIST VIANDE DE BASTOGNE VERELLEN VERKOOPKANTOOR ALLBOX EN DESOUTER VERMARCSPORT VFT BELGIUM VIDEODIS VLAAMSE INSTELLING VOOR TECHNOLOGISCHE ONDERZ VLAAMSE INVESTERINGSGROEP VNT-CEVAL VOEDERS DENYS VOEDERS WECO VOPAK SAMPLECHEM VOS ADDED LOGISTICS VOYAGES PARFAITS WALISERVE WASCO-CENTRATEC WEG EN BOUW WERKHUIZEN DAMMAN-CROES WEST LOGISTICS WESTDRINKS WESTERLUND STEVEDORING WEST-VLAAMSCHE MOKET EN FLUWEELMAATSCHAPPIJ WEYVELD VASTGOEDMAATSCHAPPIJ WIESEN-PIRONT WIPROVER WM-BELGIUM WMF BELGIUM WOONMAATSCHAPPIJ IJZER & ZEE WORKSHIPS INTERNATIONAL YVES SAINT LAURENT BELGIUM ZENITH OPTIMEDIA BELGIUM ZETA
621
434.359.367
ZUREL BROS
XXX
Bijlagen
Bijlage 6: De onderzochte ondernemingskenmerken voor de boekjaren 2002 tot en met 2006 (eigen werk)
Ondernemingskenmerk
Rekeningnummer volgens MAR
Ondernemingskenmerken met betrekking tot de balans Vaste activa
20/28
Vlottende activa
29/58
Vorderingen > 1 jaar
29
Voorraden
30/36
Handelsvorderingen
40
Liquide middelen
54/58
Totaal actief
20/58
Eigen vermogen
10/15
Kapitaal
10
Reserves
13
Overgedragen verlies/winst
14
Voorzieningen voor risico’s en kosten
160/5
Uitgestelde belastingen
168
Vreemd vermogen > 1 jaar
17
Vreemd vermogen < 1 jaar
42/48
Overlopende rekeningen
492/3
Totaal vreemd vermogen
16 + 17/49
Totaal passief
10/49
Ondernemingskenmerken met betrekking tot de resultatenrekening Omzet
70
Handelsgoederen
60
Bezoldigingen
62
Winst/verlies van het boekjaar
9904
Ratio’s FiTo®-score Liquiditeitsratio in ruime zin of current ratio
([ 29\58] – [29]) / ([42\48] + [492\3])
Solvabiliteitsratio
( [16] + [17/49]) / ([10/49])
Rendabiliteit van EV na belastingen
Winst (verlies) na belastingen / EV
Overige Ondernemingsnummer NACE-code (2008) Uit te keren winst
694/6
Gemiddeld aantal werknemers (VTE BJ)
100 kolom 3
XXXI
Bijlagen
Bijlage 7: De niet-standaardverklaringen (code 7) (eigen werk)
De code 7 (geen standaardverklaring) omvat volgende verklaringen: -
Verklaring over de jaarrekening zonder voorbehoud met onthouding inzake de waardering van de voorraad en de goederenbewegingen
-
Verklaring over de jaarrekening met voorbehoud met onthouding inzake de waardering van de voorraad en de goederenbewegingen
-
Verklaring over de jaarrekening met onthouding inzake de waarde van de voorraad en de goederenbewegingen zonder verder voorbehoud
-
Verklaring over de jaarrekening met onthouding inzake de waardering van de voorraad en de goederenbewegingen en met voorbehoud inzake inning handelsvorderingen
-
Verklaring over de jaarrekening zonder voorbehoud en met onthouding inzake het resultaat en de vergelijkende informatie
-
Verklaring over de jaarrekening met voorbehoud en met onthouding inzake het resultaat en de vergelijkende informatie
XXXII
Bijlagen
Bijlage 8: ‘One-way anova’-analyse om het verband na te gaan tussen de verklaring van de commissaris en het natuurlijk logaritme van het balanstotaal Oneway Descriptives LnBalanstotaal
N 1 2 3 4 5 6 Total
Std. Deviation
Mean
959 492 352 157 234 43 2237
15,3829 14,7075 15,5925 15,5633 14,9209 15,1351 15,2269
Std. Error
1,84940 2,03813 1,49571 1,42314 1,57086 1,48899 1,81041
,05972 ,09189 ,07972 ,11358 ,10269 ,22707 ,03828
95% Confidence Interval for Mean Lower Upper Bound Bound 15,2657 15,5001 14,5270 14,8881 15,4358 15,7493 15,3389 15,7876 14,7186 15,1232 14,6769 15,5933 15,1519 15,3020
Min. ,00 6,47 8,46 10,57 10,34 9,39 ,00
Max. 20,14 19,01 18,58 18,50 18,55 17,77 20,14
Test of Homogeneity of Variances LnBalanstotaal Levene Statistic 7,435
df1 5
df2 2231
Sig. ,000 ANOVA
LnBalanstotaal
Between Groups Within Groups Total
Sum of Squares 243,159 7085,486 7328,645
df 5 2231 2236
Mean Square 48,632 3,176
F 15,313
Sig. ,000
Post Hoc Tests Multiple Comparisons Dependent Variable: LnBalanstotaal
Bonferro ni
(I) Verklaring van de commissaris 1
2
(J) Verklaring van de commissaris 2 3 4 5 6 1 3 4 5 6
Mean Difference (I-J) ,67540(*) -,20962 -,18036 ,46202(*) ,24782 -,67540(*) -,88501(*) -,85575(*) -,21337 -,42757
95% Confidence Interval Std. Error ,09883 ,11106 ,15343 ,12994 ,27780 ,09883 ,12441 ,16335 ,14152 ,28340
Sig. ,000 ,888 1,000 ,006 1,000 ,000 ,000 ,000 1,000 1,000
Upper Bound ,3850 -,5360 -,6312 ,0802 -,5684 -,9658 -1,2506 -1,3357 -,6292 -1,2603
Lower Bound ,9658 ,1167 ,2705 ,8438 1,0641 -,3850 -,5195 -,3758 ,2025 ,4052
XXXIII
Bijlagen
3
4
5
6
Tamhane
1
2
3
4
5
6
1 2 4 5 6 1 2 3 5 6 1 2 3 4 6 1 2 3 4 5 2 3 4 5 6 1 3 4 5 6 1 2 4 5 6 1 2 3 5 6 1 2 3 4 6 1 2 3 4 5
* The mean difference is significant at the .05 level.
,20962 ,88501(*) ,02926 ,67164(*) ,45744 ,18036 ,85575(*) -,02926 ,64238(*) ,42818 -,46202(*) ,21337 -,67164(*) -,64238(*) -,21420 -,24782 ,42757 -,45744 -,42818 ,21420 ,67540(*) -,20962 -,18036 ,46202(*) ,24782 -,67540(*) -,88501(*) -,85575(*) -,21337 -,42757 ,20962 ,88501(*) ,02926 ,67164(*) ,45744 ,18036 ,85575(*) -,02926 ,64238(*) ,42818 -,46202(*) ,21337 -,67164(*) -,64238(*) -,21420 -,24782 ,42757 -,45744 -,42818 ,21420
,11106 ,12441 ,17103 ,15032 ,28789 ,15343 ,16335 ,17103 ,18385 ,30674 ,12994 ,14152 ,15032 ,18385 ,29569 ,27780 ,28340 ,28789 ,30674 ,29569 ,10959 ,09961 ,12832 ,11879 ,23479 ,10959 ,12165 ,14609 ,13780 ,24496 ,09961 ,12165 ,13877 ,13000 ,24066 ,12832 ,14609 ,13877 ,15312 ,25389 ,11879 ,13780 ,13000 ,15312 ,24921 ,23479 ,24496 ,24066 ,25389 ,24921
,888 ,000 1,000 ,000 1,000 1,000 ,000 1,000 ,007 1,000 ,006 1,000 ,000 ,007 1,000 1,000 1,000 1,000 1,000 1,000 ,000 ,420 ,928 ,002 ,995 ,000 ,000 ,000 ,858 ,742 ,420 ,000 1,000 ,000 ,622 ,928 ,000 1,000 ,001 ,782 ,002 ,858 ,000 ,001 ,999 ,995 ,742 ,622 ,782 ,999
-,1167 ,5195 -,4733 ,2300 -,3885 -,2705 ,3758 -,5318 ,1022 -,4731 -,8438 -,2025 -1,1133 -1,1826 -1,0830 -1,0641 -,4052 -1,3034 -1,3295 -,6546 ,3537 -,5022 -,5597 ,1122 -,4755 -,9971 -1,2422 -1,2862 -,6185 -1,1762 -,0829 ,5278 -,3801 ,2891 -,2804 -,1990 ,4253 -,4387 ,1910 -,3437 -,8119 -,1917 -1,0542 -1,0937 -,9738 -,9711 -,3211 -1,1953 -1,2000 -,5454
,5360 1,2506 ,5318 1,1133 1,3034 ,6312 1,3357 ,4733 1,1826 1,3295 -,0802 ,6292 -,2300 -,1022 ,6546 ,5684 1,2603 ,3885 ,4731 1,0830 ,9971 ,0829 ,1990 ,8119 ,9711 -,3537 -,5278 -,4253 ,1917 ,3211 ,5022 1,2422 ,4387 1,0542 1,1953 ,5597 1,2862 ,3801 1,0937 1,2000 -,1122 ,6185 -,2891 -,1910 ,5454 ,4755 1,1762 ,2804 ,3437 ,9738
XXXIV
Bijlagen
Bijlage 9: ‘One-way anova’-analyse om het verband na te gaan tussen de verklaring van de commissaris en de vaste activa (%) Oneway Descriptives Vaste activa / Balanstotaal
N 1 2 3 4 5 6 Total
Std. Deviation
Mean
Std. Error
959
,3277
,30354
,00980
492 352 157 234 43 2237
,3867 ,2386 ,3719 ,3236 ,3093 ,3290
,35008 ,25430 ,30966 ,33927 ,31707 ,31507
,01578 ,01355 ,02471 ,02218 ,04835 ,00666
95% Confidence Interval for Mean Lower Upper Bound Bound ,3085 ,3470 ,3556 ,2120 ,3231 ,2799 ,2118 ,3159
Min.
,4177 ,2653 ,4207 ,3673 ,4069 ,3421
Max.
,00
1,00
,00 ,00 ,00 ,00 ,00 ,00
1,00 ,97 1,00 1,00 1,00 1,00
Test of Homogeneity of Variances Vaste activa / Balanstotaal Levene Statistic 20,554
df1 5
df2 2231
Sig. ,000 ANOVA
Vaste activa / Balanstotaal
Between Groups Within Groups Total
Sum of Squares 4,824 217,142 221,966
df 5 2231 2236
Mean Square ,965 ,097
F 9,913
Sig. ,000
Post Hoc Tests Multiple Comparisons Dependent Variable: Vaste activa / Balanstotaal
Bonferro ni
(I) Verklaring van de commissaris 1
2
(J) Verklaring van de commissaris 2 3 4 5 6 1 3 4 5
Mean Difference (I-J) -,05893(*) ,08910(*) -,04416 ,00410 ,01838 ,05893(*) ,14803(*) ,01477 ,06303
95% Confidence Interval Std. Error ,01730 ,01944 ,02686 ,02275 ,04863 ,01730 ,02178 ,02860 ,02477
Sig. ,010 ,000 1,000 1,000 1,000 ,010 ,000 1,000 ,165
Upper Bound -,1098 ,0320 -,1231 -,0627 -,1245 ,0081 ,0840 -,0693 -,0098
Lower Bound -,0081 ,1462 ,0348 ,0709 ,1613 ,1098 ,2120 ,0988 ,1358
XXXV
Bijlagen
3
4
5
6
Tamhane
1
2
3
4
5
6
6 1 2 4 5 6 1 2 3 5 6 1 2 3 4 6 1 2 3 4 5 2 3 4 5 6 1 3 4 5 6 1 2 4 5 6 1 2 3 5 6 1 2 3 4 6 1 2 3 4 5
* The mean difference is significant at the .05 level.
,07731 -,08910(*) -,14803(*) -,13326(*) -,08500(*) -,07072 ,04416 -,01477 ,13326(*) ,04826 ,06254 -,00410 -,06303 ,08500(*) -,04826 ,01428 -,01838 -,07731 ,07072 -,06254 -,01428 -,05893(*) ,08910(*) -,04416 ,00410 ,01838 ,05893(*) ,14803(*) ,01477 ,06303 ,07731 -,08910(*) -,14803(*) -,13326(*) -,08500(*) -,07072 ,04416 -,01477 ,13326(*) ,04826 ,06254 -,00410 -,06303 ,08500(*) -,04826 ,01428 -,01838 -,07731 ,07072 -,06254 -,01428
,04961 ,01944 ,02178 ,02994 ,02631 ,05040 ,02686 ,02860 ,02994 ,03218 ,05370 ,02275 ,02477 ,02631 ,03218 ,05176 ,04863 ,04961 ,05040 ,05370 ,05176 ,01858 ,01673 ,02659 ,02425 ,04934 ,01858 ,02080 ,02932 ,02722 ,05086 ,01673 ,02080 ,02819 ,02599 ,05022 ,02659 ,02932 ,02819 ,03321 ,05430 ,02425 ,02722 ,02599 ,03321 ,05320 ,04934 ,05086 ,05022 ,05430 ,05320
1,000 ,000 ,000 ,000 ,019 1,000 1,000 1,000 ,000 1,000 1,000 1,000 ,165 ,019 1,000 1,000 1,000 1,000 1,000 1,000 1,000 ,023 ,000 ,788 1,000 1,000 ,023 ,000 1,000 ,273 ,886 ,000 ,000 ,000 ,017 ,934 ,788 1,000 ,000 ,908 ,988 1,000 ,273 ,017 ,908 1,000 1,000 ,886 ,934 ,988 1,000
-,0685 -,1462 -,2120 -,2212 -,1623 -,2188 -,0348 -,0988 ,0453 -,0463 -,0952 -,0709 -,1358 ,0077 -,1428 -,1378 -,1613 -,2231 -,0774 -,2203 -,1664 -,1135 ,0400 -,1229 -,0674 -,1340 ,0044 ,0869 -,0718 -,0171 -,0789 -,1382 -,2091 -,2166 -,1616 -,2253 -,0346 -,1013 ,0500 -,0496 -,1024 -,0756 -,1431 ,0084 -,1461 -,1478 -,1708 -,2335 -,0838 -,2275 -,1764
,2231 -,0320 -,0840 -,0453 -,0077 ,0774 ,1231 ,0693 ,2212 ,1428 ,2203 ,0627 ,0098 ,1623 ,0463 ,1664 ,1245 ,0685 ,2188 ,0952 ,1378 -,0044 ,1382 ,0346 ,0756 ,1708 ,1135 ,2091 ,1013 ,1431 ,2335 -,0400 -,0869 -,0500 -,0084 ,0838 ,1229 ,0718 ,2166 ,1461 ,2275 ,0674 ,0171 ,1616 ,0496 ,1764 ,1340 ,0789 ,2253 ,1024 ,1478
XXXVI
Bijlagen
Bijlage 10: ‘One-way anova’-analyse om het verband na te gaan tussen de verklaring van de commissaris en de vlottende activa (%) Oneway Descriptives Vlottende activa / Balanstotaal
N 1 2 3 4 5 6 Total
Std. Deviation
Mean
959 492 352 157 234 43 2237
,6723 ,6133 ,7614 ,6281 ,6764 ,6907 ,6710
Std. Error
,30354 ,35008 ,25430 ,30966 ,33927 ,31707 ,31507
,00980 ,01578 ,01355 ,02471 ,02218 ,04835 ,00666
95% Confidence Interval for Mean Lower Upper Bound Bound ,6530 ,6915 ,5823 ,6444 ,7347 ,7880 ,5793 ,6769 ,6327 ,7201 ,5931 ,7882 ,6579 ,6841
Min. ,00 ,00 ,03 ,00 ,00 ,00 ,00
Max. 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00
Test of Homogeneity of Variances Vlottende activa / Balanstotaal Levene Statistic 20,554
df1 5
df2 2231
Sig. ,000 ANOVA
Vlottende activa / Balanstotaal
Between Groups Within Groups Total
Sum of Squares 4,824 217,142 221,966
df 5 2231 2236
Mean Square ,965 ,097
F 9,913
Sig. ,000
Post Hoc Tests Multiple Comparisons Dependent Variable: Vlottende activa / Balanstotaal
Bonferro ni
(I) Verklaring van de commissaris 1
2
(J) Verklaring van de commissaris 2 3 4 5 6 1 3 4 5
Mean Difference (I-J) ,05893(*) -,08910(*) ,04416 -,00410 -,01838 -,05893(*) -,14803(*) -,01477 -,06303
95% Confidence Interval Std. Error ,01730 ,01944 ,02686 ,02275 ,04863 ,01730 ,02178 ,02860 ,02477
Sig. ,010 ,000 1,000 1,000 1,000 ,010 ,000 1,000 ,165
Upper Bound ,0081 -,1462 -,0348 -,0709 -,1613 -,1098 -,2120 -,0988 -,1358
Lower Bound ,1098 -,0320 ,1231 ,0627 ,1245 -,0081 -,0840 ,0693 ,0098
XXXVII
Bijlagen
3
4
5
6
Tamhane
1
2
3
4
5
6
6 1 2 4 5 6 1 2 3 5 6 1 2 3 4 6 1 2 3 4 5 2 3 4 5 6 1 3 4 5 6 1 2 4 5 6 1 2 3 5 6 1 2 3 4 6 1 2 3 4 5
* The mean difference is significant at the .05 level.
-,07731 ,08910(*) ,14803(*) ,13326(*) ,08500(*) ,07072 -,04416 ,01477 -,13326(*) -,04826 -,06254 ,00410 ,06303 -,08500(*) ,04826 -,01428 ,01838 ,07731 -,07072 ,06254 ,01428 ,05893(*) -,08910(*) ,04416 -,00410 -,01838 -,05893(*) -,14803(*) -,01477 -,06303 -,07731 ,08910(*) ,14803(*) ,13326(*) ,08500(*) ,07072 -,04416 ,01477 -,13326(*) -,04826 -,06254 ,00410 ,06303 -,08500(*) ,04826 -,01428 ,01838 ,07731 -,07072 ,06254 ,01428
,04961 ,01944 ,02178 ,02994 ,02631 ,05040 ,02686 ,02860 ,02994 ,03218 ,05370 ,02275 ,02477 ,02631 ,03218 ,05176 ,04863 ,04961 ,05040 ,05370 ,05176 ,01858 ,01673 ,02659 ,02425 ,04934 ,01858 ,02080 ,02932 ,02722 ,05086 ,01673 ,02080 ,02819 ,02599 ,05022 ,02659 ,02932 ,02819 ,03321 ,05430 ,02425 ,02722 ,02599 ,03321 ,05320 ,04934 ,05086 ,05022 ,05430 ,05320
1,000 ,000 ,000 ,000 ,019 1,000 1,000 1,000 ,000 1,000 1,000 1,000 ,165 ,019 1,000 1,000 1,000 1,000 1,000 1,000 1,000 ,023 ,000 ,788 1,000 1,000 ,023 ,000 1,000 ,273 ,886 ,000 ,000 ,000 ,017 ,934 ,788 1,000 ,000 ,908 ,988 1,000 ,273 ,017 ,908 1,000 1,000 ,886 ,934 ,988 1,000
-,2231 ,0320 ,0840 ,0453 ,0077 -,0774 -,1231 -,0693 -,2212 -,1428 -,2203 -,0627 -,0098 -,1623 -,0463 -,1664 -,1245 -,0685 -,2188 -,0952 -,1378 ,0044 -,1382 -,0346 -,0756 -,1708 -,1135 -,2091 -,1013 -,1431 -,2335 ,0400 ,0869 ,0500 ,0084 -,0838 -,1229 -,0718 -,2166 -,1461 -,2275 -,0674 -,0171 -,1616 -,0496 -,1764 -,1340 -,0789 -,2253 -,1024 -,1478
,0685 ,1462 ,2120 ,2212 ,1623 ,2188 ,0348 ,0988 -,0453 ,0463 ,0952 ,0709 ,1358 -,0077 ,1428 ,1378 ,1613 ,2231 ,0774 ,2203 ,1664 ,1135 -,0400 ,1229 ,0674 ,1340 -,0044 -,0869 ,0718 ,0171 ,0789 ,1382 ,2091 ,2166 ,1616 ,2253 ,0346 ,1013 -,0500 ,0496 ,1024 ,0756 ,1431 -,0084 ,1461 ,1478 ,1708 ,2335 ,0838 ,2275 ,1764
XXXVIII
Bijlagen
Bijlage 11: ‘One-way anova’-analyse om het verband na te gaan tussen de verklaring van de commissaris en de voorraad (%) Oneway Descriptives Voorraad / Balanstotaal
N 1 2 3 4 5 6 Total
Std. Deviation
Mean
959 492 352 157 234 43 2237
,1031 ,1007 ,2206 ,1238 ,1243 ,1581 ,1258
Std. Error
,15359 ,19523 ,20781 ,15577 ,20320 ,17543 ,18337
,00496 ,00880 ,01108 ,01243 ,01328 ,02675 ,00388
95% Confidence Interval for Mean Lower Bound Upper Bound ,0933 ,1128 ,0835 ,1180 ,1988 ,2424 ,0993 ,1484 ,0981 ,1505 ,1041 ,2121 ,1182 ,1334
Min. ,00 ,00 ,00 ,00 ,00 ,00 ,00
Max. ,84 1,00 ,87 ,73 ,95 ,59 1,00
Test of Homogeneity of Variances Voorraad / Balanstotaal Levene Statistic 14,089
df1 5
df2 2231
Sig. ,000 ANOVA
Voorraad / Balanstotaal
Between Groups Within Groups Total
Sum of Squares 4,014 71,171 75,184
df 5 2231 2236
Mean Square ,803 ,032
F 25,163
Sig. ,000
Post Hoc Tests Multiple Comparisons Dependent Variable: Voorraad / Balanstotaal
Bonferro ni
(I) Verklaring van de commissaris 1
2
(J) Verklaring van de commissaris 2 3 4 5 6 1 3 4 5
Mean Difference (I-J) ,00231 -,11753(*) -,02079 -,02126 -,05503 -,00231 -,11984(*) -,02310 -,02357
95% Confidence Interval Std. Error ,00990 ,01113 ,01538 ,01302 ,02784 ,00990 ,01247 ,01637 ,01418
Sig. 1,000 ,000 1,000 1,000 ,723 1,000 ,000 1,000 1,000
Upper Bound -,0268 -,1502 -,0660 -,0595 -,1368 -,0314 -,1565 -,0712 -,0652
Lower Bound ,0314 -,0848 ,0244 ,0170 ,0268 ,0268 -,0832 ,0250 ,0181
XXXIX
Bijlagen
3
4
5
6
Tamhane
1
2
3
4
5
6
6 1 2 4 5 6 1 2 3 5 6 1 2 3 4 6 1 2 3 4 5 2 3 4 5 6 1 3 4 5 6 1 2 4 5 6 1 2 3 5 6 1 2 3 4 6 1 2 3 4 5
* The mean difference is significant at the .05 level.
-,05734 ,11753(*) ,11984(*) ,09674(*) ,09627(*) ,06251 ,02079 ,02310 -,09674(*) -,00047 -,03424 ,02126 ,02357 -,09627(*) ,00047 -,03376 ,05503 ,05734 -,06251 ,03424 ,03376 ,00231 -,11753(*) -,02079 -,02126 -,05503 -,00231 -,11984(*) -,02310 -,02357 -,05734 ,11753(*) ,11984(*) ,09674(*) ,09627(*) ,06251 ,02079 ,02310 -,09674(*) -,00047 -,03424 ,02126 ,02357 -,09627(*) ,00047 -,03376 ,05503 ,05734 -,06251 ,03424 ,03376
,02840 ,01113 ,01247 ,01714 ,01507 ,02885 ,01538 ,01637 ,01714 ,01843 ,03074 ,01302 ,01418 ,01507 ,01843 ,02963 ,02784 ,02840 ,02885 ,03074 ,02963 ,01010 ,01214 ,01338 ,01418 ,02721 ,01010 ,01415 ,01523 ,01594 ,02816 ,01214 ,01415 ,01665 ,01730 ,02896 ,01338 ,01523 ,01665 ,01819 ,02950 ,01418 ,01594 ,01730 ,01819 ,02987 ,02721 ,02816 ,02896 ,02950 ,02987
,654 ,000 ,000 ,000 ,000 ,456 1,000 1,000 ,000 1,000 1,000 1,000 1,000 ,000 1,000 1,000 ,723 ,654 ,456 1,000 1,000 1,000 ,000 ,858 ,886 ,530 1,000 ,000 ,877 ,895 ,514 ,000 ,000 ,000 ,000 ,415 ,858 ,877 ,000 1,000 ,987 ,886 ,895 ,000 1,000 ,990 ,530 ,514 ,415 ,987 ,990
-,1408 ,0848 ,0832 ,0464 ,0520 -,0223 -,0244 -,0250 -,1471 -,0546 -,1246 -,0170 -,0181 -,1405 -,0537 -,1208 -,0268 -,0261 -,1473 -,0561 -,0533 -,0274 -,1532 -,0604 -,0631 -,1391 -,0320 -,1614 -,0680 -,0705 -,1438 ,0818 ,0783 ,0477 ,0454 -,0259 -,0189 -,0218 -,1458 -,0541 -,1241 -,0206 -,0233 -,1471 -,0531 -,1246 -,0291 -,0291 -,1510 -,0556 -,0570
,0261 ,1502 ,1565 ,1471 ,1405 ,1473 ,0660 ,0712 -,0464 ,0537 ,0561 ,0595 ,0652 -,0520 ,0546 ,0533 ,1368 ,1408 ,0223 ,1246 ,1208 ,0320 -,0818 ,0189 ,0206 ,0291 ,0274 -,0783 ,0218 ,0233 ,0291 ,1532 ,1614 ,1458 ,1471 ,1510 ,0604 ,0680 -,0477 ,0531 ,0556 ,0631 ,0705 -,0454 ,0541 ,0570 ,1391 ,1438 ,0259 ,1241 ,1246
XL
Bijlagen
Bijlage 12: ‘One-way anova’-analyse om het verband na te gaan tussen de verklaring van de commissaris en de handelsvorderingen (%) Oneway Descriptives Handelsvorderingen / Balanstotaal
N 1 2 3 4 5 6 Total
Std. Deviation
Mean
959 492 352 157 234 43 2237
,2756 ,2456 ,3462 ,2995 ,2701 ,2619 ,2809
Std. Error
,24507 ,25767 ,23846 ,26574 ,25284 ,23520 ,25073
,00791 ,01162 ,01271 ,02121 ,01653 ,03587 ,00530
95% Confidence Interval for Mean Lower Upper Bound Bound ,2601 ,2912 ,2227 ,2684 ,3212 ,3712 ,2576 ,3414 ,2375 ,3026 ,1895 ,3343 ,2706 ,2913
Min. ,00 ,00 ,00 ,00 ,00 ,00 ,00
Max. 1,00 ,99 ,94 1,00 ,87 ,95 1,00
Test of Homogeneity of Variances Handelsvorderingen / Balanstotaal Levene Statistic 1,595
df1 5
df2 2231
Sig. ,158 ANOVA
Handelsvorderingen / Balanstotaal
Between Groups Within Groups Total
Sum of Squares 2,240 138,326 140,566
df 5 2231 2236
Mean Square ,448 ,062
F 7,225
Sig. ,000
Post Hoc Tests Multiple Comparisons Dependent Variable: Handelsvorderingen / Balanstotaal
Bonferro ni
(I) Verklaring van de commissaris 1
2
(J) Verklaring van de commissaris 2 3 4 5 6 1 3 4 5
Mean Difference (I-J) ,03007 -,07058(*) -,02389 ,00555 ,01374 -,03007 -,10065(*) -,05395 -,02452
95% Confidence Interval Std. Error ,01381 ,01552 ,02144 ,01816 ,03881 ,01381 ,01738 ,02282 ,01977
Sig. ,443 ,000 1,000 1,000 1,000 ,443 ,000 ,273 1,000
Upper Bound -,0105 -,1162 -,0869 -,0478 -,1003 -,0706 -,1517 -,1210 -,0826
Lower Bound ,0706 -,0250 ,0391 ,0589 ,1278 ,0105 -,0496 ,0131 ,0336
XLI
Bijlagen
3
4
5
6
Tamhane
1
2
3
4
5
6
6 1 2 4 5 6 1 2 3 5 6 1 2 3 4 6 1 2 3 4 5 2 3 4 5 6 1 3 4 5 6 1 2 4 5 6 1 2 3 5 6 1 2 3 4 6 1 2 3 4 5
* The mean difference is significant at the .05 level.
-,01633 ,07058(*) ,10065(*) ,04670 ,07613(*) ,08432 ,02389 ,05395 -,04670 ,02943 ,03762 -,00555 ,02452 -,07613(*) -,02943 ,00819 -,01374 ,01633 -,08432 -,03762 -,00819 ,03007 -,07058(*) -,02389 ,00555 ,01374 -,03007 -,10065(*) -,05395 -,02452 -,01633 ,07058(*) ,10065(*) ,04670 ,07613(*) ,08432 ,02389 ,05395 -,04670 ,02943 ,03762 -,00555 ,02452 -,07613(*) -,02943 ,00819 -,01374 ,01633 -,08432 -,03762 -,00819
,03960 ,01552 ,01738 ,02390 ,02100 ,04022 ,02144 ,02282 ,02390 ,02569 ,04286 ,01816 ,01977 ,02100 ,02569 ,04131 ,03881 ,03960 ,04022 ,04286 ,04131 ,01406 ,01497 ,02264 ,01833 ,03673 ,01406 ,01722 ,02418 ,02020 ,03770 ,01497 ,01722 ,02472 ,02085 ,03805 ,02264 ,02418 ,02472 ,02689 ,04167 ,01833 ,02020 ,02085 ,02689 ,03949 ,03673 ,03770 ,03805 ,04167 ,03949
1,000 ,000 ,000 ,762 ,004 ,543 1,000 ,273 ,762 1,000 1,000 1,000 1,000 ,004 1,000 1,000 1,000 1,000 ,543 1,000 1,000 ,392 ,000 ,994 1,000 1,000 ,392 ,000 ,332 ,978 1,000 ,000 ,000 ,605 ,004 ,377 ,994 ,332 ,605 ,992 ,999 1,000 ,978 ,004 ,992 1,000 1,000 1,000 ,377 ,999 1,000
-,1327 ,0250 ,0496 -,0235 ,0144 -,0339 -,0391 -,0131 -,1169 -,0460 -,0883 -,0589 -,0336 -,1378 -,1049 -,1132 -,1278 -,1000 -,2025 -,1636 -,1296 -,0112 -,1146 -,0910 -,0485 -,0997 -,0713 -,1512 -,1254 -,0840 -,1321 ,0266 ,0501 -,0263 ,0148 -,0323 -,0432 -,0175 -,1197 -,0499 -,0884 -,0596 -,0349 -,1375 -,1087 -,1121 -,1271 -,0994 -,2010 -,1637 -,1285
,1000 ,1162 ,1517 ,1169 ,1378 ,2025 ,0869 ,1210 ,0235 ,1049 ,1636 ,0478 ,0826 -,0144 ,0460 ,1296 ,1003 ,1327 ,0339 ,0883 ,1132 ,0713 -,0266 ,0432 ,0596 ,1271 ,0112 -,0501 ,0175 ,0349 ,0994 ,1146 ,1512 ,1197 ,1375 ,2010 ,0910 ,1254 ,0263 ,1087 ,1637 ,0485 ,0840 -,0148 ,0499 ,1285 ,0997 ,1321 ,0323 ,0884 ,1121
XLII
Bijlagen
Bijlage 13: ‘One-way anova’-analyse om het verband na te gaan tussen de verklaring van de commissaris en de liquiditeitsratio in ruime zin Oneway Descriptives Liquiditeitsratio in ruime zin
N 1 2 3 4 5 6 Total
Std. Deviation
Mean
949 489 350 157 232 46 2223
21,7619 4,2966 6,6820 3,5864 3,9187 13,2027 12,2228
Std. Error
201,15699 33,27726 36,70581 27,99996 16,91114 54,16186 133,91320
6,52983 1,50485 1,96201 2,23464 1,11027 7,98573 2,84023
95% Confidence Interval for Mean Lower Upper Bound Bound 8,9473 34,5765 1,3398 7,2534 2,8231 10,5408 -,8277 8,0004 1,7312 6,1063 -2,8813 29,2868 6,6530 17,7926
Min.
Max.
,00 ,00 ,01 -82,00 ,00 ,00 -82,00
3974,00 614,04 420,00 323,09 196,20 327,50 3974,00
Test of Homogeneity of Variances Liquiditeitsratio in ruime zin Levene Statistic 5,742
df1
df2 2217
5
Sig. ,000 ANOVA
Liquiditeitsratio in ruime zin
Between Groups Within Groups Total
Sum of Squares 155572,588 39690987,039 39846559,627
df 5 2217 2222
Mean Square 31114,518 17903,016
F
Sig. 1,738
,123
XLIII
Bijlagen
Bijlage 14: ‘One-way anova’- analyse om het verband na te gaan tussen de verklaring van de commissaris en het eigen vermogen (%) Oneway Descriptives Eigen vermogen / Balanstotaal
N 1 2 3 4 5 6 Total
Std. Deviation
Mean
959 492 352 157 234 43 2237
,3020 -3,0667 ,1125 -,2787 -,4150 -,0951 -,5921
Std. Error
1,43432 36,99389 1,73330 2,45811 2,52089 ,84029 17,45712
,04632 1,66781 ,09239 ,19618 ,16480 ,12814 ,36910
95% Confidence Interval for Mean Lower Bound Upper Bound ,2111 ,3929 -6,3436 ,2102 -,0692 ,2942 -,6662 ,1089 -,7397 -,0904 -,3537 ,1635 -1,3159 ,1317
Min. -32,93 -675,67 -24,92 -27,97 -18,85 -3,62 -675,67
Max. 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00
Test of Homogeneity of Variances Eigen vermogen / Balanstotaal Levene Statistic 7,084
df1 5
df2 2231
Sig. ,000 ANOVA
Eigen vermogen / Balanstotaal
Between Groups Within Groups Total
Sum of Squares 3987,616 677435,404 681423,020
df
Mean Square 797,523 303,647
5 2231 2236
F 2,626
Sig. ,022
Post Hoc Tests Multiple Comparisons Dependent Variable: Eigen vermogen / Balanstotaal
Bonferro ni
(I) Verklaring van de commissaris 1
2
(J) Verklaring van de commissaris 2 3 4 5 6 1 3 4 5
Mean Difference (I-J) 3,36871(*) ,18955 ,58065 ,71705 ,39708 3,36871(*) -3,17917 -2,78806 -2,65167
95% Confidence Interval Std. Error ,96633 1,08594 1,50023 1,27054 2,71628
Sig. ,007 1,000 1,000 1,000 1,000
Upper Bound ,5293 -3,0013 -3,8276 -3,0163 -7,5843
Lower Bound 6,2081 3,3804 4,9889 4,4503 8,3785
,96633
,007
-6,2081
-,5293
1,21647 1,59725 1,38376
,135 1,000 ,832
-6,7536 -7,4814 -6,7177
,3953 1,9053 1,4143
XLIV
Bijlagen
3
4
5
6
Tamhane
1
2
3
4
5
6
•
6 1 2 4 5 6 1 2 3 5 6 1 2 3 4 6 1 2 3 4 5 2 3 4 5 6 1 3 4 5 6 1 2 4 5 6 1 2 3 5 6 1 2 3 4 6 1 2 3 4 5
-2,97163 -,18955 3,17917 ,39111 ,52750 ,20753 -,58065 2,78806 -,39111 ,13639 -,18357 -,71705 2,65167 -,52750 -,13639 -,31997 -,39708 2,97163 -,20753 ,18357 ,31997 3,36871 ,18955 ,58065 ,71705(*) ,39708 -3,36871 -3,17917 -2,78806 -2,65167 -2,97163 -,18955 3,17917 ,39111 ,52750 ,20753 -,58065 2,78806 -,39111 ,13639 -,18357 -,71705(*) 2,65167 -,52750 -,13639 -,31997 -,39708 2,97163 -,20753 ,18357 ,31997
The mean difference is significant at the .05 level.
2,77105 1,08594 1,21647 1,67233 1,46978 2,81499 1,50023 1,59725 1,67233 1,79769 2,99927 1,27054 1,38376 1,46978 1,79769 2,89122 2,71628 2,77105 2,81499 2,99927 2,89122 1,66846 ,10335 ,20157 ,17118 ,13626 1,66846 1,67037 1,67931 1,67594 1,67273 ,10335 1,67037 ,21684 ,18892 ,15797 ,20157 1,67931 ,21684 ,25621 ,23432 ,17118 1,67594 ,18892 ,25621 ,20875 ,13626 1,67273 ,15797 ,23432 ,20875
1,000 1,000 ,135 1,000 1,000 1,000 1,000 1,000 1,000 1,000 1,000 1,000 ,832 1,000 1,000 1,000 1,000 1,000 1,000 1,000 1,000 ,491 ,648 ,065 ,001 ,075 ,491 ,589 ,785 ,838 ,696 ,648 ,589 ,677 ,079 ,959 ,065 ,785 ,677 1,000 1,000 ,001 ,838 ,079 1,000 ,869 ,075 ,696 ,959 1,000 ,869
-11,1140 -3,3804 -,3953 -4,5228 -3,7913 -8,0639 -4,9889 -1,9053 -5,3050 -5,1459 -8,9965 -4,4503 -1,4143 -4,8463 -5,4187 -8,8154 -8,3785 -5,1707 -8,4790 -8,6294 -8,1755 -1,5401 -,1144 -,0177 ,2114 -,0204 -8,2775 -8,0935 -7,7282 -7,5820 -7,8928 -,4935 -1,7351 -,2505 -,0292 -,2670 -1,1790 -2,1521 -1,0327 -,6190 -,8784 -1,2227 -2,2787 -1,0842 -,8918 -,9386 -,8146 -1,9495 -,6821 -,5112 -,2987
5,1707 3,0013 6,7536 5,3050 4,8463 8,4790 3,8276 7,4814 4,5228 5,4187 8,6294 3,0163 6,7177 3,7913 5,1459 8,1755 7,5843 11,1140 8,0639 8,9965 8,8154 8,2775 ,4935 1,1790 1,2227 ,8146 1,5401 1,7351 2,1521 2,2787 1,9495 ,1144 8,0935 1,0327 1,0842 ,6821 ,0177 7,7282 ,2505 ,8918 ,5112 -,2114 7,5820 ,0292 ,6190 ,2987 ,0204 7,8928 ,2670 ,8784 ,9386
XLV
Bijlagen
Bijlage 15: ‘One-way anova’-analyse om het verband na te gaan tussen de verklaring van de commissaris en het overgedragen resultaat (%) Oneway Descriptives Overgedragen resultaat / Balanstotaal
N 1 2 3 4 5 6 Total
Std. Deviation
Mean
956 492 352 157 234 43 2234
-,2786 -6,3851 -,2377 -,7916 -1,2153 -1,7365 -1,7792
95% Confidence Interval for Mean Lower Bound Upper Bound -,5196 -,0377 -10,7736 -1,9967 -,4502 -,0251 -1,2150 -,3682 -1,7186 -,7121 -3,0226 -,4504 -2,7567 -,8018
Std. Error
3,79652 49,54209 2,02754 2,68571 3,90717 4,17893 23,55922
,12279 2,23353 ,10807 ,21434 ,25542 ,63728 ,49845
Min.
Max.
-69,57 -783,00 -26,21 -29,56 -38,16 -26,08 -783,00
,97 ,77 ,74 ,69 ,84 ,29 ,97
Test of Homogeneity of Variances Overgedragen resultaat / Balanstotaal Levene Statistic 14,577
df1 5
df2 2228
Sig. ,000 ANOVA
Overgedragen resultaat / Balanstotaal
Between Groups Within Groups Total
Sum of Squares 13654,242 1225743,282 1239397,524
df
Mean Square 2730,848 550,154
5 2228 2233
F
Sig. 4,964
,000
Post Hoc Tests Multiple Comparisons Dependent Variable: Overgedragen resultaat / Balanstotaal (I) Verklaring (J) Verklaring Mean van de van de Difference commissaris commissaris (I-J) Lower Bound Bonferro ni
1
2 3 4 5 6
6,10649(*) -,04094 ,51296 ,93671 1,45789
Std. Error Upper Bound 1,3014 1 1,4623 3 2,0198 1 1,7107 2 3,6564 7
Sig. Lower Bound
95% Confidence Interval Upper Bound
Lower Bound
,000
2,2825
9,9305
1,000
-4,3378
4,2559
1,000
-5,4220
6,4479
1,000
-4,0900
5,9634
1,000
-9,2862
12,2019
XLVI
Bijlagen
2
1 3 4 5 6
3
1 2 4 5 6
4
1 2 3 5 6
5
1 2 3 4 6
6
1 2 3 4 5
Tamhane
1
2
2
3 4 5 6 1 3
-6,10649(*) -6,14744(*) -5,59353 -5,16979 -4,64861 ,04094 6,14744(*) ,55391 ,97765 1,49883 -,51296 5,59353 -,55391 ,42374 ,94492 -,93671 5,16979 -,97765 -,42374 ,52118 -1,45789 4,64861 -1,49883 -,94492 -,52118 6,10649 -,04094 ,51296 ,93671(*) 1,45789 -6,10649 -6,14744
1,3014 1 1,6374 2 2,1499 7 1,8626 0 3,7299 4 1,4623 3 1,6374 2 2,2510 2 1,9783 9 3,7890 9 2,0198 1 2,1499 7 2,2510 2 2,4197 6 4,0371 3 1,7107 2 1,8626 0 1,9783 9 2,4197 6 3,8917 0 3,6564 7 3,7299 4 3,7890 9 4,0371 3 3,8917 0 2,2369 0 ,16357 ,24702 ,28340 ,64900 2,2369 0 2,2361 4
,000
-9,9305
-2,2825
,003
-10,9588
-1,3361
,140
-11,9109
,7239
,083
-10,6428
,3032
1,000
-15,6086
6,3113
1,000
-4,2559
4,3378
,003
1,3361
10,9588
1,000
-6,0604
7,1682
1,000
-4,8356
6,7909
1,000
-9,6349
12,6326
1,000
-6,4479
5,4220
,140
-,7239
11,9109
1,000
-7,1682
6,0604
1,000
-6,6864
7,5339
1,000
-10,9177
12,8075
1,000
-5,9634
4,0900
,083
-,3032
10,6428
1,000
-6,7909
4,8356
1,000
-7,5339
6,6864
1,000
-10,9141
11,9564
1,000
-12,2019
9,2862
1,000
-6,3113
15,6086
1,000
-12,6326
9,6349
1,000
-12,8075
10,9177
1,000
-11,9564
10,9141
,094
-,4746
12,6876
1,000 ,448 ,016 ,363
-,5209 -,2167 ,1012 -,5480
,4390 1,2426 1,7722 3,4638
,094
-12,6876
,4746
,089
-12,7263
,4314
XLVII
Bijlagen
4 5 6 3
4
5
6
1 2
-5,59353 -5,16979 -4,64861 ,04094 6,14744
4 5 6 1 2
,55391 ,97765(*) 1,49883 -,51296
3 5 6 1 2
-,55391 ,42374 ,94492 -,93671(*)
3 4 6 1 2
-,97765(*) -,42374 ,52118 -1,45789
3 4 5
-1,49883 -,94492 -,52118
* The mean difference is significant at the .05 level.
5,59353
5,16979
4,64861
2,2437 9 2,2480 9 2,3226 7 ,16357 2,2361 4 ,24005 ,27734 ,64638 ,24702 2,2437 9 ,24005 ,33344 ,67236 ,28340 2,2480 9 ,27734 ,33344 ,68656 ,64900 2,3226 7 ,64638 ,67236 ,68656
,178
-12,1945
1,0074
,282
-11,7831
1,4436
,505
-11,4796
2,1824
1,000
-,4390
,5209
,089
-,4314
12,7263
,282 ,007 ,317 ,448
-,1560 ,1595 -,5008 -1,2426
1,2638 1,7958 3,4985 ,2167
,178
-1,0074
12,1945
,282 ,968 ,934 ,016
-1,2638 -,5585 -1,1184 -1,7722
,1560 1,4060 3,0083 -,1012
,282
-1,4436
11,7831
,007 ,968 1,000 ,363
-1,7958 -1,4060 -1,5778 -3,4638
-,1595 ,5585 2,6202 ,5480
,505
-2,1824
11,4796
,317 ,934 1,000
-3,4985 -3,0083 -2,6202
,5008 1,1184 1,5778
XLVIII
Bijlagen
Bijlage 16: ‘One-way anova’-analyse om het verband na te gaan tussen de verklaring van de commissaris en de voorzieningen voor risico’s en kosten (%) Oneway Descriptives Voorzieningen voor risico's en kosten / Balanstotaal
N 1 2 3 4 5 6 Total
Std. Deviation
Mean
959 492 352 157 234 43 2237
,0204 ,1806 ,0346 ,0245 ,0440 ,0538 ,0613
Std. Error
,10055 1,97110 ,34713 ,07753 ,21779 ,10213 ,94130
,00325 ,08886 ,01850 ,00619 ,01424 ,01558 ,01990
95% Confidence Interval for Mean Lower Bound Upper Bound ,0140 ,0268 ,0060 ,3552 -,0018 ,0709 ,0123 ,0367 ,0160 ,0721 ,0224 ,0852 ,0222 ,1003
Test of Homogeneity of Variances Voorzieningen voor risico's en kosten / Balanstotaal Levene Statistic 6,350
df1 5
df2 2231
Sig. ,000 ANOVA
Voorzieningen voor risico's en kosten / Balanstotaal
Between Groups Within Groups Total
Sum of Squares 9,142 1972,053 1981,196
df 5 2231 2236
Mean Square 1,828 ,884
F 2,069
Sig. ,067
Min. ,00 ,00 ,00 ,00 ,00 ,00 ,00
Max. 2,30 36,67 6,11 ,44 3,01 ,33 36,67
XLIX
Bijlagen
Bijlage 17: ‘One-way anova’-analyse om het verband na te gaan tussen de verklaring van de commissaris en de schulden op lange termijn (%) Oneway Descriptives Schulden > 1jaar / Balanstotaal
N 1 2 3 4 5 6 Total
Std. Deviation
Mean
959 492 352 157 234 43 2237
,12 ,29 ,11 ,22 ,24 ,16 ,18
Std. Error
,253 ,734 ,197 ,387 ,516 ,227 ,443
,008 ,033 ,010 ,031 ,034 ,035 ,009
95% Confidence Interval for Mean Lower Bound Upper Bound ,10 ,14 ,22 ,35 ,09 ,13 ,16 ,28 ,17 ,30 ,09 ,23 ,16 ,19
Min.
Max. 0 0 0 0 0 0 0
4 10 2 3 5 1 10
Test of Homogeneity of Variances Schulden > 1jaar / Balanstotaal Levene Statistic 31,040
df1 5
df2 2231
Sig. ,000 ANOVA
Schulden > 1jaar / Balanstotaal
Between Groups Within Groups Total
Sum of Squares 11,933 426,905 438,838
df 5 2231 2236
Mean Square 2,387 ,191
F 12,473
Sig. ,000
Post Hoc Tests Multiple Comparisons Dependent Variable: Schulden > 1jaar / Balanstotaal
Bonferro ni
(I) Verklaring van de commissaris 1
2
(J) Verklaring van de commissaris 2 3 4 5 6 1 3 4 5
Mean Difference (I-J) -,168(*) ,011 -,101 -,118(*) -,043 ,168(*) ,178(*) ,067 ,049
95% Confidence Interval Std. Error ,024 ,027 ,038 ,032 ,068 ,024 ,031 ,040 ,035
Sig. ,000 1,000 ,112 ,003 1,000 ,000 ,000 1,000 1,000
Upper Bound -,24 -,07 -,21 -,21 -,24 ,10 ,09 -,05 -,05
Lower Bound -,10 ,09 ,01 -,02 ,16 ,24 ,27 ,18 ,15
L
Bijlagen
3
4
5
6
Tamhane
1
2
3
4
5
6
6 1 2 4 5 6 1 2 3 5 6 1 2 3 4 6 1 2 3 4 5 2 3 4 5 6 1 3 4 5 6 1 2 4 5 6 1 2 3 5 6 1 2 3 4 6 1 2 3 4 5
* The mean difference is significant at the .05 level.
,125 -,011 -,178(*) -,112 -,129(*) -,054 ,101 -,067 ,112 -,017 ,058 ,118(*) -,049 ,129(*) ,017 ,075 ,043 -,125 ,054 -,058 -,075 -,168(*) ,011 -,101(*) -,118(*) -,043 ,168(*) ,178(*) ,067 ,049 ,125 -,011 -,178(*) -,112(*) -,129(*) -,054 ,101(*) -,067 ,112(*) -,017 ,058 ,118(*) -,049 ,129(*) ,017 ,075 ,043 -,125 ,054 -,058 -,075
,070 ,027 ,031 ,042 ,037 ,071 ,038 ,040 ,042 ,045 ,075 ,032 ,035 ,037 ,045 ,073 ,068 ,070 ,071 ,075 ,073 ,034 ,013 ,032 ,035 ,036 ,034 ,035 ,045 ,047 ,048 ,013 ,035 ,033 ,035 ,036 ,032 ,045 ,033 ,046 ,046 ,035 ,047 ,035 ,046 ,048 ,036 ,048 ,036 ,046 ,048
1,000 1,000 ,000 ,117 ,007 1,000 ,112 1,000 ,117 1,000 1,000 ,003 1,000 ,007 1,000 1,000 1,000 1,000 1,000 1,000 1,000 ,000 1,000 ,028 ,011 ,981 ,000 ,000 ,899 ,995 ,142 1,000 ,000 ,011 ,005 ,900 ,028 ,899 ,011 1,000 ,973 ,011 ,995 ,005 1,000 ,856 ,981 ,142 ,900 ,973 ,856
-,08 -,09 -,27 -,24 -,24 -,26 -,01 -,18 -,01 -,15 -,16 ,02 -,15 ,02 -,12 -,14 -,16 -,33 -,15 -,28 -,29 -,27 -,03 -,20 -,22 -,15 ,07 ,08 -,07 -,09 -,02 -,05 -,28 -,21 -,23 -,16 ,01 -,20 ,02 -,15 -,08 ,02 -,19 ,02 -,12 -,07 -,07 -,27 -,06 -,20 -,22
,33 ,07 -,09 ,01 -,02 ,15 ,21 ,05 ,24 ,12 ,28 ,21 ,05 ,24 ,15 ,29 ,24 ,08 ,26 ,16 ,14 -,07 ,05 -,01 -,02 ,07 ,27 ,28 ,20 ,19 ,27 ,03 -,08 -,02 -,02 ,06 ,20 ,07 ,21 ,12 ,20 ,22 ,09 ,23 ,15 ,22 ,15 ,02 ,16 ,08 ,07
LI
Bijlagen
Bijlage 18: ‘One-way anova’-analyse om het verband na te gaan tussen de verklaring van de commissaris en de schulden op korte termijn (%) Oneway Descriptives Schulden < 1 jaar / Balanstotaal
N 1 2 3 4 5 6 Total
Std. Deviation
Mean
959 492 352 157 234 43 2237
,5431 3,5583 ,7288 1,0174 1,1004 ,8466 1,3329
Std. Error
1,39641 35,07356 1,57111 2,42168 2,23995 ,78167 16,54467
,04509 1,58124 ,08374 ,19327 ,14643 ,11920 ,34980
95% Confidence Interval for Mean Lower Bound Upper Bound ,4546 ,6316 ,4514 6,6651 ,5641 ,8935 ,6357 1,3992 ,8119 1,3889 ,6060 1,0872 ,6469 2,0189
Min.
Max.
,00 ,00 ,00 ,00 ,00 ,00 ,00
33,86 640,00 25,92 28,62 19,54 4,62 640,00
Test of Homogeneity of Variances Schulden < 1 jaar / Balanstotaal Levene Statistic 7,118
df1 5
df2 2231
Sig. ,000 ANOVA
Schulden < 1 jaar / Balanstotaal Sum of Squares Between Groups 3201,575 Within Groups 608850,082 Total 612051,657
df 5 2231 2236
Mean Square 640,315 272,905
F
Sig. 2,346
,039
Post Hoc Tests Multiple Comparisons Dependent Variable: Schulden < 1 jaar / Balanstotaal
Bonferro ni
(I) Verklaring van de commissaris 1
2
(J) Verklaring van de commissaris 2
3 4 5 6 1 3 4 5
Mean Difference (I-J) 3,01513(* ) -,18562 -,47431 -,55724 -,30347 3,01513(* ) 2,82950 2,54082 2,45788
95% Confidence Interval Std. Error
Sig.
Upper Bound
Lower Bound
,91611
,015
-5,7070
-,3233
1,02950 1,42226 1,20450 2,57511
1,000 1,000 1,000 1,000
-3,2107 -4,6534 -4,0965 -7,8701
2,8394 3,7048 2,9820 7,2631
,91611
,015
,3233
5,7070
1,15325 1,51424 1,31185
,213 1,000 ,917
-,5592 -1,9086 -1,3968
6,2182 6,9902 6,3126
LII
Bijlagen
3
4
5
6
Tamhane
1
2
3
4
5
6
6 1 2 4 5 6 1 2 3 5 6 1 2 3 4 6 1 2 3 4 5 2 3 4 5 6 1 3 4 5 6 1 2 4 5 6 1 2 3 5 6 1 2 3 4 6 1 2 3 4 5
* The mean difference is significant at the .05 level.
2,71166 ,18562 -2,82950 -,28868 -,37162 -,11785 ,47431 -2,54082 ,28868 -,08294 ,17083 ,55724 -2,45788 ,37162 ,08294 ,25377 ,30347 -2,71166 ,11785 -,17083 -,25377 -3,01513 -,18562 -,47431 -,55724(*) -,30347 3,01513 2,82950 2,54082 2,45788 2,71166 ,18562 -2,82950 -,28868 -,37162 -,11785 ,47431 -2,54082 ,28868 -,08294 ,17083 ,55724(*) -2,45788 ,37162 ,08294 ,25377 ,30347 -2,71166 ,11785 -,17083 -,25377
2,62703 1,02950 1,15325 1,58542 1,39340 2,66869 1,42226 1,51424 1,58542 1,70426 2,84339 1,20450 1,31185 1,39340 1,70426 2,74096 2,57511 2,62703 2,66869 2,84339 2,74096 1,58188 ,09511 ,19846 ,15322 ,12745 1,58188 1,58345 1,59301 1,58800 1,58573 ,09511 1,58345 ,21063 ,16868 ,14568 ,19846 1,59301 ,21063 ,24248 ,22708 ,15322 1,58800 ,16868 ,24248 ,18881 ,12745 1,58573 ,14568 ,22708 ,18881
1,000 1,000 ,213 1,000 1,000 1,000 1,000 1,000 1,000 1,000 1,000 1,000 ,917 1,000 1,000 1,000 1,000 1,000 1,000 1,000 1,000 ,587 ,547 ,238 ,005 ,270 ,587 ,687 ,830 ,859 ,748 ,547 ,687 ,941 ,349 1,000 ,238 ,830 ,941 1,000 1,000 ,005 ,859 ,349 1,000 ,950 ,270 ,748 1,000 1,000 ,950
-5,0075 -2,8394 -6,2182 -4,9472 -4,4659 -7,9594 -3,7048 -6,9902 -4,3698 -5,0907 -8,1841 -2,9820 -6,3126 -3,7227 -4,9248 -7,8002 -7,2631 -10,4308 -7,7237 -8,5258 -8,3077 -7,6692 -,4653 -1,0635 -1,0097 -,6936 -1,6389 -1,8291 -2,1454 -2,2138 -1,9535 -,0940 -7,4881 -,9123 -,8686 -,5559 -,1149 -7,2270 -,3349 -,7983 -,5023 ,1048 -7,1296 -,1254 -,6324 -,3062 -,0866 -7,3768 -,3202 -,8440 -,8137
10,4308 3,2107 ,5592 4,3698 3,7227 7,7237 4,6534 1,9086 4,9472 4,9248 8,5258 4,0965 1,3968 4,4659 5,0907 8,3077 7,8701 5,0075 7,9594 8,1841 7,8002 1,6389 ,0940 ,1149 -,1048 ,0866 7,6692 7,4881 7,2270 7,1296 7,3768 ,4653 1,8291 ,3349 ,1254 ,3202 1,0635 2,1454 ,9123 ,6324 ,8440 1,0097 2,2138 ,8686 ,7983 ,8137 ,6936 1,9535 ,5559 ,5023 ,3062
LIII
Bijlagen
Bijlage 19: ‘One-way anova’-analyse om het verband na te gaan tussen de verklaring van de commissaris en de solvabiliteitsratio (%) Oneway Descriptives Solvabiliteitsratio
N 1 2 3 4 5 6 Total
Std. Deviation
Mean
959 492 352 157 234 43 2237
,6980 4,0667 ,8875 1,2787 1,4150 1,0951 1,5921
Std. Error
1,43432 36,99389 1,73330 2,45811 2,52089 ,84029 17,45712
,04632 1,66781 ,09239 ,19618 ,16480 ,12814 ,36910
95% Confidence Interval for Mean Lower Upper Bound Bound ,6071 ,7889 ,7898 7,3436 ,7058 1,0692 ,8911 1,6662 1,0904 1,7397 ,8365 1,3537 ,8683 2,3159
Min. ,00 ,00 ,00 ,00 ,00 ,00 ,00
Max. 33,93 676,67 25,92 28,97 19,85 4,62 676,67
Test of Homogeneity of Variances Solvabiliteitsratio Levene Statistic 7,084
df1 5
df2 2231
Sig. ,000 ANOVA
Solvabiliteitsratio
Between Groups Within Groups Total
Sum of Squares 3987,616 677435,404 681423,020
df 5 2231 2236
Mean Square 797,523 303,647
F
Sig. 2,626
,022
Post Hoc Tests Multiple Comparisons Dependent Variable: Solvabiliteitsratio (I) Verklaring (J) Verklaring van de van de commissaris commissaris
Bonferro ni
1
2
2 3 4 5 6 1 3 4 5
Mean Difference (IJ)
Std. Error
Sig.
Lower Bound
Upper Bound
Lower Bound
95% Confidence Interval Upper Bound
Lower Bound
-3,36871(*)
,96633
,007
-6,2081
-,5293
-,18955 -,58065 -,71705 -,39708 3,36871(*) 3,17917 2,78806 2,65167
1,08594 1,50023 1,27054 2,71628 ,96633 1,21647 1,59725 1,38376
1,000 1,000 1,000 1,000 ,007 ,135 1,000 ,832
-3,3804 -4,9889 -4,4503 -8,3785 ,5293 -,3953 -1,9053 -1,4143
3,0013 3,8276 3,0163 7,5843 6,2081 6,7536 7,4814 6,7177
LIV
Bijlagen
3
4
5
6
Tamhane
1
2
3
4
5
6
6 1 2 4 5 6 1 2 3 5 6 1 2 3 4 6 1 2 3 4 5 2 3 4 5 6 1 3 4 5 6 1 2 4 5 6 1 2 3 5 6 1 2 3 4 6 1 2 3 4 5
* The mean difference is significant at the .05 level.
2,97163 ,18955 -3,17917 -,39111 -,52750 -,20753 ,58065 -2,78806 ,39111 -,13639 ,18357 ,71705 -2,65167 ,52750 ,13639 ,31997 ,39708 -2,97163 ,20753 -,18357 -,31997 -3,36871 -,18955 -,58065 -,71705(*) -,39708 3,36871 3,17917 2,78806 2,65167 2,97163 ,18955 -3,17917 -,39111 -,52750 -,20753 ,58065 -2,78806 ,39111 -,13639 ,18357 ,71705(*) -2,65167 ,52750 ,13639 ,31997 ,39708 -2,97163 ,20753 -,18357 -,31997
2,77105 1,08594 1,21647 1,67233 1,46978 2,81499 1,50023 1,59725 1,67233 1,79769 2,99927 1,27054 1,38376 1,46978 1,79769 2,89122 2,71628 2,77105 2,81499 2,99927 2,89122 1,66846 ,10335 ,20157 ,17118 ,13626 1,66846 1,67037 1,67931 1,67594 1,67273 ,10335 1,67037 ,21684 ,18892 ,15797 ,20157 1,67931 ,21684 ,25621 ,23432 ,17118 1,67594 ,18892 ,25621 ,20875 ,13626 1,67273 ,15797 ,23432 ,20875
1,000 1,000 ,135 1,000 1,000 1,000 1,000 1,000 1,000 1,000 1,000 1,000 ,832 1,000 1,000 1,000 1,000 1,000 1,000 1,000 1,000 ,491 ,648 ,065 ,001 ,075 ,491 ,589 ,785 ,838 ,696 ,648 ,589 ,677 ,079 ,959 ,065 ,785 ,677 1,000 1,000 ,001 ,838 ,079 1,000 ,869 ,075 ,696 ,959 1,000 ,869
-5,1707 -3,0013 -6,7536 -5,3050 -4,8463 -8,4790 -3,8276 -7,4814 -4,5228 -5,4187 -8,6294 -3,0163 -6,7177 -3,7913 -5,1459 -8,1755 -7,5843 -11,1140 -8,0639 -8,9965 -8,8154 -8,2775 -,4935 -1,1790 -1,2227 -,8146 -1,5401 -1,7351 -2,1521 -2,2787 -1,9495 -,1144 -8,0935 -1,0327 -1,0842 -,6821 -,0177 -7,7282 -,2505 -,8918 -,5112 ,2114 -7,5820 -,0292 -,6190 -,2987 -,0204 -7,8928 -,2670 -,8784 -,9386
11,1140 3,3804 ,3953 4,5228 3,7913 8,0639 4,9889 1,9053 5,3050 5,1459 8,9965 4,4503 1,4143 4,8463 5,4187 8,8154 8,3785 5,1707 8,4790 8,6294 8,1755 1,5401 ,1144 ,0177 -,2114 ,0204 8,2775 8,0935 7,7282 7,5820 7,8928 ,4935 1,7351 ,2505 ,0292 ,2670 1,1790 2,1521 1,0327 ,6190 ,8784 1,2227 2,2787 1,0842 ,8918 ,9386 ,8146 1,9495 ,6821 ,5112 ,2987
LV
Bijlagen
Bijlage 20: ‘One-way anova’-analyse om het verband na te gaan tussen de verklaring van de commissaris en het natuurlijk logaritme van de omzet Oneway Descriptives LnOmzet
N 1 2 3 4 5 6 Total
Std. Deviation
Mean
799 391 318 146 165 31 1850
15,5950 14,6194 16,1170 15,5540 15,5425 15,5113 15,4692
Std. Error
1,87151 2,19650 1,67605 1,79056 1,69414 1,37898 1,94435
,06621 ,11108 ,09399 ,14819 ,13189 ,24767 ,04521
95% Confidence Interval for Mean Lower Upper Bound Bound 15,4650 15,7249 14,4010 14,8378 15,9320 16,3019 15,2611 15,8469 15,2821 15,8030 15,0055 16,0171 15,3805 15,5579
Min. 6,91 6,91 8,08 8,56 10,18 10,78 6,91
Max. 21,01 20,45 19,08 18,67 19,86 17,98 21,01
Test of Homogeneity of Variances LnOmzet Levene Statistic 8,712
df1 5
df2 1844
Sig. ,000 ANOVA
LnOmzet
Between Groups Within Groups Total
Sum of Squares 430,409 6559,748 6990,157
df 5 1844 1849
Mean Square 86,082 3,557
F 24,198
Sig. ,000
Post Hoc Tests Multiple Comparisons Dependent Variable: LnOmzet (I) Verklaring (J) Verklaring Mean Std. van de van de Difference Error commissaris commissaris (I-J) Lower Bound Bonferro ni
1
2
2
3 4 5 6 1 3 4 5 6
Upper Bound
Sig. Lower Bound
95% Confidence Interval Upper Bound
Lower Bound
,97554(*)
,11641
,000
,6334
1,3177
-,52199(*) ,04094 ,05241 ,08368 -,97554(*) -1,49753(*) -,93460(*) -,92313(*) -,89186
,12506 ,16976 ,16128 ,34526 ,11641 ,14242 ,18293 ,17509 ,35192
,000 1,000 1,000 1,000 ,000 ,000 ,000 ,000 ,170
-,8895 -,4580 -,4216 -,9311 -1,3177 -1,9161 -1,4722 -1,4377 -1,9262
-,1545 ,5399 ,5264 1,0984 -,6334 -1,0789 -,3970 -,4085 ,1425
LVI
Bijlagen
3
4
5
6
Tamhane
1
2
3
4
5
6
1 2 4 5 6 1 2 3 5 6 1 2 3 4 6 1 2 3 4 5 2 3 4 5 6 1 3 4 5 6 1 2 4 5 6 1 2 3 5 6 1 2 3 4 6 1 2 3 4 5
* The mean difference is significant at the .05 level.
,52199(*) 1,49753(*) ,56294(*) ,57441(*) ,60568 -,04094 ,93460(*) -,56294(*) ,01147 ,04274 -,05241 ,92313(*) -,57441(*) -,01147 ,03127 -,08368 ,89186 -,60568 -,04274 -,03127 ,97554(*) -,52199(*) ,04094 ,05241 ,08368 -,97554(*) -1,49753(*) -,93460(*) -,92313(*) -,89186(*) ,52199(*) 1,49753(*) ,56294(*) ,57441(*) ,60568 -,04094 ,93460(*) -,56294(*) ,01147 ,04274 -,05241 ,92313(*) -,57441(*) -,01147 ,03127 -,08368 ,89186(*) -,60568 -,04274 -,03127
,12506 ,14242 ,18855 ,18096 ,35488 ,16976 ,18293 ,18855 ,21430 ,37299 ,16128 ,17509 ,18096 ,21430 ,36921 ,34526 ,35192 ,35488 ,37299 ,36921 ,12932 ,11497 ,16231 ,14757 ,25637 ,12932 ,14551 ,18520 ,17244 ,27144 ,11497 ,14551 ,17548 ,16195 ,26491 ,16231 ,18520 ,17548 ,19838 ,28862 ,14757 ,17244 ,16195 ,19838 ,28060 ,25637 ,27144 ,26491 ,28862 ,28060
,000 ,000 ,043 ,023 1,000 1,000 ,000 ,043 1,000 1,000 1,000 ,000 ,023 1,000 1,000 1,000 ,170 1,000 1,000 1,000 ,000 ,000 1,000 1,000 1,000 ,000 ,000 ,000 ,000 ,030 ,000 ,000 ,022 ,007 ,344 1,000 ,000 ,022 1,000 1,000 1,000 ,000 ,007 1,000 1,000 1,000 ,030 ,344 1,000 1,000
,1545 1,0789 ,0088 ,0426 -,4373 -,5399 ,3970 -1,1171 -,6184 -1,0535 -,5264 ,4085 -1,1063 -,6413 -1,0538 -1,0984 -,1425 -1,6487 -1,1390 -1,1164 ,5956 -,8598 -,4398 -,3838 -,7226 -1,3555 -1,9250 -1,4810 -1,4311 -1,7330 ,1841 1,0701 ,0445 ,0968 -,2201 -,5217 ,3882 -1,0814 -,5740 -,8414 -,4886 ,4152 -1,0520 -,5970 -,8325 -,8900 ,0507 -1,4314 -,9269 -,8951
,8895 1,9161 1,1171 1,1063 1,6487 ,4580 1,4722 -,0088 ,6413 1,1390 ,4216 1,4377 -,0426 ,6184 1,1164 ,9311 1,9262 ,4373 1,0535 1,0538 1,3555 -,1841 ,5217 ,4886 ,8900 -,5956 -1,0701 -,3882 -,4152 -,0507 ,8598 1,9250 1,0814 1,0520 1,4314 ,4398 1,4810 -,0445 ,5970 ,9269 ,3838 1,4311 -,0968 ,5740 ,8951 ,7226 1,7330 ,2201 ,8414 ,8325
LVII
Bijlagen
Bijlage 21: ‘One-way anova’-analyse om het verband na te gaan tussen de verklaring van de commissaris en de netto-winstmarge (%) Oneway Descriptives Netto-winstmarge
N 1 2 3 4 5 6 Total
Std. Deviation
Mean
799 391 318 146 165 31 1850
,8589 -1,1280 ,0265 ,5242 -,3581 -,4853 ,1384
Std. Error
22,86623 7,99463 ,76714 10,23094 2,00669 1,17632 15,76186
,80895 ,40431 ,04302 ,84672 ,15622 ,21127 ,36646
95% Confidence Interval for Mean Lower Bound Upper Bound -,7290 2,4468 -1,9229 -,3331 -,0581 ,1112 -1,1493 2,1977 -,6666 -,0496 -,9168 -,0538 -,5803 ,8571
Test of Homogeneity of Variances Netto-winstmarge Levene Statistic 1,172
df1 5
df2 1844
Sig. ,320 ANOVA
Netto-winstmarge
Between Groups Within Groups Total
Sum of Squares 1120,320 458238,31 3 459358,63 4
df 5
Mean Square 224,064
1844
248,502
1849
F ,902
Sig. ,479
Min. -70,67 -107,69 -11,56 -25,41 -21,50 -5,67 -107,69
Max. 624,80 31,11 3,41 120,01 3,66 ,13 624,80
LVIII
Bijlagen
Bijlage 22: ‘One-way anova’-analyse om het verband na te gaan tussen de verklaring van de commissaris en de rendabiliteitratio (%) Oneway Descriptives Rendabiliteitratio
N 1 2 3 4 5 6 Total
Std. Deviation
Mean
958 490 353 157 234 46 2238
,5798 ,1797 ,1579 -1,9275 -,0901 1,5871 ,2004
Std. Error
13,20867 8,05550 1,34387 16,36461 3,26979 14,24872 10,64937
,42675 ,36391 ,07153 1,30604 ,21375 2,10086 ,22511
95% Confidence Interval for Mean Lower Bound Upper Bound -,2577 1,4173 -,5353 ,8947 ,0172 ,2986 -4,5073 ,6523 -,5112 ,3311 -2,6442 5,8185 -,2410 ,6419
Test of Homogeneity of Variances Rendabiliteitratio Levene Statistic 3,790
df1 5
df2 2232
Sig. ,002 ANOVA
Rendabiliteitratio
Between Groups Within Groups Total
Sum of Squares 957,868 252738,31 4 253696,18 1
df 5
Mean Square 191,574
2232
113,234
2237
F 1,692
Sig. ,133
Min. -68,64 -101,83 -11,30 -187,50 -38,56 -11,90 -187,50
Max. 401,80 125,52 15,42 10,12 12,67 94,79 401,80
LIX
Bijlagen
Bijlage 23: ‘One-way anova’-analyse om het verband na te gaan tussen de verklaring van de commissaris en de winstuitkering (%) Oneway Descriptives Winstuitkering
N 1 2 3 4 5 6 Total
Std. Deviation
Mean
724 164 269 46 107 11 1321
,46 ,23 ,25 ,05 ,39 ,18 ,37
Std. Error
2,175 1,911 1,601 ,296 2,478 ,598 2,018
,081 ,149 ,098 ,044 ,240 ,180 ,056
95% Confidence Interval for Mean Lower Bound Upper Bound ,30 ,62 -,07 ,52 ,06 ,44 -,04 ,14 -,08 ,87 -,22 ,58 ,26 ,48
Test of Homogeneity of Variances Winstuitkering Levene Statistic 1,889
df1 5
df2 1315
Sig. ,093 ANOVA
Winstuitkering
Between Groups Within Groups Total
Sum of Squares 18,415 5359,174 5377,590
df 5 1315 1320
Mean Square 3,683 4,075
F ,904
Sig. ,478
Min.
Max. 0 0 0 0 0 0 0
33 24 21 2 25 2 33
LX
Bijlagen
Bijlage 24: ‘One-way anova’-analyse om het verband na te gaan tussen de verklaring van de commissaris en het gemiddeld aantal voltijdse equivalenten Oneway Descriptives Gemiddeld aantal voltijdse equivalenten
N 1 2 3 4 5 6 Total
Std. Deviation
Mean
959 492 353 157 234 46 2241
84,387 32,154 38,855 34,203 19,767 22,065 54,205
Std. Error
664,3239 70,4208 67,8135 46,5300 34,5106 27,3669 437,6668
21,4521 3,1748 3,6094 3,7135 2,2560 4,0350 9,2453
95% Confidence Interval for Mean Lower Upper Bound Bound 42,289 126,486 25,916 38,392 31,756 45,954 26,867 41,538 15,322 24,212 13,938 30,192 36,075 72,335
Min.
Max. ,0 ,0 ,0 ,0 ,0 ,0 ,0
10614,9 658,0 462,5 254,8 202,1 134,1 10614,9
Test of Homogeneity of Variances Gemiddeld aantal voltijdse equivalenten Levene Statistic 4,131
df1 5
df2 2235
Sig. ,001 ANOVA
Gemiddeld aantal voltijdse equivalenten
Between Groups Within Groups Total
Sum of Squares 1583890,791 427493099,835 429076990,626
df 5 2235 2240
Mean Square 316778,158 191272,080
F
Sig. 1,656
,142
LXI
Bijlagen
Bijlage 25: ‘One-way anova’-analyse om het verband na te gaan tussen de verklaring van de commissaris en de personeelskost per voltijdse equivalenten (%) Oneway Descriptives Personeelskost per voltijdse equivalenten
N 1 2 3 4 5 6 Total
Mean
764 341 306 125 159 34 1729
53742,66 54939,56 46086,01 44827,50 63619,63 49529,35 52804,55
Std. Deviation
Std. Error
54790,42 32645,014 48479,52 15762,00 146877,23 16754,22 63012,86
1982,25 1767,83 2771,39 1409,80 11648,12 2873,33 1515,42
95% Confidence Interval for Mean Lower Upper Bound Bound 49851,35 57633,97 51462,31 58416,82 40632,55 51539,48 42037,12 47617,88 40613,52 86625,75 43683,53 55375,17 49832,30 55776,79
Min.
Max.
-380000 4000 40,83 7142,86 20251,85 27146,74 -380000
821753,1 270000 563134,3 95189,87 1804770 100000 1804770
Test of Homogeneity of Variances Personeelskost per voltijdse equivalenten Levene Statistic 4,167
df1 5
df2 1723
Sig. ,001 ANOVA
Personeelskost per voltijdse equivalenten
Between Groups Within Groups Total
Sum of Squares 42955649767,38 6818277260722,90 6861232910490,27
df 5 1723 1728
Mean Square 8591129953,475 3957212571,517
F
Sig. 2,171
,055
LXII
Bijlagen
Bijlage 26: ‘One-way anova’-analyse om het verband na te gaan tussen de verklaring van de commissaris en de FiTo®-score Oneway Descriptives FiTo®-score
N 1 2 3 4 5 6 Total
Std. Deviation
Mean
959 492 353 157 234 46 2241
,5601 ,4802 ,5397 ,5023 ,4821 ,4488 ,5249
Std. Error
,05984 ,08935 ,06330 ,07692 ,08291 ,08387 ,08081
,00193 ,00403 ,00337 ,00614 ,00542 ,01237 ,00171
95% Confidence Interval for Mean Lower Bound Upper Bound ,5563 ,5639 ,4722 ,4881 ,5331 ,5464 ,4902 ,5144 ,4715 ,4928 ,4239 ,4737 ,5215 ,5282
Min. ,29 ,19 ,21 ,27 ,25 ,28 ,19
Max. ,79 ,66 ,69 ,77 ,70 ,62 ,79
Test of Homogeneity of Variances FiTo®-score Levene Statistic 27,407
df1 5
df2 2235
Sig. ,000 ANOVA
FiTo®-score
Between Groups Within Groups Total
Sum of Squares 3,027 11,602 14,628
df 5 2235 2240
Mean Square ,605 ,005
F 116,619
Sig. ,000
Post Hoc Tests Multiple Comparisons Dependent Variable: FiTo®-score
Bonferro ni
(I) Verklaring van de commissaris 1
2
(J) Verklaring van de commissaris 2 3 4 5 6 1 3 4 5
Mean Difference (I-J) ,07996(*) ,02038(*) ,05782(*) ,07799(*) ,11135(*) -,07996(*) -,05958(*) -,02214(*) -,00197
95% Confidence Interval Std. Error ,00400 ,00449 ,00620 ,00525 ,01087 ,00400 ,00503 ,00660 ,00572
Sig. ,000 ,000 ,000 ,000 ,000 ,000 ,000 ,012 1,000
Upper Bound ,0682 ,0072 ,0396 ,0625 ,0794 -,0917 -,0743 -,0415 -,0188
Lower Bound ,0917 ,0336 ,0760 ,0934 ,1433 -,0682 -,0448 -,0027 ,0148
LXIII
Bijlagen
3
4
5
6
Tamhane
1
2
3
4
5
6
6 1 2 4 5 6 1 2 3 5 6 1 2 3 4 6 1 2 3 4 5 2 3 4 5 6 1 3 4 5 6 1 2 4 5 6 1 2 3 5 6 1 2 3 4 6 1 2 3 4 5
* The mean difference is significant at the .05 level.
,03140 -,02038(*) ,05958(*) ,03744(*) ,05761(*) ,09098(*) -,05782(*) ,02214(*) -,03744(*) ,02017 ,05354(*) -,07799(*) ,00197 -,05761(*) -,02017 ,03337 -,11135(*) -,03140 -,09098(*) -,05354(*) -,03337 ,07996(*) ,02038(*) ,05782(*) ,07799(*) ,11135(*) -,07996(*) -,05958(*) -,02214(*) -,00197 ,03140 -,02038(*) ,05958(*) ,03744(*) ,05761(*) ,09098(*) -,05782(*) ,02214(*) -,03744(*) ,02017 ,05354(*) -,07799(*) ,00197 -,05761(*) -,02017 ,03337 -,11135(*) -,03140 -,09098(*) -,05354(*) -,03337
,01111 ,00449 ,00503 ,00691 ,00607 ,01129 ,00620 ,00660 ,00691 ,00743 ,01208 ,00525 ,00572 ,00607 ,00743 ,01162 ,01087 ,01111 ,01129 ,01208 ,01162 ,00447 ,00388 ,00644 ,00575 ,01252 ,00447 ,00525 ,00734 ,00675 ,01301 ,00388 ,00525 ,00700 ,00638 ,01282 ,00644 ,00734 ,00700 ,00819 ,01381 ,00575 ,00675 ,00638 ,00819 ,01350 ,01252 ,01301 ,01282 ,01381 ,01350
,071 ,000 ,000 ,000 ,000 ,000 ,000 ,012 ,000 ,101 ,000 ,000 1,000 ,000 ,101 ,062 ,000 ,071 ,000 ,000 ,062 ,000 ,000 ,000 ,000 ,000 ,000 ,000 ,041 1,000 ,252 ,000 ,000 ,000 ,000 ,000 ,000 ,041 ,000 ,194 ,004 ,000 1,000 ,000 ,194 ,217 ,000 ,252 ,000 ,004 ,217
-,0012 -,0336 ,0448 ,0171 ,0398 ,0578 -,0760 ,0027 -,0577 -,0017 ,0180 -,0934 -,0148 -,0755 -,0420 -,0008 -,1433 -,0640 -,1242 -,0890 -,0675 ,0668 ,0090 ,0387 ,0610 ,0728 -,0931 -,0750 -,0438 -,0218 -,0084 -,0318 ,0442 ,0167 ,0388 ,0516 -,0769 ,0005 -,0581 -,0040 ,0117 -,0950 -,0179 -,0764 -,0443 -,0077 -,1499 -,0712 -,1303 -,0954 -,0744
,0640 -,0072 ,0743 ,0577 ,0755 ,1242 -,0396 ,0415 -,0171 ,0420 ,0890 -,0625 ,0188 -,0398 ,0017 ,0675 -,0794 ,0012 -,0578 -,0180 ,0008 ,0931 ,0318 ,0769 ,0950 ,1499 -,0668 -,0442 -,0005 ,0179 ,0712 -,0090 ,0750 ,0581 ,0764 ,1303 -,0387 ,0438 -,0167 ,0443 ,0954 -,0610 ,0218 -,0388 ,0040 ,0744 -,0728 ,0084 -,0516 -,0117 ,0077
LXIV
Bijlagen
Bijlage 27: Chi-kwadraattest om het verband na te gaan tussen de verklaring van de commissaris in 2004 en de vaste activa in 2005 en 2006 2005 Crosstabs Vaste activa (2005) * Verklaring van de commissaris(2004) Crosstabulation Verklaring van de commissaris(2004) 1 Vaste activa (2005)
geen of dalende evolutie
stijgende evolutie
Total
Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004) Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004) Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004)
2
3
4
5
54
48
32
57
13
266
70,5
56,3
52,4
31,1
45,3
10,4
266,0
56,9%
62,1%
59,3%
66,7%
81,4%
81,3%
64,7%
47
33
33
16
13
3
145
38,5
30,7
28,6
16,9
24,7
5,6
145,0
43,1%
37,9%
40,7%
33,3%
18,6%
18,8%
35,3%
109
87
81
48
70
16
411
109,0
87,0
81,0
48,0
70,0
16,0
411,0
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
Chi-Square Tests
Pearson Chi-Square Likelihood Ratio Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Value 14,812(a) 15,851 11,855
5 5
Asymp. Sig. (2-sided) ,011 ,007
1
,001
df
411
a 0 cells (,0%) have expected count less than 5. The minimum expected count is 5,64.
.
Total
6
62
LXV
Bijlagen
2006 Crosstabs Vaste activa (2006) * Verklaring van de commissaris (2004) Crosstabulation Verklaring van de commissaris (2004) Vaste activa (2006)
geen of dalende evolutie
stijgende evolutie
Total
Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004) Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004) Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004)
2
3
4
5
64 70,4
54 56,7
46 50,2
33 30,0
43 36,5
11 7,2
251 251,0
59,3%
62,1%
59,7%
71,7%
76,8%
100,0 %
65,2%
44 37,6
33 30,3
31 26,8
13 16,0
13 19,5
0 3,8
134 134,0
40,7%
37,9%
40,3%
28,3%
23,2%
,0%
34,8%
108 108,0
87 87,0
77 77,0
46 46,0
56 56,0
11 11,0
385 385,0
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
Chi-Square Tests
Pearson Chi-Square Likelihood Ratio Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Value 13,117(a) 16,848 9,509
5 5
Asymp. Sig. (2-sided) ,022 ,005
1
,002
df
385
a 1 cells (8,3%) have expected count less than 5. The minimum expected count is 3,83.
6
Total
1
LXVI
Bijlagen
Bijlage 28: Chi-kwadraattest om het verband na te gaan tussen de verklaring van de commissaris in 2004 en de handelsvorderingen in 2005 en 2006 2005 Crosstabs Handelsvorderingen (2005) * Verklaring van de commissaris (2004) Crosstabulation Verklaring van de commissaris (2004) 1 Handelsvorderingen (2005)
geen of dalende evolutie
stijgende evolutie
Total
Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004) Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004) Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004)
2
3
4
5
45
48
37
30
40
9
209
56,1
45,0
43,4
24,9
32,3
7,4
209,0
42,5% 56,5% 45,1% 63,8% 65,6% 64,3% 52,9%
61
37
45
17
21
5
186
49,9
40,0
38,6
22,1
28,7
6,6
186,0
57,5% 43,5% 54,9% 36,2% 34,4% 35,7% 47,1%
106
85
82
47
61
14
395
106,0
85,0
82,0
47,0
61,0
14,0
395,0
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
Chi-Square Tests
Pearson Chi-Square Likelihood Ratio Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Value 13,984(a) 14,113 8,740
5 5
Asymp. Sig. (2-sided) ,016 ,015
1
,003
df
Total
6
395
a 0 cells (,0%) have expected count less than 5. The minimum expected count is 6,59.
LXVII
Bijlagen
2006 Crosstabs Handelsvorderingen (2006) * Verklaring van de commissaris (2004) Crosstabulation Verklaring van de commissaris (2004) 1 Handelsvorderingen (2006)
geen of dalende evolutie
stijgende evolutie
Total
Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004) Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004) Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004)
2
3
4
5
39
39
36
27
29
9
179
50,9
37,7
37,7
22,5
24,5
5,9
179,0
37,5% 50,6% 46,8% 58,7% 58,0% 75,0% 48,9%
65
38
41
19
21
3
187
53,1
39,3
39,3
23,5
25,5
6,1
187,0
62,5% 49,4% 53,2% 41,3% 42,0% 25,0% 51,1%
104
77
77
46
50
12
366
104,0
77,0
77,0
46,0
50,0
12,0
366,0
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
Chi-Square Tests
Pearson Chi-Square Likelihood Ratio Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Value 12,340(a) 12,556 10,045
5 5
Asymp. Sig. (2-sided) ,030 ,028
1
,002
df
Total
6
366
a 0 cells (,0%) have expected count less than 5. The minimum expected count is 5,87.
LXVIII
Bijlagen
Bijlage 29: Chi-kwadraattest om het verband na te gaan tussen de verklaring van de commissaris in 2004 en de voorraad in 2005 en 2006 2005 Crosstabs Voorraad (2005) * Verklaring van de commissaris (2004) Crosstabulation Verklaring van de commissaris (2004) Voorraad (2005)
geen of dalende evolutie
stijgende evolutie
Total
Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004) Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004) Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004)
2
3
4
5
36 36,0
27 26,9
28 33,3
14 15,6
23 20,4
9 4,8
137 137,0
53,7%
54,0%
45,2%
48,3%
60,5%
100,0 %
53,7%
31 31,0
23 23,1
34 28,7
15 13,4
15 17,6
0 4,2
118 118,0
46,3%
46,0%
54,8%
51,7%
39,5%
,0%
46,3%
67 67,0
50 50,0
62 62,0
29 29,0
38 38,0
9 9,0
255 255,0
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
Chi-Square Tests
Pearson Chi-Square Likelihood Ratio Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Value 10,636(a) 14,066 1,787
5 5
Asymp. Sig. (2-sided) ,059 ,015
1
,181
df
255
a 2 cells (16,7%) have expected count less than 5. The minimum expected count is 4,16.
6
Total
1
LXIX
Bijlagen
2006 Crosstabs Voorraad (2006) * Verklaring van de commissaris (2004) Crosstabulation Verklaring van de commissaris (2004) Voorraad (2006)
geen of dalende evolutie
stijgende evolutie
Total
Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004) Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004) Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004)
2
3
4
5
28 32,9
24 23,6
27 29,0
18 13,3
13 13,3
5 2,9
115 115,0
41,8%
50,0%
45,8%
66,7%
48,1%
83,3%
49,1%
39 34,1
24 24,4
32 30,0
9 13,7
14 13,7
1 3,1
119 119,0
58,2%
50,0%
54,2%
33,3%
51,9%
16,7%
50,9%
67 67,0
48 48,0
59 59,0
27 27,0
27 27,0
6 6,0
234 234,0
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
Chi-Square Tests
Pearson Chi-Square Likelihood Ratio Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Value 7,867(a) 8,176 3,281
5 5
Asymp. Sig. (2-sided) ,164 ,147
1
,070
df
234
a 2 cells (16,7%) have expected count less than 5. The minimum expected count is 2,95.
6
Total
1
LXX
Bijlagen
Bijlage 30: Chi-kwadraattest om het verband na te gaan tussen de verklaring van de commissaris in 2004 en de andere vlottende activa in 2005 en 2006 2005 Crosstabs Andere vlottende activa (2005) * Verklaring van de commissaris (2004) Crosstabulation Verklaring van de commissaris (2004) 1 Andere vlottende activa (2005)
geen of dalende evolutie
stijgende evolutie
Total
Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004) Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004) Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004)
2
3
4
5
64
56
39
30
44
14
247
66,1
54,8
48,6
27,1
40,1
10,2
247,0
54,7%
57,7%
45,3%
62,5%
62,0%
77,8%
56,5%
53
41
47
18
27
4
190
50,9
42,2
37,4
20,9
30,9
7,8
190,0
45,3%
42,3%
54,7%
37,5%
38,0%
22,2%
43,5%
117
97
86
48
71
18
437
117,0
97,0
86,0
48,0
71,0
18,0
437,0
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
Chi-Square Tests
Pearson Chi-Square Likelihood Ratio Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Value 9,450(a) 9,680 2,470
5 5
Asymp. Sig. (2-sided) ,092 ,085
1
,116
df
Total
6
437
a 0 cells (,0%) have expected count less than 5. The minimum expected count is 7,83.
LXXI
Bijlagen
2006 Crosstabs Andere vlottende activa (2006) * Verklaring van de commissaris (2004) Crosstabulation Verklaring van de commissaris (2004) 1 Andere vlottende activa (2006)
geen of dalende evolutie
stijgende evolutie
Total
Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004) Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004) Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004)
2
3
4
5
49
48
41
28
29
9
204
55,6
44,1
41,1
24,6
31,6
7,0
204,0
44,1%
54,5%
50,0%
57,1%
46,0%
64,3%
50,1%
62
40
41
21
34
5
203
55,4
43,9
40,9
24,4
31,4
7,0
203,0
55,9%
45,5%
50,0%
42,9%
54,0%
35,7%
49,9%
111
88
82
49
63
14
407
111,0
88,0
82,0
49,0
63,0
14,0
407,0
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
Chi-Square Tests
Pearson Chi-Square Likelihood Ratio Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Value 4,787(a) 4,811 ,789
5 5
Asymp. Sig. (2-sided) ,442 ,439
1
,375
df
Total
6
407
a 0 cells (,0%) have expected count less than 5. The minimum expected count is 6,98.
LXXII
Bijlagen
Bijlage 31: Chi-kwadraattest om het verband na te gaan tussen de verklaring van de commissaris in 2004 en de schulden kleiner dan 1 jaar in 2005 en 2006 2005 Crosstabs Schulden kleiner dan 1 jaar (2005) * Verklaring van de commissaris (2004) Crosstabulation Verklaring van de commissaris (2004) 1 Schulden kleiner dan 1 jaar (2005)
geen of dalende evolutie
stijgende evolutie
Total
Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004) Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004) Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004)
2
3
4
5
56
49
34
24
41
13
217
55,8
49,0
41,7
24,3
36,9
9,2
217,0
48,7% 48,5% 39,5% 48,0% 53,9% 68,4% 48,5%
59
52
52
26
35
6
230
59,2
52,0
44,3
25,7
39,1
9,8
230,0
51,3% 51,5% 60,5% 52,0% 46,1% 31,6% 51,5%
115
101
86
50
76
19
447
115,0
101,0
86,0
50,0
76,0
19,0
447,0
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
Chi-Square Tests
Pearson Chi-Square Likelihood Ratio Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Value 6,695(a) 6,780 1,336
5 5
Asymp. Sig. (2-sided) ,244 ,238
1
,248
df
Total
6
447
a 0 cells (,0%) have expected count less than 5. The minimum expected count is 9,22.
LXXIII
Bijlagen
2006 Crosstabs Schulden kleiner dan 1 jaar (2006) * Verklaring van de commissaris (2004) Crosstabulation Verklaring van de commissaris (2004) 1 Schulden kleiner dan 1 jaar (2006)
geen of dalende evolutie
stijgende evolutie
Total
Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004) Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004) Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004)
2
3
4
5
51
44
38
26
36
11
206
56,0
45,6
40,6
24,3
32,2
7,4
206,0
45,1% 47,8% 46,3% 53,1% 55,4% 73,3% 49,5%
62
48
44
23
29
4
210
57,0
46,4
41,4
24,7
32,8
7,6
210,0
54,9% 52,2% 53,7% 46,9% 44,6% 26,7% 50,5%
113
92
82
49
65
15
416
113,0
92,0
82,0
49,0
65,0
15,0
416,0
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
Chi-Square Tests
Pearson Chi-Square Likelihood Ratio Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Value 5,850(a) 5,983 4,108
5 5
Asymp. Sig. (2-sided) ,321 ,308
1
,043
df
Total
6
416
a 0 cells (,0%) have expected count less than 5. The minimum expected count is 7,43.
LXXIV
Bijlagen
Bijlage 32: Chi-kwadraattest om het verband na te gaan tussen de verklaring van de commissaris in 2004 en de schulden groter dan 1 jaar in 2005 en 2006 2005 Crosstabs Schulden groter dan 1 jaar (2005) * Verklaring van de commissaris (2004) Crosstabulation Verklaring van de commissaris (2004) 1 Schulden groter dan 1 jaar (2005)
geen of dalende evolutie
stijgende evolutie
Total
Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004) Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004) Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004)
2
3
4
5
48
38
27
24
36
7
180
46,2
34,3
39,2
23,1
30,1
7,0
180,0
72,7% 77,6% 48,2% 72,7% 83,7% 70,0% 70,0%
18
11
29
9
7
3
77
19,8
14,7
16,8
9,9
12,9
3,0
77,0
27,3% 22,4% 51,8% 27,3% 16,3% 30,0% 30,0%
66
49
56
33
43
10
257
66,0
49,0
56,0
33,0
43,0
10,0
257,0
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
Chi-Square Tests
Pearson Chi-Square Likelihood Ratio Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Value 18,206(a) 17,622 ,230
5 5
Asymp. Sig. (2-sided) ,003 ,003
1
,631
df
Total
6
257
a 1 cells (8,3%) have expected count less than 5. The minimum expected count is 3,00.
LXXV
Bijlagen
2006 Crosstabs Schulden groter dan 1 jaar (2006) * Verklaring van de commissaris (2004) Crosstabulation Verklaring van de commissaris (2004) 1 Schulden groter dan 1 jaar (2006)
geen of dalende evolutie
stijgende evolutie
Total
Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004) Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004) Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004)
2
3
4
5
39
48
22
22
5
186
50,4
36,4
44,2
22,5
27,9
4,7
186,0
76,9% 83,0% 84,2% 75,9% 61,1% 83,3% 77,5%
15
8
9
7
14
1
54
14,6
10,6
12,8
6,5
8,1
1,4
54,0
23,1% 17,0% 15,8% 24,1% 38,9% 16,7% 22,5%
65
47
57
29
36
6
240
65,0
47,0
57,0
29,0
36,0
6,0
240,0
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
Chi-Square Tests
Pearson Chi-Square Likelihood Ratio Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Value 8,000(a) 7,509 1,870
5 5
Asymp. Sig. (2-sided) ,156 ,185
1
,171
df
Total
6
50
240
a 2 cells (16,7%) have expected count less than 5. The minimum expected count is 1,35.
LXXVI
Bijlagen
Bijlage 33: Chi-kwadraattest om het verband na te gaan tussen de verklaring van de commissaris in 2004 en een kapitaalverhoging in 2005 en in 2006 2005 Crosstabs Kapitaalverhoging (2005) * Verklaring van de commissaris (2004)Crosstabulation Verklaring van de commissaris (2004) Kapitaalverhoging (2005)
Geen kapitaalverhoging
Kapitaalverhoging
Total
1 107
Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004) Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004) Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004)
2
3
4
5
84
84
41
70
16
402
104,5
90,2
77,7
44,7
67,9
17,0
402,0
91,5%
83,2%
96,6%
82,0%
92,1%
84,2%
89,3%
10
17
3
9
6
3
48
12,5
10,8
9,3
5,3
8,1
2,0
48,0
8,5%
16,8%
3,4%
18,0%
7,9%
15,8%
10,7%
117
101
87
50
76
19
450
117,0
101,0
87,0
50,0
76,0
19,0
450,0
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
Chi-Square Tests
Pearson Chi-Square Likelihood Ratio Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Value 13,295(a) 13,887 ,012
5 5
Asymp. Sig. (2-sided) ,021 ,016
1
,913
df
Total
6
450
a 1 cells (8,3%) have expected count less than 5. The minimum expected count is 2,03.
LXXVII
Bijlagen
2006 Crosstabs Kapitaalverhoging (2006) * Verklaring van de commissaris (2004) Crosstabulation Verklaring van de commissaris (2004) 1 Kapitaalverhoging (2006)
Geen kapitaalverhoging
Kapitaalverhoging
Total
Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004) Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004) Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004)
2
3
4
5
94
90
73
42
64
15
378
98,3
84,8
73,1
42,0
63,8
16,0
378,0
80,3% 89,1% 83,9% 84,0% 84,2% 78,9% 84,0%
23
11
14
8
12
4
72
18,7
16,2
13,9
8,0
12,2
3,0
72,0
19,7% 10,9% 16,1% 16,0% 15,8% 21,1% 16,0%
117
101
87
50
76
19
450
117,0
101,0
87,0
50,0
76,0
19,0
450,0
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
Chi-Square Tests
Pearson Chi-Square Likelihood Ratio Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Value 3,490(a) 3,604 ,005
Total
6
5 5
Asymp. Sig. (2-sided) ,625 ,608
1
,945
df
450
a 1 cells (8,3%) have expected count less than 5. The minimum expected count is 3,04.
LXXVIII
Bijlagen
Bijlage 34: Chi-kwadraattest om het verband na te gaan tussen de verklaring van de commissaris in 2004 en de bezoldigingen in 2005 en 2006 2005 Crosstabs Bezoldigingen (2005) * Verklaring van de commissaris (2004) Crosstabulation Verklaring van de commissaris (2004) 1 Bezoldigingen (2005)
geen of dalende evolutie
stijgende evolutie
Total
Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004) Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004) Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004)
2
3
4
5
33
34
19
34
12
171
46,4
34,8
37,2
19,3
26,1
7,2
171,0
40,6%
45,8%
44,2%
47,5%
63,0%
80,0%
48,3%
57
39
43
21
20
3
183
49,6
37,2
39,8
20,7
27,9
7,8
183,0
59,4%
54,2%
55,8%
52,5%
37,0%
20,0%
51,7%
96
72
77
40
54
15
354
96,0
72,0
77,0
40,0
54,0
15,0
354,0
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
Chi-Square Tests
Pearson Chi-Square Likelihood Ratio Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Value 13,666(a) 14,097 10,278
Total
6
39
5 5
Asymp. Sig. (2-sided) ,018 ,015
1
,001
df
354
a 0 cells (,0%) have expected count less than 5. The minimum expected count is 7,25.
LXXIX
Bijlagen
2006 Crosstabs Bezoldigingen (2006) * Verklaring van de commissaris (2004) Crosstabulation Verklaring van de commissaris (2004) 1 Bezoldigingen (2006)
geen of dalende evolutie
stijgende evolutie
Total
Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004) Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004) Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004)
2
3
4
5
39
30
19
24
9
152
43,1
30,8
35,0
17,0
21,3
4,7
152,0
34,1%
60,0%
40,5%
52,8%
53,3%
90,0%
47,4%
60
26
44
17
21
1
169
47,9
34,2
39,0
19,0
23,7
5,3
169,0
65,9%
40,0%
59,5%
47,2%
46,7%
10,0%
52,6%
91
65
74
36
45
10
321
91,0
65,0
74,0
36,0
45,0
10,0
321,0
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
Chi-Square Tests
Pearson Chi-Square Likelihood Ratio Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Value 20,358(a) 21,459 7,344
Total
6
31
5 5
Asymp. Sig. (2-sided) ,001 ,001
1
,007
df
321
a 1 cells (8,3%) have expected count less than 5. The minimum expected count is 4,74.
LXXX
Bijlagen
Bijlage 35: Chi-kwadraattest om het verband na te gaan tussen de verklaring van de commissaris in 2004 en de omzet in 2005 en 2006 2005 Crosstabs Omzet (2005) * Verklaring van de commissaris (2004) Crosstabulation Verklaring van de commissaris (2004) Omzet (200 5)
geen of dalende evolutie
stijgende evolutie
Total
Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004) Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004) Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004)
2
3
4
5
37 50,9
39 43,5
42 41,9
29 24,4
36 28,1
12 6,4
195 195,0
38,5%
47,6%
53,2%
63,0%
67,9%
100,0 %
53,0%
59 45,1
43 38,5
37 37,1
17 21,6
17 24,9
0 5,6
173 173,0
61,5%
52,4%
46,8%
37,0%
32,1%
,0%
47,0%
96 96,0
82 82,0
79 79,0
46 46,0
53 53,0
12 12,0
368 368,0
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
Chi-Square Tests
Pearson Chi-Square Likelihood Ratio Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Value 26,274(a) 31,050 23,866
5 5
Asymp. Sig. (2-sided) ,000 ,000
1
,000
df
368
a 0 cells (,0%) have expected count less than 5. The minimum expected count is 5,64.
6
Total
1
LXXXI
Bijlagen
2006 Crosstabs Omzet (2006) * Verklaring van de commissaris (2004) Crosstabulation Verklaring van de commissaris (2004) Omzet (200 6)
geen of dalende evolutie
stijgende evolutie
Total
Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004) Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004) Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004)
2
3
4
5
30 43,3
38 33,6
28 33,6
21 17,7
28 19,6
6 3,3
151 151,0
32,3%
52,8%
38,9%
55,3%
66,7%
85,7%
46,6%
63 49,7
34 38,4
44 38,4
17 20,3
14 22,4
1 3,7
173 173,0
67,7%
47,2%
61,1%
44,7%
33,3%
14,3%
53,4%
93 93,0
72 72,0
72 72,0
38 38,0
42 42,0
7 7,0
324 324,0
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
Chi-Square Tests
Pearson Chi-Square Likelihood Ratio Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Value 22,758(a) 23,423 15,257
5 5
Asymp. Sig. (2-sided) ,000 ,000
1
,000
df
324
a 2 cells (16,7%) have expected count less than 5. The minimum expected count is 3,26.
6
Total
1
LXXXII
Bijlagen
Bijlage 36: Chi-kwadraattest om het verband na te gaan tussen de verklaring van de commissaris in 2004 en de FiTo®-score in 2005 en 2006 2005 Crosstabs FiTo®-score (2005) * Verklaring van de commissaris (2004) Crosstabulation Verklaring van de commissaris (2004) FiTo®score (2005)
geen of dalende evolutie
stijgende evolutie
Total
Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004) Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004) Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004)
2
3
4
5
64 59,5
42 51,4
44 44,3
28 25,4
40 38,7
11 9,7
229 229,0
54,7%
41,6%
50,6%
56,0%
52,6%
57,9%
50,9%
53 57,5
59 49,6
43 42,7
22 24,6
36 37,3
8 9,3
221 221,0
45,3%
58,4%
49,4%
44,0%
47,4%
42,1%
49,1%
117 117,0
101 101,0
87 87,0
50 50,0
76 76,0
19 19,0
450 450,0
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
Chi-Square Tests
Pearson Chi-Square Likelihood Ratio Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Value 5,171(a) 5,188 ,346
5 5
Asymp. Sig. (2-sided) ,395 ,393
1
,557
df
450
a 0 cells (,0%) have expected count less than 5. The minimum expected count is 9,33.
6
Total
1
LXXXIII
Bijlagen
2006 Crosstabs FiTo®-score (2006) * Verklaring van de commissaris (2004) Crosstabulation Verklaring van de commissaris (2004) FiTo®score (2006)
geen of dalende evolutie
stijgende evolutie
Total
Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004) Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004) Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004)
2
3
4
5
51 52,4
48 42,0
37 37,5
18 22,1
29 30,3
8 6,8
191 191,0
44,0%
51,6%
44,6%
36,7%
43,3%
53,3%
45,2%
65 63,6
45 51,0
46 45,5
31 26,9
38 36,7
7 8,2
232 232,0
56,0%
48,4%
55,4%
63,3%
56,7%
46,7%
54,8%
116 116,0
93 93,0
83 83,0
49 49,0
67 67,0
15 15,0
423 423,0
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
Chi-Square Tests
Pearson Chi-Square Likelihood Ratio Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Value 3,546(a) 3,558 ,157
5 5
Asymp. Sig. (2-sided) ,616 ,615
1
,692
df
423
a 0 cells (,0%) have expected count less than 5. The minimum expected count is 6,77.
6
Total
1
LXXXIV
Bijlagen
Bijlage 37: Chi-kwadraattest om het verband na te gaan tussen de verklaring van de commissaris in 2004 en het gemiddeld aantal voltijdse equivalenten (VTE) in 2005 en 2006 2005 Crosstabs Gemiddeld aantal VTE (2005) * Verklaring van de commissaris (2004) Crosstabulation Verklaring van de commissaris (2004) 1 Gemiddeld aantal VTE (2005)
geen of dalende evolutie
stijgende evolutie
Total
Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004) Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004) Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004)
2
3
4
5
55
42
47
24
40
12
220
60,1
44,8
49,2
24,9
32,0
9,0
220,0
58,5%
60,0%
61,0%
61,5%
80,0%
85,7%
64,0%
39
28
30
15
10
2
124
33,9
25,2
27,8
14,1
18,0
5,0
124,0
41,5%
40,0%
39,0%
38,5%
20,0%
14,3%
36,0%
94
70
77
39
50
14
344
94,0
70,0
77,0
39,0
50,0
14,0
344,0
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
Chi-Square Tests
Pearson Chi-Square Likelihood Ratio Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Value 10,525(a) 11,485 7,558
5 5
Asymp. Sig. (2-sided) ,062 ,043
1
,006
df
Total
6
344
a 0 cells (,0%) have expected count less than 5. The minimum expected count is 5,05.
LXXXV
Bijlagen
2006 Crosstabs Gemiddeld aantal VTE (2006) * Verklaring van de commissaris (2004) Crosstabulation Verklaring van de commissaris (2004) 1 Gemiddeld aantal VTE (2006)
geen of dalende evolutie
stijgende evolutie
Total
Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004) Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004) Count Expected Count % within Verklaring van de commissaris (2004)
2
3
4
5
46
43
43
23
30
10
195
56,5
39,1
44,1
22,4
26,7
6,2
195,0
50,5%
68,3%
60,6%
63,9%
69,8%
100,0 %
62,1%
45
20
28
13
13
0
119
34,5
23,9
26,9
13,6
16,3
3,8
119,0
49,5%
31,7%
39,4%
36,1%
30,2%
,0%
37,9%
91
63
71
36
43
10
314
91,0
63,0
71,0
36,0
43,0
10,0
314,0
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
Chi-Square Tests
Pearson Chi-Square Likelihood Ratio Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Value 13,470(a) 16,805 7,763
5 5
Asymp. Sig. (2-sided) ,019 ,005
1
,005
df
Total
6
314
a 1 cells (8,3%) have expected count less than 5. The minimum expected count is 3,79.