Brussel, 25 oktober 2012 (26.10) (OR. en)
RAAD VA DE EUROPESE UIE
14821/12 ADD 1 REV 1
Interinstitutioneel dossier: 2011/0190 (COD)
CODEC 2355 EV 770 MAR 124 MI 620 OC 555 OTA I/A-PUT - ADDEDUM - HERZIEE VERSIE van: het secretariaat-generaal van de Raad aan: het Coreper / de Raad nr. Comv.: 12806/11 ENV 612 MAR 100 MI 360 CODEC 1197 Betreft: Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 1999/32/EG wat het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen betreft (eerste lezing) - Aanneming van de wetgevingshandeling (WH + V) = Verklaringen GEMEESCHAPPELIJKE BELEIDSLIJE Aanvraagtermijn overleg: 26.10.2012 Verklaringen van de Europese Commissie
1.
Overweging 27. Verklaring van de Commissie betreffende de herziening van Richtlijn 2000/59/EG betreffende havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en ladingresiduen De Commissie herinnert eraan dat de opneming van de opvang van waswater bij een toekomstige herziening van Richtlijn 2000/59/EG geheel onder haar exclusief initiatiefrecht valt. De Commissie is weliswaar voornemens deze opneming in overweging te nemen, maar daarmee wordt niet vooruit gelopen op de uitkomst van haar beraadslagingen over de inhoud van een toekomstig voorstel, met name wat betreft het al dan niet toepassen van een beleid dat niet in een speciale heffing voor afval voorziet.
14821/12 ADD 1 REV 1
ons/VAN/dm DQPG
1
L
2.
Verklaring van de Commissie over de procedure voor het vaststellen van uitvoeringshandelingen De Commissie is van mening dat indien er geen advies is uitgebracht, artikel 5, lid 4, alinea 2, onder a), van Verordening 182/2011 (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13) van toepassing is, aangezien de richtlijn de bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu beoogt. Er hoeft daarom niet te worden verwezen naar het feit dat de ontwerpuitvoeringshandeling niet door de Commissie kan worden aangenomen wanneer er geen advies is uitgebracht.
3.
Verklaring van de Commissie betreffende het gebruik van een dynamische verwijzing naar internationale overeenkomsten De Commissie is van mening dat de dynamische verwijzing betreffende de vaststelling van nieuwe beheersgebieden voor zwavelemissies (SECA) naar het IMO-besluit via artikel 2, punt 3e, van de richtlijn juridisch geen steek houdt, aangezien deze leidt tot de automatische aanvaarding van het IMO-besluit buiten de werkingssfeer van de normale wetgevingsprocedure.
4.
Verklaring van de Commissie betreffende het gebruik van uitvoeringshandelingen
De Commissie is van mening dat de maatregelen betreffende de frequentie van de monsterneming, de omschrijving van een representatief monster (artikel 6, lid 1 ter, punten a) en c)) alsmede de in een verslag op te nemen informatie (artikel 7, lid 1 bis) niet van uitvoerende aard zijn en derhalve niet onder artikel 291 VWEU mogen vallen. Volgens de Commissie is artikel 290 de passende procedure voor deze aangelegenheden, aangezien zij maatregelen van algemene strekking inhouden die de niet-essentiële onderdelen van de richtlijn wijzigen of aanvullen. In dit verband behoudt zij zich al haar rechten voor.
14821/12 ADD 1 REV 1
ons/VAN/dm DQPG
2
L
5.
Verklaring van de Commissie betreffende het verzoek aan de Commissie om vóór eind 2012 nieuwe maatregelen uit te werken ter ondersteuning van toepassing van de richtlijn De Commissie herinnert eraan dat het werkdocument van de Commissiediensten over het instrumentarium voor duurzaam vervoer over water in september 2011 is gepubliceerd, en dat dit instrumentarium verscheidene maatregelen bevatte die op de korte, de middellange en de lange termijn zouden kunnen worden toegepast, en bracht voorts in herinnering dat de Commissie actief verdere maatregelen bestudeert en reeds stappen heeft gezet ten behoeve van verschillende maatregelen, ook op de korte termijn, bijvoorbeeld door meer financiële middelen beschikbaar te stellen voor bestaande programma's, zoals Marco Polo en TEN-V. De Commissie acht het niet realistisch, geloofwaardig noch mogelijk om in de luttele maanden tot het eind van 2012 zinvolle nieuwe initiatieven voor te stellen. De Commissie betreurt het dat de Raad en het Europees Parlement afwijzend hebben gereageerd op het voorstel van de Commissie om medio 2013 verslag uit te brengen over de vorderingen, zodat de Commissie en de lidstaten de gelegenheid zouden hebben zich meer te richten op de inhoud in plaats van louter op de verslaglegging.
6.
Verklaring van de Commissie over de lopende werkzaamheden in het kader van de evaluatie van de thematische strategie van de EU inzake luchtverontreiniging. Onverminderd het uiteindelijke resultaat van de evaluatie bevestigt de Commissie dat zij doende is, op basis van verschillende scenario's, de kosten en baten te ramen van aanvullende maatregelen om de luchtverontreiniging door schepen te verminderen , met inbegrip van de gevolgen van de toepassing van een maximumnorm voor het zwavelgehalte van brandstoffen van 0,1% in territoriale wateren.
Verklaring van Polen
Polen steunt in beginsel het initiatief ter heroverweging van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 1999/32/EG wat het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen betreft teneinde de IMO-voorschriften in het uniale recht op te nemen.
14821/12 ADD 1 REV 1
ons/VAN/dm DQPG
3
L
Geschat wordt echter dat zowel de herziene bijlage VI bij Marpol als de herziene richtlijn tot een aanzienlijke stijging van de brandstofprijs zal leiden, en tot concurrentieverstoringen tussen SECA's en niet-SECA's. Polen gaat het concurrentievermogen van het zeevervoer als milieuvriendelijk alternatief voor het wegvervoer, en een mogelijke verschuiving naar andere vervoerwijzen, na aan het hart.
Daarom zijn de uitwerking van het werkdocument van de Commissiediensten "Pollutant emission reduction from maritime transport and the sustainable waterborne transport toolbox" ("The Toolbox document"– artikel 7, lid 2 bis), financiële maatregelen als bedoeld in artikel 4 septies, en toekomstige wetgevingsvoorstellen (als bedoeld in artikel 7, lid 2) voor exploitanten die de gevolgen van deze richtlijn ondervinden, van zeer groot belang.
Voorts is Polen van mening dat de term "exploitant" op zowel scheepsexploitanten als havenexploitanten slaat, aangezien havens evenzeer van de bovengenoemde verstoringen te lijden zullen hebben en derhalve voor financiële steun in aanmerking komen.
Verklaring van Duitsland Duitsland is verheugd over het voorstel, waarmee de Europese wetgeving wordt afgestemd op de in 2008 door de Internationale Maritieme Organisatie herziene bijlage VI bij Marpol (Resolutie MARPOL MEPC. 176 (58)).
In het belang van de bescherming van het mariene milieu en de luchtkwaliteit heeft Duitsland in de IMO de in bijlage IV bij Marpol opgenomen beperkingen krachtig ondersteund. Dat geldt met name voor het maximumzwavelgehalte van scheepsbrandstoffen die mogen worden gebruikt aan boord van schepen binnen de beheersgebieden voor zwavelemissies (SECA's). Daarom heeft Duitsland de voorschriften van de herziene bijlage VI in 2010 naar de nationale wetgeving omgezet.
Om redenen van milieubescherming en om concurrentieverstoring te vermijden, heeft Duitsland tijdens de onderhandelingen over het Commissievoorstel gepleit voor een uniforme toepassing van de SECA-beperkingen in de territoriale wateren en de exclusieve economische zones van alle lidstaten.
14821/12 ADD 1 REV 1
ons/VAN/dm DQPG
4
L
Vanwege de luchtkwaliteit en om te voldoen aan de bindende Europese grenswaarden voor de concentratie van fijn stof (PM 10) stelt Duitsland voor om de grenswaarde voor het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen die gebruikt worden door zeeschepen op de binnenwateren, af te stemmen op de grenswaarde voor het zwavelgehalte van brandstoffen voor binnenschepen.
Duitsland juicht toe dat de wereldwijde norm van 0,5% in 2020 van toepassing zal zijn in Europa, ongeacht de herziening door de IMO in 2018.
Voorts zouden strengere brandstofnormen voor passagiersschepen en in het bijzonder passagiersschepen op geregelde lijndiensten die voornamelijk actief zijn in havens of dicht bij de kust, zorgen voor een verbetering van de luchtkwaliteit in kustgebieden. Duitsland betreurt dat de voorschriften voor passagiersschepen in het compromis niet ambitieus zijn.
Duitsland verzet zich ertegen dat de mogelijkheid om staatssteun te verlenen niet langer strikt verbonden is aan de overschrijding van de richtlijnvoorschriften. Duitsland vindt derhalve dat staatssteun alleen toegelaten kan worden indien de normen van de richtlijn veel vroeger worden omgezet of indien het zwavelgehalte aanzienlijk lager is dan het voorgeschreven maximumgehalte. Duitsland vindt de mogelijke vermindering van andere emissies doordat aan de grenswaarden voor het zwavelgehalte wordt voldaan, geen argument om het verlenen van staatsteun te rechtvaardigen.
Duitsland kan daarom het voorstel in zijn algemeenheid niet steunen.
Verklaring van Finland
Finland verwelkomt de richtlijn betreffende het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen en de herziene bijlage VI bij MARPOL, die de luchtkwaliteit moeten verbeteren en een positief effect moeten hebben op de gezondheid en het milieu. De nieuwe voorschriften zullen echter grote gevolgen hebben voor de scheepvaartsector en voor de op zeevervoer gebaseerde industrietakken, gezien de geraamde kosten van brandstoffen met een laag zwavelgehalte en van scheepsverbouwing bij de installatie van emissiereductietechnologieën.
14821/12 ADD 1 REV 1
ons/VAN/dm DQPG
5
L
De geografische ligging van Finland, namelijk binnen het SECA-gebied maar zeer ver verwijderd van het zwaartepunt van de Europese markt, en het tijdschema voor de uitvoering, vormen in het licht van de nieuwe voorschriften een grote uitdaging. Finland acht het daarom van groot belang dat de lidstaten in een overgangsperiode financiële maatregelen kunnen nemen om de negatieve gevolgen voor de getroffen marktdeelnemers te beperken en aldus een vervalsing van de concurrentie, die door de nieuwe voorschriften zou worden veroorzaakt, te vermijden. Die maatregelen moeten in overeenstemming zijn met de op dit gebied geldende dan wel door de Commissie nog vast te stellen regels inzake staatssteun, zoals bepaald in artikel 4 septies van de richtlijn. Voorts is de uitwerking van het werkdocument van de Commissiediensten, getiteld "Pollutant emission reduction from maritime transport and the sustainable waterborne transport toolbox" ("The Toolbox document" - artikel 7, lid 3) van zeer groot belang. Gezamenlijke verklaring van Bulgarije, Spanje, Frankrijk, Griekenland, Italië, Malta, Portugal en Roemenië Bulgarije, Spanje, Frankrijk, Griekenland, Italië, Malta, Portugal en Roemenië kunnen de compromistekst steunen. Deze lidstaten wensen evenwel een voorbehoud te maken bij de clausule betreffende de herziening in 2013 als bedoeld in artikel 7, leden 2 en 3, van de herziene richtlijn, alsook bij de nieuwe overweging betreffende de herziening van het luchtkwaliteitsbeleid in 2013, die specifiek betrekking heeft op de kwestie van de luchtverontreiniging in de territoriale wateren van de EU. Zij zijn van mening dat het noodzakelijk is om, alvorens er eender welk herzieningsproces wordt gestart, de eerste resultaten van de toepassing van de nieuwe normen te beoordelen die pas vanaf 2015 in de SECA's van kracht worden. De datum 2013 is erg voorbarig, en de bovengenoemde lidstaten wensen te onderstrepen dat zij geen voorstander zijn van een nieuw wetgevingsinitiatief dat zou indruisen tegen de strategie voor "betere regelgeving" van de Europese Commissie, en tegen de doelstellingen van rechtszekerheid en evenredigheid. Een dergelijke vroegtijdige maatregel zou namelijk de stabiliteit van de juridische context verstoren, die de zeevervoerders en de in levering van scheepsbrandstoffen belang hebbende industrie nodig hebben om de noodzakelijke investeringen te kunnen doen.
14821/12 ADD 1 REV 1
ons/VAN/dm DQPG
6
L
De bovengenoemde lidstaten onderstrepen dat, indien de IMO om gegronde, met name technische, redenen gebruik zou maken van de clausule betreffende de herziening in 2018, bijvoorbeeld omdat er geen geschikte brandstof beschikbaar is, daarbij rekening houdt met het aanbod en de vraag op de mondiale brandstoffenmarkt op die datum, de markttendens of een ander relevant element, de Europese Unie deze specifieke situatie in acht dient te nemen indien zij het concurrentievermogen van de Europese scheepvaartindustrie wil vrijwaren. In dat geval zou de Commissie passende bepalingen moeten voorstellen, met inbegrip van vereiste aanpassingen van het rechtskader en van het tijdschema voor de uitvoering.
Gezamenlijke verklaring van Frankrijk, Italië en Malta
In een context van concurrentie tussen de verschillende vervoersmiddelen, zijn Frankrijk, Italië en Malta van mening dat erover gewaakt moet worden dat de Europese scheepvaartsector niet buitensporig wordt verzwakt.
Deze lidstaten verzoeken de Commissie derhalve verder te werken aan de toolbox, door met name in haar besprekingen de Europese financiële instrumenten en het rechtskader voor het toezicht op staatssteun te integreren.
Verklaring van Letland en Zweden
Letland en Zweden erkennen dat het bereiken van een compromis over de ontwerprichtlijn belangrijk is voor de afstemming van het Unierecht op Bijlage VI bij Marpol als in 2008 door de Internationale Maritieme Organisatie herzien.
Tijdens de onderhandelingen hebben Letland en Zweden gepleit voor een uniforme toepassing van de in de beheersgebieden voor SOx-emissie (SECA's) geldende voorschriften op de kustzeeën en de exclusieve economische zones van alle lidstaten. Die aanpak zou aanmerkelijke voordelen op het gebied van het milieu en de menselijke gezondheid hebben meegebracht, en tevens geholpen hebben potentiële concurrentieverstoring te voorkomen. Voorts zijn Letland en Zweden van mening dat, om redenen van milieubescherming en om concurrentieverstoring te vermijden, de invoering van nieuwe SECA's binnen het raamwerk van de Internationale Maritieme Organisatie verder moet worden gesteund.
14821/12 ADD 1 REV 1
ons/VAN/dm DQPG
7
L
Letland en Zweden steunen de vaststelling van de ontwerprichtlijn, aangezien deze het kader vormt voor de nadere afweging van de potentiële economische impact van de erin vervatte voorschriften, met name wat de concurrentieverstoring betreft en het potentiële risico van grotere schade aan het milieu als gevolg van een verschuiving van zee- naar landtransport.
Om de bovengenoemde risico's te vermijden, verzoeken Letland en Zweden de Europese Commissie om bijzondere aandacht te schenken aan de uitwerking van passende maatregelen waarmee de negatieve gevolgen tot een minimum worden beperkt, en om nauw samen te werken met de lidstaten.
____________________
14821/12 ADD 1 REV 1
ons/VAN/dm DQPG
8
L