V erkenning D rijvend bouwen in bui tendijks Rotterdam
maart 2011
.
Verkenning Drijvend bouwen in buitendijks Rotterdam
Een initiatief van de gemeente Rotterdam en het Havenbedrijf Rotterdam N.V. Meer informatie: Informatiepunt Duurzaam Bouwen Rotterdam Telefoon: 010-489 5489 / emailadres:
[email protected]
4
INHOUDSOPGAVE 0
Beleidsnotitie
7
1
Inleiding
11
2
Beleid
22
3
Doelgroep drijvend bouwen
25
4
Randvoorwaarden drijvend bouwen 4.1 Formele plankaders 4.2 Veiligheid en techniek 4.3 Exploitatie en beheer 4.4 Duurzaamheid
27 27 28 33 35
5
De havenbekkens 5.1 Selectiecriteria 5.2 Havenbekkens geselecteerd • Kop van Zuid • Stadshavens • Lloykwartier • Waterstadshavens 5.3 Conclusies • Kansrijk voor de komende vijf jaar • Opties voor de langere termijn • Niet beschikbaar
39 39 39 39 44 55 57 65 65 65 65
6
Vervolgstappen
67
Bijlage
69
5
6
0 BELEIDSNOTITIE Doel en afbakening Verkenning drijvend bouwen Na de succesvolle realisatie van het drijvende paviljoen voor de Rijnhaven, presenteert deze verkenning een volgende stap in de materialisering van de ambities van stad en haven voor drijvend bouwen. De verkenning leidt tot een beperkt aantal havenbekkens (binnen Stadshavens én in de buitendijkse havenbekkens van de Kop van Zuid, het Lloydkwartier en de binnenstad) waar de komende vijf jaar drijvend bouwen kansrijk is. Dit sluit aan op het collegewerkprogramma Rotterdam 2010-2014 "Werken aan talent en ondernemen", waarin is opgenomen dat op het gebied van duurzaamheid en klimaatbestendigheid wordt ingezet op het realiseren van zichtbare projecten in de vorm van onder andere drijvend bouwen. De verkenning geeft ook inzicht in de opties voor de langere termijn en in een aantal technische randvoorwaarden waar rekening mee dient te worden gehouden om drijvend te kunnen bouwen. Ook zijn consequenties voor exploitatie/beheer en bestemmingsplannen in beeld gebracht. Dit biedt de gewenste duidelijkheid, zowel voor de eigen organisaties van gemeente en Havenbedrijf als voor de markt. Deze Verkenning drijvend bouwen is dan ook bedoeld voor initiatiefnemers en beoordelaars van plannen voor drijvend bouwen. De uitspraken binnen de verkenning passen binnen de samenwerkingovereenkomst Stadhavens die gemeente en Havenbedrijf hebben afgesloten. De verkenning leidt tot een indeling in drie type havenbekkens: 1) kansrijk voor de komende vijf jaar: Nassauhaven, Waalhaven (tussen pier 3 en 4), Dokhaven, Keilehaven, Leuvehaven, Scheepmakershaven, Wijnhaven, Boerengat, Rijnhaven (paviljoen) en Verolme. De Nassauhaven is zeer geschikt om uit te werken als stedelijke proeftuin voor drijvend bouwen (waaronder wonenwonen), waarmee de stad ervaring opdoet ten behoeve van grootschaliger toepassing (op termijn) in de
Maashaven en de Merwehaven. De precieze kaderstelling voor de Rijnhaven vraagt om een nadere uitwerking. 2) opties voor de langere termijn: Binnenhaven (zuidelijk deel), Schiehaven, Maashaven, Merwehaven. 3) niet beschikbaar, Binnenhaven (noordelijk deel) en Entrepothaven, Spoorweghaven, Persoonshaven, Heijsehaven, Sint Jobshaven, Parkhaven, Waalhaven (overige delen), Eemhaven, Haringvliet, Buizengat. Ontwikkelmogelijkheden in de bekkens die kansrijk zijn voor de komende vijf jaar • Havens in huidig of toekomstig beheer van de stad − Nassauhaven: gemengd drijvend programma (waaronder wonen) − Rijnhaven: tijdelijk recreatief programma. Daarnaast start een verkenning naar de haalbaarheid van een permanent multifunctioneel drijvend programma (waaronder wonen) in de Rijnhaven. − Keilehaven: testlocatie gekoppeld aan innovatiecluster Clean Tech Delta − Leuvehaven: drijvend kantoor havenmeester, drijvende recreatieve functie − Scheepmakershaven: drijvend kantoor havenmeester − Wijnhaven: openbare functie − Buizengat: drijvende horecavoorziening (terras of paviljoen) − Verolme: drijvende woningen • Havens in blijvend beheer van Havenbedrijf − Waalhaven (tussen pier 3 en 4): drijvende kantoren / horeca − Dokhaven: RDM Innovation Dock, mogelijke waterbouwplaats Voor de meeste bekkens geeft de verkenning een beperkte zoekruimte aan waarbinnen drijvend programma een plek kan vinden. Nota bene: uiteindelijke afweging of drijvend bouwen mogelijk is, vindt plaats op gebiedsniveau.
7
8
Besluit 1) uitwerking van de Nassauhaven als proeftuin voor drijvend bouwen, waaronder wonen. Deze stap wordt opgepakt onder verantwoordelijkheid van de betreffende gebiedsmanager. 2) verkenning naar de haalbaarheid van een multifunctioneel drijvend programma (waaronder wonen) in de Rijnhaven. 3) positieve opstelling richting marktinitiatieven in de kansrijke bekkens voor de korte termijn, mits deze initiatieven passen binnen de in deze verkenning globaal aangegeven ruimtelijke en functionele randvoorwaarden. Uiteindelijke afweging vindt plaats op gebiedsniveau. 4) aanpassen van de bestaande Atlas Stedelijke Havens voor wat betreft de mogelijkheden voor drijvend bouwen, gekoppeld aan eerstvolgende actualiseringsslag. 5) bestaande infopunt Duurzaam Rotterdam uitbreiden met onderwerp drijvend bouwen. Doel: a) extern: initiatiefnemers kunnen doorverwijzen naar betreffende gebiedsmanagers en naar specialisten die kunnen adviseren over kwesties die specifiek zijn voor drijvend bouwen; b) intern: hulp voor medewerkers van gemeente en Havenbedrijf met vragen over drijvend bouwen.
9
•
Nassauhaven: Dura Vermeer
Drijvend stadspark: RNW conceptdesign
Schiehaven: Croon/Public Domain Architecten
Voorbeelden van initiatieven voor drijvend bouwen Rijnhaven: Moervast
10
1 INLEIDING 1.1 Aanleiding Rotterdam is water. Het imago van de stad wordt in belangrijke mate bepaald door de Maas, het waterfront en de havens. In het centrum van Rotterdam zijn in de loop der tijd de havens 'verkleurd' van havengebied naar stedelijk woon- en werkgebied. Hoewel het water in de binnenstad haar industriële havenfunctie verloor vervult het water nog altijd de functies, die het al eeuwenlang vervult, zoals transport en waterafvoer.Ten behoeve van drijvende functies (wonen, werken en recreëren) wordt het water in Rotterdam nog weinig of niet gebruikt. Daarnaast zijn er enkele vaste drijvende functies, waaronder een hotel, een restaurant en enkele boothuizen. De overdracht van de stedelijke havenbekkens door het Havenbedrijf aan de stad heeft tot gevolg dat zich steeds meer initiatieven vanuit de markt aandienen voor drijvende functies: drijvende kantoren, paviljoens, werkeilanden en restaurants. Ook in de meest oostelijke delen van het huidige havengebied, onderdeel van Stadshavens, ontstaat steeds meer interesse in drijvend programma. Deze initiatieven worden mede geïnitieerd door recente Rotterdamse visiedocumenten, zoals de Stadsvisie, de Woonvisie en het Waterplan, die de kansen van drijvend bouwen voor de stad beschrijven. Floating communities is één van de vijf strategieën voor duurzame gebiedsontwikkeling in Stadshavens. Tevens is in het collegewerkprogramma Rotterdam 2010-2014 "Werken aan talent en ondernemen" en in het programma Duurzaam 2011) opgenomen dat voor de komende periode wordt ingezet op het realiseren van zichtbare duurzaamheidsprojecten in de vorm van onder andere drijvend bouwen.
H2Otel in Wijnhaven
Een actueel ruimtelijk kader voor drijvend bouwen met doorvertaling naar formele planvormen en exploitatie-uitgangspunten is noodzakelijk om goed te kunnen anticiperen op marktinitiatieven en de recente ambities van stad en haven waar te maken. Daartoe dient deze verkenning. Boothuis watertaxi Rijnhaven
11
Drijvend zwembad aan de Boompjes 1887-1930 Boothuis watertaxi
Drijvend zwembad aan de Maaskade 1921-1962
12
Havenmeesterkantoor Veerhaven
1.2 Opzet Verkenning drijvende gebouwen Deze Verkenning drijvend bouwen selecteert de havenbekkens waar drijvend bouwen op korte termijn en langere termijn in aanmerking komen voor drijvend bouwen, inclusief een globaal beeld van de geldende randvoorwaarden. De expliciete selectie van kansrijke havenbekkens voor de korte termijn (komende vijf jaar) is gemaakt, omdat drijvend bouwen een nieuw thema is voor de stad. Daarom is het zinvol om te zoeken naar kleinschalige projecten waarmee de komende vijf jaar ervaring kan worden opgedaan. In wisselwerking met deze pilotprojecten is visievorming over grootschalig toepassingen zinvol. Deze Verkenning drijvend bouwen vormt een aanvulling op en wijkt in sommige opzichten af van de Atlas Stedelijke Havens (door college van B&W vastgesteld op 31 maart 2008, OBR/HBR met medewerking van dS+V). De afwijking bestaat uit de selectie van enkele havenbekkens die kansrijk zijn voor drijvend bouwen, waar de Atlas deze mogelijkheid nog niet bood. De aanvulling bestaat voor sommige havenbekkens uit een eerste ruimtelijke kaderstelling in de vorm van bouwkavels. Daarnaast zijn niet alleen de stedelijke havenbekkens, maar ook de havenbekkens van Stadshavens in beheer bij het Havenbedrijf, onderzocht op de kansen voor drijvend bouwen. De afweging of een havenbekken kansrijk is voor drijvend bouwen gemaakt op basis van de volgende beoordelingscriteria: • de wenselijkheid van drijvend bouwen, waarbij het vooral gaat om de meerwaarde die het kan hebben voor het betreffende gebied • de mogelijkheid voor drijvend bouwen, waarbij het vooral gaat om de beschikbaarheid van (delen van) het havenbekken (denk bijvoorbeeld aan huidig gebruik van het havenbekken voor de binnenvaart) en de technische haalbaarheid Er is een selectie van drie typen havenbekkens gemaakt: • kansrijk op de korte termijn voor drijvend bouwen • optie voor de langere termijn • niet beschikbaar
Hiermee heeft echter nog geen volledige belangenafweging plaatsgevonden: een definitieve keuze om drijvende initiatieven te accommoderen vindt binnen de afzonderlijke gebiedsontwikkelingen plaats. 1.3
Wat is drijvend bouwen?
Interessante voorbeelden van drijvende buurten in de wereld zijn te vinden aan de Amerikaanse westkust en in Canada. Deze drijvende buurten waren deels uit traditie en deels vanwege een overspannen woningmarkt op het land, ontstaan. In genoemde gebieden is dankzij heldere regelgeving een bloeiende en gangbare bouwpraktijk op het water ontstaan. In de bouwregelgeving is een hoofdstuk bouw en instandhouden van drijvende woningen toegevoegd. In Californië zijn drijvende woningen daarmee gewoon onroerend goed met gewone belastingen, hypotheken en verzekeringen. Aanhakend op dit buitenlandse beleid heeft VROM een Handreiking "Drijvende woningen en de bouwregelgeving" uitgebracht, waarin het uitgangspunt is dat met een 'drijvend gebouw' een 'bouwwerk in de zin van de Woningwet' wordt bedoeld. Dit uitgangspunt geldt ook in deze Verkenning drijvend bouwen. Het uitgangspunt dat een drijvend gebouw de status "bouwwerk" en dus als onroerend goed kan worden beschouwd heeft vele voordelen ten opzichte van de status "woonboot": • het geeft meer rechtszekerheid voor de bewoners en de omwonenden (planologische procedure, welstand, toepassing Bouwbesluit (met normen ten aanzien van gezondheid, veiligheid, bruikbaarheid en energie); • een projectmatige ontwikkeling is eenvoudiger, omdat er geen afhankelijkheid is van het ligplaatsenbeleid. Waterkavels bieden in die zin betere randvoorwaarden voor projectontwikkeling; • voor de consument biedt een eigen waterkavel meer zekerheid dan het huren van een ligplaats, doordat een ligplaats makkelijk kan komen te vervallen.
13
ENTREPOTHAVEN
Onderzochte havenbekkens
14
Merwehaven-Vierhavens
Waal- Eemhaven
De verkenning beperkt zich tot de buitendijkse havenbekkens tussen de Beneluxtunnel en de Van Brienenoordbrug: * • Kop van Zuid - Spoorweghaven, - Binnenhaven, - Entrepothaven - Nassauhaven, - Persoonshaven • Lloydkwartier - Parkhaven, - Sint-Jobshaven, - Schiehaven • Stadshavens - Rijnhaven, - Maashaven, Kop van Zuid
- Waalhaven, - Eemhaven - Heijsehaven, - Dokhaven - Vierhavens, - Merwehaven • Waterstadshavens - Leuvehaven, - Wijnhaven, - Scheepmakershaven, - Haringvliet, - Boerengat, - Buizengat
* Verolme is al mogelijk volgens de atlas Stedelijke Havens
15
Andere drijvende objecten, zoals woonboten, vallen dus niet onder deze verkenning. Voor deze 'varende' functies wordt daarom verwezen naar de verordening "Woon- en bedrijfsschepen 2004" en de "Atlas Stedelijke Havens – marktsegmentatie van havens in het stedelijk gebied" 1.4
Voor wie is deze Verkenning bedoeld?
Deze Verkenning drijvend bouwen is bedoeld als handleiding voor initiatiefnemers en planbeoordelaars. Plannenmakers en –toetsers kunnen met behulp van de ruimtelijke randvoorwaarden inzicht verkrijgen in mogelijke eisen aan drijvende bouwwerken in Rotterdam en geschikte havenbekkens voor dergelijke functies. Ten aanzien van het ruimtelijk programma per havenbekken is rekening gehouden met de omgeving (milieu en ruimtelijke ordening), maar ook met andere aspecten, zoals het huidige gebruik, veiligheid, techniek, beheer, exploitatie, duurzaamheid en mogelijkheden binnen bestemmingsplannen. Hierbij gaat het om een richtlijn met gezamenlijk overeengekomen uitgangspunten, waarmee planteams van de specifieke havenbekkens aan de slag kunnen om uitgewerkte en gedetailleerde plannen voor de invulling van de havenbekkens te maken. 1.5
Totstandkoming
Deze Verkenning is gezamenlijk opgesteld door het Havenbedrijf en de gemeente Rotterdam. Per thema en per gebied zijn interne en externe adviseurs geraadpleegd. Per havenbekken zijn gebiedssessies georganiseerd. Bij deze gebiedssessies werd met betrokken medewerkers van dS+V/Stedenbouw, OBR en Havenbedrijf bekeken wat de mogelijkheden zijn per gebied.Tevens zijn expertsessies met experts op het gebied van duurzaamheid, veiligheid en techniek, exploitatie en beheer en formele plankaders georganiseerd. Daarnaast is een aantal afzonderlijke experts geraadpleegd. In de bijlage is een lijst van betrokken personen en instanties opgenomen.
16
1.6
Leeswijzer
De verkenning beschrijft in hoofdstuk 2 het beleid op het gebied van drijvend bouwen in Rotterdam, zowel van de kant van de gemeente als van de kant van het Havenbedrijf. Hoofdstuk 3 beschrijft vervolgens de inzichten op het gebied van de doelgroepen die drijvend bouwen interessant vinden als woon- of werkmilieu. Hoofdstuk 4 gaat in op de generieke randvoorwaarden voor drijvend bouwen op het gebied van duurzaamheid, veiligheid en techniek, exploitatie en beheer en formele plankaders. Hoofdstuk 5 bevat de selectie van havenbekkens op basis van de beoordelingscriteria. Hoofdstuk 6 sluit af met het vervolg op deze verkenning.
Drijvend bouwen - internationale en nationale praktijk In minder ontwikkelde delta’s elders in de wereld is ‘drijven’ een vanzelfsprekende leefvorm. Je vindt er visserdorpen op het water. Beter dan landhuizen bestand tegen sterk wisselende waterstanFloating Village Halong Bay Vietnam
den en aardbevingen. Als er storm op komst is, slepen de bewoners de huizen naar de beschutting van een baai. Sommige gemeenschappen verplaatsten zich over grotere afstanden, op zoek naar visrijke wateren. Noordwest Amerika en Canada kennen een traditie in drijvend wonen en werken. Het begon bij houthakkers, die in de zomer de rivieren opvoeren om hout te kappen. Deze gezinnen leefden in huizen drie dreven op boomstammen, zodat ze hun woning met hun werk mee konden nemen. Eind negentiende eeuw bouwden kunstenaars en schrijvers, maar ook zeelieden en havenarbeiders, de eerste drijvende onderkomens. In de zestiger jaren van devorige eeuw was deze vorm van wonen populair bij de hippies.
Libertydock San Franscisco USA
Floating village Lake Tonlé Sap Cambodja
17
Er zijn drijvende buurten te vinden in de steden San Francisco (Liberty Dock), Seattle (Lake Union) en Vancouver (Fraser River). De buurtjes in San Francisco en Seattle is vooral een vrijhaven voor experimentele bouwsels met dito bewoners. In Vancouver vind je juist een villawijk op het water. In beide gevallen gaat het om sterke communities, waarbinnen mensen met elkaar een leefgemeenschap vormen. Wonen op het water bindt samen. In beide gevallen bouwen mensen hun huis zelf of zijn ze particulier opdrachtgever. Projectmatige ontwikkeling vind je er niet.
Seatle USA
Vancouver Canada
Nederland kent de traditie van woonboten. De woonboten zijn er vaak ongepland gekomen en profiteren nu van verworven rechten. De meningen over de toegevoegde waarde van woonboten, bijvoorbeeld in de grachten van Amsterdam, zijn verdeeld. Het buitenland reageert soms uitgesproken positief. Zo is Hamburg zo gecharmeerd van de woonboten in Amsterdam, dat de stad ligplaatsen wil realiseren om de stad te verlevendigen.
18
Er zijn in Nederland tal van initiatieven voor drijvend bouwen. In bijna alle gevallen gaat het om drijvend wonen. Bovendien zijn bijna alle projecten op binnendijkse wateren. In tegenstelling tot de drijvende buurten in Amerika en Canada, betreft het bijna altijd projectmatige ontwikkeling. Een groep losse woningen vormen samen een drijvende buurt. Voorbeelden zijn Steigereiland (IJburg) en Booneiland (Almere, uitvoering in voorbereiding).
Woonboten IJsbaanpad Amsterdam
Een nadeel is dat woonboten in Rotterdam (bijvoorbeeld in het Noorderkanaal) liggeld betalen volgens de ligplaatsverordening. Aangezien dit een publiekrechtelijk instrument is, is het niet mogelijk om marktconforme ‘kavel’-prijzen te rekenen en daarmee te variëren afhankelijk van de locatie. De discussie rond woonboten raakt aan de discussie over drijvend bouwen in brede zin. Met deze verkenning drijvend bouwen zetten we in Rotterdam een eerste stap om tot een meer planmatige aanpak van drijvend bouwen te komen, die de nadelen van de woonboten voorkomt en de positieve kanten van drijvend bouwen benut.
Waterwoningen IJ-burg Amsterdam
19
Booneiland-Almere: De Peijler
Terwijde-Utrecht: ABC Arkenbouw buitendijks
gerealiseerd
rivieren
planvorming
binnendijks
visie/studie
land
intentie/aantal onbekend
> 1000 woningen > 500 woningen > 100 woningen > 50 woningen > 10 woningen
Waterwonen in Nederland (SEV, 2007)
20
Rotterdam kan zich onderscheiden door naast wonen, ook andere programma’s drijvend uit te voeren. Maar belangrijker is dat het in Rotterdam gaat om bouwen in buitendijkse, soms grootschalige havenbekkens met een fors getijdenverschil. Dat leidt hoe dan ook tot een andere typologie dan die van de individuele woning op het water. Inspiratie voor deze typologie kan gevonden worden in het oude gebruik van de havens door zeeschepen. Rotterdam is vanouds vertrouwd met losse, grootschalige, bewegende objecten op het water, die een prachtig contract kunnen vormen met aaneengesloten, kleinschaliger bebouwing op het land. Daarnaast liggen er vanwege de diepte van het water en de stroming kansen voor energiewinning. Drijvend bouwen in Rotterdam kan symbool komen te staan voor de stad die klimaatneutraal en klimaatbestendig is. Met dank aan Waterwijken wereldwijd (Ties Rijcken) en Wonen op het water in een wereld zonder olie (Adjiedj Bakas e.a.).
Andere partijen over drijvend bouwen… Piet Dircke (Arcadis en lector Hogeschool Rotterdam over Stadshavens en drijvend bouwen): “Het is zaak het voordeel van de locatie zoveel mogelijk uit te buiten en te koppelen aan verdere kennisontwikkeling op het gebied van duurzaamheid, waterbeheer en ecologisch bouwen. Voor kennis daarover op het hoogste niveau moet je in Delft en Wageningen zijn, maar Rotterdam heeft de locatie. Daarom moet de stad zeggen: ik ben jullie gastheer. We hoeven hier geen waterlooopkundige laboratoria na te bouwen, want wie waterwoningen wil ontwikkelen, kan hier experimenteren.” (uit: Rotterdam Open Stad, 2009) Jan Rotmans (hoogleraar sociale wetenschappen Erasmus-universiteit en directeur van het Dutch Research Institute for Transitions – DRIFT) over drijvend bouwen: “Begin met kleine dingen, zoals een drijvend paviljoen. (...) Wanneer dat lukt, kun je het verder uitbreiden, verdiepen, verbreden en opschalen.” (uit: Rotterdam Open Stad, 2009) Martin van Nuland (projectontwikkelaar, AM) over drijvend bouwen: “Ik denk dat je daarmee de kans hebt een onderscheidend stedelijk milieu aan de stad toe te voegen. Dat is belangrijk voor een stad als Rotterdam die moet investeren in het vasthouden en als het even kan ook aantrekken van midden- en hogere inkomens. Bovendien kan het dienen als aanjager van de herontwikkeling van verouderde gebieden. Het is wel belangrijk om klein te beginnen. Men moet eerst vertrouwen krijgen in het product.” (uit: Fitwa, the Movie, 2008)
Maashaven vlak voor WO ll: inspiratie voor de drijvende stad?
21
2 BELEID 2.1
Waarom drijvend bouwen
Een inzet op drijvend bouwen is vanuit verschillende invalshoeken te beargumenteren. Alhoewel het de komende jaren slechts op kleine schaal toegepast kan worden, zijn er toch een reeks argumenten te noemen om er nu energie in te steken. In de eerste plaats kan bouwen op het water kan een onderscheidend stedelijk milieu op kan leveren. Wonen, werken en recreëren aan het water is vaak aantrekkelijker als op het water wat valt te beleven. Marktpartijen schatten in dat bijvoorbeeld drijvend wonen een nichemarkt kan aanboren van mensen, die op een bijzondere plek en op een bijzondere manier in Rotterdam willen wonen. Dit betreft een doelgroep die de stad graag aan zich wil binden en naar de stad wil trekken. Rotterdam moet investeren in een attractieve (woon)stad. Drijvend bouwen kan hier een bijdrage aan leveren. Bovendien is water een vorm van "bouwgrond" en dat is programmatisch en financieel aantrekkelijk. Zeker in de grotere havenbekkens kan een substantieel programma wordt gerealiseerd. Daarnaast kan drijvend bouwen fungeren als aanjager van gebiedsontwikkeling op de wal: een bijzondere functie in een drijvende vorm trekt mensen naar het gebied en kan het gebied op de kaart zetten. Een groep drijvende pioniers kan zelfs na verloop van tijd relatief eenvoudig verkassen naar een andere locatie in de stad die aan het begin staat van herontwikkeling. Door deze floating gentrification ontstaat een hele alternatieve vorm van waterfront-ontwikkeling. Tevens is drijvend bouwen een van de vormen van adaptief, klimaatbestendig bouwen en te combineren met het gebruikmaken van bijzondere vormen van duurzame energieopwekking, zoals getijdenenergie en koeling/warmte uit rivierwater. Daardoor kan nieuwe kennis worden ontwikkeld en bestaande kennis en kunde worden toegepast. Verschillende marktpartijen, bijvoorbeeld ingenieusbureaus en conceptontwikkelaars, vragen naar toepassingsmogelijkheden in eigen land. Een sterke thuismarkt op het gebied van
22
innovaties is een van de succesfactoren voor een sterke positie op de wereldmarkt. Drijvend bouwen levert zo een bijdrage aan de versterken van de Rotterdamse delta-economie. Zo materialiseert drijvend bouwen de ambitie van Rotterdam Waterstad: een attractieve, klimaatbestendige stad in de laagste delta ter wereld, de internationale nummer 1 op het gebied van watermanagement en deltadesign. 2.2
Beleid - visie
2.2.1 Stadsvisie/Woonvisie
Uitsnede uit de kaart Strategie aantrekkelijke woonstad – Stadsvisie Rotterdam 2007. Blauwe stippen binnen geel kader geven indicatief de plekken voor drijvend wonen aan.
De Woonvisie van Rotterdam ziet waterwonen als een uitbreiding van het woningaanbod, bijvoorbeeld als drijvende "vrije kavel" of als studentenhuisvesting op plekken waar dat nu niet kan. Zo draagt het bij aan meer diversiteit in woonvormen. De Woonvisie ziet grote kansen voor een aantrekkelijk en duurzaam, watergebonden woonmilieu (Wonen in Rotterdam - 2007-2010", blz. 129). Stadsvisie zet in op nieuwe vormen van drijvend wonen en aanverwante voorzieningen (op termijn) in de Maashaven, Merwehaven en Vierhavens (Stadsvisie Rotterdam 2030, blz. 80).
2.2.2 Waterplan 2 Het Waterplan 2 agendeert onderzoek naar nieuwe vormen wonen op water in de vorm van nieuwe bebouwing in onder andere de Maashaven (Waterplan 2 blz. 88/89).
Floating communities Stadshavens
2.3 Beleid - realisatie Uitsnede uit de visiekaart van het Waterplan 2 met suggesties voor drijvend bouwen in onder andere Maas- en Merwehaven
2.2.3 Stadshavens Floating communities is een van de strategieën voor Stadshavens (zie: Creating on the Edge – vijf strategieën voor duurzame gebiedsontwikkeling - mei 2008). Deze kansrijke ontwikkelingsrichting zet in op hergebruik van havenbekkens voor stedelijk programma, mede als vorm van placemaking: tijdelijk, semipermanent en permanent. Je zou ook kunnen spreken van floating gentrification. Op termijn moet Stadshavens een proeftuin worden voor een klimaatbestendige buitendijkse ontwikkeling. Drijvend bouwen is hierin een van de bouwvormen.
Er bestaat geen duidelijk beleid voor drijvend bouwen in Rotterdam. Aanvragen vanuit de markt om een drijvend object te realiseren worden door de gemeente en het Havenbedrijf per geval beoordeeld. Wat betreft exploitatie hanteert de gemeente de Verordening "Woon- en bedrijfsschepen 2004". Voorbeeld hiervan is het Chinees restaurant in de Parkhaven. In de afgelopen jaren is wel een stap gemaakt in de richting van het realiseren van drijvende bouwwerken met een omgevingsvergunning. Dit is gebeurd bij het ss "Rotterdam" (Maashaven), H2otel (Wijnhaven) en het paviljoen in de Rijnhaven. Stad en haven willen eenduidigheid als het gaat om de toepassing van regelgeving voor drijvend bouwen (omgevingsvergunning verplicht,
23
moet passen in bestemmingsplan). Hoofdstuk 4 geeft op een beperkt aantal onderdelen verschillen aan tussen de uitgangspunten van gemeente en Havenbedrijf, bijvoorbeeld op het gebied van beeldkwaliteit en exploitatie. Gemeente en Havenbedrijf staan positief tegenover marktinitiatieven in de in hoofdstuk 5 aangegeven havenbekkens die kansrijk zijn voor de korte termijn. Dat wil niet zeggen dat drijvend bouwen per definitie mogelijk is. Binnen de gebiedsontwikkeling moet de uiteindelijke keuze gemaakt worden. Daarnaast zet de gemeente actief in op een pilotproject in één van de havenbekkens. Bij de realisatie kan ervaring worden opgedaan voor grootschaliger toepassing van drijvend bouwen op de langere termijn. Het gaat om leerervaringen op het gebied van architectuur en stedenbouw, beheer en exploitatie, veiligheid en techniek.
Chinees restaurant Parkhaven
24
3 DOELGROEP DRIJVEND BOUWEN In dit document worden alle drijvende functies behandeld (wonen, werken en recreëren). Naar de doelgroep voor drijvende functies is tot op heden weinig onderzoek gedaan. De conclusies van de grootste nationale onderzoeken staan hieronder vermeld. Kanttekening hierbij is dat uitsluitend de doelgroep voor waterwonen is onderzocht. Onderzoek naar de doelgroep voor andere drijvende functies (werken, recreëren) is niet voor handen. Gebruik wordt gemaakt van interviews met de gegadigden voor het initiatief voor een drijvend werkeiland. 3.1
Waterwonen (consumentenonderzoek door SEV/OTB (2008) en onderzoek door Motivacation i.o.v. Heijmans (2006)
Belangstellenden voor bestaande waterwoonprojecten hebben een midden- of hoger inkomen en zijn hoger opgeleid. De groep die interesse heeft in waterwonen in een stedelijke omgeving is jong (jonger dan 35 jaar). Ze stellen hoge eisen aan de woonomgeving als het gaat om uitzicht, voorzieningen, parkeren en een boot voor de deur. Begrippen die deze doelgroep gebruiken zijn: bijzonder, exclusief, bevoorrecht, uniek, status, weidsheid, vrijheid, vorm van luxe, rust, uitzicht, privacy, licht en lucht. Particulier opdrachtgeverschap heeft de voorkeur. Deze twee onderzoeken gaan uit van mensen die interesse hebben in bestaande projecten. Omdat dit tot nu toe altijd duurdere woningen betreft geven de onderzoeken geen inzicht in interesse in waterwonen aan de onderkant van de markt. Het zou interessant zijn te onderzoeken in hoeverre er interesse in een vorm van lichte stedenbouw op het water, waar stedelijke pioniers voor weinig geld een drijvend vlonder kunnen kopen en zelf afbouwen. Met name in de gebieden waar de stedelijke ontwikkeling nog op gang moet komen, bijvoorbeeld het Merwehavensgebied, is dit mogelijk een kansrijke vorm van placemaking, een soort Floating gentrification.
Groote Wielen - Den Bosch: Heijmans
3.2
Werken (aan de hand van reactie geïnteresseerden www.werkeiland.nl)
Gegadigden voor drijvende bedrijvigheid laten zich indelen in drie groepen: 1) kleinschalige, soms watergebonden, maakindustrie: • meubelmaker. Werkomgeving met veel licht, ruimte en bedrijvigheid. Zoekt naar 'plekken waar wat gaat gebeuren en wil daar bij zijn'. De plek heeft rauwe kwaliteit. • jachtenbouwer. Verbondenheid met het water. Mooi en rustgevend om op/aan het water te werken • werkplaats voor bouw en reparatie scheepsmotoren. Klanten kunnen aanmeren bij werkplaats. Sfeer, die klantenkring aan zal spreken. Vrijdenkende ondernemers, die wat met water hebben.
25
3.3
Conclusie
De potentiële bewoners van drijvende gebouwen zijn burgers met een hoge opleiding en inkomen, die op zoek zijn naar rust en ruimte in een waterrijke omgeving. Daarbij recreëren ze graag op het water. Vooral projecten in particulier opdrachtgeverschap hebben belangstelling. De interesse aan de onderkant van de markt in niet bekend. Geïnteresseerden in werken op het water zijn onder andere creatieve ondernemers en kleinschalige maakindustrie. Deze groepen zijn van mening dat het werken op het water een inspirerende werkomgeving betreft, die leidt tot veel creativiteit.
Drijvend wonen in Vancouver
2) commerciële creatieve ondernemers: • communicatieadviesbureau. Zoekt naar 'plekken waar wat gaat gebeuren en wil daar bij zijn'. De plek heeft rauwe kwaliteit. • organisator evenementen. Aansluiting met water en OV over water. Stoere plek. Wisselwerking tussen creatieve ondernemers. 3) niet-commerciële creatieve ondernemers: • kunstenaar. Huidige atelier op Quarantaineterrein. Veel ruimte te midden van stedelijke levendigheid en culturele bedrijvigheid. Flexibiliteit werkeiland (drijvend, zelfvoorzienend) en productieve dynamiek met andere ondernemers.
Werkeiland: Public Domain Architecten
26
4 RANDVOORWAARDEN DRIJVEND BOUWEN 4.1 Formele plankaders 4.1.1 Bestemmingsplan In deze Verkenning wordt onder een "drijvend gebouw" verstaan een "bouwwerk in de zin van de Woningwet". Het drijvende gebouw zal dus moeten worden gerealiseerd met een omgevingsvergunning en tevens moeten voldoen aan het Bouwbesluit. Het gebouw heeft dus een plaatsgebonden karakter en is bedoeld om ter plaatse te functioneren. In de Modelbouwverordening staat het als volgt omschreven: "een constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct, hetzij indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren". Een drijvend gebouw kan uitsluitend worden gerealiseerd met een omgevingsvergunning, wanneer de mogelijkheid voor drijvend bouwen in het vigerende bestemmingsplan is geregeld. Thans wordt in Rotterdam de ligging van drijvende objecten veelal mogelijk gemaakt met behulp van de verordening "Woon- en bedrijfsschepen 2004". Met de overdracht van de havenbekkens van het Havenbedrijf aan het OBR zullen aanvragen voor een permanente afmeerplek, kades etc. in de centrumhavens door het OBR behandeld gaan worden. Om deze aanvragen te kunnen toetsen bestaat de "Atlas Stedelijke Havens – marktsegmentatie van havens in het stedelijk gebied" (maart 2008, OBR/HbR met medewerking van dS+V). Voor 'varende functies', zoals binnenvaart, woonschepen, horecaschepen, hotelschepen, cruisevaart, rondvaarten partyschepen, evenementen en recreatie- en pleziervaart wordt verwezen naar dat document.
Een functie als wonen is in deze wateren uitgesloten op basis van het vigerende bestemmingsplan. Voor de meeste havenbekkens ten oosten van de Waalhaven heeft het water van havenbekkens de bestemming "Water" zonder bouwmogelijkheden (m.u.v. bouwwerken, geen gebouw zijnde). Uitzondering zijn de Waterstadhavens, aangezien in deze havenbekkens bouwwerken met een culturele of horecafunctie in de bestemming "Water" mogelijk zijn. Het H2otel en restaurant Tinto zijn met een omgevingsvergunning gerealiseerd. Een ander voorbeeld van een drijvend gebouw, dat mét omgevingsvergunning is gerealiseerd, is het ss "Rotterdam" in de Maashaven. In het algemeen gaat echter nog op dat voor ontwikkelingen op het gebied van drijvend bouwen gebruik zal moeten worden gemaakt van een projectbestemmingsplan (zie Handreiking projectbestemmingsplannen – gemeente Rotterdam, dS+V) of zal moeten worden meegenomen in een herziening van het bestemmingsplan. De WABO biedt de mogelijkheid tot het nemen van een projectafwijkingsbesluit.
Voor nieuwe drijvende gebouwen zal echter het vigerende bestemmingsplan gelden. In het havengebied geldt een globaal bestemmingsplan en om op het water te kunnen bouwen moet worden voldaan aan een industrie- of handelsgerelateerde bestemming. ss Rotterdam
27
4.1.2 Beeldkwaliteit en architectuur Havengebieden Het Havenbedrijf stelt eisen ten aanzien van de beeldkwaliteit in de haven. Deze staan beschreven in "Het Gezicht van de Haven". Afhankelijk van de locatie kunnen aanvullende eisen worden opgesteld. Deze eisen worden opgesteld per havenbekken en dat gebeurt als onderdeel van ontwikkelplannen. Hiervoor wordt dan ook verwezen naar het betreffende ontwikkelplan. De eisen aan beeldkwaliteit en architectuur worden opgenomen in het uitgiftebeleid. Gemeente Ten aanzien van welstandsaspecten gelden voor drijvende bouwwerken geen aparte richtlijnen. Er gelden dezelfde welstandeisen als voor bouwen op land, afhankelijk van het gebied waarbinnen het havenbekken is gelegen (bijzondere welstand, gewone welstand of welstandsvrij). Welstand moet zich beraden of aparte welstandseisen moeten worden opgesteld. Onderscheid zou kunnen worden gemaakt tussen projectmatige ontwikkelingen, die wel welstandeisen krijgen, en particuliere projecten, die welstandsvrij zouden kunnen zijn. 4.1.3 Jurisprudentie - Verplaatsbaarheid Op basis van jurisprudentie is te constateren dat drijvende gebouwen als onroerend kunnen worden beschouwd. De belangrijkste reden daarvoor is dat drijvende gebouwen bestemd zijn om duurzaam ter plaatse te blijven. Belangrijke omstandigheden daarbij zijn de aanwezigheid van bijvoorbeeld een ombouw, een terras, tegelpad of omheining van het perceel in combinatie met een aansluiting op riool, gas, water en elektriciteit. De technische mogelijkheid om het bouwwerk te verplaatsen is in dat geval niet meer van belang (Bouwrecht 2007, p.111). Deze aspecten zijn onder andere aan de orde gekomen in de uitspraak van ABRS, 5 december 2007, no.200703137/1, LJN: BB9443 (Botenloods Noordwijk.
28
Begin dit jaar stelde de Hoge Raad in het kader van een WOZ-probleem dat alles wat drijft voor het belastingrecht per definitie roerend goed is, omdat waterwoningen niet duurzaam verbonden zouden zijn met bodem of oever. Het betreft hier een interpretatie vanuit fiscaal-juridisch oogpunt, maar brengt het uitgangspunt van deze Verkenning in beginsel niet in gevaar. VROM heeft inmiddels een toelichting op de juridische status van drijvende woningen uitgebracht. Deze is te vinden op de website https://www.maakruimtevoorklimaat.nl/klimaatadaptatie/helpdesk-waterwonen.html 4.2 Veiligheid en Techniek De bestaande wet- en regelgeving ten aanzien van bouwen op het land geldt ook voor op het water. In 2009 heeft het Ministerie van VROM een Handreiking "Drijvende woningen en de bouwregelgeving" uitgegeven, waarin wordt aangegeven hoe de "landregels" van het Bouwbesluit (en aangestuurde NENnormen) kunnen of dienen te worden uitgelegd in het geval van drijvend bouwen. In die Handreiking komen de volgende aspecten aan de orde: drijfvermogen, stabiliteit, kantelen, scheefstand, deining, sterkte bouwconstructie bij aanvaringen, droogvallen, ijsgang, standzekerheid aangrenzend perceel (bij meerdere woningen op één drijflichaam), afstand tussen de woningen in verband met brandoverslag, vluchten via het water, vluchten via de steiger, bereikbaarheid voor de brandweer, blussen met oppervlaktewater, vloerafscheiding langs de waterkant, rolstoelbereikbaarheid, boven openbaar vaarwater openslaande ramen, nutsaansluitingen en plaats van de meterkast, hoogte verblijfsruimten, bescherming tegen ratten en muizen. De Handreiking laat nog een aantal kwesties open. In augustus 2009 is een normcommissie (NEN) voor peilbestendig bouwen opgericht. Deze commissie richt zich op bijvoorbeeld prestatie-eisen en/of bepalingsmethoden op het gebied van onder andere rekenregels voor aan-
vaarbelasting, diepgang drijflichaam, nautische eisen ten aanzien van stabiliteit, kantelen, scheefliggen, zinken en deining, vervorming en dynamische vloerbelasting van de constructie, uitklimvoorzieningen, afschot riolering, duurzame bescherming van de constructie, waterniveau alarmering, nutsaansluitingen. De privaatrechtelijke afspraken worden vastgelegd in de nieuwe Nederlands Technische Afspraak (NTA) 8111 voor drijvend bouwen. Deze NTA moet anticiperen op milieu- en duurzaamheidsaspecten en innovaties verder stimuleren. In dit hoofdstuk worden zoveel mogelijk die onderwerpen behandeld die afwijken in Rotterdam ten opzichte van de bestaande (bouw)regelgeving. 4.2.1 Aanvaarrisico Aanvaarbeveiliging dient te worden gerealiseerd om een drijvend object te beschermen tegen een aanvaring door een schip. Er zijn vier situaties waarbij schepen in een havenbekken komen waar ook een drijvend gebouw aanwezig kan zijn: 1. Het havenbekken is in gebruik voor overslag van goederen; 2. Het havenbekken is in gebruik voor ligplaatsen van scheepvaart; 3. Een schip vaart per ongeluk of door een defect het havenbekken in; 4. Het havenbekken is toegankelijk voor watertaxi en pleziervaart. De zwaarte van de aanvaarbeveiliging verschilt per locatie en is afhankelijk van de maximale maat en snelheid van schepen die in de haven kunnen komen. Aanvaarbeveiliging moet worden aangebracht bij drijvende bouwwerken indien in het betreffende havenbekken schepen mogen varen met een snelheid die hoger is of gelijk aan 0,15 m/s. Of indien het havenbekken grenst aan een vaarweg waar schepen mogen varen met een snelheid die hoger is of gelijk aan 0,15 m/s. In elk havenbekken heeft de Havenmeester van het Havenbedrijf Rotterdam de verantwoordelijkheid voor veiligheid en adviseert over aanvaarbeveiliging in havenbekkens.
Binnenvaartschip ramt vakantiewoning in Prinses Margrietkanaal (27-7-2009)
4.2.2 Plasbrandrisico Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) vormen de basis voor het nemen van maatregelen om de gevolgen van een plasbrand te voorkomen. Vanwege het plasbrandrisico (PAG = plasbrand aandachtsgebied), geldt langs de Nieuwe Maas een bebouwingsvrije zone van 25 meter ten oosten van raailijn 1004 en 40 meter ten westen van raailijn 1004. Voor drijvende bouwwerken in de Nieuwe Maas of in havenbekkens direct grenzen aan de Nieuwe Maas, kan een plasbrandbescherming vereist zijn. Een plasbrandbeveiliging kan bestaan uit een drijvende barrière die onbrandbaar is. De functionaliteit van een havenbekken mag ten gevolge van de verticale getijdenverschillen niet verloren gaan. Wanneer bij het betreffende project een plasbrandrisico bestaat, dient contact gezocht te worden met de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, Stafdirectie Risico en Crisisbeheersing.
29
4.2.3 Calamiteiten In de toetsing van bouwplannen voor drijvend bouwen zijn vooral de aspecten vluchtwegen (minimaal twee, en niet via het water), bereikbaarheid van de brandweer (oplossing brandvoorzieningen), en bluswatervoorzieningen van belang gebleken. Ten aanzien van de bereikbaarheid van bouwwerken voor de brandweer wordt verwezen naar artikel 2.5.3 van de Modelbouwverordening in combinatie met de publicatie "Handleiding bluswatervoorzieningen en bereikbaarheid" (september 2003) van de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (hierna: NVBR). Tevens wordt verwezen naar het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (2008), dat voorschriften met betrekking tot het gebruik van bouwwerken uit het oogpunt van brandveiligheid bevat (ook wel: Gebruiksbesluit). Verder wordt voor aspecten ten aanzien van calamiteiten verwezen naar de VROM-Handreiking "Drijvende woningen en de bouwregelgeving". 4.2.4 Peilfluctuatie Het verschil tussen laagwater en hoogwater en de frequentie waarmee dit verschil voorkomt is van belang voor drijvend bouwen. De peilfluctuatie heeft invloed op de aanmering van het object, de bevestiging van het object met de kade en de toegankelijkheid van het object. De fluctuatie van het peil in de Nieuwe Maas bedraagt 1,5 meter. De gemiddelde waterstand is 2,75 meter lager dan de kades. Voor de toegankelijkheid van het object dient rekening te worden gehouden met een overbrugging van 2 meter tot 3,5 meter. Voor extreme situaties dient te worden gerekend met een overbrugging van 5,5 meter. 4.2.5 Diepte havenbekken De diepte van het havenbekken en het Laag laag water (L.L.W.) bepalen hoe diep onder de waterlijn kan worden gebouwd. De minimale af-
30
Peilfluctuatie
stand tussen de kiel van een drijvend object en de waterbodem dient 2 meter te bedragen ten behoeve van het mogelijk maken van baggerwerkzaamheden. 4.2.6 Waterkwaliteit Rijkswaterstaat is verantwoordelijk voor de waterkwaliteit van Rijkswateren zoals de Nieuwe Maas. De waterkwaliteit in de havenbekkens, die grenzen aan de Nieuwe Maas, zal invloed hebben op de waterkwaliteit van de Nieuwe Maas.
Waterdiepten
31
De diepte van het havenbekken is van invloed op de waterkwaliteit. Dit betreft de hoeveelheid sediment die wordt aan- en afgevoerd en daarmee ook de vervuilende stoffen. Daarnaast is doorstroming nodig om zuurstofloze watertoestanden te voorkomen onder en rondom de drijvende gebouwen. Dit heeft vis en plantensterfte ten gevolge wat tot stankoverlast leidt. De gemiddelde stroomsnelheid in Nieuwe Maas varieert tussen de 0,7 en de 0,75 m/s. In de havens is de stroming veel kleiner: dichtbij de Nieuwe maas ligt deze rond de 0,1 m/s, dieper in de haven ongeveer 0,04 m/s. De eerder genoemde minimale afstand tussen de kiel van het drijvende object en de waterbodem van 2 meter in combinatie met een maximaal bebouwingspercentage is voldoende voor het garanderen van de waterkwaliteit. Vooral in ondiepe wateren kan de aanwezigheid van drijvende objecten consequenties hebben voor het aquatisch ecosysteem. Verminderde lichttoetreding, verandering in wind en golfslag zijn voorbeelden. In de havenbekkens is voldoende stroming door de getijdenwerking. Een maximaal toegestane bebouwingsgraad van het water en de getijdenwerking zorgen ervoor dat de kans op verslechterde waterkwaliteit door de gedeeltelijke afdekking van het wateroppervlak door een object is uit te sluiten.
noeg hetzelfde. In gebieden waar nog veel scheepvaart voorkomt is de kans op slechtere waterkwaliteit hoger dan in gebieden waar alleen pleziervaart voorkomt. 4.2.7 Risico’s in de ondergrond Rijkswaterstaat is tevens verantwoordelijk voor het beheer van de waterbodem. Blijkens het Besluit bodemkwaliteit (Bbk), de Wet bodembescherming (Wbb) en de Wet verontreiniging oppervlaktewater (Wvo) is geen melding of bodemonderzoek nodig om palen in de waterbodem te slaan. In het geval van een vervuilde waterbodem hoeft geen sanering of verwijdering van de verontreinigde sliblaag te worden uitgevoerd. Tevens hoeven geen eisen te worden gesteld aan het slaan van palen in vervuilde grondlagen onder water. Overigens heeft de gemeente Rotterdam onderzoek verricht naar de locaties waar blindgangers zijn te verwachten. Deze locaties staan op de "Blindgangerkaart Rotterdam" en is in te zien bij Gemeentewerken
De waterkwaliteit heeft ook invloed op de leefbaarheid voor de gebruikers en bewoners van het havenbekken. Vervuild water, of water met een te laag zuurstofgehalte, kan leiden tot een verstoring van de ecologische balans. Daarnaast kan vervuild of brak water de levensduur en het beheer van de drijfelementen beïnvloeden. Verschillende oliesoorten tasten EPS (piepschuim) aan en betonwapening corrodeert sneller onder invloed van zouten. De Rotterdamse haven heeft nog veel te maken met vervuiling. Daarnaast ontstaat er in tijden van droogte zout indringing via de monding van de Nieuwe Waterweg en de Hollandse IJssel. De invloed hiervan zal van geringe betekenis zijn voor het drijflichaam, omdat de zouttong door zijn hogere gewicht zich nabij de bodem zal bevinden. De waterkwaliteit in de havens is nagePeilfluctuatie
32
Rotterdam- afdeling Beheer Buitenruimte/Leidingenbureau en Beheer Ondergrond. Het Rotterdamse beleid luidt dat een blindganger altijd eerst moet worden geruimd, voordat een kwetsbare bestemming kan worden gerealiseerd. 4.2.8 Nutsvoorzieningen Kabels en leidingen vanaf het drijvend platform naar de wal dienen geen belemmering te vormen voor o.a. baggerschepen en werktuigen die onderhoud verrichten aan kades en glooiingen. De nutsvoorzieningen dienen daarom zoveel mogelijk te worden gebundeld aan of in een goot/bak, die is geïntegreerd in de steiger naar het drijvende object.
4.2.10 Scheefstand en deining Het Bouwbesluit 2003 stelt geen eisen aan bruikbaarheidsgrenstoestand, zodat geen eisen aan het voorkomen van deining e.d. kunnen worden gesteld. Dit betreffen gebruiks-/comforteisen, die privaatrechtelijk moeten worden geregeld. Een minimaal vrijboord met een hoogteverschil van 50 of 60 centimeter wordt wel aangehouden voor de eerste watervoerende opening en de waterlijn. Dit is bedoeld om spatten en overslaande golfslag te voorkomen. In de praktijk wordt tevens een maximale hellingshoek van 50% van het vrijboord gehanteerd voor scheefliggen door golfslag of windbelasting. 4.3 Exploitatie & Beheer
Het verdient aanbeveling om het beheer en onderhoud van de kabels en leidingen in een Vereniging van Eigenaren onder te brengen. Een VVE kan de afname collectief regelen. Uit de VROM-Handreiking blijkt overigens dat de meterkast, de leidingdoorvoeren en de mantelbuizen moeten voldoen aan de NEN 2768 (versie 1998). In deze norm staan geen eisen die duidelijk zijn toegesneden op een drijvend gebouw. De NEN 2768 gaat namelijk uit van een leiding die vanuit de grond de woning binnenkomt. Het is wachten op de ontwikkeling van innovatieve technieken en beheerssystemen, en mogelijk aangepaste standaard-aansluittarieven (voor aansluiting en beheer). De ingestelde NEN-commissie moet in de bestaande leemte gaan voorzien. 4.2.9 Ecologie Het rivierengebied van de Nieuwe Maas behoort tot de Ecologische Hoofdstructuur. De havenbekkens zijn gelegen buiten deze ecologische zone. In de havenbekkens dient te worden voldaan aan de richtlijnen van de Flora en faunawetgeving. Met name vissen en muurplanten verdienen de aandacht in verband met schaduwwerking van de drijvende objecten in het water en op de kademuren.
4.3.1 Exploitatie Sommige havens vallen onder de exploitatie- en beheersverantwoordelijkheid van het Havenbedrijf, anderen vallen onder de gemeente. De havens onder verantwoordelijkheid van de gemeente worden de 1e fase havens genoemd. Enkele havens worden op termijn overgedragen van het Havenbedrijf aan de gemeente. Dit betreft de zogenoemde 2e fase havens en daarnaast enkele havens binnen het Stadshavensgebied. Havenbedrijf en de gemeente Rotterdam hebben elk hun eigen exploitatiebeleid. In hoofdstuk 5 wordt bij elke haven aangegeven onder wiens verantwoordelijkheid de haven valt. De gemeente Rotterdam zal onderzoek doen naar de uitgifte van waterkavels in erfpacht door het OBR. Uitgifte van waterkavels in erfpacht ligt voor de hand ten opzichte van verkoop, aangezien op die wijze meer grip op een gebied wordt gehouden. Parkeren Voor parkeren gelden de parkeernormen van de gemeente Rotterdam, zoals deze zijn geregeld in de Bouwverordening 1993 (actuele versie 2006). Voorbeelden van drijvend parkeren zijn nog niet voorhanden. Op verschillende plekken in Nederland zijn wel plannen in voorbereiding voor drijvend parkeren in combinatie met onder andere wonen.
33
Subsidiemogelijkheden Subsidiemogelijkheden zijn er vooral te vinden op het gebied van innovatie en duurzame energie/energiebesparing. Voorbeelden zijn het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO)(tot 2013), de Clusterregeling van provincie Zuid-Holland (tot 2012) en Innovatieregeling Mooi Nederland van het ministerie van VROM (2011) 4.3.2 Beheer Het beheer van de door het havenbedrijf aan de gemeente overgedragen havenbekkens is verdeeld tussen gemeentewerken Rotterdam en het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam. Gemeentewerken is verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van de kades, de glooiingen en de kunstwerken. Het OBR is verantwoordelijk voor het op diepte houden en schoonmaken van de havenbekkens. Tevens heeft het OBR de bevoegdheid tot het toezicht en de veiligheid in de haven. Deze taken zijn via een ondermandaat en een overeenkomst teruggelegd bij de Divisie Havenmeester van het Havenbedrijf Rotterdam. Hiermee zijn de havenmeestertaken in alle watergangen en havenbekkens in de handen van dezelfde instantie. Havens 2e fase: De havenbekkens, die nu nog in beheer zijn van het Havenbedrijf en waarvan het beheer nog moet worden overgedragen aan het OBR. Onderhoud kades en glooiingen Voor onderhoud aan kades en glooiingen moet een onderhoudsvaartuig bij de kade/glooiing kunnen komen. Hiervoor is 10 meter vrije ruimte nodig tussen het drijvende bouwwerk en het onderhoudsvaartuig. Er moet rekening gehouden worden met een diepgang van 2 meter en het onderhoudsvaartuig moet bij laag water zijn werkzaamheden kunnen verrichten. Voor het vaststellen van de vereiste diepte voor een kademuur dient de locatie tevens bereikbaar te zijn voor een lodingsvaartuig. Indien het niet mogelijk of niet wenselijk is om 10 meter vrije ruimte te bewaren tussen de kade en het drijvende bouwwerken, dan moet het
34
Baggerwerkzaamheden
drijvende bouwwerk verplaatst worden tijdens de onderhoudswerkzaamheden. Baggeren De methode van baggeren in havenbekkens en met name onder drijvende objecten is van een aantal factoren afhankelijk: - Breedte en diepte van de watergang (afstemming van het in te zetten baggermaterieel). - Het soort materiaal dat gebaggerd moet worden (slib, geconsolideerd slib, zand of klei). - De afmetingen van het drijvende object waaronder moet worden gebaggerd. - De mate van verontreiniging van het gebaggerde materiaal. Randvoorwaarden voor het baggeren zijn dat de drijvende objecten verplaatsbaar moeten zijn. Tevens dient de minimale afstand tussen de kiel van het drijvende object en de waterbodem (de zogenoemde under keel clearance) 2 meter te bedragen. In de ondiepere havens,
IJsgang IJsgang kan schade veroorzaken aan drijvende bouwwerken. Het risico hiervoor ligt bij de eigenaar. De taak om het wateroppervlak rondom het drijvende bouwwerk ijsvrij te houden ligt ook bij de eigenaar. Er moet een zone van 1 meter rond het platform ijsvrij gehouden worden. Een meter vrije ruimte is nodig omdat bij ijs breken in het havenbekken, ijsschotsen kunnen gaan schuiven richting het drijvende gebouw. Als er onvoldoende ruimte vrij is, drukken de ijsschotsen alsnog tegen het platform. Schoonhouden wateroppervlak Alleen het wateroppervlak buiten de waterkavel wordt schoongehouden. De eigenaar heeft de verantwoordelijkheid om de eigen waterkavel schoon te houden, het oppervlak tussen de waterkavel en de wal en het oppervlak tussen twee waterkavels. IJsgang
Onderhoud steigers, aanvaarbeveiliging en plasbrandbeveiliging. De eigenaar is verantwoordelijk voor onderhoud aan steigers, aanvaarbeveiliging en plasbrandbeveiliging. Een VVE kan het onderhoud bekostigen.
met name de binnenvaarthavens, moet worden gebaggerd om deze minimale under keel clearance te bewaren. Voorafgaand aan de baggerwerkzaamheden dient een onderzoek naar de kwaliteit van de waterbodem plaats te vinden.
4.4 Duurzaamheid
De meest reële optie om materiaal onder een drijvend object te verwijderen is door het drijvende object te verplaatsen en vervolgens ter plekke te baggeren. De mate van aanslibbing in het havenbekken is van belang om te bepalen om de hoeveel jaar gebaggerd dient te worden. De mate van aanslibbing verschilt van gebied tot gebied. De kosten voor het baggeren worden doorbelast aan de eigenaar van de waterkavel. Een VVE kan hier zorg voor dragen.
Het drijven op buitendijks gelegen water brengt specifieke omstandigheden met zich mee die op een unieke wijze kunnen worden benut. Bij de ontwikkeling van een drijvend object staat een duurzame uitvoering centraal. Hierbij moet gebruik worden gemaakt van methodes zoals GreenCalc+, GPR gebouw, LEED of BREEAM. Bij drijvende functies dient vooraf te worden bepaald wat de geplande levenscyclus is van een object en dient het materiaalgebruik hierop te zijn afgestemd zoals bijvoorbeeld het cradle to cradle principe beoogd. Voor de gemeente Rotterdam is de duurzaamheidspresentatie van het plan een belangrijk criterium in de beoordeling van en keuze voor voorstellen van marktpartijen. Het Havenbedrijf Rotterdam heeft met een
35
aantal vastgoedpartijen een convenant afgesloten waarin is afgesproken dat de CO2-belasting van nieuwe gebouwen 25% minder moet zijn dan de eis uit het Bouwbesluit. 4.4.1 Energie Uitgangspunt is dat voor drijvende gebouwen minimaal dezelfde eisen gelden als voor gebouwen op het land. Drijvende gebouwen bieden mogelijkheden, die op het land niet of minder tot stand kunnen komen. Zo bieden de getijdenwerking van het water, de temperatuurwisseling van het water, de invloed van de zon en de wind bieden diverse (innovatieve)mogelijkheden om het gebouw duurzaam uit te voeren. Oppervlaktewater kan bijvoorbeeld worden gebruikt voor warmtewisselaars in combinatie met warmtepompen. In het drijvende paviljoen in de Rijnhaven worden dit type technieken toegepast. 4.4.2 Bouw Drijvende objecten worden duurzaam gefabriceerd. De bouw van het object vindt niet plaats op de locatie maar op een daartoe geschikt industrieterrein. Het object wordt vervoerd over het water. Het object kan indien nodig in delen worden aangevoerd. Deze werkwijze voorkomt dat er op de locatie en in de directe omgeving hinder en vervuiling van
36
Drijvend paviljoen Rijnhaven in aanbouw in de Heijsehaven
de omgeving ontstaat. De bouw gebeurt onder gunstige condities met het bereiken van een hoge kwaliteit. Een concreet voorbeeld hiervan is het drijvende paviljoen voor de Rijnhaven, dat in de Heijsehaven is gebouwd. Door de juiste keuze in materiaalgebruik en de bouwwijze zal in de toekomst voldaan worden aan het cradle to cradle principe. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de levenscyclus van het object. 4.4.3 Materiaalgebruik Bij drijvend bouwen dient duurzaam bouwen vanzelfsprekend te zijn met verbetering van de waterkwaliteit als doorslaggevende factor voor de materiaalkeuze. Zware metalen, dakbedekkingen met PAK's, evenals vervuilende verfsoorten en schoonmaakmiddelen zijn niet toegestaan. Ook de wegen en parkeerplaatsen dienen geen uitloging van vervuilende stoffen te veroorzaken. 4.4.4 Verplaatsbaarheid Het drijvende object dient bij voorkeur verplaatsbaar te zijn. Dit aspect is het grote voordeel van drijvende gebouwen, waardoor de gebiedsontwikkeling optimale flexibiliteit naar de toekomst behoudt.
Drijvend paviljoen Rijnhaven in aanbouw in de Heijsehaven
4D: Drijvend gebouw met flexibele zon-oriëntatie (door draaiing) Winnaar ontwerpwedstrijd Duurzaam Drijvend Wonen
Verplaatsbaarheid over water
Verplaatsbaarheid over de weg
37
Visie Kop van Feijenoord, juni 2009
38
Masterplan / gebiedsvisie
5 DE HAVENBEKKENS 5.1 Selectiecriteria De afweging of een havenbekken kansrijk is voor drijvend bouwen is gemaakt in gebiedssessies met betrokkenen per gebied. De beoordelingscriteria zijn in te delen in twee groepen: de wenselijkheid van drijvend bouwen, waarbij het vooral gaat om de meerwaarde die het kan hebben voor het betreffende gebied en de mogelijkheid voor drijvend bouwen, waarbij het vooral gaat om de beschikbaarheid van het havenbekken en de technische haalbaarheid. Wat betreft de wenselijkheid gaat het om onder andere de volgende punten: • is het havenbekken beschikbaar voor drijvend bouwen gezien huidig of toekomstig gebruik? • trekt drijvend bouwen een doelgroep toegevoegde waarde heeft voor het gebied? • kan drijvend bouwen leiden tot een aantrekkelijk ruimtelijk beeld? • kan drijvend bouwen fungeren als aanjager van de gebiedsontwikkeling? • levert drijvend bouwen een bijdrage aan de exploitatie van het havenbekken? • kan drijvend bouwen op deze plek dienen als proeftuin om leerervaring op te doen ten behoeve van mogelijk grootschaliger toepassingen in de toekomst? • leidt drijvend bouwen op deze plek tot exposure voor Rotterdam Waterstad Wat betreft de mogelijkheid van drijvend bouwen gaat het onder andere om de volgende punten: • zijn de technische randvoorwaarden te realiseren en binnen de perken te houden (aanvaarbeveiliging, plasbrandbescherming etc.) • is er marktinteresse voor de locatie? • is er een relatie met bestaande planontwikkeling (vigerende bestemmingsplannen)
ten aanzien van de marktinteresse voor drijvend bouwen in dit havenbekken).
5.2 Havenbekkens geselecteerd
Kop van Zuid Persoonshaven Beheer: OBR Gebruik: In de ruimtelijke plannen voor de Persoonshaven is de dwarswal en de oostelijke walkant deels voor varende woonschepen gereserveerd Drijvend bouwen: Niet beschikbaar gezien toekomstig gebruik.
Als een van de criteria niet wordt benoemd bij de argumentatie van de keuze voor een bepaald havenbekken, betekent dat dat punt niet aan de orde is (niet elk havenbekken is geschikt als plek voor exposure) of dat er geen specifieke informatie over beschikbaar is (bijvoorbeeld Persoonshaven
39
Nassauhaven Beheer: OBR Gebruik: Alleen het gedeelte aan de buitenzijde van de Nassaubrug is in gebruik. Er is een watertaxisteiger. Aan de westzijde is de oever in gebruik bij Unilever Best Foods. Drijvend bouwen: Kansrijk op korte termijn in de vorm van gemengd kleinschalig drijvend programma
Nassauhaven luchtfoto
Nassauhaven maaiveld
40
Argumentatie drijvend bouwen Beschikbaarheid • het havenbekken is leeg; de Atlas Stedelijke Havens voorziet niet in een alternatieve functie Doelgroep / Aanjager gebiedsontwikkeling • er kan sprake zijn van verschillende programma’s. Een zuiver woonprogramma is niet aan de orde omdat de meerwaarde daarvan voor het gebied niet groot genoeg is • bewoners van de Kop van Feijenoord vragen om meer voorzieningen. De Nassauhaven biedt hiervoor een interessante mogelijkheid, bijvoorbeeld gekoppeld aan een langzaamverkeersbrug vanuit het park • drijvend wonen trekt een groep stadsbewoners (jonge midden- en hogere inkomens) die een positieve uitstraling kan hebben op de Kop van Feijenoord • doordat het havenbekken in directe verbinding staat met de Maas, kunnen toekomstige bewoners hun eigen boot voor de deur leggen Ruimtelijk beeld • rondom het havenbekken is ruimte (park, brede kade). Daardoor biedt de ruimte van het havenbekken zelf voor drijvende objecten zonder dat er een ’te vol’ beeld ontstaat. Zeker in combinatie met een langzaamverkeersbrug over het havenbekken ontstaat een aantrekkelijk beeld
Exploitatie • drijvend bouwen voorziet in inkomsten door de uitgifte van water-kavels Proeftuinfunctie / exposure • omdat het binnen Stadshavens de bedoeling is drijvend bouwen op grotere schaal te gaan toepassen, is er behoefte aan een kleinschalige proeftuin, die leidt tot leerervaringen op het gebied van marktpotentie, technische randvoorwaarden, beheer, uitgangspunten rond exploitatie, etc. De Nassauhaven is een locatie die hiervoor geschikt en beschikbaar is. • voor de stad als geheel leidt de realisatie van enkele van deze proeftuinen tot kennisontwikkeling en profilering op het gebied van klimaatbestendig bouwen, met bijbehorende ruimtelijke en economische meerwaarde Technische randvoorwaarden • de Nassauhaven is een beschut havenbekken en vraagt niet om voorzieningen zoals aanvaarbeveiliging, bescherming tegen plasbranden of golfslag. Dat maakt het havenbekken ook technisch gezien geschikt voor drijvend bouwen Marktinteresse • er is marktinteresse in de Nassauhaven als locatie voor drijvend wonen (blijkt uit marktverkenning van OBR Gebiedsontwikkeling) Relatie met bestaande planontwikkeling • in de gebiedsvisie voor de Kop van Feijenoord is niet voorzien in drijvend bouwen in de Nassauhaven – in het nog te maken masterplan als uitwerking van de gebiedsvisie is die mogelijkheid er nog wel • volgens het bestemmingsplan is drijvend bouwen niet mogelijk. Drijvend bouwen moet mogelijk worden gemaakt in een volgende herziening of via een projectbestemmingsplan
Twee voorbeelduitwerkingen Nassauhaven
41
Binnenhaven (zuidelijk deel) Beheer: OBR, exploitatie door City Marina Gebruik: Varende woonschepen, op termijn mogelijk uitbreiding jachthaven Drijvend bouwen: Optie op termijn in de vorm van kleinschalig gemengd programma
Binnenhaven
Entrepothaven – Binnenhaven (noordelijk deel) Beheer: OBR, exploitatie door City Marina. Gebruik: Jachthaven Drijvend bouwen: Niet beschikbaar
42
Argumentatie drijvend bouwen Beschikbaarheid • huidig gebruik levert meerwaarde op voor het gebied; de vraag is alleen of het havenbekken op de langere termijn in gebruik blijft voor varende woonschepen. Uitbreiding van de jachthaven is een optie (conform huidig stedenbouwkundig beleid). Echter, deze uitbreiding zou ook plaats kunnen vinden in de Spoorweghaven. Als dat het geval is en de varende woonschepen niet blijven, is drijvend bouwen een serieuze optie Doelgroep • er zijn verschillende programma’s mogelijk, waaronder wonen • drijvend wonen trekt een groep stadsbewoners (jonge midden- en hogere inkomens) die een positieve uitstraling kan hebben op de Kop van Zuid en Feijenoord • doordat het havenbekken in directe verbinding staat met de Maas, kunnen toekomstige bewoners hun eigen boot voor de deur leggen Ruimtelijk beeld: • aan de oostzijde van het havenbekken is ruimte (brede kade), daardoor biedt de ruimte van het havenbekken zelf voor drijvende objecten zonder dat er een ’te vol’ beeld ontstaat
Technische randvoorwaarden • de Binnenhaven is een beschut havenbekken en vraagt niet om voorzieningen zoals aanvaarbeveiliging, bescherming tegen plasbranden of golfslag. Dat maakt het havenbekken ook technisch gezien geschikt voor drijvend bouwen. Relatie met bestaande planontwikkeling • drijvend wonen past niet in huidige stedenbouwkundige beleid en past niet in het vigerende bestemmingsplan. De ontwikkeling dient met een herziening of een projectbestemmingsplan te worden gerealiseerd
Spoorweghaven Beheer: OBR, mogelijke exploitatie door City Marina
Binnenhaven (zuidelijk deel)
Gebruik: Geen. Varende woonschepen en recreatievaart zijn mogelijk (Atlas Stedelijke havens). Wellicht op korte termijn in gebruik als jachthaven. Drijvend bouwen: Niet beschikbaar gezien toekomstig gebruik
Spoorweghaven
43
Stadshavens Rijnhaven Beheer: Overdracht van HBR aan OBR (volgens Samenwerkingsovereenkomst in het kader van Stadshavens). Gebruik: Voor de Rijnhaven is een ligplaatsvergunning afgegeven aan WT Cruises (Noordzijde). Er is een boothuis en halte van de watertaxi. Zeeschepen kunnen afmeren aan de kades bij Codrico en Provimi. De Rijnhaven biedt voor vijf jaar plaats aan het drijvende paviljoen. Drijvend bouwen: Er is in elk geval ruimte voor tijdelijk recreatief drijvend programma. Daarnaast start er een verkenning naar de haalbaarheid van een permanent multifunctioneel drijvend programma (waaronder wonen) in de Rijnhaven.
Locatie drijvend paviljoen Rijnhaven
44
Argumentatie drijvend bouwen Doelgroep / proeftuin / exposure • gezien de centrale ligging is de Rijnhaven een prachtige plek voor exposure van Rotterdam als klimaatbestendige waterstad. Ruimtelijk beeld • de Rijnhaven moet fungeren als grootstedelijk waterplein met een afwisselende programmering. Het grote bassin vormt een tegenhanger van de dichtbebouwde pieren. In hoeverre permanent drijvend programma, waaronder wonen, hierin een goede plek in kan krijgen, is onderdeel van een vervolgverkenning. Technische randvoorwaarden • er is geen sprake van plasbrandrisico. Voor permanente functies moet wel worden voorzien in een aanvaarbeveiliging. Relatie met bestaande planontwikkeling • het drijvende paviljoen is mogelijk gemaakt voor een periode van vijf jaar. Voor permanent drijvende functies moet het bestemmingsplan worden aangepast.
zoekruimte drijvend bouwen
Rijnhaven korte termijn
Paviljoen Rijnhaven
Rijnhaven langere termijn
Voorbeeld voor tijdelijk drijvende functies: drijvend sportveld/plein (Singapore)
45
Maashaven Beheer: HBR Gebruik: 150 ligplaatsen voor binnenvaart, enkele bedrijfsschepen, zeeschepen onder andere voor Meneba Drijvend bouwen: optie op termijn in de vorm van grootschalig drijvend wonen.
Maashaven
Maashaven
46
Argumentatie drijvend bouwen Beschikbaarheid • tussen gemeente en Havenbedrijf is/wordt afgesproken dat vanaf 2020 ongeveer 75 van de 150 ligplaatsen voor de binnenvaart worden verplaatst, gekoppeld aan de start van de drijvende wijk en onder de voorwaarde dat daar elders plek voor is (mits de vraag naar ligplaatsen tegen die tijd dezelfde is als in 2010). Na 2025 komt de rest van de Maashaven onder dezelfde voorwaarden beschikbaar. Deze afspraken vallen binnen het kader van de Samenwerkingsovereenkomst, die tussen gemeente en Havenbedrijf is gemaakt in verband met Stadshavens. Doelgroep / Ruimtelijk beeld • de Maashaven kan op termijn uitgroeien tot een Floating City met meer dan duizend woningen. Welk type woningen dit worden (variërend van informele lichte stedenbouw tot een villawijk op het water) is nu nog niet te zeggen. In de aanloop naar grootschalige drijvende bebouwing is de start met kleinschalige drijvende programma’s een kans. De opgave is de drijvende programma’s gedurende de transformatieperiode te combineren met binnenvaart. Exposure / Aanjager gebiedsontwikkeling • een Floating City van deze omvang trekt de internationale aandacht, maar kan tegelijk leiden tot een positieve impuls voor de omliggend wijken (Afrikaanderwijk, Tarwewijk) Technische randvoorwaarden • combinatie van drijvend bouwen en scheepvaart vraagt om aanvaarbeveiliging. Bescherming tegen plasbranden is niet nodig.
Maashaven 2010: 150 ligplaatsen voor binnenvaart
Mogelijk toekomstbeeld Maashaven (BGSV)
Mogelijk toekomstbeeld Maashaven
47
Waalhaven Beheer: HBR Gebruik: zeevaart, lig- en wachtplaatsen binnenvaart, board-to-boardoverslag Drijvend bouwen: op korte termijn kansrijk tussen pier 3 en 4 in de vorm van drijvende kantoren in combinatie met een horecavoorziening
Waalhaven
Waalhaven ter hoogte van pier 3
48
Argumentatie drijvend bouwen Beschikbaarheid • de ruimte tussen pier 3 en 4 is gedeeltelijk beschikbaar, mits er een alternatieve locatie wordt gevonden voor de aanwezige lashbakken. Doelgroep / Aanjager gebiedsontwikkeling • langs de Waalhaven Oostzijde ontwikkelt het Havenbedrijf de Waalhavenboulevard met maritieme zakelijke dienstverlening als onderdeel van het concept Port Valley (waar ook de maritieme maakindustrie onderdeel van uitmaakt). Drijvende kantoren kunnen voorzien in een onderscheidend, maritiem werkmilieu, die het hele gebied op de kaart zet. • de combinatie met een horecavoorziening bij de aanlanding van de brug vanuit het Zuiderpark, leidt tot een meer multifunctioneel stedelijk milieu met een mix van werken en recreatie Ruimtelijk beeld • drijvende kantoren voorzien in het gebruik van het havenbekken, terwijl de visuele relatie met het water vanaf de Waalhavenboulevard blijft. Exploitatie • de vraag of drijvende kantoren goedkoper zijn dan een demping is nog niet beantwoord. Een aandachtspunt is parkeren. Drijvend parkeren kan wellicht worden gerealiseerd in een dek waarop gebouwd wordt. Alternatieven zijn parkeren in pier 3 of op pier 4. Die laatste mogelijkheid lijkt uit exploitatieoverwegingen de meest aantrekkelijke.
Technische randvoorwaarden • plasbrandvoorziening is niet nodig, een aanvaarbeveiliging wel. Deze kan gecombineerd worden met een wandelsteiger in het ver lengde van de kade langs Dockworks. Aandachtspunt is de diepte van het havenbekken Relatie met bestaande planontwikkeling • drijvend bouwen past in gebiedsontwikkeling Waalhavenboulevard en binnen het vigerende planologische kader (bouwverordening). In de toekomstige bestemmingsplanherziening moet het betreffende tussen pier 3 en 4 voor drijvende werken / horeca worden bestemd.
Eemhaven Beheer: HBR Gebruik: zeevaart, wachtplaatsen binnenvaart Drijvend bouwen: niet beschikbaar Combineren van kantoren op land en water
Waterkavel tussen pier 3 en pier 4
Drijvend restaurant
49
Werkeiland (Public Domain Architecten)
Heijsehaven Huidig beheer: HBR Gebruik: haven wordt geschikt gemaakt voor ligplaatsen binnenvaart, aanlegplaatsen voor jachtenbouw (tijdelijke waterbouwplaats). Drijvend bouwen: Geen mogelijkheden
Locatie in de Heijsehaven waar het drijvende paviljoen is gebouw
50
Dokhaven Beheer: HBR Gebruik: zeeschepen, RDM innovation dock (proeflocatie voor drijvende objecten gekoppeld aan de RDM Campus) Drijvend bouwen: voor de langere termijn zijn voor de Dokhaven verschillende opties drijvend bouwen en/of maritieme diensten (bokken, sleep- en duikdiensten) en/of ligplaatsen binnenvaart. Drijvend bouwen kan in de vorm van de ontwikkeling van de Dokhaven als een permanente waterbouwplaats voor Rotterdam en/of een drijvend werk- eiland Argumentatie drijvend bouwen Beschikbaarheid • op voorwaarde van blijvende aanlegmogelijkheden voor zeeschepen aan de noordzijden van het havenbekken en toegankelijkheid voor waterbus, watertaxi en varende plezierboten is drijvend bouwen mogelijk. Dit moet afgewogen worden ten opzichte van andere mogelijkheden, waaronder binnenvaart en ruimte voor bokken. Doelgroep / Aanjager gebiedsontwikkeling • bouwers van drijvende programma’s kunnen op een gemeenschappelijke waterbouwplaats samenwerken en kantoor houden in een drijvend werkeiland. Er zijn interessante koppelingen mogelijk met de onderwijsinstellingen en bedrijven van de RDM Campus Ruimtelijk beeld / Proeftuin / Exposure • een dynamisch gebruik van de Dokhaven draagt bij aan het imago van de RDM Campus als innovatieve leer- en werkomgeving Technische randvoorwaarden • voorwaarde voor drijvend bouwen is wel bescherming tegen plasbranden, aanvaringen met schepen en heftige golfslag Relatie met bestaande planontwikkeling • visie om gebruik van de Dokhaven maakt onderdeel uit van het inrichtingsplan voor de RDM. Drijvend bouwen past in vigerende planologische kader (bouwverordening). In toekomstige bestemmingsplanherziening moet de mogelijkheid voor drijvend bouwen worden meegenomen.
Dokhaven
Dokhaven: RDM Innovation Dock
51
Expo waterwoning in de Dokhaven (ontwikkelaar: De Peijler)
52
Merwehaven Beheer: HBR, op termijn overdracht naar OBR (volgens samenwerkingsovereenkomst Stadshavens) Gebruik: zeevaart Drijvend bouwen: kansrijk op langere termijn voor drijvend wonen Argumentatie drijvend bouwen Beschikbaarheid • op termijn komt de Merwehaven beschikbaar voor stedelijke ontwikkeling. Programmering van het water maakt onderdeel uit van de integrale planvorming. Wellicht dat de Merwehaven nodig is voor ligplaatsen voor de binnenvaart Doelgroep / Aanjager gebiedsontwikkeling • zeker in de eerste fase van de gebiedsontwikkeling met woonprogramma, kan drijvend bouwen een rol spelen. Een vorm van ‘lichte stedenbouw op het water’ kan een groep pioniers aantrekken die het gebied op de kaart zetten en de weg bereid naar meer permanente bewoners – op het land en op het water. Ruimtelijk beeld / exposure • de afwisseling van bouwen op land en water in dit gebied kan leiden tot een archipelachtige structuur, die een uniek stuk stedelijk gebied toevoegt aan de stad. Internationale aandacht verzekerd Exploitatie • het Merwehavengebied krijgt een invulling met vooral rustig stedelijk wonen. Dit veronderstelt niet al te hoge dichtheden en voor een flink deel grondgebonden woningen. Om die reden is bouwen op water een manier om tot het gewenste aantal woningen te komen. Technische randvoorwaarden • plasbranden en aanvaarbeveiliging zijn niet nodig, mits de afstand tot de rivier voldoende is.
Merwehaven
Drijvende huizen: voorbeeld Vancouver
53
Vierhavens Beheer: HBR, Keilehaven wordt in 2011 overgedragen aan de stad. De andere havenbekkens volgen pas veel later na uitplaatsing van het sappencluster (na 2025) Gebruik: zeevaart, met uitzondering van de Keilehaven. De Atlas Stedelijke Havens voorziet niet in een programma voor de Keilehaven Drijvend bouwen: korte termijn: de Keilehaven leent zich voor proefopstellingen voor drijvend bouwen als onderdeel van de Clean Tech Delta Argumentatie drijvend bouwen Beschikbaarheid • in een deel van het havenbekken vindt overslag van afval plaats. Daarnaast is nog onzeker of het havenbekken beschikbaar moet zijn voor de aan- en afvoer van brandstof voor een mogelijke biomassa centrale Doelgroep / aanjager gebiedsontwikkeling / exposure / proeftuin • in dit gebied moet het innovatiecluster van de Clean Tech Delta tot ontwikkeling komen. Het is de bedoeling dat startende bedrijven op het gebied van duurzame maakindustrie onderdeel hier onderdeel van worden en dat het gebied zelf voorbeelden laat zien van duurzame toepassingen. De Keilehaven kan worden gebruikt voor proefopstellingen van drijvend bouwen, bijvoorbeeld in combinatie met innovaties op het gebied van energiewinning op Maaswater. Door de korte afstand ten opzichte van de Dokhaven kan uitwisseling van drijvende objecten tussen beide havenbekkens plaatsvinden. Ruimtelijk beeld • het havenbekken heeft gevarieerde kades en bebouwing op de kades. Dat levert al een gevarieerd beeld op. Drijvend bouwen voegt alleen iets toe als tijdelijk en het kleinschalig Technische randvoorwaarden • bescherming tegen plasbranden, aanvaringen en golfslag is niet nodig
54
Keilehaven
Merwe- Vierhavengebied
Lloydkwartier Schiehaven Beheer: overdracht HBR aan OBR (2e fase haven) Gebruik: het havenbekken is momenteel leeg. De Atlas Stedelijke Havens laat gebruik voor partyvaart, recreatievaart en evenementen toen. Op dit moment is de Schiehaven de beoogde locatie voor de RET waterbusremise. Daarnaast speelt er momenteel een aanvraag die door deelgemeente gehonoreerd is om evenementen- schip 'de Fighter’ een plek te bieden langs de kade van Schiehaven (zijde evenemententerrein). Drijvend bouwen: kans op lange termijn voor drijvend werken en drijvende publieks / culturele functie Argumentatie drijvend bouwen Beschikbaarheid • als wordt besloten het havenbekken te gebruiken als remise voor waterbussen, is drijvend bouwen alleen mogelijk wanneer deze twee functies te combineren zijn. Voorwaarde is wel dat er duidelijkheid komt over de beheersverantwoordelijkheid (HBR/OBR) Doelgroep • een drijvend werkeiland in de oosthoek, aan de voet van de Schiecentrale, kan bijdragen aan de uitbouw van de AV-, film- en ICTCampus • een drijvende recreatieve voorziening (park, zwembad) aan de westzijde van het havenbekken sluit aan op het evenementen terrein. In combinatie met een voetgangersbrug, wordt de kop van de Lloydpier een publieke plek, waar meer mensen dan in het huidige plan komen genieten van het uitzicht over de rivier Ruimtelijk beeld • twee drijvende objecten op het water met voor een deel een publieke functie en met behoud van de lange zichtlijn over de lengte
Schiehaven
Schiehaven
55
en de dwarszichtlijnen over de breedte, kunnen bijdragen aan een levendig beeld; belangrijke randvoorwaarde dat de maat van het water van het havenbekken voldoende beleefbaar blijft. Technische randvoorwaarden / proeftuin • de Schiehaven kent een aantal technische complicaties. Het havenbekken is op het zuidwesten georiënteerd zodat de wind het water in beweging houdt om ijsgang te voorkomen. In het verleden kwamen de kolenschepen aan in de Schiehaven. Dit havenbekken moest in koude winters beschikbaar blijven om de brandstofvoorziening van de stad te garanderen. Voor drijvend bouwen is een beperking van de golfslag een voorwaarde. Vanwege de directe verbinding met de Maas is daarnaast een bescherming nodig tegen plasbranden en aanvaringen. De oplossingen die hiervoor worden gevonden, zijn wellicht toepasbaar op andere plekken, waardoor de Schiehaven in dit opzicht als proeftuin kan dienen.
St. Jobshaven Beheer: overdracht HBR aan OBR (2e fase haven) Gebruik: het havenbekken biedt volgens de Atlas Stedelijke Havens ruimte voor partyschepen, riviercruises en recreatievaart. De kade bij het STC wordt benut voor leerschepen. Daarnaast heeft het havenbekken een waterbushalte Drijvend bouwen: niet beschikbaar
Parkhaven Beheer: HBR Gebruik: De Parkhaven vormt een belangrijk onderdeel van de doorgaande vaarroute van de Maas naar de Schie. Voor de kade langs de Müllerpier geldt een afmeerverbod. Aan de oostzijde van de Parkhaven ligt een drijvend Chinees restaurant, een Watertaxi/Waternetponton, de Pannenkoekenboot, de Chinaboat, de Spiezenboot en de Ameland. Er is ook een ligplaats voor de binnenvaart. De Parkkade is bestemd als afmeerlocatie voor de zeevaart en de Westerkade als afmeerlocatie voor de partyvaart. Drijvend bouwen: niet beschikbaar
Schiehaven
56
Waterstadhavens De Ontwikkelingsvisie Waterstadhavens 2020 (oktober 2009) geeft aan dat activiteiten op het water watergebonden moeten zijn. Alle functies die niet noodzakelijkerwijs op het water hoeven dienen in de plinten langs de kades een plek te krijgen. In principe zijn alleen varende schepen toegestaan. Daarnaast kunnen selectief functies op pontons en schepen worden toegelaten die een gewenste verblijfskwaliteit c.q. vrijetijdsfunctie vervullen. Ideeën hierover vanuit de stakeholders van het gebied zijn een klein drijvend paviljoen met terras (werktitel "Kunst en koffie") voor de Willem de Kooning Academie, een drijvend zwembad in de Leuvehaven en een drijvend havenmeesterkantoortje van het Havenmuseum. De openbare functie levert een aantrekkelijke verblijfsplek op voor de Academie en vormt ook een plek op de wandelroute Witte de With-
straat – Oude Haven. Voor een zwembad is in het gebied op het land geen ruimte beschikbaar, terwijl het wel publiek aantrekt en levendigheid toevoegt. Overigens is het idee om een drijvend zwembad in bootvorm te realiseren (en dus niet als drijvend gebouw). Tot slot is het wenselijk dat het tijdelijke drijvende kantoor van de Havenmeester wordt vervangen door een definitief kantoor op de wal en een havenmeesterkantoortje op het water. In het bestemmingsplan "Waterstad" (vastgesteld op 14 oktober 1999) is vastgelegd dat binnen de bestemming "Water" culturele doeleinden met een publieksfunctie uitsluitend in de Leuvehaven westzijde, de Wijnhaven en de Scheepmakershaven zijn toegelaten. Verder is horeca uitsluitend in de Wijnhaven en de Scheepmakershaven toegelaten. Voor dit gebied geldt dat een omgevingsvergunning dient te worden aangevraagd voor drijvende culturele en horecafuncties. Het H20tel en het lichtschip Tinto zijn hier voorbeelden van.
Waterstadhavens
57
Leuvehaven Beheer: overdracht HBR aan OBR (2e fase haven) Gebruik: onder andere historische schepen (met museale functie of woon/bedrijfsfunctie), partyvaart (zie Ontwikkelingsvisie Waterstadhavens 2020, oktober 2009)
Leuvehaven
Drijvend bouwen: het huidige tijdelijke drijvende kantoor van het Havenmuseum moet worden opgedeeld in een kantoortje voor de havenmeester, drijvend, en de rest van de kantoorfunctie, die op het land moet worden gerealiseerd. Een mogelijke plek voor dit drijvende kantoortje (vergelijkbaar met het kantoor in het Haringvliet) is de west- of zuidzijde van de Leuvehaven. Een tweede mogelijkheid voor drijvend bouwen is een drijvend recreatiefprogramma, bijvoorbeeld een zwembad, aan de noord(Wolfshoek) of zuidzijde (Terwenakker) van de Leuvehaven. Overigens gaat voor een drijvend zwembad de voorkeur uit naar een boot (Zwemboot) en niet een drijvend gebouw of platform. Argumentatie drijvend bouwen Beschikbaarheid • het havenbekken wordt ten dele gebruikt voor verschillende type schepen. Er is beperkt ruimte (met name aan de zuidkant) voor drijvend programma Doelgroep / ruimtelijk beeld • havenmeesterkantoortje is een logische drijvende functie, die verband houdt met de schepen • een recreatief programma, bijvoorbeeld een zwembad, trekt publiek naar het gebied en zorgt voor een levendig beeld Exposure • drijvend bouwen in de havenbekkens in het centrum alleen als het bijdraagt aan de citylounge gedachte en bijdraagt aan de uitstraling van Rotterdam Waterstad.
58
Leuvehavenhoofd
Drijvend zwembad in de Spree, Berlijn
Leuvehaven bij Plein 1940 Drijvend zwembad Kopenhagen
59
Scheepmakershaven Beheer: OBR Gebruik: onder andere varende woon- en bedrijfsschepen (zie Ontwikkelingsvisie Waterstadhavens 2020, oktober 2009) Drijvend bouwen: kantoortje voor de havenmeester, als alternatief voor de Leuvehaven (zie onder Leuvehaven)
Haringvliet
Haringvliet Beheer: OBR Gebruik: historische schepen, drijvend kantoor havenmuseum Drijvend bouwen: niet beschikbaar
60
Argumentatie drijvend bouwen Beschikbaarheid • het havenbekken wordt spaarzaam gebruikt. Doel is meer levendigheid te creëren met onder andere varende bedrijfsschepen. Een kantoor van de havenmeester op deze plek kan hieraan een positieve impuls geven Doelgroep • havenmeesterkantoortje is een logische drijvende functie, die verband houdt met de schepen Ruimtelijk beeld • het havenbekken oogt nu vrij somber en leeg. Een kantoor van de havenmeester kan een positieve uitstraling hebben en bijdragen aan het aantrekken van varende bedrijfsschepen
Wijnhaven (deel ten oosten van de Regentessebrug) Huidig beheer: OBR Gebruik: Historische schepen (met museale functie of woon/bedrijfsfunctie), bedrijfsschepen (horeca/hotel/cultuur) en recreatieve bedrijvigheid (zie Ontwikkelingsvisie Waterstadhavens 2020, oktober 2009) Drijvend bouwen: Openbare functie gekoppeld aan bijvoorbeeld de Willem de Kooning Academie, expositieruimte. Argumentatie drijvend bouwen Beschikbaarheid • de waterlocatie wordt op dit moment niet benut Doelgroep • de Academiestudenten missen op dit moment een aantrekkelijke verblijfsruimte buiten. Ook ontbreekt een plek waar de Academie meer zichtbaar is voor de buitenwereld. Een half open paviljoen kan hierin voorzien • deze voorziening vormt tegelijk een aantrekkelijk plek op de wandelroute Witte de Withstraat – Oude Haven en zal naast studenten ook ander publiek trekken. Dat zorgt voor een interessante mix van gebruikers Ruimtelijk beeld • een folly-achtig element op het water kan bijdragen aan een levendig beeld en versterkt de ruimtelijke relatie tussen de bebouwing, de kade en het water. Indien in de plint van de Domuslokatieontwikkeling horeca voor studenten komt kan op het water ook alleen een terras worden gemaakt.
Wijnhaven
Wijnhaven
61
Boerengat Beheer: overdracht HBR aan OBR (2e fase haven) Gebruik: partyvaart, recreatievaart, varende woonschepen Drijvend bouwen: op korte termijn kansrijk: locatie langs het westelijk deel van de Admiraliteitskade. Voor deze plek zijn drie opties: verbreden van de kade met een terras, een drijvend terras op het water met bijvoorbeeld een afhaalbar (ten behoeve van de horeca in de plint van de bebouwing) of een drijvende horecapaviljoen op het water.
zichtlijnen Boerengat
Argumentatie drijvend bouwen Beschikbaarheid • de locatie is beschikbaar Doelgroep / ruimtelijk beeld • de huidige horeca in de plint heeft behoefte aan meer ruimte voor terras. Wellicht is er een nieuwe horecaondernemer geïnteresseerd in een nieuwe horecavoorziening. Dit zou gecombineerd kunnen worden met een verbreding van de kade met een terras. In combinatie met een sloepenhaven (recent initiatief) ontstaat hier een aantrekkelijke plek in de zon waar het water ‘aanraakbaar’ is.
Buizengat Huidig beheer: OBR Gebruik: havenbekken is nu leeg. Volgens Atlas Stedelijke Havens is recreatievaart mogelijk.
Boerengat
62
Drijvend bouwen: niet beschikbaar. Het havenbekken is hiervoor te smal en de bestaande bebouwing staat er te dicht op om nog drijvend programma toe te voegen.
63
Conclusiekaart
64
5.3 Conclusies De gesprekken per deelgebied leiden tot de volgende indeling in drie categorieën havenbekkens: 1) kansrijk voor de komende vijf jaar: • Havens in huidig of toekomstig beheer van de stad − Nassauhaven: gemengd drijvend programma (waaronder wonen) − Rijnhaven: tijdelijk recreatief programma. Daarnaast start een verkenning naar de haalbaarheid van een permanent multifunctioneel drijvend programma (waaronder wonen) in de Rijnhaven. − Keilehaven: testlocatie gekoppeld aan innovatiecluster CTD − Leuvehaven: drijvend kantoor havenmeester, drijvende recreatieve functie − Scheepmakershaven: drijvend kantoor havenmeester − Wijnhaven: openbare functie − Buizengat: drijvende horecavoorziening (terras of paviljoen) − Verolme: drijvende woningen • Havens in blijvend beheer van Havenbedrijf − Waalhaven (tussen pier 3 en 4): drijvende kantoren / horeca − Dokhaven: RDM Innovation Dock, mogelijke waterbouwplaats 2) opties voor de langere termijn: • Binnenhaven (zuidelijk deel): drijvend wonen • Schiehaven: drijvend werken en drijvende publieks/culturele functie • Maashaven: drijvende wijk • Merwehaven: drijvende wonen 3) niet beschikbaar: Binnenhaven (noordelijk deel) en Entrepothaven, Spoorweghaven, Persoonshaven, St.-Jobshaven, Parkhaven, Waalhaven (overige delen), Eemhaven, Haringvliet, Buizengat, Heijsehaven.
65
66
6 VERVOLGSTAPPEN Gemeente en Havenbedrijf staan open voor initiatieven van marktpartijen in de bekkens die kansrijk zijn op de korte termijn. Dat wil niet zeggen dat drijvend bouwen per definitie mogelijk is. Binnen de gebiedsontwikkeling moet de uiteindelijke keuze gemaakt worden. De gemeente zet actief in op de uitwerking van de Nassauhaven als proeftuin voor drijvend bouwen ten behoeve van het opdoen van leerervaringen voor grootschaliger toepassing op de langere termijn. Het gaat om leerervaringen op het gebied van architectuur en stedenbouw, beheer en exploitatie, veiligheid en techniek. De uitwerking voor de Nassauhaven moet leiden tot een go/no go beslissing voor drijvend bouwen in dit bekken. Voor de Rijnhaven start een verkenning naar de haalbaarheid van een multifunctioneel drijvend programma (waaronder wonen).
5) bestaande infopunt Duurzaam Rotterdam uitbreiden met onderwerp drijvend bouwen. Doel: a) extern: initiatiefnemers kunnen doorverwijzen naar betreffende gebiedsmanagers en naar specialisten die kunnen adviseren over kwesties die specifiek zijn voor drijvend bouwen; b) intern: hulp voor medewerkers van gemeente en Havenbedrijf met vragen over drijvend bouwen. Het loket is onderdeel van het bestaande informatiepunt Duurzaam Rotterdam, tel: 010-489 5489, emailadres:
[email protected]
Voorgesteld besluit 1) uitwerking van de Nassauhaven als proeftuin voor drijvend bouwen, waaronder wonen. Deze stap wordt opgepakt onder verantwoordelijkheid van de betreffende gebiedsmanager. 2) verkenning naar de haalbaarheid van een multifunctioneel drijvend programma (waaronder wonen) in de Rijnhaven. 3) positieve opstelling richting marktinitiatieven in de kansrijke bekkens voor de korte termijn, mits deze initiatieven passen binnen de in deze verkenning globaal aangegeven ruimtelijke en functionele randvoorwaarden. Uiteindelijke afweging vindt plaats op gebiedsniveau. 4) aanpassen van de bestaande Atlas Stedelijke Havens voor wat betreft de mogelijkheden voor drijvend bouwen, gekoppeld aan eerstvolgende actualiseringsslag.
67
68
BIJLAGE Projectteam Drijvend Bouwen: Carel Andriessen Gemeentewerken Kees den Hoedt DCMR Gertjan de Jong Stadsontwikkeling Bert Luijendijk Havenbedrijf Rotterdam Martijn Oosting Havenbedrijf Rotterdam Cees van der Valk Havenbedrijf Rotterdam/Divisie Havenmeester Walter de Vries Stadsontwikkeling Huub van de Zande Stadsontwikkeling Klankbordgroep: Pieter Figdor Ton Groeneweg Reny ten Ham-v. Deutekom John Jacobs François Konings/ Clemens Nuijens Hans Mani Hans Scheepmaker Isabelle Vries
Overige geraadpleegde organisaties: Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond DHV B.V. AM Wonen Dura Vermeer
Public Domain Architecten DCMR Gemeentewerken Programmabureau Duurzaam Stadsontwikkeling Stadsontwikkeling Stadsontwikkeling Projectbureau Stadshavens Havenbedrijf
Deelnemende instanties: Stadsontwikkeling Rotterdam Havenbedrijf Rotterdam Projectbureau Stadshavens Rijkswaterstaat Gemeentewerken Rotterdam DCMR Deelgemeente Kralingen-Crooswijk
69
Bronnenlijst
Websites
Baarsma, J., T.C. Gijsbers, R. Leppers, m.m.v. J. Meijer (2008), Waterwonen goed geregeld!
VROM Helpdesk Waterwonen https://www.maakruimtevoorklimaat.nl/klimaatadaptatie/helpdesk waterwonen.html
Dijk-Barkmeijer, A.R.G. van, Z.H. Duinstee-van Imhoff, A.W. Schep en J.J. Verbeek (2007), Waterwoningen in IJburg: tussen wal en schip? Enkele privaatrechtelijke, fiscale en ruimtelijk bestuursrechtelijke aspecten van wonen op het water (Bouwrecht 2007, p. 111) Gemeente Rotterdam i.s.m. Havenbedrijf (2008), Atlas Stedelijke Havens – marktsegmentatie van havens in het stedelijk gebied
Nova-uitzending "Wonen op water: van droom tot nachtmerrie" (20 mei 2009) www.novatv.nl/page/detail/uitzendingen/6965/Wonen+op+water:+van+ droom+tot+nachtmerrie Werkeiland Heijsehaven www.werkeiland.nl
Gemeente Rotterdam i.s.m. Havenbedrijf (2008), Creating on the edge – Vijf strategieën voor duurzame gebiedsontwikkeling
Fitwa the movie
Gemeente Rotterdam (2007), Woonvisie "Wonen in Rotterdam-2007-2010"
www.Eatmyhouse.nl
Gemeente Rotterdam (2007), Stadsvisie Rotterdam – Ruimtelijke ontwikkelingsstrategie 2030
www.nen.nl/web/actueel/afspraken-voor-vlottrekken-drijvend-bouwen.htm www.rotterdamclimateinitiative.nl
Gemeente Rotterdam i.s.m. Hoogheemraadschap Delfland, Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard en Waterschap Hollandse Delta (2007), Waterplan 2
www.stadshavensrotterdam.nl www.drijvendpaviljoen.nl
Goetgeluk, R. (2008), Consumentenonderzoek onder waterliefhebbers en bewoners uit Gouda en Tiel. Heijmans (2006), Motivaction – consumentenonderzoek Maandag, B. en K. Hage (2009), Rotterdam Open Stad – Gebiedsontwikkeling in de praktijk Singelenberg, J. (2008), SEV-advies inzake waterwonen Stadsregio Rotterdam i.s.m. provincie Zuid-Holland (2005), Ruimtelijk plan Regio Rotterdam 2020 VROM (2009), Drijvende woningen en de bouwregelgeving, Handreiking voor ontwikkelaars, bouwers en gemeentelijk plantoetsers
70
71
72