Op verkenning in Elbasan. door Ad Voets April 1995
1. Eerste indrukken dinsdag 18 april 1995
Vanmorgen, in alle vroegte, heeft Riky me naar het station gebracht. Het is nog stil op straat. De trein naar Schiphol staat al klaar en vertrekt precies om vijf voor half zes. Ik zit alleen in een lege coupe met een loodzware koffer en een grote tas. De trein stopt op alle stations en loopt in Rotterdam al aardig vol. Ik verhuis met mijn bagage naar het halletje, want de grote koffer verspert het hele middenpad. Om kwart voor zeven ben ik op Schiphol. Jan wacht al in de hal bij de balie om in te checken voor onze vlucht naar Albanië. We vliegen met Austria Airlines eerst naar Wenen en moeten daar overstappen voor Tirana. Om kwart voor negen kunnen we aan boord. We zitten midden in, precies boven de vleugel bij de nooddeuren. Daar heb wat meer beenruimte dan elders. Veel valt er overigens niet te zien. Het is zwaar bewolkt. Pas als we Wenen naderen breekt de zon soms door. We landen een kwartiertje later dan gepland en kunnen rustig overstappen in het vliegtuig voor Tirana. Het vliegveld van Wenen is veel kleiner dan Schiphol. We gaan niet via een koker maar met heel brede bussen van en naar de vliegtuigen. Het vliegtuig voor Tirana is ook kleiner en we zitten wat krapper. Dat merkje vooral als de stewardessen met het eten langs komen. Tussen Amsterdam en Wenen hebben we een lekkere maaffijd gekregen en op weg naar Tirana krijgen we wederom een lekkere hap voorgeschoteld. Na een vlucht van een uur en twintig minuten landen we even na drie uur in de middag op het vliegveld van Tirana. De eerste kennismaking met Albanië is het vliegveld met een kleine, hobbelige betonnen landingsbaan. Door de raampjes zie je vooral wat velden met op regelmatige afstanden een wachthuisje met een soldaat. Ook zien we de eerste betonnen bunkers. Dat zijn betonblokken van enkele meters in het vierkant met een halfronde koepel er op. Aan een of twee zijkanten zitten een paar donkere gaten. Dat zijn blijkbaar de openingen, van waaruit op de vijand geschoten moest worden. De koepels zien er dreigend uit, maar staan nu leeg. De zon schijnt en de temperatuur is heel behaaglijk, als we met onze handbagage te voet naar de uitgang lopen. We lopen via een mooie weg met aan beide kanten wuivende palmen naar de douane. De controle is ongeveer hetzelfde als in Amsterdam en Wenen. De handbagage moet op een lopende band, gezet worden en wordt dan doorgelicht. Metalen voorwerpen zoals messen en fototoestellen, moe je uit op een tafeltje naast een poortje leggen en dan moet je zelf door de poort. In Amsterdam begon het apparaat te gillen, toen ik er door liep. Meteen kwam een man op me af, die me begon te fouilleren. Ik vertelde dat het waarschijnlijk van mijn steunzolen kwam. Hij geloofde me en ik mocht verder. Ook in Wenen hadden we controle en weer werd ik gefouilleerd. Ook in Tirana was het weer raak, maar ik mocht toch het land in na betaling van 5 dollar belasting. In de aankomsthal, of beter gezegd het kale, holle, lege en vervallen lokaal, stond in de hoek een houten hok met een loket en het opschrift "change". Jan wilde daar gauw wat dollars omwisselen en er stond slechts één man voor hem, maar die had heel lang werk. Eindelijk was Jan aan de beurt, maar dat kostte ook veel tijd. Blijkbaar was het heel moeilijk om uit te rekenen hoeveel leke's we kregen voor 20 dollar. Aanvankelijk kreeg Jan ongeveer 3000 lek's, maar dat bleek een vergissing te zijn. Later kwam de man achter ons aan, het waren ongeveer 1000 lek's te veel. Hoe dat kwam en wat er fout gegaan was, werd niet duidelijk want de man sprak geen woord Engels. Onze eerste kennismaking was dus meteen al een vreemde ervaring met een geldwisselkantoor op een vliegveld waar je met de grootste moeite 20 dollar gewisseld krijgt. Buiten stond in de zon op de stoep een hete delegatie ons op te wachten. Een van hen was Besim Kacaku, een apotheker uit Elbasan, die ik al eens in Nederland ontmoet had. Hij herkende ons en liet ons kennismaken met de rest van het gezelschap. Dat was allereerst Linda Ndrogi. Zij is de vertegenwoordigster van het PUM in Albanië. PUM is de afkorting voor "Programma Uitzending Managers", maar in het buitenland wordt steeds de afkorting NMCP gebruikt, een afkorting voor "Netherlands Management Consultancy Program". Linda Ndrogi regelt in Albanië de aanvragen van bedrijven en instanties, die graag een deskundige uit Nederland hebben om te adviseren over ontwikkelingsmogelijkheden. We worden ook voorgesteld aan Ardian Leka, de man die de komende dagen onze gids en tolk zal zijn. Het is een man, die al wat kalend is. Later blijkt dat hij pas 28 jaar is, van beroep leraar Frans, maar sinds enkele maanden persoonlijke secretaris van de burgemeester van Elbasan. Hij is duidelijk zenuwachtig, maar ook ik voel me erg onwennig. De derde man is de chauffeur, waarvan ik de naam niet versta. Hij spreekt uitsluitend Albanees met soms een herkenbaar Italiaans woord. Later wordt me duidelijk dat hij Mohammed Hudhri heet. Terwijl we over en weer
wat beleefdheden uitwisselen, worden we van diverse kanten aangeklampt door mannen, die onze koffers willen dragen en wegbrengen. Onze chauffeur neemt echter het initiatief en dirigeert onze bagage naar een grote zilverkleurige Volvo. We worden ook aangesproken door een man, die zich in het Nederlands voorstelt. Het blijkt de Nederlandse ambassadeur te zijn, baron Van Pallandt. Hij zat blijkbaar ook in het vliegtuig en informeert naar het doel van onze reis. Hij toont veel interesse voor onze missie en wil graag na afloop horen hoe het ons vergaan is. Natuurlijk beloven we dat. Ondertussen probeert een agent ons duidelijk te maken, dat we door moeten lopen. We mogen hier kennelijk niet blijven staan. Het is niet duidelijk waarom en eigenlijk reageert ook niemand. Het staat vol mensen, die links en rechts met elkaar staan te praten. De meesten lijken Albanezen te zijn, maar er zijn ook een paar groepjes buitenlanders. Een groep herken ik. Het is een of andere christelijke groep, die in Wenen al opviel, omdat in de wachtruimte godsdienstige liederen repeteerden. Het waren een stuk of vijf jongeren onder leiding van een bonkige vrouw met gitaar. Ze willen kennelijk in Albanië komen getuigen van hun opvattingen. Ik vraag me af wat de Albanezen zelf daarvan denken. We gaan naar de auto, die ons naar Elbasan zal brengen. Het blijkt de officiële auto van de gemeente te zijn. Ardian Leka vertelt ons, dat deze auto met chauffeur ons ter beschikking zal staan in de komende twee weken. Ik heb mijn videocamera al uit mijn bagage gehaald en wil wat opnamen maken. Al rondkijkend zie ik echter, dat niet alleen het douanelokaal een armoedige indruk maakt. Ook hier builen is alles verwaarloosd. Het plein zit vol gaten, sommige lantaarnpalen hangen scheef, links en rechts zie ik kapotte ramen. Ik mag voor in zitten, wat me goed uitkomt, want ik zie op tegen deze autoreis. Stel je voor dat het een wilde chauffeur is, die over deze slechte weg snelheid wil maken. Mijn maag komt al in opstand bij de gedachte daaraan. Ik zoek naar de veiligheidsriem, maar die zit ergens achter aan vast. Dan maar zonder, de chauffeur heeft er ook geen aan. Voorzichtig probeert onze chauffeur zijn auto tussen de mensen door te laveren, die dwars over de straat lopen en blijkbaar geen trottoir gewend zijn. Even later zijn we uit de drukte en op weg. De chauffeur rijdt gelukkig heel voorzichtig en probeert alle kuilen te vermijden. Soms moet hij daarvoor helemaal op de linkerweghelft rijden, maar dat is blijkbaar geen probleem. Er staan trouwens toch nergens witte strepen. De weg van het vliegveld naar Tirana blijkt niet meer dan een smalle tweebaansweg te zijn, die nodig opgeknapt moet worden. Zo te zien is er al jaren niets aan gedaan. We komen bij een brug, waarvan de leuning bestaat uit betonnen halve bogen. Waarschijnlijk is dat indertijd een leuke brug geweest, maar sinds een of andere auto een deel van de leuning geramd heeft en vernield ligt is dat stuk leuning verdwenen. In de sloot ligt trouwens nog een autowrak. Even verder is vroeger blijkbaar een bevloeiingssysteem geweest, want langs de weg loopt een betonnen goot op betonnen poten. Het systeem werkt echter duidelijk niet meer, want op sommige plaatsen is de goot ingestort. Weer even verder staan staketsel van wat eens kassen geweest zijn. Er zit geen glas meer in en alles is overwoekerd. Overal waar je kijkt is verval. We naderen Tirana na een rit van 10 km. Langs de weg staan overal waterplassen, hoewel het nu mooi weer is. Misschien heeft het pas geregend. Ik zie veel oude auto's staan, waar mensen mee bezig zijn. Langs de weg staat iets wat eens blijkbaar een monument geweest is, waarschijnlijk een fontein, want uit een opening stroomt water. Een jongetje heeft daar een autowasplaats van gemaakt. Op een paal langs de weg heeft hij het aangekondigd: "Lavazh" . En hoe dichter we bij de stad komen des te meer kraampjes staan er langs de weg. Dikwijls is het slechts een tafel met daarop wat artikelen, dikwijls ook slechts een stuk plastic op de grond met daarop een paar schamele artikelen. Ik zie een oude vrouw zitten met een trosje bananen voor zich. De armoe is hier zo duidelijk zichtbaar dat ik mijn camera niet durf te pakken. Ik hou de armsteun van de deur stevig wast, want soms maakt de chauffeur een onverwachte beweging. Hij rijdt overigens voortreffelijk en ik heb geen last van wagenziekte. In Tirana mijden we kennelijk de binnenstad. De chauffeur zoekt behoedzaam een weg tussen horden voetgangers en fietsers, die van links en rechts te voorschijn komen. Er staan soms stoplichten, maar fietsers en voetgangers trekken zich daar niets van aan. Links van de weg fietsen is blijkbaar ook gewoon. De chauffeur claxonneert voor iedere fiets en iedere voetganger, niet een keer, maar een hele serie achter elkaar. Andere auto's doen het ook. Het is niet druk met auto's, maar overal klinkt steeds claxongetoeter. We verlaten de stad en de vlakte waarin Tirana ligt. De weg begin te stijgen. In de verte liggen de bergen, sommige zelfs met besneeuwde toppen. Onze chauffeur stuurt heel behendig door de haarspeldbochten en zoekt steeds een weg tussen de vele kuilen. In de bochten en op de bruggen staan overal dezelfde halfronde betonbogen, zoals op de eerste brug bij het vliegveld. Overal zijn ze ook beschadigd en zijn soms hele stukken in de diepte verdwenen. Soms is zelfs een stuk van de weg in de diepte verdwenen. Het landschap is mooi. Prachtige bergen en diepe dalen met prachtige vergezichten. Van verre is het een romantisch landschap met hier en daar een mooi restaurantje. Dichtbij blijkt het echter allemaal vervallen te zijn. Langs de weg grazen geiten. Een jongetje hoedt een paar schapen. Een paar ezels staan midden op de weg en blijven staan. De auto's moeten er maar om heen rijden, want op claxongetoeter reageren ze niet meer.
Elbasan ligt hemelsbreed slechts 26 km van Tirana, maar de weg is bijna dubbel zo lang. Halverwege stoppen we even boven op een bergkam. Op dit punt heb je zowel naar de het oosten als naar het westen een prachtig uitzicht over bergen en dalen onder een stralend blauwe lucht. Wel valt het op dat er zo weinig bomen groeien. Overal zie je kale plekken en de sporen van bodemerosie. Veel hellingen zijn kaal. We dalen af naar Elbasan. De stad ligt in een breed dal, heel schilderachtig vanaf de hoge bergweg. In de verte zie ik wat flats en huizen, maar allesoverheersend is een staalfabriek, grauw en bruin, verroest en vervallen. Afgebroken leidingen steken doelloos de lucht in. Aan een kabelbaan hangen transportbakken, sommige zijn half afgebroken. We krijgen weinig uitleg van onze gids, maar dat hoeft ook niet. De beelden spreken voor zichzelf. We stoppen bij hotel "Skampa", een flat van een hotel met een statige trappen naar de ingang. De treden zijn uitgesleten, maar dit is kennelijk het grote hotel van de stad. We worden naar een kamer begeleid, waar we wat te eten krijgen. Het is een sobere maaltijd: een lapje vlees met frites en wat sla. Het smaakt goed met een biertje erbij. Dat blijkt Amstel bier te zijn, gebrouwen in Griekenland. Om 6 uur worden we naar onze "residentie" gebracht. Dat blijkt een oude villa te zijn boven op een berg net builen de stad. Elbasan is een stad met 115.000 inwoners, maar de afstanden zijn niet groot. De villa ligt dicht bij het centrum. Vroeger was dit een verblijf voor communistische partijbonzen en ontoegankelijk voor gewone mensen. Nu staan er geen soldaten meer op wacht en zijn er geen bewoners meer. De villa is nog eigendom van de staat, die een bewaker heeft aangesteld. De gemeente kan er gasten in onder brengen en wij zijn dit keer de gelukkigen, maar ook de enigen. Jan en ik krijgen iedere een ruime, maar sobere kamer. We pakken onze spullen uit en willen ons even verfrissen in de badkamer, die tussen onze kamers is. Er is echter geen water, geen koud en geen warm water. Om 7 uur worden we weer afgehaald voor een wandeling door de stad. Het hoofd van de afdeling Sport en Cultuur is onze gids. Hij spreekt slechts Albanees en Ardian Leka vertaalt alles wat hij vertelt over de rijke historie, de geschiedenis van de oude citadel, de tijd van de overheersing door de Turken, de bevrijding onder leiding van hun nationale held Skanderberg en nog veel meer. Het meeste ontgaat me, want het engels van onze gids versta ik maar half. Het is ontzettend druk op straat, overal lopen mensen. Blijkbaar komen onze gidsen ook veel bekenden tegen, want we stoppen telkens en worden voorgesteld aan iemand. Iedereen geeft iedereen telkens een hand. Overal zie je mensen, die elkaar een hand geven. Om 8 uur staat er weer een diner op ons te wachten, maar dat slaan we af. We hebben vandaag al zoveel gegeten. We zijn moe en verlangen naar rust. De auto staat weer klaar om ons terug te brengen naar de villa. Gelukkig is er nu water en kunnen we ons verfrissen. Ik zit nu op mijn kamer met mijn dagboek op mijn knie; er staat geen tafel om op te schrijven. Jan slaapt misschien al en ik zal zijn voorbeeld gauw volgen. Eerst moet ik echter mijn dagboek bijwerken. Zoveel indrukken op een dag, dat vergeet je als je dat niet op tijd vastlegt. Even dreigt het fout te gaan. Het licht valt plotseling uit. Gelukkig heb ik een zaklamp bij de hand. Na enkele minuten springt de lamp weer aan. Het zal wennen worden; overal armoe, geen water, soms geen licht. Wat zullen we morgen horen en zien? Om half elf doe ik het licht en val als een blok in slaap. Lees verder: 2. Een knorrige burgemeester
10. “Niet te filmen !” donderdag 27 april
Dit is toch niet te filmen", zeggen we wel eens als we stomverbaasd zijn. Vanmorgen hebben we het echter toch op een videoband gezet. We begonnen op de muziekschool, waar het orkestje opnieuw voor ons optrad, omdat ik de eerste opname verknald heb. Het was donker weer, heel donker zelfs. Het onweerde af en toe en de regen viel met bakken uil de lucht. In het zaaltje was het erg donker en lampen hadden ze niet, In plaats van een luchter met 5 lampen moesten we genoegen nemen met een of twee lichtpunten. Het was geen kwestie van een paar nieuwe lampen indraaien, nee, de fittingen waren kapot. Wie weet hoe lang al. Gek dat zo iets niet gerepareerd wordt. Het werden dus geen sprankelende opnamen, maar ja, we hopen dat het mooi genoeg zal klinken. Toen we weg wilden gaan was onze chauffeur verdwenen. Die had ontdekt dat ondertussen zijn ruitenwissers gestolen waren. Het regende nog steeds dat het goot en hij moest dus op zoek naar een paar andere. Dat was blijkbaar een grote puzzel, want na een half uur kwam hij terug met één ruitenwisser, die bovendien niet paste. We zijn er mee bij de tweede school gekomen en gelukkig voor hem en ons klaarde het weer daarna op. Het zonnetje verscheen weer. We bezochten een tweede technische school. We begonnen met een kijkje in een coupeuseklas met jongens en meisjes. Wat echter "niet te filmen" was, waren de naaimachines. Die hadden ze niet, geen één. Dus werd er alleen theorie gegeven, patronen getekend en ontwerpen gemaakt. Op onze vraag hoe deze leerlingen dan na hun schooltijd op een atelier terecht konden, kwam het onthutsende antwoord, dat er in Elbasan geen ateliers waren, geen één. Deze leerlingen werden dus opgeleid voor werkloosheid. In de discussie met de directeur probeerde Jan te horen of ze daarom geen veranderingen in hun programma konden aanbrengen, b.v. leren om een eigen atelier te beginnen. Het duurde lang voor de man begreep wat de bedoeling was of hij deed alsof. Hij praatte door alles heen over allerlei onderwerpen, die naar onze mening helemaal niet ter zake waren. De tolk kreeg nauwelijks de kans om te vertalen en wij geen kans om vragen te stellen. “Niet te filmen dus". Toch heb ik opnamen gemaakt en niet alleen in alleen van klassen, waarin kinderen uitsluitend theorie kregen. Ik heb een werkplaats op de video gezet, waar houtbewerking geleerd zou worden. We moesten daarvoor weer naar buiten. Het regende op dat moment nog dat het goot. Door de stromende regen gingen we naar een loods, die we via een geïmproviseerde loopplank en met natte voeten konden bereiken. Daar stonden inderdaad houtbewerkingmachines, maar ze moesten afgedekt worden, want ze werden kletsnat van de binnenstromende regen. Het dak lekte overal. Langs de kanten lag wat, wrakhout. De ramen waren totaal verrot en hingen er half uit. Hier werden volgens onze gastheren de praktijklessen gegeven. We konden echter nergens werkstukken zien en de machines zagen er niet erg gebruikt uit. Als ze niet nat waren van de regen, zaten ze onder het stof en vuiligheid. Het was een troosteloos gezicht. Omdat ze bleven beweren dat de leerlingen hier toch praktijkles kregen, vroegen we of we dan een werkstuk konden zien. Na enig zoekwerk kwam toen een oude schoolbank te voorschijn, die blijkbaar gerepareerd was. We konden onze ogen niet geloven. Op de oude rotte bank waren een paar stukjes triplex getimmerd en aan de achterkant waren kruiselings twee latten geslagen. Dit was dus de praktijkopleiding van een timmerman. leder doe-het-zelver in Nederland zou het netter gedaan hebben. Kortom, dit was ook «niet te filmen".
Na deze onthutsende ervaring gingen we opnieuw naar de Universiteit. Het regende niet meer, maar onze chauffeur moest toch extra voorzichtig rijden. Alle kuilen stonden nu vol water en hij kon nu niet meer inschatten hoe diep ze waren. Op de Universiteit kregen we wat informatie over een project dat de Hogeschool Gelderland op wil zetten. We zullen in Nederland navraag doen, want we vertrouwen het niet zo erg. Misschien is het net zo droevig als de toiletten op de Universiteit. Die zijn net zo vies en nat als elders. Uit een van de kranen stroomt constant water dwars door de toiletten tot op de gang. Het spoelt misschien het vuil weg, maar de stank blijft hangen. Ook «niet te filmen" dus. Het is al 2 uur geweest als we tijd nemen om te gaan lunchen. Gelukkig hebben we vanmiddag pas om 5 uur de volgende afspraak en die wordt waarschijnlijk niet moeilijk. We gaan op bezoek in het 'Printing House Onufri ", waarvan de directeur een jongere broer blijkt te zijn van onze chauffeur. Er wacht ons een verrassing, dit keer echter een aangename. 'Printing House" blijkt niet alleen een drukkerij te zijn, maar ook een uitgeverij van Albanese boeken. De directeur was eerst journalist en is drie jaar geleden met een krant begonnen in Elbasan. De drukkerij is modern bedrijf, ordelijk en goed georganiseerd. De apparatuur is beperkt, maar goed. Voor de vormgeving beschikt het over moderne computers met desktop-publishing mogelijkheden. Als uitgever heeft hij mooi boeken en we besluiten een speciaal boek te kopen over Albanese kunstenaars over de hele wereld. Het is een Engelse vertaling van een boek, dat geschreven is door een broer van onze chauffeur en van de uitgever. Ook verrassend is de vondst van een dichtbundel van een Albanese dichter met op de omslag een afbeelding van het bekende beeld van Zadkine in Rotterdam, 'Stad zonder hart". De directeur vertelt dat het een bekende dichter is in Albanië. We kunnen het niet beoordelen want de gedichten zijn in het Albanees geschreven. We krijgen nog enkele present-exemplaren mee van dichtbundels, die bij Onufri uitgegeven worden.
Rond een uur of zeven staan we weer op straat. Het is "passionata"tijd. Iedereen slentert door de stad en begroet links en rechts mensen. Ook wij zien bekende gezichten. Een van hen is de directeur van het gymnasium waar we morgen opnieuw op bezoek gaan. We begroeten hem en gaan samen een kopje koffie drinken. Al pratend over koetjes en kalfjes ontdek je dan een heel andere man dan de officiële rector van het gymnasium, die we eerder ontmoetten. Nog een paar dagen en dan is ook de tweede week voorbij. Nu al kan ik echter al zeggen, dat deze week heel anders is geworden dan de eerste week. Enerzijds raak je gewend aan de armoedige situatie, anderzijds kijkje nu meer achter de schermen. Je ziet nu meer de echte problemen, maar je ontmoet nu ook mensen, die ideeën hebben en hard werken om er uit te komen. Lees verder: 11. Een gevarieerde dag
11. Een gevarieerde dag vrijdag 28 april
Het einde van ons bezoek aan Elbasan komt in zicht. Na het ontbijt willen we eerst bellen naar Nederland, want er is een fax gekomen van Miriam Kok (PUM), dat ons bericht over de terugreis op zondag helemaal verminkt is overgekomen. We proberen Corry in Bunnik te bellen om telefonisch Riky en het PUM in te lichten, maar dat lukt niet. De telefoonlijn blijkt niet werken. We kunnen dus niet bellen en niet faxen. We zullen het vanavond nog maar eens proberen, want om 9 uur worden we bij de vice-burgemeester verwacht. Die zal opheldering kunnen geven over een aantal financiële vragen. Uit zijn verhaal blijkt dat het gemeentebestuur alleen zorg draagt voor het onderhoud van de schoolgebouwen. Voor nieuwbouw is een staatsinstelling verantwoordelijk, voor lesmateriaal moeten de leerlingen mee betalen. Vorig jaar had de gemeente een budget van $80.000 voor alle scholen. Dat is dus ongeveer f. 1000 per school en dat is natuurlijk een druppel op een gloeiende plaat. Hiervan wordt een beetje schilderwerk en gebroken ruiten betaalt. Zo gaat dat nu al meer dan 20 jaar en de gevolgen zijn daarom overal zichtbaar. Om 10 uur worden we op het gymnasium verwacht. We hebben afgesproken om opnamen te komen maken van enkele lessen. We volgen een paar lessen en zien over het algemeen goed gemotiveerde leerlingen, behalve in een klas. Daar zitten een aantal jongens, die geen boek of schrift voor zich hebben. In een van de klassen, waarin ook een dochter van de rector zit, geeft Jan antwoord op enkele vragen. Om half een wonen we een demonstratieles Engels bij. Een aantal docenten Engels uit de stad zijn bij elkaar gekomen en de leraar Engels van het gymnasium geeft een voorbeeld les. Hij geeft een mooie demonstratie van een klassikale les. De videocamera loopt mee, zodat we elders kunnen laten zien, dat dit soort lessen goed gegeven worden. Overigens blijkt uit overleg dat er nu, in tegenstelling tot vorig jaar, geen gebrek meer is aan leraren Engels. Er is een speciale omscholingsactie gaande voor docenten Russisch. Ook is er een "advisor' aangesteld om de leerkrachten te begeleiden. Ons plan om docenten Engels te sturen en begeleiding op te zetten kunnen we beter stoppen. Vanmiddag zijn we vrij. Ardian Leka stelt voor om naar het meer van Belish te gaan. Daar is hij 4 jaar onderwijzer geweest samen met zijn vrouw. Het is zonnig weer, maar onderweg valt af en toe toch ook wat regen. Het is een leuk uitstapje, waarin we veel van oud-Albanie zien, zoals ezeltjes, primitieve woningen en vrouwen met vrachten op hun hoofd. Ik schiet veel plaatjes in de hoop later een goede videoband te kunnen maken over het leven in Albanië. Terug in Elbasan gaan we nog even terug naar "Printing House Onufri" om de boeken te overhandigen, die we beloofd hebben. We proberen ook te bellen naar Nederland en Tirana, maar dat lukt niet. Uit navraag blijkt dat het nog wel dagen kan duren eer er weer verbinding mogelijk zal zijn. We zijn dus in feite van de buitenwereld afgesloten en dat is vervelend in dubbel opzicht. We weten niet waar we onze vliegtickets op moeten halen en onze vrouwen zijn misschien ongerust, omdat het PUM alleen maar weet dat we van plan zijn een paar dagen eerder naar huis te komen. Het bovenste stuk van de fax is blijkbaar wel in Den Haag aangekomen, maar de informatie over de juiste dag en uur niet. Als het niet anders kan zullen we daarom zondag morgen vroeg vertrekken om de tickets te zoeken en vanuit Tirana naar Nederland te bellen. Ik snap nu ook waarom de chauffeur van de vrachtauto een telefooninstallatie met satellietverbinding had. Lees verder: 12. Tijd om in actie te komen
12. Tijd om in actie te komen zaterdag 29 april
Zaterdag, de laatste dag. Leka brengt de blijde boodschap, dat de telefoon toch onverwacht weer werkt. Hij heeft al contact gehad met de Nederlanders in Tirana, die onze tickets veranderd hebben. Voor we gaan ontbijten bellen we daarom naar het Djatihotel in Tirana om precies af te spreken, waar we zondag onze tickets vinden. Ook belt Jan gauw naar Corry om te vertellen dat we zondagavond al thuis komen en niet dinsdag. Vanmorgen hebben we een afsluitende bijeenkomst met de vier schooldirecteuren, die we uitgenodigd hebben om een werkgroep te vormen. We komen bijeen in de kamer van Dritan Pajenga, de directeur van de Pedagogische Schoof. Jan geeft eerst een overzicht van onze bevindingen en stelt dan voor een "executive committee', te vormen met Dritan Pajenga als coördinator. Dat voorstel wordt geaccepteerd. Vervolgens ontvouwen we onze ideeën over een drie-fasen-plan voor verder hulpverlening. Allereerst willen we enkele concrete problemen aanpakken, zoals schoolborden zwart verven en meubilair goed repareren. We willen dat echter wel in het teken zetten van een grotere actie, waarbij we ook naar buiten aan ouders en instanties willen laten zien dat het onderwijs in Elbasan in beweging komt. Daarom willen we er ook publiciteit aan geven en opvallende dingen doen, zoals de voordeuren schilderen. In de twee fase gaan we dan informatie overdragen via seminars en trainingen opzetten om het management van de scholen te verbeteren. We beginnen dan met pilotscholen en hopen daarna een stel volgscholen te krijgen. In de derde fase kunnen we dan een uitwisselingsprogramma opzetten tussen scholen in Albanië en Nederland. Het comité gaat akkoord met deze plannen, maar wil graag in de eerste fase ook al een leetlingenuitwisselingsprogramma opzetten. We sluiten af met een kopje koffie en het bekijken van de zending schoolmeubilair in het Dormitorium. Om 12 uur brengen we verslag uit bij de burgemeester, die ons verhaal aanhoort en aantekeningen maakt. Hij reageert enigszins terughoudend en met name maakt hij bezwaar tegen onze keuze voor de coördinator. Die zou niet zo geschikt zijn voor zijn taak en te weinig discipline in zijn school hebben. Daarom zou hij geen schoolleider mogen blijven. Wij zijn het daarmee niet eens, maar dat kun je zomaar niet zeggen. Jan weet echter een tussenoplossing te bereiken. Tot de zomervakantie zal hij coördinator mogen blijven. Hoe het dan verder moet zullen we wel zien. Na nog een langdradig verhaal met veel herhalingen van eerder verkondigde stellingen over hulpgoederen en dergelijke, kunnen we opstappen. Leka heeft ons thuis uitgenodigd voor de lunch. Rond een uur of twee worden we ontvangen door zijn vrouw en schoonouders. Hij woont in bij zijn schoonouders, want ook hij heeft nog geen eigen woning kunnen krijgen. Het huis van zijn schoonouders is relatief groot met een ruime tuin waarin druiven, sinaasappelen en citroenen groeien. Zijn schoonvader is een gepensioneerd ingenieur, die voor hobby veel in de tuin doet. Afgelopen jaar heeft hij 1200 kg druiven geplukt en verwerkt tot wijn en saki. We krijgen een rijke maaltijd voorgeschoteld met een bord lekkere soep - de eerste keer in Albanië-, met vlees, groenten en frites en een groot stuk taart na. Het smaakt voortreffelijk. Tijdens de maaltijd praten we natuurlijk over alles wat we in de afgelopen weken gehoord en gezien hebben en we kijken naar een deel van onze video-opnamen. Op het TVscherm kunnen we zien dat de meeste beelden aardig gelukt zijn. Natuurlijk laten het meeste zien van de uitstapjes en de muziekuitvoeringen. De opnamen van de armoede in de scholen slaan we maar over. Al kijkend naar die beelden bedenk ik me ook, dat ik na deze weken anders naar veel dingen kijk dan de eerste dag. Veel wat ik aanvankelijk heel primitief vond, blijkt toch wel mee te vallen. Ons hotel b.v. is primitief, maar in vergelijking met veel gebouwen elders netjes en ordelijk, ook al stroomt het warme water nu al 14 dagen uit een lekkende kraan. Ondanks de armoede kan het netjes zijn. Dat merkje bij mensen als Leka thuis. Dat merk je ook in sommige scholen. Een puinhoop zoals op die ene basisschool of in de werkplaats van de technische schoof hoeft niet. Na de lange lunch wandelen we nog even door de stad en gaan dan terug naar de villa. Om 8 uur hebben we een afscheidsdiner met de burgemeester. Dat is een sobere maaltijd in het hotel, precies zoals andere dagen. Er komen geen plichtplegingen en aanvankelijk verloopt het gesprek in een gezellige sfeer. Op een gegeven moment begint de burgemeester echter weer te zeuren over de hulpgoederen, die vanuit Nederland gestuurd worden. Dat verhaal hebben we bij de ontvangst en vanmorgen ook al gehoord en we hebben al gezegd dat we verbeteringen zullen voorstellen, maar dat wij geen invloed hebben op particulieren, die bijdragen gestuurd hebben. We leggen nogmaals uit dat we vooraf een fax zullen sturen met een overzicht van de goederen, die we met de vrachtauto mee zullen geven. Dat kan diefstal en misverstanden voorkomen. Toch blijft de burgemeester op dit punt terugkomen. Hij vertelt over zijn contacten met andere steden en zijn conclusie is dat hij eigenlijk in de steek gelaten wordt. Hij demonstreert weinig begrip te hebben van de financiële huishouding van een gemeente. Hij wil liever een vuilniswagen dan dat kleingoed. Nog beter is het geld van de transportkosten, want dat kan hij beter besteden. Jan reageert nog even een beetje geprikkeld, maar verder laten we het maar zo. Rond elf uur zetten we de burgemeester thuis af en gaan wij voor de laatste nacht naar de villa. Lees verder: 13. Terug naar huis
13. Terug naar huis zondag 30 april
Onze koffers zijn snel gepakt en we zijn dan ook al ruimschoots op tijd klaar als Leka ons komt halen voor de laatste lunch. Tegen 11 uur aanvaarden we terugreis. We komen weer langs de vervallen staalfabriek en enkele restanten van communistische monumenten langs de weg naar Tirana. Na een mooie tocht door een zonnig landschap rijden we Tirana binnen, dat zich opmaakt voor het 1 mei feest. We gaan eerst naar het chique Djatihotel, waar we onze tickets kunnen ophalen. Ze liggen inderdaad netjes voor ons klaar op de kamer van de mevrouw, die ze voor ons veranderd heeft. We hebben nog tijd voor een wandeling door Tirana. Dat is op het eerste gezicht een moderne stad. In het centrum zou je niet zeggen dat het buiten op het platteland zoveel armoede heerst. Grote gebouwen, op het oog goed onderhouden, mooie parken en ruime goed wegen. Het kan dus anders. Midden in het centrum staat ook een moskee. Staande in de deuropening mogen we even kijken en opnamen maken.
Tegen drie uur zijn we op het vliegveld. We nemen uitvoerig afscheid van onze chauffeur en Leka, die het een beetje te kwaad heeft. Hij bedankt ons uitvoerig, want hij heeft in de afgelopen weken veel van ons geleerd, zegt hij. Wij bedanken hem ook, want het moet gezegd, hij heeft het goed gedaan. Bij de douane moeten we weer 10 dollar belasting betalen. Je moet hier dus betalen om binnen te komen en om te weg te mogen. Het vliegtuig van Austria Airlines staat al gereed en we wandelen over de startbaan naar het toestel. Er zijn geen andere vliegtuigen. Prompt op tijd gaan we van start over de hobbelige betonnen startbaan. Het lijkt wel of het vliegtuig een kortere start heeft dan in Wenen. We zitten snel in lucht en zien onder ons het landschap van Albanië. Het lijkt zo mooi vanaf deze hoogte, maar je kunt er de armoede van deze afstand niet zien. Op het vliegveld van Wenen word je meteen weer in de rijke westerse maatschappij gedompeld en als je op Schiphol landt ben je eigenlijk al weer wat gewend aan onze eigen situatie. Riky en Pascal staan bij de uitgang al te wachten, zodat ik niet met de trein terug hoef. Dat is wel fijn, want nu pas merk ik dat ik vol zit van deze tocht naar Albanië. Op de terugweg naar huis vertel ik over van alles en nog wat. Het gebeurt natuurlijk niet in de chronologische volgorde van dit dagboek, maar voordat ik thuis ben heb ik de meest kenmerkende ervaringen al verteld. Mijn dagboek kan gesloten worden.
2. Een knorrige burgemeester woensdag 19 april
Het bed is niet best, het zakt helemaal door. De dekens zijn loodzwaar, maar ik heb toch behoorlijk geslapen tot een uur of zes. Toen begon er ergens plotseling een radio keihard te loeien. Het is waarschijnlijk een Albanese zender, want het is dezelfde soort muziek als gisteren in de auto. Ik noem dat maar Turkse muziek, omdat het ons zo vreemd in de oren klinkt, eentonige, wisselend van ritme, een beetje schel met vreemde melodielijnen en vreemde instrumenten. Toch is het blijkbaar populaire muziek, want onze chauffeur neuriede gisteren mee. Ook nu om 6 uur in de morgen zingt iemand luidkeels mee. Als ik weer half ingeslapen ben, hoor ik plotseling een bekende melodie. Het is een Italiaanse song, die in het Nederlands door Paul de Leeuw populair gemaakt is. Gek eigenlijk dat die plotseling wel vertrouwd in de oren klinkt. Om half acht klopt Jan op mijn deur. Het is tijd om op te staan. We kunnen echter niet douchen, want er is geen warm water. Om 8 uur stopt ook het koude water. Om kwart over acht staat de auto weer voor de deur met onze gids, Ardian Leka. Hij begeleidt ons naar Hotel Skampa, waar we het ontbijt nuttigen: gebakken ei met dikke stukken brood en thee. Het smaakt goed. Tijdens het ontbijt bekijken het programmavoorstel dat onze gids voor deze week gemaakt heeft. Vandaag gaan we eerst kennis maken met de burgemeester, met de inspecteur van het onderwijs en met de "Pedagogische School", een opleidingsschool voor leraren in het basisonderwijs. Bovendien is een uitstapje builen de stad gepland. Om 9 uur worden we ontvangen door de burgemeester in zijn kamer. Aanwezig zijn tevens de loco-burgemeester, de gemeentesecretaris en Besim Kacaku, de apotheker. De burgemeester houdt een eindeloos verhaal, dat zin voor zin vertaald wordt door Ardian Leka. Ik kan het moeilijk volgen, want de man vertelt over vroeger, over historische gebeurtenissen en over de grootheid van het vroegere Elbasan. Hij hoopt dat wij hulp kunnen geven om hun problemen op te lossen. Hij heeft echter commentaar op de zendingen goederen, die tot nu toe uit Utrecht gekomen zijn. Daar zaten blikken voedsel bij, die ouder waren dan de toegestane datum en kleren, die oud en versleten waren. Dat vindt hij geen goede hulp en hij wil dat wij daar verandering in brengen. Hij wil dat de goederen in een afgesloten wagen komen, alleen voor Elbasan en niet samen met spullen voor anderen. Hij wil ook waardevolle goederen en geld. Wat hij daarmee wil doen en of er plannen zijn om de omstandigheden in de stad te verbeteren wordt niet duidelijk. Jan legt uit dat wij weinig kunnen doen aan de zendingen. We zijn afhankelijk van de transporteur, die bereid is het een en ander mee te nemen tegen een gereduceerde prijs als er ruimte over is. Als we een complete aanhanger volledig moeten betalen kost ons dat f. 10.000,en zoveel geld hebben we niet. Het zijn juist de transportkosten, die het moeilijk maken om alles te sturen wat we hebben. Als het goed gaat al deze week een zending schoolmeubelen arriveren,maar wat er precies komt kunnen we nu niet zeggen. Bovendien kunnen wij geen particuliere giften verhinderen. Als iemand in Nederland de transporteur groenten in glas aanbiedt en de transportkosten wil betalen, kunnen wij dat niet verhinderen, ook al zou de houdbaarheidsdatum verstreken zijn. Wel stelt Jan dat wij ons zullen bezinnen op de vraag of de waarde van de goederen opweegt tegen de transportkosten, die wij daar voor moeten maken. De burgemeester is duidelijk niet overtuigd door de woorden van Jan. Hij zegt dat hij liever het geld van de transportkosten heeft dan de goederen. We blijven vriendelijk maar het gesprek maakt ons duidelijk, dat we met deze man weinig verder komen. Hij hoopt dat we voor de scholen iets kunnen doen. Ik krijg de indruk dat deze man verbitterd is en weinig hoop heeft op verandering in de toekomst. Met veel omhaal van woorden maakt hij ons duidelijk dat de Albanezen best hun problemen op kunnen lossen als wij maar geld en goederen geven. Over de werking en de gevolgen van de vrijemarkteconomie heeft hij geen enkel idee. Hij denkt in termen van een centrale planeconomie onder een gedemocratiseerd bestuur. Jan schildert hem voor dat in een Westers maatschappijmodel heel andere aspecten een rol spelen, zoals eigen initiatief, creativiteit, flexibiliteit en zelfstandigheid. Jan geeft ook aan dat het onderwijs van nu de jeugd moet voorbereiden op deze maatschappelijke eisen in de toekomst. De burgemeester bromt wat en praat verder over andere dingen. Misschien kunnen we vanavond wat meer begrip voor elkaar krijgen, want we worden toch uitgenodigd om bij hem thuis te komen eten. Om 11 uur worden we ontvangen door Adem Paralloi, onderwijsinspecteur voor het gehele onderwijs met uitzondering van de Universiteit. Hij geeft ons een duidelijk overzicht over de aantallen scholen en leerlingen en over de wijze van beheer. Hij blijkt een centrale rol te spelen in de benoeming van leraren en de toewijzing van geldmiddelen. Hij vertelt ook over een Deens project, waarin onlangs 30 leraren en studenten gedurende drie weken in Denemarken kennis hebben kunnen maken met het Deense onderwijs. Dit Deense project is vooral gericht op het "democratiseren" van het onderwijs, maar uit zijn verhaal wordt ons niet helemaal duidelijk wat dat eigenlijk
inhoudt. Over verdere plannen in dit project worden we niet wijzer. Op de Pedagogische School worden we ontvangen door de heer Pajenga, een jonge directeur, die Engels spreekt. Hij is de eerste man met wie we rechtstreeks kunnen praten. Hij ontvangt ons in zijn kamer, die er netjes uitziet samen met een groep van vijf oudere mannen, die geen Engels spreken. Hij stelt ze allemaal voor. Er zit een man tussen, die Duits spreekt en die een onaangename indruk maakt. Hij wil zich zelf voorstellen en heeft een heel verhaal over zijn ervaringen in Oostenrijk. Later vertelt Jan dat deze man vorig jaar directeur was of althans woordvoerder van de school. Jan heeft hem vorig jaar al ontmoet en was toen ook niet gecharmeerd van zijn verhaal. De man wil zich duidelijk profileren ten gunste van Pajenga. We krijgen vervolgens een overzicht van het programma van deze school voor leerlingen van 14 tot 18 jaar. Er zijn nu 568 leerlingen, die opgeleid worden als algemeen leraar voor leerlingen in het primaire onderwijs onderbouw (6 tot 10 jaar) of als leraar Frans, Duits of Engels in bovenbouw van het primaire onderwijs (10-14 jaar). Pajenga heeft een goed verhaal over de noodzakelijk onderwijsvernieuwing en met name over de eigen verantwoordelijkheid en initiatief van de leerlingen. We krijgen ook een rondleiding door de school, een gebouw van meerdere verdiepingen met hoge donkere gangen. Overal is te zien dat de school indertijd slecht gebouwd is en onvolledig afgewerkt. Op veel plaatsen zijn bijvoorbeeld zit geen deksel op de contactdozen van de elektrische leidingen. Duidelijk is ook dat er in de afgelopen geen onderhoud is gepleegd. De deuren zijn versleten en slecht gerepareerd. Het meubilair is oud en versleten, verveloos en gerepareerd door een schele timmerman met twee linkerhanden. Iedere doe-het-zelver bij ons kan dat beter. En toch .... de school is ordelijk. De leerlingen houden zelf mee de boel school. Er zijn nauwelijks leermiddelen. De kasten zijn leeg en blijkbaar is het nodig het weinige wat er is goed op te sluiten. Op iedere deur zit een slot en als we een lokaal verlaten wordt alles meteen weer afgesloten. Er is een klein museumpje in, waarin vele portretten hangen van mannen, die in het verleden een rol gespeeld hebben in de geschiedenis van deze school. Het is de oudste opleidingsschool van Albanië en daar zijn ze trots op. Enkele van die mannen blijken onder het communistische systeem vermoord te zijn. Deze school is een "boardingschool", een school met internaat. De directeur van het internaat laat ons zijn nieuwste aanwinsten zien: douches. We komen in een donker hok waar langs de wand een stel totaal versleten wasbakken staan, smerig en bijna allemaal gescheurd en kapot. De vloer is nat, in de muur zijn gaten gehakt om leidingen te leggen, maar daarna is niets meer aangesmeerd. Bovendien de wasbakken hangen een tiental nieuwe boilers. Vanaf iedere boiler steekt een dikke pijp een eind de ruimte aan. Het is een dikke leiding. zoals wij vroeger hadden bij een centrale verwarming. Op een of andere vreemde manier is aan het eind daarvan een douchekop gemonteerd. Een paar stukken muur zijn betegeld, maar het grootste gedeelte is net als de vloer, ruw beton, hobbelig en vies. Een leerling leidt ons trots rond, een andere komt om meer douches bedelen. Het is middag, half twee. We gaan ergens eten. Dat blijkt een eettentje te zijn aan de rand van de stad, dat toebehoort aan de directeur van het internaat. Het is klein smoezelig hok in een vervallen buurt, verborgen achter flats en alleen bereikbaar via een straatje vol puin, waar een kapotte waterkraan staat te spuiten en de straat in een modderpoel heeft veranderd. We krijgen een groot stuk lamsvlees met veel vet, koude frites en een stuk brood voorgezet. Met moeite krijg ik wat naar binnen. Na de lunch worden we teruggebracht naar onze villa, die er na onze ervaringen van deze morgen minder vervallen uitziet, dan ik eerst dacht. We kunnen even uitrusten en worden rond half zes opgehaald voor een toeristisch uitstapje. We maken een uitstapje naar de bergen. Ongeveer 20 km buiten de stad liggen warme bronnen. Eens is dit een mooi kuuroord geweest, waarschijnlijk voor de partijbonzen van het communistisch regime. Nu is alles vervallen. De hotels met modderbaden staan leeg, de leidingen zijn gebroken en het stinkt overal naar zwavel. Links en rechts is nog te zien dat er vroeger mooie perken en wandelpaden gelegen hebben. Nu hobbelen we voorzichtig door diepe poelen naar het hogere gedeelte, waar het warme water uit de grond opborrelt en naar een beekje stroomt. Hier en daar zie je mensen, die nu een onderdak gevonden hebben in de resten van de voormalige badgebouwen. Ik maak wat video-opnamen. Ondanks het verval is het een interessant gebied. Het heeft iets van een oude Romeinse ruïne, die getuigt van een glorievol verleden. Het verschil is dat dit duidelijk een recent verleden is met resten van onze tijd: verbogen en gebroken plastic waterleidingen, omgevallen en verroeste lantaarnpalen en uitgebrande autowrakken. We dineren vanavond bij de burgemeester thuis. Het eten is goed, lekker en gevarieerd. Vooraf krijgen we groenten met kaas. dan kippenbout met frites en gebak na. De burgemeester praat veel en wil wat meer over ons eten. Het gesprek is niet ongezellig, maar blijft beperkt tot algemeenheden. Om 11 uur zijn we weer terug in de villa. De eerste dag zit er op. Een dag met veel indrukken, maar verwarrend. De situatie is me nog niet duidelijk. Misschien wordt het morgen beter. Lees verder: 3. Een dag vol muziek
3. Een dag vol muziek donderdag 20 april
Om kwart voor zes - een kwartier eerder dan gisteren- word ik gewekt door een keiharde muziek. Na 10 minuten stopt hij als iemand luidkeels iets onverstaanbaars brult. Ik slaap weer in tot Jan me om 7 uur wekt. Beneden staat de beheerder op ons te wachten en presenteert een kopje koffie, voordat we naar het ontbijt in hotel Skampa gaan. In feite is de beheerder onze bewaker. Hij sluit 's avonds de poort en alle deuren, pakt zijn geweer en houdt tot 's morgens de wacht. Het was even wennen aan het idee dat we in feite zijn opgesloten. Hij spreekt uitsluitend Albanees en ik kan hem niet vragen wie 's morgens zo vroeg keiharde muziek aanzet. Voordat we op bezoek gaan bij een school, is er tijd om een wandeling te maken langs de winkels in het centrum. Het zijn meestal donkere hokken met zware tralies voor ramen en deuren. Overal staan ook kiosken. De meesten zijn vervallen, maar er staan ook een paar nieuwe, westers ogend en met veel kunststof. Dit zijn merendeels Italiaanse tentjes met allerlei westerse consumptieproducten of koffietentjes. Het is druk op straat, vreemd druk. Het zijn voornamelijk mannen, die kuieren, stil staan en een praatje maken. Bijna niemand is op weg ergens naar toe. Een paar vrouwen werken in het plantsoen en vegen de straat. Om 10 uur zijn we te gast op de muziekschool. Dit een "elementary-school" (6-14 jaar), waar kinderen naast het normale schoolprogramma muziek- of schilderlessen krijgen. Van tijd tot tijd worden er muziekuitvoeringen gegeven en exposities van schilderijen en tekeningen ingericht. Deze school wil graag contact met de muziekschool in Woerden. De school ziet er slecht uit. Jarenlang is er kennelijk geen onderhoud gepleegd. Ook de muziekinstrumenten zijn oud en versleten. We krijgen een voorstelling van een groepje leerlingen. Een koortje zingt een paar bekende liederen, een meisje speelt op de piano en een orkestje speelt een paar klassieke nummers. Ik heb mijn videocamera geïnstalleerd om opnamen te maken, maar er is weinig licht. Halverwege valt mijn camera om een of andere reden uit. Ik denk dat de band vol is en ik heb geen reserveband bij. Na kort beraad rijdt de chauffeur met me terug naar de villa om een nieuwe te halen. Twintig minuten later ben ik terug en neem het orkest op. Het koor en de musici spelen opvallend goed, zij het op een andere manier dan wij gewend zijn. In mijn oren klinkt het alsof er sneller en meer staccato gespeeld wordt dan bij ons gebruikelijk is. Als de opnamen klaar zijn, willen ze graag het resultaat zien, maar er is geen Tv-toestel in de schoot. De dirigent en een paar docenten kunnen slechts een paar beelden zien in de zoeker van de camera. Ik maak nog wat opnamen van tekeningen en schilderijen en dan gaan we terug naar het stadhuis. In de kamer van de burgemeester staat een fax, die geschonken is door de gemeente Utrecht. Er is echter een Nederlandse handleiding bij en daarom zijn naam en telefoonnummer nog niet gewijzigd. Wie tot nu toe een fax uit Elbasan kreeg las daarop de gegevens van de gemeente Utrecht. We veranderen de gegevens en leren Ardian Leka hoe het apparaat ingesteld kan worden. Bij de lunch hebben we nog een heel gesprek over de organisatie van een gemeente, over automatiseringsmogelijkheden en over het opzetten van projecten.
Het middagprogramma wordt een grote verrassing. Onze gids, Ardian Leka, had aangekondigd dat in een zaaltje een paar musici optraden en dat wij daar ook welkom waren. Tot onze verbazing werd het echter een complete voorstelling in een grote zaal, speciaal voor ons als enige gasten. Een 6-mans orkest speelde en begeleidde een zangduo, een zangeres en twee andere zangers. Het bleken bekende musici te zijn van Albanese liederen. Het klonk heel professioneel en ontroerend. Het laatste lied was zelfs speciaal voor ons aangepast. Hoewel de belichting slecht was en mijn opnamemogelijkheden beperkt, heb ik alles zo goed mogelijk op de video vastgelegd. Na afloop bedankte Jan het gezelschap en dronken we samen nog een glaasje frisdrank. Toen kregen we nog een extra-concert van de gastheer, die voortreffelijk gitaar speelde en van de accordeonist, die hem begeleidde. Het waren twee ras-musici, die samen verschillende stukken speelden. In plaats het geplande half uur, bleven we twee uur. Rond half zeven gingen we naar het huis van Ardian Leka, die ons aan zijn vrouw voorstelde. We dronken samen wat en bekeken de video-opnamen van de muziekschool en het concert. Toen ontdekte ik dat een deel van de opnamen op de muziekschool gewist waren. Ik had voor de dirigent van het orkest de band teruggespoeid en gedeeltelijk laten zien. Daama was ik vergeten de band weer door te spoelen. Na overleg met Leka besloten we daarom de muziekschool te vragen nog een keer op te treden. Het diner werd ons vandaag aangeboden door Besim Kacaku, de apotheker. Hij neemt ons mee naar een restaurantje, waar kaarsen branden en een zaklamp de bar verlichten. In deze straat is het licht uitgevallen. Dat gebeurt bijna iedere avond, vertelt de apotheker. Na een kwartiertje springt het licht echter plotseling weer aan. We zitten in een modern ingericht eethuisje, dat ook in Nederland geen slecht figuur zou slaan. Even later komt een vierde man aan tafel. Het is de heer Delghiueri, de directeur van de vrouwenkliniek. Morgen gaan we in zijn kliniek kijken. We krijgen een glas "raki", een sterk alcoholische Albanese drank, enigszins vergelijkbaar met Hollandse jenever. Bij het eten drinken we rode Albanese wijn, die voortreffelijk smaakt, maar ook een beetje koppig is. Tegen 11 uur zal Besim Kacaku ons terugbrengen naar de villa, maar eerst wil hij ons nog zijn nieuwe apotheek laten zien, die binnenkort open gaat. Het is een modern ogende zaak. Bijna alle medicijnen en instrumenten komen uit Nederland. Ook de aankleding komt uit Nederland, maar er ontbreken drie van de vier nieuwe lampen. Die zijn verdwenen uit de laatste hulpgoederenzending. De apotheker suggereert dat ze misschien wel in Elbasan zijn gestolen bij het uitladen van de hulpgoederen in het dormitorium van de Pedagogische School. Lees verder: 4. Hoe het niet en wel kan
4. Hoe het niet en wel kan. vrijdag 21 april
Vanmorgen werd ik weer wakker rond een uur of zes, maar dit keer niet door luide radiomuziek Daarom heb ik me snel omgedraaid en doorgeslapen tot een uur of acht. Na het ontbijt - met brood en jam, zoals iedere dag- gaan we op zoek naar Jolanda van Sloten in het weeshuis van Dick en Judy Smith. Dat gaf aanvankelijk consternatie, want het echtpaar Smith heeft blijkbaar een controverse met het gemeentebestuur. Volgens Leka gaat het om eigendomsrechten, maar daar horen we misschien meer van als we met Jolanda spreken. We maken een afspraak voor a.s. maandagavond. Om 10 uur worden we ontvangen door de directie van het ziekenhuis. De weg er heen loopt door een sterk verkrotte buurt. De weg is uitermate slecht. Het ziekenhuiscomplex maakt een sterk verwaarloosde indruk, oud, vervallen en veel kapot. Op de gekste plaatsen stroomt water uit gebroken leidingen. In veel ramen staat geen glas en het stinkt overal verschrikkelijk. De kamer van de directeur is netjes, maar heel armoedig. Overal zie het zelfde soort meubilair. Kasten met ronde hoeken en ingelegde figuren. Het is vrijwel hetzelfde als in onze villa en in het hotel. Het is duidelijk het uniforme meubilair dat vele jaren lang gebruikelijk was in alle openbare gebouwen. De directeur heeft een waslijst van wensen, maar speciaal wijst hij op het gebrek aan management in het ziekenhuis. Overal lopen inderdaad mensen vrij doelloos rond; er is duidelijk gebrek aan een duidelijke taakverdeling, aan onderlinge samenhang tussen afdelingen en aan centrale voorzieningen. Vooral de centrale keuken en wasserij zijn volgens de directeur een puinhoop. Overal ligt rotzooi, waar iedereen langs loopt. Via omgevallen muren, diepe kuilen en grote modderpoelen gaan we vervolgens naar het psychiatrisch ziekenhuis. We moeten deze weg volgen want de gewone straat is onbegaanbaar geworden. Auto's kunnen het hoofdgebouw niet meer bereiken. Binnen is het ook een doffe ellende. Ik ben blij als we na een weinigzeggend verhaal van de directeur weer terug gaan naar onze auto. Na de lunch hebben we een vrije middag. Eigenlijk weet ik nog maar weinig anders, dan dat het in de scholen en ziekenhuizen een doffe ellende is. Ik heb geen idee wat we hier structureel aan kunnen doen. Niemand heeft iets verteld over plannen om iets te verbeteren. Het lijkt wel of de directies geen enkel idee hebben hoe ze in hun situatie verbetering kunnen brengen. Het eerste wat je toch zou kunnen doen, ook al heb je geen geld, is orde brengen en de rotzooi opruimen. Een grote schoonmaak zou al wonderen doen. Tegen zes uur worden we vanavond afgehaald door Besim Kacaku, die ons naar de vrouwenkliniek van dokter Delghiueri zal brengen. Eigenlijk heb ik helemaal geen trek om weer zo'n vervallen, stinkende kliniek te bezoeken. We kunnen echter moeilijk weigeren en bereiden ons daarom maar voor op het volgende treurige verhaal. De dokter is wat verlaat en daarom wachten we buiten bij de poort. De vrouwenkliniek ligt achter een grote muur met een stevige poort. Bij de ingang zit een wachter. Tot mijn verrassing zie ik dat dit ziekenhuis er beter uitziet. Het valt op dat de stoep, borders en de omgeving van het gebouw er beter verzorgd uit zien dan de ziekenhuizen, die we vanmorgen bezochten. Als dr. DeIghiueri komt verontschuldigt hij zich en laat ons binnen via de hoofdingang, een sobere entree, maar keurig netjes en links en rechts een bloempje. De kamer van de dokter is klein, maar ordelijk. De gangen zijn schoon en ordelijk. De meeste tl-lampen zijn kennelijk kapot en op een aantal plaatsen is een gloeilamp rechtstreeks aan de elektrische draden gesoldeerd. Dit is natuurlijk een gevaarlijke oplossing, maar het werkt. De gangen zijn verlicht en het ruikt er fris. De dokter laat ons de babykamers zien. Overal is het rustig, warm en schoon. Overal zie je ook verpleegsters, die keurig
in het wit gestoken hun werk doen. Op iedere afdeling stelt de dokter ons voor aan een vrouw, die daar de leiding heeft. Zenglundert als de dokter vertelt, dat zij zo goed voor haar afdeling zorgt. Op de couveuse-afdeling staan slechts 2 couveuses. In de ene liggen twee baby's, in de andere drie. Een zuster laat zien, dat ze hier ook een apparaat heeft om geelzucht te bestrijden met een speciaal soort hoogtezon. Er blijkt echter in het ziekenhuis geen reservelamp te zijn. In een andere kamer - een zaal mag je het niet noemen - hangen een serie wiegjes dicht tegen elkaar aan een balk. In iedere wieg ligt een baby rustig te slapen onder een oud en dikwijls versleten dek, dat echter schoon is. Wel valt op dat er overal grote donker roodpaarse vlekken op de lakentjes zitten. Het lijken wel bloedvlekken, die er niet meer uitgaan. De dokter ziet dat we er naar kijken en zegt:”Weet u wat dat is?" Ik durf niet te zeggen dat ik denk dat het bloedresten zijn. Hij glimlacht en zegt in het Frans -hij spreekt alleen maar Frans- “Dat is geen bloed, dat is stempelinkt. Dat is nodig voor de wasserij, anders krijg ik mijn spullen niet terug." Dit is typerend voor deze kraamkliniek. Ondanks de armoede en het gebrek aan vrijwel alles, staat hier een keurige kraamkliniek. Ook de kraamvrouwen liggen in keurig opgemaakt bedden, waarvan een deel afkomstig is uit Nederland. Het zijn simpele ledikanten, geen ziekenhuisbedden, maar ze voldoen. In tegenstelling tot de ziekenhuizen is in deze kliniek van de nood een deugd gemaakt. Alles is armoedig, maar ordelijk en schoon. De schaarse apparatuur wordt goed gebruikt en er zijn creatieve oplossingen bedacht om in deze armoedige omstandigheden zo goed mogelijk te werken. Een van de apparaten, die zowel in de ziekenhuizen en de psychiatrische kliniek als de kraamkliniek ontbreken is echografie. Alleen echter in de kraamkliniek zou het verantwoord zijn om zo'n apparaat te plaatsen. Dr. Delghiueri nodigt ons uit bij hem thuis te komen eten. Hij heeft een leuke dochter, die op de middelbare schoof zit en in de loop van de avond bijles Frans krijgt. Ze wil later doorstuderen in Frankrijk. De vrouw van de dokter komt later thuis. Zij is een kinderarts. In de zitkamer staat een Tv-toestel en op het dak staat een schotelantenne. Daarmee kunnen een tiental buitenlandse zenders, voornamelijk commerciële zenders, ontvangen worden. Albanië zelf heeft maar één Tv-kanaal met een eigen programma. Duidelijk is dat de meeste programma overgenomen worden van buitenlandse stations. Ze doen ook geen enkele moeite om dat te verbergen. In Nederland worden de stationstekens meestal met een balkje afgeschermd, maar in Albanië kun je zien dat ze het ene bericht opgepikt hebben bij CNN en het andere bij RAI of een andere zender. Omdat de meeste zenders commercieel zijn, rolt er ook een stortvloed van reclame over het scherm. Daarin worden de meest luxueuze artikelen uil het westen getoond. Ik krijg een onbehaaglijk gevoel, als ik zittend in de huiskamer van deze dokter, die luxe voorbij zie komen. In dit land is reclame eigenlijk heel ongebruikelijk. In de krant staan tegenwoordig soms kleine advertenties, maar dat is nog een uitzondering. Vroeger mocht er geen reclame gemaakt worden; dat was westers kapitalisme. Nu nog zie je bijna geen reclame op straat of in de kranten. Alleen de Tv-satellietzenders braken een stortvloed van afschuwelijke reclame uit. We krijgen een smakelijke maaltijd voorgezet met mals vlees en lekkere vis. De vrouw van de dokter en zijn dochter zorgen voortreffelijk voor eten en drinken, maar komen zelf niet aan tafel zitten. De hele avond blijven in een zij vertrek en nemen niet deel aan het gesprek. Het blijft dus een mannen-onderonsje van de dokter, de apotheker, die een huisvriend blijkt te zijn en wij tweeën. Later op de avond komt de Franse leraar van zijn dochter nog even een stukje meeëten en schuift ook een broer van de dokter aan. Die woont blijkbaar ook in dit huis. De vrouwen zijn niet te zien. Bij de burgemeester zat de vrouw wel mee aan tafel, maar ik realiseer me nu dat zij niet echt mee at. Ze nam slechts een klein hapje en was steeds in de weer om ons te bedienen. Bij de dokter komen ze alleen maar te voorschijn als ze geroepen worden. Er is dus duidelijk een onderscheid tussen mannen en vrouwen. Dat was overigens in de vrouwenkliniek ook al duidelijk, toen de dokter vertelde dat geboortebeperking in Albanië merkbaar wordt. Er zijn in de afgelopen jaren bijna 30% minder kinderen in deze kliniek geboren. Het aantal abortussen is gestegen en het aantal gesteriliseerde vrouwen neemt ook toe. Tot nu toe was er echter nog geen enkele man gesteriliseerd. Lees verder:
5. Een Universiteit met schoonmaakproblemen
5. Een Universiteit met schoonmaakproblemen zaterdag 22 april
Vanmorgen zijn er opvallend veel jongens en meisjes op straat. Dat is toeval, want Albanese kinderen moeten ook 's zaterdags naar school. Vandaag wordt er echter gestaakt. De leraren willen hoger loon. Een gemiddelde leraar verdient nu 40 dollar in de maand. De vakbonden eisen 30% meer en hebben vandaag een staking uitgeroepen voor alle onderwijsinstellingen. We hebben vanmorgen afspraken op een gymnasium. Ondanks de staking zijn de directeur en zijn staf toch op school om ons te woord te staan. De directeur geeft een heel overzicht van de rijke geschiedenis van de school en de vele medaillewinnaars in de afgelopen jaren. Er is ieder jaar een landelijke competitie tussen de scholen, wie de knapste leerlingen heeft. Dit gymnasium is blijkbaar een van de beste van het land, want afgelopen jaren zijn er niet minder dan 8 gouden medailles gewonnen. In Nederland kennen we zoiets niet. In onze ogen is het ook misplaatst om zo extreem de nadruk te leggen op een paar superintelligente leerlingen. In onze ogen zegt dat weinig of niets over de kwaliteit van een school als geheel. Later blijkt echter uit het verhaal van de directeur, dat hij toch wel oog heeft voor de meer wezenlijke taken van de school en beseft, dat de school een belangrijke rol speelt in het voorbereiden van alle kinderen op de toekomst. We krijgen een rondleiding door de school. Ook hier is duidelijk merkbaar dat de afgelopen jaren niets gedaan is aan onderhoud. De betonnen traptreden zijn op veel plaatsen afgebroken en overal steekt roestig betonijzer uit. De schoolborden zijn zo verveloos en grijs, dat bijna niet te lezen is wat met krijt geschreven wordt. De schoolbanken zijn uit grootmoederstijd, dikwijls kapot en niet goed gerepareerd. Het is weer hetzelfde beeld als elders, met dit verschil dat het in deze school wel netjes en opgeruimd is. In de lerarenkamer is het armoedige meubilair zelfs afgedekt met een stuk wit plastic. In een van de lokalen wijst een docent vol trots op de nieuwe vitrage voor de ramen, die overigens niet op maat gemaakt en genaaid is. Het is rafelig afgeknipte vitrage, dat zonder meer op een lat is gebonden. Een en ander blijkt betaalt te zijn uit giften van een paar welgestelde ouders. Ook op de universiteit worden we ondanks de staking ontvangen door een volledige staf in de kamer van de rector-magnificus, een kamer die relatief luxe oogt. Aan het meubilair en de kasten is te zien dat het ooit een fraai aangeklede kamer is geweest. Nu is het echter vergane glorie, kaal en tot op de draad versleten. De rector-magnificus, die tevens parlementslid is in Tirana, doet het woord in het Albanees, omdat hij geen Engels kent. Een van de docenten, die belast is met buitenlandse betrekkingen, fungeert als tolk. Na een uitvoerig exposé over de rijke historie en het hoge onderwijspeil, wordt het verhaal concreter. De Universiteit is in feite een hogere beroepsopleiding met name voor leraren in vreemde talen. Wel zijn er plannen om meer faculteiten te krijgen en dan denken ze aan economie en rechten. Met name voor de inrichting van een economische faculteit zouden ze graag deskundige hulp hebben. We spreken af te onderzoeken of hiervoor via NMCP Nederlandse deskundigen uitgenodigd kunnen worden.
Toevallig hebben we vanmorgen telefonisch contact gehad met een paar PUMMERS in Tirana. Die zijn van plan om a.s. maandag - een feestdag in Albanië, want het is dan Tweede Paasdag in de Orthodoxe kerk- naar Elbasan te komen. Op de Universiteit willen ze ook nog graag docenten Duits hebben, maar daar zien wij weinig kans toe. We beloven ons best te doen. Tenslotte vragen ze meer informatie over de opleiding van kleuterleidster. Er is nog geen opleiding voor de "Kindergarten", zo noemen zij de opvang van kinderen tot 6 jaar. Het is al middag als we naar de Campus van de Universiteit gaan. Dat zijn een drietal flats, waarin de studenten gehuisvest zijn. Hoewel de jongste flat pas 4 jaar oud is, lijkt het alsof ze al een eeuw staan. Ook hier zie je weer de sporen van een slechte bouwwijze en gebrek aan iedere vorm van onderhoud. Ramen en deuren sluiten niet en het sanitair is een verschrikkelijk vieze bedoening. De toiletten zijn net zo vies en vervallen als elders. Achter een deur, die kapot is en niet op slot kan, vind je een 'frans' toilet, een van oorsprong witte bak met een gat er in en twee opstappers. Schoongemaakt wordt er blijkbaar niet, want nergens vind je een schoon toilet. Meestal is er in de buurt wel een wasbak, maar vrijwel altijd zit de kraan vast of spuit het water er uit omdat hij niet dicht kan. Het gevolg is dat vrijwel iedere toiletgroep onder water staat. Een voordeel is dat op deze manier de grootste vuiligheid op de grond weggespoeld wordt. De studentenkamers zijn klein en donker. Meestal staan er 4 bedden en een klein tafeltje met een paar stoelen. Daarmee is het kamertje propvol. De studenten zitten op de rand van het bed met hun boeken. Alleen in de nieuwste flat, die pas 4 jaar oud is, is ook nog een wastafel achter een gordijn en een klein balkonnetje, vol afval en wasgoed. De flats zijn centraal verwarmd met behulp van een antieke, houtgestookte verwarmingsketel. Niets is geïsoleerd en de meters op de ketels zijn bijna allemaal kapot. Ook in de keuken worden de kachels met hout gestookt. Op enkele grote fornuizen staan grote zwartgeblakerde pannen vol deuken. De rondleiding eindigt in de eetzaal, die er opvallend netjes uitziet. Er staan plastic tafeltjes en stoeltjes, die geschonken zijn door een Zwitsers fonds. We krijgen een ruime maaltijd voorgezet met drie stukken koud vlees, frites, zachte kaas, sla tomaten, komkommer en brood. Als drinken hebben we de keus uit bier, limonade, cola of "raki". Ik neem maar bier, zoals iedere dag. Het is ook hier weer Amstel bier. Blijkbaar heeft Amstel de markt in Albanië want je ziet het overal. Soms zie je ook Tuborg uit Denemarken. De tafel ziet er goed verzorgd uit en we krijgen fruit na. Ik probeer een appel, die er goed uitziet. Het is echter een vreemd model, groot en met uitstekende knobbels. De smaak is vreemd, niet lekker. Jan beperkt zich tot een paar pinda's. Terug in de villa hou ik siësta. De eerste dagen gebruikte ik de middagpauze om rustig wat te werken. Ik merk nu echter dat ik moe ben. Ik besluit daarom om een tukje te doen. Overigens hebben we vandaag toch geen verplichtingen meer. Het is zaterdag en we worden vanavond pas tegen 8 uur opgehaald voor het diner in Hotel Skampa, het oude staatshotel in het centrum van de stad. Het is een flat, die hoog boven de stad uitsteekt. Naar verhouding is het niet slecht onderhouden. De toiletten zijn zelfs schoon, maar wel nat. Er staat al dagenlang een kraan te lekken met warm water. We dineren vanavond samen met Ardian Leka, ondertussen pratend over allerlei zaken. Om 10 uur zijn we terug in de villa. Morgen hebben we een vrije dag. Jan en ik drinken nog een glaasje raki en spelen een partijtje schaak. Lees verder: 6. Uitstapje naar Pogradesz
6. Uitstapje naar Pogradesz zondag 23 april Vandaag maken we een uitstapje naar Pogradesz, een bekend toeristenoord aan de zuidpunt van het Meer van Orchid. Leka heeft samen met de directeur van het Internaat bij de Pedagogische School de trip voorbereid. We gaan met twee auto's. In onze gemeenteauto met chauffeur zitten wij met Leka en zijn vrouw, in de andere auto de internaatsdirecteur met zijn vrouw en een ons overigens onbekend echtpaar. Ze spreken geen van allen Engels, zodat Leka de hele dag moet tolken. De vrouw van Leka verstaat een beetje Engels, maar is zo verlegen dat ze geen woord durft te zeggen. We verlaten Elbasan in oostelijke richting en rijden door een dal dat geleidelijk hoger en smaller wordt. Regelmatig kruisen we een spoorlijn, die eveneens de bergen in gaat. Halverwege passeren we een trein, die langzaam rijdt alsof het te gevaarlijk is om harder te rijden. De deuren van de wagons staan open en op de treeplank zitten mensen. Op veel plaatsen zie je ook mensen op de spoorlijn lopen. Het is blijkbaar ook een voetpad. Op sommige plaatsen is de weg heel slecht en smal. Ook hier zie je overal verval en schutterskoepeltjes. Het landschap is mooi, maar tegelijk ook droevig. Op de hellingen van de bergen staan nauwelijks bomen. Op veel hellingen zie je sporen van terrassen, die aangelegd zijn, maar alles is verwilderd. Op veel plaatsen zijn hele stukken rots neergestort en weggespoeld. Door het rooien van de bossen is er een enorme erosie ontstaan. We passeren enkele mijnen en fabrieken. Volgens onze gids zijn ze allemaal gesloten omdat ze niet meer rendabel te maken zijn. Regelmatig moeten we uitwijken voor schapen, geiten en ezels. In de verte zie je steeds besneeuwde bergen. Het is zonnig en lekker warm. Als toerist geniet je van de mooie natuur, maar tegelijkertijd ben je ontsteld over de verschrikkelijke armoe van de mensen. Na een tocht van anderhalf uur zijn we boven op een pas en dalen we af naar het meer van Ochrid. Tegen de helling zien we mooie bloeiende appelboomgaarden. Het meer is ongerept. Langs de weg staat af en toe een modern eethuisje, kennelijk nog maar recent gebouwd, maar verder zijn er weinig toeristische voorzieningen. Er is niet veel verkeer. We komen bij een park, dat in de ogen van de Albanezen blijkbaar een toeristische attractie is. Het is inderdaad aardig, maar niet meer dan een stadspark met een restaurant. Blijkbaar weet de directeur van het internaat hier de weg, want we rijden door tot de grens met Macedonië. Via een steile afdaling komen we bij een eettentje aan de rand van het meer. Er worden wat tafeltjes en stoeltjes langs de waterkant gezet en uit de auto komt een schaal, die naar binnen gebracht wordt. Na enige tijd krijgen we twee borden voorgeschoteld, een met lamsvlees en een met vis. Het lamsvlees is vet en naar onze smaak flauw, de vis daarentegen smaakt verrukkelijk. Natuurlijk is het veel te veel. Er wordt gegeten, gedronken en gepraat. De dames zijn stil, maar vriendelijk en goedlachs. Op een gegeven moment gaat de vrouw van het onbekende echtpaar pootje baden en wat speels trekken aan de stoel van haar man, die vlak naast het water zit. De man springt op en trekt zich los, de vrouw verliest haar evenwicht en valt languit in het water. Het gezelschap schatert van het lachen. De vrouw neemt het sportief op en blijft gezellig meedoen. In de warme zon droogt ze daarna een beetje op. Op de terugweg stoppen we even bij een klein huisje, waar blijkbaar een bekende van de internaatsdirecteur woont. We moeten met zijn allen binnenkomen en krijgen een glaasje raki, frisdrank en koffie aangeboden. Als we daar opstappen landt er juist een helikopter bij een landhuis, dat een eindje verder ligt. Men vertelt ons dat daar dit weekend de president van Albanië logeert. We gaan dezelfde weg terug, die vanmorgen gereden zijn. Soms moeten we langzaam rijden achter zware vrachtwagens, die uit Macedonië komen en over deze smalle bergweg Albanië binnenkomen. In een van de bochten is de lading van een oplegger gevallen. Met behulp van een antieke hijskraan zijn ze bezig de gekantelde aanhanger, weer overeind te zetten. Bij een inhaalmanoeuvre ontsnappen we ternauwernood aan een tegenligger, die plotseling te voorschijn komt. Nog net op tijd kan onze chauffeur terug achter de een grote oplegger duiken. Met een zekere opluchting zijn we rond een uur of zeven weer terug in Elbasan. Lees verder: 7. Communicatieproblemen
7. Communicatieproblemen maandag 24 april
Hoewel het Tweede Paasdag is hebben we een ontmoeting met de heer Paralloi, de algemene onderwijsinspecteur van de regio, die we vorige week reeds ontmoet hebben. We hebben ondertussen een aantal vragen gekregen en willen met name meer weten over een Deens project, dat blijkbaar loopt. We willen ook weten hoe hij denkt over het vormen van een groepje van enkele schooldirecteuren. Daarmee willen we praten over het opzetten van management trainingen. Het gesprek verloopt een beetje moeizaam. Enerzijds komt het misschien door vertaalproblemen, anderzijds maakt de inspecteur ook wat omtrekkende bewegingen. Op een of andere manier heeft hij blijkbaar een voorkeur voor het Deens project, maar waarom wordt ons niet duidelijk. Na afloop drinken we gezellig een kopje koffie met hem in een nieuw, modern Italiaans restaurant aan de rand van de stad. Rond een uur of elf zijn we terug in Hotel Skampa om te kijken of de Pummers uit Tirana gearriveerd zijn. Dat blijkt niet het geval en daar waren we al bang voor. Uit telefonisch contact eerder wisten we dat ze geen vervoer konden krijgen. Overigens is telefonisch contact krijgen een groot probleem. In het stadhuis heeft Leka een telefoon, maar als die afwezig is, is zijn kamer op slot. Beneden bij de portier, die achter een krot van een loket zit, werkt de telefoon niet. In hotel Skampa, een hotel als een flat van 10 verdiepingen met een ruime entree, met diverse eetzalen en vergaderkamers, kunnen we niet telefoneren. In onze villa is slechts een telefoon op de kamer van de prefect, een soort “Commissaris van de koningin" in de provincie Elbasan. Die heeft nog geen eigen huis en logeert tijdelijk in een kamer in de villa. We hebben hem nog niet ontmoet, maar als hij er niet is kunnen we in zijn slaapkamer telefoneren. Al met al dus een omslachtige manier van werken. Wij hebben dus een vrije middag. Onze gastheer gaat vanmiddag de verdere afspreken voor deze week regelen. Dat doet hij te voet, want de scholen hebben geen telefoon. Vanavond hebben we twee afspraken. Een interview met Jos van Beurden, een Nederlandse journalist en een ontmoeting met Jolanda van Sloten, die hier in een weeshuis werkt. Jos van Beurden blijkt een journalist te zijn, die achtergrond verhalen schrijft over problemen in ontwikkelingslanden. Hij publiceert die in het tijdschrift “Internationale betrekkingen". Soms maakt hij ook radioprogramma's. Hij is heel geïnteresseerd in onze ervaringen in Albanië. Jolanda van Sloten komt een uurtje later met twee andere Nederlandse meisjes, een fysiotherapeute en een PABO-stagiaire. Jolanda werkt in een christelijk opvanghuis voor wezen en verlaten kinderen. Het is een huis van een of andere christelijke organisatie, die op zich goed werk doet. Storend is echter de mentaliteit van waaruit ze werkt. Onder het mom van een christelijk perspectief wordt heel dwingend een norm gesteld, die op geen enkele wijze rekening houdt met de Albanese eigenheid. Onze westerse, zogenaamd christelijke denkwijze, is alleenzaligmakend en alles wat anders is, wordt afgewezen. Albanezen zijn daarom blijkbaar een minder soort mensen. Het gesprek is niet prettig. Afgezien van wat specifieke Albanese gewoonten, krijgen we alleen een klachtenlijst te horen. Er ontstaat een discussie, waarin ons duidelijk wordt dat mensen met zo'n beperkte opvattingen in een land als Albanië de problemen over zich afroepen. De Albanezen, die wij ontmoet hebben zijn veel verdraagzamer dan deze Hollandse vreemdelingen. Ik hou een katterig gevoel over van dit gesprek. Dit moet niet onze manier zijn om hulp te bieden aan dit arme land. Lees verder : 8. Basisscholen en een steenfabriek
8. Basisscholen en een steenfabriek dinsdag 25 april
Vandaag gaan we op bezoek bij twee basisscholen. Dat zijn scholen voor kinderen van 6 tot 14 jaar. Op het eerste gezicht zijn het gewone basisscholen, die twee jaar later beginnen en eindigen dan in Nederland. In de loop van de dag blijkt echter dat er meer en grotere verschillen zijn. Zo'n school is verdeeld in een onder- (6 tot 10 jaar) en een bovenbouw (10-14 jaar). Dat onderscheid kennen we in Nederland ook, maar in Albanië betekent bovenbouw meteen ook een vakdocentensysteem, zoals wij dat kennen in het vervolgonderwijs. Vanaf 10 jaar krijgen ze b.v. systematisch vreemde talen en wiskunde. Op de eerste school krijgen we meteen een bedelverhaal te horen over hun armoede en de vraag of wij hen niet van meer materiaal kunnen voorzien. De school is oud en vervallen, maar daar zijn we ondertussen min of meer aan gewend geraak-t. Wat ons echter verbaast is de slordigheid waarmee men met zijn spullen omgaat. Er is b.v. een soort handenarbeidlokaal, dat een kleine werkplaats is. Er staat zelfs een grote vlakbank en er is een vakdocent. Onbeschrijfelijk is echter de wanorde. Het lijkt wel alsof er in geen jaren gewerkt is. In een hoek liggen stapels oude kapotte schoolbanken en op een plank staat zomaar een stapel glasplaten, dik onder het stof. De ramen zijn echter half dichtgespijkerd met zachtboard, dat in flarden hangt en doorweekt is van de regen. Bovendien wordt ons vertelt dat deze man 6 uur per week tijd heeft om schoolmeubilair te repareren, terwijl overal het meubilair van ellende uit elkaar valt. Hier schort dus duidelijk iets aan de organisatie. Dat wordt ons pijnlijk duidelijk als we een discussie krijgen met de directeur over het gebruik van leerlingenboeken. De school heeft een wiskundige rekenmethode, op zich een goede, moderne methode, die ook in Nederland gebruikelijk is. Het is echter een heel dure methode, want de leerlingboeken zijn kostbaar uitgevoerd. In Nederland worden daarom de leerlingboeken niet volgeschreven, maar worden invuloefeningen op aparte blaadjes gemaakt. In deze school echter schrijven de leerlingen in deze dure werkboeken. Dat lijkt ons nu geld verkwisten. Op onze vraag of dat niet beter op blaadjes kan, wordt de directeur echter enigszins agressief. Wij snappen er blijkbaar niets van. Dat moet zo, want zo is het in de methode voorgeschreven en deze methode is van hogerhand gegeven. Er is daarover dus geen discussie mogelijk. Met deze schoolleider zijn we dus snel uitgepraat. Gelukkig blijkt de tweede school beter. In feite heeft die minder en slechter materiaal, maar de sfeer is er veel beter. Natuurlijk willen ze ook graag mooie en moderne leermiddelen, maar allereerst maken ze zich zorgen over de manier van omgaan met de kinderen en met de consequenties voor de school van de omschakeling naar een markteconomie. Na afloop zijn Jan en ik het daarom onmiddellijk met elkaar eens over de vraag welke school we zullen uitnodigen voor een gesprek a.s. zaterdag. Bij de lunch in hotel Skampa worden we verrast door bezoek van een man en vrouw uit Tirana, die daar voor PUM werkzaam zijn. Ze blijven maar een uurtje, want ze moeten een steenfabriek gaan bekijken, die ondersteuning van PUM gevraagd heeft. Omdat wij zelf toch geen andere afspraken meer hebben gaan we mee kijken. We verwachten er niet veel van. In de aanvrage zitten zulke rare antwoorden, dat een bezoek vooraf noodzakelijk is. De praktijk blijkt nog erger. Er zouden volgens de aanvrage 150 mensen werken, maar we vinden er met moeite 30 en dat zijn vooral vrouwen, die het zware werk doen. Het is een zo'n grote chaos, dat de pummer, de heer Jacobs,
opmerkt dat zo'n bedrijf bij ons al lang een museum zou zijn. Het is onvoorstelbaar hoe zonder plan links en rechts wat gebouwd is en welke rotzooi en verwaarloosde machines hier staan. Hier kun je, zonder iets te weten van het bakken van stenen, al tientallen verbeteringen aanbrengen. De simpelste dingen gebeuren niet. Ze hebben b.v. lorries om stenen te verplaatsen. Halverwege een lorriebaan ligt een stapel puin, waardoor die lorrie uit de rails loopt. We zien het gebeuren en wat doet de man ? Hij sjouwt zich een ongeluk om de lorrie weer op de rails te zetten, maar het puin laat hij liggen. Dus ... de volgende lorrie gaat weer uit de rails. Het puin wordt echter niet opgeruimd. Het is voor ons een raadsel wat een Pummer hier kan bereiken, los van het feit dat de stenen van een inferieure kwaliteit zijn. Na een paar uur gaan de gasten weer terug naar Tirana. De vrouw neemt onze vliegtickets mee om ze te laten veranderen van dinsdag in zondag, want volgende week maandag is het 1mei-feest. Morgen zullen we bellen of het omzetten van de tickets gelukt is. We rijden terug naar Elbasan en gaan bij het dormitorium kijken of de truck met goederen uit Nederland al aangekomen is. Dat blijkt niet het geval. We gaan daarom een kopje koffie drinken een eindje buiten Elbasan. Het weer is veranderd. Vanmorgen scheen de zon nog, maar nu gaat het regenen. Eerst zachtjes maar daarna steeds harder. Van een voorgenomen wandeling in een parkje komt niets terecht. Om een uur of 5 gaan we naar de oude apotheek van Besim Kacaku. Morgen gaat een tweede, een nieuwe apotheek open en daarom zal ik enkele video-opnamen maken, zowel van de oude als de nieuwe. De oude is gevestigd onder een grote, vervallen flat. Van buiten is het een onooglijke winkel achter dikke tralies. Van binnen blijkt het echter een behoorlijk modern ingerichte zaak met veel medicijnen uit Nederland en Duitsland. We horen van de apotheker, dat sinds kort in Albanië medicijnen ingevoerd mogen worden. De regen valt nu met bakken uit de lucht. De riolering kan het niet verwerken en de straten worden open riolen. De truck met hulpgoederen komt niet opdagen. Daarom gaan we rond een uur of zeven maar terug naar de villa. Lees verder: 9. Een dorpsschool en hulpgoederen
9. Een dorpsschool en hulpgoederen woensdag 26 april
De dagen gaan steeds sneller en iedere dag is een ervaring. Ook vandaag is het programma weer anders is gelopen dan we vanmorgen dachten. Na het ontbijt zijn we eerst naar de opening van de nieuwe apotheek geweest van Besim Kacaku. Om 9 uur deed hij officieel de deur open en werd een drankje geboden aan de gasten. Om 10 uur werden we ontvangen op het Dakli-gymnasium. Dakli is een belangrijk man geweest, die veel gedaan heeft voor het onderwijs. Deze school maakt een redelijke indruk. Het is er even armoedig als overal, maar schoon en opgeruimd. De klassen zijn kaal en leeg, het meubilair is oud en versleten en de kinderen zitten soms met drieën in een bank voor twee. Hoewel we uitsluitend wat theorielessen zien, maakt de school een goede indruk. Om 11 uur verandert ons programma. Leka vraagt of we de school van zijn vrouw willen opzoeken. Dat is een dorpsschooltje midden in gebied met de warme waterbronnen. Natuurlijk willen we ook wel eens een dorpsschooltje zien. Onderweg merk ik dat ik wen aan de situatie hier. Het is net of de armoe minder groot wordt. We rijden dezelfde weg als de eerste dag, toen we de bronnen bezochten. De betonnen geschutskoepels langs de weg vallen nu minder op. De kapotte leidingen begin je normaal te vinden. De natuur is mooi, ook al regent het vandaag weer pijpenstelen. Het schooltje ligt boven op een berg met uitzicht naar alle kanten. Het blijkt een vrij grote streekschool te zijn voor 5 dorpen. Sommige kinderen komen met de bus, andere moeten een paar uur lopen. Het is wel een arme, oude school. Als je binnenkomt ben je bang dat in de gang de loshangende zachtboardplaten op je hoofd zullen vallen. Het dak lekt kennelijk ook, want het water druipt door de platen heen op de grond. De armoede is duidelijk. De kinderen zijn ook slechter gekleed dan in de stad. En toch heeft deze school iets bijzonders. Ze is beter dan veel scholen in Elbasan. De meubels zijn sober en oud, maar niet zo kapot als in de stad. Aan de wand hangen tekeningen en platen. Ze hebben ook kasten met materiaal, oud en versleten, maar ze hebben het. Ze hebben ook de dure werkboeken, die we al eerder in een school zagen. En ook hier mogen de kinderen in deze werkboeken schrijven. Dat is nu weer een van die merkwaardige tegenstellingen. Waarom sparen ze daarop niet uit? Na de lunch hebben we een gesprek met de directeur van de Pedagogische Academie. Hij is de enige schooldirecteur, die een beetje Engels spreekt. Bovendien heeft hij frisse ideeën en reeds wat contacten met buitenlandse scholen gehad. Hij lijkt ons daarom een geschikte figuur om coördinator te worden van het groepje dat we willen vormen. Het gesprek verloopt goed. We moeten het afbreken omdat we om 5 uur op een technische school verwacht worden. Bovendien moeten we telefoneren om te weten of onze tickets veranderd zijn. Bij het gemeentehuis wacht ons een verrassing. De truck met goederen is gearriveerd. De chauffeur zit al geduldig te wachten. Eerst moeten we echter bellen. Gelukkig, de tickets zijn veranderd. We hoeven alleen nog maar af te spreken waar we ze op kunnen halen. Daar moet we nog een keer voor bellen. Eerst gaan we nu nog naar de technische school. We weten van horen zeggen, dat deze school al contact met een Nederlandse school zou hebben. Dat blijkt te kloppen. Ze hebben een brief gehad van een LTS/MAVO uit Voorhout. Ze hebben teruggeschreven maar tot nu toe niets gehoord. We bespreken de overeenkomsten en verschillen tussen deze school en scholen in Nederland. De conclusie is dat die verschillen groot zijn en dat het daarom misschien moeilijk wordt om samen te werken aan gemeenschappelijke zaken. Niettemin beloven we contact op te nemen met de Don Boscoschool in Voorhout. Het gesprek duurt niet lang want we willen het lossen van goederen meemaken. Bovendien hebben om half zeven nog een afspraak met een kippenboer en een veearts, die iets willen met een kippenfokkerij. Vanwege het lossen van de truck gaat Jan met de kippenboer praten en ik ga het lossen op de video zetten. De kippenboer blijkt overigens alleen geïnteresseerd in kapitaal voor zijn bedrijf. Jan is dus snel klaar, want daarmee kunnen we hem niet helpen.
Jan is dus ook weer snel bij de Pedagogische School, waar de truck gelost wordt. Het is een aanhanger vol schoolmeubilair, stoelen, tafeltjes en kasten. Het zijn specifieke tafeltjes, want er zitten overal stopcontacten en leidingen op om gehoortoestellen aan te sluiten. Het meubilair is afkomstig uit het Doveninstituut van Sint Michielsgestel. De truck wordt met behulp van een stel knullen uitgeladen en opgestapeld in enkele lege lokalen. Een man van de gemeente noteert nauwkeurig wat er binnen gebracht wordt. Na afloop wordt keurig een proces-verbaal opgemaakt, dat ik ook mee onderteken. De aflevering is correct gebeurd. Over de verdeling zullen we morgen praten. Nu gaat alles achter slot en grendel en Leka krijgt de sleutel mee. Het is al helemaal donker als we een kopje koffie gaan drinken met de chauffeur van de truck. Het blijkt de baas zelf te zijn: Velema van het bedrijf Transpose uit Beuningen. Hij komt regelmatig in Albanië en kent hier de situatie. Hij heeft een bijrijder, denk ik eerst, maar dat blijkt een man te zijn die14 dagen op bezoek is geweest bij zijn zoon. Die werkt in een landbouwproject in Pogradesz. Rond 9 uur nemen we afscheid. We gaan snel eten want we hebben honger gekregen. Om 10 uur zijn we terug in de villa, moe, maar toch voldaan. Het was een mooie dag. Lees verder: 10. “Niet te filmen !”