Economische Verkenning Rotterdam 2013
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – VOORWOORD – pagina 3
Voorwoord
Geachte lezer, Kennis over de stand van de economie is van belang om de koers voor een sterke economische toekomst te bepalen. Deze overtuiging is de ratio achter de jaarlijkse Economische Verkenning Rotterdam (EVR). Deze editie van de EVR is een bijzondere: het is de tiende editie. In de afgelopen tien jaar heeft de EVR zich bewezen. Het combineert de monitor van de staat van de Rotterdamse economie met een blik op de toekomst. De EVR biedt zo handvatten voor een sterkere en weerbaardere economie. Deze jubileumuitgave biedt een tweeledig beeld. Rotterdam ontkomt niet aan de nationale en Europese economische recessie. De groei valt terug en de werkeloosheid neemt toe. Rotterdam heeft een zeer internationaal georiënteerde economie waardoor mondiale ontwikkelingen sterk voelbaar zijn. De internationale oriëntatie van de Rotterdamse economie brengt juist ook groeikansen met zich mee. Onze trots, de Rotterdamse haven, blijft het onverminderd goed doen. Rotterdam blijft een aantrekkelijke vestigingsplaats voor, met name Aziatische, internationale bedrijven. Het aantal hoogopgeleiden blijft groeien en de internationalisering van de arbeidsmarkt zet door. Daarnaast zien we dat de economie continu verandert. Veel activiteiten zijn “onzichtbaar” geworden. Internet en alle toepassingen die dit netwerk biedt zijn hiervan de belangrijkste motor. Een andere belangrijke verandering in de onzichtbare economie is de groei van het aantal zzp’ers en de groei van het internetwinkelen. Dit heeft aanzienlijke gevolgen voor de economische en de fysieke ontwikkeling van de stad. De tiende editie van de EVR onderzoekt de gevolgen voor Rotterdam nu en in de toekomst. De aantrekkingskracht en het belang van de stad als centrale ontmoetingsplaats voor ondernemers, consumenten en kennis wordt steeds groter. Sfeer, bereikbaarheid, uitstraling en fysieke kwaliteit zijn hierbij erg belangrijk. Als stadsbestuur blijven wij investeren in een aantrekkelijke binnenstad. Het nieuwe Rotterdam Centraal en de opening van het Erasmus University College zijn hierin mooie mijlpalen. Ondernemerschap, talent en ruimte voor innovatie zitten in de genen van Rotterdam. Deze constatering biedt ons alle vertrouwen voor de toekomst. Namens het College van Burgemeester en Wethouders,
Jeannette Baljeu Wethouder Haven, Verkeer en Regionale Economie Korrie Louwes Wethouder Arbeidsmarkt, Hoger Onderwijs, Innovatie en Participatie Hamit Karakus Wethouder Wonen, Ruimtelijke Ordening, Vastgoed en Stedelijke Economie
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – INHOUDSOPGAVE – pagina 4
1. Economie van Rotterdam 6 07 De wereldeconomie 08 De Nederlandse situatie 08 De Rotterdamse situatie 13 Buitenlandse bedrijvigheid 15 Rabobank – Onzichtbare economie in het bankwezen 17 Hogeschool Inholland – Hoe en waarom van netwerken 19 Economische groei en kracht van Rotterdam 22 Stedelijke omvang en metropolitane functies in Europa
2. Arbeidsmarkt 24 25 Werkgelegenheid en vacatures 29 Werkloosheid 30 Trends voor de toekomst 32 Randstad – Het uitzendbureau en de onzichtbare economie 34 Albeda College – De verborgen economie van Rotterdam 37 Baanallocatie van laagopgeleiden 38 Ruim één miljoen internationale baanzoekers 40 De arbeidsmarkt van Rotterdam en regio 3. Kennis en Innovatie 42 43 Ruimtelijk en economisch perspectief voor topsectoren 43 Trends en ontwikkelingen 46 Kennis- en onderwijsinstellingen 48 Erasmus Universiteit Rotterdam – De universiteit in de eenentwintigste eeuw 50 Student als economische motor van Rotterdam
4. Ruimte voor ondernemen 52 53 Werklocaties kampen met overaanbod 54 De Rotterdamse bedrijfsruimtemarkt 55 De kantoorruimtemarkt 58 De winkelruimtemarkt 60 Kamer van Koophandel – Zzp’er in beeld 62 DCMR – Het luchtkwaliteitmeetnet van het Rijnmondgebied 64 Ooms Makelaars – Transformatieprojecten
5. Consumentenstad 66 67 De vraagzijde van de consumentenstad 68 Besteedbaar inkomen in 2010 68 Uit in eigen stad 69 Aankopen online 69 Toename aantal bezoeken 72 Aanbod van consumentendiensten 73 Werkgelegenheid in de consumentendiensten 75 Overleven winkelgebieden met een gevarieerd winkelaanbod de internethandel beter?
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – INHOUDSOPGAVE – pagina 5
6. Haven 76 77 Economische ontwikkeling haven 80 De haven en de stad 82 Duurzaamheid 84 Havenbedrijf Rotterdam – De (on)zichtbare (haven)economie 88 Stedin – Maasvlakte 2 samenwerken aan het net van de toekomst 90 ENECO – Heijplaat, een voorbeeld van de onzichtbare economie 7. Themahoofdstuk – De ‘onzichtbare’ economie van Rotterdam 92 93 Digitalisering van de Rotterdamse samenleving 95 De digitale economie van Rotterdam 97 Internetwinkelen in Rotterdam 99 Flexibilisering van de arbeidsmarkt 102 De Rotterdamse binnenstad als centrale marktplaats 105 Iconische projecten en stedelijke identiteit 8. Jubileumhoofdstuk – Een speurtocht naar de drijvende krachten 108 109 De eerste edities: publieke diensten en vrije tijd 110 De ontdekking van jongeren en hoogopgeleiden 110 Rotterdammers zijn het belangrijkste voor de Rotterdamse economie
Colofon 114
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 1 Economie van Rotterdam – pagina 7
Hoofdstuk 1
• De structurele onevenwichtigheden in de Europese en Nederlandse economie zullen nog lange tijd de groei temperen. • De Rotterdamse economie beweegt, meer dan andere steden in Nederland, mee met de ontwikkeling van de wereldhandel. • De economische groei van de Rotterdamse economie komt de laatste tien jaar voornamelijk uit de sectoren handel, nutsbedrijven, gezondheids en welzijnszorg en de overheid. • De sectoren Onroerend goed (- 23%) en de bouw (- 20%) hebben het meest te lijden onder de gevolgen van de crisis. • Bedrijven in Rotterdam zijn relatief sterk export gericht, 23,7% van de omzet wordt door de export gerealiseerd.
Deze plaatsen in boek
De wereldeconomie Om de economische ontwikkeling in de Rotterdamse regio te begrijpen is inzicht in de staat van de Nederlandse, de Europese en de wereldeconomie van belang. Door het open karakter van de Nederlandse en de Rotterdamse economie in het bijzonder als ‘Gateway to Europe’ zijn de modiale en europese economische ontwikkeling een belangrijke verklarende factor voor de regionale economie. Sinds september 2008 zit de wereldeconomie in de grootste economische recessie sinds de jaren dertig. De kern van de problemen waar de wereldeconomie mee wordt geconfronteerd zit diep geworteld en heeft meerdere facetten. De opkomst van de Informatie- en Communicatie Technologie als de meest recente ‘General Purpose Technology’ heeft tot groot optimisme geleid en het onstaan
Economie van Rotterdam
FIGUUR 1.1
Regionale economische groei (BBP, volumemutaties) %, 2000 – 2011 Bron: CBS.
12% 10% 8% 6% 4% 2% 0% -2% -4% -6% -8% 2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008**
2009**
2010*
2011*
Nederland
* voorlopige cijfers
Zuid-Holland
** nader voorlopige cijfers
Rijnmond (CP) Groot-Rijnmond (CR)
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 1 Economie van Rotterdam – pagina 8
van speculatieve zeepbellen in de hand heeft gewerkt. De leegloop van de zeepbellen dwingt tot pijnlijke structurele neerwaartse bijstellingen van groeiverwachtingen en substantiële afboekingen op verwachte rendementen. Deze problemen zijn het meest zichtbaar in landen als Ierland en Spanje, maar ook Nederland is in de jaren negentig en ook de eerste jaren van deze eeuw geconfronteerd met sterk gestegen vastgoedwaarden waar momenteel fors op afgeboekt moet worden. In Europa heeft de grote recessie de structurele onevenwichtigheden scherp zichtbaar gemaakt. Het besef dat met de introductie van de euro een verdieping van de integratie binnen Europa uiteindelijk vereist is, met bijbehorende overdracht van bevoegdheden naar Brussel wordt steeds meer gemeengoed. Toch slaagt Europa er vooralsnog niet in om een structurele oplossing bieden. De Nederlandse situatie De gevolgen van de Grote Recessie voor de Nederlandse economie zijn duidelijk. Consumentenvertrouwen is laag, onzekerheid over vermogensposities is groot (met name door de onzekerheid op de woningmarkt, maar ook over bijvoorbeeld pensioenvermogens) en kapitaal voor investerende bedrijven is schaars door een terughoudend uitleenbeleid van banken. Consumptie en investeringen staan daarmee onder grote druk. De export blijft nog redelijk op peil, hoewel de sterke afhankelijkheid van Nederland van de Europese en wereldconjunctuur in vergelijking tot bijvoorbeeld Duitsland zorgen baart. De economische groei staat daardoor onder druk (zie figuur 1.1), en recente cijfers laten zien dat Nederland ook in Europees opzicht matig scoort. Economische vooruitzichten voor Nederland Tegen de achtergrond van de structurele onevenwichtigheden zijn de vooruitzichten voor de komende jaren niet gunstig. Uit historisch onderzoek is bekend dat het herstel van een crisis met een sterk financieel karakter ongeveer tien jaar duurt.1 Gecombineerd met de structurele onevenwichtigheden binnen Europa en het politieke onvermogen om de stappen te zetten die nodig zijn om structureel vertrouwen te herstellen is er weinig reden om aan te nemen dat het herstel in deze diepe crisis sneller zal gaan dan in het verleden.
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 1 Economie van Rotterdam – pagina 9
FIGUUR 1.2
Kerncijfers arbeidsvolume werkzame personen 2001 – 2009 Bron: CBS, bewerking Ecorys.
1,2
1,0
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009*
0,8
* voorlopige cijfers
Nederland Zuid-Holland (PV) Rijnmond (CP) overig Groot-Rijnmond
FIGUUR 1.3
Gemiddelde arbeidsproductiviteit in euro’s per werknemer 1998 – 2009 Bron: CBS.
100
De Rotterdamse situatie Rotterdam heeft als stad weinig invloed op de hiervoor beschreven fundamentele krachten die de koers van de economie bepalen. Tegelijkertijd hebben deze krachten juist wel grote invloed op de Rotterdamse economie. Figuur 1.1 illustreert dit. De figuur maakt niet alleen de sterke samenhang duidelijk tussen de ontwikkeling van de regionale en de nationale economie, maar laat bovendien zien dat de Rotterdamse economie relatief sterk meebeweegt met de ontwikkeling van de wereldhandel. De gevolgen van deze dynamiek voor de arbeidsmarkt zijn weergegeven in figuur 1.2 (zie het hoofdstuk over de arbeidsmarkt voor meer informatie). We zien hier dat de ontwikkeling van de werkgelegenheid in Rijmond relatief gunstig afsteekt tegen die in Zuid Holland en de rest van Nederland. Tegelijkertijd laat het recessiejaar 2009 zien dat juist in Overig Groot Rijnmond de recessie tot een relatief groot banenverlies heeft geleid. Achteraf bezien blijkt dat de eerste dip van de Grote Recessie in belangrijke mate is opgevangen door zogenaamde ‘labour hoarding’. Bedrijven hadden in deze periode nog voldoende vet op de botten om ontslagen in belangrijke mate te voorkomen. Werknemers werden in dienst gehouden, deels met ondersteunende maatregelen zoals deeltijd-WW. We zien dit terug in de ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit, die in deze periode is gedaald (zie figuur 1.3). De tweede ronde van economische teruggang die op dit moment speelt zal waarschijnlijk een andere dynamiek kennen. Verwachtingen omtrent het structurele karakter van de recessie zijn ongunstig. Het vermogen om schokken op te vangen door bedrijven is in belangrijke mate uitgeput, resulterend in een relatief snelle toename van de werkloosheid. Daar staat tegenover dat de arbeidsproductiviteit minder onder druk komt te staan dan in de 2008 – 2009. 1. Zie Reinhart en Rogoff (2009): This time is different: Eight Centuries of Financial Folly, Princeton University Press.
80
60
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
Nederland
2007
2008
2009*
* voorlopige cijfers
Zuid-Holland Rijnmond overig Groot-Rijnmond
Toegevoegde waarde per sector De macroeconomische ontwikkelingen kent een forse sectorale dynamiek. Regio’s blinken doorgaans uit in een beperkt aantal activiteiten. Welke activiteiten dat zijn is een uitkomst van vele factoren zoals beschikbare productiefactoren, aanwezigheid van grondstoffen, geschoold personeel, toegang tot kapitaal, infrastructuur, de historie, overheidsingrijpen en de geografische ligging. De relatieve productiekosten van de ene locatie ten opzichte van een andere bepalen uiteindelijk het comparatieve voordeel van een regio. Uit deze kenmerken ontstaat een uniek economisch profiel van een regio in de vorm van een specialisatiepatroon. Een hoge mate van specialisatie in een bepaalde sector drukt relatief kostenvoordeel en een sterke concurrentiepositie voor de regio uit.
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 1 Economie van Rotterdam – pagina 10
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 1 Economie van Rotterdam – pagina 11
Het specialisatiepatroon van een regio kan kwantitatief gemaakt worden met behulp van het locatiequotiënt. Deze wordt berekend door het aandeel van een sector in de regionale economie te delen door het aandeel van dezelfde sector in de gehele Nederlandse economie. Zo ontstaat een index die gelijk is aan 1 wanneer het aandeel van een bedrijfstak in de regio even groot is als het aandeel van diezelfde sector in Nederland. Deze specialisatiegraad is in figuur 1.4 weergegeven op de horizontale as, samen met de gemiddelde jaarlijkse groei van de (reële) toegevoegde waarde van de sector in de regio Rotterdam tussen 2000 en 2010 2. Met een gemiddelde groei van 1,9% lag de economische groei in de regio Rotterdam in deze periode iets boven het Nederlandse gemiddelde van 1,7%. De omvang van de bollen in de figuur weerspiegelt de omvang van de totale toegevoegde waarde van de sector in Rotterdam in 2010.
en opslag van meer structurele aard (1,5% groei per jaar tussen 2000 en 2007). Vervoer en opslag is sterk afhankelijk van de ontwikkeling van de wereldhandel. Omdat de wereldhandel naar verwachting pas rond 2014 weer echt aan zal trekken, blijft de nabije toekomst voor de Rotterdamse haven en daarmee de sector vervoer en opslag onzeker. Andere sectoren die relatief slecht presteren zijn de bouwnijverheid, de zakelijke dienstverlening en de horeca. Sectoren die relatief snel groeien zijn naast de nutsbedrijven (4,8%) en de gezondheids- en welzijnszorg (4,5%). De delfstoffenwinning groeide met 7,3% nog sneller, maar deze is gezien zijn omvang nauwelijks van belang voor de regio. Voor de relatief snel groeiende overheidsdiensten geldt dat de bezuinigingen die zijn ingezet naar verwachting een rem zullen gaan zetten op de groei. Daar staat echter tegenover dat juist in deze sectoren er ook een concentratie gaande is in de richting van verstedelijkte gebieden. Figuur 1.5
De regio Rotterdam is hier gedefinieerd als de COROP regio Groot Rijnmond. De omvang van de bollen vertegenwoordigt de toegevoegde waarde van de sector in de regio.
Economische structuur van werkgelegenheid Rotterdam* Bron: Ecorys.
Figuur 1.4
Economische structuur van Rotterdam*
% jaarlijkse groei werkgelegenheid, 2001 – 2010
Bron: Ecorys.
verhuur en handel in onroerend goed
gezondheids- en welzijnszorg cultuur, sport en recreatie
% groei toegevoegde waarde, 2000 – 2010
8% delfstoffenwinning
7%
nutsbedrijven
2% industrie
landbouw, bosbouw en visserij
- 2%
verhuur en handel in onroerend goed
horeca
0%
vervoer en opslag
- 1% 1,0
1,2
1,4
- 3% - 4%
delfstoffenwinning 0,2
0,4
0,6
0,8
1,0
1,2
1,4
1,6
1,8
1%
zakelijke dienstverlening
0,8
0%
vervoer en opslag
financiële dienstverlening
industrie
3%
handel
bouwnijverheid
0,6
1%
4%
cultuur, sport en recreatie onderwijs financiële dienstverlening
0,4
handel
1,6
1,8
2,0
2,2
2,4
- 2%
* Specialisatiegraad op basis van toegevoegde waarde 2010; gemiddelde groei toegevoegde waarde 2000 – 2010; omvang sector 2010.
De relatie tussen specialisatiegraad en economische groei van sectoren levert interessante informatie op over hoe de regionale economie zich ontwikkelt. Het kwadrant rechtsboven bevat sectoren waarin de regio gespecialiseerd is (locatiequotiënt groter dan 1), en die daarnaast relatief snel groeien (ten opzichte van het gemiddelde). In dit kwadrant bevinden zich de nutsbedrijven en de handelssector. Sectoren in het kwadrant rechtsonder zetten de economische ontwikkelingen in de regio juist onder druk. In dit kwadrant bevinden zich de havenactiviteiten, alsmede de handel in onroerend goed. Terwijl de ontwikkelingen in de laatste sector met name het gevolg zijn van de economische crisis (tussen 2000 en 2007 groeide deze sector 2,7% per jaar), zijn de ontwikkelingen in de sector vervoer 2. Met uitzondering van geaggregeerde cijfers waren op het moment van schrijven nog geen gegevens voor 2011 beschikbaar.
2%
- 1%
5%
openbaar bestuur en overheidsdiensten
0,2
horeca
landbouw, bosbouw en visserij
nutsbedrijven
zakelijke dienstverlening
6%
gezondheids- en welzijnszorg
0
bouwnijverheid
onderwijs openbaar bestuur en overheidsdiensten
3%
* Specialisatiegraad op basis van werkgelegenheid (in fte) 2010; gemiddelde groei toegevoegde waarde 2001–2010; omvang sector 2010.
Naast de groei van toegevoegde waarde is voor een regio ook de groei van werkgelegenheid van groot belang. Terwijl het arbeidsvolume in Nederland als geheel nagenoeg constant bleef tussen 2001 (het eerste jaar waarvoor data beschikbaar is) en 2010, steeg het in de regio Rotterdam met gemiddeld 0,4% per jaar. Rotterdam gaat daarmee mee in de algemene trend van een verschuiving van werkgelegenheid naar de grote steden – in het bijzonder in de Randstad – die in Nederland gaande is. In tegenstelling tot groei van toegevoegde waarde, zijn bij de werkgelegenheid relatief veel sectoren vertegenwoordigd in het kwadrant rechtsboven. In de zakelijke dienstverlening, verhuur en handel in onroerend goed, nutsbedrijven, en de bouwnijverheid, is de regio relatief sterk gespecialiseerd terwijl ook de werkgelegenheid in deze sectoren relatief fors gegroeid is. De verklaring voor de grote verschillen tussen figuur 1.4 en figuur 1.5 is voornamelijk te vinden in de gevolgen van de ß Lagereeconomische specialisatie crisis. Terwijl trends in toegevoegde waarde tussen 2000 en 2010 – in het bijzonder in sectoren als de verhuur en handel in onroerend goed en de bouwnijverheid – in belangrijke mate gedomineerd worden door de economische crisis, zijn deze sectoren in termen van werkgelegenheid veel minder zwaar getroffen. Naast enkele van de sectoren waarin de regio relatief sterk
- 5%
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 1 Economie van Rotterdam – pagina 12
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 1 Economie van Rotterdam – pagina 13
gespecialiseerd is, heeft werkgelegenheidsgroei zich met name voorgedaan in de gezondheids- en welzijnszorg en andere aan de overheid gerelateerde sectoren. Met name in de industrie is – in lijn met de algemene trend binnen deze sector – sprake van een vrij forse daling van de werkgelegenheid met bijna 2% per jaar. Hoewel deze sector ondervertegenwoordigd is in de regio, is deze nog altijd goed voor 9% van de werkgelegenheid en groot in vergelijking met bijvoorbeeld Amsterdam.
Economische vooruitzichten voor de regio Tegen de achtergrond van de structurele onevenwichtigheden waar Europa momenteel mee te kampen heeft, zijn de vooruitzichten voor de komende jaren voor Nederland ongunstig. Om de regionale gevolgen in kaart te brengen kunnen we een doorvertaling maken van de macroeconomische prognoses van het CPB naar de regio door rekening te houden met enerzijds de specifieke sectorstructuur van Rotterdam en anderzijds de sectorale schokgevoeligheid (zie Groot el al., 2009,3 voor een uiteenzetting). De schokgevoeligheid van de sectoren waarin een economie is gespecialiseerd geeft belangrijke inzichten in de manier waarop deze reageert op veranderingen in de verschillende finale vraag componenten – consumptie, overheidsbestedingen, investeringen, en uitvoer.
Figuur 1.6
Economische gevolgen van de crisis in Nederland en Rotterdam* Bron: Ecorys.
Buitenlandse bedrijvigheid In het licht van het grote belang van de internationale ontwikkelingen richten we de zoeker nog wat verder op de internationale dimensie van de bedrijvigheid in de regio. Op Amsterdam na – die op het Nederlandse gemiddelde ligt – zijn alle grote steden relatief weinig exportgeoriënteerd. Dit is voornamelijk het gevolg van een sterke focus op de dienstensector, die goed is voor slechts 20% van de Nederlandse uitvoer. De positie van de gemeente Rotterdam binnen de regio wijkt duidelijk af van de positie van bijvoorbeeld de gemeente Amsterdam binnen de Metropoolregio Amsterdam. Terwijl in de gemeente Rotterdam 23,7% (in 2005) van de omzet in de export werd gerealiseerd (en bedrijven binnen de gemeentegrenzen dus duidelijk meer op de export zijn gericht dan andere bedrijven in de regio), bedroeg het exportaandeel van de omzet in de gemeente Amsterdam slechts 13,9%. Veel exportactiviteiten in de regio Amsterdam vinden in tegenstelling tot Rotterdam juist plaats rondom Schiphol en andere naburige gemeenten.
% groei toegevoegde waarde, Rotterdam
50% 40% 30%
openbaar bestuur en overheidsdiensten financiële dienstverlening
landbouw, bosbouw en visserij horeca
industrie
gezondheids- en welzijnszorg
handel
10%
onderwijs cultuur, sport en recreatie
vervoer en opslag
0% - 10%
zakelijke dienstverlening bouwnijverheid
- 20%
- 10%
0%
Wanneer wordt gekeken naar de aanwezigheid van buitenlandse ondernemingen is Rotterdam wel internationaler georiënteerd dan Nederland gemiddeld. In de regio Rotterdam is 12,7% van de werkgelegenheid bij ondernemingen die in buitenlands eigendom zijn, een beduidend lager percentage dan Amsterdam, maar duidelijk hoger dan Den Haag.
- 20%
verhuur en handel in onroerend goed - 30%
20%
10%
20%
30%
40%
50%
* Cumulatieve groei toegevoegde waarde 2007–2010; omvang sector 2010.
Impact van de economische crisis voor de Rotterdamse economie Figuur 1.6 toont de cumulatieve ‘groei’ van de toegevoegde waarde van sectoren tussen 2007 en 2010 in Rotterdam (op de verticale as) en Nederland (horizontale as). De mate waarin sectoren in Rotterdam getroffen zijn door de crisis is – hoewel het verschil niet heel groot is – iets groter dan gemiddeld in Nederland. In sommige sectoren is toegevoegde waarde sinds 2007 met meer dan 20% gekrompen. Met name de verhuur van en handel in onroerend goed is zwaar getroffen (- 23% in zowel Nederland als Rotterdam). Ook in de bouwnijverheid is de toegevoegde waarde in Rotterdam met ongeveer 20% gekrompen. De krimp is daarmee dubbel zo groot als gemiddeld in Nederland. In de financiële dienstverlening wordt sinds het begin van de crisis (vooralsnog) fors meer geld verdiend, onder andere doordat banken profiteren van een hogere rentemarge. In vrijwel alle andere private sectoren is verder sprake van stagnatie of krimp. Alleen de publieke sector is tijdens de crisis nog gegroeid, maar ook hier zijn de vooruitzichten voor de komende jaren door de bezuigingen ongunstig. De economie van Rotterdam is in termen van toegevoegde waarde iets harder getroffen door de crisis dan Nederland gemiddeld. Terwijl de toegevoegde waarde in 2010 in heel Nederland 4,3% boven het niveau van 2007 lag daalde de toegevoegde waarde in de regio Rotterdam tussen 2007 en 2010 ongeveer 1%. Hoewel sectoren in Rotterdam gemiddeld iets zwaarder door de crisis zijn getroffen dan vergelijkbare sectoren in de rest van Nederland, biedt ook de afwijkende sectorale structuur hiervoor een deel van de verklaring.
- 30%
Hoewel na 2005 geen data beschikbaar zijn over omzet en werkgelegenheid bij internationale bedrijven, zijn wel recente gegevens bekend over absolute aantallen buitenlandse bedrijven, inclusief land van herkomst. Het totaal aantal buitenlandse bedrijven in Rotterdam is in 2011 gelijk aan 541. Karakteristiek voor de herkomst van bedrijven is de sterke dominantie van bedrijven uit westerse landen. Moederbedrijven zijn primair in de Verenigde Staten en Duitsland gevestigd (beide 99 vestigingen). Hierna volgen het Verenigd Koninkrijk, België en Frankrijk, met respectievelijk 75, 48 en 35 vestigingen. De vermeende opkomst van Aziatische bedrijven zien we in deze statistieken nauwelijks terug. Dit geldt niet alleen voor Rotterdam, maar voor Nederland als geheel. ß Lagere specialisatie Chinese bedrijven die actief zijn op het Europese toneel weten relatief vaak hun weg naar Duitsland te vinden (zie bijvoorbeeld Groot et al., 2011 en Weterings et al. 20114). Er lijkt hier sprake te zijn van strategische investeringen die samenhangen met de relatief sterk ontwikkelde maakindustrie in Duitsland. De gevolgen voor de regionale economie zijn nog relatief onontgonnen. Bekend is dat internationaal actieve bedrijven gemiddeld genomen productiever zijn dan nationaal actieve bedrijven. Over de spillovers van deze bedrijven naar de nationale bedrijven is relatief weinig bekend, maar deze lijken beperkt te zijn. Voorts is bekend dat beslissingen die door bedrijven in buitenlandse handen zich minder gelegen laten liggen aan de nationale belangen. De gevoeligheid voor schokken wordt daardoor groter. Tegelijkertijd zijn buitenlandse bedrijven doorgaans groter en productiever, 3. Groot, S.P.T., J. Möhlmann en H.L.F. de Groot (2009): De Regionale Schokbestendigheid van de Nederlandse Economie, Economisch Statistische Berichten, 95 (4560), pp. 312 – 314. 4. Groot, S.P.T., H.L.F. de Groot, A.M. Lejour en J.L. Möhlmann (2011): The rise of the BRIC countries and its impact on the Dutch economy, Centraal Planbureau achtergronddocument, Den Haag. Weterings, A., O. Raspe en M. van den Berge (2011): The European Landscape of Knowledge Intensive Foreign-Owned Firms and the Attractiveness of Dutch Regions, Planbureau voor de Leefomgeving.
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 1 Economie van Rotterdam – pagina 14
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 1 Economie van Rotterdam – pagina 15
zodat ze zich in krimpende markten beter staande kunnen houden. Ook hebben ze betere toegang tot kapitaalmarkten, wat tijdens de kredietcrisis een voordeel was.
Rabobank – Onzichtbare economie in het bankwezen Als zich de afgelopen twintig jaar een transitie van zichtbaar naar onzichtbaar heeft voorgedaan dan is het wel in het bankwezen. Geld is in toenemende mate virtueel en ook bankdiensten zijn steeds meer op afstand, via telefoon, e-mail en internet, beschikbaar. Daardoor wijzigt het gebruik van geld in het economische verkeer en verandert langzaam ook het aanzicht van de stad.
Voor meer cijfers en figuren zie ook www.rotterdam.nl/evr2013. FIGUUR 1.7
Aantal vestigingen en werkgelegenheid van (neven)-vestigingen van buitenlandse bedrijven in Rotterdam
Onzichtbaar geld Het gebruik van chartaal of contant geld in Nederland loopt terug, zo blijkt uit onderzoek van DNB. Nederlanders hebben in 2012 vaker gepind dan ooit. Het aantal pinbetalingen nam in één jaar tijd toe van 2,29 miljard naar bijna 2,5 miljard en de totale pinomzet steeg van e 83 miljard naar e 84,3 miljard. Deze stijging ging gepaard met een daling in het gebruik van contant geld.
Bron: Bedrijvenregister Zuid-Holland.
aantal vestigingen
aantal personen
Naast de toename van pintransacties is de opkomst van betalingen op internet via iDeal een reden voor de daling van contante betalingen. Het aandeel van internetbetalingen in het totale geldverkeer van consumenten bedraagt 1,9% op basis van klanten van de Rabobank in Nederland. De andere betaalvormen zijn incasso (59,6%), pin (24,6%), chartaal (13,9%) en creditcard (0,1%). Het gebruik van iDeal in grote steden is fors hoger dan daar buiten. Deze verdeling heeft een demografische en sociaal-economische achtergrond, want de heavy users van internet zijn jongeren en hoger opgeleiden. Zo is het aandeel in Amsterdam 2,9% en in Rotterdam 2,4%. Binnen Rotterdam is de
Verenigde Staten Duitsland Verenigd Koninkrijk België Frankrijk Japan China
FIGUUR 1.8
Zwitserland
Aantal pintransacties geldautomaten Binnenwegplein in 2012
Zweden
Bron: Rabobank Rotterdam. Denemarken Italie
aantal pintransacties per uur
Noorwegen
70
Singapore 60
Finland India
50 overig Europa overig Azie
40
overig 30 totaal
550 516
100
80
28.049 27.437 60
40
20
0
2.000
4.000
6.000
20
8.000
2011
2011
2012
2012
10
:00 01:00
02:00 03:00 04:00 05:00 06:00 07:00 08:00 09:00 10:00 11:00 12:00 13:00 14:00 15:00 16:00 17:00 18:00 19:00 20:00 21:00 22:00 23:00 00:
maandag
vrijdag
dinsdag
zaterdag
woensdag
zondag
donderdag
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 1 Economie van Rotterdam – pagina 16
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 1 Economie van Rotterdam – pagina 17
spreiding opvallend: 1% van alle bestedingen in Hoek van Holland verloopt via iDeal, terwijl dat in de deelgemeenten Centrum en Noord – met een bovengemiddeld aandeel van studenten en hoger opgeleiden - 3,1% is.
Hogeschool Inholland – Hoe en waarom netwerken
Ondanks de groei van virtuele transacties, bewijst contant geld evenwel nog steeds zijn nut. Dat blijkt uit de rol die geldautomaten spelen in de stad. Het ritme van de stad is goed aan het gebruik van de automaten af te lezen. Een voorbeeld zijn de geldautomaten van Rabobank aan het Binnenwegplein. Geld wordt uit de muur gehaald om boodschappen te doen, te lunchen en ’s avonds uit te gaan. Over de maand genomen, is het gebruik aan het einde van de maand – wanneer salaris en uitkering worden gestort – fors hoger dan op andere dagen. De virtualisering van het bankwezen – die nog eens wordt gevoed door standaardisering en vereenvoudiging van financiële producten door nieuwe regelgeving – is zichtbaar in de klantbediening via nieuwe distributiekanalen, zoals e-mail, internet en telefoon. Het virtuele kantoor van Rabobank Rotterdam vertoont groei. Er zijn inmiddels per dag zo’n 900 telefoontjes van particuliere en zakelijke klanten voor service en advies. Deze ontwikkeling gaat gepaard met een afname van het bezoek aan bankkantoren. Dit zal in de toekomst consequenties hebben voor het kantorennetwerk in de stad. Op termijn is sluiting van vestigingen onvermijdelijk. Maar face-to-face contact blijkt bij sommige producten, zoals woninghypotheken, en marktsegmenten, zoals startende ondernemers, gewenst. Daarom zoekt de bank naar nieuwe wegen om ook in de onzichtbare wereld dichtbij en betrokken te blijven.
Ondernemers moeten optimaal gebruik kunnen maken van netwerken. Vaak weten vooral starters niet waar ze deze netwerken kunnen vinden. Studenten van de Hogeschool Inholland Rotterdam werken aan het ontwikkelen van een interactieve website. Daar kunnen ondernemers voor hen relevante netwerken vinden. Initiatiefnemers van een nieuw of bestaand netwerk kunnen hun nieuwe netwerk er aan toevoegen. De website gaat www.netwerkjesterk.nl en www.netwerkjesterk.com heten.
MKB
Rotte
rdam
l rre
o
ssIn
ine
Bus
Rijnmond BC
Me
erB
ba
ter
Bit
b llen
Start me up
us
ine
Flevum
ss
Open Coffee Rotterdam s
Lead
WTC R
otterda
m
Netwerk je sterk!
www.netwerkjesterk.nl
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 1 Economie van Rotterdam – pagina 18
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 1 Economie van Rotterdam – pagina 19
Economische groei en kracht van Rotterdam Evenals voorgaande jaren laat de Verkenning zien hoe Rotterdam vorig jaar in economisch opzicht heeft gepresteerd. De economische prestatie is berekend op basis van de Economische Thermometer: een model dat is ontwikkeld door de afdeling Kennis en Economisch Onderzoek van Rabobank Nederland. De Economische Thermometer meet de economische prestaties van Nederlandse regio’s en vergelijkt die met het Nederlandse gemiddelde. De economische prestatie van een regio wordt hierin gewaardeerd met een rapportcijfer waarbij het Nederlandse gemiddelde op een zes is gesteld.
Hoe en waarom netwerken Waarom netwerken? • • • • • • • • • • •
Om nieuwe opdrachten binnen te halen Een groot netwerk kan meer invloed betekenen Nieuwe contacten bieden je nieuwe mogelijkheden Je blijft op de hoogte van de ontwikkelingen in je vakgebied Je kunt nieuwe klanten werven mogelijkheid om met nieuwe partners te gaan samenwerken Naamsbekendheid vergroten en jezelf promoten Een reputatie opbouwen Nieuwe mogelijkheden en kansen in de markt ontwikkelen Je kennis vergroten en werken aan je sociale ontwikkeling Kostenbesparing
Hoe kun je netwerken? • • • • • •
Breng altijd iets mee om achter te laten bij potentiele klanten of partners Open en oprecht met anderen praten, en zo zelfvertrouwen opwekken Goed luisteren naar elkaar Over brede interesses beschikken Bewust doelen stellen wat je met het netwerk wilt bereiken Spreek mensen aan waar je het goed mee kunt vinden, dit wekt vertrouwen op en schept een band • Tips en feedback van anderen waarderen en accepteren • Verwijs mensen naar een website van je bedrijf • Maak Social Mediakanalen aan en gebruik deze tijdens het netwerken
De prestaties worden gemeten aan de hand van acht variabelen. Deze acht variabelen zijn ondergebracht bij twee indicatoren: ‘economische groei’ en ‘economische kracht’. Samen vormen zij de score voor de ‘economische prestatie’. Het rapportcijfer voor ‘economische groei’ en ‘economische kracht’ is het ongewogen gemiddelde van de rapportcijfers voor respectievelijk de vier groei- en de vier krachtvariabelen. Het rapportcijfer voor de economische prestatie is het ongewogen gemiddelde van de cijfers voor groei en kracht. In figuur 1.9 worden de scores van de G4 op economische groei en economische kracht getoond. Figuur 1.9
Toelichting Regionaal Economische Thermometer Bron: Rabobank, 2012.
winstgroei
rendement
productiegroei
arbeidsproductiviteit
investeringsgroei
investeringsratio
arbeidsvolumegroei
werkgelegenheidsfunctie
groei
kracht
prestatie
Het (kortdurige) macro-economische herstel van 2011 heeft de Rotterdamse economie in dat jaar zeker goed gedaan. In 2011 scoorde Rotterdam op economische groei nagenoeg op het nationale gemiddelde. Door een minder sterke groei in Amsterdam en Den Haag kon Rotterdam zich in dat jaar gemakkelijk met deze steden meten en de – zeer kleine – voorsprong op Amsterdam is zelfs opvallend. Utrecht blijft van de vier grote steden veruit de sterkste economie en de voorsprong is in 2011 zelfs nog iets toegenomen. In de patronen lezen we de gevoeligheid van de economie van de vier grote steden terug. Industrie en logistiek reageren in het algemeen scherp op de conjunctuur, en zeker op de wereldconjunctuur
www.netwerkjesterk.nl
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 1 Economie van Rotterdam – pagina 20
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 1 Economie van Rotterdam – pagina 21
FIGUUR 1.10
FIGUUR 1.11
Rapportcijfers voor het economisch presteren van de G4
Scores op de Regionaal Economische thermometer per indicator 2011
Bron: Rabobank 2012, Regionaal Economische thermometer.
Bron: Rabobank 2012, Regionaal Economische thermometer.
10 9 8
winstgroei
investeringsgroei
7 6 5
arbeidsvolume groei
bruto toegevoegde waarde groei
4 3 2
rentabiliteit eigen vermogen
arbeidsproductiviteit
1 investeringsratio 2010
2011
2010
GRoEI
2011 KRACHt
2010
2011 PREStAtIE
werkfunctie
Rotterdam Amsterdam
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Den Haag Utrecht
Rotterdam
gemiddeld
Groot Rotterdam
in het geval van Rotterdam. Voor Amsterdam en Utrecht zijn de zakelijke dienstverlening en het op de consument gerichte bedrijfsleven relatief belangrijker. De overheid heeft traditioneel een dempend effect op het conjunctuurverloop in Den Haag. Een overzicht van de scores per sector vindt u op internet. Voor 2013 verwacht de Rabobank dat het Rotterdamse bedrijfsleven het nog moeilijk zal hebben, zoals overigens ook elders het geval is. De werkgelegenheid staat onder druk en zal vermoedelijk met een procentje krimpen, in lijn met de landelijke verwachtingen. Dit is het gevolg van de zwakke (wereld)conjunctuur, maar ook de bezuinigingen en reorganisaties bij bedrijven en overheid zullen hun tol eisen. Omdat de omvang van de beroepsbevolking blijft toenemen, zal de werkloosheid in Rotterdam toenemen tot meer dan 10% van de beroepsbevolking. Daarmee blijft de arbeidsmarkt een belangrijk aandachtspunt van de Rotterdamse economie.55
Rabobank Nederland (KEO)
5.5 Bron: Regionaal Conjunctuur Model Rabobank Nederland (2012)
10
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 1 Economie van Rotterdam – pagina 22
Twee vragen staan centraal. Ten eerste, heeft Rotterdam de metropolitane functies die je zou mogen verwachten in ene stad met ruim één miljoen inwoners? Zo niet, leent Rotterdam deze functies dan van andere plaatsen in de Metropoolregio Rotterdam – Den Haag? Vangen Delft of Den Haag een eventueel tekort aan functies op? Tabel 1.1 toont per functie (kolom 1) het percentage steden waarin deze functie überhaupt aanwezig is (2), de typische omvang van een stad met die functie (3), de aanwezigheid in Rotterdam (4), de precieze score van Rotterdam en rangschikking van Rotterdam in Europa (5), de mate waarin de feitelijke score afwijkt van wat verwacht mag worden in een stad van ruim 1 miljoen inwoners83(6) en of de betreffende functies bovengemiddeld aanwezig zijn in Delft of Den Haag (7). Verreweg de meeste metropolitane functies zijn in Rotterdam zelf aanwezig (kolom 4). Dat mag ook wel, want de ondergrens voor hun aanwezigheid is laag (kolom 3). Belangrijker is de mate waarin deze functies aanwezig zijn (kolom 6). Die valt in een aantal gevallen tegen. Zo zijn er minder internationale organisaties, internationale congressen, topuniversiteiten, culturele instellingen, culturele evenementen, en kennisintensieve en financiële dienstverleners, en biedt de luchthaven fors minder vluchten dan dat we voor een stad van ruim een miljoen mogen verwachten. Deze tekorten worden enigszins gecompenseerd op metropoolregio-niveau. Problematisch zijn de metropolitane functies die in de hele regio niet goed vertegenwoordigd zijn (o.a. luchttransport en culturele instellingen). Rotterdam doet het bovengemiddeld goed ten aanzien van de aanwezigheid van multinationals (+ 53%), en inbedding in internationale onderzoeksnetwerken (+ 74%). Als sportstad springt Rotterdam er bovenuit (+ 57%). De internationale spoorverbindingen en natuurlijk de zeehaven zijn van een kaliber dat je alleen zou verwachten in een veel grotere metropool. Dat biedt mogelijk kansen om ‘size’ te ‘borrowen’ niet alleen bij de buren, maar ook van plaatsen veel verder weg. Het NAPOLEON-onderzoek buigt zich hier verder over.
Dr. Evert Meijers (TU Delft), Dr. Martijn Burger (Erasmus Universiteit Rotterdam) & Marloes Hoogerbrugge MSc (TU Delft)
6. Het Rotterdamse morfologisch stedelijk gebied is gedefinieerd als Rotterdam, Schiedam, Spijkenisse, Vlaardingen, Capelle aan den IJssel, Barendrecht, Ridderkerk, Krimpen aan den IJssel en Rozenburg. 27. Het Rotterdamse morfologisch stedelijk gebied is gedefinieerd als Rotterdam, Schiedam, Spijkenisse, Vlaardingen, Capelle aan den IJssel, Barendrecht, Ridderkerk, Krimpen aan den IJssel en Rozenburg. 8. Uitkomsten van deze kolom zijn gebaseerd op een residuen-analyse van een zero-inflated Poisson regressiemodel waarbij gekeken is naar het verband tussen de omvang van steden (in termen van aantal inwoners) en de scores voor de verschillende functies.
(7) bovengemiddelde aanwezigheid in Den Haag of Delft
(6) afwijking van verwachting
(5) score en rangschikking Rotterdam in Europa (max. score = 100)
(1) functie
(4) aanwezigheid functie in Rotterdam
In het NAPOLEON onderzoeksproject (Kennis voor Krachtige Steden) wordt deze dynamiek van ‘borrowed size’ en ‘agglomeration shadows’ onderzocht. Er is een database van alle 1767 Europese steden ontwikkeld. Steden zijn hierin gedefinieerd op basis van aaneengesloten bebouwd gebied, en niet op administratieve grenzen. Rotterdam neemt met ruim 1 miljoen inwoners de 38ste positie in in termen van omvang.712
Functies en stedelijke omvang (3) typische omvang van Europese steden met deze functie (25ste75ste kwartiel; mln. inwoners)
Stedelijke massa is van cruciaal belang voor het ontstaan van agglomeratievoordelen. Steden bieden het draagvlak voor de aanwezigheid van allerlei gespecialiseerde functies die de aantrekkelijkheid sterk bepalen. Er bestaat een sterke relatie tussen de omvang van een stad en de daar aanwezige metropolitane functies. Toch is in Nederland, evenals in andere dichtbevolkte delen van Europa, de relatie tussen omvang van steden en hun metropolitane functies minder sterk aan het worden. Dit komt doordat eens betrekkelijk onafhankelijke steden steeds meer verweven zijn geraakt met steden in hun nabijheid. Steden ‘lenen’ massa van nabijgelegen steden (Alonso, 1973).6
Tabel 1.1
(2) percentage steden met deze functie
Stedelijke Omvang en Metropolitane Functies in Europa
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 1 Economie van Rotterdam – pagina 23
politieke instituties nationale overheid
1,5%
0,6 – 2,7
nee
0,0 (---)
-
ja
internationale organisaties
3,0%
0,4 – 1,6
ja
1,8 (42)
- 61,9%
ja
bedrijvigheid 6,2%
0,1 – 1,0
ja
4,8 (25)
+ 53,4%
ja
kennisintensieve dienstverlening
top-500 multinationale ondernemingen
19,8%
0,1 – 0,4
ja
23,1 (39)
- 15,8%
ja
financiële dienstverlening
16,7%
0,1 – 0,4
ja
- 93,0%
ja
0,2 (112)
onderwijs en wetenschap top-500 universiteit
8,8%
0,1 – 0,8
ja
9,4 (73)
- 28,4%
ja
internationale samenwerkingsverbanden onderzoek
2,4%
0,3 – 1,6
ja
8,3 (17)
+ 73,5%
ja
internationale congressen
8,3%
0,2 – 1,0
ja
5,7 (50)
- 39,2%
ja
- 88,3%
nee
transport luchthaven
11,0%
0,1 – 0,6
ja
internationale spoorwegverbindingen
22,8%
0,1 – 0,3
ja
zeehaven
2,7%
0,1 – 1,0
ja
internet exchange point
3,1%
0,4 – 2,0
ja
0,6 (118) 16,3 (27) 100,0 (1) 2,9 (38)
+ 27,6%
ja
> + 100%
nee
- 43,5%
nee
nee
cultuur en sport culturele instellingen
37,2%
0,1 – 0,3
ja
5,3 (91)
- 48,6%
concerten en tentoonstellingen
27,1%
0,1 – 0,3
ja
4,4 (93)
- 50,4%
ja
stadions en sportevenementen
30,2%
0,1 – 0,3
ja
15,8 (24)
+ 57,0%
nee
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 2 Arbeidsmarkt – pagina 25
Hoofdstuk 2
• De werkgelegenheid over 2011 is gedaald, de werkloosheid gestegen. • In 2013 wordt krapte verwacht bij enkele (para)medische beroepen, informaticaberoepen en onder technisch personeel. • Ruim 160.000 technisch opgeleiden (landelijk) willen onder voorwaarden weer in een technisch beroep werken. • Aandeel beroepen op elementair en midden niveau daalt in Rotterdam, aandeel op HBO en WO niveau stijgt. • Aantal zzp’ers in Rotterdam is sinds 2005 met 35% gestegen. • Ruim één miljoen internationale baanzoekers noemen Rotterdam als favoriete stad om in te werken. Werkgelegenheid en vacatures Over 2011 daalde de werkgelegenheid in Rotterdam (- 3.352 banen) en in Rijnmond (- 5.042 banen) met ongeveer 1%. Het beeld was per sector verschillend. De sector zorg en welzijn is de laatste jaren de meest stabiele groeisector. Sinds 2000 kent deze sector een groei van 39,6%. De groothandel – de sector met het grootste krimppercentage (28,7% in deze periode) – bleef in 2011 nagenoeg stabiel. De sterkste daler over 2011 was de zakelijke dienstverlening met 1.889 banen. Voor de metropoolregio Rotterdam – Den Haag daalde het aantal banen met 13.298 tot 1.035.037 banen per 1 januari 2012. De teruggang van het aantal banen in Haaglanden (- 8.361) was groter dan in Rijnmond (- 4.937).
Arbeidsmarkt
Tabel 2.1
Werkgelegenheid Rotterdam, overig stadsregio 2000, 2011, 2012* Bron: Bedrijvenregister Zuid-Holland. Rotterdam
overig stadsregio
2000
2011
2012**
groei 2000 – 2012**
2000
2011
2012**
industrie, energie, water, milieu en landbouw
33.604
31.014
30.461
- 9,4%
26.006
23.161
23.027
- 11,5%
bouw
16.663
15.328
14.860
- 10,8%
17.980
16.029
14.776
- 17,8%
groothandel en handelsbemiddeling (niet in auto’s e.d.)
16.671
11.920
11.891
- 28,7%
19.362
19.784
19.229
- 0,7%
detailhandel en handel in auto’s e.d.
29.729
30.344
29.627
- 0,3%
25.116
28.108
28.195
12,3%
transport en post
36.701
33.207
33.589
- 8,5%
13.350
15.087
14.755
10,5%
horeca
10.280
11.412
11.010
7,1%
5.641
6.384
6.573
16,5%
informatiesector
groei 2000 – 2012**
9.877
8.586
8.729
- 11,6%
4.525
4.641
4.393
- 2,9%
financiële instellingen
19.223
14.534
14.867
- 22,7%
4.044
3.964
3.807
- 5,9%
zakelijke dienstverlening
57.454
54.556
52.667
- 8,3%
28.935
37.406
37954
31,2%
openbaar bestuur, overheidsdiensten, sociale verzekeringen
15.995
17.309
16.813
5,1%
6.489
7.640
7.758
19,6%
onderwijs
22.417
27.434
27.585
23,1%
9.273
11.946
12.088
30,4%
zorg
42.635
58.320
59.507
39,6%
19.964
33.827
33.796
69,3%
9.622
11.232
10.238
6,4%
4.749
6.707
6.648
40,0%
320.871
325.196
321.844
0,3%
185.434
214.684
212.999
14,9%
overige dienstverlening ToTaal
* Alle werkzame personen ongeacht het aantal werkzame uren per week. ** Voorlopige cijfers.
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 2 Arbeidsmarkt – pagina 26
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 2 Arbeidsmarkt – pagina 27
Kijken we naar de ontwikkeling van de werkgelegenheid tussen 2000 en 2012 dan zien we in Rotterdam een verschuiving in de werkgelegenheid van industrie, bouw, groothandel, transport naar de meer aan de overheid gerelateerde sectoren onderwijs, zorg en welzijn en openbaar bestuur. Opvallend is de daling in de dienstensectoren financiële diensten (concentratie naar het midden van het land) en zakelijke diensten (inclusief uitzendbranche).
Naast de ontwikkeling van de werkgelegenheid is er ook sprake van een vervangingsvraag. De verwachting is dat in de komende tien jaar ongeveer 72.000 mensen in de regio Rijnmond met pensioen zullen gaan. FIGUUR 2.2
Vergrijzing Rijnmond
Vacatures Tussen het vierde kwartaal 2011 en het derde kwartaal 2012 waren en in Rijnmond 39.000 unieke vacatures. Dit waren er ongeveer 9.000 minder dan in dezelfde periode een jaar daarvoor. Voor de verdeling over de sectoren zie de onderstaande tabel.
Bron: UWV, 2012.
aantal werkzame 55 – 65 jarigen zorg en welzijn
FIGUUR 2.1 zakelijke dienstverlening
Vacatures Rijnmond per sector tussen Q4 2011 en Q3 2012
industrie
Bron: Job Feed, bewerking Intelligence Group.
overheid handel en reparatie gezondheids- en welzijnszorg onderwijs handel vervoer en telecom industrie en techniek bouwnijverheid zakelijke dienstverlening horeca en catering bouwnijverheid financiële instellingen ict landbouw, visserij, bosbouw logistiek 0
3.000
6.000
9.000
12.000
15.000
onderwijs
Dit betekent niet dat er 72.000 extra vacatures zullen ontstaan. Allereerst zal door de verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd en de tendens later met pensioen te gaan, het daadwerkelijke aantal lager zijn. Ook de economische ontwikkeling, veranderingen in de arbeidsstructuur, technologische en organisatorische ontwikkelingen zullen invloed hebben op het al dan niet omzetten van een opengevallen plaats naar een vacature.
financiële instellingen media en communicatie horeca nutsvoorzieningen 0
1.000
2.000
3.000
4.000
5.000
6.000
Vooruitzichten In de laatste arbeidsmarktprognose van het UWV 1 wordt landelijk een verdere daling van de werkgelegenheid voorspeld in 2013 met - 1,1%. Dit is een verslechtering ten opzichte van de eerdere cijfers medio 2012. Voor de regio Rijnmond zijn nog geen nieuwe cijfers bekend. Na eerdere crises is bekend dat de werkgelegenheid in Rotterdam minder snel herstelt. Dit heeft alles te maken met de veerkracht van de arbeidsmarkt en de samenstelling van de groep werklozen (relatief veel laaggeschoolden, ouderen en langdurig werklozen). Vanaf 2014 wordt wel een herstel verwacht. Dit heeft ook gevolgen voor de ontwikkeling op de vacaturemarkt. Landelijk verwacht het UWV dat het aantal vacatures in 2013 zal dalen met - 3%.
1. Landelijke Arbeidsmarktprognose 2013, update januari 2013, UWV.
Op dit moment is de arbeidsmarkt voor medische en para-medische beroepen en de informatica beroepen in de regio Rijnmond krap.2 Landelijk wordt dit beeld aangevuld met een behoefte aan technici. Dit wordt ook voor Rijnmond herkend door de aanwezigen op de expertbijeenkomst. Hiervoor lijkt potentieel aanwezig. Ruim 160.000 technisch opgeleiden (landelijk), die niet meer werkzaam zijn in een technisch beroep, zouden onder voorwaarden wel weer in de techniek willen werken.3 Duurzame ontwikkeling van de economie wordt voor de toekomst gezien als een belangrijke bron van werkgelegenheid. Figuur 2.3 toont een selectie van bedrijfstakken waarvan de ontwikkeling, mede bepaald wordt door ontwikkelingen op het vlak van duurzaamheid. In lijn met de algemene economische ontwikkeling vertonen de meeste van deze sectoren een licht dalende trend. De groei van de duurzaamheidseconomie in deze sectoren komt vooralsnog niet tot uiting in een (grote) groei van de werkgelegenheid en het aantal bedrijven. De sectoren kennis, energie en mobiliteit laten een relatief gunstig beeld zien. 2. Bron: UWV. 3. Arbeidsmarktgedragsonderzoek Intelligence Group juni 2012.
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 2 Arbeidsmarkt – pagina 28
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 2 Arbeidsmarkt – pagina 29
Een ander belangrijk gegeven dat een rol speelt in de herstelkracht van de economie en arbeidsmarkt is het opleidingsniveau van de beroepsbevolking en vooral het aandeel hoger opgeleiden. Het aandeel hoog opgeleiden steeg van 26% in 2002 naar 36% in 2011. Ook de samenstelling van het werklozenbestand speelt hierbij een rol
FIGUUR 2.3
Werkgelegenheid in de duurzaamheidseconomie Bron: Bedrijvenregister Zuid-Holland.
x 1.000 100 80 60 40 20
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Werkloosheid In deze paragraaf bekijken we de werkloosheid aan de hand van twee indicatoren: de ontwikkeling van het aantal niet werkende werkzoekenden (NWW)4 en het aantal mensen met een werkloosheidsuitkering (WW). Ontwikkeling NWW Het aantal niet werkende werkzoekenden in Rijnmond bedraagt eind 2012 ruim 79.750 personen, waarvan 51.524 in Rotterdam. In Rotterdam is het aantal NWW in één jaar tijd met 25% gestegen. Deze verhoging is niet alleen het gevolg van het verslechterde economische klimaat maar ook het gevolg van een strengere gemeentelijke controle op de inschrijving bij het UWV van mensen met een bijstandsuitkering.
Rotterdam
FIGUUR 2.5
Stadsregio Rotterdam
ontwikkeling NWW
FIGUUR 2.4
Bron: UWV, 2013.
Banen per 1.000 inwoners 2011 NWW naar duur niet-werkend
Bron: UWV, 2012, bewerking Ecorys.
NWW naar opleidingsniveau
NWW naar leeftijd
0 – 3 maanden, 21%
basisonderwijs, 34%
15 – 20 jaar, 1%
3 – 12 maanden, 32%
VMBo, 18%
20 – 23 jaar, 3%
> 12 maanden, 47%
Havo/VWo, 4%
23 – 27 jaar, 8%
MBo, 32%
27 – 40 jaar, 31%
HBo/Wo, 12%
40 – 50 jaar, 26%
Groot Amsterdam Midden-Utrecht Haaglanden Rijnmond Rotterdam 0
200
400
600
800
1.000
Weerbaarheid van de arbeidsmarkt Een andere manier om naar de arbeidsmarkt te kijken is de werkgelegenheidsfunctie van een regio. Dit is de verhouding tussen de werkgelegenheid omgerekend in fte’s en de beroepsbevolking in een bepaalde regio. Dit is van belang om een beeld te krijgen van de mogelijkheden voor bewoners in de regio (maar ook daarbuiten) om een baan te vinden en carrière te maken in de regio. De Randstad heeft in de loop der jaren een steeds belangrijkere werkgelegenheidsfunctie gekregen in Nederland. Er is echter een groot verschil in de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad. Rijnmond had in 2011 maar nipt meer banen per 1.000 inwoners dan het landelijke gemiddelde: 724 banen t.o.v. 719 banen per 1.000 inwoners. Haaglanden deed het iets beter. Groot Amsterdam (983) en Midden Utrecht telden fiks meer banen per 1.000 inwoners. Ook de mate waarin sectoren in de regio zijn ingebed in de regio is bepalend voor de weerbaarheid van een sector. De mobiliteit tussen bedrijven en (deel)sectoren op de arbeidsmarkt in de regio laat zien in welke (deel)sectoren ongeveer dezelfde kwalificaties gevraagd worden. Vandaar dat er gesproken wordt over skillgerelateerdheid (zie kader De arbeidsmarkt van Rotterdam en regio, pagina 40).
50 – 65 jaar, 31%
Kenmerkend voor de Rotterdamse arbeidsmarkt is het relatief grote aandeel laagopgeleide en oudere werkzoekenden, respectievelijk 52% en 31%. Tweederde van de groep 50-plussers is langer dan één jaar werkzoekend en ook het aandeel laagopgeleiden (54%) is binnen deze groep iets hoger dan over de hele populatie. Voor 2013 verwacht het UWV een stijging met 17% van het aantal NWWers in de regio Rijnmond. Landelijk is dit 14%.
4. Niet Werkend Werkzoekend zijn zij die bij het UWV als werkzoekend staan ingeschreven.
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 2 Arbeidsmarkt – pagina 30
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 2 Arbeidsmarkt – pagina 31
Ontwikkeling WW Het aantal mensen met een WW-uitkering is in de regio Rijnmond over 2012 gestegen met 22,4% tot 28.533 uitkeringen; in Rotterdam met 22,6% tot 15.045 uitkeringen. Dit ligt onder het landelijke gemiddelde van 26%.
Flexibilisering arbeidsmarkt Arbeidsrelaties tussen opdrachtgever en opdrachtnemer, werkgever en werknemer veranderen en krijgen een steeds tijdelijker karakter. De verwachting is dat in de komende jaren de flexibilisering van de arbeidsmarkt verder zal doorzetten. (Zie pagina 32 en 97.) Een belangrijke vorm van flexibel werken is de groep Zelfstandigen Zonder Personeel (zzp).
Meer dan de helft van de uitkeringen (55%) in Rijnmond werd verstrekt aan personen in de leeftijdsgroep 27 – 50 jaar. 8% is jonger dan 27 jaar. Dit heeft alles te maken met het beperkte recht dat jongeren op een uitkering hebben. De groep van 50 – 65 jaar bedroeg 37%.
Landelijk laat het aantal zzp’ers in de beroepsbevolking in 10 jaar tijd een stijging zien van 250.000 tot 1,1 miljoen (CBS, 2012.) Dit aantal zal tot 2020 nog met 15% groeien. Het aantal zzp’ers (bedrijven met één werkzaam persoon) in Rotterdam is van bijna 8.000 in 2005 gestegen naar 10.750 in 2012
42% is afkomstig uit een baan in de financiële en zakelijk dienstverlening. Binnen deze laatste sector vallen ook de mensen met een uitzendcontract. Hun aandeel bedroeg 18% van het totaal aantal WW-rechten.
Het aantal flexibele arbeidsrelaties is landelijk in tien jaar tijd bijna verdrievoudigd tot ongeveer 1,2 miljoen. (CBS, 2012) Helaas zijn hierover geen cijfers voor de stad of regio bekend.
Trends voor de toekomst Er zijn allerlei ontwikkelingen gaande op de arbeidsmarkt. De toenemende vergrijzing van de beroepsbevolking is hierboven al behandeld. In deze paragraaf bespreken we drie andere trends.
Internationalisering van de arbeidsmarkt De arbeidsmarkt internationaliseert. Midden- en Oost Europeanen en met de stijgende werkloosheid in hun thuislanden ook Zuid Europeanen, komen naar Nederland om te werken. Daarnaast wordt de markt voor kenniswerkers steeds internationaler In 2012 zijn 500 verblijfsvergunningen voor kennismigramten via de Rotterdam Expatdesk aangevraagd. In 2011 waren dit er 414. Eén miljoen internationale baanzoekers wijzen Rotterdam als favoriete werkstad aan. (Zie pagina 38.)
Polarisatie Het opleidingsniveau van de (beroeps) bevolking, maar ook de opleidingseisen van banen in Nederland stijgen. De (stedelijke) arbeidsmarkt polariseert. In zijn algemeenheid geldt dat de absolute vraag naar middelbaar geschoolden de afgelopen jaren gedaald is. Hoewel de absolute vraag naar laaggeschoolde arbeid niet daalt, staat de positie van laaggeschoolden wel onder druk vanwege neerwaartse verdringing op de arbeidsmarkt door middelbaar geschoolden.5 De consequentie is dat doelgroepen aan de onderkant van de arbeidsmarkt moeten concurreren met andere doelgroepen zoals middelbaar geschoolden, studenten, tijdelijke arbeidskrachten, etcetera. (Zie ook kader Baanlocaties
Voor meer cijfers en figuren zie ook www.rotterdam.nl/evr2013.
van laagopgeleiden, pagina 37.)
Tabel 2.2
Banen naar beroepsniveau 2002 – 2011 Bron: CBS, bewerking COS. Rotterdam beroepsniveau
amsterdam
Utrecht
Den Haag
Nederland
2002
2011
2002
2011
2002
2011
2002
2011
2002
elementair
12
9
6
7
7
6
7
7
7
2011 7
laag
24
24
19
15
18
14
22
22
25
23
midden
35
33
33
29
30
24
36
33
39
37
HBO
20
22
28
32
28
34
23
24
21
23
WO
9
12
14
17
18
23
12
14
8
10
In Rotterdam daalt het aandeel banen op elementair beroepsniveau en blijft het aantal banen op laag beroepsniveau constant. Landelijk en in Amsterdam en Utrecht zien we dat het elementaire niveau redelijk stabiel blijft, maar juist het lage niveau daalt. Voor de overige niveaus is het beeld wel gelijk. Amsterdam en Utrecht laten wel een sterkere daling op het middenniveau en een sterkere stijging op het hogere beroepsniveau zien. Het gevolg, de neerwaartse druk vanuit hogere niveaus naar beneden is ook in Rotterdam zichtbaar.
5. Gesten, M. en Wolbers, M.H.J. (2011). Kansen van laagopgeleide mannen: structurele en cyclische verdringing in Nederland, in: Van Galen, R., Sanders, J. Smits, W. en Ybema J.F. red., (2011), Dynamiek op de Nederlandse arbeidsmarkt: De focus op kwetsbare groepen. Den Haag: CBS; Josten, E. (2010). Minder werk voor laagopgeleiden? Ontwikkelingen in baanbezit en baankwaliteit 1992 – 2008. Den Haag, SCP; Edzes, A.J.E. Broersma, L.en Dijk, J. van (2010). Economische transities van laag opgeleiden: een literatuurstudie. Den Haag, NICIS Institute.
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 2 Arbeidsmarkt – pagina 32
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 2 Arbeidsmarkt – pagina 33
Randstad – Het uitzendbureau en de onzichtbare economie
Nieuwe zekerheid Dat is de reden dat er op veel plekken hard gewerkt wordt aan het bedenken van mogelijke nieuwe zekerheid. Mensen zullen in de toekomst veel meer dan in nu in hun eigen welvaart en welzijn moeten kunnen voorzien. De afhankelijkheid van de overheid, van bedrijven en organisaties die voor ons zorgen verdwijnt. De verzorgingsstaat heeft onderhoud nodig. Daarbij hoort meer oog voor de rechten en de mogelijkheden van het individu in de maatschappij.
Uitzendbureaus en uitzendkrachten vormen een belangrijke component in de groei van de onzichtbare economie. Zij faciliteren de groei van bedrijven, zorgen voor een flexibele arbeidsmarkt die het mogelijk maakt op elk gewenst moment over de juiste mensen met de juiste kennis te kunnen beschikken. Tegelijkertijd ondervindt het uitzendbureau zelf ook de consequenties van de virtualisering van de dienstverlening. En voor de individuele flexibele werknemer valt er nog wel iets te verbeteren. Het uitzendbureau en de onzichtbare economie De uitzendbranche is één van de grootste werkgevers in het Rijnmond gebied. Jarenlang heeft de branche op redelijk traditionele manier gewerkt met zichtbare vestigingen van waaruit de bedrijven en flexwerkers worden bediend.
Figuur 2.6
Trend flexibele arbeidsrelatie Bron: CBS, beweking Randstad.
stijging flexibele arbeidsrelaties in %
7%
De ontwikkelingen op het gebied van digitalisering zijn inmiddels duidelijk te zien bij de uitzendbureaus. Waar het traditioneel de hoofdfunctie van de vestigingen was om flexwerkers te ontvangen, in te schrijven en te bemiddelen naar een baan, is dit nu voor een grootdeel verschoven naar internet. Alle grote bureaus hebben een eigen site waar de vacatures op te vinden zijn en waar de sollicitanten ook steeds vaker gebruik van maken. Hiermee is het ook voor al werkende werkzoekenden makkelijker geworden om te solliciteren op een andere baan. De drempel om via internet te solliciteren is ook lager dan het daadwerkelijk binnen lopen op een vestiging. Deze nieuwe manier van solliciteren heeft een stroom aan sollicitanten opgeleverd die voorheen minder snel de weg naar de vestiging wist te vinden. De sollicitant die spontaan binnen komt lopen neemt af en de sollicitant die buiten kantooruren solliciteert, neemt steeds verder toe. Hoewel het aantal uitzendbureaus geen daling laat zien, heeft dit uiteraard wel gevolgen hebben voor het aantal traditionele vestigingen. Er zijn nu al bureaus die vestigingen clusteren of helemaal digitaal gaan werken en niet meer via een vestigingsnetwerk. Of dit is ingegeven door de veranderende vraag uit de markt, of door de huidige economische situatie is uiteraard de vraag maar het zegt wel iets over de huidige ontwikkelingen in de branche Blik op de toekomst van flexibiliteit Flexibiliteit en lenigheid zijn voor bedrijven noodzakelijk om te kunnen inspelen op de steeds veranderende marktomstandigheden en zijn de waarborg dat organisaties hun continuïteit en winstgevendheid zo maximaal mogelijk kunnen sturen. De mate waarin bedrijven zich kunnen aanpassen kent natuurlijk meer factoren dan alleen de factor arbeid, maar de inzet van arbeid bepaalt in steeds belangrijke mate het lange termijn succes van een bedrijf. Lang werd gedacht dat dit prima te realiseren was met een flexibele schil. Inmiddels is duidelijk dat flexibiliteit intrinsiek moet worden georganiseerd bij alle werknemers. Flexibiliteit én zekerheid Flexibiliteit betekent te vaak dat zekerheid voor het individu ontbreekt, terwijl dit juist het uitgangspunt moet zijn. Wanneer een werknemer flexibel kan inspelen op zijn omgeving dan is dat, net als voor een organisatie, een veiliger uitgangspunt dan krampachtig vast te houden aan verworven rechten of een vast arbeidscontract. Toch werkt dat op dit moment niet zo. Mensen werken nog steeds graag in een vast contract en tot het pensioen bij dezelfde werkgever. Dit komt ook doordat alle zekerheid is opgehangen aan een contract voor onbepaalde tijd. Niet alleen onze werkrelatie, maar ook de koop van een huis, de ziektekostenverzekering, het pensioen, soms de auto, de kinderopvang, status, de vergoeding bij vertrek, – daarmee wordt de arbeidsmarkt en misschien wel de hele economie vastgezet.
6% 5% 4% 3% 2% 1% 2010
0%
2011
werknemers tijdelijk, uitzicht op vast werknemers overig tijdelijk oproep- of invalkrachten werknemers tijdelijk > = 1 jaar uitzendkrachten overig flexibel
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 2 Arbeidsmarkt – pagina 34
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 2 Arbeidsmarkt – pagina 35
Albeda College – De verborgen economie van Rotterdam
FIGUUR 2.8
Overzicht aantal stageovereenkomsten Stadsregio
MBO stagiaires leveren bijdrage aan de economie van Rotterdam De beide Rotterdamse ROC’s, Albeda College en Zadkine, leveren een forse bijdrage aan de economie van Rotterdam. Deze is niet altijd voor ieder zichtbaar. Naast alle geregistreerde arbeidsovereenkomsten, zetten jaarlijks meer dan 20.000 MBO studenten van het voltijds onderwijs zich met hun stage werkzaamheden in voor het Rotterdamse bedrijfsleven.
Bron: Albeda College.
Het stage aanbod van het Albeda College Het Albeda College, met ca. 22.000 studenten sterk verankerd in de stad en regio, beschouwt de beroepspraktijkvorming (bpv/stage) als de spil van het beroepsonderwijs. Dat vraagt een voortdurende wisselwerking tussen werken en leren, tussen bedrijf en school. Opleidingen investeren dan ook permanent in het opbouwen van duurzame relaties met bedrijven en instellingen gebaseerd op wederzijdse belangen. Dat uit zich in een intensieve begeleiding van de student op de werkvloer en afstemming tussen opleiding en bedrijf over onderwijsaanbod, inhoud en examinering.
Bar gemeenten, 22% Lansingerland, 4% Voorne Putten, 17%
Figuur 2.7
IJsselgemeenten, 15%
Afgesloten stage-overeenkomsten in schooljaar 2011 – 2012 in Rotterdam, onderverdeeld in deelgemeenten
Waterweg Noord, 42%
Bron: Albeda College.
1.800 1.500 1.200 900 600
Haven
Rozenburg
Pernis
Hoogvliet
Charlois
IJsselmonde
Feijenoord
Hoek van Holland
Prins Alexander
Hillegersberg-Schiebroek
Overschie
Noord
Kralingen-Crooswijk
Delfshaven
Centrum
300
Het afgelopen cursusjaar jaar tekende het Albeda College iets meer dan 22.500 stageovereenkomsten bij ruim 5.000 verschillende bedrijven en instellingen. In de gemeente Rotterdam zijn in het schooljaar 2011 – 2012 11.515 stage-overeenkomsten afgesloten. Met de bedrijven in de regiogemeenten zijn 5.843 overeenkomsten afgesloten, verdeeld over de stadsregio Waterweg Noord (42%), BAR gemeenten (22%), Voorne Putten (17%), IJsselgemeenten (15%) en Lansingerland (4%). Buiten de hiervoor genoemde stadsregio’s zijn in het overige deel van Nederland 5.059 stage-overeenkomsten afgesloten, waarvan het merendeel in de provincies Zuid-Holland en Zeeland. Buiten Nederland zijn met bedrijven in ongeveer 25 landen 148 stageovereenkomsten afgesloten, waarvan 110 (75%) in Europa.
0
Waar komt de Rotterdamse burger de Albeda student op stage tegen? Om de onzichtbare economie binnen de stad Rotterdam zichtbaarder te maken als het gaat om het aanbod van stageplaatsen in het schooljaar 2011 – 2012 is er een analyse gemaakt van het aanbod binnen de deelgemeenten van Rotterdam. Een groot aantal stageplaatsen concentreert zich op de noordoever in de deelgemeenten Centrum en Delfshaven. In Rotterdam-Zuid vinden we het grootste aantal stageplaatsen in de deelgemeenten waar het Nationaal Programma Rotterdam Zuid (NPRZ) zich op richt te weten de deelgemeenten Feijenoord, IJsselmonde en Charlois. In totaal is ruim tweederde (68%) van het totale Rotterdamse stage aanbod te vinden in deze vijf deelgemeenten. Ter illustratie binnen welke branches de Rotterdams burgers de studenten kunnen aantreffen, de volgende twee figuren voor de Centrum en Delfshaven met 2.953 overeenkomsten en op Zuid de deelgemeenten Feijenoord, IJsselmonde en Charlois, met 4.840 overeenkomsten.
stage-overeenkomsten
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 2 Arbeidsmarkt – pagina 36
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 2 Arbeidsmarkt – pagina 37
Baanallocatie van laagopgeleiden6
FIGUUR 2.9
Overzicht stageovereenkomsten deelgemeenten Centrum en Delfshaven, naar sector
In Rotterdam is het aandeel laagopgeleiden fors afgenomen. Van de potentiële beroepsbevolking is volgens opgave van het CBS in 2011 een kleine 37% laagopgeleid tegenover 49% in 1996. De gemeente volgt daarmee de landelijke trend. De afname is een gevolg van jarenlange investeringen in het onderwijs, de introductie van de startkwalificatie en het voorkomen van voortijdig schooluitval. Tegenover de daling van het aandeel laagopgeleiden staat een forse stijging van het aandeel hoogopgeleiden.
Bron: Albeda College.
Aan de vraagkant polariseert de arbeidsmarkt. Aan het ene uiterste is er een lichte stijging van het aandeel elementaire beroepen met 0,6% in de periode 1996 – 2011. Aan het andere uiterste is er een stijging van het aandeel van hoge en wetenschappelijke beroepen, van 29% in 1996 tot ruim 33% in 2011. De verschuiving in de beroepenstructuur gaat ten koste van de lagere en middelbare beroepen waarvan het gezamenlijke aandeel daalt van 62% in 1996 naar 57% in 2011. Door ontwikkelingen aan de vraag- en aanbodzijde van de arbeidsmarkt is er veelvuldig sprake van mismatch op de arbeidsmarkt. Werknemers vervullen niet altijd taken op het voor hen geldende kwalificatieniveau en zijn dus dikwijls over- of juist ondergekwalificeerd voor de baan in kwestie. De onderstaande tabel laat zien dat in Rotterdam zeven op de tien laag opgeleiden goed gematcht is, vergelijkbaar met het landelijke gemiddelde. Daarentegen lijkt overkwalificatie iets meer en onderkwalificatie iets minder voor te komen.
techniek, 3% aka, 5% zakelijk, 49% lifestyle, 9% zorg en welzijn, 34%
FIGUUR 2.10
Overzicht stageovereenkomsten deelgemeenten Feijenoord en Charlois, naar sector
Tabel 2.3
Baanallocatie van laagopgeleiden, periode 1995 – 2006 Bron: Edzes et al., 2012.
Bron: Albeda College.
techniek, 8%
postcodegebied
overgekwalificeerd
gematcht
ondergekwalificeerd
30
Rotterdam
21,9%
(n = 1.626)
68,7%
(n = 5.088)
9,4%
(n = 695)
31
Rotterdam
14,1%
(n = 546)
76,3%
(n = 2.955)
9,6%
(n = 372)
56
Eindhoven
17,9%
(n = 624)
71,1%
(n = 2482)
11,0%
(n = 384)
57
Helmond
23,1%
(n = 550)
63,1%
(n = 1.502)
13,9%
(n = 330)
64
Heerlen
44,9%
(n = 1.165)
49,9%
(n = 1.294)
5,2%
(n = 135)
77
Emmen
24,9%
(n = 422)
65,6%
(n = 1.112)
9,4%
(n = 160)
78
Emmen
22,0%
(n = 239)
67,0%
(n = 728)
11,0%
(n = 119)
ToTaal
Nederland
20,2%
(n = 38.092)
66,6%
(n = 125.285)
13,2%
(n = 24.743)
Er bestaan verschillende manieren om baanallocatie te meten. In deze tabel is voor de statistische maat gekozen, d.w.z. dat een match wordt gedefinieerd als het gemiddelde beroepsniveau per opleidingsniveau. Wat daarvan afwijkt kan worden opgevat als onder- dan wel overkwalificatie. Voor een toelichting, zie: Edzes et al., 2012.
aka, 4%
Overkwalificatie is het vermoedelijke gevolg van verdringing door hoger opgeleiden op de arbeidsmarkt. Onderkwalificatie komt vooral voor in kleinere bedrijven met veel hogere en wetenschappelijke banen. De uitkomsten bevestigen de notie dat de gevolgde opleiding niet gelijk is aan de kansen die een persoon heeft op het bereiken van goede economische posities op de arbeidsmarkt. De resultaten bevestigen ook dat het bedrijf in veel sterkere mate dan de regio het terrein is waar leermogelijkheden voor laagopgeleiden bepaald worden.
zakelijk, 30% lifestyle, 10% zorg en welzijn, 48%
Dr. A.J.E. (Arjen) Edzes Research associate Rijksuniversiteit Groningen
6. Edzes, A.J.E., L. Broersma, M. Hamersma en J. van Dijk (2012). Economische stijging laagopgeleiden: eindrapportage. Den Haag: NICIS/Platform31; Venhorst, V.A., A.J.E. Edzes, L. Broersma & J. van Dijk (2011). Brain drain of brain gain? Hoger opgeleiden in grote steden in Nederland. Den Haag: NICIS Institute.
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 2 Arbeidsmarkt – pagina 38
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 2 Arbeidsmarkt – pagina 39
Ruim één miljoen internationale baanzoekers noemen Rotterdam als favoriete stad om in te werken
Manhattan on the Maas De aanwezigheid van een slechte economische situatie in het eigen land en het verlangen naar familie zijn moeilijk te beïnvloeden. Rotterdamse werkgevers en beleidsmakers kunnen er wel aan bijdragen Rotterdam te profileren als een internationale hub waar baanzoekers vanuit alle uithoeken van de wereld een (door)start van hun internationale carrière kunnen maken. Dit vraagt om een unieke en onderscheidende positionering op de internationale arbeidsmarkt (city value proposition). De start van een internationale carrière als belangrijkste motief en de affiniteit met handel en industrie kunnen hiervoor als belangrijke ingrediënten worden gebruikt. Een duidelijke positionering als stad zorgt ervoor dat internationaal hoogopgeleid talent zich aangetrokken blijft voelen tot de stad Rotterdam en deze stad de voorkeur geniet om naartoe te verhuizen voor werk. Bovendien heeft een actieve positionering op de internationale arbeidsmarkt een aanzuigende werking op de komst van internationale werkgevers naar de stad en derhalve op de internationale bedrijvigheid en ondernemersgeest binnen de regio. In de hoedanigheid van grootste zeehaven van Europa, vierde in de wereld en de aanwezigheid van twee van de vier meest favoriete Nederlandse werkgevers – Shell en Unilever – zijn de kansen groot om met behulp van een unieke en authentieke propositie Rotterdam steviger te verankeren op de wereldkaart. Met recht kan Rotterdam dan ook ‘Manhattan on the Maas’ worden genoemd.
Voor ruim één miljoen internationale baanzoekers is Rotterdam een favoriete stad om naartoe te verhuizen voor werk. Daarmee neemt Rotterdam de 96ste plek in binnen de rangordering van steden waar internationale baanzoekers graag willen werken. Londen staat 1ste en Amsterdam staat op de 23ste plek. Vooral hoogopgeleiden met ten minste een Bachelor-diploma uit Oost- en Zuid-Europa zijn bereid het eigen land te verlaten om te werken in Rotterdam. Zij hebben affiniteit met de handel en industrie of willen graag in deze branches werkzaam zijn. De start van een internationale carrière is een belangrijk motief om voor Rotterdam te kiezen. Kansen voor Rotterdam om zich als een internationale hub en toegangspoort tot Europa te profileren op de internationale arbeidsmarkt. Dit blijkt uit analyses op basis van de Global Talent Mobility Survey, een groot onderzoek onder 162.495 personen naar mobiliteitsvormen en arbeidsmotieven op de wereldwijde arbeidsmarkt. Start van een internationale carrière Een internationale carrière beginnen is onder deze baanzoekers met een voorkeur voor Rotterdam, bijna tweemaal zo belangrijk dan voor het gemiddelde wereldwijd (global average). Andere motieven om naar Rotterdam te komen, zijn een slechte economische situatie in het eigen land en de zoektocht naar betere leef- en werkomstandigheden. De aanwezigheid van familie (in de regio) speelt een bescheiden rol, maar is belangrijker voor internationale baanzoekers die in Rotterdam willen werken dan voor het gemiddelde wereldwijd (zie figuur 2.11). Figuur 2.11
Belangrijkste motieven voor internationale baanzoekers om in Rotterdam te werken, afgezet tegen het gemiddelde wereldwijd Bron: Global Talent Mobility Survey bewerking Intelligence group.
better career opportunities better climate partner already works abroad (relationship)
70%
to have a better standard of living
60% 50%
starting an international career
40% 30% already have family abroad
20%
opportunity to broaden experience
10% 0% making change in the world
start up a new life
learn a new language acquiring work experience
get to know different cultures
challenging oneself
meet new people/build a new network bad economic situation in own country
potential average Rotterdam
global average
Strategische samenwerking Als gebieden met veel (internationale) bedrijvigheid kunnen Antwerpen en Amsterdam het internationale karakter van Rotterdam als stad met een belangrijke zeehaven versterken en de aantrekkelijkheid van Rotterdam – dat centraal gelegen is tussen deze beide steden – vergroten. Daarmee zorgt Rotterdam dat het niet alleen een internationaal concurrerende regio en een zeehavengebied van wereldformaat is, maar ook blijft in de (nabije) toekomst. Niet alleen voor internationale baanzoekers, maar ook voor multinationals. Het belang van expatregelingen Internationale baanzoekers met een voorkeur voor Rotterdam vragen van werkgevers informatie over de levensstandaard, de voorzieningen en de huisvestingsmogelijkheden in de regio. Meer dan het gemiddelde wereldwijd, is talent dat in Rotterdam wil werken op zoek naar contactinformatie van andere buitenlandse werknemers en wil het toegang hebben tot online communities. Dit onderstreept het belang voor werkgevers in Rotterdam om een aparte sectie op de website te reserveren voor buitenlandse werknemers en hen informatie te verschaffen over de stad Rotterdam en lokale voorzieningen. Via social media kanalen is het belangrijk expat communities te faciliteren en expats in en buiten Rotterdam met elkaar in contact te brengen zodat buitenlandse werknemers ervaringen kunnen delen en een sociaal leven op kunnen bouwen in en nabij de stad Rotterdam. Over the Global Talent Mobility Survey The Global Talent Mobility Survey, kortweg de GTMS, is een groot internationaal onderzoek naar mobiliteit en arbeidsmotieven op de wereldwijde arbeidsmarkt. In 2011 is de GTMS voor de derde keer op rij uitgevoerd door de Intelligence Group in samenwerking met The Network. Het onderzoek is in 66 verschillende landen uitgevoerd binnen Europa, Noord-Amerika, Zuid-Amerika, Azië, Australië en Afrika. Conny Roobol, MSc. International labor market analyst Intelligence Group!
[email protected]
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 2 Arbeidsmarkt – pagina 40
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 2 Arbeidsmarkt – pagina 41
De arbeidsmarkt van Rotterdam en regio Tabel 2.4 Figuur 2.12
Inbedding Rotterdam 2009 Bron: Corop Groot-Rijnmond.
SWOT analyse Rotterdam sTReNgTH bedrijfstak
oppoRTUNiTy omvang
omvang
mismatch
1. overslagactiviteiten
6.000 – 7.000
bedrijfstak 1. economisch advies
6.000 – 7.000
4.400
2. overige dienstverlening watertransport
2.500 – 3.000
2. overige goederen
5.000 – 6.000
2.600
3. zeevaart
3.500 – 4.000
3. software
7.000 – 8.000
2.200
4. aardolieverwerking
3.500 – 4.000
4. concerndiensten
5. expediteurs
9.000 – 10.000
6. binnenvaart
2.000 – 2.500
6. beton producten
7. opslag
3.000 – 3.500
7. ijzer en staal
8. elektromotoren 9. schepen 10. overige dienstverlening landbouwtransport
5. banken
800 – 900
8. hardware consultancy
1.500 – 2.000
9. elektronische componenten
700 – 800
10. groothandel - lanbouwproducten
THReaT bedrijfstak
2.100
7.000 – 8.000
1.100
200 – 300
900
0 – 100
800
200 – 300
800
0 – 100
600
800 – 900
600
weakNess omvang
mismach
1. overslagactiviteiten
4.500 – 5.000
- 2.100
1. metaalgieten
0 – 100
2. overige dienstverlening watertransport
2.000 – 2.500
- 1.300
2. cosmetica
0 – 100
3. zeevaart
bedrijfstak
omvang
10.000 – 12.500
- 1.300
3. software
0 – 100
1.500 – 2.000
- 1.300
4. concerndiensten
0 – 100
5. expediteurs
3.500 – 4.000
- 1.000
6. binnenvaart
1.500 – 2.000
- 400
600 – 700
- 100
4. aardolieverwerking
7. opslag
5. banken
200 – 300
6. beton producten
100 – 200
7. ijzer en staal 8. hardware consultancy 9. elektronische componenten 10. groothandel - landbouwproducten
0 – 100 200 – 300 400 – 500 300 – 400
dan het produceren van eindproducten op basis van deze grondstoffen. Dit lijkt ook te gelden voor de aardolieverwerking in Rotterdam. Rotterdam heeft meer dan vijf keer zoveel werknemers in de aardolieverwerking dan we gegeven de grootte van de regio zouden verwachten. De relatief perifere positie in de industriële ruimte doet echter geen grote kennis spillovers vanuit de aardolieverwerking naar andere activiteiten vermoeden. Er zijn ook bedrijfstakken die op basis van de aanwezige gerelateerde bedrijvigheid juist vrij klein zijn. Voorbeelden zijn de banken en hoofdkantoren (concerndiensten), economisch advies en software, maar ook bedrijfstakken in de traditionele industrie (ijzer en staal, betonproducten).
Figuur 2.11 (inbeddingsdiagram) en tabel 2.4 (SWOT analyse) geven een overzicht van de arbeidsmarkt in de regio Rotterdam. Ook in Rotterdam bevindt zich veel zakelijke dienstverlening, en de stad is tot op zekere hoogte vertegenwoordigd in de financiële sector (met name in het verzekeringswezen en de hypotheekbanken). De bedrijfstakken uit de financiële sector zijn daardoor goed ingebed in de regio. Overige zakelijke dienstverleningsactiviteiten zijn minder goed ingebed. Echter,het is vooral de werkgelegenheid rondom de haven die de Rotterdamse arbeidsmarkt haar specifieke karakter geeft. Onder de goed ingebedde en uitzonderlijk grote werkgevers in Rotterdam vinden we allereerst de logistieke activiteiten die te maken hebben met het transport over water. Zeevaart, binnenvaart,overslag, opslag, expediteurs en dienstverlening voor transport over water zijn grote, goed ingebedde bedrijfstakken. Daarnaast springt de scheepsbouw en aardolieverwerking in het oog. In tegenstelling tot de aardolieverwerking is een aantal andere chemische bedrijfstakken (de farmaceutische industrie, cosmetica, kunststoffen en chemische producten) daarentegen juist ondervertegenwoordigd in de regio. In het kader Skill-gerelateerdheid en de waardeketen constateerden wij reeds dat diversificatie langs de waardeketen vaak niet zo eenvoudig is als dat op het eerste gezicht zou lijken. Het verwerken van grondstoffen vergt immers andere vaardigheden
300 – 400
De meest in het oog springende bedrijfstakken in de Threats lijst zijn de architecten- en ingenieursbureaus, keuring & controle en basischemicaliën. De laatste mist door de reeds geconstateerde afwezigheid van de meer downstream chemische bedrijfstakken toegang tot personeel met vaardigheden in dergelijke chemische processen. In deze zin is de Leidse specialisatie in farmaceutische activiteiten sterk complementair aan de Rotterdamse specialisatie in de aardolieverwerking en basischemicaliën. Verder is het nog interessant dat we in Rotterdam ook relatief veel werkgelegenheid in metalen constructiewerken vinden, die, zoals reeds opgemerkt, een rol spelen in de kassenbouw.
Uit: Skill-gerelateerdheid in de arbeidsmarkt van de provincie Zuid-Holland, Deelrapport onderzoeksprogramma Weerbare Regio onder wetenschappelijke leiding van Frank van Oort, Universiteit van Utrecht. Auteurs Frank Neffke, Erasmus School of Econmomics, Rotterdam en Ljubica Nedelkoska, Friedrich-Schiller-Universitát, Jena.
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 3 Kennis en Innovatie – pagina 43
Hoofdstuk 3
Kennis en innovatie
• De meeste topsectoren zijn in Groot Rijnmond met een concentratie van bedrijven vertegenwoordigd. • De werkgelegenheid in het wetenschappelijke bedrijf is tussen 2000 – 2012 met bijna 40% gestegen. • Tussen 2007 en 2011 is het aantal studenten aan instellingen voor hoger onderwijs in Rotterdam met 3.700 gestegen. • Tot 2020 wordt een stijging met 6.000 studenten verwacht bij de instellingen voor hoger onderwijs. Agglomeratie- en clustervoordelen zorgen ervoor dat bedrijven in stedelijke economieën productiever zijn, harder groeien en een groter innovatief vermogen hebben dan bedrijven buiten de stedelijke gebieden. De kracht van een regio wordt in belangrijke mate bepaald door de economische structuur en het vestigingsklimaat, zoals de aanwezige kennisinfrastructuur, de kwaliteit van de arbeidsmarkt, de bereikbaarheid en de quality of life. Ruimtelijk economisch perspectief voor topsectoren In het rapport “De ratio van ruimtelijk economisch topsectorenbeleid” van PBL/CBS uit 2012 wordt in beeld gebracht welke regio’s in Nederland belangrijk zijn voor de topsectoren. Uit dit onderzoek blijkt dat Groot-Rijnmond een concentratie van bedrijven kent in een groot aantal topsectoren, zoals logistiek, energie, chemie, water, high tech maakindustrie en agro & food (in Westland). Deze sterke concentratie wordt ook gereflecteerd in het aantal banen in deze (groei)sectoren. Dit beeld komt ook naar voren in de ‘Zwaartepuntenkaart Topsectoren’ van het Platform Betatechniek. Tegen de achtergrond van trends als energie- en grondstoffen schaarste en klimaatverandering zijn dit sectoren die de komende decennia naar verwachting een flinke groei kunnen doormaken. Om als regio toekomstbestendig en concurrerend te blijven moeten juist deze sectoren innoveren. De huidige economische crisis moet dan ook niet worden gezien als bedreiging maar vooral als een kans. Door te focussen op duurzaamheid kan hierop worden ingespeeld. Innovatie zal steeds meer plaatsvinden door samenwerking tussen bedrijven en kennisinstellingen, vaak cross-sectoraal en in de keten. Voor Rotterdam zijn deze ontwikkelingen interessant vanwege de aanwezige concentratie van bedrijven en kennisinstellingen, maar ook omdat de regio beschikt over de ruimte voor ontwikkeling in proeftuinen, waar innovaties en fysieke realisatie kunnen samenvallen. Kansen en bedreigingen voor het Rotterdamse kennis- en innovatieklimaat In de Rotterdamse Innovatieagenda is geconstateerd dat de innovatiegraad van Rotterdamse (industrie)bedrijven achterblijft bij het landelijk gemiddelde. Rotterdam scoort redelijk tot goed als het gaat om sociale- en marktinnovaties. Ook het aanbod van hoger- en wetenschappelijk onderwijs en de omvang van ideeën genererende activiteiten is goed. Waar Rotterdam echter slechter op scoort is omzet halen uit nieuwe producten en diensten. Het aantal productinnovaties is relatief laag en het bedrijfsleven investeert relatief weinig in onderzoek.1 Trends en ontwikkelingen Bedrijfsprestaties en innovatiekracht De innovatiekracht van bedrijven geeft een indicatie van het innovatiepotentieel van Rotterdam. De toekomst laat zich moeilijk voorspellen wat betreft de innovatiekracht van Rotterdamse bedrijven, maar er is een aantal trends en ontwikkelingen die kansrijk zijn voor Rotterdam. Haven Rotterdam Een belangrijk cluster in de Rotterdamse economie is de haven. De haven bestaat voornamelijk uit bedrijven in de chemie-, olie- en logistiekbranche. Slechts wordt 1 à 2% van de omzet in de haven geïnvesteerd in R&D. Belangrijke uitdagingen voor de haven liggen in energiebesparing, duurzame 1. Rotterdamse Innovatieagenda, 7 juli 2011.
Figuur 3.1
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 3 Kennis en Innovatie – pagina 44
Figuur 3.1
Topsectoren in Nederland naar werkgelegenheid, 4 voorbeelden Bron: Platform Bèta Techniek, zwaartepuntenkaart topsectoren.
banen water
banen chemie
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 3 Kennis en Innovatie – pagina 45
Medisch Cluster De tweede belangrijke sector in de stad is de zorg en biedt 12% van de totale werkgelegenheid in Rotterdam. Het Erasmus MC is zelfs het grootste kennisinstituut in de zorg in Nederland met ruim 10.000 werknemers. Door relaties met andere kennisinstituten, het bedrijfsleven en nationale en regionale overheden is het Erasmus MC tevens belangrijk voor de economie van Rotterdam. Om de Rotterdamse regio toonaangevend te laten blijven op het gebied van medische bedrijvigheid en wetenschappelijk onderzoek is het van belang dat partners in de sector meer met elkaar gaan samenwerken om innovatie te stimuleren. Recent is de Science Tower op Europoint geopend, waarin medische R&D laboratoria zijn gevestigd die o.m. wegens ruimtegebrek niet in het Erasmus MC kunnen worden geaccommodeerd. Het Erasmus MC participeert daarnaast in de Medical Delta, een consortium dat naast het Erasmus MC bestaat uit de EUR, TUD, LU, LUMC en verschillende bedrijven die gerelateerd zijn aan de medische sector. Een recent initiatief binnen de Medical Delta is het Living Lab voor Zorginnovaties. Deze zet in op innovaties op het gebied van zorg, wonen en welzijn. Living Labs zijn test- en ontwikkelomgevingen van medische technologie in een realistische omgeving, zoals bijvoorbeeld een wijk waarin ouderen en mensen met beperkingen wonen.
banen energie
banen logistiek
Clean Tech Cluster De economische infrastructuur van de regio biedt kansen voor de clean tech markt. Het clean tech cluster wordt – tripartiet – georganiseerd in de Clean Tech Delta en sluit qua denkwijze goed aan bij het topsectorenbeleid van het Rijk. In de regio zijn veel van de relevante clean tech sectoren sterk vertegenwoordigd. Bijzonder aan de regio is de complementariteit van Delft en Rotterdam: een sterke, op innovatie gerichte kennisinfrastructuur, dankzij TU Delft, TNO en Deltares en een FIGUUR 3.2
Werkgelegenheid in het wetenschappelijk bedrijf in Rotterdam Bron: Bedrijvenregister Zuid-Holland. x 1.000 80 70 60 50 40 30
energie, de transitie richting bio-based chemie, intensiever ruimtegebruik en efficiënter en schoner transport. Dit vereist een nauwere band van de haven met de wetenschap, gericht op het vinden van duurzame oplossingen.2 Er zijn inmiddels veel initiatieven die werken aan (deel)oplossingen voor de grote systeeminnovaties waar de Havenvisie 2030 om vraagt, zoals het bio-based programma van Deltalinqs, gericht op het ontwikkelen van een bio-based industrie en het project ‘ketenoptimalisatie binnenvaart’ van het Havenbedrijf, gericht op efficiëntere logistieke ketens en betere informatie uitwisseling binnen de ketens. Ook zijn specifieke faciliteiten opgezet voor het in de praktijk testen en opschalen van innovatie, zoals RDM Innovation Dock en Plant One.
20 10 2000
2009
2010
2011
saldo 2000 – 2012
niet-universitair hoger onderwijs
* voorlopig
universitair hoger onderwijs
** alleen op natuurwetenschappelijk gebied
universitair medische centra speur- en ontwikkelingswerk**
2. OECD, 2009.
2012*
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 3 Kennis en Innovatie – pagina 46
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 3 Kennis en Innovatie – pagina 47
internationaal haven- en industrieel complex, met een sterk chemisch en maritiem cluster én een internationaal toonaangevend technologisch platform voor innovaties met biologische grondstoffen. Aan de zuidkant van de regio (Drechtsteden) bevindt zich bovendien het wereldwijd bekende cluster van bagger- en offshore industrie.
samenwerking tussen de TU Delft en EUR biedt ook kansen voor het kennis- en innovatieklimaat in Rotterdam. Beide universiteiten kunnen door een gezamenlijke regionale strategie profiteren van meer studenten en een toename van multidisciplinaire R&D investeringen. In de toekomst zijn er plannen om de samenwerking tussen de universiteiten in Rotterdam, Delft en Leiden te versterken. De drie universiteiten scoren individueel hoog in de internationale ranglijsten. Verwacht wordt dat wanneer de krachten worden gebundeld deze universiteiten kunnen doordringen tot de wereldtop.
Food cluster Het Westland biedt internationaal gerenommeerde expertise op agricultuur en ontwikkeling van nieuwe biologische grondstoffen en is daarmee een onmisbare schakel in de transitie naar een biobased economy. Rotterdam ligt in het hart van één van de belangrijkste food (agro-tuinbouw) clusters van Nederland. Het Westland, het Oostland, de Greenery’s, de Fruitport en belangrijke multinationals als Unilever en DSM zijn in (de nabijheid van) Rotterdam gevestigd. Door een betere benutting van de bestaande netwerken kunnen nieuwe kansen ook in de stad ten goed komen.
In de periode tussen 2005 en 2011 is het aantal studenten dat hoger onderwijs in Rotterdam volgt met 3.700 studenten gestegen. Verwacht wordt dat dit aantal tot 2020 nog verder zal stijgen. Zie hiervoor de bijdrage “student als economische motor van Rotterdam” op pagina 50.
Kennis- en onderwijsinstellingen HBO instellingen, de Erasmus Universiteit, het Erasmus MC en de verschillende R&D activiteiten van bedrijven zijn zowel direct als indirect van belang voor de regionale economie in Rotterdam. Het wetenschappelijk bedrijf in Rotterdam biedt begin 2012 werk aan 17.500 mensen. Hiermee is de werkgelegenheid sinds 2000 met 32% gestegen. (Zie figuur 3.2.)
Met 62.000 hoger opgeleiden in de beroepsbevolking en 60.000 studenten heeft Rotterdam een groot kennispotentieel voor de regionale arbeidsmarkt. Uit onderzoek blijkt dat Rotterdam de afgestudeerden wel in de eerste fase na het afstuderen weet vast te houden, maar juist bij vervolgstappen hoog opgeleiden ziet wegtrekken.3 Verbetering van carrièremogelijkheden en het verbeteren van het woon- en leefklimaat bieden kansen om deze populatie aan de stad te binden. Van de in Rotterdam afgestudeerden werkt in 2011 ruim de helft (56%) van de HBO-ers anderhalf jaar na afstuderen nog in Rijnmond (33% in Rotterdam). Voor WO studenten geldt dat ongeveer een kwart in de stad werkt en een derde in de regio (incl. Rotterdam).
De Erasmus Universiteit en het Erasmus Medisch Centrum (Erasmus MC) zijn vaak gericht op het nationale en internationale niveau, terwijl hogescholen een regionale focus hebben. Een beter regionaal bewustzijn kan resulteren in meer middelen voor onderzoek en studenten en stimuleert bovendien de samenwerking tussen andere regionale instituties en bedrijven. Een intensievere
Voor meer cijfers en figuren zie ook www.rotterdam.nl/evr2013. FIGUUR 3.4
FIGUUR 3.3
Aandeel studenten in het middelbaar en hoger onderwijs (naar woongemeente)
Aantal ingeschreven studenten bij onderwijsinstellingen Rotterdam Bron: DUO.
Bron: CBS.
x 1.000 80 100 70
90 80
60
70
50
60
40
50
30
40 20 30 10 20 10 Nederland
Rotterdam
Amsterdam
Den Haag
MBO 1+2
MBO 3+4
HBO
WO 2007
Utrecht
2008 wetenschappelijk onderwijs
2009
hoger beroepsonderwijs
2010
middelbaar beroepsonderwijs
3. Brain Drain, Brain Gain, RUG, NICIS, 2011; brain Drain Rotterdam, IVA 2011.
2011
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 3 Kennis en Innovatie – pagina 48
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 3 Kennis en Innovatie – pagina 49
Erasmus Universiteit Rotterdam – De universiteit in de eenentwintigste eeuw Moderne ICT in het onderwijs op de Erasmus Universiteit Rotterdam
Afstandsonderwijs Naast het online onderwijsmateriaal voor eigen studenten, zijn er wereldwijd steeds meer universiteiten die cursussen, modules en andere leermaterialen, voor iedereen toegankelijk, plaatsen op het Internet. Dit betekent dat iedereen overal ter wereld toegang heeft tot onderwijsmateriaal. Ook de Erasmus Universiteit gaat mee in deze mondiale ‘open beweging’ door het aanbieden van verschillende vormen van afstandsonderwijs. In de toekomst worden bijvoorbeeld volledig geaccrediteerde programma’s voor promovendi en professionals voor een groot deel online te volgen. Dit maakt het mogelijk nieuwe groepen potentiële studenten in binnen- en buitenland aan te boren. Dit is van grote betekenis voor de toekomstige ontwikkelingen van de Erasmus Universiteit naar een internationale universiteit in Rotterdam.
De onderwijswereld verandert in rap tempo. De mediawijsheid van scholieren en studenten is in het voorbij decennium snel toegenomen. De onderwijsvormen passen zich aan de moderne samenleving aan. Er voltrekt zich in de universitaire wereld een ‘onzichtbare revolutie’: traditionele onderwijsmethoden maken meer en meer plaats voor digitale vormen. Slimme ict-toepassingen faciliteren dit. Studenten van de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR) kunnen online altijd en overal bij hun studiematerialen. Ze zijn daardoor minder afhankelijk van de traditionele universiteitscampus. De onderwijseconomie wordt daardoor deels ‘onzichtbaar’ en verplaatst zich naar door studenten gekozen locaties. Dat kan de campus zijn, maar ook thuis, in het park of café.
Figuur 3.5
Deze ontwikkeling zorgt ervoor dat er meer ruimte is voor hoogwaardig, kleinschalig, interactief onderwijs. De voorbereiding gebeurt grotendeels digitaal. Studenten bereiden hun lessen elders voor, hoeven niet meer perse op de campus aanwezig te zijn. Ze kunnen door een snelle internetverbinding en het feit dat alle materiaal in een online studieomgeving staat altijd bij hun werk. Het face-to-face contact met de docent wordt daardoor echte quality time. Door dit instrument steeds veelvuldiger in te zetten en ict een ondersteunende rol te geven in het onderwijs, slaagt de Erasmus Universiteit erin zich met haar onderwijsconcept van kleinschaligheid en interactief onderwijs van andere onderwijsaanbieders te onderscheiden. De eerste opleidingen die met dit nieuwe onderwijsconcept hebben gewerkt laten zeer positieve resultaten zien. Niet alleen gaat het studierendement omhoog, maar ook is er dankzij slimme ict meer ruimte voor talent, eigen inbreng en creativiteit van studenten. Blended Learning Het combineren van face-to-face en digitale/online leermiddelen wordt ook wel blended learning genoemd. In een tijd waarin door schaarse middelen de druk op het onderwijs toeneemt, is het van groot belang dat de contacttijd die een student met docenten en medestudenten heeft van zo hoog mogelijke kwaliteit en educativiteit is. Een goed voorbeeld van de rol die ict hierin kan spelen is de manier waarop de geneeskundeopleiding van het Erasmus MC een ‘serious game’ inzet. De game maakt deel uit van het opleidingsprogramma voor jonge artsen en verpleegkundigen in de Eerste Hulp. Het gaat om een combinatie van digitale training en face-to-face training. Doel van deze game is om artsen effectiever, maar ook doelmatiger op te leiden in het verlenen van acute zorg. Trainingen die voorheen op medecursisten of dummies werden gedaan in trainingsruimten, kunnen nu deels achter de eigen pc worden afgewerkt. Sinds oktober 2012 wordt bij Erasmus MC ervaring opgedaan met deze ABCDE game (abcdeSIM). In de game leren studenten de gezondheidstoestand van een patiënt snel te beoordelen en eerste hulp toe te passen met behulp van de ABCDE methode. Aan de hand van vijf scenario’s wordt de ABCDE vaardigheid in een virtuele Spoedeisende Hulp (SEH) geoefend. De game verbeeldt een realistische omgeving, met de tijdsdruk en de stress van een echte situatie met acuut hulpbehoevende patiënten. Cursisten moeten de game met voldoende resultaat hebben afgerond voordat ze door kunnen naar de face-to-face training. Training in de ABCDE methode is verplicht gesteld door de Inspectie voor de Gezondheidszorg voor alle SEH-artsen en -verpleegkundigen in Nederland. Nederlandse ziekenhuizen gaven de verplichte ABCDE training tot nu toe uitsluitend in de vorm van fysieke trainingen. Erg kostbaar: de dokter is één of meer dagen afwezig en de opleiding is duur – de noodzakelijke docent-student ratio is 1:3. Met deze game kan het trainingsdeel worden ingekort, met gelijk eindresultaat. De face-to-face trainingstijd is met 50% gereduceerd. Als bijkomend voordeel verschijnen ze ook nog eens beter voorbereid aan de start van de training. Dit innovatieve opleidingsinstrument beperkt dus niet alleen opleidingskosten, ook wordt de patiëntenzorg veiliger: na de training kan blijvend ‘op maat’ worden geoefend.
ABCDE simulator Bron: Erasmus Universiteit Rotterdam.
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 3 Kennis en Innovatie – pagina 50
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 3 Kennis en Innovatie – pagina 51
Student als economische motor van Rotterdam
vooral in de betaalbare, sociale sector. Tegelijkertijd zal de afschaffing van de ov-jaarkaart de reiskosten doen stijgen, hetgeen het op kamers wonen weer populairder maakt. Al zijn er ook scenario’s te bedenken waarbij de studenten vooral gaan studeren in de buurt van het ouderlijk huis, zelfs als daardoor niet de voorkeursstudie kan worden gevolgd. Op deze effecten wordt nader onderzoek voorzien.
Rotterdam is met bijna 53.000 studenten de derde studentenstad van Nederland. Alleen Amsterdam en Utrecht tellen meer studenten. En die grote groep studenten is gunstig voor de stad. Het TNOonderzoek ‘Kennis als economische motor’ (2009) berekende dat elke student voor de stad een economische waarde vertegenwoordigt van € 25.000,- per jaar. Tel uit je winst. De kennissector kent in Rotterdam dan ook een omvang van € 1,4 miljard per jaar. Het gaat dan om een optelsom van het hoger onderwijs, de UMC’s, en de (private) R&D-sector.
Opgave voor Rotterdam: voldoende kamers en goede starterswoningen Gezien de te verwachten groei van het aantal studenten, en het belang voor de stad van het vasthouden van hoger opgeleiden, is een duidelijke opgave voor Rotterdam te formuleren: ‘Bouw voldoende kamers in het sociale segment, met een betaalbare prijs en goede kwaliteit. En zorg tegelijkertijd voor starterswoningen voor de afgestudeerde student, op een plek waar de oud-student graag wil wonen.’ De student is immers een belangrijke economische motor van de stad.
In de Atlas voor Gemeenten scoorde Rotterdam in 2012 niet uitmuntend. De woonaantrekkelijkheid daalde (18e plek van de vijftig onderzochte steden) en de werkloosheid steeg (gedaald naar 40e plek). Des te belangrijker dat studenten en afgestudeerden in de stad blijven wonen. Zo’n 17.000 van de Rotterdamse studenten wonen op kamers in de stad. Dat is 30% van de studenten. In Utrecht en Amsterdam ligt dat percentage met 37% niet heel veel hoger.
In 2020 telt Rotterdam bijna 60.000 studenten De Monitor Studentenhuisvesting 2012 van Kences laat zien dat het aantal studenten de komende jaren nog flink groeit, ook in Rotterdam. Van nu bijna 53.000 studenten stijgt het aantal studenten tot 2020 met ruim 6.000. Om de groei op te kunnen vangen, zijn er voor de uitwonende student ruim 2.700 extra studentenkamers nodig in 2020. De Rotterdamse student vraagt vooral om kamers met eigen voorzieningen (douche en toilet). Opvallende uitkomst van de monitor is het relatief hoge aantal HBO-studenten (5.600) dat in Rotterdam studeert maar in een andere stad op kamers woont.
Tabel 3.1
HBO en WO-studenten naar woonsituatie en locatie, Rotterdam, 2012, 2015, 2020 Bron: Kences. 2012
2012
2020
2012 – 2020
4.290
5.030
5.510
1.220
15.170
14.880
15.190
30
HBO studenten uitwonend in stad
7.320
7.530
8.810
1.480
HBO studenten uitwonend buiten stad
HBO studenten inwonend in stad HBO studenten inwonend buiten stad
5.620
6.150
6.800
1.180
HBO studenten buitenlands in stad
840
690
640
- 200
HBO studenten buitenlands buiten stad
400
590
700
300
33.630
34.870
37.640
4.000
WO studenten inwonend in stad
1.470
1.610
1.700
230
WO studenten inwonend buiten stad
5.260
4.670
4.820
- 440
WO studenten uitwonend in stad
7.110
7.500
8.390
1.270
WO studenten uitwonend buiten stad
3.230
3.390
3.560
340
WO studenten buitenlandse studenten in stad
1.620
1.580
1.710
90
600
840
1.100
500
19.280
19.590
21.280
1.990
HBO studenten tOtaal
WO studenten buitenlandse studenten buiten stad WO studenten tOtaal
Effecten van het regeerakkoord nog ongewis De aangekondigde invoering van een sociaal leenstelsel, en de afschaffing van de ov-jaarkaart voor studenten, scheppen onzekerheid over de toekomstige ontwikkeling van studentenaantallen. De maatregelen sorteren tegengestelde effecten. Een leenstelsel kan leiden tot minder studenten, en zorgt voor minder financiële ruimte om op kamers te gaan. Als men dit toch doet, dan is dat
Vincent Buitenhuis Directeur van Kences, het kenniscentrum voor studentenhuisvesting
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 4 Ruimte voor Ondernemen – pagina 53
Hoofdstuk 4
Ruimte voor ondernemen
• • • • •
De demografische ontwikkeling biedt kansen voor de ontwikkeling. Overaanbod en leegstand blijven de komende jaren nog groot, maar transformatie biedt perspectief. In Rotterdam blijft de vraag naar bedrijfsruimte ook de komende jaren aanzienlijk. Flexibele kantoorpanden in de binnenstad zijn nu kansrijk. Grote steden profiteren van het nieuwe winkelen. Werklocaties kampen met overaanbod In heel Nederland staan de vastgoedmarkten voor werklocaties onder druk. Onder invloed van de economische crisis is vooral de vraag naar kantoren de laatste jaren fors afgenomen. De vraag bestaat voor een groot deel uit een vervangingsvraag in plaats van een uitbreidingsvraag. Dit geldt ook voor bedrijfsruimten en winkels met als gevolg overaanbod en onderlinge (prijs)concurrentie. De marktverhoudingen zullen veranderen als de economie weer aantrekt. De verwachting is echter dat dit herstel nog een aantal jaren zal duren (zie hoofdstuk economie). In de tussentijd gaat de veroudering van bestaand vastgoed door en dreigt voor incourant vastgoed langdurige leegstand.
FIGUUR 4.1
Overaanbod bedrijfs-, kantoor- en winkelruimte in Nederland Bron: NVM 2012, bewerking Stadsontwikkeling Rotterdam op basis van definities uit Navigator Werklocaties 2013.
6
5
4
3
2
1
0
bedrijfsruimte
kantoorruimte
-1
winkelruimte 2006
2010
2007
2011
2008
2012 H1
2009
Landelijke trends Voor bedrijfsruimten geldt dat veel overheden te ambitieus zijn geweest met de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen. Er is op landsniveau sprake van een overschot aan (geplande) bedrijventerreinen. Overigens zijn er binnen Nederland ook regio’s, waaronder Rotterdam, die vooral in de logistieke sector met een te krap aanbod kampen.
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 4 Ruimte voor Ondernemen – pagina 54
Voor de crisis is in Nederland bij kantoren aanbod- in plaats van vraaggericht gebouwd. Het gevolg hiervan is dat nu op snelweglocaties en in de satellietsteden rond de grote steden veel kantoorpanden leegstaan. Het ruimtegebruik daalt ook als gevolg van Het Nieuwe Werken. Het nieuwe kantoor wordt gekenmerkt door flexibele werkplekken en faciliteert de behoefte aan een ontmoetingsplek. Veel grotere kantoorgebruikers willen de komende jaren hun ruimtegebruik met 20% tot 30% terug brengen. De komende jaren staan in het teken van deze vervangingsvraag. De vervangingsvraag domineert ook de winkelmarkt. Door de opkomst van het online-winkelen heeft de traditionele winkel een beperkt toekomstperspectief. Klanten bezoeken nu vooral binnensteden en winkelcentra, waar ze in grotere winkels op zoek gaan naar een brede keuze en deskundige voorlichting.
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 4 Ruimte voor Ondernemen – pagina 55
FIGUUR 4.2
Aanbod en opname van bedrijfsruimte in Rotterdam Bron: Navigator Werklocaties, Stadsontwikkeling Rotterdam, jan. 2013.
m2 x 1.000 500
400
De Rotterdamse bedrijfsruimtemarkt Focus op ‘duurzaamheid’ op gespannen voet met groei van logistiek Net als in de rest van Nederland is in de laatste tien jaar in de Rotterdamse regio het accent verschoven naar de aanpak van de bestaande voorraad1, onder meer om de vervangingsvraag naar nieuwe bedrijfsterrein te reduceren. Nieuwe bedrijventerreinen blijken echter noodzakelijk om de groei van de Rotterdamse haven en de transformatie van verouderde havengebieden naar stedelijke functies op te vangen. Volgens de provinciale prognoses is de Stadsregio Rotterdam de enige regio in Zuid-Holland waar tot 2020 en zelfs in de daarop volgende jaren sprake zal zijn van zowel een kwantitatief tekort aan bedrijfsterrein als een kwalitatieve mismatch.2 De vraag naar bedrijfsruimte Opname van bedrijfsruimte De opname van bedrijfspanden in de gemeente Rotterdam is gemiddeld in de afgelopen tien jaar rond de 145.000 m2 bvo.3 De grootste ruimtevraag komt vanuit de logistieke sector. Dit is te verklaren door de groei van de haven en de schaalvergroting in de logistiek. Er zijn de afgelopen jaren regelmatig huurcontracten voor bedrijfsruimten van meer dan 10.000 m2 gesloten. Bij de reguliere bedrijfsruimten gaat het vaak om units tot 500 m2 in bedrijfsverzamelgebouwen.
200
100
2010 H1
2010 H2
2011 H1
2011 H2
2012 H1
2012 H2
2013 H1
aanbod
H1 = 1e halfjaar
opname
H2 = 2e halfjaar
gezien de ontwikkelingen in de e-commerce en de groter wordende vraag naar regionale distributiecentra.
(zie hoofdstuk arbeidsmarkt)
Per jaar wordt in Rotterdam circa 35.000 m2 bvo nieuwe bedrijfsruimte in gebruik genomen.4 In de havengebieden is de vraag naar nieuwe bedrijfsruimte het grootst: circa 17.000 m2 bvo per jaar; op de bedrijventerreinen is de gemiddelde behoefte aan nieuwe bedrijfsruimte circa 12.000 m2 bvo per jaar. Voor kleinere bedrijfsruimten in overige gebieden is sprake van een toenemende vraag vanuit de creatieve sector.
De verwachting is dat de komende jaren in Stadsregio Rotterdam de ruimtevraag voor circa 75% afkomstig zal zijn uit de sector logistiek en groothandel. Het is duidelijk dat hierdoor in de regio Rotterdam – met name op de Linker Maasoever – een tekort zal ontstaan aan logistieke terreinen. Na 2020 wordt verwacht dat de werkgelegenheid in alle sectoren stagneert, hierdoor zal de vraag naar nieuwe bedrijfsruimte ook afnemen.
Het aanbod aan bedrijfsruimte Evenwichtig aanbod aan bedrijfsruimte Het aanbod aan bedrijfsruimte in Rotterdam is sinds 2011 stabiel op circa 390.000 m2 bvo. Dit betekent dat in kwantitatieve zin de bedrijfsruimtenmarkt in evenwicht is. Uit nadere analyse blijkt dat de bedrijventerreinen aan de noordzijde met overaanbod kampen: deels door verouderde panden maar ook door een overmaat van kleinschalige bedrijfsverzamelgebouwen. Aan de zuidzijde van de Maas is het aanbod schaars, vooral waar het ruimte voor grootschalige logistiek betreft. Hier is ook de bereikbaarheid van locaties voor lang wegvervoer een knelpunt.
Kwalitatieve mismatch door een veranderende vraag Tijdens de expertbijeenkomst Vastgoed, gehouden in het kader van deze Economische Verkenning, werd duidelijk dat leegstand in de regio Rotterdam vooral voorkomt op bedrijventerreinen uit de periode 1970 – 1990. Deze panden liggen vaak op perifere locaties aan de rand van de stad en voldoen veelal niet meer aan de eisen die tegenwoordig gesteld worden. Vanwege de crisis zal er de komende jaren mogelijk vraag zijn naar laagwaardige panden voor ‘gelegenheidsgebruik’. Deze panden zijn namelijk goedkoop in huur, kennen flexibele huurlengten en kunnen vaak ook gedeeltelijk gehuurd worden. Het slechts gedeeltelijk en tijdelijk in gebruik nemen van panden op oudere bedrijventerreinen heeft echter een negatief effect op de staat van het pand en de omgeving, waardoor uiteindelijk het bedrijventerrein in een negatieve spiraal terechtkomt.5
Groei van werkgelegenheid vlakt af, maar ruimtevraag in logistiek neemt toe De grote vraag naar bedrijfsruimte werd de afgelopen decennia veroorzaakt door de economische groei en de toenemende werkgelegenheid in bijna alle sectoren. Voor de nabije toekomst wordt nog een beperkte groei van de werkgelegenheid verwacht voor de sectoren logistiek en bouw 1. 2. 3. 4.
300
CPB. 2009. “Van uitbreiding naar herstructurering” Ecorys, 2012. “Vraag/aanbod-analyse provincie Zuid-Holland” Trendbericht Rotterdamse Werklocaties, Stadontwikkeling, januari 2013. Navigator Werklocaties Rotterdam, Stadsontwikkeling, juli 2012.
De kantoorruimtemarkt Verzadigde kantorenmarkt De Nederlandse kantorenmarkt wordt steeds meer gekenmerkt door overaanbod en leegstand. Het probleem van de leegstand in de kantorenvoorraad, is het gevolg van veranderde locatie5. NVM, 2011.
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 4 Ruimte voor Ondernemen – pagina 56
voorkeuren, veroudering van de bestaande voorraad en de combinatie van een teruglopende ruimtevraag en een enorme nieuwbouwproductie in de afgelopen periode. De teruglopende ruimtevraag heeft grofweg twee oorzaken, een conjuncturele en een structurele. Door de bankencrisis en de volgende economische neergang sinds 2008 is de groei van het bedrijfsleven en de werkgelegenheid gestagneerd. Hierdoor is er ook minder behoefte aan nieuwe kantoorruimte. De tweede oorzaak is structureel van aard en heeft vooral te maken met Het Nieuwe Werken, waarbij organisaties minder ruimte per medewerker nodig hebben omdat voor veel werk geldt dat het buiten het kantoor wordt verricht (thuis, onderweg of bij de klant).
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 4 Ruimte voor Ondernemen – pagina 57
FIGUUR 4.3
Aanbod en opname van kantoorruimte in Rotterdam Bron: Navigator Werklocaties, Stadsontwikkeling Rotterdam, jan. 2013.
m2 x 1.000 1.000
Overaanbod aan kantoorruimte in alle regio’s vooral op snelweglocaties Binnen Nederland bestaan verschillen tussen de regionale kantorenmarkten. In het algemeen is de problematiek in de kantorenmarkten van de vier grote steden het grootst. Met name in randgemeenten rond de G4 is sprake van een groot overaanbod aan kantoorruimte op minder courante locaties. In tijden van hoogconjunctuur, grote ruimtevraag en relatieve krapte in de G4 steden zelf is er in satelliet gemeenten als Rijswijk, Diemen en Capelle a/d IJssel veel aan de kantorenvoorraad toegevoegd. Ook in de grote kantoorsteden zelf is er echter sprake van substantiële leegstand. Dit geldt met name voor de regio Amsterdam en in mindere mate voor de regio Utrecht. De vraag naar kantoorruimte De drie belangrijkste kwaliteiten van een kantoor: locatie, locatie, locatie Ook op het vlak van locatiekeuzes van bedrijven treden er veranderingen op. Volgens makelaars is de vervangingsvraag ontstaan door veranderende voorkeuren voor locaties en panden.6 Locaties met een goede OV bereikbaarheid winnen marktaandeel ten opzichte van snelweglocaties, mede vanwege het betere aanbod van voorzieningen. Dit betekent niet dat alle bestaande aanbod in de binnenstad kansrijk is. Door de crisis en de trend van het Nieuwe Werken kiezen veel bedrijven voor meer flexibiliteit in de huisvesting (pand en huurcontract) en voor reductie van kosten. Volgens makelaar DTZ geldt voor de helft van het aanbod dat het kanshebbend is als de kwaliteit wordt aangepast aan de wensen van de klant; voor ruim een kwart van het aanbod is het perspectief minimaal en is leegstand structureel. Opname van kantoorruimte De gemiddelde jaarlijkse marktopname van kantoorruimte in Rotterdam bedraagt over de afgelopen periode circa 125.000 m2 bvo. Het jaarlijkse opnameniveau in 2012 lag daar onder met een omvang van circa 110.000 m2 bvo.7 De vraag naar nieuwbouw is afgenomen tot circa 40.000 m2 bvo per jaar. Deze vraag komt vooral voort uit de behoefte van organisaties die vanuit een verouderd pand willen verhuizen naar een energiezuinig en flexibel indeelbaar pand op een betere locatie. Nieuwbouw blijft daarom nodig om aan de vraag vanuit de markt te voldoen. Het aanbod aan kantoorruimte Door het toevoegen van nieuwe kantoorgebouwen aan de voorraad, krijgen bestaande gebouwen een lagere positie op de “kwaliteitsladder”. Als er in grote mate nieuwbouw wordt toegevoegd zal bestaand aanbod van ogenschijnlijk goede kwaliteit in relatieve zin verouderen. Dit kan leiden tot leegstand van fysiek nog moderne kantoorgebouwen. In algemene zin geldt dat het aanbod aan kantoorruimte toeneemt als er per saldo meer nieuwe kantoorgebouwen bijkomen dan er vierkante meters worden onttrokken worden aan de markt. De verwachtingen over het toekomstperspectief van de kantorenmarkt lopen uiteen. Zo heeft het nationale convenant “Aanpak leegstand kantoren” een werkingsduur van vijf jaar. Verondersteld wordt 6. O.a. DTZ, 2012. 7. Navigator 2013, nr. 1.
800
600
400
200
2010 H1
2010 H2
2011 H1
2011 H2
2012 H1
2012 H2
2013 H1
aanbod
H1 = 1e halfjaar
opname
H2 = 2e halfjaar
dat met de gekozen aanpak het leegstandsprobleem na vijf jaar goeddeels opgelost zal zijn, al biedt het convenant mogelijkheid tot verlenging met nog eens vijf jaar. Het EIB8 gaat ervan uit dat er sprake is van zowel ruimtevergrotende als ruimtebesparende trends en dat de toekomstige behoefte aan kantoorruimte vooral wordt bepaald door het aantal kantoorbanen.9 Daarbij verwachten ze dat de leegstand landelijk zal teruglopen naar 7% in 2020. Verder blijkt uit hun prognose dat de omvang van de ruimtevraag en het aanbod van kantoren tot 2040 min of meer in evenwicht komen. Tegenover deze relatief positieve gedachten over de toekomst van de kantorenmarkt stelt Ecorys in een artikel in Vastgoedmarkt10 dat geen snel herstel van de markt te verwachten is. Enerzijds wordt gewezen op de enorme omvang van de leegstand en anderzijds op de incourantheid van veel leegstaande panden. Het lijkt onwaarschijnlijk dat de kantoorwerkgelegenheid snel genoeg groeit om de komende jaren de leegstaande panden te vullen. Een ander obstakel dat een snel herstel in de weg staat, is de boekwaarde van de leegstaande kantorenvoorraad. Het zal vele jaren vergen om dit afschrijvingsprobleem op te lossen. Alleen bij een reële waarde – op basis van bijvoorbeeld transformatie of sloop – kan een houdbare businesscase ontwikkeld worden voor de aanpak van de leegstand. De winkelruimtemarkt Detailhandel staat voor structurele veranderingen De crisis heeft de afgelopen jaren geleid tot daling van consumentenvertrouwen en koopbereidheid. Veel winkels in kleinere steden of op B- en C-locaties in de steden hebben hierdoor te maken met
8. Kantorenmonitor (EIB, 2011). 9. Economisch Instituut voor de Bouw (EIB), 2012. 10. VGM, december 2012.
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 4 Ruimte voor Ondernemen – pagina 58
minder bezoek en lagere bestedingen. Makelaars constateren een tweedeling in de markt: er is een groot verschil tussen de A1 gebieden in de grote steden, waar de huurprijs nog groeit, en de overige winkelgebieden. Dat is ook merkbaar bij de beleggers die na het topjaar 2010 in 2012 weer fors minder investeerden in winkelvastgoed. Het gaat alleen nog om de toplocaties in de grootste winkelsteden. De winkelruimte markt wordt daardoor steeds meer een regionale in plaats van een locale markt.
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 4 Ruimte voor Ondernemen – pagina 59
FIGUUR 4.4
Aanbod en opname van winkelruimte in Rotterdam Bron: Navigator Werklocaties, Stadsontwikkeling Rotterdam, jan. 2013.
m2 x 1.000 120
Aandeel internetbestedingen stijgt De reguliere winkels ondervinden in toenemende mate concurrentie van het internet-shoppen. Het aandeel van de online-aankopen steeg van 22% in 2010 naar 31% in 2011.11 Grote online-retailers worden steeds bekender en manifesteren zich naar het grote publiek. Zo vestigde Coolblue haar hoofdkantoor in 2012 in het pas gerenoveerde Weena Plaza, pal tegenover het Centraal Station. De bedreiging van het internet voor de fysieke detailhandel is in werkelijkheid minder groot. Ongeveer 40% van de grootste webwinkels beschikt over een fysieke winkel. Vaak is het zo dat deze detailhandel in eerste instantie over alleen een fysieke vestiging beschikt en later producten op het internet aanbieden. Zij spelen op deze manier in op het veranderende koopgedrag van de consument. Verwacht wordt dat de functie van de detailhandel in de binnenstad verandert. Zogenaamde ’flagship stores’ zijn een trend in de binnenstedelijke detailhandel. Een voorbeeld is de Saturn-vestiging die in 2014 wordt geopend aan de Coolsingel. Naast het verkopen van producten gaat het om de consument een unieke merkervaring te laten beleven. Hierdoor zal een toename plaatsvinden van het aantal ‘single brand stores’.
100
80
60
40
20
2010 H1
2010 H2
2011 H1
2011 H2
2012 H1
2012 H2
2013 H1
aanbod
H1 = 1e halfjaar
opname
H2 = 2e halfjaar
De vraag naar winkelruimte Grotere winkels in opmars In de marktconsultatie voor de Rotterdamse detailhandelsvisie gaven marktpartijen al aan dat winkels met minder dan 400 m2 verkoopvloer uit de gratie raken. Uit cijfers van NVM blijkt dat in de eerste helft van 2012 de opname van winkelruimte voor 62% kan worden toegerekend aan ruimtes van meer dan 500 m2. Het fenomeen van de schaalvergroting raakt niet alleen de A1-locaties; ook in de aanloopstraten is er voorkeur voor grotere units.
Detailhandel concentreert zich in binnensteden In de marktconsultatie voor de detailhandelsvisie waren deskundigen het er over eens dat het onderscheidend vermogen van binnensteden steeds belangrijker wordt. Daarom wordt door de G4 gemeenten meegewerkt aan grote winkelprojecten, ook al hebben de meeste steden te maken met overaanbod.
Opname van ruimte De vraag naar winkelruimte als geheel neemt af. Dit blijkt vooral uit de belangstelling om een winkel te huren of te kopen. Door NVM is geconstateerd dat de transactieduur in 2011 ruim 50% langer is dan vijf jaar geleden: in 2006 duurde het 206 dagen voordat een winkel werd verkocht, nu is dat 330 dagen. De marktvraag is in Rotterdam in 2012 voornamelijk afkomstig van kleinere bedrijven.
Verwacht mag worden dat de nieuwe projecten de aantrekkingskracht van de Rotterdamse binnenstad als geheel vergroten. Dit zal leiden tot meer toevloeiing en minder afvloeiing van consumentenbestedingen in de Rotterdamse binnenstad. De nu bekende winkelplannen in de binnenstad zullen resulteren in een deels een vervanging en deels een verschuiving binnen het bestaande winkelaanbod. Het betreft hier zowel de randen van de binnenstad als andere winkelgebieden in Rotterdam.
Overaanbod buiten de echte winkelgebieden De trend naar een vergroting van aanbod was in Rotterdam al in 2011 zichtbaar. Het eerste half jaar van 2012 leidde niet tot verdere verruiming zo constateerde NVM. Dat was wel het geval in Den Haag en Amsterdam waar het aanbod met circa 10% toenam, maar in totaal nog 30 tot 50% onder het niveau van Rotterdam bleef. Het toekomstperspectief is positief. De demografie zal de komende jaren een gunstig effect hebben op de detailhandelsbestedingen. De bevolking en het aantal huishoudens blijven toenemen tot 2025. Het aantal 65 plussers en alleenstaande huishoudens stijgen terwijl overige leeftijdsgroepen en huishoudsamenstellingen constant blijven.
Voor meer cijfers en figuren zie ook www.rotterdam.nl/evr2013.
11. Jones Lange Lasalle, 2012
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 4 Ruimte voor Ondernemen – pagina 60
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 4 Ruimte voor Ondernemen – pagina 61
Kamer van Koophandel – Zzp’er in beeld
Enquêteresultaten De enquêteresultaten geven een goed beeld van de vragen waar zzp’ers in de regio Rotterdam mee worstelen. Zo blijkt dat:
Een groot deel van de inschrijvingen in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel betreft kleine ondernemingen. 27.000 ondernemers in Rotterdam (69% van het totaal aantal ondernemers) vallen in de categorie zzp’er. Deze groeiende groep zelfstandigen kent specifieke vragen en behoeften op het gebied van huisvesting, voorlichting en netwerken.
• Ongeveer driekwart van de zzp’ers vanuit huis werkt. • Bijna een vijfde van alle zzp’ers naar andere huisvesting zoekt. Een veel groter deel heeft interesse om af en toe van flexibele huisvesting gebruik te maken.
Het economische belang van zzp’ers is groot. Deze groep ondernemers is echter onzichtbaar voor het publiek, gemeenten en elkaar. Dit komt doordat zij niet gevestigd zijn op een herkenbare bedrijfslocatie (werken aan huis) en vaak niet verenigd zijn via gevestigde ondernemersnetwerken. Veelal kozen zij bewust voor het zelfstandig ondernemen, waardoor zij gewend zijn zaken alleen op te pakken.
• Verhuisredenen als ruimtegebrek, scheiding wonen en werken en behoefte aan contact met andere ondernemers het meest genoemd worden. • Zzp’ers bij voorkeur een locatie in de eigen wijk zoeken maar moeite hebben kleinschalige ruimte met de juiste uitstraling tegen een lage prijs te vinden.
De Kamer van Koophandel startte het traject ‘zzp’er in beeld’ in de regio Rotterdam om het belang en de behoeften van zzp’ers onder de aandacht te brengen. Elk traject houdt een analyse van het ondernemersbestand en een grote enquête onder zzp’ers in. Aan de hand van de uitkomsten vormen de zelfstandigen werkgroepen en gaan ze aan de slag met thema’s als huisvesting, samenwerken en acquisitie.
• Ongeveer de helft van de zzp’ers gemakkelijker mee wilt doen aan aanbestedingen van de overheid. Nu ervaren ze nog hoge drempels. • Driekwart van de ondervraagden opdrachten vooral via het eigen netwerk krijgt, maar dat slechts één op de vijf zzp’ers regelmatig contact heeft met andere zzp’ers in de directe omgeving. Dat lokale netwerk willen veel ondernemers uitbreiden.
Figuur 4.5
Starters zzp’ers per postcodegebied Bron: Kamer van Koophandel. N4 66
Den Hoorn
N21
E30 1
Naaldwij
N213
Berg
N213
De
1
eg Heenw
Holland 223
N2 20
N
Bergschenhoek
Rodenrijs
hie
Hoek van
Zevenhuizerplas
E2 5
Schipluiden Westerlee
N471
A13
E19
hav.
Westerlee
en
ha
ha ve
4e Petr
oleumha
ven
5e Petr n
g Westgaa
N15
rg Bee
ort Europo
aal kan
Hillegersberg-Schiebroek
Zweth
ven oleumha
Rotterdam-Airport
Bergse
an aa l
Voorplas
aven Wezerh
A20 E25
Noorde
rkanaal
Rotterdam
hi Sc
e-
en
2e Pe troleu mhave n
en 3e Petrol eumhav
iehav en
bsh.
Chem
m Boeze
h. ns rsoo Pe
Nieu w
aven Rijnh
sh
Zuidd
Pr.Jo ha
n Fr isoha
ven
Pr.B eatrix have
sc nd
IJ he
ss
el
Kr
e Ma as
iepje
Feijenoord
n ave
ven ha aven
mhav en
n ve ha
aven
alh Wa
m Ee
A4
ven
1e Ee
ven ieha
Maa
ven seha
Werk ha
Sch
ven
Hey
Pernis
Cool
St.Jo
av. Spuih
Vondelingenplaat
aven
s
-
lla Ho
en sauhav Nas
Leuvehaven
Delfshaven
haven
kha Par
en av leh n Kei en ave kh lhav Le IJse
Nieuw e Maa
Alex.h Pr.Willem
Botlek
aven weh
Wilh elm ina haven
Madroelh
gs nin Ko
Mer
en nhav Wilto
nhaven Vulcaa
v en
en umhav 1e Petrole
ine ha
plaa
n ave
Wel
en thav
ulh
k Botle
Ge
ntoToro n have
aven
waal Se
nshaven
en
Kogge haven
sh auren Sint-L
niëh av
. lminah Wilhe
Zevenma
rhaven Necka
Britt an
Kon.
Sch eur
E19
)
Vlaardingen SCHIEDAM
Capelle a/d IJssel
A16
Kralingen-Crooswijk
Stadscentrum
A4
Rozenburg
A15
Rotte
Schiedamse
Noord
nleg
av
e
in aa
sh Albla
hi Sc
l drai dsta
. eh rniss Bo
an
art
Ga
A20 E25
E25 A20
al na ka
h. ntel
Kralingse Plas
(R
. rth
h. ge Lin
hie Sc
seva ng
n
lse
e
ardi
Pe
s en
Vla
on Bo
t lie erv
Overschie
v ha lfs De
Schie
Polde rva
art
5 E2
Maasland
Maassluis
Prins Alexander
Bergse
Achterplas
n
h.
0 A2
Hudson
Ca lan dk
A
Hartelkanaal
at
n ve ha
aven Beneluxh
en ehav azon
ven Dintelha
Beerkanaal
n ve
Pet ro leum
tte Ro
Nie MIDDEN DELFLAND uw eW ate 8 rw N46 eg
be El
n ve ha leum
6e
nje
Oos tgaa
ro Pet
eur hav
Ora
8e
Sch
Tenn essee h.
Oud Verlaat
N209
ijk Maasd
g
aienbek Papega
Kansen De onderzoeksresultaten en werkgroepen leidden tot de oprichting van nieuwe samenwerkingsverbanden van zzp’ers. Hierdoor zijn zij nu zichtbaar: ze zijn beter te benaderen en laten hun stem horen. Het project leidt tevens tot nieuwe maatregelen van gemeenten.
N470
Sc che Delfts
N21
E2 5 E3 0
meren
N47 2
k
6 N46
N467
De Lier
LANSINGERLAND N209
e enzand 's-Grav
• Er vraag is naar voorlichting over ondernemen in de deelgemeente en over internet als onderdeel van de bedrijfsvoering.
N219
't Woudt
2 N22
Berkel
N4 66 HOEK VAN HOLLAND
LAND WEST
Bolnes
A16
E19
Charlois
IJsselmonde
n
A15
A15
N218
Hoogvliet
de
Ou
3 N49
s
aa M
Abbenbroek se rnis Be
BERNISSE
SPIJKENISSE
N492
Poortugaal
Rhoon Albrandswaard
A1 5
A15
A15
Geervliet
A
Hartelkanaal
A15
1 E1 6 9
Heenvliet
Barendrecht A29
1 – 25 zzp-ers
76 – 100 zzp-ers
26 – 50 zzp-ers
101 – 150 zzp-ers Rijsoord
51 – 75 zzp-ers
151 – 225 zzp-ers
Wa al
Diverse gemeenten onderzoeken inmiddels de mogelijkheden voor flexibele huisvestings‑ mogelijkheden voor zzp’ers. Dit is tevens zeer interessant in het licht van de groeiende leegstand in kantoorpanden en winkelruimte. Op nationale schaal is er verder een nieuwe wet in de maak, die het aanbestedingsbeleid voor de overheid dusdanig aanpast dat het kleinbedrijf meer kans maakt op opdrachten. Onder andere de omvang van opdrachten wordt aangepakt, evenals de proportionaliteit van eisen aan de offrerende ondernemer. Deze wet treedt naar verwachting gedurende 2013 in werking.
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 4 Ruimte voor Ondernemen – pagina 62
DCMR – Het luchtkwaliteitmeetnet van het Rijnmondgebied Het onderwerp luchtkwaliteit leeft bij burgers, bedrijven en bestuurders in het Rijnmondgebied. Het bepaalt sterk de kwaliteit van leven, en behoort tot de top-3 van invloeden op de gezondheid van mensen, naast obesitas en roken (GGD Rotterdam, 2008). Het Rijnmondgebied is een dichtbevolkt gebied met een omvangrijke haven, veel industrie en verkeer. Economische ontwikkeling en leefbaarheid zijn hier tot elkaar veroordeeld. De DCMR volgt om die reden de ontwikkeling van de luchtkwaliteit nauwkeurig.
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 4 Ruimte voor Ondernemen – pagina 63
Figuur 4.6
Meetpunten Rotterdam Bron: DCMR.
ld rg ve bu ieg en Vl Yp
Hillegersberg-Schiebroek
A 13
RIJKS
Overschie
WEG
Prins Alexander
A 20
Noord-West
RIJK G A 16 SWE
Noord
SWE RIJK
GA
20
Kralingen-Crooswijk
Spaanse polder
Delfshaven
Stadscentrum
Nieuw-Mathenesse
Heijplaat
Feyenoord
Pernis
Botlek
IJsselmonde
A 16
Vondelingenplaat
WEG RIJKS
Daarnaast ontwikkelt DCMR met het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en de GGD Amsterdam een app om de luchtkwaliteit op nationale schaal makkelijk inzichtelijk te maken.
9 20
4
De actuele meetwaarden van de luchtkwaliteit zijn op internet terug te vinden: www.dcmr.nl/luchtkwaliteit.
N
GA
In de jaren ’90 verschijnt meer wetenschappelijke onderzoek waaruit de schadelijke effecten van fijn stof op de volksgezondheid blijken, de luchtkwaliteitgrenswaarden worden dan ook verlaagd. Het meetnet richt zich nu meer op algemene blootstelling. Er komen midden in de stad meetpunten. De luchtkwaliteit in het Rijnmondgebied verbetert in de loop van de jaren en is nog nooit zo goed geweest als nu. Sommige vroegere ‘probleemstoffen’ (lood, SO2) kennen nu zulke lage concentraties dat ze helemaal geen gezondheidsprobleem meer zijn.
DE
SWE
In 1972 wordt de DCMR Milieudienst Rijnmond opgericht, en in 1974 wordt ook het luchtkwaliteit waarschuwingsmeetnet deel van de milieudienst. De status van ‘Saneringsgebied’ werpt zijn vruchten af in de Rijnmond: de luchtkwaliteit verbetert.
KA EN DO
RIJK
Ontwikkeling van het de Rotterdamse luchtkwaliteit In het begin van de jaren ’60 ontstaat in Nederland een breed besef dat luchtverontreiniging een probleem vormt. Het eerste grote regionale luchtkwaliteitmeetnet ontstond in 1962 op initiatief van de Keuringsdienst van Waren Rotterdam. Toen was de lucht hier nog uitzonderlijk vies, de luchtkwaliteit vormde een directe bedreiging voor de volksgezondheid. Het meetnet was een waarschuwingsmeetnet: zodra de concentraties boven de afgesproken waarde kwamen, moest de industrie maatregelen treffen om de uitstoot te verminderen.
EG KSW RIJ
Het luchtkwaliteitmeetnet Met vijftien continue meetstations monitort DCMR de luchtkwaliteit in het Rijnmondgebied. Effecten van industriële emissies en verkeersemissies worden gemeten en in verband gebracht met de bronnen. Deze regionale meetpunten geven een aanvulling op het landelijk meetnet van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Luchtkwaliteitsmetingen zijn daarnaast ook een middel om historische trends te volgen en om invloeden op water en bodem door verspreiding via de lucht te analyseren. Het is daarmee een ‘vinger aan de pols’ voor bestuurders, bedrijven en bewoners. Het verkeer is een steeds belangrijkere factor geworden. De sector verkeer en vervoer is een belangrijke bron van stikstofoxiden (NOx), fijn stof (PM10) en elementair koolstof. Het meetnet is aan die ontwikkeling aangepast.
Eemhaven - Waalhaven Charlois 15 GA SWE RIJK
GROEN
OU OU DE DE
E KRUIS
RIJKS WEG N492
WEG
A 15
SWEG RIJK
A 15
RI
JK
SW EG
A
16
MA MA AS AS
DCMR Meetpunt
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 4 Ruimte voor Ondernemen – pagina 64
Ooms Makelaars – Transformatieprojecten De gemeente Rotterdam en ruim twintig marktpartijen tekenden voorjaar 2011 het Convenant Aanpak Kantorenleegstand met het doel de leegstand van kantoorgebouwen in de stad structureel terug te brengen. Inmiddels is voor diverse langdurig leegstaande kantoorpanden onderzocht of herontwikkeling of transformatie naar een andere functie zoals woningen, scholen, hotels, detailhandel, voorzieningen mogelijk is. Directeur Peter van Nederpelt: “De reden dat Ooms bijdraagt aan het Convenant is het feit dat het om een gemeenschappelijk maatschappelijk relevant probleem gaat in de stad. Door met elkaar op te treden, kan het transformatieproces op gang worden gebracht.” Wethouder Karakus opende najaar 2012 het getransformeerde appartementengebouw aan de Calandstraat 25 in het Rotterdamse Scheepvaartkwartier. Ooms Makelaars Bedrijfshuisvesting B.V. begeleidde de transformatie aan de Calandstraat. Het voormalig zakelijke pand is in 2012 volledig onder architectuur verbouwd en herbergt nu negen luxueuze appartementen en twee penthouses. Zowel het exterieur als het interieur heeft een volledige metamorfose ondergaan en heeft een internationale allure. Figuur 4.7
Transformatie wandelroute in Rotterdam Bron: Ooms Makelaars.
a. b.
c. d. e. f.
g. h.
i.
j.
k. l.
m. n.
Holiday Inn (Weenahuis) Weena 119 – 173 The Student Hotel (City Living) Oostzeedijk 182 – 200 Centrum Orthopedie Rotterdam Groenendaal 27a Tandartsenpraktijk Scheepmakershaven 33 Chiropractiepraktijk Boompjes 526 Stichting Zorgbelang Zuid-Holland Westblaak 1 – 11 easyHotel Westblaak 65 – 67 Erasmus MC Westblaak 88 – 110 Ordentall Westblaak 103 – 147 Appartementen Calandstraat 3 – 7 Appartementen Calandstraat 25 Hogeschool Rotterdam Rochussenstraat 198 – 210 StichtingYulius Mathenesserlaan 185 Regionaal Instituut voor Dyslexie (RID) Kruisplein 25
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 4 Ruimte voor Ondernemen – pagina 65
Het Scheepvaartkwartier, gelegen direct aan de Maas, is een deel van Rotterdam waar de maritieme historie goed voelbaar is. Het is een van de weinige locaties in de stad waar nog oude, monumentale panden te vinden zijn en behoort tot de top-20 rijkste wijken van Nederland. In het hart van de wijk, aan de voet van de Euromast, ligt Het Park, een oase van rust in de stad. In het Scheepvaartkwartier is een groot aanbod nationale en internationale restaurants te vinden.
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 5 Consumentenstad – pagina 67
Hoofdstuk 5
• • • • •
Het aantal bezoeken aan Rotterdam is gestegen. ‘Winkelen voor je plezier’ en ‘Uitgaan’ zijn de belangrijkste redenen voor een bezoek aan het centrum van Rotterdam. Het aandeel van bestedingen door bezoekers uit de regio is relatief groot en daarmee een belangrijke doelgroep voor de consumentendiensten in Rotterdam. Het gemiddeld besteedbaar inkomen is met € 100 gedaald in Rotterdam en de stadsregio (excl. Rotterdam). Het aantal hotelovernachtingen blijft gelijk, gemiddelde opbrengst per kamer daalt. De werkgelegenheid in de consumentendiensten is met ongeveer 3% afgenomen ten opzichte van 2011 en daarmee terug op het niveau van 2008. De vraagzijde van de consumentenstad Bewoners en bezoekers maken gebruik van consumentendiensten in de stad. Ontwikkelingen in de bevolkingsomvang en -samenstelling hebben invloed op de bestedingen. Daarnaast hebben het besteedbaar inkomen en onze voorkeuren voor hoe wij onze vrije tijd besteden effect op de vraag naar consumentendiensten. Wie had vijftien jaar geleden verwacht dat we een groot deel van onze aankopen via internet zouden doen?
Consumentenstad
De Rotterdamse bevolking groeit, vergrijst en woont vaker alleen De belangrijkste gebruikers van consumentendiensten zijn de bewoners van de stad Rotterdam zelf. In 2011 werd 90% van de dagelijkse bestedingen in de detailhandel van de Rotterdamse bevolking in de Rotterdamse detailhandel gedaan.1 Door bevolkingsgroei kan de vraag naar consumentendiensten toenemen. Op 1 januari 2013 telde Rotterdam 616.528 inwoners.2 Naar verwachting groeit dit door tot 660.000 inwoners in 2030.3 Deze groei van de bevolking zal een positief effect hebben op de detailhandelsbestedingen. Niet alleen de bevolkingsomvang is van belang voor de vraag naar consumentendiensten, maar ook de samenstelling. De Rotterdamse bevolking gaat vergrijzen. In 2012 was 14% van de bevolking ouder dan 65 jaar. Naar verwachting stijgt dit aandeel 65+ tot 18% in 2030. Deze stijging kan verklaard worden door de toegenomen levensverwachting, de daling van het gemiddeld aantal kinderen per vrouw en de babyboomers schuiven ook door naar deze categorie. Naast de vergrijzing zal het aandeel eenpersoonshuishoudens in Rotterdam toenemen tot ruim 154.000 in 2025, dit is 48% van het totaal. Op dit moment zijn er 148.000 eenpersoonshuishoudens (46%). De huidige bestedingspatronen (zie tabel 5.1) geven een beeld van de mogelijke verschuivingen in de detailhandelsbestedingen die zich voor kunnen doen door de verandering van de samenstelling van de bevolking. Tabel 5.1
Detailhandelsbestedingen van hoofdkostwinner per leeftijdsgroep en detailhandelsbestedingen per huishoudenstype Bron: CBS.
< 45 jaar
45 – 65 jaar
> 65 jaar
een persoonshuishouden
twee persoonshuishouden
voeding
€ 4.277
€ 5.255
€ 3.706
€ 2.722
€ 5.158
woning
€ 1.600
€ 1.843
€ 1.435
€ 849
€ 2.056
kleding en schoeisel
€ 1.920
€ 2.048
€ 1.196
€ 927
€ 1.795
hygiene en verzorging
€ 2.560
€ 2.116
€ 1.841
€ 1.235
€ 2.220
€ 29.095
€ 34.125
€ 23.912
€ 19.303
€ 32.643
ToTale besTedingen
1. Koopstromenonderzoek, 2011. 2. Feitenkaart – Bevolkingsmonitor 4e kwartaal 2012, COS. 3. Bevolkingsprognose Rotterdam 2013 – 2030, COS.
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 5 Consumentenstad – pagina 68
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 5 Consumentenstad – pagina 69
Besteedbaar inkomen in 2010 In 2010 was het gemiddeld besteedbaar inkomen in Rotterdam € 29.300. Vergeleken met de gemeenten in de stadsregio Rijnmond is dit laag. In de stadsregio (exclusief Rotterdam) was het gemiddelde inkomen € 35.600. Ten opzichte van 2009 is het besteedbaar inkomen in Rotterdam en de stadsregio met € 100 gedaald.
Tabel 5.2
Geschatte uitgaven op jaarbasis tijdens vrijetijdsbezoek aan Rotterdam naar doelgroep in 2011 Bron: Vrijetijdsomnibus 2011, COS.
Het gemiddelde besteedbaar huishoudensinkomen geeft een vertekend beeld omdat Rotterdam relatief veel kleine huishoudens kent. Het gestandaardiseerde besteedbaar huishoudensinkomen houdt hier rekening mee door het besteedbaar inkomen te corrigeren voor verschillen in grootte en samenstelling van huishoudens. Het gestandaardiseerde besteedbare huishoudinkomen was in Rotterdam € 21.700 en in de stadsregio exclusief gemeente Rotterdam € 24.700. Zowel in de gemeente Rotterdam als de stadsregio exclusief gemeente Rotterdam is het gestandaardiseerde besteedbare huishoudinkomen met € 100 gedaald.4 Landelijk is het gestandaardiseerde besteedbare huishoudinkomen € 23.900. Ten opzichte van vorig jaar is dit ook met € 100 gedaald. De G4-steden volgen deze landelijke trend, met uitzondering van Amsterdam waar het gestandaardiseerde besteedbare huishoudinkomen gelijk bleef ten opzichte van vorig jaar.
48
42
1.500
31
56
1.300
45 – 64 jaar
19
53
800
65 – 75 jaar
19
41
700
Tabel 5.2 geeft de gemiddelde besteding per vrijetijdsbezoek per leeftijdscategorie weer. In 2011 werd tijdens het laatste vrijetijdsbezoek gemiddeld € 51 uitgegeven. Dit zijn alleen eigen kosten en niet kosten voor anderen. Sinds 2005 neemt de gemiddelde besteding af: 2005 € 75, 2009 € 56. Aankopen online Het gebruik van internet door de Rotterdammers is gestegen van 76% in 2007, tot 85% in 2009 en 91% in 2011. Van de internetgebruikers doet bijna de helft (49%) ook aankopen via internet. Vooral de leeftijdsgroep tussen de 25 en 44 jaar maakt hiervan gebruik (66%).6 Ten opzichte van het landelijk beeld shopt de Rotterdammer minder op internet: 70% van de Nederlanders tussen de 16 en 75 jaar doet aankopen online.7 Een belangrijke trend is dat consumenten zowel in de winkel als online kopen en oriënteren. Het gebruik van meerdere kanalen (cross channel retail) zal zich de komende jaren verder ontwikkelen. Consumenten kiezen voor online aankopen vanwege tijd, prijs en assortiment. De detailhandelsstructuur zal wijzigen door online winkelen. Fysieke winkels blijven wel bestaan. want consumenten willen producten ook kunnen aanraken en ervaren.8 Zie voor een vergelijking van de online bestedingen en het effect op de behoefte aan winkelruimte het themahoofdstuk de onzichtbare economie. Toename aantal bezoeken Uit de toeristische Barometer Rotterdam blijkt dat consumentendiensten niet alleen door Rotterdammers worden afgenomen, maar ook door mensen uit de regio en toeristen. Het totaal aantal bezoeken is in 2011 toegenomen met ruim 600.000 bezoeken tot een totaal van 16.532.000. Een stijging van bijna 4%, dit is vooral te danken aan de sectoren theater en (pop)podia, bioscopen en casino en festivals en evenementen (zie figuur 5.2).
Bron: COS/CBS. x €1.000 30 25 20 15 10 5 2006
2007
2008
2009
geschatte gemiddelde uitgave in € op jaarbasis
25 – 44 jaar
Gemiddeld besteedbaar inkomen per huishouden (gestandaardiseerd), trend 2004 – 2010
2005
gemiddelde besteding in € tijdens laatste bezoek
13 – 24 jaar
FIGUUR 5.1
2004
gemiddeld aantal bezoeken per jaar
leeftijd
2010
Rotterdam
Rotterdam moet het hebben van haar thuismarkt In de Toeristische Barometer Rotterdam wordt geen onderscheid gemaakt tussen bezoeken door mensen van buiten de stad of door Rotterdammers zelf. Een indicatie van deze verhouding kan wel worden gegeven op basis van een recent onderzoek onder consumenten.9 Dit onderzoek is gebaseerd op een steekproef van inwoners die binnen een uur reistijd van het centrum van Rotterdam wonen. ‘Winkelen voor je plezier’ en ‘Uitgaan’ zijn de belangrijkste redenen voor een bezoek aan het centrum van Rotterdam. 55% van alle bezoeken aan Rotterdam worden afgelegd door de inwoners van de gemeente Rotterdam, 28% door de inwoners van de regiogemeenten en 17% door mensen buiten deze regio.
Stadsregio excl. Rotterdam Nederland
Uit in eigen stad In 2011 is het recreatief stadsbezoek door Rotterdammers onderzocht. Gemiddeld onderneemt de Rotterdammer 29 keer per jaar een vrijetijdsactiviteit in eigen stad. Onder de vrijetijdsactiviteiten worden bedoeld winkelen voor plezier, bezoek aan horeca, bioscoop, musea en festivals. Het blijkt dat tweederde van de bevolking niet vaker dan 25 keer per jaar een vrijetijdsactiviteit onderneemt. Eenzesde van de bevolking onderneemt vaker dan 50 keer per jaar een vrijetijdsactiviteit. De meeste mensen uit deze groep zijn jonger dan 44 jaar.5
4. Feitenkaart, inkomensgegevens Rotterdam en regio 2010, COS. 5. Vrijetijdsomnibus 2011, COS.
6. 7. 8. 9.
COS, recreatief stadsbezoek door Rotterdammers 2011. CBS gegevens. ABN Amro rapport Cross channel retail de toekomst 2015. Consumentenonderzoek Binnenstad Rotterdam 2012, Smart Agent.
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 5 Consumentenstad – pagina 70
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 5 Consumentenstad – pagina 71
FIGUUR 5.2
Aantal bezoeken aan Rotterdam 2006 – 2011 Bron: toeristische Barometer Rotterdam 2012, Rotterdam Marketing. x 1.000.000 18 16 14 12 10 8 6
Bezoekers uit de regio belangrijk voor bestedingen in de stad Bezoekers aan Rotterdam geven naar schatting ruim ~ 1 miljard uit tijdens hun bezoek.10 11 De bestedingen in de categorie ‘winkelen voor je plezier’ zijn hier niet in meegenomen. Met een totale besteding van ~ 480 miljoen nemen de Rotterdammers zelf bijna de helft van deze bestedingen (46%) voor hun rekening. Bezoekers uit de regiogemeenten besteden ongeveer ~ 360 miljoen tijdens hun bezoeken aan Rotterdam (35%). ~ 200 miljoen wordt in Rotterdam besteed door bezoekers van buiten de regio (19%). Het aandeel van bestedingen door bezoekers uit de regio is relatief groot en daarmee een belangrijke doelgroep voor de consumentendiensten in Rotterdam. Uitgesplitst naar sector en type activiteit besteden de bezoekers op jaarbasis naar schatting ~ 480 miljoen tijdens het uitgaan in Rotterdam (zoals uit eten, café, discotheek, bioscoop, clubs e.d.). Dit is 46% van de totale bestedingen (exclusief winkelen). Attracties (pretpark, dierentuin, sauna, zwembad, speeltuin, rondvaart e.d.) komen op de tweede plaats qua bestedingen, met een totaal van ~ 255 miljoen (25% van de totale bestedingen). De bestedingen aan culturele activiteiten (museum, theater, concert, voorstelling, lezing, stadswandeling, kunst e.d.) en evenementen (beurzen, festivals, sportwedstrijden e.d.) zijn met ~ 150 miljoen ongeveer even groot, beiden goed voor zo’n 15% van het totaal.
4 2 2006
2007
2008
2009
2010
2011
stadions
theaters en (pop)podia
attractief vervoer en City tours
musea en kunstcentra
festivals en evenementen
attracties
bioscopen en casino
Aantal overnachtingen blijft gelijk De overnachtinggegevens van het vierde kwartaal 2012 zijn nog niet bekend. Deze zijn geschat op basis van de ontwikkeling in het vierde kwartaal van 2011. We kunnen (met enige armslag) concluderen dat in 2012 evenveel overnachtingen zijn gerealiseerd als het jaar daarvoor (zie figuur 5.4). We zien wel een verandering in de verhouding tussen overnachtingen door gasten uit Nederland en uit het buitenland. In 2011 is er nog sprake van een stijging van het aantal overnachtingen door gasten uit Nederland en een afname van het aantal overnachtingen door gasten uit het buitenland. In 2012 is dit precies andersom. FIGUUR 5.4
Voor vrijwel alle activiteiten geldt dat Rotterdam en de regiogemeenten het belangrijkste voedingsgebied vormen (zie figuur 5.3). Een uitzondering hierbij zijn de culturele activiteiten. Het voedingsgebied hiervoor reikt verder.
overnachtingen in Rotterdam door Nederlandse en buitenlandse gasten Bron: CBS, januari 2013.
FIGUUR 5.3
aantal overnachtingen x 100.000
Bezoeken uit Rotterdam, regiogemeenten en buiten de regio per activiteit
14
Bron: Consumentenonderzoek Binnenstad Rotterdam 2012, Smart Agent.
12 10
attracties
8
evenementen 6 culturele activiteiten 4
uitgaan
2
winkelen in het stadscentrum 0%
20
40
60
80 Rotterdam regiogemeenten buiten de regio
100%
2007
2008
2009
2010
2011
2012 buitenlandse gasten Nederlandse gasten
10. Consumentenonderzoek Binnenstad Rotterdam 2012, Smart Agent. 11. Hoewel een ruime steekproef is gebruikt, past enige voorzichtigheid bij de extrapolatie van deze gegevens naar de bestedingen van deze bezoekers.
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 5 Consumentenstad – pagina 72
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 5 Consumentenstad – pagina 73
Aanbod van consumentendiensten De brancheverdeling in de detailhandel In Rotterdam zijn 67 winkelgebieden. Daarnaast is er nog een ruim aanbod verspreid over de stad gesitueerd. Op basis van verschillende factoren zijn de Rotterdamse winkelgebieden onderverdeeld in verschillende type winkelgebieden.12 In tabel 5.3 komt de functie van winkelcentra en het bezoekmotief van consumenten duidelijk in de brancheverdeling naar voren. Het winkelgedrag wordt veelal onderverdeeld in het doen van boodschappen, het doen van doelgerichte aankopen, recreatief winkelen en thematisch winkelen. Bij het recreatieve winkelen (met o.a. warenhuizen en mode), waarbij veel keuzemogelijkheden, sfeer en beleving en een mix van verschillende functies belangrijk zijn, nemen vooral het stadscentrum en de stadsdeelcentra een prominente plek in. De niet-dagelijkse en recreatieve branches bepalen in die gebieden voor een belangrijk deel het winkelbestand. De wijk en buurtwinkelcentra zijn de gebieden waar het doen van de dagelijkse boodschappen het belangrijkste bezoekmotief is. Dit is ook duidelijk terug te zien in de verdeling van de branchering. Het dagelijks en frequent benodigd niet-dagelijkse aanbod bepalen het karakter van de gebieden.
Een andere trend in de horeca is schaalvergroting. In 2005 was het totale vloeroppervlakte van horeca ruim 242.000 m2. In 2012 is dit gegroeid naar bijna 269.000 m2. De schaalvergroting vindt plaats in alle sectoren. Druk op de bezettingsgraad en de prijzen van de hotelkamers Naar aanleiding van het aantal overnachtingen lijkt het goed te gaan met de hotelsector in Rotterdam. Als echter gekeken wordt naar de bezettingsgraad en de gemiddelde opbrengst per kamer blijkt 2012 niet zo’n goed jaar te zijn. De gemiddelde bezettingsgraad is het afgelopen jaar afgenomen met 3,6% naar 59.5%. Naast de lagere bezettingsgraad is de gemiddelde opbrengst per kamer ook gedaald. De gemiddelde opbrengst lag in 2012 op € 56 en in 2011 op € 53 (zie figuur 5.5). FIGUUR 5.5
Aantal horecavestigingen per type Bron: Bedrijfschap horeca.
Tabel 5.3
Hoofdbranchering per type winkelgebied Bron: Locatus.
stadscentrum
stadsdeelcentrum (regionaal en klein)
leegstand
20.240
18.305
levensmiddelen
11.769
27.477
5.796
warenhuis
31.048
kleding & mode
persoonlijke verzorging
wijkwinkelcentrum (groot en klein)
buurtwinkelcentrum/ steunpunt
perifere en grootschalige concentraties
verspreid
totaal Rotterdam
18.966
10.542
1.618
38.151
107.822
52.287
40.700
3.216
43.734
179.183
9.503
6.681
2.014
217
1.714
25.925
18.605
3.369
53.022
drankensector, 41% fastfoodsector, 26%
64.278
43.962
12.240
3.755
3.129
4.831
132.195
schoenen & lederwaren
9.763
13.607
3.079
1.178
1.448
925
30.000
restaurantsector, 25%
juwelier & optiek
3.019
4.159
2.632
319
1.150
11.279
partycatering, 4%
huishoudelijke & luxe artikelen
7.347
8.677
7.383
2.779
3.670
6.577
36.433
hotelsector, 4%
324
178
175
60
2.330
3.067
12.518
48.451
3.992
7.434
antiek & kunst sport & spel
7.987
7.197
2.615
1.073
hobby
1.622
1.133
411
276
17.061
media
7.699
2.528
2.471
907
293
7.303
21.201
plant & dier
1.088
1.454
5.195
3.294
2.655
9.705
23.391
bruin & witgoed
8.809
9.938
4.365
1.469
8.782
7.601
40.964
248
1.030
2.957
1.724
1.278
7.706
14.943
400
717
2.671
532
3.775
37.753
45.848
7.290
9.896
7.011
6.501
80.250
57.556
168.504
auto & fiets doe het zelf wonen detailhandel n.e.g. ToTaal
2.167
2.504
3.762
2.146
350
14.774
25.703
190.894
180.870
138.270
79.269
127.742
258.320
975.365
Werkgelegenheid in de consumentendiensten De werkgelegenheid in de consumentendiensten schommelt de afgelopen 12 jaar rond de 52.000 arbeidsplaatsen. Het afgelopen jaar is de werkgelegenheid in de consumentendiensten met ongeveer 3% afgenomen ten opzichte van 2011. De werkgelegenheid in de sectoren logiesverstrekking en cultuur, sport en recreatie is het sterkst gedaald met ongeveer 15% ten opzichte van 2011. De werkgelegenheid ontwikkelde zich positief in de sector vervoer, dit komt met name door een toename in de werkgelegenheid van personenvervoer per trein. De werkgelegenheid in consumentendiensten is in 2012 op hetzelfde niveau als in 2008 voordat de economische crisis begon. Hierbij heeft er wel een verschuiving binnen de sectoren plaatsgevonden, waarbij de werkgelegenheid in de detailhandel en eet- en drinkgelegenheden is toegenomen (zie tabel 5.4). Voor meer cijfers en figuren zie ook www.rotterdam.nl/evr2013.
Horecazaken worden groter, de kleine bruine kroeg verdwijnt Het aantal horecabedrijven in Rotterdam schommelt al jaren rond de 1.800 horecazaken. De drankensector, ofwel de traditionele bruine kroeg en disco, heeft het de laatste jaren moeilijk. Opvallend is dat in 2012 het aantal bedrijven in deze sector weer heel licht stijgt. In de fastservicesector is er een verschuiving van snackbars (194) richting meer lunchrooms (105). 12. Deze onderverdeling is gemaakt op basis van de uitgave “Het Nederlandse Winkellandschap in transitie” onder redactie van Nozeman, Van der Post en Langendoen.
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 5 Consumentenstad – pagina 74
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 5 Consumentenstad – pagina 75
Overleven winkelgebieden met een gevarieerd winkelaanbod de internethandel beter?
FIGUUR 5.6
Bezettingsgraad en gemiddelde opbrengst per kamer
Als de sombere voorspellingen kloppen zal door de handel op internet éénderde van de winkels in Nederland verdwijnen. Maar dat zal niet overal in Nederland hetzelfde zijn: sommige winkelgebieden zullen overleven andere zullen méér dan éénderde van hun winkels verliezen of zelfs helemaal verdwijnen.
Bron: STR global.
% bezettingsgraad en gemiddelde opbrengst kamer in euro’s 90
Bij het overleven van winkels gaat het volgens experts om twee dingen: winkelen moet een belevenis zijn en het internet kan niet opboksen tegen vakkundig winkelpersoneel in speciaalzaken dat persoonlijk advies geeft. Dat heeft ook betrekking op winkelgebieden: en het zal duidelijk zijn dat winkelgebieden met een gevarieerd aanbod aan speciaalzaken sterker staan dan gebieden waar je voornamelijk winkels uit dezelfde branches tegenkomt.
80
70
Het CBS meet eens in de vier jaar hoe gevarieerd het aanbod aan winkels (naar branche) van de Nederlandse winkelcentra/gebieden is. Natuurlijk spelen ook andere zaken als de kwaliteit van het aanbod, de combinatie met andere trekpleisters zoals cultuur en horeca een rol. Voor funshoppers zijn vooral de winkelgebieden die op een klein – beloopbaar – oppervlak een groot aantal verschillende winkels kunnen bieden in trek, waarbij de omvang van die winkels er niet zoveel toe doet.
60
50
40
dec
nov
okt
sept
aug
juli
juni
mei
april
mrt
febr
jan
dec
nov
okt
sept
aug
juli
juni
mei
april
mrt
febr
jan
30
Tabel 5.5
Diversiteit van de top 10 van Rotterdamse winkelgebieden Bron: CBS Top van buurten naar diversiteit van detailhandel. diversiteit food sector detailhandel (max = 13)
diversiteit non-food sector detailhandel (max = 68)
Oude Noorden
13
50
63
61
Stadsdriehoek
12
49
61
62
Cool
10
47
57
56
Oosterflank
10
44
54
54
9
42
51
42
Werkgelegenheid in de consumentendiensten
Hoogvliet-Zuid
12
33
45
47
Groot-IJsselmonde
12
33
45
44
Bron: Bedrijvenregister Zuid-Holland 2012.
Kralingen-West
10
35
45
46
Bloemhof
9
34
43
37
Schiebroek
8
34
42
36
2011
2012 wijk-, buurtnaam
bezettingsgraad gemiddelde opbrengst per kamer in euro’s
Hillesluis
Tabel 5.4
2000 handel in en reparatie van auto’s en motorfietsen, aanhangers
2008
2011
2012
saldo 2012 – 2011
3.579
3.330
3.142
3.088
- 54
25.491
24.402
25.883
25.319
- 564
vervoer
6.184
5.332
4.821
4.926
105
logiesverstrekking
1.512
1.924
2.032
1.764
- 268
eet- en drinkgelegenheden
8.770
8.517
9.366
9.246
- 120
736
820
705
678
- 27
3.111
3.587
3.712
3.135
- 577
detailhandel
reisbemiddeling cultuur, sport en recreatie reparatie van computers en consumentenartikelen wellness en overige dienstverlening: uitvaartbranche ToTaal
379
293
284
289
5
2.809
3.050
3.188
3.077
- 111
52.571
51.255
53.133
51.522
- 1.611
diversiteit totaal detailhandel (max = 81)
diversiteit totaal detailhandel in 2008 (max = 81)
Uit de lange lijst van Nederlandse winkelgebieden met een hoogste score van 68 voor het centrum van Haarlem tot de laagste score van dertig voor Ter Apel zijn de Rotterdamse gebieden met de hoogste winkeldiversiteit geselecteerd. Het Oude Noorden is opgeklommen tot nummer zeven van Nederlandse meest diverse winkelgebieden. De Stadsdriehoek (Rotterdam Centrum) behoudt zijn hoge diversiteit maar is helaas door een aantal andere gebieden in Nederland voorbij gestreefd. Opvallend is de toename in Hillesluis, Bloemhof en Schiebroek. In het licht van de opkomst van de handel over internet moeten we wellicht met andere ogen kijken naar de Rotterdamse winkelgebieden.
Uit CBS, Buurten met winkels naar diversiteit van de detailhandel (2013).
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 6 Haven – pagina 77
Hoofdstuk 6
• Na een korte periode van krimp in 2009 als gevolg van de economische recessie, wordt verwacht dat de goederenoverslag tot 2020 blijft toenemen, met name bij de containers, (bio based) chemie en kolenoverslag. Door ingebruikname van Maasvlakte 2 kan de haven deze groei goed faciliteren. • In 2012 krimpt de overslag van droog massagoed, door lagere overslagvolumes van ijzererts en schroot en agribulk. Na 2012 wordt ook hier weer een toename verwacht. • De concurrentiepositie van de Rotterdamse haven is sterk en verbetert naar verwachting verder in de aankomende jaren. Economische ontwikkeling haven De economische ontwikkeling van de haven wordt getoond aan de hand van de knooppuntfunctie, de vestigingsplaatsfunctie en de concurrentiepositie van de haven. De ontwikkeling van de knooppuntfunctie wordt bekeken aan de hand van de goederenoverslag; de vestigingsplaatsfunctie aan de hand van de investeringen en de gronduitgifte op de Maasvlakte 2; en de concurrentiepositie aan de hand van het marktaandeel van Rotterdam in de containeroverslag.
Haven
Knooppuntfunctie De totale goederenoverslag in de haven van Rotterdam groeit. De groei van de laatste decennia is met name te verklaren door groei in de containeroverslag en nat massagoed. Bij de overslag van stukgoed en droog massagoed is sprake van een min of meer constant volume door de jaren heen. Voor 2012 laat de overslag van droog massagoed een krimp zien (net als in 2009) die vooral verklaard wordt door lagere overslagvolumes van ijzererts en schroot en agribulk. Mogelijke verklaringen hiervoor zijn respectievelijk een lagere staalproductie van de Duitse hoogovens als gevolg van de economische crisis en tegenvallende oogsten. Na een korte periode van krimp in 2009 als gevolg van de economische recessie, wordt verwacht dat de goederenoverslag tot 2020 blijft toenemen. Ondanks het langzame economische herstel lijkt een gemiddelde jaarlijkse groei van meer dan 2% haalbaar.1 De toename van 1,7% in 2012 ondanks een kwakkelende economie is een bevestiging van dit beeld. Door de ingebruikname van Maasvlakte 2 kan Rotterdam de potentiële groei in de containeroverslag en de intercontinentale containerstromen goed faciliteren, waardoor de containeroverslag en transshipment grote groeimarkten blijven. Het aandeel van containers groeit hiermee van 25% van de overslag in 2010 tot mogelijk meer dan 30% in 2020. Ook de overslag van staalproducten is een groeimarkt binnen het stukgoed. Door de sluiting van hoogovens in Noordwest-Europa (door overproductie, relatief hoge kosten en veroudering) zal de invoer van staalproducten toenemen, terwijl de aanvoer van ertsen daalt. Binnen het natte massagoed zijn de overslag van minerale olieproducten, chemische producten, plantaardige oliën en LNG groeimarkten. LNG wordt gezien als één van de nieuwe, schonere brandstoffen voor de transportsector. De snelheid van de groei wordt sterk bepaald door de prijs op de wereldmarkt en de regelgeving binnen Europa. De mogelijke groei van de overslag van droog massagoed wordt veroorzaakt door stijgende kolenoverslag als gevolg van nieuwe kolencentrales en groeiende overslag van droge biomassa. Voor agribulk zijn de verwachtingen minder goed, variërend van stabiel tot dalend, afhankelijk van de economische ontwikkeling. Meer agroproducten worden in containers vervoerd – een trend die de komende jaren doorzet. Daarnaast worden overslagvolumes van agroproducten ook sterk bepaald door de opbrengst van oogsten en de wereldprijzen, hierdoor is in 2012 de overslag flink afgenomen.
1. Op basis van goederen overslag 2003 – 2010 (Bron: Port of Rotterdam, havenstatistieken) en raming overslag high oil price tot 2020 (Bron: Port of Rotterdam (2011) Havenvisie 2030).
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 6 Haven – pagina 78
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 6 Haven – pagina 79
FIGUUR 6.1
ontwikkeling en prognose goederenoverslag haven Rotterdam Bron: Havenbedrijf Rotterdam.
mln ton 600
500
400
300
200
schaalvergroting in de containerschepen heeft Rotterdam met haar diepe haven een goede uitgangspositie. Bij de uitgaande stromen heeft Antwerpen een sterke positie, terwijl hier de komende jaren meer groei zit dan in de inkomende containerstromen. Het marktaandeel van Rotterdam in de containeroverslag in Noordwest Europa (Hamburg – Le Havre range) is gestabiliseerd op een kleine 30% en zal naar verwachting stijgen. Bij de natte massagoederen (vooral olie en olieproducten) is de Rotterdamse haven veruit de grootste haven binnen de Hamburg – Le Havre range met een marktaandeel van bijna 50%. Hier is de concurrentie van vooral Antwerpen sterk. Voor de doorvoer/knooppuntfunctie concurreert de haven vooral met (Noord) Europese havens. Rotterdam is en blijft de belangrijkste haven voor handel in ruwe olie. De te bouwen Shtandart terminal gericht op de doorvoer van Russische olie zal deze positie verder versterken. De omvang van deze stromen is echter heel gevoelig voor de ontwikkeling van de olieprijzen. Als vestigingsplaats voor de olie- en chemiesector zijn de concurrerende productielocaties in de Verenigde Staten (Houston), Azië (Singapore) en steeds meer het Midden-Oosten. Vooral de ontwikkeling van meer productie nabij de bron zal op langere termijn een bedreiging kunnen vormen voor de positie van Rotterdam.
100
nat massagoed
2020
2019
2018
2017
2016
2015
2014
2013
2012
2011
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
FIGUUR 6.2
Prognoses marktaandeel overslag haven Rotterdam in Hamburg – Le Havre range Bron: Havenvisie 2030, Ramingen Goederenoverslag.
droog massagoed stukgoed 60%
totaal
Vestigingsplaatsfunctie Momenteel is er nog beperkte ruimte beschikbaar voor havengebonden bedrijven, die een kade nodig hebben. Door het beschikbaar komen van Maasvlakte 2 is hier de komende jaren weer ruimte beschikbaar. Als de hoge groeiverwachtingen doorzetten, zoals gepresenteerd in de Havenvisie van Havenbedrijf Rotterdam, zal ruimte op termijn weer schaars worden. Om aan de ruimtevraag te kunnen voldoen wordt het bestaande havengebied door het gebruik van nieuwe technieken geïntensiveerd. De overslag van goederen zal steeds meer verschuiven naar het achterland, door samenwerking met de havens van Moerdijk en Dordrecht en door investeringen van het Havenbedrijf en terminaloperators in terminals in het achterland (o.a. Alblasserdam, Alphen aan den Rijn, Moerdijk, Venlo, Wanssum). Deze ‘inlandterminals’ zijn vooral via binnenvaart en weg bereikbaar en soms ook via spoor. Voor logistieke activiteiten is vestiging in de nabijheid van een dergelijke inlandterminal aantrekkelijk. Op Maasvlakte 2 komt 1.000 hectare bedrijventerrein beschikbaar. Hiervan is 400 hectare reeds uitgegeven. Het bedrijventerrein is vooral bestemd voor de containeroverslag en de (bio)chemische industrie. Concurrentiepositie De concurrentiepositie van de Rotterdamse haven is sterk als grootste haven van Europa en vijfde haven van de wereld. Door de verwachte groei in overslag zal de concurrentiepositie verder verbeteren. In het containersegment, verantwoordelijk voor 25% van de overslag, zijn Antwerpen en Hamburg de belangrijkste concurrenten. Rotterdam heeft een sterke positie in de import van containers, die voornamelijk naar Duitsland worden doorgevoerd. Door de verdergaande
50%
40%
30%
20%
10%
natte bulk
droge bulk
containers
stukgoed
roro
totaal
aandeel 2008
global economy 2020
low growth 2020
high oil price 2020
trend 2020
Door de opening van een LNG-terminal vorig jaar en de koppeling aan het uitgebreide aardgastransportnet heeft Rotterdam een sterke positie in Noordwest-Europa in de groeiende LNG-importmarkt.
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 6 Haven – pagina 80
Voor droge massagoederen heeft Rotterdam door haar diepe haven en goede binnenvaartontsluiting met Duitsland een natuurlijk voordeel. De verwachtingen voor de grote volumes van kolen en ertsen is echter gematigd tot negatief door de slechte vooruitzichten voor de staalproductie in het achterland. Een groeimarkt is de overslag van biomassa. Deze is zowel bedoeld voor de chemische industrie (transitie naar meer bio based productie) met wereldwijde concurrenten, als voor de energiesector (bijstook in kolencentrales) in concurrentie met nabijgelegen havens. Het marktaandeel in Noordwest Europa zal naar verwachting stijgen. De haven en de stad Het economisch nut van de haven voor de stad Rotterdam wordt beschreven aan de hand van de directe haven gerelateerde werkgelegenheid 2 en directe haven gerelateerde toegevoegde waarde (figuur 6.3). De haven is door haar afhankelijkheid van de internationale handel conjunctuurgevoelig. In de ontwikkeling van de werkgelegenheid zien we twee tegengestelde trends. Enerzijds leidt verdergaande automatisering en stijging van de arbeidsproductiviteit tot minder werkgelegenheid per overgeslagen of geproduceerde ton goederen. Dit treedt op bij de gevestigde bedrijven en in sterkere mate bij de nieuwkomers. Goed voorbeelden hiervan zijn de volledig geautomatiseerde containerterminals, waarvan de eerste momenteel op Maasvlakte 2 wordt gerealiseerd. Anderzijds zorgt de gerealiseerde en verwachte groei van de goederenoverslag voor extra werkgelegenheid. Bovendien verwacht de Rabobank3 dat de stijging van de arbeidsproductiviteit door toenemen van het opleidingsniveau en demografische ontwikkelingen in veel Westerse landen is uitgewerkt en dat er een zogenaamd ‘plateau’ van de toename van de kwaliteit van menselijk kapitaal lijkt te zijn bereikt. De dalende ontwikkeling is de laatste jaren sterker dan de stijgende, zoals blijkt uit de daling van de directe werkgelegenheid en directe toegevoegde waarde vanaf het jaar 2009. De komende jaren zou verwacht kunnen worden dat deze daling zich nog voortzet. Op de lange termijn wordt door de uitbreiding van het havengebied (Maasvlakte 2), de intensivering van het bestaande gebied en de vergrijzing echter een grote behoefte aan werknemers verwacht. Doordat de extra werkgelegenheid vooral in het westelijk havengebied en Maasvlakte 2 plaats zal vinden, is de verwachting dat het aantal Rotterdamse werknemers in de haven niet sterk zal stijgen en het aandeel zal dalen. De geplande aanleg van een nieuwe tunnel onder de Nieuwe Waterweg, de Blankenburgtunnel, zal mede betekenen dat de Rotterdamse haven beter bereikbaar wordt voor werknemers uit de regio Haaglanden. Tot 2020 worden circa 2.200 vacatures (vervanging en nieuwe banen) per jaar verwacht, met een groei van circa 3.000 tijdelijke banen voor de aanleg van Maasvlakte 2.4 Het jaar 2012 laat echter nog een daling van de werkgelegenheid zien. Transformatie Stadshavens Met de realisatie van Maasvlakte 2 verschuiven de havenactiviteiten verder westwaarts. Dit geeft de mogelijkheid tot herontwikkeling van de Stadshavens om stad en haven meer te verweven. De gemeente Rotterdam en het Havenbedrijf Rotterdam hebben een ambitieus programma5 opgezet om dit te realiseren. Door de ontwikkelingen in het Stadshavensgebied zullen de logistieke havenactiviteiten van west naar oost geleidelijk overgaan in kennisintensieve bedrijvigheid, opleidingsinstellingen en hoogwaardige woon- en leefmilieus. Zowel de stad als de haven profiteert hiervan in economische zin. Hoogwaardige zakelijke dienstverlening Een potentiële groeimarkt voor zowel het haven en industrieelcomplex en de stad is de hoogwaardige zakelijke dienstverlening. Op dit moment wordt twee derde van de door het Haven en Industrieel Complex ingekochte dienstverlening lokaal ingekocht, wat resulteert in ruim een half miljard euro 2. 3. 4. 5.
Gedefinieerd als BRZ Zeehaventerreinen + HIC Stadsregio. Haventerreinen van de andere regiogemeenten zijn niet meegenomen. Visie op 2013, Wennen aan lagere groei, Rabobank, november 2012. KMR (2012)_Arbeidsmarktverkenning Mainport Rotterdam 2012 – 2013. Stadshavens Rotterdam, creating on the edge.
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 6 Haven – pagina 81
FIGUUR 6.3
Werkzame personen in haven-industrieel complex Bron: Bedrijvenregister Zuid-Holland 2012.
x 10.000 75
70
65
60
55
50
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
werkzame personen
toegevoegde waarde.6 Het overgrote deel hiervan wordt gerealiseerd door de financiële en juridische dienstverlening en verzekeringen, die onderling een samenhangend cluster vormen.Door verdere ontwikkeling en uitbouw van dit cluster wordt de kwaliteit van het havencluster versterkt, hoogwaardige werkgelegenheid geschapen en kan de stad Rotterdam haar hoofdkantoorfunctie versterken.7 Hiervoor zijn investeringen nodig onder andere in een aantrekkelijk leefklimaat, voorzieningen voor de internationale gemeenschap, de arbeidsmarkt en in de bereikbaarheid van de regio. Segmenten met economische spin-off voor Rotterdam Rotterdam heeft verschillende economische sectoren die profiteren van de nabijheid van de haven en waarin zich groeikansen voordoen, veelal als gevolg van internationale ontwikkelingen. Voorbeelden hiervan zijn de nationale topsectoren logistiek, water, energie, agri en food. Binnen deze sectoren zijn ondermeer de offshore, bio based chemie en gespecialiseerde maritieme maakindustrie kansrijke segmenten voor Rotterdam. De nieuwe ontwikkelingen rond de haven kunnen de regionale clusters in deze sectoren versterken. Een voorbeeld hiervan is de toekomstige ontwikkeling van Cool Port in de Waal-Eemhaven waardoor een modern knooppunt voor agrologistieke stromen en een clustering van agrologistieke bedrijven ontstaat. Hoger opgeleide werkgelegenheid Door de toenemende automatisering en technische ontwikkeling bij zowel de nieuwe containerterminals op Maasvlakte 2 als bij de bestaande industrie zal de vraag naar hoger opgeleid personeel toenemen. Daarnaast heeft de toenemende automatisering tot effect dat werken in de haven toegankelijker wordt voor vrouwen. Een structurele toename van het percentage vrouwen in de haven is op dit moment echter nog niet gaande.8 6. Economische Verkenning 2012. 7. Erasmus Smart Port Rotterdam (2011) Rotterdam world port world city: Hoogwaardige zakelijke dienstverlening voor het Rotterdamse haven- en industriecomplex. 8. Gemeente Rotterdam, o.b.v. percentage vrouwen in werkgelegenheid BRZ Zeehaventerreinen + HIC Stadsregio. Haventerreinen van de andere regiogemeenten zijn niet meegenomen.
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 6 Haven – pagina 82
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 6 Haven – pagina 83
Figuur6.4 6.4 Figuur
CO22 emissie emissie in in de de sector sector energie energie en en industrie industrie per per sub sub sector sector in in 2008 2008 en en verwachte verwachte CO emissie in in 2015, 2015, 2020, 2020, en en 2025 2025 emissie Bron:ECN, ECN,2010. 2010. Bron:
-emissieininMton Mton CO2-emissie CO 2
40 40
55
Emissies vanuit knooppuntfunctie Ook door het goederenvervoer van en naar de haven worden emissies uitgestoten. Deze CO2 emissies zijn in vergelijking met de emissies door de sectoren energie en industrie echter klein: 1,3 Mton in 2010. Door de toename in goederenoverslag, vooral de grote containerstromen gekoppeld aan Maasvlakte 2, wordt ook voor deze emissies een stijging verwacht. Om de toename van emissies (met name CO2, NOx, SO2 en fijnstof) te beperken zet het Havenbedrijf in op een verschuiving van vervoerswijzen. Het aan- en afvoeren van containers zal in de toekomst steeds meer via het spoor en de binnenvaart plaatsvinden in plaats van over de weg. Vervoer per spoor en binnenvaart kent lagere emissies per tonkilometer dan vervoer over de weg. Door zoveel mogelijk containers over water en per spoor te vervoeren en de wegcapaciteit te vergroten (onder andere door aanpak van de A15 van Maasvlakte tot Vaanplein en de aanleg van de Blankenburgtunnel) wordt ook getracht de enorme druk op de bereikbaarheid te verlichten.
00
Voor meer cijfers en figuren zie ook www.rotterdam.nl/evr2013.
35 35 30 30 25 25 20 20 15 15 10 10
2008 2008
2015 2015
2020 2020
2025 2025
nattebulk bulk natte
ccs ccs
raffinage raffinage
afvalverwerkingsinstallaties afvalverwerkingsinstallaties
chemie chemie
energieen enutillities utillities energie
veroorzaakt door de verwachte sluiting van een kolencentrale en CO2 opslag bij één van de nieuwe centrales. De ramingen laten een emissiestijging zien, terwijl met het Rotterdam Climate Initiative (RCI) een daling van de uitstoot tot maximaal 12 Mton in 2025 wordt beoogd. Eén van de maatregelen om dit doel te behalen is het afvangen van CO2 (CCS in figuur 6.4). Wanneer het afvangen van CO2 niet mogelijk zal blijken, zal dit tot gevolg hebben dat de CO2 emissie in 2020 met 1,5 Mton extra zal stijgen tot 38,5 Mton. De CO2 afvang staat momenteel onder druk door de lage prijzen voor CO2 emissierechten.
Duurzaamheid De relatie tussen havens en hun steden is complex. Aan de ene kant is de haven belangrijk voor de economie van de stad en haar omgeving. Aan de andere kant veroorzaakt de haven ook negatieve lokale effecten door geluidsoverlast en schadelijke emissies. De lokale luchtvervuiling in de Randstad is in vergelijking met andere Europese regio’s hoog, zeker in Rotterdam. De CO2 emissies per capita in Rotterdam behoren zelfs tot de hoogste binnen EU regio’s, terwijl de blootstelling aan fijnstof (PM2.5) in Rotterdam 50% hoger is dan in de gemiddelde OECD havenregio. Deze emissies worden voor een deel veroorzaakt door de industrie in het havengebied en het havengerelateerde transport. Daarbij hebben ook de hoge bevolkingsdichtheid, het grote aandeel bebouwd oppervlak en de beperkte hoeveelheid groen effect op de hoogte van de emissies. Door de gemeente en het havenbedrijf worden verschillende maatregelen getroffen om deze negatieve effecten te beperken. Emissies vanuit vestigingsplaatsfunctie Binnen de gemeente Rotterdam wordt het belangrijkste deel van de CO2 emissie veroorzaakt door de sectoren energie en industrie in het haven en industrieelcomplex (HIC). In 2008 was de totale uitstoot van deze twee sectoren gelijk aan 25 Mton CO2. Bij ongewijzigd beleid· zal de CO2 uitstoot naar verwachting de komende jaren toenemen, waarna de emissie na 2020 weer zal afnemen.9 De verwachte emissiestijging tot 2020 en de daaropvolgende daling tot 2025 wordt voornamelijk veroorzaakt door de subsector energie en utilities. Binnen deze subsector wordt de toename tot 2020 veroorzaakt door de bouw van nieuwe elektriciteitscentrales, nieuwe waterstofproductiefaciliteiten en een toenemend aantal draaiuren van een aantal andere centrales. De emissiedaling na 2020 wordt 9 Bron: ECN (2010) Verkenning CO2 emissie Rotterdam HIC 2015/2020/2025.
10. Bron: ECN (2010) Verkenning CO2 emissie Rotterdam HIC 2015/2020/2025.
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 6 Haven – pagina 84
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 6 Haven – pagina 85
Havenbedrijf Rotterdam – De (on)zichtbare (haven) economie
Toch hebben zich in de loop der jaren veel (regionale) hoofdkantoren van maritieme, logistieke en havenindustriële spelers in Rotterdam gevestigd, zoals de hoofdkantoren van Shell, Stolt Nielsen en van Mittal Steel – het grootste staalconcern in de wereld, maar ook Nationale Nederlanden, Robeco, Unilever en P&O Nedlloyd. Voor uitbreiding van havengerelateerde zakelijke dienstverlening is een groei in de hoofdkantorenmarkt essentieel.
De haven is een onlosmaakbaar onderdeel van ons dagelijks leven. De benzine die je tankt, de stroom uit het stopcontact, de kleding die je draagt, je computer, je flatscreen, de bananen in de fruitmand: het komt allemaal uit het havengebied. De logistieke en industriële activiteiten in de haven hebben ook een aantal typisch havengerelateerde kantooractiviteiten voortgebracht die een belangrijke rol in de stedelijke economie vervullen, maar die door de argeloze voorbijganger niet direct met de haven geassocieerd worden. Haven, industrie en handel gaan hand in hand, en de handelsfunctie was eeuwen geleden al de aanjager van vernieuwing in zakelijke dienstverlening. Er ontstonden handelshuizen, handelsbanken en specifieke organisatorische en administratieve expertise voor de fysieke afhandeling van handelsstromen, zoals cargadoors, expediteurs en logistieke dienstverleners. En natuurlijk gespecialiseerde verzekeraars, accountants en advocatenkantoren. Vanuit de havengerelateerde dienstverlening ontstonden nieuwe activiteiten. Zo was de verzekeringssector vroeger sterk gebaseerd op havenactiviteiten. Banken waren aanvankelijk vooral handelsbanken. Ook accountantskantoren en advocatenkantoren richten zich vaak eerst op havenactiviteiten en later pas op andere werkvelden. Uiteindelijk is dit uitgegroeid tot hoogwaardige, havengerelateerde zakelijke dienstverlening. Dienstverlening gebaseerd op de aanwezigheid van goederenstromen en industrieën, maar ook op het grootstedelijke vestigingsklimaat: de combinatie van hoogwaardige kennis en een aantrekkelijk woon- en werkklimaat met een metropolitane uitstraling. De belangrijkste concurrerende plaatsen voor havengerelateerde zakelijke dienstverlening zijn Amsterdam, Antwerpen, London, Hamburg, Parijs en Athene. Internationaal opererende bedrijven leveren een sterke lokale en regionale spin off. Deze bedrijven vormen een cruciale schakel in de Rotterdamse economie. Ze zorgen voor werk voor toeleveranciers en verzorgende bedrijven in stad en regio. Ook belangrijk is hun vraag naar specialistische (vak)kennis. De lokale arbeidsmarkt is dan ook een belangrijke vestigingsplaatsfactor, net als aantrekkelijke kantoorlocaties en een goed woon- en leefklimaat. Tabel 6.1
Havengerelateerde zakelijke dienstverlening Bron: Economische kengetallen Rotterdam 2012. werkgelegenheid toegevoegde waarde
3.585 banen 415 miljoen euro
Havengerelateerde diensten zoals juridische, financiële of technische dienstverlening zijn over het algemeen direct in de stad of in de randgemeenten gevestigd. Bedrijfsinterne diensten zoals de inkoopfunctie, documentafwikkeling, milieudienstverlening of supply chain management vaak ook, maar ook nog steeds, ondanks de tegenwoordige IT mogelijkheden, traditioneel in kantoren op de bedrijfsterreinen in de haven zelf. De meer ‘strategische diensten’ zoals corporate finance, R&D of management consultancy voor hoofdkantoren van multinationals zijn vaak gevestigd bij hun hoofdkantoren in de Verenigde Staten, Singapore of Duitsland of in toonaangevende locaties zoals Londen of de Zuidas.
Ook veel shared services centers hebben zich in de stad gevestigd. Dit geeft aan dat Rotterdam een uitstekende vestigingsplaats is voor deze vestigingen van grote internationale bedrijven, waarin diverse specifieke bedrijfsonderdelen worden samengebracht. Het havencomplex biedt volop werk voor onderhouds-, installatie- en constructiebedrijven, toeleveranciers, beveiligers, en voor kantoorhoudende zakelijke dienstverlening, zoals banken, juristen, ingenieursbureaus, laboratoria, adviesbureaus, IT-, en administratieve bedrijven. Rotterdam Port Information (www.rotterdamportinfo.com) vermeldt onder andere negentien inspectiediensten, tweeentwintig verzekeringsinstellingen, zeventien gespecialiseerde juridische kantoren en tachtig transport- en maritieme consultancybedrijven die in Rotterdam en omliggende gemeenten gevestigd zijn. De havengerelateerde zakelijke dienstverlening is dus heel divers, en qua omvang en uitstraling van onderscheidende betekenis voor de stad. Drie voorbeelden: Maritieme advocatuur en rechtspraak Kern van het maritieme juridische cluster in Rotterdam is de rechtbank die over een ‘natte kamer’ beschikt: een groep civiele rechters met ondersteuning van juristen gespecialiseerd in scheepvaarten vervoerszaken. Het ‘natte recht’ omvat zeerecht, vervoersrecht, verzekeringsrecht, verdragsrecht en ook aspecten van andere rechtsgebieden. Reders en cargadoors kunnen er terecht met geschillen over schade aan lading, en voor complexe internationale contracten. Verreweg het grootste deel van de behandelde zaken betreft goederenvervoer (58%), zeerecht (19%) en vervoersrecht (15%). Buitengerechtelijke geschillenbeslechting voor scheepvaart, scheepsbouw, transport, opslag, logistiek en internationale handel is onder andere mogelijk via de stichting Transport and Maritime Arbitration Rotterdam-Amsterdam. Er zijn in Rotterdam een aantal grote advocatenkantoren met gespecialiseerde advocaten in dienst, maar de maritiem gespecialiseerde advocatuur bestaat vooral uit kleine en middelgrote kantoren, zeventien in Rotterdam. Het Rotterdamse maritieme juridische cluster is volop in ontwikkeling. Het platform Dutch Legal Network for Shipping and Transport bundelt, ontwikkelt en promoot juridische know how. De Erasmus School of Law heeft sinds kort een juridische Master ‘Maritime and Transport Law’. Jaarlijks worden zo’n honderdveertig uitspraken gepubliceerd in Schip en Schade. Qua aantal kan Nederland zich meten met Duitsland, Frankrijk en Engeland. De belangrijkste concurrent, Londen, is grootschaliger en profiteert van een vanuit de historie opgebouwde reputatie en faam. Sterk punt van het Rotterdamse cluster is snellere en goedkopere afwikkeling ten opzichte van die in Londen. De Rotterdamse ‘natte’ advocatuur en rechtspraak heeft dan ook serieuze groeimogelijkheden. Handel Veel handelsbedrijven in Rotterdam zijn nauw verweven met de haven. Grote handelshuizen in Rotterdam zijn Unilever, Verstegen, Nidera, Argos, Glencore, Econosto en Hagemeyer. negen van de vijftien grootste Rotterdamse bedrijven hebben een eigen handelsonderneming. Ze handelen overwegend in olie, olieproducten of chemische producten. Ook zijn er onafhankelijke handelaars actief, vooral in landbouwproducten en ruwe grondstoffen met als belangrijke nieuwe markten gas, biofuels en biomassa.
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 6 Haven – pagina 86
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 6 Haven – pagina 87
In de sector handel concurreert Rotterdam voornamelijk met andere grote havensteden. Door toenemende virtuele handel worden handel en haven fysiek meer losgekoppeld. Producten worden dan wel in Rotterdam verhandeld, maar verscheping via de haven is niet meer vanzelfsprekend. Ook maken IT- ontwikkelingen het mogelijk om handelsactiviteiten die nog plaats vinden op opslag- of aanvoerlocaties te verhuizen naar binnenstedelijke locaties.
De in Rotterdam gevestigde banken houden zich niet alleen bezig met financieringsconstructies voor schepen, maar ook voor kostbare lading, terminalaanleg en -equipment, industriële installaties, de offshore en transporttechnologie. Rotterdam heeft van oudsher een sterke positie in het verzekeren van lading en schepen en behoort tot de wereldwijde top-10. Ook in de wereld van baggeren, olietankopslag, offshore en berging spelen de Rotterdamse verzekeraars een hoofdrol. Belangrijkste concurrerende havensteden voor verzekeringen zijn Londen, Hamburg en New York.
Banken en verzekeraars Voor de financiering van maritieme zaken is de aanwezigheid van de haven geen noodzaak. Toch zijn banken vaak gevestigd in havensteden. Hoofdkantoren zitten vaak in London, Singapore en New York en branches, zoals shipping desks, zitten bij voorkeur dichter bij klanten. Zo staat het hoofdkantoor van ABN-Amro in Amsterdam, maar is ABN-Amro-ECT (Energy, Comodities & Transportation) gevestigd in Rotterdam. Dit onderdeel is een van de grootste scheepsfinanciers op de wereldmarkt. Ook voor Rabobank Shipping, groot in de binnenvaart, is havenstad Rotterdam een logische plek. Figuur 6.5
Havenbedrijf in en rond het stadscentrum van Rotterdam B
Bron: Bedrijvenregister Zuid-Holland.
Park
Ro tte
buurt
Rozenburg Nieuwe Plantage
Provenierswijk
"Diergaarde Blijdorp"
Station "Hofplein"
Karnemelksehaven
Kralingen West
Rubroek
Station "Gerdesiaweg"
V.T.V. "Streven naar verbetering"
Randstadrail in aanleg
Station "Voorschoterlaan"
wa ter
Station "R'dam Centraal" Station "Centraal"
Del
kv Sto
is
fts aa ev
C.S. Kwartier
rt
Station "Stadhuis"
Station "Oostplein"
"Stadhuis"
De elfts
gra
cht
Station "Blaak"
Station "R'dam Blaak"
Steig ers-
Station "Beurs"
Boe reng at
Stadsdriehoek
vaart
Wijkpark Oude Westen
STADSCENTRUM
Leuvekolk
Ou de ha ve
H
vlie ng ari
t
Struisenburg Bui zeng at
n
Station "Beurs"
DELFSHAVEN
en rhav Bie en av rijh de Re
h Sc
p ee
ak m
ers
ve ha
n
Noordereiland "De Hef"
Rosepark
rw eg ha
Kop van Zuid - Entrepot Bin
ne nh a
ve n
ve ha
ve n
s on
Aelbrechtskolk
Achterhaven
Sp oo
rso Pe
Kop van Zuid
n
Nieuwe Werk
Station "Wilhelminaplein"
have
Voorhaven
Feijenoord
aven poth Entre
Coolhaven Veer
Bospolder
Erasmus MC
Station "Coolhaven"
Coolh aven
ordn ijeno ve Fe ha
ven
Dijkzigt
n
sng ni Ko
Station "Dijkzigt"
"Delfshaven"
ve ha
a Nassauh
Station "Leuvehaven"
Sc he ep m
Station "Eendrachtsplein"
Oude Westen
n have Wijn
Cool
Leuvehaven
Middelland
ak er sh av en
n have Wijn Branco van Dantzigtpark
Nieuwe Westen
n
Buizenwaal
Delfshaven
kous
Schie mond
en hav Rijn
Station "R'dam Zuid" Station "Rijnhaven"
Linker n ave Veerh
n
have
Schie
n bshave Sint-Jo
Schiemond
ven kha P ar
Midd en
Park
Katendrecht
Afrikaanderwijk
winning, dienstverlening en rafinage van aardolie, gas en overige chemische producten
groothandel
oppervlaktebehandeling en bekleding van metaal
goederenvervoer over de weg
bouw, onderhoud en reparatie van schepen en drijvend materieelen
zee en binnenvaart
inzameling en recycling van afval
maritieme dienstverlening
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 6 Haven – pagina 88
Stedin – Maasvlakte 2 samenwerken aan het net van de toekomst Zelfvoorziening via slimme netten De maatschappij wordt steeds afhankelijker van elektriciteit. En door verduurzaming wordt het gebruik van het net anders. Netbeheerder Stedin beproeft de vele nieuwe mogelijkheden die op de markt komen en investeert hierin. Samenwerken aan het net van de toekomst In de toekomst zullen bedrijven en consumenten steeds vaker hun eigen energie produceren. Decentraal en duurzaam. Energievoorziening wordt zo steeds meer een samenspel tussen energiebedrijven en klanten. De energiestromen gaan vaker in twee richtingen. Hiervoor is een slimme infrastructuur nodig. Ook helpen slimme energienetten de overlast voor ondernemers in geval van een storingsonderbreking te beperken. Voor zelfvoorziening en een veilige uitwisseling van stroom met andere gebruikers of met de energieleverancier zijn slimme meters en slimme netten nodig. Een slim net stemt vraag en aanbod op elkaar af. Slimme meters zorgen dat we onderling op de juiste manier kunnen afrekenen. Stedin is een belangrijke partner bij de inrichting van die slimme netten. Vanaf 2015 wordt een toename van zogenaamde smart grids verwacht (zie voor plaatje smart grids bijdrage Eneco). Primeur: zelfherstellend net In het centrum van Rotterdam is sinds juni 2012 een zelfherstellend stroomnet in gebruik, het eerste ter wereld. Waar voorheen een storing uren lang voor overlast kon zorgen, wordt dat nu voor het overgrote deel van de gebruikers verminderd tot een minuut. Het zelfherstellende net voorziet 6.000 particulieren en bedrijven van elektriciteit. Stoomnet Botlek Stedin heeft veel kennis in huis van energietransport. Die kennis gebruikt de netbeheerder actief bij de ontwikkeling van nieuwe energie-infrastructuren. Energie-efficiëntie speelt daarbij een grote rol: hoe kunnen we energie zo doeltreffend mogelijk gebruiken en hergebruiken, nu en in de toekomst? Er zijn op dit moment verschillende initiatieven in ontwikkeling om industriële restwarmte ter transporteren naar plekken waar deze voor andere doeleinden, zoals verwarming van huishoudens, kan worden gebruikt. In de Botlek ontwikkelt Stedin zo’n stoomtransportnetwerk. Hier bevinden zich diverse industrieën dicht bij elkaar. Via een stoomtransportnetwerk kan stoom die het ene bedrijf over heeft worden gebruikt in het productieproces van een ander bedrijf. Door de stoom in het primaire proces van een ander bedrijf te hergebruiken verbetert het energetisch rendement van de hele keten. Er zijn minder fossiele brandstoffen nodig. Ook komt er minder CO2 en NOx in de atmosfeer. Als het netwerk vol in bedrijf is, scheelt dat in het Rotterdamse Havengebied per jaar 200 tot 400 kiloton aan CO2-emissies. Het project draagt zo sterk bij aan de klimaatdoelstellingen van de stad. Via het stoomtransportnetwerk kan stoom onderling worden uitgewisseld door aangesloten bedrijven. Stedin investeert in het nieuwe stoomtransportnetwerk en wordt hiervan de eigenaar. Afvalverwerker en stoomleverancier AVR en chemiebedrijf en stoomgebruiker Emerald Kalama Chemical (EKC) zijn de eerste klanten die zullen worden aangesloten op het nieuwe stoompijpnetwerk. Met deze bedrijven zijn in 2012 de transport- en aansluitovereenkomsten getekend. De realisatie van het stoomnetwerk is in volle gang. Het wordt in de lente van 2013 in bedrijf genomen. Het twee deel van EKC naar Akzo Nobel is in ontwikkeling. Dit traject is bijna twee keer zo lang. Medio 2013 zal Stedin een besluit nemen over de bouw van dit ruim drie kilometer lange stoomnetwerk. Als dat besluit valt, wordt dit deel in 2015 in bedrijf genomen.
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 6 Haven – pagina 89
Figuur 6.6
Stoomtransportnetwerk Bron: Stedin.
Akzo Nobel
AVR Tronox
Kemira
Momentive
Proton Cabot
EKC Sargeant
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 6 Haven – pagina 90
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – HOOFDSTUK 6 Haven – pagina 91
Eneco – Heijplaat, een voorbeeld van de onzichtbare economie
zelf bepalen wanneer ze aangaan door te zoeken naar de laagste tarieven. Zo hebben we niet alleen zelfdenkende ijskasten die aangeven wanneer de melk op is, maar staat ons huis vol met huishoudelijke apparaten die geld besparen.
De wijk Heijplaat in het havengebied van Rotterdam is door de gemeente Rotterdam gekozen als voorbeeldproject van Eneco’s visie op de toekomst van de energievoorziening. Heijplaat is het voorbeeld van een energiezuinige wijk waar burgers gezamenlijk zelf hun energie (gaan) produceren en het energieverbruik controleren. De (on)zichtbare economie: een toekomstbeeld In de toekomst zal het verbruik van energie er heel anders uit zien dan momenteel het geval is. De energieproductie verschuift van centraal naar decentraal, op of dichtbij huis. Zo zal elk huishouden gebruik kunnen maken van wind- en zonne-energie. Elk huishouden heeft dit dan helemaal onder controle en bepaalt zelf wat het verbruikt en wat het terug levert aan het energiebedrijf. De verhouding tussen beide partijen is compleet veranderd: het energiebedrijf is niet alleen leverancier maar ook afnemer; de klant is niet alleen maar verbruiker maar ook producent. Het energiebedrijf verkoopt de door de klant teruggeleverde energie weer door aan iemand anders, bijvoorbeeld de buren. De prijs fluctueert daarbij constant, doordat er altijd een verschil zal zijn waar de energie vandaan komt. In de toekomst zijn huishoudens nauw met elkaar verbonden via zogenaamde ‘smart grids’, slimme netten. Dit is een netwerk van verschillende zelfstandig producerende ‘energie-eenheden’. Onderling wordt energie uitgewisseld of een eventueel overschot teruggeleverd aan het net. Bijvoorbeeld stroom vanaf een woning naar een oplaadpaal voor een elektrische auto, of naar een andere afnemer. Op sportscholen kan men tijdens een cardio-training zelf energie opwekken. De bij elkaar gefietste en gelopen energie kan men plaatsen op een energie creditcard, om deze vervolgens te gebruiken voor het opladen van een elektrische scooter om op naar huis te rijden. Ook parkeren in de stad levert in de toekomst geld op. De energie die tijdens het rijden tijdens het rijden is opgewekt, stopt men vanuit de elektrische auto in de parkeermeter. Je betaalt niet meer voor parkeren, maar je verdient juist.
Figuur 6.5 Figuur 6.7
Smart grids Bron: Stedin.
De elektrische auto speelt in dit alles een belangrijke rol. Deze dient als buffer voor de opslag van energie. Met energie die door het huishouden wordt opgewekt, maar niet gebruikt – bijvoorbeeld ’s nachts – wordt de auto opgeladen. Tijdens een tijdelijk tekort zorgt de auto voor extra energie in het huis vanuit de opgeladen accu. Apparaten – zoals de wasmachine – zijn zo slim geworden dat ze
In de toekomst rijdt bijna heel Europa in elektrische auto’s. Overal in het land zijn voldoende oplaadpunten. Huizen hebben hun eigen oplaadpunt en de oplaadtijd is minimaal. Energieprijzen zijn flexibel. Over de energie die men zelf opwekt, betaalt men geen belasting. Door duurzame decentrale energieopwekking is de afhankelijkheid van mondiale olieprijzen verdwenen. Met zowel centrale, als decentrale energieprojecten, voorzien we de regio Rotterdam en heel Nederland van warmte en stroom. Samen met klanten, bedrijven, burgers en de gemeentes. Samen, decentraal en duurzaam, zoals dat nu al gebeurt in de Rotterdamse wijk Heijplaat.
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – themaHOOFDSTUK De ‘onzichtbare’ economie van Rotterdam – pagina 93
Themahoofdstuk De ‘onzichtbare’ economie van Rotterdam
De digitalisering van de maatschappij en de flexibilisering van arbeid en de arbeidsorganisatie maken de economie steeds ‘vluchtiger’ en ‘onzichtbaarder’. De intrinsieke waarde van goederen is in westerse landen door de ‘verdienstelijking’ van de economie en de opkomst van de ‘belevingseconomie’ steeds minder belangrijk geworden. Ook het arbeidsproces wordt minder zichtbaar door de verschuiving van activiteiten naar lage lonenlanden, de flexibilisering van de arbeidsmarkt en de opkomst van zzp’ers. Daarmee verdwijnt, zowel letterlijk als figuurlijk, een deel van de economie uit het zicht van de Rotterdammer. Onder de noemer ‘onzichtbare economie’ gaat deze editie van de Economische Verkenning in op het steeds minder zichtbaar worden van de economie, ook in Rotterdam. De keuze voor dit thema roept direct de vraag op wat met ‘onzichtbare economie’ precies wordt bedoeld. In de themastudie gaat de aandacht naar twee invalshoeken uit. Een eerste perspectief is de zichtbaarheid van economische activiteiten. Veel activiteiten vinden wel in Rotterdam plaats, maar staan vaak niet op het netvlies van de Rotterdammer. Zo werken steeds meer mensen vanuit huis, zoals flexwerkers en veel zzp’ers. De economische activiteiten die zij ondernemen zijn in het straatbeeld niet als zodanig te herkennen. Hoogstens de buren weten ervan. Ook van veel bedrijvigheid in de stad is nauwelijks bekend dat ze er is gevestigd, vaak omdat ze verborgen zit of niet publiekelijk toegankelijk is. Het bekendste voorbeeld is de Rotterdamse haven. Op zichzelf een toonbeeld van zichtbare bedrijvigheid, maar vanwege de afstand voor een groot deel onttrokken aan het oog van de Rotterdammer. De tweede invalshoek is de zichtbaarheid en plaatsgebondenheid van economische transacties. De marktplaats vormt traditioneel de geografische locatie waar transacties plaatsvinden. De functie van die centrale marktplaats is door de tijd heen veranderd en kleiner geworden. Consumententransacties zijn eerst verschoven van markt naar winkel(centrum) en recent vindt een verschuiving plaats van winkel naar internetwinkel. Zakelijke transacties waren daarnaast altijd al minder zichtbaar. Het gaat traditioneel vaak om een-op-een overeenkomsten, met daarnaast collectieve inkoopadressen in fysieke vorm (groothandels, veilingen) of digitale vorm (postorderbedrijven, internetwinkels). Een fenomeen dat het karakter van zakelijke transacties geografisch en in continuïteit nog vluchtiger maakt, is de netwerkeconomie, welke onder andere wordt gevoed door de opkomst van zelfstandigen zonder personeel. Dit themahoofdstuk schenkt aandacht aan de huidige en toekomstige rol van Rotterdam als vestigingsplaats voor economische activiteiten en als locatie van economische transacties. Digitalisering van de Rotterdamse samenleving Een belangrijke oorzaak voor het onzichtbaarder worden van de economie is de digitalisering van de maatschappij. Ook Rotterdammers participeren inmiddels in een grotendeels ‘gevirtualiseerde’ wereld. Een ontwikkeling die daarbij de afgelopen decennia heeft plaatsgevonden, is het groeiende gebruik van digitale apparatuur en media door Rotterdammers, zoals computers en internet. Deze ontwikkeling is zichtbaar geweest in het straatbeeld door de opkomst van computerwinkels en internetcafés. Die zichtbaarheid is gedurende de afgelopen jaren echter weer verminderd. Internetcafés zijn minder belangrijk geworden door de sterk toegenomen internetontsluiting thuis (zie figuur T.1) en de opkomst van (gratis) mobiel internet. Dit laatste uit zich wel weer in nieuwe zichtbare ontwikkelingen in de stad, zoals een sterk groeiend aantal hotspots in de horeca en openbare ruimte. In 2012 telt Rotterdam er 102.1 Daarmee is het qua aantal hotspots, na Amsterdam en Den Haag, de derde gemeente in ons land. Afgezet tegen het aantal inwoners bedraagt de hotspot-dichtheid in Rotterdam 1,7 per 10.000 inwoners. Die dichtheid is 1. www.hotspotsvinden.nl, stand: 2012.
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – themaHOOFDSTUK De ‘onzichtbare’ economie van Rotterdam – pagina 94
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – themaHOOFDSTUK De ‘onzichtbare’ economie van Rotterdam – pagina 95
Figuur T.2
tweemaal zo laag als die in Amsterdam en Den Haag. Enkele jaren geleden is het initiatief Rotterdam Draadloos opgestart, met als doel de binnenstad te voorzien van een dekkend (gratis) WiFi-netwerk voor gebruik in de openbare ruimte.
WiFi-netwerk van Rotterdam Draadloos Bron: www.rotterdamdraadloos.nl.
FIGUUR t.1
Gebruik internet thuis versus bezoek bibliotheek door Rotterdammers Bron: CoS (diverse jaren), Feitenkaart omnibusenquête Rotterdam.
100%
80%
60%
40%
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
gebruikers van internetaansluiting thuis Rotterdammers die de bibiotheek bezoeken
De digitale economie van Rotterdam De computerisering van de maatschappij wordt gefaciliteerd door een breed scala aan economische activiteiten, variërend van de productie en handel van halfgeleiders, computers en randapparatuur tot webhosting, softwareontwikkeling en digitaal gegevensbeheer. Deze activiteiten leveren de Rotterdamse economie in totaal 7.100 banen aan directe werkgelegenheid op. Binnen de ict-sector hebben, onder invloed van automatiseringstrends, grote verschuivingen plaatsgevonden. Zo is de productie van computers, in 2000 nog goed voor 300 banen, inmiddels vrijwel geheel uit Rotterdam verdwenen. Ook de hoogtijdagen van computerwinkels zijn voorbij. De werkgelegenheid in die winkels is afgenomen van 140 in 2000 naar 103 in 2012.
Hotspots en andere digitale communicatievoorzieningen ondersteunen het fors groeiend gebruik van digitale media. In 2012 maakt meer dan de helft van de Rotterdammers (52%) gebruik van social media, waarvan Facebook, met een aandeel van 40%, het meest populair is. Daarmee is de penetratiegraad van sociale media in Rotterdam in een jaar tijd met 5% gegroeid.2 Een ander fenomeen is het gebruik van Twitter. De top-100 meest gevolgde Rotterdamse twitteraars in 2012 hebben gezamenlijk 1,6 miljoen volgers, van wie Ferry Corsten met 170.000 de meest populaire is.3 De recente groei van digitale communicatie van mobiele aard zou niet mogelijk zijn geweest zonder de opkomst van het computergebruik in algemene zin. Zo is het aandeel Rotterdamse huishoudens met een internetaansluiting het afgelopen decennium fors toegenomen. Had in 1999 nog maar 28% van de huishoudens een dergelijke aansluiting, momenteel is dat ongeveer 80%.4 Het is daardoor veel eenvoudiger geworden om Rotterdammers via digitale kanalen te bereiken. Rotterdammers zelf geven ook steeds meer de voorkeur aan digitale communicatie, ook waar het de meer officiële correspondentie betreft. Zo geeft nog maar 52% van de Rotterdammers aan gemeentelijke informatie bij voorkeur schriftelijk te ontvangen.5
2. 3. 4. 5.
COS (diverse jaren), Feitenkaart Omnibusenquête Rotterdam. Twittergids 2012. Zie voor informatie over top-100 twitteraars www.rotterdam.nl/informatiepunteconomie. COS (diverse jaren), Feitenkaart Omnibusenquête Rotterdam. COS (2012), Feitenkaart Omnibusenquête Rotterdam. Zie internet voor nadere informatie over digitale dienstverlening gemeente Rotterdam.
Een andere daler is de sector ‘draadgebonden telecommunicatie’, welke in tien jaar tijd is gehalveerd tot 800 banen. Deze krimp is in Rotterdam nog nauwelijks gecompenseerd door opkomende bedrijvigheid in draadloze telecommunicatie. Verreweg de belangrijkste ict-branche in de stad vormt juist de softwareontwikkeling. Die is goed voor 4.800 banen en heeft sinds 2000 een lichte groei laten zien. Duidelijke groeiers zijn verder bedrijven die webportals bouwen en de adviesbedrijven op het gebied van informatietechnologie. De werkgelegenheid in deze branches is sinds 2000 met respectievelijk 70 en 450 arbeidsplaatsen toegenomen.6 Binnen veel traditionele bedrijven en instellingen heeft de digitalisering, via automatisering van bedrijfsprocessen, gezorgd voor een afname van de werkgelegenheid. Dit gaat vooral ten koste van
6. Zie www.rotterdam.nl/informatiepunteconomie voor nadere toelichting over opkomst en neergang van economische activiteiten en het effect van internetwinkelen op economische activiteiten van koeriersdiensten.
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – themaHOOFDSTUK De ‘onzichtbare’ economie van Rotterdam – pagina 96
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – themaHOOFDSTUK De ‘onzichtbare’ economie van Rotterdam – pagina 97
middelbare beroepen, ofwel de middelbaar opgeleide beroepsbevolking in ons land. Een voorbeeld van een sector waar een verregaande automatisering in het straatbeeld is terug te vinden, is de bankensector. De digitalisering van het betalingsverkeer, waaronder de invoering van pinautomaten en elektronisch bankieren, heeft ervoor gezorgd dat het aantal geldhandelingen bij aan de balie bij bankkantoren de afgelopen jaren sterk is teruggelopen. Een forse afname van het aantal bankkantoren is hiervan het gevolg geweest. In Rotterdam is het aantal bankfilialen tussen 1990 en 2012 gedaald van 195 naar 79, een krimp van 60%. Parallel hieraan zijn 3.700 van de 8.100 arbeidsplaatsen bij bankkantoren verloren gegaan.
Internetwinkelen in Rotterdam Eerder is opgemerkt dat computerwinkels hun werkgelegenheid flink hebben zien teruglopen. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor videotheken. Belangrijkste reden: de opkomst van internetwinkelen als digitaal alternatief voor het winkelgebied als fysieke marktplaats. Zelfs telecomwinkels, jarenlang profiteur van de digitalisering en mobilisering van communicatie, kampen de laatste jaren met een licht krimpende werkgelegenheid. Waarschijnlijk ook als gevolg van het groeiende internetwinkelen en aangemoedigd door marktverzadiging. In 2011 gaven Rotterdammers via het internet in totaal circa € 208 miljoen uit aan dagelijkse en niet-dagelijkse artikelen, ofwel € 341 per persoon. Het grootste deel hiervan (€ 186 miljoen) werd besteed aan niet-dagelijkse artikelen. Het bedrag dat Rotterdammers gemiddeld via het internet uitgeven, ligt op een hoger niveau dan in Den Haag, Utrecht en gemiddeld in de Randstad, maar op een lager niveau dan in Amsterdam (zie figuur T.4). In totaliteit vormen de bestedingen via het internet in Rotterdam circa 1,5% van alle bestedingen aan dagelijkse en circa 14,4% van alle bestedingen aan niet-dagelijkse artikelen. Ook hiermee ligt het niveau van de internetbestedingen hoger dan in Den Haag en Utrecht, maar lager dan in Amsterdam.7
FIGUUR t.3
ontwikkeling aantal pinautomaten per stadsdeel Bron: Bedrijvenregister Zuid-Holland/CoS, 2012.
Rotterdam Centrum
FIGUUR T.4
Delfshaven
Gemiddelde bestedingen via internet aan dagelijkse en niet-dagelijks artikelen per persoon, 2011, in euro’s
overschie Noord
Bron: I&O Research, bewerking Roots Beleidsadvies, 2011. Hillegersberg-Schiebroek Kralingen-Crooswijk € 500
Prins Alexander Feijenoord
400 IJsselmonde Charlois
300
Pernis Hoogvliet
200
Hoek van Holland 100
Rozenburg haven- en industriegebieden 0
10
20
30
40
50
60
70
80
Rotterdam
Amsterdam
Den Haag
Utrecht
Randstad
2012
niet-dagelijks
2009
dagelijks
Het verdwijnen van kantoren werd in eerste instantie ‘gecompenseerd’ door de vestiging van pinautomaten. Nu neemt het aantal pinautomaten echter ook structureel af. Alleen al de afgelopen paar jaar is het aantal pinautomaten in Rotterdam geslonken van 280 begin 2009 naar 249 begin 2012. Vooral in de binnenstad is het aanbod flink teruggelopen (zie figuur T.3). Het dalend aantal pinautomaten is ingegeven door de steeds kleiner wordende behoefte aan chartaal geld en een toenemend gebruik van giraal geld.
Gevolgen van internetwinkelen voor de behoefte aan winkelruimte Over de effecten van het toenemende internetgebruik van consumenten op de vraag naar winkelruimte is al veel gepubliceerd. Hoogleraar e-marketing Cor Molenaar van de Erasmus Universiteit gaf in de NRC van 12 juni 2012 bijvoorbeeld nog aan dat mensen structureel
7. Zie www.rotterdam.nl/informatiepunteconomie voor gegevens en informatie over internetwinkelen in Rotterdam.
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – themaHOOFDSTUK De ‘onzichtbare’ economie van Rotterdam – pagina 98
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – themaHOOFDSTUK De ‘onzichtbare’ economie van Rotterdam – pagina 99
minder te besteden hebben en in toenemende mate hun boodschappen doen via het internet. Rotterdam moet er volgens hem rekening mee houden dat één op de drie winkels verdwijnt.8
De vraag is nu wat het effect van het toenemende internetwinkelen voor Rotterdam als winkelstad in de toekomst zal zijn. Op het moment dat uitsluitend wordt gekeken naar de effecten van het toenemende internetwinkelen, valt op dat de grootste afname van de vraag naar winkelruimte is te verwachten in de overige aankooplocaties (zie figuur T.5). In Alexandrium en het centrum9 bedraagt het negatieve effect respectievelijk 4.300 m2 en 5.400 m2.
Duidelijk is in ieder geval dat het toenemende aandeel van online consumentenbestedingen in alle consumentenbestedingen een negatieve invloed heeft op de vraag naar winkelruimte. Het toenemende internetwinkelen leidt echter niet per definitie tot een situatie van meer winkelleegstand. De ontwikkeling van winkelleegstand is immers ook afhankelijk van de ontwikkeling van de conjunctuur, de demografische ontwikkeling in een gebied, de mate waarin de aanwezige koopkracht in een gebied aan het aanbod kan worden gebonden (wat weer afhankelijk is van sfeer en uitstraling, bereikbaarheid, et cetera) en de omvang en kwaliteit van het aanbod zelf. In een situatie van overaanbod zal winkelleegstand ontstaan. Een mooi voorbeeld waar, ondanks het groeiend internetwinkelen, de leegstand niet is toegenomen is Rotterdam zelf. Tussen 2004 en 2011 is de leegstand hier zelfs met 25.000 m2 wvo afgenomen. Tegelijkertijd is het aantal leegstaande winkels (verkooppunten) met ruim 150 toegenomen, waarvan ongeveer 40 in het centrum en 110 in overige aankooplocaties. Dit betekent dat – mede onder invloed van het groeiende internetwinkelen – vooral op overige aankooplocaties de laatste jaren een situatie van overaanbod is ontstaan. Het effect van het toenemende internetgebruik van consumenten kan in Rotterdam verder worden afgelezen uit de toename van de werkgelegenheid in de detailhandel via postorder of internet. Het aantal banen in deze sector is in Rotterdam toegenomen van vijfentwintig in 2000 tot 370 in 2012. In dezelfde periode nam het aantal banen in de fysieke detailhandel nauwelijks toe. FIGUUR T.5
Effect van het toenemend internetgebruik van consumenten op de te verwachten vraag naar winkelruimte tot 2020 (m2 wvo)* Bron: Roots Beleidsadvies.
Rotterdam Alexandrium
Ondanks de negatieve invloed van het internetwinkelen, zal de werkelijke behoefte aan winkelruimte in de Rotterdamse binnenstad onder invloed van de te verwachten bevolkingsgroei tot 2020 nog toenemen in de branches “dagelijks” en “mode & luxe”, aldus onderzoek van Roots Beleidsadvies en AnalyZus. Maar in de branches “vrije tijd” en “in/om huis” zal deze bevolkingsgroei naar verwachting, mede ook vanwege de veranderende bevolkingssamenstelling, onvoldoende zijn om het negatieve effect van de toenemende internetbestedingen op de vraag naar winkelruimte te compenseren. De stad zal dan ook niet aan de transformatie van bestaand winkelvastgoed kunnen ontkomen. De totale winkelleegstand in Rotterdam bedraagt al zo’n 94.000 m2 en kan bovendien groter worden op het moment dat geplande (grootschalige) winkeltoevoegingen worden gerealiseerd. De recent door de Gemeente Rotterdam uitgegeven Navigator Werklocaties 2012 waarschuwt daarom dat het overaanbod aan winkels “[...] de komende jaren fors kan gaan oplopen als gevolg van de omvang van de geplande nieuwbouwplannen”. In de Navigator wordt voorts aangegeven dat bij realisatie van alle plannen tot 2015 in Rotterdam een overaanbod van 100.000 m2 bvo ontstaat, waarvan circa 50.000 m2 bvo in specifieke winkelgebieden.10 Flexibilisering van de arbeidsmarkt Zoals in de inleiding is aangegeven, kan het begrip ‘onzichtbare economie’ ook verwijzen naar de onzichtbaarheid van productieprocessen en -ketens. De huidige kennis- en netwerkeconomie in westerse landen leunt sterk op flexibele netwerken van kleine bedrijven en zelfstandigen die gezamenlijk tijdelijke (projectspecifieke) productieketens vormen. Digitalisering maakt voornoemde ontwikkelingen mogelijk, doordat een vaste werkplek en fysieke marktplaats steeds minder nodig zijn. Fysieke ontmoeting voor overleg blijft wel van belang, maar uitvoerende werkzaamheden kunnen vaak op elke willekeurige plaats worden verricht. Bovendien krijgen arbeidsrelaties (tussen opdrachtgever en opdrachtnemer alsook tussen werkgever en werknemer) een steeds tijdelijker karakter. Dat maakt het arbeidsproces vluchtiger en minder zichtbaar. De personele effecten van de netwerkeconomie zijn een grotere variatie in en grotere flexibiliteit van arbeidscontracten en arbeidsposities, zoals ook blijkt uit de opkomst van zzp’ers. Volgens het Bedrijvenregister Zuid-Holland telde Rotterdam begin 2012 10.750 zzp’ers11. Dat is ongeveer 40% van de totale bedrijvenpopulatie en bijna 3.000 meer dan in 2005. Dit betekent een groei van maar liefst 50%.
centrum Rotterdam
Keizerswaard
Zuidplein
overige locaties -0
- 2.000
- 4.000
- 6.000
- 8.000
- 10.000
dagelijks
in en om huis
mode en luxe
overig
- 12.000
Het flexibeler worden van de arbeidsorganisatie vertaalt zich ook in ruimtelijke zin: het afnemend belang van vaste werkplekken in een herkenbare bedrijfsomgeving. Twee, in de praktijk vaak onderling overlappende, exponenten hiervan zijn Het Nieuwe Werken en het thuiswerken. Een deel van de zzp’ers werkt vaak of standaard vanuit huis. Uit op Rotterdam-Zuid gehouden onderzoek blijkt dat daar 81% van de zzp’ers vanuit huis werkt.12 Zie voor spreiding van startende zzp’ers de bijdrage van de Kamer van Koophandel.
vrije tijd * O.b.v. een door Roots Beleidsadvies en AnalyZus ontwikkeld model.
8. NRC (12 juni 2012), Winkels bouwen voor leegstand. Steeds meer Rotterdamse winkels staan leeg door economische crisis.
9. De hier gehanteerde onderverdeling naar aankooplocaties volgt de gebiedsafbakening van het door I&O Research uitgevoerde Koopstromenonderzoek Randstad 2011. Het centrum van Rotterdam herbergt volgens deze definitie circa 790 winkels en ruim 200.000 m2 winkelvloeroppervlak (incl. leegstand). 10. Gemeente Rotterdam (2012), Navigator Werklocaties Rotterdam 2012. Zie www.rotterdam.nl/informatiepunteconomie voor meer informatie over de invloed van internetwinkelen op de vraag naar winkelruimte. 11. In deze cijfers, afkomstig uit het Bedrijvenregister Zuid-Holland, zijn zzp’ers gedefinieerd als vestigingen van bedrijven en instellingen met één werkzame persoon. 12. Kamer van Koophandel Rotterdam en Deelgemeenten (2012), Zzp’er in Beeld Rotterdam Zuid: Charlois, Feijenoord en IJsselmonde.
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – themaHOOFDSTUK De ‘onzichtbare’ economie van Rotterdam – pagina 100
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – themaHOOFDSTUK De ‘onzichtbare’ economie van Rotterdam – pagina 101
FIGUUR T.6
Ontwikkeling van het aantal zzp’ers en het aantal overige bedrijfsvestigingen, 2005 – 2012 Bron: Bedrijvenregister Zuid-Holland (2012), bewerking Bureon.
x 1.000 16
12
8
4
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
zzp’ers overige bedrijfsvestigingen
FIGUUR T.7
Aandeel regelmatig thuiswerkenden van alle werkenden,2005 2008–– 2008 2005 Bron: WoON (2006 en 2009), bewerking Bureon.
20%
15%
10%
5%
Rotterdam
Amsterdam
Den Haag
Utrecht
overige gemeenten
2008 2005 2005 2008
Nederland
Recente cijfers over het aantal Rotterdammers dat vast vanuit huis werkt, zijn niet bekend. Gegevens uit 200813 laten zien dat toen 10,8% van de Rotterdamse werkende beroepsbevolking regelmatig vanuit huis werkte. Opvallend is dat in steden als Amsterdam en Utrecht het aandeel regelmatige thuiswerkers beduidend hoger ligt. Een verklaring hiervoor vormen de verschillen in beroepstype en niveau van de in de steden woonachtige beroepsbevolking. Mensen actief in de dienstensector en hoger opgeleiden hebben doorgaans meer mogelijkheden thuis te werken dan lager opgeleiden en productiemedewerkers. Naast de groep regelmatige thuiswerkers is er een grotere groep mensen die af en toe thuis werkt. In 2008 behoorde bijna de helft van de thuiswerkende Rotterdammers tot deze groep van sporadische thuiswerkers.14 Onder de thuiswerkers in Amsterdam was dat aandeel 53%, onder die in Den Haag 42% en onder alle thuiswerkende Nederlanders 41%.15 Gevolgen van de flexibeler arbeidsmarkt voor de behoefte aan kantoorruimte De vraag is welke consequenties de opkomst van zelfstandigen zonder personeel en Het Nieuwe Werken hebben voor de behoefte aan en het gebruik van commercieel vastgoed in Rotterdam. Volgens landelijke onderzoeken gaat Het Nieuwe Werken gepaard met een afnemende ruimtebehoefte per medewerker, de zogenaamde ‘kantoorquotiënt’ (het aantal m2 bvo per medewerker).16 Er bestaat grote consensus onder onderzoeksbureaus en vastgoedpartijen dat voor de toekomstige behoeftebepaling aan kantoorruimte met een kantoorquotiënt moet worden gerekend die een stuk lager ligt dan de circa 25 m2 die jarenlang als norm is gehanteerd. Visies over de exacte norm verschillen echter nog, met een bandbreedte van grofweg tussen de 15 m2 en 20 m2. Met haar nieuwbouw op Schiphol heeft Microsoft zelfs een quotiënt van slechts 10 m2 per medewerker gerealiseerd. In figuur T.8 is aangegeven wat de consequenties van Het Nieuwe Werken zijn voor de behoefte aan kantoorruimte in de regio Rotterdam wanneer van verschillende kantoorquotiënten wordt uitgegaan. De in het Regionaal Kantorenprogramma gehanteerde quotiënt bedraagt 23 m2 per medewerker.17 Een minder conservatief quotiënt gaat richting de 20 m2. In het geval van het volledig doorvoeren van Het Nieuwe Werken in de economie komt op termijn mogelijk zelfs een quotiënt van 17 m2 of minder per medewerker in beeld. De in figuur T.8 gepresenteerde varianten geven het effect van het hanteren van dergelijke kantoorquotiënten weer. Met betrekking tot andere factoren die van invloed zijn op de vraag naar kantoorruimte, zoals de ontwikkeling van de (kantoor)werkgelegenheid, is hierbij uitgegaan van de gehanteerde uitgangspunten in het Regionaal Kantorenprogramma. Uit de figuur blijkt dat het effect van het hanteren van verschillende kantoorquotiënten aanzienlijk is. In het Regionaal Kantorenprogramma wordt voor het jaar 2020 uitgegaan van een vraag van 4,6 miljoen m2 bvo. Op het moment dat een quotiënt van 17 m2 wordt gehanteerd, valt de vraag naar kantoorruimte ruim 1 miljoen m2 lager uit. Voornoemde cijfers dienen louter ter illustratie en geven niet meer dan een globale indruk. Tot op heden zijn nauwelijks gerichte studies uitgevoerd naar de gevolgen van Het Nieuwe Werken voor de vraag naar Rotterdams commercieel vastgoed (en dan met name kantoren). In de Navigator Werklocaties Rotterdam 2012 wordt kort stilgestaan bij de bij mogelijke effecten: “[...] bij sommige bedrijven (bv. Microsoft) worden ruimtebesparingen van 25 – 30% gemeld. Dit zal niet bij alle bedrijven haalbaar zijn, maar gesteld dat er gemiddeld de komende vijf jaar bij transacties nog 20% ruimtereductie wordt gerealiseerd, gaat het in Rotterdam om 125.000 m2 bvo in vijf jaar.”18 13. CBS (2009), WoON. 14. Arbeidsaanbodpanel 2009. 15. Zie www.rotterdam.nl/informatiepunteconomie over het zelf bepalen van werktijden en ruimtegebruik van thuiswerkers. 16. Zie o.a. EIB (2011), Kantorenmonitor - Analyse van vraag en aanbod; DTZ (2011), Van veel te veel. De markt voor commercieel onroerend goed; Stec Groep (2010), Aanzet voor een kantorenstrategie voor Zuid-Holland. 17. Zie het Regionaal Kantorenprogramma 2012 van Stadsregio Rotterdam uit 2012. 18. Zie www.rotterdam.nl/informatiepunteconomie voor informatie over Rotterdam Central District.
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – themaHOOFDSTUK De ‘onzichtbare’ economie van Rotterdam – pagina 102
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – themaHOOFDSTUK De ‘onzichtbare’ economie van Rotterdam – pagina 103
FIGUUR T.8
FIGUUR t.9
Effecten van lagere kantoorquotiënten als gevolg van HNW op de vraag naar kantoorruimte in de regio Rotterdam in 2020
ontwikkeling van de werkgelegenheid in ‘bezoekfuncties’ in de binnenstad, 1993 – 2012
Bron: Bureon, o.b.v. Stadsregio Rotterdam 2012.
Bron: Bedrijvenregister Zuid-Holland (2012), bewerking Bureon.
ruimtevraag 2020 x 1.000 m2 5.000
% ontwikkeling
% aandeel binnenstad
40
20
30
15
20
10
10
5
0
0
4.000
3.000
2.000
1.000
huidige voorraad
vraag 2020 RKP
variant 20 m2
variant 17 m2
De Rotterdamse binnenstad als centrale marktplaats De ontwikkelingen met betrekking tot de digitalisering van de economie en de flexibilisering van de arbeidsmarkt hebben duidelijke consequenties voor Rotterdam in het algemeen en de binnenstad (lees: Deelgemeente Rotterdam Centrum) in het bijzonder. Het stadscentrum is traditioneel gezien de centrale, fysieke marktplaats van de stad voor consumenten en intermediaire transacties. Met het uitschuiven van de havenactiviteiten uit de stad, na de Tweede Wereldoorlog, is een deel van die zichtbare zakelijke markt uit het dagelijkse beeld van de Rotterdammer verdwenen. In het kielzog verdwenen in de jaren ‘70 de schippersbeurs en ook de krediet- en verzekeringsmaatschappijen grotendeels uit het stadsbeeld. De eerste is gedigitaliseerd, de tweede geïnternationaliseerd. Een andere zakelijke markt, de dienstensector, is voor de haveneconomie in de plaats gekomen. Ook publieke instellingen en bijvoorbeeld de zorgsector hebben in de binnenstad een duidelijke groei doorgemaakt. Ook is het profiel van de binnenstad als ontmoetingsplek de afgelopen twintig jaar sterker geworden. Hoewel de werkgelegenheid in de zogenoemde ‘bezoekfuncties’ (detailhandel, horeca en cultuur) de afgelopen tien jaar iets kromp, nam het in de periode hiervoor toe en is het belang van deze functies voor de gehele binnenstadseconomie iets toegenomen (zie figuur T.9). Daarmee domineert de functie van ontmoetingsplek de economie van de binnenstad echter nog niet. Ruim 80% van de banen in de binnenstad is nog in andere sectoren geconcentreerd.19 Wel is de positie van de binnenstad als dé ontmoetingsplek van Rotterdam sterker geworden. In termen van werkgelegenheid is het belang van de binnenstad in de Rotterdamse ‘bezoekerseconomie’ toegenomen. De afgelopen tien jaar steeg het aandeel van de binnenstad in de Rotterdamse detailhandel van 28% naar 33% en die in de Rotterdamse horeca van 38% naar 50%. Tegelijkertijd is het winkelareaal in de binnenstad in de periode tussen 2005 – 2011 met vijftien 19. COS (2012), Binnenstadsmonitor2011 – De staat van de Rotterdamse binnenstad.
-5
-10 detailhandel
horeca
kunst en cultuur
alle ontmoetingsfuncties
ontwikkeling 1993 – 2003 (I)
bijdrage aan binnenstad 1993 (r)
ontwikkeling 2003 – 2012 (I)
bijdrage aan binnenstad 2012 (r)
duizend m2 wvo afgenomen, vooral door een afnemende koopkrachtbinding en minder bezoekers. Steeds vaker heeft de consument de keuze tussen digitale ontmoeting en aankoop enerzijds en fysieke ontmoeting en winkelbezoek anderzijds. De huidige digitalisering van de economie heeft op deze wijze dus een negatief effect op de binnenstad als marktplaats en ontmoetingsplek. De binnenstad in de toekomst Zoals zojuist geconstateerd drijft de economie van de binnenstad echter slechts ten dele op haar functie als (sociale) ontmoetingsplek. Weliswaar is winkelen veruit het belangrijkste motief voor bezoek aan de Rotterdamse binnenstad; het grootste deel (35%) van alle verplaatsingen naar de binnenstad is werk gerelateerd (tegenover 24% met winkelen als doel).20 Een deel van die werkfunctie van de binnenstad is direct afhankelijk van de aanwezigheid van consumenten (de consumentensector als werkgever). Anderzijds vervult de publieke sector als werkgever (overheid, onderwijs en zorg) in de binnenstad een steeds belangrijkere rol. Om in spelen op de behoefte aan zakelijk overleg vervult de binnenstad ook een steeds belangrijkere rol als zakelijke ontmoetingsplek. Dit blijkt uit de opkomst van espressobars en lunchrooms en de ontwikkeling van een breed aanbod aan officiële flexwerkplekken, zoals Workspot, Rotterdam City Centre (Weena), de High Speed Lounge van de NS en The Maze 20. OViN (2010), bewerking Bureon.
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – themaHOOFDSTUK De ‘onzichtbare’ economie van Rotterdam – pagina 104
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – themaHOOFDSTUK De ‘onzichtbare’ economie van Rotterdam – pagina 105
(Maasstraat). De binnenstadseconomie speelt hiermee in op de toenemende behoefte aan zakelijk overleg in de netwerkeconomie.
Iconische projecten en stedelijke identiteit
Voor bezoekers van (buiten) Rotterdam vormt winkelen voor plezier verreweg het belangrijkste motief voor een bezoek aan de binnenstad.21 De aantrekkelijkheid voor mensen om er te blijven komen winkelen is dan ook één van de sleutelfactoren voor het succes van de Rotterdamse binnenstad als ontmoetingsplek. Dit blijkt ook uit het statistische verband dat bestaat tussen de beoordeling van de compleetheid van het winkel- en horeca-aanbod en de sfeer en uitstraling in winkelgebieden enerzijds en de hoogte van winkelhuren anderzijds.22 Omgekeerd betekent dit dat het verdienvermogen van bezoekfuncties in de binnenstad sterk samenhangt met de verblijfssfeer en variëteit aan voorzieningen. De kunst is dan ook bezoekers te blijven lokken en te hechten aan de binnenstad. De vraag is of, gezien de vervlechting tussen functies in de binnenstad, een tanende winkelfunctie sterke negatieve gevolgen zal hebben voor de aantrekkelijkheid van de binnenstad als bezoeklocatie in brede zin. In hoeverre kan de netwerkeconomie het gat in het consumentenbezoek compenseren en vindt een verschuiving plaats van marktplaats voor consumenten naar die van zakelijk verkeer? Het heeft er alle schijn van dat de netwerkeconomie de binnenstad bevoordeelt ten opzichte van andere economische vestigingsmilieus. De ruimtelijke hiërarchie op het gebied van voorzieningen, horeca en kantoren neemt toe, in het voordeel van binnensteden. Kleinschaligheid en menging van functies zorgen bovendien voor risicospreiding. Het lijkt erop dat centrumlocaties de laatste jaren meer en meer de voorkeur te krijgen bij (kleine) ondernemers en het uitgaanspubliek. Of dit duidt op een structurele trend of vooral een reactie op de huidige (langdurige) economische crisis, is niet zeker. Duidelijk is in ieder geval wel dat de digitalisering van de economie en de flexibilisering van de arbeidsmarkt Rotterdam in het algemeen en de binnenstad in het bijzonder de komende jaren continu voor nieuwe opgaven zal stellen. Voor meer cijfers en figuren zie ook www.rotterdam.nl/evr2013.
Plaats en ruimte doen ertoe. Ondanks alle mogelijkheden die de virtuele wereld van internet ons biedt, voelen we ons met fysieke plaatsen verbonden. In de ‘sense of place’ van een stad neemt de gebouwde omgeving een belangrijke rol in. Dat is bijvoorbeeld voor de Economic Development Board of Rotterdam (EDBR) een reden om in het rapport The Economics of Beauty te pleiten voor een aantrekkelijke binnenstad met goede voorzieningen en beeldbepalende architectuur. Maar hoe ontstaan deze projecten eigenlijk? En wanneer kunnen ze als een succes worden beschouwd? Voor mijn boek ‘Stedelijke iconen’ heb ik onderzoek gedaan naar beeldbepalende projecten; beroemde bouwwerken die zich onderscheiden vanwege hun symbolische betekenis voor de stad. Sinds het Colosseum in Rome, de Eiffeltoren in Parijs en het Opera House in Sydney, zetten steden zich door middel van iconische bouwwerken op de kaart. Iconen geven de stad een gezicht. Ze prijken op de kaft van stadsbrochures en trekken toeristen aan. Ook voor stadsbewoners zelf zijn iconen belangrijk want ze geven een gevoel van publieke trots en verbondenheid met de stad. In mijn boek wordt beschreven hoe moderne stadsiconen, zoals de Erasmusbrug, tot stand zijn gekomen. Maar het vertelt ook over mislukte prestigeprojecten zoals het geaborteerde ontwerp voor het nieuwe Rotterdamse Centraal Station, de zogenoemde ‘Champagneglazen’. Twee succescriteria uit mijn boek wil ik hier uitlichten: de verbondenheid met stedelijke identiteit en de katalysatorfunctie van iconische projecten. Verankerde vernieuwing Bij de initiatie van beeldbepalende projecten komt het aan op overtuigingskracht; op de vorming van een gedeeld verhaal van betrokken actoren rond de wenselijkheid en de invulling van een nieuw project. In mijn boek pleit ik voor ‘architectuur van verankerde vernieuwing’. Van belang is het creëren van bouwwerken die enerzijds iets nieuws, iets spannends toevoegen aan de stad, maar anderzijds om ontwerpen die zijn ingebed in de lokale eigenheid. Het verankeren van projecten betekent dat vanaf de eerste ideevorming actief wordt gezocht naar hoe de vorm, de functie, de locatie en het ambitieniveau kan worden verbonden met de bestaande en beoogde identiteit van een plek. Een overtuigend projectvertoog stopt niet na de initiatie ervan, maar vraagt om voortdurend onderhoud en verbinding. Emerging strategy De onderzochte projecten die mislukten bleken niet zelden het resultaat van overambitieuze plannen die na hun initiatie stranden op een gebrek aan overtuigingskracht of aanpassingsvermogen toen de politiek-maatschappelijke context tijdens de ontwikkeling veranderde. Het is van belang dat fixatie op vooraf ‘dichtgetimmerde’ projectplannen wordt voorkomen. Raadzamer is een zogenoemde ‘emergent strategy’. Dat wil zeggen dat tijdens de realisatiedynamiek de verbindingen met de beoogde identiteit verder worden geconcretiseerd of bestendigd en zo nu en dan worden bijgestuurd. Want vanaf de tekentafel een project bedenken dat een icoon wordt is vrijwel onmogelijk. Een betekenisvolle fase is wat ik de ‘narratieve nastrijd’ noem; de fysieke constructie van een beeldbepalend project is op een gegeven moment afgerond, maar de sociale constructie van een project is een veel langer proces. In deze dialoog blijkt uiteindelijk hoe de betekenis van een nieuw project wordt ervaren. In mijn boek heb ik onderstaand model uitgewerkt waarin de verschillende fasen en componenten van beeldbepalende projectontwikkeling en het verbinden met stedelijke identiteit centraal staan.
21. COS (2012), Binnenstadsmonitor2011 – De staat van de Rotterdamse binnenstad. Zie www.rotterdam.nl/informatiepunteconomie voor meer informatie over de functie van de Rotterdamse binnenstad als marktplaats. 22. Zie www.rotterdam.nl/informatiepunteconomie voor een nadere toelichting op de hiervoor uitgevoerde analyse.
Katalysatorwerking Succesvolle beeldbepalende bouwwerken zijn niet alleen een succes vanwege hun directe opbrengsten, zoals veel bezoekers. Geslaagde projecten genereren spin-offs voor het sociaalculturele klimaat van de stad, de economische ontwikkeling van een omliggend gebied en leiden tot een vliegwieleffect waar ook andere stadsdelen van profiteren. Bouwprojecten met een iconische
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – themaHOOFDSTUK De ‘onzichtbare’ economie van Rotterdam – pagina 106
betekenis voor de stad zijn niet louter opvallend, ze opereren in de eerste plaats als culturele verbinding tussen groepen mensen, tussen bewoners en bezoekers, tussen publiek en privaat. Iconen die mensen verbinden op zo’n manier dat ze zichzelf en elkaar erin herkennen en helpen om de identiteit van een plek te verrijken. Een dergelijke ontwikkeling zoekt letterlijk en figuurlijk de dialoog met intrinsieke stedelijke kwaliteiten en kijkt naar de mogelijkheden om een aanjagende functie voor de stad te vervullen. Dan kan beeldbepalende architectuur worden voortgebracht die een geslaagde ‘economy of beauty’ creëert.
Dr. Wouter Jan Verheul, TU Delft, Faculty of Architecture, sectie Urban Area Development
Verheul, W.J. (2012) Stedelijke iconen. Het ontstaan van beeldbepalende projecten tussen betoog en beton. Den Haag: BoomLemma Uitgevers. Meer info via: www.stedelijke-iconen.nl of
[email protected].
Figuur T.10
s na
tri
ee
jd
ti e rra
ng
ie
na
mi
c
n
ct ie
ie
dy
en
at
ba
lis
ar
rea
he
id
eau niv
stedelijke identiteit
vo
e
rm
amb itie
id
at
fu
e
or
lo
rst
ev
ve
Proces van stedelijke identiteit
na
mi
ek
pu
e bli
ke
op
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – jubileumhOOFDSTUK Een speurtocht naar de drijvende krachten – pagina 109
JubileumHoofdstuk
De Rotterdamse economie is veranderd en daardoor ook de Economische Verkenning. Tien jaar Economische Verkenning Rotterdam (EVR) weerspiegelt zowel de veranderingen in de economie als het voortschrijdend inzicht in de drijvende krachten achter de stedelijke economie. Met thema’s als Stedelijke Netwerken en de Onzichtbare Economie lijkt het erop alsof de Verkenning de stedelijke economie uit het oog verliest maar het tegendeel is waar. De tien Verkenningen op een rij vormen samen een zoektocht naar wat de kern is van de Rotterdamse economie, dat wat de stad in staat stelt te veranderen en zich aan te passen aan nieuwe omstandigheden. De opkomst van de digitale economie en het ontstaan van stedelijke netwerken zijn even goed zaken die de economische weerbaarheid van Rotterdam beïnvloeden. Als de onzichtbare economie een einde lijkt te maken aan de stad als de fysieke marktplaats voor goederen krijgt de functie van stad als de plek waar mensen, ideeën en diensten elkaar ontmoeten een grotere betekenis. Dat stelt andere eisen aan hoe de stad is opgebouwd en aan het economisch beleid. Elk van de thema’s van de Verkenningen van de afgelopen tien jaar heeft een deel van het DNA van Rotterdamse economie ontrafeld waarbij sommige kenmerken toch wel heel centraal bleken voor de kracht van de regionale economie. De rode draad in het verhaal van de Economische Verkenningen van 2003 tot nu is die van een ontdekkingstocht door de Rotterdamse economie en de ontwikkeling ervan.
Een speurtocht naar de drijvende krachten achter de Rotterdamse Economie
De eerste edities: publieke diensten en vrije tijd De eerste thema’s hadden vooral betrekking op de veranderingen in de Rotterdamse economie. Waren haven en industrie de dragers van de Rotterdamse economie nu ontdekte Rotterdam – en niet alleen Rotterdam – de ‘plezierige kant’ van de economie: toerisme, kroegen en cultuur. De vrijetijdseconomie was voor een belangrijk deel verantwoordelijk voor de groei van de bestedingen in de stad en die groei leek nog lang niet aan zijn eind. De groei van de Rotterdamse werkgelegenheid was vooral te danken aan de groei van de publieke sector in de negentiger jaren en het begin van dit millennium met name in de sectoren zorg en onderwijs. FIGUUR J.1
Werkzame personen, 1993, 2003 en 2012 Bron: Bedrijvenregister. 1993
2003
2012
publieke sector, 24%
28%
kennisdiensten, 6%
8%
9%
overige commerciële dienstverlening, 36%
38%
35%
transportsector, 14%
11%
10%
5%
5%
10%
9%
bouw, 6% industrie, energie, water, milieu en landbouw, 14%
32%
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – jubileumhOOFDSTUK Een speurtocht naar de drijvende krachten – pagina 110
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – jubileumhOOFDSTUK Een speurtocht naar de drijvende krachten – pagina 111
De ontdekking van jongeren en hoogopgeleiden In een latere Verkenning bleek de groei van de publieke sector, en dan met name het hoger onderwijs en de medische sector, ook andere voordelen voor de stad mee te brengen. Dankzij de universiteit en de hogescholen is Rotterdam verzekerd van een continue stroom van nieuw en hoog opgeleid jong talent en dankzij de medische sector blijft een deel van die hoogopgeleiden hier de rest van zijn leven wonen en werken. Want de meerderheid van de afgestudeerden in Rotterdam krijgt weliswaar zijn eerste baan in Rotterdam, maar ergens in hun loopbaan verruilen veel Rotterdamse alumni Rotterdam voor een andere stad.
het vooral de internationale werkzaamheden van Rotterdamse bedrijven zijn die de stad een internationale karakter geven. Door export, nevenvestigingen in het buitenland en internationale samenwerking dragen dit soort bedrijven méér bij aan de internationale positie van Rotterdam dan de buitenlandse bedrijven die zich hier vestigen. FIGUUR J.2
Aandeel hoger opgeleiden van totale beroepsbevolking Bron: CBS, EEB
Dat bevestigt nog eens dat jongeren met al hun talenten geen garantie zijn voor de toekomst van de stad. In de EVR van 2005 bleken jongeren nu al een rol van betekenis te spelen in de Rotterdamse economie dankzij hun bestedingen en de vele baantjes die ze vervullen buiten hun studie. Maar óf ze ook blijven is afhankelijk van de kansen die de stad hen kan bieden op een goede baan of een leuk huis want anders zijn ze zo vertrokken. De vraag is niet wat de jongeren voor Rotterdam kunnen doen maar wat Rotterdam voor hen kan betekenen als het gaat om werk- en wooncarrières. Met Florida in de concurrentieslag om de hoogopgeleiden In de economie zijn oorzaak en gevolg niet altijd makkelijk te scheiden maar voor het economisch beleid dienen die twee zaken goed uit elkaar gehouden te worden. Dat is iets heel anders dan het eenvoudige recept dat veel beleidsmakers distilleerden uit de The Rise of the Creative Class van Richard Florida: Rotterdam moest huizen bouwen voor hoger opgeleiden en creatieven om te kunnen concurreren met andere steden. Als die hoger opgeleiden hier eenmaal wonen krijgt de economie als vanzelf vaart. Maar helaas, uit een analyse van het Planbureau voor de Leefomgeving bleek dat als er geen banen zijn voor hoogopgeleiden ze hier ook niet komen wonen. Omdat de meeste vacatures vervuld worden door mensen die al een baan hebben trekken stedelijke regio’s waar al veel hoger opgeleiden werken het makkelijkst nog méér hoogopgeleiden aan. Rotterdam is daarbij in het nadeel ten opzichte van, veel andere grote en middelgrote steden van Nederland.
60%
50%
40%
30%
20%
10%
Rotterdam
Amsterdam
Den Haag
Utrecht 2002
De spectaculaire toename van het aandeel hoogopgeleiden in de Rotterdamse beroepsbevolking van 26% in 2002 naar 36% in 20111 is te danken aan het feit dat jonge Rotterdammers langer studeren dan hun ouders en bovendien hier een baan vinden. De import van hoger opgeleiden blijkt nauwelijks de betekenis te hebben die enthousiaste beleidsmedewerkers uit Richard Florida’s boodschap meenden te kunnen lezen. Florida dacht daar zelf ook anders over.2 Met de dreiging van de recessie in 2008 ging de EVR op zoek naar de weerbaarheid van de Rotterdamse economie en de kansen om de crisis te boven te komen. Het helpt als de eigen bevolking hoger is opgeleid. Het aantrekken van hoger opgeleiden van elders is veel moeilijker omdat Rotterdam daarin concurreert met de hele wereld. En…verheugend genoeg begonnen studenten en scholieren in Rotterdam hun opleiding te verlengen onder invloed van de snel verslechterende arbeidsmarkt. Rotterdammers zijn het belangrijkst voor de Rotterdamse economie Als de rij van Verkenningen iets duidelijk maakt dan is het wel dat de eigen bevolking veruit de belangrijkste factor is achter elke economische ontwikkeling. Als het gaat om bedrijvigheid zijn het ook de bestaande Rotterdamse bedrijven die verantwoordelijk zijn voor het allergrootste deel van de groei van de werkgelegenheid. Ook de analyse van het internationale karakter van de Rotterdamse economie leverde een duidelijke aanwijzing op dat 1. Ook vergeleken met de andere grote steden is de toename van het aandeel hoger opgeleiden spectaculair te noemen alleen wist Rotterdam géén van de andere steden in te halen. 2. Bij zijn bezoek aan Amsterdam in 2004 noemde Richard Florida het een belachelijk idee om je beleid te richten op het aantrekken van de creatieve klasse het ging er juist om de creatieve bijdrage van álle inwoners te vergroten (Agora themanummer creatieve steden 2004).
2011
Gezien de betekenis van de talenten en het opleidingsniveau van de eigen bevolking, de internationale netwerken van Rotterdamse bedrijven en de manier waarop bestaande bedrijven en ondernemende Rotterdammers bijdroegen aan de groei van de werkgelegenheid zal het niet verrassen dat de EVR vaak de zachte kant van de economie benadrukte: opleiding, initiatief, ondernemerschap en talent. Zelfs toen de EVR de betekenis van architectuur voor de economie van de stad in kaart bracht bleek het veel meer te gaan om de jonge talenten bij de architectenbureaus, de discussie over architectuur en de bezoekers aan Rotterdam dan om de gebouwen zelf. De gevraagde architecten bleven het antwoord schuldig op de vraag welke architectuur nu het best voor de economie van de stad was. Zo weerspiegelt de reeks van tien Verkenningen het voorschrijdend inzicht dat Rotterdam vooral op eigen kracht moet bouwen dwz op de bestaande bedrijvigheid en de eigen bevolking. Economische Verkenning Rotterdam 2023 Hoe de EVR van 2023 eruit zal zien valt moeilijk te voorspellen en of er dan nog behoefte is aan een boekje valt zeker te betwijfelen. Wel is te hopen dat de speurtocht naar de essentie van de Rotterdamse economie door blijft gaan. Een groeiend economisch inzicht in wat nu oorzaak en gevolg is binnen de economie is de gezonde basis om de economische wensen in vervulling te doen gaan. Belangen vormen weliswaar de
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – jubileumhOOFDSTUK Een speurtocht naar de drijvende krachten – pagina 112
motoriek van de onzichtbare hand van Adam Smith, maar het wordt minder een succes als belangen de economie aan het zicht onttrekken. De afgelopen Verkenningen hebben vooral gezocht naar de omstandigheden waaronder de Rotterdamse economie zich ontwikkelt en vernieuwt. De economische vernieuwing zelf is een grotendeels nog onontgonnen terrein. Zouden de komende Verkenningen méér inzicht geven in hoe innovatie werkelijk verloopt, zodat het zelfs valt te sturen en te besturen? Of zal de kern van de stedelijke economische vernieuwing wel altijd verborgen en onbestuurbaar blijven, omdat hij bestaat uit moeilijk te voorspellen menselijke interactie? Voor meer cijfers en figuren zie ook www.rotterdam.nl/evr2013.
Economische Verkenning Rotterdam 2013 – COLOFON – pagina 115
COLOFON
Economische Verkenning Rotterdam 2013
© Stadsontwikkeling gemeente Rotterdam, maart 2013. Aan de totstandkoming van deze uitgave is
Onderzoek en samenstelling
de uiterste zorg besteed. Voor informatie die
Stadsontwikkeling Rotterdam
onvolledig of onjuist is opgenomen, aanvaarden de
COS Rotterdam
auteurs en Stadsontwikkeling gemeente Rotterdam
Ecorys
geen aansprakelijkheid.
Onderzoek en samenstelling Themahoofdstuk
Overname van gegevens is toegestaan met
Bureon in samenwerking met Roots beleidsadvies
bronvermelding ‘Economische Verkenning Rotterdam 2013’.
Grafisch ontwerp Studio Minke Themans
Participanten van de Economische Verkenning Rotterdam 2013
Tabellen en figuren Studio Minke Themans i.s.m. Klaar voor gebruik
Albeda Collega
Peter Siemann
Grafieken
DCMR Milieudienst Rijnmond
Stadsontwikkeling Rotterdam
Bart Been
Eneco Opdrachtgever en eindredactie
Stadsontwikkeling gemeente Rotterdam
Erasmus Universiteit Rotterdam
Willem Hamel (projectleider)
Edith Jacobs
Havenbedrijf Rotterdam
Bart Nijhof
Pauline de Vries
Hogeschool Inholland Rotterdam
Rieke Koskamp
Liesbeth Siesling Ronald van den Bos Bram van der Staaij Roelof Eleveld
Hans Scheepmaker
Kamer van Koophandel
Martijn Troost
Aldo Dorsman
KPMG
Rianne van Loon
Maarten Suijker
Paul Steenwinkel
Klaas Bart van den Berg
Edwin van der Stam
Pieter Hoogerbrugge
Druk
Ooms Makelaars
Mediacenter Rotterdam
Peter van Nederpelt
Rabobank Rotterdam Oplage
1.500 exemplaren
Randstad
Arjen van Klink
Werner Klaassen
Bestellingen
Rebecca Valk
Stadsontwikkeling gemeente Rotterdam
Stedin
Afdeling Economie
Martijn van der Steen
Postbus 6575
Norbert Detollenaere
3002 AN Rotterdam
[email protected]
Economische Verkenning Rotterdam 2013