Provinciale Economische Verkenning 2003/2007
Menno Walsweer Bureau Economisch Onderzoek
ISBN: 90-73586-26-7
Provincie Gelderland postbus 9090 6800 GX ARNHEM
© Provincie Gelderland Gebruik van de inhoud van deze publicatie is toegestaan, mits de bron duidelijk wordt vermeld
WOORD VOORAF
Via de Provinciale Economische Verkenning (PEV) en de Provinciale Werkgelegenheidsenquête (PWE) wordt periodiek de sociaal-economische ontwikkeling van Gelderland in beeld gebracht en geanalyseerd. De gegevens worden gebruikt bij de beleidsontwikkeling en uitvoering (Sociaal-Economisch Beleidsplan ‘Trekkracht Gelderland’, prognose bedrijventerreinen e.d.). De werkgelegenheidsenquêtering en de onderhavige verkenning liggen in elkaars verlengde. De PWE is een integrale jaarlijkse enquête onder meer dan 100.000 bedrijven en instellingen in Gelderland en vormt de primaire bron van de werkgelegenheidsgegevens. Het gedetailleerde karakter van de PWE maakt het mogelijk in te zoomen op allerlei aspecten van de werkgelegenheidsontwikkeling, structuur en ruimtelijke spreiding. De PEV daarentegen is een periodiek onderzoek op basis van bestaande statistische bronnen (waaronder de PWE) en draagt een meer globaal karakter. De verschillende statistieken van o.a. CBS, CWI en de Provincie zelf, beschrijven allemaal een deelaspect van de economie. In de PEV wordt de beschikbare informatie gecombineerd en in onderlinge samenhang geplaatst. Hierdoor ontstaat een redelijk compleet beeld van de Gelderse economie (werkgelegenheid, beroepsbevolking, werkloosheid, regionaal product, besteedbaar inkomen, investeringen, uitgifte bedrijventerreinen e.d.). Het gebruikte cijfermateriaal is niet zondermeer overgenomen uit de primaire bronnen. Zo nodig is gecorrigeerd voor trendbreuken en definitiewijzigingen. Daarnaast is het materiaal beoordeeld op plausibiliteit en consistentie en is er voor zorggedragen dat de gegevens van Gelderland vergelijkbaar zijn met de landelijke en internationale gegevens van het Centraal Planbureau en het CBS. Door de opname van een landelijk en internationaal referentiekader kan de Gelderse ontwikkeling in een brede context worden geplaatst en beoordeeld. Met de PEV wordt beoogd de economische actoren in Gelderland te voorzien van de noodzakelijke achtergrondinformatie voor het verkrijgen van inzicht, het ontwikkelen van visie en voor de aansturing van het beleid op hoofdlijnen. De onderzoekresultaten zullen dan ook betrokken worden bij het Monitoringsverslag van het Sociaal-economisch beleid van de Provincie Gelderland. In het Monitoringsverslag zullen o.a de hier gesignaleerde ontwikkelingen worden afgezet tegen het vigerende en voorgenomen beleid. Op basis daarvan kan een politieke beoordeling worden gemaakt of het provinciale beleid bijstelling behoeft (voorjaar 2003). Zoals gebruikelijk bevat de PEV een schets van de economische ontwikkeling in de afgelopen jaren en een vooruitblik op de komende periode (2003-2007). In dat opzicht kan de verkenning worden gezien als een regionale aanvulling op het de Macro Economische Verkenning van het Centraal Planbureau. De Gelderse prognoses zijn door het Bureau Economisch Onderzoek van de provincie Gelderland opgesteld. De landelijke ramingen en de gegevens over de (inter)nationale context zijn ontleend aan de Economische Verkenning 2003-2006 (november 2001, CPB), de Macro Economische Verkenning 2003 (september 2002, CPB) en de Economierapportage (december 2002, CPB)
December 2002
Inhoudsopgave
1
Samenvatting
9
1.1
Terugblik en recente ontwikkelingen
9
1.2
Vooruitblik 2003-2007
10
1.3
Eindconclusie
11
2
Terugblik en recente ontwikkelingen
13
2.1
Regionaal Product Recente ontwikkelingen
13 17
2.2
Investeringsontwikkelingen
19
2.3
Besteedbaar inkomen
20
2.4
Werkgelegenheid Recente ontwikkelingen
22 25
2.5
Bevolking en arbeidsparticipatie Bevolking Recente ontwikkelingen Arbeidsparticipatie
28 28 31 31
2.6
Beroepsbevolking Recente ontwikkelingen
33 35
2.7
Werkloosheid Recente ontwikkelingen
36 38
2.8
Bedrijventerreinen De vraag naar bedrijventerreinen Het aanbod van bedrijventerreinen
42 42 43
3
Vooruitblik 2003-2007
45
3.1
Inleiding
45
3.2
De economische groei in de periode 2003-2007
45
3.3
De werkgelegenheidsontwikkeling in de periode 2003-2007
47
3.4
De bevolkingsontwikkeling in de periode 2003-2007
48
3.5
De ontwikkeling van de beroepsbevolking in de periode 2003-2007
49
3.6
De werkloosheidsontwikkeling in de periode 2003-2007
49
3.7
Bedrijventerreinen in de periode 2003-2007
51
Bijlagen
6
1
Samenvatting
1.2
Terugblik en recente ontwikkelingen
Na een periode van hoogconjunctuur viel de internationale economische groei in 2001 scherp terug. In Nederland was de terugval nog groter en bleef de groei voor het eerst sinds jaren onder het EUgemiddelde. Ook in Gelderland werden de gevolgen voelbaar. Hier vertraagde de economische groei nog sterker. De conjunctuur bereikte begin 2002 een dieptepunt en het nationaal inkomen daalde zelfs, iets dat in twintig jaar niet meer is voorgekomen. Sindsdien heeft zich een licht herstel voorgedaan. In 2002 zal de economische groei in Gelderland naar verwachting rondom het nulpunt uitkomen. In het tweede kwartaal van 2002 is voor het eerst sinds 1994 de werkgelegenheid bij het Nederlandse bedrijfsleven gedaald. Alleen bij de zorg en de overheid was nog sprake van substantiële groei. Per saldo raamt het CPB de totale Nederlandse groei voor 2002 op ¾ %. In Gelderland zijn de ontwikkelin-gen nog trager verlopen. De Gelderse werkgelegenheidsgroei in 2002 is vrijwel geheel tot stilstand gekomen. Lag in de voorgaande jaren de groei nog op gemiddeld ruim 2%, dit jaar is de groei gestagneerd. In de Achterhoek is de werkgelegenheid het afgelopen jaar gedaald, de Veluwe is gelijk gebleven en in Zuidwest-Gelderland is de groei tot bijna nul gereduceerd. Alleen in Arnhem/Nijmegen zijn de ontwikkelingen nog relatief gunstig verlopen met een groei die gelijk was aan de Nederlandse. Over een lange periode bezien verloopt de bevolkingsaanwas in Gelderland twee à drie maal zo snel als in de Europese Unie. De hoogste groei voltrok zich in Zuidwest-Gelderland (vier maal het EUgemiddelde). In de Achterhoek is de ontwikkeling naar Gelderse maatstaven traag. Toch ligt de groei ook in deze regio ruim boven het Europese gemiddelde. In vergelijking met de Europese Unie is de bevolking in Nederland en Gelderland minder vergrijsd. Het aandeel mensen boven de 64 jaar is hier nog niet zo hoog als in de rest van de EU. De leeftijdscategorie 25 tot 65 jaar is voor de arbeidsmarkt het belangrijkst. Juist deze leeftijdsgroep is in Nederland relatief groot. De mate van ontgroening ligt in Nederland iets onder het Europese gemiddelde. In Gelderland is de situatie nog wat gunstiger. Toch heeft ook hier de ontgroening een hoge vlucht genomen. Eenendertig procent van de bevolking is jonger dan 25 jaar, in 1975 was dat nog vierenveertig procent. Sinds 1997 nam het groeitempo van de Nederlandse bevolking jaarlijks toe, dit jaar echter is de groei met een kwart teruggelopen. De lagere bevolkingsgroei wordt vooral veroorzaakt door een daling van de immigratie en een stijging van de emigratie. In Gelderland heeft zich een soortgelijke omslag voor gedaan. Daarnaast zijn de regionale verhoudingen sterk gewijzigd. De Veluwe komt in 2002 als de snelst groeiende regio uit de bus. Deze positie werd decennia lang door Zuidwest-Gelderland ingenomen. In deze regio is de bevolkingsaanwas in 2002 echter meer dan gehalveerd. De oorzaak hiervan moet gezocht worden in een (tijdelijke) stagnatie van de woningbouw op de grote locaties in ZuidwestGelderland. Ondanks de afnemende bevolkingsgroei en de daarmee gepaard gaande vergrijzing is het groeitempo van de beroepsbevolking onverminderd hoog gebleven. Dit is vooral te danken aan de toegenomen arbeidsparticipatie van vrouwen. In 2002 zal naar verwachting de groei van het Gelderse arbeidsaanbod gemiddeld zo rond de anderhalf procent uitkomen. De vraag naar arbeid is de afgelopen jaren sneller gestegen dan het aanbod waardoor de werkloosheid in hoog tempo afnam. De Gelderse arbeidsmarkt werd altijd gekenmerkt door een tweedeling tussen de 8
meer landelijke regio’s met een relatief lage werkloosheid, en de stedelijke regio met juist een hoge werkloosheid. De ontwikkelingen van vraag- en aanbod hebben echter in alle regio’s geresulteerd in een ongekend snelle daling van de werkloosheid waardoor de klassieke tegenstellingen zo goed als verdwenen zijn. In de loop van 2002 werd Nederland weer voor het eerst in jaren geconfronteerd met een oplopende werkloosheid. De werkloosheid zal dit jaar naar verwachting met 52.000 stijgen. Op basis van het aantal ingeschreven werkzoekenden bij de Centra voor Werk en Inkomen kan de Gelderse groei van de werkloosheid in 2002 geschat worden op 5.200 personen. Daarmee is de stijging even hoog als de Nederlandse (+ 35%). De regionale verschillen binnen Gelderland zijn groot: Veluwe + 60%, Achterhoek + 40%; Arnhem/Nijmegen + 25%; Zuidwest-Gelderland + 10%. Hoewel de procentuele groei van de werkloosheid ernstige proporties heeft aangenomen, is het huidige werkloosheidsniveau in historisch perspectief gezien nog steeds uiterst laag. Ook is op tal van deelmarkten nog sprake van een overspannen arbeidsmarkt en is de positie binnen de EU zeer gunstig.
1.2
Vooruitblik 2003-2007
Terwijl in 2002 de economische groei stagneerde zal deze onder invloed van de toenemende wereldhandel in 2003 mogelijk weer iets aantrekken (¾ %). Voor de korte termijn wordt verwacht dat de conjunctuur weliswaar nog zwak is, maar dat het dieptepunt inmiddels zal zijn gepasseerd. Onder de veronderstelling dat de huidige conjuncturele onderproductie geleidelijk zal verdwijnen kan de economische groei in Gelderland op middellange termijn toenemen tot 2½ % per jaar. De Gelderse werkgelegenheid zal in 2003 zal naar verwachting iets dalen (-¼ %). In de daar opvolgende jaren zal de groei wel weer aantrekken, maar niet meer terugkeren naar de hoge groeipercentages van voor 2001. Hoewel voor de periode 2004-2007 wordt gerekend met een redelijke economische groei zal de werkgelegenheid toch maar gematigd toenemen (¾ % per jaar). Dit komt door de verwachting dat de arbeidsproductiviteit verder zal stijgen waardoor het grootste deel van de economische groei kan worden opgevangen binnen de bestaande werkgelegenheidsomvang. De totale Gelderse bevolkingsgroei in de komende jaren bedraagt net als in Nederland slechts een half procent per jaar. Het proces van vergrijzing en ontgroening wordt steeds duidelijker zichtbaar. Het aantal mensen in de pensioengerechtigde leeftijd groeit vijf tot zes maal zo snel als het aantal jongeren. Maar niet alleen de aanwas aan de onderkant stagneert, ook de middengroep (25 t/m 64 jaar) neemt nog slechts bescheiden toe. Als gevolg van de demografische ontwikkeling en een afvlakking van het groeitempo van de arbeidsparticipatie van vrouwen, zal de groei van de beroepsbevolking de komende jaren vertragen tot ongeveer 1% per jaar. In de eerste helft van 2002 is de werkloosheid sterk gestegen. In de daarop volgende maanden stabiliseerde de situatie. Op korte termijn moet echter opnieuw rekening worden gehouden met een scherpe stijging. De werkgelegenheidsgroei in 2003 zal naar verwachting onder het nulpunt liggen. De beroepsbevolking daarentegen neemt nog toe met ongeveer 1%. Hierdoor zal de werkloosheid in Gelderland met ca. 50% stijgen. Voor de periode 2004-2007 moet eveneens rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat het aanbod sneller stijgt dan de vraag. Dus ook na 2003 zal de werkloosheid waarschijnlijk blijven toenemen, zij het in een gematigder tempo. De werkloosheid zal in 2007 de vijf procent bereiken, en is daarmee terug op het niveau van een jaar of vijf geleden. Het middellange termijn beeld ontwikkelt zich slechter dan voor de Europese Unie als geheel, waar een bescheiden doch voortgaande werkloosheidsdaling wordt voorzien. Ten opzichte van 2001 zal de werkloosheid in Gelderland de komende jaren bijna verdrievoudigen. 9
Werkloosheidspercentage Europese Unie, Nederland, Gelderland en de Gelderse COROP-gebieden
EU
NL
Gelderland
Veluwe
Achterhoek
Arnhem / Nijmegen
Zuidwest-Gelderland
2001
8
2
2
1
2
2
1
2002
8
3
2
2
2
3
1
2003
8
4
4
3
3
4
2
2007
7
5
5
4
5
6
2
Bron Gelderse cijfers Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland; Bron NL en EU: CBS en CPB
1.3
Eindconclusie
In vergelijking met Nederland is de Gelderse economie conjunctuurgevoeliger. In tijden van economische voorspoed heeft dit geleid tot een snellere groei. Nu de economie stagneert is de reactie in Gelderland ook heftiger. Zo is de ontwikkeling van het regionaal product achtergebleven en is de werkgelegenheidsgroei in 2002 tot stilstand gekomen terwijl Nederland nog een toename kende. Voor 2003 moet rekening worden gehouden met een lichte daling van de werkgelegenheid. Onder de veronderstelling dat de conjunctuur zich de komende jaren geleidelijk zal herstellen, kan de werkgelegenheidsgroei in Gelderland tussen 2004 en 2007 weer aantrekken. Deze groei zal echter bescheiden zijn en is naar verwachting niet genoeg om de groei van de beroepsbevolking op te vangen. De werkloosheid zal onder die omstandigheden dan ook oplopen van 2% in 2002 tot 5% in 2007. Op de Veluwe neigen de ontwikkelingen de laatste jaren steeds meer naar het Gelders gemiddelde. Ook blijkens de ramingen zal de trend tot 2007 op hoofdlijnen het Gelderse ontwikkelingsbeeld volgen. In de Achterhoek heeft de verslechterde conjunctuur niet alleen geleid tot een trage economische groei maar zelfs tot werkgelegenheidsverliezen. De werkgelegenheidsramingen voor de toekomst zijn relatief laag. De werkloosheid loopt daardoor op tot het Nederlands gemiddelde. Een situatie die voor de Achterhoek uniek is daar de werkloosheid in deze regio altijd relatief laag is geweest. De regio Arnhem/Nijmegen heeft in de afgelopen periode van hoogconjunctuur een voorspoedige werkgelegenheidsontwikkeling doorgemaakt en heeft op de arbeidsmarkt daardoor de omslag kunnen maken van probleemregio naar gemiddeld. Onder de huidige moeilijke economische omstandigheden lijkt de terugslag in deze regio minder groot. Uit de meest recente cijfers over de economische groei en de werkgelegenheidsontwikkeling blijkt dat Arnhem/Nijmegen op dit moment van alle Gelderse regio’s de hoogste groei kent en dat de werkloosheidstoename nog onder het gemiddelde ligt. Hoewel de regio er in de werkgelegenheidsprognoses redelijk uitkomt, moet toch gevreesd worden dat de werkloosheid in 2007 weer boven het landelijk gemiddeld zal liggen. Dit wordt veroorzaakt doordat de groei van het arbeidsaanbod in Arnhem/Nijmegen aan de hoge kant blijft. Afgezet tegen de dynamische ontwikkeling uit het verleden heeft zich In de regio Zuidwest-Gelderland recentelijk op bijna alle fronten een ongewone groeivertraging voorgedaan (op het gebied van de economische groei, de werkgelegenheidsgroei, de uitgifte bedrijventerrein en de bevolkingsaanwas). Toch zijn de middellange termijn perspectieven voor deze regio relatief gunstig. De werkgelegenheid zal volgens de ramingen sneller groeien dan gemiddeld en de werkloosheidsstijging blijft beperkt.
10
2
Terugblik en recente ontwikkelingen
2.1
Regionaal Product
Ruim vijfentwintig jaar geleden verkeerde de economie in een langdurige internationale recessie met een dieptepunt aan het begin van de jaren tachtig. Vanaf 1984 trad in de wereldeconomie een herstel op. Nederland ontwikkelde zich zeer voorspoedig met een economische groei die in toenemende mate sneller verliep dan in de rest van de Europese Unie. De Gelderse economie heeft daarvan krachtig geprofiteerd. Vele jaren voltrok de economische groei zich een fractie sneller dan in Nederland. De Gelderse bijdrage aan het nationaal product nam daardoor gestaag toe. In de tweede helft van de jaren negentig kwam hieraan weer een einde. De Gelderse ontwikkeling vertraagde tot het Nederlands gemiddelde of zakte daar zelfs iets onder.
Dit algemene Gelderse ontwikkelingsbeeld heeft zich in grote lijnen ook voorgedaan op de Veluwe en in de Achterhoek. Gemiddeld over de gehele periode 1973/2001 bezien was de economische groei exact gelijk aan de Gelderse, zij het dat ontwikkelingen in de Achterhoek wat minder stabiel verlopen als gevolg van de schommelingen in de landbouwproductie. Na het conjunctuurherstel in de begin jaren tachtig is de ontwikkeling van het regionaal product in de regio Arnhem/Nijmegen iets sneller verlopen dan in Nederland. In de jaren zeventig verliep de economische groei in Zuidwest-Gelderland conform het Gelderse groeitempo. Ook in deze regio trad halverwege de jaren tachtig een keerpunt op. Vanaf dat moment zette een versnelde economische groei in. Het gebied heeft zich sindsdien ontwikkeld tot één van de snelst groeiende regio’s van Nederland. In de loop van 2000 werd de wereldeconomie geconfronteerd met afnemende groeicijfers. In het kielzog daarvan daalde de aandelenkoersen scherp, evenals het consumenten- en producentenvertrouwen. De internationale conjunctuur kwam in het derde kwartaal van 2001 verder onder druk te staan door de aanslagen van 11 september. De economische groei in de Europese Unie halveerde. Onder invloed van de verslechterde concurrentieposite was de terugval in Nederland nog iets groter. De groei zakte voor het eerst sinds jaren onder het EU-gemiddelde. Ook in Gelderland werden de gevolgen voelbaar. Hier bleef de economische groei in 2001 ruim onder het nationale gemiddelde steken.
Ontwikkeling Bruto Regionaal Product
Bron: Regionaal Economische Jaarcijfers, CBS; bewerking Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland.
12
Tabel 1. Bruto Regionaal Product (bruto toegevoegde waarde tegen marktprijzen), Europese Unie, Nederland (totaal regionaal), Gelderland en de Gelderse COROP-gebieden, gemiddelde volumemutatie in % per jaar
gemiddelde groei in %
EU
NL
Gelderland
Veluwe
Achterhoek
Arnhem /
Zuidwest-
Nijmegen
Gelderland
1973 / 1984
1.9
1.8
1.1
1.1
1.4
1.0
1.0
1984 / 1995
2.3
2.6
3.3
3.1
3.2
3.3
4.3
1995 / 2001
2.4
3.3
3.1
3.3
2.6
2.8
4.6
1995
2.5
2.3
1.9
1.4
2.2
2.3
1.9
1996
1.6
2.9
2.4
3.3
1.8
1.8
3.1
1997
2.5
3.7
3.9
5.3
4.9
1.8
5.3
1998
2.9
4.2
4.2
3.8
2.5
4.7
6.4
1999
2.6
4.0
3.8
4.0
2.3
3.5
7.1
2000
3.4
3.4
3.3
2.3
3.7
3.5
4.6
2001
1.7
1.4
1.0
0.9
0.5
1.3
1.0
€ 7.884
€ 366,9
€ 38,5
€ 12,9
€ 6,9
€ 14,5
€ 4,2
niveau 2000 in miljarden euro’s
Bron Nederlandse en Gelderse cijfers: Regionaal Economische Jaarcijfers, CBS; bewerking Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland. Bron EU: verschillende jaargangen Centraal Economisch Plan , CPB en statistisch Jaarboek Eurostat 2002, bewerking Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland
De groeivertraging heeft overigens in alle Nederlandse provincies toegeslagen. De economische ontwikkeling in 2001 was geografisch gezien gelijkmatig over Nederland verdeeld. De bandbreedte tussen de verschillende provincies bedroeg minder dan één procent met als uitersten Zuid-Holland (+1,8%) en Brabant (+0,9%).
13
Recente ontwikkelingen De conjunctuurdaling die in 2001 zichtbaar werd bereikte in het eerste kwartaal van 2002 een dieptepunt. Sindsdien heeft zich een licht herstel voorgedaan. In het derde kwartaal van 2002 is het volume van het bruto binnenlands product met 0,3 procent gestegen ten opzichte van het derde kwartaal 2001. De consumptie van huishoudens en van de overheid leverden een positieve bijdrage aan de groei. Het volume van de investeringen en de uitvoer daarentegen ligt nog steeds lager dan een jaar geleden .
Ook wanneer wordt gekeken naar de groei ten opzichte van het voorgaande kwartaal (en niet zoals in de grafiek naar hetzelfde kwartaal een jaar eerder), moet worden vastgesteld dat de groei uiterst mager is geweest. Gecorrigeerd voor seizoeninvloeden bedroeg de kwartaal-op-kwartaalgroei in het derde kwartaal van dit jaar 0,1 procent. Daarmee is dit het vijfde kwartaal op rij waarin de Nederlandse economie niet of nauwelijks groeit. Een zo lange periode zonder noemenswaardige groei is in twintig jaar niet voorgekomen1. Het CPB raamt voor geheel 2002 de groei van het BBP op een kwart procent. Gegeven deze nationale verwachting en gegeven de regionale werkgelegenheidsontwikkeling zal de Gelderse groei rondom het nulpunt uitkomen. Tabel 2. Bruto Regionaal Product (bruto toegevoegde waarde tegen marktprijzen), Europese Unie, Nederland, Gelderland en de Gelderse COROP-gebieden, volumemutatie in % EU
NL
Gelderland
Veluwe
Achterhoek
Arnhem /
Zuidwest-
Nijmegen
Gelderland
2001
1¾
1½
1
1
½
1½
1
2002
1¾
¼
0
0
-¼
¼
¼
Bron 2001 Nederlandse en regionale cijfers: REJ / CBS; EU-cijfer MEV’03/CPB. Bron 2002 Nederland en EU Economischerapportage december 2002 / CPB; Bron Gelderse cijfers: 2002 Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland
1
gegevens onteend aan CBS-persbericht d.d. 14 november 2002
14
2.2
Investeringsontwikkelingen
De kapitaalgoederenvoorraad in een land of regio wordt geleidelijk opgebouwd door de jaarlijkse investeringen. De investeringen uit het verleden vormen de basis voor de huidige werkgelegenheid en welvaart. Tezamen met de nog te plegen investeringen bepalen zij tevens de regionale toekomstperspectieven. De omvang en het verloop van de investeringen zeggen iets over het investeringsklimaat en de potenties van de regio. Kenmerkend voor de investeringen is dat het niveau door incidentele gebeurtenissen van jaar tot jaar sterk kan fluctueren. Vooral op regionaal niveau vertoont de ontwikkeling een grillig verloop waarin grote sprongen voorkomen. Om een indruk te krijgen van de stand van zaken is het dus nodig een langere periode in beschouwing te nemen. Daarnaast kan de omvang van de investeringen niet los worden gezien van de economische prestaties van het gebied. M.a.w. of in een regio veel of weinig wordt geïnvesteerd, moet beoordeeld worden in relatie tot de omvang van het regionaal product. Daartoe wordt veelal het kengetal ‘investeringsquote’ gebruikt, d.w.z. de investeringen uitgedrukt in procenten van het regionaal product. Sinds 1970 is er in totaal zo'n 125 miljard euro in Gelderland geïnvesteerd. Dit komt neer op gemiddeld bijna een kwart van het regionaal product.
Tabel 3. Gemiddelde investeringsquote 1970/1979, 1980/1989 en 1990/1999 en het investeringsbedrag in miljarden euro’s 1999, Europese Unie, Nederland, Gelderland en de Gelderse COROP-gebieden EU
NL
Gelderland
Veluwe
Achterhoek
Arnhem /
Zuidwest-
Nijmegen
Gelderland
investeringsquote ‘70/’79
24
26
26
27
30
23
30
‘80/’89
22
26
26
24
28
25
29
‘90/’99
23
23
23
22
24
23
26
€ 1.597
€ 85.8
€ 8,9
€ 2,7
€ 1,5
€ 3,5
€ 1,2
investeringsbedrag in mld. euro’s, 1999
Bron binnenlandse cijfers Regionaal Economische Jaarcijfers, CBS; Bron EU: CEP / CPB; Bewerking Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland
De Nederlandse investeringsquote ligt Europees gezien al decennia lang op een tamelijk hoog niveau. Opvallend is dat na een internationale economische teruggang de investeringen in Nederland altijd weer wat sneller aantrekken dan in de rest van de EU. De Gelderse investeringsneiging is vrijwel gelijk aan de Nederlandse, met dien verstande dat het patroon wat grilliger verloopt. Uit de hogere pieken en dalen in Gelderland blijkt de grotere conjunctuurgevoeligheid van de Gelderse economie. Overigens voltrekt zich in de loop der tijd een zekere convergentie. De investeringsquote van de EU, Nederland en Gelderland zijn de laatste 15 jaar dichter naar elkaar toe gegroeid. Ook binnen Gelderland nemen de verschillen af. Daarnaast zijn er nog twee algemene tendenties zichtbaar: over een lange periode bezien is er een licht dalende trend, op korte termijn volgt de investeringsquote de stand van de economische conjunctuur.
15
Investeringsquote
Bron: Regionaal Economische Jaarcijfers, CBS Bewerking: Bureau Economisch Onderzoek, provincie Gelderland
16
Per regio tekenen zich de volgende trends af: -
-
de investeringen op de Veluwe blijven achter bij Nederland. Al sinds de tachtiger jaren ligt investeringsquote onder het landelijk niveau; de Achterhoek kende in het verleden een zeer hoge investeringsquote, in de afgelopen twintig jaar zijn de verschillen met Nederland vrijwel geheel verdwenen. Intussen is de situatie gemiddeld; in Arnhem/Nijmegen is het investeringsniveau relatief laag en zeer gevoelig voor de stand van de economische conjunctuur; Zuidwest-Gelderland heeft een dynamische ontwikkeling doorgemaakt en kent al tientallen jaren een hoog investeringsniveau.
Industriële productieprocessen zijn over het algemeen veel kapitaalintensiever dan dienstverlenende activiteiten. Een deel van de regionale verschillen in de investeringquote is dan ook terug te voeren op verschillen in de productiestructuur (bijvoorbeeld veel of weinig industrie, ofwel Zuidwest-Gelderland en de Achterhoek versus de Veluwe en Arnhem/Nijmegen).
17
2.3
Besteedbaar inkomen
Gecorrigeerd voor inflatie is het ‘besteedbare inkomen per hoofd van de bevolking’ in Nederland sinds 1960 ongeveer verdubbeld. In Gelderland zijn de ontwikkelingen nog iets sneller verlopen. Lag het inkomensniveau aanvankelijk ongeveer 10% onder het Nederlands gemiddelde, thans bedraagt het verschil nog slechts 3%. Ook de regionale verschillen binnen Gelderland zijn afgenomen. Het westen van het land kent de hoogste inkomens, het noorden en het noordoosten de laagste. Het leeuwendeel van de regio’s in Nederland vormt echter een grote modale middengroep met een gemiddeld besteedbaar inkomen per hoofd van de bevolking van rond de 10.000 euro. In deze categorie bevinden zich ook de vier Gelderse regio’s.
Tabel 4. Besteedbaar inkomen per hoofd van de bevolking, Nederland, Gelderland en de Gelderse COROP-gebieden
Nederland
Gelderland
Veluwe
Achterhoek
Arnhem /
Zuidwest-
Nijmegen
Gelderland
index NL=100 - 1974
100
94
97
91
98
88
- 1984
100
94
94
93
97
90
- 1994
100
98
97
97
99
96
- 1996
100
98
97
97
100
97
- 1998
100
98
98
95
99
97
- 1999
100
97
97
94
99
97
€ 10.400
€ 10.100
€ 10.100
€ 9.800
€ 10.300
€ 10.000
besteedbaar inkomen 1999
Bron: Statistiek Personele Inkomensverdeling, CBS; bewerking Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland
Het inkomensniveau in alle Gelderse regio’s ligt iets onder het landelijk gemiddelde. Dit is overigens al decennia lang het geval. Met het verstrijken van de tijd zijn de verschillen echter kleiner geworden. De inkomensgroei in Gelderland is sneller verlopen dan in Nederland. Vanaf het midden van de jaren negentig lijkt aan de Gelderse opmars een einde gekomen. Nadat in de recente jaren de inkomenspositie ten opzichte van Nederland stabiliseerde, tekent zich thans een lichte achteruitgang af. In de Achterhoek is de daling tamelijk groot, mogelijk a.g.v. de problemen in de veehouderij. De verandering van de Gelderse inkomensontwikkeling loopt in de tijd ongeveer parallel met de ontwikkelingen van het Bruto Regionaal Product. Ook daar tekent zich t.o.v. Nederland sinds een paar jaar een groeivertraging af.
18
Besteedbaar inkomen per hoofd van de bevolking
Bron gegevens over besteedbaar inkomen per hoofd van de bevolking: berekend op basis van de Statistiek Personele Inkomensverdeling, CBS. De inflatie heeft betrekking op de consumentenprijsindex en is berekend op basis van verschillende jaargangen van het Centraal Economisch Plan, CPB. Bewerking: Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland.
19
2.4
Werkgelegenheid
In vergelijking met de Europese Unie steken de Nederlandse werkgelegenheidsontwikkelingen opmerkelijk goed af. Terwijl in Europa het aantal banen pas na 1996 enige groei van betekenis vertoonde, genereerde de Nederlandse economie de afgelopen 15 jaar in hoog tempo nieuwe banen. Lange tijd voltrok de economische groei in Gelderland zich nog een fractie sneller dan in Nederland. In de bouw en de industrie bleef het verlies aan banen beperkt terwijl de groei in de dienstensector belangrijk hoger was. Alleen in de landbouw was de afkalving groter. In de loop van de jaren negentig vervlakte de verschillen. De Gelderse ontwikkeling vertraagde tot het Nederlands gemiddelde of zakte daar zelfs iets onder. Van jaar op jaar wisselt het beeld overigens sterk. Het is daarom van belang meerdere jaren in beschouwing te nemen. Bleef in 1999 de Gelderse groei nog ver achter bij Nederland, in 2001 was het beeld omgekeerd.
Tabel 5. Werkgelegenheid (banen van minstens 12 uur per week), Europese Unie, Nederland, Gelderland en de Gelderse COROP-gebieden, gemiddelde jaarlijkse procentuele groei EU
NL
Gelderland
Veluwe
Achterhoek
Arnhem /
Zuidwest-
Nijmegen
Gelderland
1973 / 1984
-0.1
-0.2
-0.1
0.2
-0.5
-0.3
0.4
1984 / 1995
0.2
1.4
1.9
2.1
1.5
1.6
3.1
1995 / 2001
1.1
2.2
2.1
2.2
1.5
2.3
2.3
1995
0,6
2,5
1,9
2,2
0,9
1,9
2,8
1996
0.5
2.4
2.3
2.2
1.6
2.7
2.8
1997
0.9
2.9
2.7
3.4
2.0
2.4
2.7
1998
1.6
3.3
3.8
4.0
3.5
4.0
3.5
1999
1.8
2.6
1.0
1.0
0.4
1.0
2.4
2000
2.0
2.4
2.3
2.2
1.2
2.9
2.8
2001
1.2
1.9
2.6
2.4
1.7
3.5
2.0
157.7351
7.308
761
255
144
277
84
niveau 2001 x 1.000 personen
Bron regionaal cijfers Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland Bron Europese en Nederlandse cijfers: verschillende jaargangen Centraal Economisch Plan / CPB en Eurostat
De Veluwe heeft een belangrijk aandeel gehad in de Gelderse werkgelegenheidsgroei. Nog expansiever was de banencreatie in Zuidwest-Gelderland. Hier bedroeg de groei na 1984 bijna het dubbele van de Nederlandse. De toename in de Achterhoek lijkt voor Gelderse begrippen weliswaar traag, afgezet tegen de EU is ook in deze regio sprake van een zeer gunstige ontwikkeling. De trage groei in de Achterhoek wordt overigens voornamelijk veroorzaakt door de werkgelegenheidsverliezen in de landbouw. Wanneer de landbouwsector buiten beschouwing wordt gelaten, dan blijkt de totale werkgelegenheidsgroei in
20
Ontwikkeling van de werkgelegenheid (banen van 12 uur per week of meer)
Bron regionale gegevens: Bureau Economisch Onderzoek. Provincie Gelderland. Bron nationale en Europese cijfers: Centraal Economisch Plan, Centraal Planbureau
21
de Achterhoek nauwelijks onder te doen voor Nederland. In Arnhem/Nijmegen ten slotte bleef de groei in de moeilijke economische jaren structureel achter bij het Gelders gemiddelde. In de loop der tijd is hierin een omslag gekomen. De laatste jaren wedijvert Arnhem/Nijmegen met Zuidwest-Gelderland om de eerste plaats.
De werkgelegenheidsstructuur In grote delen van de Europese Unie is de ontwikkeling naar een post-industriële-economie ver voortgeschreden. Van alle Europese landen is dat het meest duidelijk zichtbaar in Nederland. Ongeveer driekwart van de banen bevindt zich in de dienstensector terwijl de landbouw als werkgelegenheidsgenerator nog maar een beperkte rol speelt. Gelderland bevindt zich in dezelfde ontwikkelingsfase als Nederland, d.w.z. het zwaartepunt ligt op de dienstensector, de omvang van de landbouw ligt op het Europese gemiddelde en de industrie is relatief klein. De regio Arnhem/Nijmegen wordt gekenmerkt door een nog zwaarder accent op de dienstensector. De Achterhoek en Zuidwest-Gelderland zijn meer op traditionele activiteiten georiënteerd. Beide gebieden hebben nadrukkelijk een agrarisch karakter. Daarnaast zijn deze regio’s voor Nederlandse begrippen sterk geïndustrialiseerd.
Tabel 6. Werkgelegenheidsstructuur (totale werkgelegenheid per regio = 100%) Nederland, Gelderland en de Gelderse COROPgebieden
sbi’93
a/b
sector
Nederland
Gelderland
Veluwe
Achterhoek
Arnhem/
Zuidwest-
Nijmegen
Gelderland
Landbouw
4
5
5
9
2
9
Industrie
14
16
14
22
14
16
f
Bouwnijverheid
7
7
7
8
6
8
g
Handel en reparatie
18
18
18
18
16
24
c/d/e
h
Horeca
4
4
4
4
4
3
i
Vervoer/opslag/communicatie
7
5
4
4
6
6
j
Financiële instellingen
4
3
4
2
3
2
k
Zakelijke dienstverlening
14
13
13
8
15
13
l
Openbaar bestuur en overheid
6
6
8
3
6
2
m
Onderwijs
6
6
6
5
7
4
n
Gezondheids- en welzijnszorg
13
14
13
13
16
9
o
Overige diensten
4
4
4
3
4
3
100%
100%
100%
100%
100%
100%
Totaal
Bron Gelderland PWE 2001; Nederland: LISA 2001
De sectorstructuur op de Veluwe vertoont geen bijzondere regionale specialisatie. Wel is voor de binnenlandse vakantiemarkt de Veluwe een top regio. Recreatie en Toerisme vormen voor de Veluwe dan ook een belangrijke economische drager waarvan de revenuen aan een groot aantal sectoren ten goede komen (b.v. handel, horeca, cultuur, sport en recreatie). Daarnaast is de sector Overheid wat omvangrijker door de sterke concentratie van de Nederlandse krijgsmacht op de Veluwe. 22
De economische structuur van de regio Arnhem/Nijmegen wordt bepaald door relatief veel zakelijke diensten en vooral veel overige dienstverlening (openbaar bestuur, onderwijs, gezondheidszorg, welzijn, sport en cultuur). De ontwikkeling en structuur van de regio wordt gedomineerd door de steden Arnhem en Nijmegen. Arnhem onderscheidt zich door een zwaarder accent op de sector hoogwaardige zakelijke dienstverlening, Nijmegen bezit een belangrijk industrieel cluster. Het landelijke karakter van Zuidwest-Gelderland en de Achterhoek wordt weerspiegeld in een verspreide bewoning en een -zij het in afnemende mate- traditionele economische structuur met de nadruk op industriële en agrarische activiteiten. De zakelijke dienstverlening en de vervoerssector zijn in ZuidwestGelderland echter snel groeiende activiteiten, zodat de economische structuur in de loop der tijd breder is geworden. De landbouwsector in Zuidwest-Gelderland bezit een gunstige structuur (glas- en tuinbouw). Als gevolg daarvan kon de werkgelegenheid de afgelopen jaren tegen de algemene tendens in stabiel blijven of zelfs toenemen. In de Achterhoek daarentegen wordt de landbouw juist gedomineerd door de probleemsector ‘veehouderij’. Hier zijn dan ook veel arbeidsplaatsen verloren gegaan. Intussen is de Achterhoek nog wel een van de meest geïndustrialiseerde regio’s van Nederland. Ook de werkgelegenheidsontwikkeling in deze sector is in vergelijking met Nederland gunstig verlopen.
Recente ontwikkelingen Twee sectoren springen er uit als het gaat om de werkgelegenheidscreatie: de gezondheidszorg en de zakelijke dienstverlening (deskundigen- en adviesbureau’s, schoonmaak- en beveiligingsdiensten e.d.). Een kwart van de 95.000 banen waarmee de Gelderse werkgelegenheid tussen 1997 en 2001 is toegenomen, is te danken aan de ontwikkelingen in deze twee sectoren.
Tabel 7. Sectoren met de grootse werkgelegenheidsgroei in Gelderland in de periode 1997-2001, alle banen groei 1997-2001 omvang van de
in banen
gemiddeld jaarlijks
sector, X 1.000
X 1.000
groeipercentage
Gezondheids- en welzijnszorg
124
18
4
74
Overige zakelijke dienstverlening
81
16
6
45
Bouwnijverheid
62
9
4
52
Detailhandel
87
7
2
72
Computerservice en informatietechnologiebureau’s
16
6
14
51
Groothandel
53
5
3
80
Onderwijs
53
5
3
50
Garage bedrijven en benzinestations
21
3
4
56
Horeca
35
3
2
92
Cultuur, sport en recreatie
16
3
5
1-99
Totale werkgelegenheid alle sectoren
891
95
3
sbi
sector
85
Bron: PWE-rapportage 2001, Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland
Grote verliezen (in absolute zin) deden zich alleen bij de landbouw voor. Hier daalde de werkgelegenheid in 4 jaar tijds met ongeveer 4.000 personen. Naast de landbouw kende alleen de industrie sectoren met werkgelegenheidsverliezen. De zes sectoren met de belangrijkste achteruitgang hebben sinds 1997 23
gezamenlijk ongeveer 2.300 arbeidsplaatsen verloren. De helft daarvan kwam voor rekening van de Chemische industrie en de Openbare Nutsbedrijven. De dienstverlening werd gekenmerkt door een bijna sectorbrede groei. Slechts een incidentele branche kampte met problemen. In 2002 lijkt aan deze gunstige situatie een einde gekomen. Het Centraal Planbureau raamt voor Nederland nog slechts een bescheiden banengroei van ¾ %2. Blijkens de meest recente cijfers van het CBS3 is in het tweede kwartaal van 2002 voor het eerst sinds 1994 de werkgelegenheid bij het Nederlandse bedrijfsleven gedaald. Alleen bij de zorg en de overheid was nog sprake van substantiële groei. In Gelderland lijken de ontwikkelingen dezelfde kant op te zijn gegaan. Volgens de uitkomsten van de Provinciale WerkgelegenheidsEnquête 2002 is de Gelderse werkgelegenheidsgroei in 2002 tot stilstand gekomen. Lag in de voorgaande jaren de groei nog op gemiddeld ruim 2%, dit jaar is de groei op nul uitgekomen. In vrijwel alle sectoren is de toename omgeslagen in een afname. Opvallend is in dat verband vooral de kentering bij de zakelijke dienstverlening4. Deze sector was de afgelopen 5 jaar de banenmotor van de Gelderse economie, maar ook hier worden thans werkgelegenheidsverliezen geleden. De achteruitgang van de landbouw blijft zich voortzetten en de stabilisatie van de industriële werkgelegenheid van de afgelopen jaren is omgebogen in een aanzienlijke afname. Dat de totale werkgelegenheid toch nog gelijk is gebleven is -net als in Nederland- vooral te danken aan een forse groei in de gezondheidszorg. Tabel 8. Werkgelegenheidsgroei 2002 (banen van minstens 12 uur per week), Europese Unie, Nederland, Gelderland en de Gelderse COROP-gebieden groei in %
EU
NL
Gelderland
Veluwe
Achterhoek
Arnhem /
Zuidwest-
Nijmegen
Gelderland
2001
1¼
2
2½
2½
1¾
3½
2
2002
¼
¾
0
0
-1
¾
¼
Bron regionaal cijfers: PWE-2002, Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland. Bron Europese en Nederlandse cijfers: MEV 2003 en Economierapportage december 2002 / CPB
In de Achterhoek is de werkgelegenheid het afgelopen jaar gedaald, de Veluwe is gelijk gebleven en in Zuidwest-Gelderland is de groei tot bijna nul gereduceerd. Alleen in Arnhem/Nijmegen zijn de ontwikkelingen nog relatief gunstig verlopen met een groei die gelijk was aan de Nederlandse. Vacatures De hoge economische groei en de krapte op de arbeidsmarkt in de afgelopen jaren komen tot uitdrukking in het aantal vacatures. Tussen 1997 en 2001 is de Nederlandse vacaturemarkt meer dan verdubbeld. In Gelderland was zelf sprake van een verdrievoudiging. In de eerste twee kwartalen van 2001 waren er bij de particuliere bedrijven in Nederland ruim 200.000 openstaande vacatures, waarvan ongeveer 60% als moeilijk vervulbaar werd gekwalificeerd. Dit zijn de hoogste aantallen ooit gemeten. In het derde kwartaal van 2001 werd de conjunctuuromslag zichtbaar en daalde het aantal vacatures in vrijwel alle
2
Economierapportage december 2002 / CPB
3
Persbericht september 2002
4
Notitie over de werkgelegenheidsontwikkeling in Gelderland, voorlopige PWE-cijfers, Bureau Economisch Onderzoek,
Provincie Gelderland, oktober 2002
24
sectoren. Afgaande op de stand in het tweede kwartaal van 2002 mag worden aangenomen dat de daling zich in 2002 versneld zal hebben voorgezet. Het jaargemiddelde voor 2002 kan worden geschat op ca. 100.000, dat wil zeggen een daling van ruim eenderde ten opzichte van 2001
Tabel 9. Aantal vacatures bij particuliere bedrijven, 1997-2002, vierde kwartaal, X 1.000, Nederland, Gelderland en de Gedlderse COROP-gebieden Nederland
Gelderland
Veluwe
Achterhoek
Arnhem/
Zuidwest-
Nijmegen
Gelderland
1997
82,0
6,8
2,4
1,2
2,4
0,8
1998
117,4
10,3
4,0
1,1
3,6
1,5
1999
157,4
14,2
5,8
1,9
5,0
1,5
2000
183,4
22,7
10,0
3,3
6,2
3,2
2001
156,0
18,6
5,8
3,4
7,1
2,3
2002
100,3
13,6
4,6
2,4
5,0
1,6
Bron 1997-2001: CBS; Bron 2002: raming Bureau Economisch Onderzoek op basis van landelijke ontwikkeling derde kwartaal 2001/ 2002 (CBS) en de vacature bestanden van CWI-Oost Nederland
Op basis van het aantal gemelde vacatures bij de Centra voor Werk en Inkomen kan het Gelderse totaal aan onvervulde vacatures in 2002 worden geraamd op 13.600. De afname in Gelderland is minder groot dan in Nederland. Met name op de Veluwe blijft de daling beperkt. Hier is de grote klap echter al in 2001 gekomen.
25
2.5
Bevolking en arbeidsparticipatie Bevolking
De bevolkingsaanwas in Gelderland verloopt twee à drie maal zo snel als in de Europese Unie. De hoogste groei voltrok zich in Zuidwest-Gelderland en aanvankelijk op de Veluwe. Intussen is de aanwas op de Veluwe sterk afgevlakt en beweegt zich al geruime tijd op of rondom het Gelders gemiddelde. In Zuidwest-Gelderland daarentegen verloopt de bevolkingsgroei onverminderd stormachtig (vier maal het EU-gemiddelde). In de Achterhoek is de ontwikkeling naar Gelderse maatstaven lange tijd traag geweest. Toch ligt de groei ook in deze regio ruim boven het Europese gemiddelde. Arnhem/Nijmegen tenslotte wordt gekenmerkt door een constante bevolkingsgroei die vergelijkbaar is met het Nederlands gemiddelde. Ten aanzien van de regionale bevolkingsgroei lijkt zich binnen Gelderland een zekere convergentie af te tekenen. In de meest recente jaren wijkt alleen Zuidwest-Gelderland nog af, in alle andere Gelderse regio’s beantwoordt de ontwikkeling aan het gemiddelde Nederlandse beeld.
Tabel 10. Bevolking, Europese Unie, Nederland, Gelderland en de Gelderse COROP-gebieden, gemiddelde procentuele groei per jaar
EU
NL
Gelderland
Veluwe
Achterhoek
Arnhem /
Zuidwest-
Nijmegen
Gelderland
1973 / 1984
0.3
0.7
0.9
1.2
0.7
0.6
1.2
1984 / 1995
0.3
0.6
0.7
0.7
0.3
0.6
1.3
1995 / 2001
0.3
0.6
0.6
0.5
0.6
0.6
1.2
1995
0.3
0.5
0.7
0.5
0.7
0.8
1.3
1996
0.3
0.5
0.6
0.6
0.7
0.5
1.0
1997
0.3
0.5
0.5
0.6
0.7
0.2
1.0
1998
0.2
0.6
0.5
0.3
0.6
0.5
1.1
1999
0.2
0.7
0.6
0.4
0.3
0.8
1.1
2000
0.3
0.7
0.6
0.4
0.6
0.7
1.2
2001
0.3
0.8
0.8
0.6
0.7
0.8
1.5
377,5
16,0
1,94
0,63
0,38
0,70
0,23
niveau 2001 x miljoen personen
Bron Nederlandse cijfers CBS, bron EU: Eurostat
Veranderingen in de bevolkingsomvang worden bepaald door het saldo van geboorte, sterfte en migratie. Gemiddeld in de EU is tweederde deel van de bevolkingsgroei het gevolg van inkomende migratie. De rest wordt veroorzaakt door de natuurlijke aanwas d.w.z. het saldo van geboorte en sterfte. In vergelijking met de EU is de bevolkingsaanwas in Nederland hoog. Het verschil is geheel toe te schrijven aan de veel sterkere natuurlijke aanwas die het gevolg is van de relatief jonge bevolkingsopbouw en de daarmee samenhangende hoge huwelijksvruchtbaarheid.
26
Ontwikkeling van de bevolking
Bron Nederlandse gegevens: CBS; bron EU: Eurostat
27
Tabel 11. Gemiddelde bevolkingsgroei in de periode 1990 / 2000 verdeeld naar de samenstellende componenten migratie en natuurlijke aanwas Europese unie
Nederland
Totaal
migratie
natuurlijke aanwas
Totaal
migratie
natuurlijke aanwas
0,3
0,2
0,1
0,6
0,2
0,4
Bron: Eurostat
De leeftijdsopbouw van de bevolking is een belangrijke demografische factor en heeft -naast allerlei maatschappelijke implicaties- ook een sterke economische weerslag. Het tempo van vergrijzing en ontgroening, de in- en uitstroom op de arbeidsmarkt en de aantallen leerlingen en studenten zijn bepalend voor tal van economische aspecten, zoals de arbeidsparticipatie, het draagvlak voor de sociale voorzieningen en het opleidingsniveau van de beroepsbevolking. In vergelijking met de Europese Unie is de bevolking in Nederland en Gelderland minder vergrijsd. Het aandeel mensen boven de 64 jaar is hier nog niet zo hoog als in de rest van de EU. De middencategorie is voor de arbeidsmarkt het belangrijkst (25 tot 65 jaar). Juist deze leeftijdsgroep is in Nederland relatief groot. De mate van ontgroening ligt in Nederland iets onder het Europese gemiddelde. In Gelderland is de situatie nog wat gunstiger. Toch heeft ook hier de ontgroening een hoge vlucht genomen. Eenendertig procent van de bevolking is jonger dan 25 jaar, in 1975 was dat nog vierenveertig procent.
Leeftijdsopbouw van de Gelderse bevolking, 1975 - 2001, totaal = 100% Bron: CBS 2001 1999 1997 1995 1993 1991 1989 1987 1985 1983 1981 1979 1977 1975 0
5
10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 75 80 85 90 95 100 0 - 24 jaar
25 - 64 jaar
65 jaar en ouder
Op de Veluwe en in Zuidwest-Gelderland is de ontgroening het minst ver voortgeschreden. De Achterhoek kent binnen Gelderland de hoogste vergrijzing en ontgroening. In Arnhem/Nijmegen en Zuidwest-Gelderland is de vergrijzing het laagst. Zeker in vergelijking met de EU is het aandeel ouderen in deze regio's betrekkelijk gering.
28
Tabel 12. Leeftijdsopbouw van de bevolking 2000, Europese Unie, Nederland, Gelderland en de Gelderse COROPgebieden, totaal = 100% leeftijdstructuur
EU
NL
Gelderland
Veluwe
Achterhoek
Arnhem /
Zuidwest-
Nijmegen
Gelderland
0 t/m 24 jaar
29
30
31
33
29
30
32
25 t/m 64 jaar
54
56
55
53
56
57
56
65 jaar en ouder
17
14
14
14
15
13
12
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
Totaal
Bron: Nederlandse cijfers CBS, EU: Eurostat
Recente ontwikkelingen In 2002 lijkt zich een trendbreuk te voltrekken. Sinds 1997 nam de bevolkingsgroei in Nederland gestaag toe, dit jaar echter is het groeitempo met een kwart teruggelopen. De lagere bevolkingsgroei wordt vooral veroorzaakt door een daling van de immigratie en een stijging van de emigratie. Daarnaast is de sterfte t.o.v. 2001 toegenomen terwijl het aantal geboorten vrijwel gelijk is gebleven5.
Tabel 13. Bevolkingsgroei in procenten, 2001 (jaargemiddelde) en 2002 (1 oktober 2001 / 1 oktober 2002), Europese Unie, Nederland, Gelderland en de Gelderse COROP-gebieden Nederland
Gelderland
Veluwe
Achterhoek
Arnhem /
Zuidwest-
Nijmegen
Gelderland
2001
0.8
0.8
0.6
0.7
0.8
1.5
2002
0,6
0,6
0,7
0,5
0,6
0,6
Bron: CBS
Ook in Gelderland is een omslagpunt in de groei opgetreden. Daarnaast zijn de regionale verhoudingen sterk gewijzigd. De Veluwe komt in 2002 als de snelst groeiende regio uit de bus. Deze positie wordt al decennia lang door Zuidwest-Gelderland ingenomen. In deze regio is de bevolkingsaanwas in 2002 echter meer dan gehalveerd. De oorzaak hiervan moet gezocht worden in een (tijdelijke) stagnatie van de woningbouw op de grote locaties in Zuidwest-Gelderland. Arbeidsparticipatie De mate waarin de bevolking deel neemt -of deel wil nemen- aan het arbeidsproces wordt arbeidsparticipatie genoemd (aantal personen met een beroep -al of niet werkend- in procenten van de bevolking van 15-64 jaar). De hoogte van de arbeidsparticipatie is sterk afhankelijk van de leeftijd. In de categorie 15 tot 25 jaar bijvoorbeeld is de arbeidsparticipatie laag omdat een groot deel van de populatie
5
Persbericht CBS, augustus 2002
29
dagonderwijs volgt. Tussen de 25 en 55 jaar bereikt de arbeidsparticipatie het hoogtepunt met een gemiddelde deelname van 80%. Naarmate de pensioenleeftijd dichter bij komt daalt de participatie snel als gevolg van o.a. de toenemende kans op arbeidsongeschikt en de wens om vervroegd uit te treden. In vergelijking met veel andere Europese landen was in het verleden de gemiddelde participatiegraad in Nederland laag. Dit kwam vooral omdat de arbeidsparticipatie van vrouwen achterbleef bij de Europese trend. In de afgelopen vijftien jaar is de achterstand echter snel ingelopen waardoor de Nederlandse participatie thans naar het EU-gemiddelde neigt. Deze inhaalslag kon vooral gerealiseerd worden dankzij de snelle groei van het aantal deeltijdbanen. In geen enkel ander land heeft deeltijdarbeid zo’n hoge vlucht genomen. In Nederland bestaat intussen 33% van alle arbeidsplaatsen uit een deeltijdbaan (deeltijd is hier ruim gedefinieerd als een baan van 1 tot 30 uur per week). In de Europese Unie is dat 14%. Van alle in Nederland werkzame vrouwen werkt 58 procent in deeltijd. Nergens anders in de EU is dit aandeel zo hoog6.
De Gelderse arbeidsparticipatie is vrijwel gelijk aan de Nederlandse. De verschillen tussen de Gelderse regio's zijn gering. Voor zover er verschillen bestaan zijn deze voornamelijk het gevolg van de leeftijdsopbouw van de regionale bevolking.
Tabel 14. Arbeidsparticipatie (banen van minstens 12 uur per week), Europese Unie, Nederland, Gelderland en de Gelderse COROP-gebieden EU
NL
Gelderlan
Veluwe
Achterhoek
d
Arnhem /
Zuidwest-
Nijmegen
Gelderland
1985
65
58
57
57
59
57
58
1995
66
63
62
61
64
63
63
2001
70
68
67
66
69
68
68
Bron: Schatting Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland, berekend op basis van o.a. verschillende jaargangen CEP/ CPB, Eurostat en EBB / CBS
6
Webmagazine 30-09-2002, CBS, deeltijd is in dit artikel ruim gedefinieerd als een baan van 1 tot 30 uur per week
30
2.6
Beroepsbevolking
Het arbeidsaanbod ontwikkelt zich trendmatig en is minder aan conjuncturele fluctuaties onderhevig dan de vraag naar arbeid. Demografische factoren en de arbeidsparticipatie bepalen de omvang van het regionale arbeidsaanbod. Al deze factoren zijn op korte termijn tamelijk stabiel, hoewel de arbeidsparticipatie wel reageert op de economische conjunctuur. Als gevolg van de bevolkingsontwikkeling dienen zich jaarlijks nieuwe toetreders aan op de arbeidsmarkt (migranten, schoolverlaters, herintreders) en trekken mensen zich terug uit het arbeidsproces (gezinstaken, VUT, pensionering, WAO). Het saldo van deze bewegingen bepaalt de groei van de beroepsbevolking.
Tabel 15. Beroepsbevolking (banen van minstens 12 uur per week), Europese Unie, Nederland, Gelderland en de Gelderse COROP-gebieden, gemiddelde procentuele groei per jaar EU
NL
Gelderland
Veluwe
Achterhoek
Arnhem /
Zuidwest-
Nijmegen
Gelderland
1973 / 1984
0,7
1,1
1,4
1,6
1,1
1,3
1,4
1984 / 1995
0,6
1,3
1,3
1,2
1,0
1,4
2,0
1995 / 2001
0,8
1,4
1,4
1,4
1,3
1,4
2,0
1995
0.3
1,5
1,8
1,6
1,7
2,0
2,5
1996
0.8
1,5
1,7
1,9
1,5
1,5
2,2
1997
0.5
2,4
2,5
2,7
2,6
2,1
3,1
1998
1.3
1,7
1,7
1,4
1,8
1,7
2,3
1999
1.2
2,1
1,9
1,8
1,4
1,9
2,5
2000
0.2
1,2
1,1
1,0
0,9
1,2
1,9
2001
0.5
1,6
1,5
1,4
1,2
1,5
2,3
173.951
7.365
876
276
174
323
103
niveau 2001 x 1.000 personen
Bron: Nederland en Gelderland: Schatting Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland, berekend op basis van o.a. verschillende jaargangen CEP- MEV / CPB en EBB / CBS (NL 2001: MEV 2003 / CPB) Bron EU: geschat op basis van Eurostat en Economische Verkenning 2003-2006 / CPB
Ondanks de afnemende bevolkingsgroei en de daarmee gepaard gaande vergrijzing is op lange termijn gezien het groeitempo van de beroepsbevolking onverminderd hoog gebleven. Dit is vooral te danken aan de toegenomen arbeidsparticipatie van vrouwen. De participatie van mannen is lange tijd vrijwel stabiel geweest. Pas sinds het midden van de jaren negentig is als gevolg van de verminderde uittreding via de VUT en de WAO een stijgende trend waarneembaar. Bij de vrouwen is de arbeidsparticipatie in een stroomversnelling geraakt (van nog geen 42% in 1987 naar 56% in 2001). Regionale verschillen in de trendmatige ontwikkeling van het arbeidsaanbod zijn nauw verbonden met de verschillen in bevolkingsgroei. Zo is de groei van het arbeidsaanbod in Nederland aanzienlijk sneller verlopen dan in de EU. Binnen Gelderland spant Zuidwest-Gelderland de kroon.
31
Ontwikkeling van de beroepsbevolking (banen van 12 uur per week of meer)
Bron schatting Bureau Economisch Onderzoek. Provincie Gelderland op basis van o.a. verschillende jaargangen EBB / CBS en CEP- MEV-Economische Verkenning 2003-2006 / CPB
32
Recente ontwikkelingen In 2002 zal naar verwachting de groei van het arbeidsaanbod gemiddeld zo rond de anderhalf procent uitkomen. De trendmatige stijging van de arbeidsparticipatie wordt getemperd door de moeilijke economische omstandigheden van dit moment. Daarnaast neemt de groei wat af door demografische factoren (vergrijzing). Voor Zuidwest-Gelderland komt daar de relatief trage bevolkingsaanwas in 2002 nog bij waardoor het groeitempo sterk terug viel.
Tabel 16. Beroepsbevolking (voor banen van minstens 12 uur per week), procentuele mutatie 2001 en 2002, Europese Unie, Nederland, Gelderland en de Gelderse COROP-gebieden
EU
2001 2002
½ ½
NL
Gelderland
Veluwe
Achterhoek
Arnhem /
Zuidwest-
Nijmegen
Gelderland
1½
1½
1½
1¼
1½
2½
1¼
1½
1½
1
1½
1½
Bron Gelderse gegevens: schatting Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland, berekend op basis van o.a. verschillende jaargangen EBB / CBS en CEP/ CPB; Bron NL en EU: MEV’03 en EV 2003-2006 / CPB
33
2.7
Werkloosheid
In Nederland werd een groot aantal jaren de groei van de beroepsbevolking probleemloos opgenomen door de arbeidsmarkt. De vraag naar arbeid steeg sneller dan het aanbod waardoor niet alleen het nieuwe aanbod snel werd opgenomen maar ook de werkloosheid in hoog tempo afnam. De laatste jaren was zelfs sprake van een overspannen arbeidsmarkt. In de Europese Unie daarentegen is de werkgelegenheid maar weinig toegenomen. Dit manifesteerde zich in de EU in een hoge werkloosheid. Deze beweegt zich nu al twintig jaar tussen de 7 en 11%.
Tabel 17. Werkloosheidspercentage (werkzoekenden voor een baan van minstens 12 uur per week in procenten van de beroepsbevolking), jaargemiddelde, Europese Unie, Nederland, Gelderland en de Gelderse COROP-gebieden
EU
NL
Gelderland
Veluwe
Achterhoek
Arnhem /
Zuidwest-
Nijmegen
Gelderland
1973
2,4
1,8
1,5
1,1
1,0
2,1
1,2
1984
9,0
9,7
10,1
7,8
8,9
13,2
9,9
1995
10.2
7
6.4
4.9
4.7
9,0
4.9
1996
10.3
6.5
5.8
4.5
4.5
7.9
4.5
1997
10.2
5.4
4.7
3.8
3.7
6.4
3.7
1998
9.5
4.1
3.5
2.8
2.9
4.7
2.4
1999
8.8
3.1
2.7
2,0
2.2
3.8
1.7
2000
7.9
2.6
2.2
1.6
2,0
3.1
1.4
2001
7.5
2.0
1.7
1.2
1.7
2.3
0,9
13.137
146
14,9
3,4
3,0
7,6
0,9
niveau 2001 x 1.000 personen
Bron regionaal cijfers: raming Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland op basis van verschillende jaargangen AKT en EBB / CBS en DBA-gegevens. Bron NL en EU: verschillende jaargangen CEP/ CPB en Eurostat
In grote lijnen is de Gelderse ontwikkeling een afspiegeling van de nationale, met dit verschil dat de werkloosheid op het keerpunt in 1984 een fractie hoger was en de afname in de jaren daarna wat sneller verliep. Dit resulteerde tot het midden van de jaren negentig in een geleidelijke positieverbetering van Gelderland. Sinds de hoogconjunctuur over de top heen is, is dit proces niet alleen tot staan gebracht maar zelfs omgekeerd. De voorsprong op Nederland lijkt langzaam maar zeker kleiner te worden. De Gelderse arbeidsmarkt werd altijd gekenmerkt door een tweedeling tussen het landelijke gebied met een relatief lage werkloosheid, en het stedelijke gebied met juist een hoge werkloosheid. De ontwikkelingen van vraag- en aanbod hebben echter in alle vier de regio’s geresulteerd in een ongekend snelle daling van de werkloosheid waardoor de klassieke tegenstellingen zo goed als verdwenen zijn. De regio Arnhem/Nijmegen is hiervan een fraaie exponent. Op het dieptepunt was de regio één van de
34
Ontwikkeling van de werkloosheid
Bron regionale gegevens: Bureau Economisch Onderzoek. Provincie Gelderland, geraamd op basis van verschillende jaargangen EBB / CBS en CEP / CPB, Vt’71 / CBS, DBA-gegevens / SOZA-W
35
gebieden met de hoogste werkloosheid van Nederland. Intussen is het verschil met Nederland marginaal. In Zuidwest-Gelderland en op de Veluwe lag het werkloosheidsniveau door de jaren heen belangrijk onder het Nederlands gemiddelde. Ook in de Achterhoek was de situatie altijd veel gunstiger dan in Nederland, maar de afstand met Nederland wordt in deze regio steeds kleiner. Daarbij moet overigens worden aangetekend dat de regionale verschillen in werkloosheidsniveau afnemen naarmate de krapte op de arbeidsmarkt een algemeen verschijnsel wordt. In dat geval zal uiteindelijk het werkloosheidspercentage in alle regio’s neigen naar het lage niveau van de frictiewerkloosheid. Recente ontwikkelingen Geregistreerde Werkloosheid In 2001 ontstonden aanwijzingen voor een naderende conjunctuuromslag. In de loop van 2002 heeft deze zich onmiskenbaar voltrokken. De werkgelegenheidsgroei stagneerde en Nederland werd weer voor het eerst in jaren geconfronteerd met een oplopende werkloosheid. Vergeleken met een half jaar geleden is het aantal geregistreerde werklozen nu 15 duizend hoger. Dat komt overeen met een stijging van twee à drieduizend per maand. Een aantal maanden geleden was nog sprake van een stijging van gemiddeld vijf- à zevenduizend per maand. De stijging van de werkloosheid vlakt dus af7.
Uit de toename van het aantal WW-uitkeringen (en het aantal ingeschreven werklozen bij de Centra voor Werk en Inkomen) in 2002 blijkt dat de ontwikkelingen in Gelderland hetzelfde patroon vertonen. Het Centraal Planbureau verwacht dat de werkloosheid in Nederland dit jaar met 52.000 zal stijgen8. Daarmee zal de Nederlandse ontwikkeling slechter verlopen dan in de EU, iets dat in twintig jaar niet meer is voorgekomen. Op basis van het toegenomen aantal ingeschreven werkzoekenden bij de Centra voor Werk en Inkomen kan de Gelderse groei van de geregistreerde werkloosheid in 2002 geschat worden op 5.200 personen. Daarmee is de Gelderse stijging even hoog als de Nederlandse (+35%). De regionale verschillen binnen Gelderland zijn groot. De arbeidsmarktverhoudingen op de Veluwe waren in het verleden structureel beter dan in Nederland. Het lijkt dan opmerkelijk dat juist in deze regio de toename van de werkloosheid het grootst is (+60%). Dit groeicijfer wordt echter vertekend door de extreem lage werkloosheid op de Veluwe in het uitgangsjaar 2001. In de Achterhoek (+40%) zet de lijn van de laatste jaren zich door en is intussen
7
Persbericht CBS, 19-11-2002
8
Macro Economische Verkenning 2003, september 2002
36
het punt bereikt dat de werkloosheid boven het landelijk gemiddelde uitstijgt. Opmerkelijk is de relatief gematigde stijging in Arnhem/Nijmegen (+25%). In Zuidwest-Gelderland ten slotte is de toename als vanouds bescheiden (+ 10%). Hoewel de procentuele groei van de werkloosheid ernstige proporties heeft aangenomen, is het huidige werkloosheidsniveau in historisch perspectief gezien nog steeds uiterst laag. Ook is op tal van deelmarkten nog sprake van een overspannen arbeidsmarkt en is de positie binnen de EU zeer gunstig.
Tabel 18. Geregistreerde Werkloosheid (werkzoekenden voor een baan van minstens 12 uur per week), jaargemiddelde, Europese Unie, Nederland, Gelderland en de Gelderse COROP-gebieden
EU
NL
Gelderland
Veluwe
Achterhoek
Arnhem /
Zuidwest-
Nijmegen
Gelderland
niveau, X 1.000 personen 2001
13.137
146
14,9
3,4
3.0
7.6
0.9
2002
13.704
198
20,1
5,4
4.2
9.5
1.0
567
52
5,2
2,0
1,2
1,9
0,1
2001
7,5
2,0
1,7
1,2
1,7
2,3
0,9
2002
7,8
2,6
2,3
1,9
2,4
2,9
0,9
groei 2001/2002 werkloosheidspercentage
Bron regionaal cijfers: Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland, ramingen op basis van EBB/CBS en gegevens van het CWI Oost. Bron NL en EU: MEV 2003/CPB, EBB/CBS en Eurostat
Ingeschreven Niet-Werkende Werkzoekenden bij de Centra voor Werk en Inkomen De Geregistreerde Werkloosheid wordt in Nederland gehanteerd als het officiële werkloosheidscijfer. De gegevens worden door het CBS vervaardigd op basis van het bestand Niet-Werkende Werkzoekenden van de CWI’s en de Enquête Beroepsbevolking (steekproefonderzoek onder de bevolking).
Niet-Werkende Werkzoekenden (CWI)
Geregistreerde Werkloosheid (CBS)
Hieronder worden geteld al degenen die:
Hieronder worden geteld al degenen die:
-
staan ingeschreven bij een CWI,
-
staan ingeschreven bij een CWI,
-
en werkzoekend zijn voor een baan van minstens
-
en werkzoekend zijn voor een baan van minstens
12 uur per week, -
en op het moment van inschrijving geen baan
12 uur per week, -
en op het moment van inschrijving geen baan
hadden of een baan hebben voor minder dan
hadden of een baan hebben voor minder dan
12 uur per week.
12 uur per week. -
en direct beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt,
37
Tussen de standcijfers van deze twee bronnen bestaan -ondanks de grote overeenkomst in definitiebelangrijke verschillen. Zo tellen bijvoorbeeld scholieren die zich alvast bij het CWI hebben laten inschrijven niet mee bij de Geregistreerde Werkloosheid, evenmin als personen die intussen een baan hebben gevonden maar zich nog niet hebben laten uitgeschreven, dan wel degenen die staan ingeschreven maar bij nader inzien toch niet aan het arbeidsproces willen deelnemen. Als gevolg van de bestandsopschoning voor dit soort effecten en het aanvullende criterium ‘onmiddellijke beschikbaarheid’ is de Geregistreerde Werkloosheid gemiddeld ruim 60% lager dan het NWW-bestand. Tabel 19. CWI-bestand Niet-Werkenden Werkzoekende X 1.000 personen, oktober 2001 en oktober 2002, Nederland, Gelderland en de Gelderse COROP-gebieden Nederland
Gelderland
Veluwe
Achterhoek
Arnhem /
Zuidwest-
Nijmegen
Gelderland
2001
456,
49,1
10,0
7,2
27,7
4,3
2002
1
54,0
11,6
8,0
29,8
4,7
508, 5 Bron: CWI Oost Nederland
Oktober 2001 stonden er ruim 49.000 bij de Gelderse CWI’s ingeschreven als Niet-Werkend Werkzoekend. Een jaar later waren dat er 5.000 meer, d.w.z. een toename van 10%. In Nederland was de stijging met 11½ % iets hoger. Op de Veluwe was de toename het grootst (+17%), Arnhem/Nijmegen noteerde de laagste stijging (+7 ½%). De groei van het aantal inschrijvingen kwam voornamelijk voor rekening van mannen (2/3 deel). De doorstroming verslechterde aanzienlijk. De categorie langdurig ingeschrevenen (d.w.z. langer dan 1 jaar) nam in Gelderland toe met 65%. In Nederland was dit zelfs nog iets hoger (+70%). De samenstelling van de ingeschrevenen kent op dit moment maar betrekkelijk weinig regionale accenten (zie voor een uitgebreid overzicht bijlage 4). Vrijwel overal staan ongeveer evenveel mannen als vrouwen ingeschreven en is meer dan de helft 40 jaar of ouder. Qua etniciteit is er wel een afgetekend verschil. In Nederland is 29% van de ingeschrevenen allochtoon, in Gelderland 22%. Dit verschil is te verklaren uit het feit dat in Gelderland relatief weinig allochtonen wonen (13% van de zogenaamde potentiële beroepsbevolking (d.w.z. de bevolking van 15 tot 65 jaar) tegen 19% in Neder-land). Tabel 20. Aandeel allochtonen en autochtonen in de groei van het bestand Niet-werkende werkzoekenden in de periode oktober 2001/2002, Nederland, Gelderland en de Gelderse COROP-gebieden, totale groei = 100% Nederland
allochtonen
26
Gelderland
13
Veluwe
25
Achterhoek
Arnhem /
Zuidwest-
Nijmegen
Gelderland
10
0
41
autochtonen
74
87
75
90
100
59
totaal
100
100
100
100
100
100
Bron: CWI Oost Nederland
38
Uit de verhouding allochtonen in de potentiële beroepsbevolking en in het inschrijvingsbestand van de CWI’s, blijkt dat de arbeidsmarktsituatie van allochtonen slechter is dan van autochtonen. Overigens hebben de jongste ontwikkelingen bijgedragen aan een zekere nivellering. In 2002 was de stijging onder allochtonen minder groot dan onder autochtonen. Vooral in Gelderland was dit het geval. Binnen Gelderland kent Arnhem/Nijmegen de grootste concentratie allochtonen (18% van de potentiële beroepsbevolking tegen 11% in de andere regio’s). Afgezet tegen het aandeel Niet-Werkende Werkzoekenden moet geconcludeerd worden dat de arbeidsmarktpositie van allochtonen in de regio Arnhem/Nijmegen en de Achterhoek het beste is en dat de situatie op de Veluwe en in ZuidwestGelderland ongunstig is. Dit blijkt ook uit de groeicijfers. In Arnhem/Nijmegen nam het aantal inschrijvingen onder allochtonen in 2002 niet toe en kwam de stijging geheel voor rekening van de autochtone bevolking. In Zuidwest-Gelderland daarentegen was het aandeel allochtonen onevenredig groot.
39
2.8
Bedrijventerreinen
De vraag naar bedrijventerreinen In de afgelopen vijfentwintig jaar is in Gelderland gemiddeld 115 hectare per jaar aan nieuw bedrijventerrein uitgegeven. In de tijd gezien vertoont de uitgifte grote fluctuaties. Gedurende de economische crises van de begin jaren tachtig viel de uitgifte sterk terug met een absoluut dieptepunt van nog geen 30 ha. in 1983. Onder invloed van de hoogconjunctuur bereikte de verkoop in de jaren 1997/1999 een recordhoogte van 175 ha. De vraag in 2000 en 2001 duidde echter al weer op een afvlakking van de economische groei.
Tabel 21. Uitgifte bedrijventerreinen 1976-2001 en de prognose 2002-2010, in netto ha. per jaar, Gelderland en de Gelderse COROP-gebieden
Gelderland
Veluwe
Achterhoek
Arnhem /
Zuidwest-
Nijmegen
Gelderland
1976 / 1984
78
20
20
27
12
1984 / 1995
116
33
25
36
21
1995 / 2001
139
34
39
47
18
1995
107
26
29
32
20
1996
116
32
33
29
22
1997
177
43
41
66
27
1998
174
41
39
62
32
1999
173
50
51
61
11
2000
120
38
33
45
4
2001
105
11
50
34
10
Bron 1976-2001: IBIS-Gelderland, Provincie Gelderland Bron 2002-2010: Onderzoek Ruimte voor Bedrijven, Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland
In de loop der jaren is relatief veel van de nieuwe uitgifte gerealiseerd in de Achterhoek en ZuidwestGelderland. Op de Veluwe en in mindere mate in Arnhem / Nijmegen was de uitgifte naar verhouding laag. Naast de ruimtelijke beperkingen die zich op de Veluwe manifesteren, heeft dit vooral ook te maken met de werkgelegenheidsstructuur van de onderscheiden regio’s (veel diensten vs. veel industrie). In 2001 is de uitgifte onder invloed van de conjunctuur sterk afgenomen. Met name op de Veluwe was de uitgifte extreem laag. In Zuidwest-Gelderland ligt de verkoop overigens al drie jaar op een laag niveau. In de Achterhoek is de invloed van de conjuncturele neergang nog niet merkbaar in de uitgifte. Deze is onveranderlijk hoog gebleven. In 2001 lag bijna de heft van de totale Gelderse uitgifte aan nieuwe bedrijventerreinen in de Achterhoek.
40
Het aanbod van bedrijventerreinen Tegenover de vraag naar bedrijventerreinen staat het aanbod, ofwel de voorraad bedrijventerrein. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen direct voor de verkoop beschikbaar terrein (terstond uitgeefbaar terrein) en terrein dat in de toekomst beschikbaar komt (d.w.z. plannen die zijn opgenomen in conceptvastgesteld- goedgekeurde en vigerende bestemmingsplannen). De som van deze twee categorieën vormt het totale planologische aanbod. In onderstaande grafiek is te zien hoe het aanbod zich in de tijd ontwikkelt heeft.
De terstond uitgeefbare voorraad bedrijventerrein is tamelijk constant en beweegt zich al bijna 25 jaar rondom de 400 ha. De voorraad ‘terreinen in planning’ vertoonde in de jaren negentig een sterke stijging. De laatste twee jaar is de planningsvoorraad weer enigszins geslonken. In vergelijking met de heftig fluctuerende vraagontwikkelingen is het aanbod zeer stabiel. Voor Gelderland in totaliteit wordt de planologische voorraad steeds tijdig aangevuld. Dit geldt zowel voor de planvorming als voor de terstond uitgeefbare voorraad. Naar regio bezien zijn de schommelingen weliswaar groter, toch wordt ook hier het totale planologische aanbod gekenmerkt door een zekere continuïteit. Afgezet tegen het verleden bevindt de huidige planologische voorraad zich op een gemiddeld niveau. Daarbij moet wel aangetekend worden dat het werkgelegenheidsniveau en het aantal bedrijven sinds de jaren zeventig sterk is toegenomen. In het verlengde daarvan moet worden geconstateerd dat de verhouding tussen de voorraad bedrijventerrein en de potentiele groep gebruikers kleiner is geworden. Het niveau van de voorraad terstond uitgeefbaar terrein in de verschillende Gelderse regio’s is in de tijd gezien minder stabiel dan het beeld voor geheel Gelderland. Op de Veluwe was de direct voor de verkoop beschikbare voorraad op 1-1-2002 zeer ruim, Zuidwest-Gelderland daarentegen kent al geruime tijd een relatieve krapte. Hetzelfde geldt sinds enige jaren voor de regio Arnhem / Nijmegen.
41
Tabel 22. Aanbod bedrijventerreinen per 1 januari, 1995 t/m 2002, periodegemiddelden 78/1984, 1984/1995, 1995/2002 en de totale oppervlakte aanwezige bedrijventerrein, in ha, Gelderland en de Gelderse COROP-gebieden Gelderland
Veluwe
Achterhoek
Arnhem /
Zuidwest-
Nijmegen
Gelderland
planologische voorraad, netto totaal
terstond
totaal
terstond
totaal
terstond
totaal
terstond
totaal
terstond
1978 / 1984
1.119
408
310
106
1984 / 1995
938
408
283
114
203
92
396
141
209
69
189
103
315
132
151
59
1995 / 2001
1.094
367
311
110
210
71
418
150
155
37
1995
950
355
308
97
195
85
324
96
122
76
1996
1.112
1997
1.104
437
293
123
212
99
503
157
103
58
443
298
107
205
75
508
215
92
1998
45
1.180
366
355
88
233
51
478
204
114
23
1999
1.260
328
338
80
245
57
470
176
207
15
2000
1.101
318
289
92
195
45
405
163
212
18
2001
1.031
352
286
148
222
75
323
97
200
32
2002
1.013
341
323
146
169
79
330
90
191
26
totaal oppervlakte bedrijventerreinen (aanwezige terreinen + planologische voorraad), 2002 netto
6.935
1.974
1.629
2.186
1.147
bruto
8.894
2.473
2.077
2.879
1.465
Bron: IBIS-Gelderland, Provincie Gelderland
Op dit moment wordt bijna 8.900 hectare grond in beslag genomen door bedrijventerreinen (inclusief de planologische voorraad). Dat is 1,8% van de totale Gelderse grondoppervlakte. Gemiddeld wordt 22% van het bruto oppervlakte gebruikt voor openbare wegen en groenvoorzieningen. De geografische verdeling van de totale oppervlakte bedrijventerrein over Gelderland is niet recht evenredig. Afgezet tegen de omvang van de economische activiteiten lijkt het oppervlakte op de Veluwe en in Arnhem/Nijmegen aan de lage kant en bezitten de Achterhoek en vooral Zuidwest-Gelderland een meer dan evenredig aandeel. aandeel oppervlakte bedrijventerreinen
Veluwe Achterhoek Arnhem / Nijmegen Zuidwest-Gelderland Gelderland
28 23 32 16 100%
werkgelegenheidsaandeel
34 19 36 11 100%
De verklaring hiervoor kan gevonden worden in de regionale sectorstructuur. De economieën van Zuidwest-Gelderland en de Achterhoek zijn relatief sterk georiënteerd op industriële activiteiten. Een groot deel daarvan bevindt zich op collectieve bedrijventerreinen. Voor Zuidwest-Gelderland komt daar nog bij dat de groothandels- en distributie activiteiten sterk in de regio zijn vertegenwoordigd. Ook deze bedrijvigheid is veelal gevestigd op een bedrijventerrein en is bovendien zeer ruimte-extensief. Het relatief grote areaal uitgegeven bedrijventerrein in Zuidwest-Gelderland en in de Achterhoek, kan voor een belangrijk deel verklaard worden uit de productiestructuur en het ruimte-extensieve karakter van de bedrijvigheid. 42
3
Vooruitblik 2003-2007
3.1
Inleiding
De Nederlandse economie zal voorlopig nog niet hersteld zijn van de conjuncturele teruggang. Wel verwacht het Centraal Planbureau in 2003 een lichte verbetering9. Voor de middellange termijn (20032006) heeft het CPB eind 2001 een doorrekening van de Nederlandse economie opgesteld10 waarbij is verondersteld dat de conjuncturele situatie in het eindjaar neutraal zal zijn, dat wil zeggen op een evenwichtig, structureel niveau. Deze veronderstelling leidt tot een toekomstbeeld wat laat zien hoe de situatie op termijn zal verlopen wanneer de trendmatige, structurele ontwikkelingen in de economie zich herstellen van de huidige conjuncturele neergang. De zwakke conjunctuur in 2001 en 2002 heeft ertoe geleid dat de productie in de industrielanden is gedaald tot onder het potentiële niveau (d.w.z. het niveau bij een normale bezettingsgraad van de aanwezige productiefactoren). De belangrijkste variabelen in de CPB-ramingen voor de middellange-termijn zijn de potentiële productieniveaus in 2006, dat wil zeggen het haalbare productieniveau onder evenwichtige omstandigheden, zonder conjuncturele of incidentele effecten en een werkloosheid op het evenwichtsniveau. De veronderstelde terugkeer naar evenwicht leidt tot relatief hoge groeiramingen. Intussen is uit de jongste voorspellingen van het CPB duidelijk geworden dat deze groei in 2003 nog niet bereikt zal worden. Daarom is bij de opstelling van de regionale ramingen het nationale CPB-scenario voor de periode 2003-2006 een jaar opgeschoven. Dat betekent dat de herstelperiode een aanvang neemt in 2004 en dat het conjunctuur neutrale beeld in Nederland pas in 2007 zal worden bereikt. De nationale ontwikkelingen vormen in de regionale modellen de belangrijkste variabelen11. De landelijke gegevens zijn voor 2003 ontleend aan de Macro Economische Verkenning 2003 (september 2002, CPB). Voor de periode 2004-2007 is door-geëxerceerd met de jaarlijkse groeicijfers uit de Economische Verkenning 2003-2006 (november 2001, CPB). Het CPB heeft in haar verkenning twee scenario’s gepresenteerd: een Voorzichtig-scenario en een Optimistisch-scenario. Gegeven de lage conjunctuur van dit moment en de verzwakte concurrentiepositie van Nederland is bij de regionalisering naar Gelderland uit gegaan van het Voorzichtige-scenario. Daarbij moet bedacht worden dat het hierna gepresenteerde ontwikkelingsbeeld 2004-2007 geen harde voorspelling is, maar een technische doorrekening van een neutraal conjunctureel beeld volgens het Voorzichtige scenario, dat bereikt zal zijn op het einde van de periode. Gezien de huidige onzekerheden lijkt dit ook de enige reële basis voor een raming van het economische perspectief op middellange termijn en de daaruit te trekken conclusie voor het provinciale beleid. 3.2
De economische groei in de periode 2003-2007
Terwijl in 2002 de economische groei in Nederland bijna tot stilstand kwam, zal de groei in 2003 onder invloed van de toenemende wereldhandel mogelijk weer kunnen aantrekken tot ¾ %. De particuliere consumptie zal niettemin slechts in bescheiden mate toenemen door de geringe koopkrachtstijging, de verslechterde arbeidsmarkt en de vermogensverliezen op aandelen. Het bedrijfsleven kan profiteren van het herstel van de wereldhandel, maar verliest tegelijkertijd veel marktaandeel door de ongunstige concurrentiepositie. Al sinds 1998 stijgen de arbeidskosten harder dan in de rest van het eurogebied.
9
Macro Economische Verkenning 2003 en Economierapportage december 2002, CPB
10
Economische Verkenning 2003-2006, CPB
11
zie voor een methodische beschrijving van de modellen de onderzoekpublicaties ‘De Gelderse Werkgelegenheid’ en
‘De Gelderse Beroepsbevolking’, Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland.
43
Sinds kort is daar de appreciatie van de euro nog bijgekomen waardoor de positie buiten de EU nog verder verslechterde. De investeringen van het bedrijfsleven zijn onder invloed van de geringe productiegroei en de verminderde winstgevendheid afgenomen. In 2003 zullen de investeringen naar verwachting niet toenemen. De overheidsbestedingen, die in 2002 nog een aanzienlijke bijdrage leveren aan de groei, nemen in 2003 nauwelijks meer toe als gevolg van de ombuigingsmaatregelen (MEV 2003 en Economierapportage december 2002 / CPB). Voor de korte termijn wordt verwacht dat de conjunctuur weliswaar nog zwak is, maar dat het dieptepunt inmiddels zal zijn gepasseerd. Conjuncturele fluctuaties zijn het gevolg van de wisselwerking tussen vraag- en aanbodfactoren op korte termijn. Voor de economische vooruitzichten op middellange termijn zijn echter vooral aanbodfactoren bepalend. In dat verband is van belang dat door de vergrijzing van de bevolking de groei van het arbeidsaanbod de komende jaren zal vertragen waardoor de economische groei onder druk komt te staan. Anderzijds is verondersteld dat de huidige conjuncturele onderproductie geleidelijk zal verdwijnen. Een en ander leidt per saldo tot een economische groei op middellange termijn van gemiddeld 2½ % per jaar (EV 2003-2006, Voorzichtig scenario, CPB).
Dit nationale beeld leidt voor Gelderland eveneens tot een gematigde groei in 2003 en een geleidelijk herstel in de daaropvolgende jaren. Ook de regionale groeiperspectieven liggen dicht bij elkaar. De ramingen voor Zuidwest-Gelderland komen een half procent hoger uit dan voor Nederland, de Veluwe en de Achterhoek een fractie lager vanwege de slechte vooruitzichten van de landbouw.
Tabel 24. Ontwikkeling Bruto Regionaal Product, Europese Unie, Nederland, Gelderland en de Gelderse COROP-gebieden, volumemutatie in % per jaar EU
2003
2½
2004 / 2007
2½
NL
¾ 2½
Gelderland
¾ 2½
Veluwe
¾ 2¼
Achterhoek
¾ 2¼
Arnhem /
Zuidwest-
Nijmegen
Gelderland
¾
1
2½
3
Bron Gelderse cijfers: Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland. Bron NL en EU: Macro Economische Verkenning 2003, Economische Verkenning 2003-2006, Voorzichtig scenario en Economierapportage december 2002, CPB
44
3.3
De werkgelegenheidsontwikkeling in de periode 2003-2007
De Nederlandse werkgelegenheidsgroei in 2003 zal naar verwachting negatief zijn. Dit staat in schril contrast tot de groeicijfers van 2 à 3% uit het recente verleden. Alleen in de collectieve sector -en met name in de zorgsector- zal het arbeidsvolume nog substantieel groeien (+2%). In de marktsector daalt het arbeidsvolume met 1%. Hiermee volgt de werkgelegenheid met enige vertraging de scherpe teruggang in de productiegroei. Mede vanwege de krappe arbeidsmarkt hebben ondernemers relatief lang gewacht met het aanpassen van hun personeelsbestand aan de lagere productieniveau’s. Nu ook de winstgevendheid sterk is teruggelopen stellen bedrijven alles in het werk om kosten te besparen, wat gepaard gaat met minder inzet van arbeid (MEV 2003, CPB). In de periode 2004-2007 zal de groei van de werkgelegenheid in het Voorzichtige scenario wel weer aantrekken, maar niet meer terugkeren naar de hoge groeipercentages van voor 2001. Hoewel wordt gerekend met een gemiddelde economische groei van 2½ procent zal de Nederlandse werkgelegenheid toch maar weinig toenemen. Dit komt door de verwachting dat de arbeidsproductiviteit zal stijgen met gemiddeld 1½ procent per jaar. Het grootste deel van de economische groei kan dus worden opgevangen binnen de bestaande werkgelegenheidsomvang. Daarnaast wordt verwacht dat de gemiddelde omvang van de deeltijdbanen de komende jaren zal toenemen waardoor eveneens de productiecapaciteit toeneemt zonder dat dit meer banen oplevert. Wat resteert is een bescheiden werkgelegenheidsgroei van gemiddeld ¾ procent per jaar (EV 2003-2006, CPB).
De groei in Gelderland zal in hoofdlijnen het Nederlandse patroon volgen, dat wil zeggen een lichte daling in 2003 en een gematigde groei op middellange termijn. Grosso modo komt dit Gelderse beeld terug in alle regio’s waarbij Zuidwest-Gelderland in alle sectoren het beste groeiperspectief lijkt te hebben. Aan de andere kant van het spectrum staat de Achterhoek waar door de aanhoudende werkgelegenheidsverliezen in de landbouw de banengroei achter blijft.
45
Tabel 25. Werkgelegenheidsgroei 2003 - 2006 (banen van minstens 12 uur per week), Europese Unie, Nederland, Gelderland en de Gelderse COROP-gebieden, gemiddelde groei in %
EU
2003 2004 / 2007
¾ ¾
NL
-½ ¾
Gelderland
-¼ ¾
Veluwe
Achterhoek
-¼ ¾
-½ ½
Arnhem /
Zuidwest-
Nijmegen
Gelderland
-¼
¼
1
1½
Bron Gelderse cijfers: Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland; Bron NL en EU:Macro Economische Verkenning 2003, Economische Verkenning 2003-2006, Voorzichtig scenario en Economierapportage december 2002, CPB
3.4
De bevolkingsontwikkeling in de periode 2003-2007
De totale Gelderse bevolkingsgroei in de komende jaren bedraagt -net als in Nederland- slechts een half procent per jaar waarmee de trendbreuk uit 2002 zich bestendigt. Het proces van vergrijzing en ontgroening wordt steeds duidelijker zichtbaar. Dit blijkt vooral uit het sterk groeiend aantal mensen in de pensioengerechtigde leeftijd. In deze categorie is de jaarlijkse groei vijf tot zes maal zo groot als onder de jongeren. Niet alleen de aanwas aan de onderkant stagneert, maar ook de middengroep neemt nog slechts bescheiden toe. Voor de arbeidsmarkt is deze leeftijdscategorie van belang omdat hieruit het leeuwendeel van de beroepsbevolking afkomstig is.
Tabel 26. Bevolkingsgroei 2003 - 2007 naar leeftijdscategorie, gemiddelde groei per jaar in procenten, Nederland, Gelderland en de Gelderse COROP-gebieden leeftijd
NL
Gelderland
Veluwe
Achterhoek
Arnhem /
Zuidwest-
Nijmegen
Gelderland
½ ¾
¾
65 jaar en ouder
¼ ½ 1¼
¼ ½ 1½
¼ ½ 1½
1½
½ ½ 1½
Totaal
½
½
½
¼
½
0 t/m 24 jaar 25 t/m 64 jaar
0 0
2
Bron Gelderse cijfers: Streekplanbevolkingsprognose mei 2000, afdeling Stedelijk Gebied, Provincie Gelderland; Bron Nederland: CBS
Naast de algemene Nederlandse trend -die overal is terug te vinden- vertoont het regiobeeld enkele specifieke accenten. Zo zal de bevolkingsgroei in de Achterhoek geheel op het conto komen van de categorie 65 jaar en ouder. De populatie onder de 65 stabiliseert zich op het huidige niveau. In ArnhemNijmegen en in Zuidwest-Gelderland is de aanwas van jongeren nog relatief groot. Zuidwest-Gelderland kent daarnaast als enige Gelderse regio een boven gemiddelde groei in de leeftijdscategorie die voor de arbeidsmarkt relevant is (25 t/m 64 jaar).
46
3.5
De ontwikkeling van de beroepsbevolking in de periode 2003-2007
Als gevolg van de demografische ontwikkeling en een afvlakking van het groeitempo van de arbeidsparticipatie van vrouwen, zal de groei van de beroepsbevolking de komende jaren vertragen. De naoorlogse geboortegolf komt op een leeftijd waarbij de deelname aan het arbeidsproces scherp terugloopt. Demografische factoren (bevolkingsgroei en leeftijdsopbouw) waren in de eerste helft van de jaren negentig nog de dominante factor achter de groei, maar door de vergrijzing zal de demografische component in de periode 2004-2007 bijna geheel verdwijnen en is de groei nog voornamelijk het gevolg van een stijgende arbeidsparticipatie (EV 2003-2006, voorzichtig scenario).
Tabel 27. Groei van de beroepsbevolking 2003 - 2007, gemiddelde groei per jaar in procenten, Europese Unie, Nederland, Gelderland en de Gelderse COROP-gebieden EU
2003 2004 / 2007
½ ½
NL
Gelderland
Veluwe
1
1¼
1¼
1
1
1
Achterhoek
¾ ¾
Arnhem /
Zuidwest-
Nijmegen
Gelderland
1¼
1¼
1¼
1¼
Bron Gelderse cijfers: Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland; Bron NL en EU:Macro Economische Verkenning 2003, Economische Verkenning 2003-2006, Voorzichtig scenario en Economierapportage december 2002, CPB
In het verlengde van de demografische ontwikkelingen is er bij de groei van de beroepsbevolking eveneens een zekere convergentie gaande. In alle regio’s ligt de aanwas van het arbeidsaanbod in de buurt van de 1%.
3.6
De werkloosheidsontwikkeling in de periode 2003-2007
Aanvankelijk heeft de conjunctuuromslag maar in beperkte mate geleid tot een oplopende werkloosheid. In eerste instantie liepen de vacatures terug, de werkloosheid reageerde met enige vertraging op de gewijzigde economische omstandigheden. Nadat in de eerste helft van 2002 de stijging substantiële vormen aannam, stabiliseerde de werkloosheid in het derde kwartaal. Op korte termijn moet echter opnieuw rekening worden gehouden met een scherpe stijging. De werkgelegenheidsgroei in 2003 zal naar verwachting rondom het nulpunt liggen. De beroepsbevolking daarentegen neemt nog toe met ongeveer 1%. Hierdoor zal de werkloosheid met ca. 50% stijgen. Voor de periode 2004-2007 is aangenomen dat de economische groei zich geleidelijk herstelt tot een conjunctuur-neutrale situatie. De geraamde werkgelegenheidsgroei van gemiddeld driekwart procent zal desondanks bescheiden zijn. De structurele groei van de beroepsbevolking wordt geschat op één procent per jaar. Doordat het aanbod sneller stijgt dan de vraag zal ook na 2003 de werkloosheid blijven toenemen, zij het in een gematigd tempo. Maar ook een gematigde jaarlijkse groei levert gesommeerd over vijf jaar een forse stijging op. De werkloosheid zal onder die omstandigheden in 2007 de vijf procent bereiken, en is daarmee terug op het niveau van een jaar of vijf geleden. Het middellange termijn beeld voor Gelderland en Nederland ontwikkelt zich slechter dan voor de Europese Unie als geheel, waar een bescheiden doch voortgaande werkloosheidsdaling wordt voorzien. Hoewel ook in de EU de verwachte werkgelegenheidsgroei niet boven de driekwart procent per jaar zal uitkomen, verbetert de arbeidsmarkt toch omdat de groei van de beroepsbevolking tot een half procent beperkt blijft.
47
Tussen 2002en 2007 zal de werkloosheid in Gelderland meer dan verdubbelen. Door de relatief gunstige werkgelegenheidsperspectieven in Zuidwest-Gelderland en de afvlakkende groei van het arbeidsaanbod zal de arbeidsmarktsituatie in deze regio toch nog gunstig blijven. Op de Veluwe zal de werkloosheid mogelijk het sterkst groeien. Door de gunstige uitgangssituatie blijft het niveau in 2007 niettemin onder het Gelders gemiddelde. In Arnhem/Nijmegen nadert de werkloosheid het EU-gemiddelde terwijl dit in 2001 nog zes procentpunten lager was. In de Achterhoek tenslotte zet de trend van de laatste jaren zich voort. Terwijl tientallen jaren lang het werkloosheidsniveau onder het nationaal gemiddelde lag, is de situatie door de verslechterde omstandigheden thans gemiddeld geworden en ziet het er naar uit dat dit de komende jaren ook niet verbetert.
Tabel 28. Geregistreerde Werkloosheid (werkzoekenden voor een baan van minstens 12 uur per week), jaargemiddelde, Europese Unie, Nederland, Gelderland en de Gelderse COROP-gebieden EU
NL
Gelderland
Veluwe
Achterhoek
Arnhem /
Zuidwest-
Nijmegen
Gelderland
niveau, X 1.000 personen 2001
13.046
146
15
3
3
8
1
2002
13.636
198
20
5
4
10
1
2003
13.704
309
32
9
6
14
2
2007
13.084
387
45
14
9
20
2
2001
8
2
2
1
2
2
1
2002
8
3
2
2
2
3
1
2003
8
4
4
3
3
4
2
2007
7
5
5
4
5
6
2
werkloosheidspercentage
Bron regionaal cijfers Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland; Bron Nederlandse cijfers: CBS, prognose berekend op basis van Macro Economische Verkenning 2003, Economische Verkenning 2003-2006, Voorzichtig scenario en Economierapportage december 2002, CPB. Bron EU: Eurostat en CPB
48
3.7
Bedrijventerreinen in de periode 2003-2007
De vraag naar bedrijventerreinen reageert over het algemeen heftig op de economische conjunctuur. Werden de afgelopen jaren gekenmerkt door een hoogconjunctuur, in de loop van 2000/2001 kwam daarin een kentering. De conjunctuurverslechtering werd op de voet gevolgd door een daling van de verkoop van bedrijventerreinen.
De economische vooruitzichten voor de komende jaren zijn gematigd. De gemiddelde banengroei zakt tot onder de 1%. In het kielzog daarvan is ook een relatief gematigd uitgiftetempo bedrijventerreinen geraamd12.
Tabel 21. Uitgifte bedrijventerreinen 1976-2001 en de prognose 2002-2007, in netto ha. per jaar, Gelderland en de Gelderse COROP-gebieden Gelderland
2002 / 2007
126
Veluwe
35
Achterhoek
Arnhem /
Zuidwest-
Nijmegen
Gelderland
46
20
25
Bron: Onderzoek Ruimte voor Bedrijven, Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland
Confrontatie vraag en aanbod De vraag of een regio nog over voldoende bedrijventerrein beschikt kan worden beantwoord door de planologische voorraad te vergelijken met de toekomstige behoefte aan nieuw terrein. Uit de confrontatie van vraag- en aanbod voor geheel Gelderland blijkt dat op middellange termijn geen ernstige discrepanties zijn te verwachten. Qua hectares is het huidige aanbod bedrijventerreinen (begin
12
Onderzoek Ruimte voor Bedrijven, confrontatie vraag- en aanbod 2020. Bureau Economisch Onderzoek, Provincie
Gelderland.
49
2002) tezamen met de geplande uitbreidingen voldoende om de vraag tot 2009 op te vangen. Wordt evenwel gekeken naar de direct voor de markt beschikbare voorraad, dan blijkt de voorraad in ZuidwestGelderland en in Arnhem/ Nijmegen slechts voldoende voor anderhalf á twee jaar. Vanuit de marktvraag bezien is de conclusie dat in deze regio’s op korte termijn nieuwe locaties beschikbaar moeten komen, dan wel dat de vigerende plannen in uitvoering moeten worden genomen. In de overige regio’s is de terstond uitgeefbare voorraad naar verhouding ruim bemeten.
Tabel 23. Behoefteraming versus de planologische voorraad en het aantal jaren waarvoor de voorraad voldoende is, Gelderland en de Gelderse COROP-gebieden Planologische voorraad
Behoefteraming gemiddelde
Aantal jaren waarvoor de
in ha., per 1-1-2002
uitgifte per jaar in ha.
planologische voorraad
(IBIS-Gelderland 2002)
(Onderzoek Ruimte voor
voldoende is
Bedrijven) totaal
terstond
2002 / 2007
totaal
uitgeefbaar
terstond uitgeefbaar
Veluwe
323
146
35
9
4
Achterhoek
169
79
25
6½
3
Arnhem/Nijmegen
330
90
46
7
2
Zuidwest-Gelderland
191
26
20
9½
1½
1.012
341
126
8
2½
Gelderland
De confrontatie en de conclusies daaruit dienen met de nodige relativering te worden beschouwd. Naast de onzekerheden van de toekomstige economische ontwikkeling en de daar uit voortvloeiende vraag naar bedrijventerreinen, nopen ook de volgende overwegingen tot voorzichtigheid: -
-
-
De hier gepresenteerde cijfers hebben betrekking op regio’s en zijn niet gedifferentieerd naar kwaliteit. Voor een juiste beoordeling is echter ook de lokale situatie van belang en zijn zaken als kwaliteit, ontsluiting, inrichting en kavelgrootte van doorslaggevende betekenis. Hoewel in planologisch opzicht -en gemeten in hectares- er op regionaal niveau op middellange termijn geen problemen worden voorzien, kunnen er op lokaal niveau wel degelijk knelpunten bestaan. Weliswaar lijkt de plancapaciteit voldoende tot 2009, dit garandeert echter nog niet dat het geplande aanbod ook tijdig voor de markt beschikbaar komt. Een goede voorraadbewaking en een flexibel planningsbeleid zijn in dat verband van kardinaal belang. Een confrontatie tussen vraag en aanbod is per definitie gedateerd. De behoefteramingen hebben weliswaar een zekere geldigheidsduur, de aanbodcijfers zijn daarentegen slechts een momentopname. Wat er gisteren nog was, kan vandaag al weer verkocht zijn. Dit betekent dat de kans groot is dat de houdbaarheidsdatum van de confrontatie alweer verlopen is. Daarnaast is het mogelijk dat er in het aanbodbestand nog plannen staan vermeld die intussen zijn afgevoerd. Ook dat leidt tot een overschatting van het aanbod.
50
Bijlage 1 Gebiedsindeling In de PEV zijn naast de (inter)nationale en provinciale cijfers ook regionale gegevens opgenomen. Uit de vele tientallen regio-indelingen die er bestaan is gekozen voor de COROP-gebieden (Coördinatiecommissie Regionaal Onderzoekprogramma). Sinds 1970 wordt Nederland ten behoeve van de ruimtelijke en regionaal-economische planning verdeeld in 40 COROP-gebieden. Deze indeling is gebaseerd op het zgn. Nodale indelingsprincipe. Daarbij zijn gebieden samengesteld aan de hand van de functionele samenhang tussen een of meer centrale plaatsen en het ommeland (Regionaal Statistisch Zakboek 1974, pag 172. CBS). Hierbij geldt als beperkende randvoorwaarde dat de gebieden niet provinciegrensoverschrijdend mogen zijn. Dit betekent dus dat een provincie altijd is samengesteld uit één of meer COROP-gebieden. Het CBS toetst periodiek of de afbakening nog wel actueel is en recht doet aan de huidige regionale samenhang. Tot nu toe heeft dit niet geleid tot bijstellingen en is de indeling steeds adequaat gebleken. Vanuit regionaal-economisch en analytisch oogpunt is de COROP-indeling derhalve de meest relevante regio-indeling. Naast deze inhoudelijke overwegingen zijn er ook nog praktische redenen om voor de COROP-indeling te kiezen. Zo zijn de Gelderse COROP-grenzen nooit gewijzigd waardoor de opbouw van een consistente tijdreeks mogelijk wordt en zijn belangrijke economische grootheden zoals het regionaal product alleen op COROP-niveau beschikbaar. Binnen Gelderland worden vier regio’s onderscheiden met een duidelijk herkenbare entiteit: Veluwe
Achterhoek
Arnhem/Nijmegen
Zuidwest-Gelderland
Apeldoorn
Aalten
Angerlo
Buren
Barneveld
Bergh
Arnhem
Culemborg
Ede
Borculo
Beuningen
Geldermalsen
Elburg
Brummen
Didam
Kesteren
Epe
Dinxperlo
Doesburg
Lingewaal
Ermelo
Doetinchem
Druten
Maasdriel
Harderwijk
Eibergen
Duiven
Neerijnen
Hattem
Gendringen
Groesbeek
Tiel
Heerde
Gorssel
Heumen
West Maas en Waal
Nunspeet
Groenlo
Lingewaard
Zaltbommel
Nijkerk
Hengelo
Millingen aan de Rijn
Oldebroek
Hummelo en Keppel
Nijmegen
Putten
Lichtenvoorde
Renkum
Scherpenzeel
Lochem
Rheden
Voorst
Neede
Rozendaal
Wageningen
Ruurlo
Rijnwaarden
Steenderen
Overbetuwe
Vorden
Ubbergen
Warnsveld
Westervoort
Wehl
Wijchen
Winterswijk
Zevenaar
Wisch Zelhem Zutphen
Gezien de geringe afwijkingen kunnen voor het Knooppunt Arnhem/Nijmegen de cijfers van het gelijknamige COROPgebied gebruikt worden.
51
bijlage 2 Definities Werkloosheid (Geregistreerde Werkloosheid definitie CCS'91, CBS13): Tot de geregistreerde werklozen worden gerekend de bij een arbeidsbureau ingeschreven personen in de leeftijd van 16 tot en met 64 jaar, die: - geen werkkring hebben (van minimaal 12 uur per week) en - 12 uur per week of meer in loondienst willen werken en - daarvoor beschikbaar zijn. De cijfers over de werkloosheid zijn jaargemiddelden. Beroepsbevolking (definitie CCS'91, CBS14) De beroepsbevolking bestaat uit de werkzame-beroepsbevolking en de niet-werkzame beroepsbevolking. Werkzame beroepsbevolking: personen die minimaal 12 uur per week arbeid verrichten in loondienst, als zelfstandige of als meewerkend gezinslid, inclusief personen op aanvullende werken, stagiaires, personen in opleiding die loon ontvangen en militairen op eerste oefening. Niet-werkzame beroepsbevolking: personen die een werkloosheidsuitkering hebben, of die actief werk zoeken, al of niet via een arbeidsbureau. Het moet gaan om een baan van minimaal 12 uur. De cijfers over de beroepsbevolking zijn jaargemiddelden. arbeidsparticipatie De arbeidsparticipatie is de beroepsbevolking uitgedrukt in procenten van de totale bevolking in de relevante bevolkingscategorie (leeftijd en/of geslacht). Soms wordt onderscheid gemaakt naar bruto- en netto-participatie. Bij de bruto-participatie bestaat de beroepsbevolking uit de werkzameberoepsbevolking en de niet-werkzame beroepsbevolking (werkloosheid). De netto-participatie heeft alleen betrekking op het werkzame deel van de beroepsbevolking EU-gegevens werkgelegenheid, beroepsbevolking en werkloosheid De EU-cijfers betreffen alle banen van 1 uur of meer. Doordat de ‘kleine baantjes’ in de meeste EU-landen statistisch worden onderschat is het EU-cijfer in de praktijk toch goed vergelijkbaar met het Nederlandse cijfer van 12 uur of meer. Werkgelegenheid De werkgelegenheid van een regio is berekend op basis van alle werkzame personen die -ongeacht hun woonplaats- is de regio werkzaam zijn geweest. De werkgelegenheid heeft betrekking op alle arbeid in loondienst en van zelfstandigen en van meewerkende gezinsleden (inclusief uitzendkrachten). Tenzij anders vermeld gaat het daarbij steeds om banen van tenminste 12 uur per week. Met uitzondering van de landbouw is de Provinciale Werkgelegenheidsenquête voor alle historische werkgelegenheidsgegeven het bronbestand geweest (1986-2002, voor de jaren daarvoor is naast de PWE ook gebruik gemaakt van ander bronnen z.o. AKT, AIS, SWP en REJ). De landbouwgegevens zijn ontleend aan de landbouwtelling van het CBS en bewerkt op basis van de landelijke werkgelegenheidsreeksen over de agrarische werkgelegenheid uit de Arbeidsrekeningen van het CBS.
13
EBB'91, pagina 33, CBS
14
EBB'90 pagina 30-31, CBS
52
In de PWE werd tot 1998 onderscheidt gemaakt tussen fulltime banen (15 uur per week of meer) en parttime banen (minder dan 15 uur). Sinds 1999 is de definitie aangepast aan de EBB-norm en ligt de cesuur bij 12 uur. In deze publicatie is voor deze trendbreuk gecorrigeerd. In de CPB-bedrijfsklassenindeling worden de uitzendkrachten geteld bij de werkgelegenheid van het uitzendbureau in plaats van bij de sectoren waar de arbeid wordt verricht. Vanuit economisch perspectief gezien verdient een toedeling naar de inhurende sectoren echter de voorkeur. Het gaat bij de economische analyse immers niet om de aard van het arbeidscontract, maar om het traceren van de economische activiteiten naar sector. In de PWE-rapportage zijn de werkgelegenheidscijfers van een bepaalde sector dan ook inclusief de arbeidsplaatsen die bezet worden door uitzendkrachten. Om consistent te blijven met de landelijke gegevens van het CPB zijn de gegevens in de PEV echter gerangschikt volgens de CPB-indeling. Dit betekent dat de hier gepresenteerde cijfers niet geheel vergelijkbaar zijn met de sectorgegevens uit de PWE-rapportages.
Bedrijfsklassenindeling werkgelegenheidstabel bijlage 3
omschrijving
SBI’93
Landbouw
01, 02, 05
Voedings- en genotmiddellenindustrie
15, 16
Overige industrie
17, 18, 19, 20, 21, 22, 26, 36, 37
Chemische industrie
24, 25
Metaalindustrie
27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 35
Aardolie-industrie
23
Delfstofwinning
10, 11, 14
Openbare nutsbedrijven
40, 41
Bouwnijverheid
45
Onroerendgoed
70
Handel en reparatie
50, 51, 52
Transport- en opslagbedrijven
60, 61, 62, 63
Communicatiebedrijven
64
Bank en verzekeringswezen
65, 66, 67
Tertiair overig
55, 71, 72, 73, 74, 90, 91, 92, 93, 95
Zorg
85
Overheid
75, 80, 99
Totaal
01 t/m 99
53
Bijlage 3
Nederland, werkgelegenheid X 1.000 personen (banen van 1 uur per week of meer)
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
Landbouw
298
293
292
289
282
284
275
Voedings- en genotmiddellenindustrie
165
154
155
154
156
159
160
Overige industrie
451
398
401
404
399
403
408
Chemische industrie
118
110
112
113
111
112
114
Metaalindustrie
390
380
386
393
399
405
403
8
8
8
8
7
7
7
Aardolie-industrie Delfstofwinning
10
9
9
9
8
8
8
Openbare nutsbedrijven
44
41
40
39
38
37
38
457
445
464
469
483
497
504
Bouwnijverheid Onroerendgoed Handel en reparatie Transport- en opslagbedrijven Communicatiebedrijven Bank en verzekeringswezen Tertiair overig
53
56
58
62
64
63
64
1178
1204
1233
1257
1311
1370
1411
312
299
301
308
319
331
336
98
104
107
112
119
123
130
242
245
262
273
289
304
313
1608
1902
2009
2095
2171
2198
2221
Zorg
873
849
891
932
946
962
1002
Overheid
839
811
813
827
831
858
881
7144
7308
7541
7744
7933
8121
8275
Totaal
Bron: Arbeidsrekeningen, CBS
54
Vervolg bijlage 3
Gelderland, werkgelegenheid X 1.000 personen (banen van 1 uur per week of meer)
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
Landbouw
47.5
46.4
45.8
44.6
42.9
42.3
40.6
Voedings- en genotmiddellenindustrie
18.5
17.8
17.6
17.9
18.0
17.9
17.7
Overige industrie
46.9
47.0
47.2
49.3
50.2
50.2
50.6
Chemische industrie
11.7
11.9
11.6
11.5
11.4
10.9
10.8
Metaalindustrie
40.8
42.4
43.0
44.5
45.4
46.3
47.1
Aardolie-industrie
0.0
0.0
0.1
0.1
0.0
0.0
0.0
Delfstofwinning
0.3
0.3
0.3
0.3
0.3
0.3
0.3
Openbare nutsbedrijven
4.3
4.5
4.2
4.0
3.8
3.5
3.5
48.6
49.8
51.3
53.2
55.0
56.6
59.7
Bouwnijverheid Onroerendgoed Handel en reparatie Transport- en opslagbedrijven Communicatiebedrijven
4.6
4.7
5.0
5.3
5.9
6.2
6.7
133.7
137.3
141.9
147.4
152.1
155.3
157.2
27.4
28.1
29.0
30.4
31.7
32.4
33.1
9.3
9.5
9.2
9.5
9.6
10.9
10.8
22.1
23.0
24.6
25.7
27.1
28.3
28.8
142.9
153.3
162.8
176.9
185.7
194.4
197.8
Zorg
98.0
101.4
104.1
108.3
112.3
115.4
121.9
Overheid
93.6
93.1
94.4
96.4
97.7
97.8
101.0
750.3
770.4
792.1
825.2
849.0
868.7
887.3
Bank en verzekeringswezen Tertiair overig
Totaal
Bron: Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland
55
Vervolg bijlage 3
COROP Veluwe, werkgelegenheid X 1.000 personen (banen van 1 uur per week of meer)
Landbouw Voedings- en genotmiddellenindustrie Overige industrie Chemische industrie
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
13.9
13.6
13.3
12.9
12.3
12.1
11.6
8.0
7.6
7.6
7.7
7.7
7.6
7.5
12.2
12.5
12.5
13.1
13.2
13.4
13.9
4.5
4.6
4.5
4.4
4.3
4.0
4.0
10.9
11.0
11.3
11.7
11.9
11.6
11.8
Aardolie-industrie
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
Delfstofwinning
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
Openbare nutsbedrijven
1.4
1.3
1.1
1.1
1.1
0.9
0.9
15.6
16.2
17.0
17.8
18.6
19.2
20.1
Metaalindustrie
Bouwnijverheid Onroerendgoed Handel en reparatie Transport- en opslagbedrijven
1.4
1.5
1.5
1.6
1.8
2.0
2.1
45.1
46.5
48.2
49.8
51.7
53.1
54.2
8.2
8.7
9.1
9.6
10.1
10.3
10.0
Communicatiebedrijven
2.5
2.5
2.5
2.7
2.8
3.0
3.2
Bank en verzekeringswezen
9.5
10.2
11.0
11.5
12.2
12.6
12.9
49.0
52.1
56.3
62.0
65.7
67.6
69.3
Tertiair overig Zorg
31.8
32.5
33.5
34.5
35.6
36.8
39.3
Overheid
36.4
36.4
37.0
37.4
37.8
38.0
38.7
250.4
257.2
266.3
277.8
286.8
292.2
299.4
Totaal
Bron: Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland
56
Vervolg bijlage 3
Corop Achterhoek, werkgelegenheid X 1.000 personen (banen van 1 uur per week of meer)
Landbouw Voedings- en genotmiddellenindustrie Overige industrie Chemische industrie
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
16.3
15.7
15.4
14.8
14.2
13.9
13.2
4.5
4.2
4.0
4.3
4.3
4.2
4.2
14.7
14.6
14.7
15.3
15.7
15.7
15.8
2.2
2.2
2.3
2.2
2.2
2.0
2.0
11.5
11.9
11.9
12.4
12.6
12.8
12.7
Aardolie-industrie
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
Delfstofwinning
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
Openbare nutsbedrijven
0.8
0.8
0.8
0.7
0.7
0.7
0.9
11.4
11.9
12.0
12.5
12.7
12.9
13.6
Metaalindustrie
Bouwnijverheid Onroerendgoed
0.9
0.9
0.9
0.9
1.0
1.1
1.2
25.7
26.4
27.2
28.2
28.4
29.0
29.4
Transport- en opslagbedrijven
5.2
5.0
5.2
5.4
5.7
5.8
6.0
Communicatiebedrijven
1.2
1.2
1.3
1.3
1.3
1.3
1.4
Bank en verzekeringswezen
2.5
2.5
2.6
2.8
2.9
3.2
3.3
22.7
24.3
26.1
28.3
29.9
30.5
29.4
Handel en reparatie
Tertiair overig Zorg
17.8
18.5
18.7
19.4
20.0
20.7
21.9
Overheid
12.0
11.9
12.6
13.1
13.2
13.2
13.7
149.4
152.1
155.6
161.6
164.9
166.9
168.6
Totaal
Bron: Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland
57
Vervolg bijlage 3
COROP Arnhem/Nijmegen, werkgelegenheid X 1.000 personen (banen van 1 uur per week of meer)
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
Landbouw
7.9
7.7
7.7
7.7
7.5
7.3
7.0
Voedings- en genotmiddellenindustrie
4.7
4.7
4.6
4.6
4.6
4.8
4.6
13.6
13.6
13.7
14.5
14.7
14.7
14.8
3.7
3.6
3.4
3.4
3.4
3.4
3.3
13.8
14.8
15.0
15.5
15.4
16.4
17.3
Aardolie-industrie
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
Delfstofwinning
0.1
0.1
0.1
0.1
0.1
0.1
0.1
Openbare nutsbedrijven
1.4
1.8
1.9
1.8
1.7
1.5
1.6
Bouwnijverheid
14.8
15.0
15.5
15.9
16.4
17.1
18.3
Onroerendgoed
1.9
1.9
2.2
2.3
2.6
2.6
2.8
Handel en reparatie
44.4
45.4
46.8
48.8
50.8
51.4
51.4
Transport- en opslagbedrijven
12.2
Overige industrie Chemische industrie Metaalindustrie
10.3
10.5
10.5
11.0
11.3
11.5
Communicatiebedrijven
4.9
5.1
4.6
4.7
4.7
5.6
5.5
Bank en verzekeringswezen
8.6
8.8
9.4
9.7
10.0
10.4
10.6
Tertiair overig
58.1
62.3
65.0
69.9
71.8
76.8
78.7
Zorg
42.3
44.0
45.2
47.5
49.6
50.4
52.7
Overheid Totaal
40.1
39.7
39.6
40.6
41.3
41.1
42.8
270.7
279.0
285.4
298.1
305.9
315.3
323.8
Bron: Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland
58
Vervolg bijlage 3
COROP Zuidwest-Gelderland, werkgelegenheid X 1.000 personen (banen van 1 uur per week of meer)
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
Landbouw
9.5
9.3
9.4
9.2
9.0
9.0
8.8
Voedings- en genotmiddellenindustrie
1.2
1.2
1.3
1.3
1.4
1.3
1.3
Overige industrie
6.4
6.3
6.4
6.4
6.5
6.5
6.2
Chemische industrie
1.4
1.4
1.5
1.5
1.5
1.5
1.5
Metaalindustrie
4.6
4.6
4.8
5.0
5.4
5.4
5.3
Aardolie-industrie
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
0.0
Delfstofwinning
0.1
0.1
0.1
0.1
0.1
0.1
0.1
Openbare nutsbedrijven
0.7
0.6
0.4
0.4
0.3
0.2
0.1
Bouwnijverheid
6.7
6.8
6.7
7.0
7.3
7.4
7.6
Onroerendgoed
0.4
0.4
0.5
0.5
0.5
0.5
0.5 22.2
Handel en reparatie
18.5
19.0
19.8
20.6
21.2
21.9
Transport- en opslagbedrijven
3.7
3.8
4.2
4.4
4.6
4.7
4.9
Communicatiebedrijven
0.8
0.8
0.8
0.8
0.8
1.0
0.7
Bank en verzekeringswezen
1.5
1.5
1.6
1.7
1.9
2.1
2.0
13.1
14.6
15.4
16.7
18.3
19.5
20.4
Zorg
6.1
6.4
6.8
6.9
7.1
7.5
8.0
Overheid
5.1
5.1
5.3
5.2
5.4
5.5
5.8
79.8
82.2
84.7
87.8
91.4
94.3
95.4
Tertiair overig
Totaal
Bron: Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland
59
bijlage 4
Samenstelling van het CWI-bestand Niet-Werkende Werkzoekenden, oktober 2001 en oktober 2002, Nederland, Gelderland en de Gelderse COROP-gebieden Nederland
2001
2002
Gelderland
2001
Veluwe
2002
2001
Achterhoek
2002
2001
Arnhem /
Zuidwest-
Nijmegen
Gelderland
2002
2001
2002
2001
2002
niveau, x 1.000 personen totaal
456,1
508,5
49,1
54,0
10,0
11,6
7,2
8,0
27,7
29,8
4,3
4,7
vrouwen
237,9
257,6
26,2
27,8
5,3
6,0
4,0
4,2
14,7
15,1
2,3
2,4
mannen
218,3
250,9
22,9
26,3
4,6
5,7
3,2
3,7
13,0
14,6
2,0
2,3
16 t/m 22 jaar
37,2
41,0
4,0
4,2
0,8
0,9
0,6
0,7
2,3
2,3
0,3
0,3
23 t/m 39 jaar
177,1
208,1
19,3
22,2
3,9
4,7
2,6
3,0
11,2
12,7
1,6
1,9
40 t/m 64 jaar
241,8
259,4
25,7
27,6
5,2
6,0
3,9
4,3
14,2
14,8
2,3
2,6
allochtoon
132,8
146,3
11,4
12,0
2,4
2,8
1,2
1,3
6,8
6,8
0,9
1,1
autochtoon
323,4
362,2
37,7
42,0
7,6
8,8
5,9
6,6
20,9
22,9
3,3
3,6
< 1 jaar
141,0
241,2
15,9
26,3
4,0
6,2
2,1
4,0
8,4
13,9
1,4
2,2
>= 1 jaar
315,1
267,4
33,2
27,8
5,9
5,5
5,0
3,9
19,3
15,9
2,9
2,5
geslacht
leeftijd
etniciteit
duur
structuur, totaal per kenmerk = 100% totaal
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
vrouwen
52
51
53
51
53
51
55
53
53
51
53
51
mannen
48
49
47
49
47
49
45
47
47
49
47
49
16 t/m 22 jaar
8
8
8
8
8
8
9
9
8
8
7
6
23 t/m 39 jaar
39
41
39
41
39
41
36
37
41
43
38
40
40 t/m 64 jaar
53
51
52
51
53
52
55
54
51
50
55
55
allochtoon
29
29
23
22
24
24
17
17
25
23
22
23
autochtoon
71
71
77
78
76
76
83
83
75
77
78
77
< 1 jaar
31
47
32
49
40
53
30
51
30
47
32
46
>= 1 jaar
69
53
68
51
60
47
70
49
70
53
68
54
geslacht
leeftijd
etniciteit
duur
Bron: CWI Oost Nederland
60