Drijvend wonen in de Maashaven duurzame innovaties in de Rotterdamse Stadshavens Verslag van het symposium “drijvend wonen in de maashaven” 3 juli 2008 , Maassilo Rotterdam en de studentenprojecten die hieraaan ten grondslag liggen
kenniscentrum TRANSURBAN
Inhoudsopgave “DRIJVEND WONEN IN DE MAASHAVEN” Duurzame innovaties in de Rotterdamse stadshavens
Voorwoord (Bert Hooijer)
5
I. De opgave
1.
Drijvend wonen in de Rotterdamse stadshavens (Piet Dircke en Martijn Schutte)
7
2.
Een duurzame drijvende wijk (Jan Rotmans)
11
3.
Geen woorden maar daden (Peter van Rooy)
15
4.
Drijvend wonen in de Rotterdamse Stadshavens (Mark Harbers)
19
5.
Regelgeving rondom drijvend wonen (Jeroen Singelenberg)
23
6.
Van drijvende woning naar drijvende wijk (MarcVerheijen)
27
Deel II: De studentenprojecten
7.
Studentenprojecten op de Hogeschool Rotterdam (Leo van Gelder)
31
8.
Samenvatting studentenprojecten
33
Voorwoord Bert Hooijer Bert Hooijer is directeur van het Instituut voor Bouw en Bedrijfskunde, Hogeschool Rotterdam
Beste Lezer, Het zal u niet ontgaan zijn dat de Hogeschool Rotterdam grote ambities heeft op het gebied van stedelijk water: een lectoraat dat zich op dat thema richt, een nieuwe opleiding watermanagement, RDM campus en diverse samenwerkingsverbanden op het gebied van waterkennis. We laten onze studenten graag aan wateropgaven werken. Het havengebied is daarbij van oudsher favoriet. Leo van Gelder heeft eerder projecten georganiseerd rondom de Waalhaven, Slufter City en nu dus een drijvende wijk in de Maashaven. Via een vrije ontwerpoefening hebben studenten civiele techniek en ROP ideeën aangedragen voor een drijvende wijk in de Rotterdamse stadshavens. Deze ideeën roepen uiteraard weer nieuwe vragen op. Zowel de ideeën als de vragen kwamen aan de orde op het symposium dat de Hogeschool op 3 juli 2008 in de Maassilo heeft georganiseerd. Hier waren de maquettes en presentatieposters van de studenten te bewonderen - niet alleen de studenten van Leo maar ook die van studenten van de minor vastgoed en makelaardij en een interdisciplinair studentenproject waarbij studenten als opdrachtnemer van een echte opdrachtgever hebben gewerkt aan een structuurplan voor een drijvende wijk. Het symposium kon rekenen op een warme belangstelling en een hoge opkomst. Enkele prominenten uit de waterwereld en het Rotterdamse gaven vanuit hun eigen invalshoek een reflectie op de resultaten van de studenten, gevolgd door een aantal deelsessies waarin in kleine groepen verder kon worden gepraat. Graag willen wij naar aanleiding van het symposium u dit boekje aanbieden met daarin transcripties van de lezingen en een overzicht van de studentenprojecten. Voor ons is dit slechts het begin van hopelijk een lang traject van interessante projecten op het gebied van stedelijk water waarmee wij een bijdrage kunnen leveren aan Rotterdam WaterKennisstad. Veel leesplezier, Bert Hooijer
Deel I: de opgave
1. Drijvend wonen in de Rotterdamse stadshavens Piet Dircke en Martijn Schutte Piet Dircke is lector Stad en Water aan de Hogeschool Rotterdam en programmadirecteur Water bij Arcadis. Martijn Schutte is onderzoeksmedewerker bij dit lectoraat. Rotterdam, ambitieuze havenstad in de delta Overal ter wereld liggen de grootste en belangrijkste stedelijke gebieden en economische centra in kwetsbare delta’s. Dat geldt ook voor de Randstad en daarbinnen in het bijzonder voor Rotterdam. De verandering van het klimaat schept grote uitdagingen voor deltasteden en dus ook voor Rotterdam en haar haven. Rotterdam wil als stad graag climate proof worden en die uitdaging liefst combineren met andere uitdagingen waar de stad voor staat, zoals het creëren van aantrekkelijke woonmilieus en het behouden van de middenklasse. Een eerste spoor dat in deze stad bewandeld wordt is die van mitigatie, oftewel maatregelen aan de bron: het terugdringen of compenseren van de CO2-uitstoot. Het Rotterdam Climate Initiative heeft als doel om in 2025 50% minder uitstoot van CO2 ten opzichte van 1990 in Rotterdam te hebben. Ambitie is om op termijn de eerste klimaatneutrale Havenstad ter wereld te zijn. Rotterdam participeert daartoe in het Clinton C-40 initiatief en speelt wereldwijd een voortrekkersrol in het klimaatneutraal maken van havensteden. Maar hoe ambitieus dat doel ook is, je houdt er de klimaatverandering niet mee tegen. Enerzijds moeten we rekening houden met een structurele stijging van de zeespiegel, anderzijds met incidentele stijging van het rivierwaterpeil met onregelmatige grote pieken. Naast het Rotterdam Climate Initiative is er nu dan ook het programma Rotterdam Climate Proof. Rotterdam wil op de klimaatverandering anticiperen en waar nodig een adaptieve strategie voeren. Klimaatverandering is niet zozeer een bedreiging maar biedt vooral kansen voor innovatie en kennisontwikkeling, nieuwe bedrijvigheid en werkgelegenheid. Door hoge prioriteit te geven aan het klimaat en concreet de handen uit de mouwen te steken, vergroot Rotterdam de aantrekkingskracht en veiligheid van de stad en van de haven voor bedrijven en inwoners. Water is een belangrijk middel om de kwaliteiten van Rotterdam als aantrekkelijke woonstad en vestigingsplek te versterken. De Architectuur Biënnale in 2005 gaf een geweldige impuls aan het nieuwe denken over water in de stad met het plan “Rotterdam waterstad 2035”. In dit ambitieuze en visionaire plan is water in de stad benoemd als een kans om ruimtelijke kwaliteit te creëren. Verdere uitwerking vond plaats in het Waterplan 2 dat is opgesteld door de gemeente Rotterdam samen met de waterschappen en waarin werken aan water voor een attractieve stad centraal staat. Op basis van dit waterplan, dat op groot publieke en bestuurlijk draagvlak kan rekenen, wordt op dit moment hard gewerkt aan de planning en realisatie van waterberging en daar waar mogelijke aan het creëren van aantrekkelijke stad met waterrijke woonmilieus. Rotterdam Waterkennisstad Rotterdam heeft dan ook de ambitie om een waterkennisstad te worden. Een stad waarin we vooroplopen op de manier waarop in de stad met water en de klimaatverandering wordt omgegaan. Werken aan klimaatadaptatie biedt nieuwe economische kansen voor de Rotterdamse regio. Dit potentieel werd afgelopen jaar ook al verwoord in het advies van de International Advisory Board van de EDBR (Economic Development Board of Rotterdam) aan burgemeester Opstelten, die onder aanvoering van oud-premier Ruud Lubbers klimaatverandering en water tot speerpunten in het Rotterdamse beleid benoemde. Een van de peilers van Rotterdam Climate Proof en Rotterdam als waterkennisstad is deelname in het nationale programma Kennis voor Klimaat waarbij in de zogenaamde hotspot Rotterdam door overheden, kennisinstellingen en adviesbureaus wordt
samengewerkt om meer te weten te komen wat klimaatverandering voor Rotterdam gaat betekenen en hoe we daarmee om kunnen gaan. Belangrijke partners bij de kennisontwikkeling zijn de kennisinstellingen TU Delft, Erasmus Universiteit Rotterdam en de Hogeschool Rotterdam (HRO). Samen met de gemeente wordt intensief onderzoek gedaan naar hoogstandjes van deltatechnologie: innovatieve waterbergingen, drijvende woningen en duurzame en slimme waterkeringen. Op 1 september 2008 is in Rotterdam de nieuwe opleiding Watermanagement van start gegaan aan de Hogeschool Rotterdam, de eerste in zijn soort in Nederland. Op het terrein van de voormalige RDM wordt momenteel de RDM campus opgebouwd. Onder het motto Research, Design & Manufacturing wordt hier een kenniscentrum voor duurzaam bouwen en wonen aan en op het water opgezet, een eerste concrete stap op weg naar de Rotterdam Climate Campus. Deze Rotterdamse Climate Campus is gelanceerd tijdens de lezing die Al Gore onlangs in Nederland gaf. Met diverse partners is de intentie uitgesproken om te komen tot de oprichting van de Rotterdam Climate Campus, een kenniscentrum voor water en klimaat. Een belangrijk kennisveld dat daarbij ontwikkeld gaat worden betreft het klimaatadaptief bouwen, zoals drijvende woningen: aanpassen aan klimaat betekent veilig, duurzaam en comfortabel wonen en werken aan, maar ook op het water. In Rotterdam is het initiatief genomen om 1.600 hectare oude binnenhaven om te vormen tot een duurzaam en modern stadslandschap aan het water waar dit nieuwe wonen en werken wordt waargemaakt. Dit initiatief heet Stadshavens, en Rotterdam Climate Proof wil haar doelen mede bereiken door in te zetten op Stadshavens als proeftuin. De ontwikkeling van drijvende woningen en woonwijken speelt daarbij een belangrijke rol. Als Hogeschool Rotterdam spelen we graag een pro-actieve rol in het mee-ontwikkelen van Rotterdam als waterkennisstad. Drijvend wonen in Rotterdam De Nederlander met haar traditie van terpen en dijken is een adaptieve strategie niet vreemd. We zijn immers gewend om met de onzekerheid van het water te leven. Een dijk is in ruimtelijke zin zeer ingrijpend. De verandering van het klimaat leidt ertoe dat we sommige dijken moeten verhogen om het gewenste veiligheidsniveau te kunnen handhaven en bovendien biedt een dijk geen oplossing voor lokale wateroverlast als gevolg van heftige regenval. Dus ook met onze dijken zullen we een meer adaptieve strategie moeten hanteren. Drijvend wonen en werken past daar goed in. Een specifiek voordeel is dat dubbel ‘grond’gebruik mogelijk wordt. In Rotterdam zijn er nog geen braakliggende buitendijkse gebieden of ongebruikte havens, maar op termijn gaat dat wel gebeuren in het Stadshavensgebied. Geen enkele andere stad heeft zoveel ruimte binnen de stadsgrenzen. Maar drijvend wonen is nog een onbekend en daarmee ook een beetje onbemind fenomeen. Het onbekende geldt vooral op het niveau van de wijk. De woonboot is een typische Nederlandse vorm van waterwonen die zichzelf al lange tijd bewezen heeft en voor bepaalde doelgroepen erg aantrekkelijk is. Men woonde aanvankelijk op schepen omdat men daarop werkte en later werden woonarken gebouwd die speciaal een woondoel dienden. In principe is een drijvend gebouw dus niets nieuws, behalve dat we het zelden als gebouwen zien. Een drijvende woning is in de ogen van velen een boot en geen gebouw en dat levert beperkingen op vanuit de regelgeving en financiering. De SEV heeft in haar advies over waterwonen aan de minister van VROM (april 2008) de vinger op de zere plek gelegd als het gaat om het gebrek aan concrete plannen voor drijvend wonen. Aan regelgeving valt wat te doen, zeker als bestuurders zich hard willen maken voor grote experimenten. Maar drijvend wonen en werken op het niveau van drijvende wijken is toch echt iets nieuws. De techniek van het blijven drijven is niet het moeilijkste. De uitdagingen liggen vooral op het gebied van nutsvoorzieningen en het stedenbouwkundige vlak. Waar parkeren we de auto? Kunnen we buiten spelen? Biedt een grote drijvende wijk nog wel de voordelen van wonen op het water? Hoe garanderen we de waterkwaliteit? En los van de techniek liggen er nog vele andere vragen. Wie wil er eigenlijk wonen of werken op drijvende objecten? En als we er al gaan wonen, willen we dan niet een drijvende villa op een ruime waterkavel? Of kiezen we ook voor drijvende appartementencomplexen? En wie is “we”dan? Mensen met kinderen? Rustzoekers? Avonturiers? Actieve 55plussers? Is Rotterdam wel de meest voor de hand liggende plek voor drijvende wijken? Gooien Almere, het IJmeer of de diepste delen van de Haarlemmermeer geen hogere ogen? Of is
er juist in de Rotterdamse Stadshavens een doelgroep die nergens anders bediend kan worden? Is het stadshavensgebied niet bij uitstek geschikt voor drijvende bedrijventerreinen? Et cetera et cetera. Dit boekje Kortom, we zijn er nog niet. In dit boekje geeft een aantal experts hun visie op drijvend wonen in Rotterdam. Jan Rotmans presenteert zijn visie op een drijvende stad in het stadshavensgebied. Peter van Rooij van Habiforum gaat daar verder op in en zal vooral de nadruk leggen op het bestuurlijke lef dat daarvoor nodig is. Wethouder Mark Harbers geeft de visie van de gemeente weer. Jeroen Singelenberg van de SEV brengt de knelpunten vanuit de regelgeving in beeld en Marc Verheijen benoemt de vervolgvragen die je moet oppakken als je drijvend wonen wil opschalen naar het niveau van een complete wijk. Het tweede deel van dit boekje bestaat uit een beschrijving in woord en beeld van de studentenprojecten. In 2007 en 2008 is door verschillende groepen studenten gewerkt aan plannen voor een drijvende wijk in de Maashaven. Docent Leo van Gelder schreef de inleiding, gevolgd door een korte presentatie per groep. De plannen zijn absoluut inspirerend en laten mooi zien wat allemaal zou kunnen. De plannen maken ook duidelijk dat er nog een hoop vragen liggen, op het gebied van ontsluiting, duurzaamheid, regelgeving, veiligheid en beoogde doelgroepen. Dit boekje is dan ook de aftrap naar een verder traject waarin Rotterdam als waterkennisstad kennis over drijvend wonen en werken wil ontwikkelen en vooral ook wil toepassen. De Hogeschool Rotterdam wil hier graag een prominente rol in spelen. In de vorm van studentenprojecten op het gebied van onderzoek en ontwerp, maar ook in het bieden van faciliteiten op RDM campus waar fysiek geëxperimenteerd kan gaan worden met bouwen op het water. Dit doen wij uiteraard niet alleen, maar samen met de stakeholders bij de overheid, in het bedrijfsleven en met andere kennisinstellingen. Hopelijk is dit boekje een geschikte aftrap voor een kennisprogramma en uiteindelijke realisatie van een drijvende wijk in Rotterdam! Want we blijven Rotterdammers, dus we willen vooral ook ‘doen’!
10
2. Een duurzame drijvende wijk Jan Rotmans Dit essay is een bewerking van de transcriptie van de lezing van Jan Rotmans, hoogleraar transitiemanagement aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en directeur van het onderzoeksinstituut DRIFT. Stichting Urgenda De Stichting Urgenda wil duurzaamheid in Nederland aanjagen en versnellen. In onze optiek is het twee voor twaalf. Wij staan hier in een kwetsbare delta. De laatste 1.500 jaar zijn we zo’n vijf meter gezakt en we zakken nog ongeveer een halve meter in de komende eeuw en daar komt een halve meter zeespiegelstijging bij. Ingenieurs zullen zeggen: “dat lossen we op”. Maar het is wel degelijk een probleem. Niet alleen technisch, maar ook een sociaal en cultureel probleem. We kunnen niet langer blijven pompen en bemalen. Er is een cultuuromslag nodig. Nederland is enorm verstedelijkt in de afgelopen honderd jaar. We leven in een unieke delta. Nergens ter wereld vind je zo’n concentratie van mensen en activiteiten. Tegelijktijd leven we in een badkuip. Maar we zijn ook Innovatief en we zijn op de hele wereld bezig om iets aan het waterprobleem te doen. Het is de kunst om die urgentie te vertalen in creativiteit en innovatie. Daar is wel lef en moed voor nodig. Over 42 jaar ziet Nederland er heel anders uit. Niet alleen vanwege de vergrijzing en de verkleuring. We zullen anders gaan leven, anders gaan wonen en anders gaan werken. De opgave is vergelijkbaar met die van de 17e en 18e eeuw. Toen hebben we Nederland drooggelegd met private middelen. Nu gaan we Nederlands deels vernatten met publieke middelen. Dat vergt wel een schaalsprong. Wij zijn vorig jaar begonnen met de Urgenda. Dat is een onafhankelijke stichting waarbinnen honderden mensen bezig zijn met duurzame technologie, duurzame mobiliteit en duurzame gebiedsontwikkeling. We hebben een gemeenschappelijke agenda: een strategisch plan maar ook uitvoeringsgericht op de korte en lange termijn. Een paar voorbeelden: • • • • • •
over 5 jaar moeten er 1.000 CO2-neutrale straten zijn in Nederland, over 10 jaar zijn alle nieuwbouwhuizen duurzaam, over 15 jaar staat de eerste drijvende stad ter wereld in Nederland, over 20 jaar zijn alle daken duurzaam dus groen, over 30 jaar zijn alle bouwbedrijven maatschappelijk dienstbaar over 40 jaar is Nederland water- en klimaat-robuust
De filosofie is dat je vanuit de maatschappij gaat innoveren. Dit moet worden aangejaagd. Daarvoor hebben we een aantal icoonprojecten in het leven geroepen. Eén ervan is Stadshavens Rotterdam, een gebied groter dan de stad Gouda. 160 hectare, meer dan eenderde water. Een perfecte plaats voor een duurzame drijvende stad. De transitie van oude stadshavens naar duurzame woon- en werkgebieden is een unieke kans. De Gemeente wil dat en kan dat ook. Rotterdam heeft lef en ambitie om dit te realiseren. Waarom wonen op het water? Waarom willen we nu zo graag wonen op het water? Het vergt een cultuuromslag, want we zijn honderden jaren gewend geweest om te strijden tegen het water. Het water was de vijand. Nu wordt ons verteld dat water een vriend en metgezel is. Dat moet je omarmen. Ik noem vijf redenen voor wonen op het water: 1. 2. 3. 4. 5.
Ruimtebesparing: je kan het oppervlak van water benutten voor andere zaken en ruimte is nu eenmaal schaars. Kostenbesparing op lange duur is wonen op water goedkoper. Je kan snel en flexibel bouwen. Het maatschappelijk rendement is groot. Je kan energie besparen (kan energie-neutraal). Je past je aan aan klimaatverandering. De beleving is heel anders. Het is niet zozeer een technische droom. Kunnen we het water toelaten? 11
Drijvende stad in de stadshavens Juist in de stadshavens, waar nog nauwelijks natuur is, liggen kans om aan ecologische ontwikkeling te werken. Waarom dan een drijvende stad? Een drijvende stad is meer dan een verzameling van drijvende woningen. Het aantal functies moeten geïntegreerd worden. Het is een eenheid: technisch, sociaal en economisch. Dit heeft ook internationale allure. Over twintig jaar komen Chinezen en Japanners hier naar kijken. Investeerders laten trots plaatjes zien van wat ze doen in bijvoorbeeld Dubai of Shanghai. Waarom doen we het elders in de wereld wel en niet hier in Rotterdam? Het bedrijf Deltasync, een startup van studenten uit Delft, heeft aan de wieg gestaan van de drijvende stad. Het concept bestaat uit autonome halve bollen, die kun je onafhankelijk van elkaar bouwen, maar wel met elkaar verbinden, bijvoorbeeld door een drijvende snelweg. In zo’n bol kunnen 500 mensen wonen. Alles wat je doet, gebeurt via het water. In de toekomst kan het zelfs energie leveren. Technisch kan het. Sociaal is het nog te weinig getest. Voor wie is het interessant en aardig? Wat versta ik onder een drijvende stad los van het techische hoogstandje? • • • • •
in fysiek opzicht duurzaam (energieneutraal, cradle to cradle en klimaatbestendig) in economisch opzicht betaalbaar (niet voor de blanke hoogopgeleide elite, maar juist voor gewone mensen toegankelijk). uiteraard veilig en betrouwbaar. in sociaal opzicht duurzaam (een prettige leefomgeving, lekker wonen). in cultureel opzicht bouwen in de geest van de cultuurhistorie (beleving is heel belangrijk).
De brandweer in Rotterdam zal hier vast tegen zijn, er zijn wel honderd redenen om tegen te zijn, maar laten we daar mee ophouden. Experimenteerruimte is nodig in een regelluwe zone. We moeten ons niet laten ophouden door weerstanden. Wat is een geschikte locatie? Natuurlijk in Rotterdam, in de stadshavens. Maar er is ook competitie. Amsterdam wil eigenlijk voor zijn. Almere ook. Haarlemmermeer heeft ons ook benaderd. Voor het eind van het jaar willen we een bieding uitbrengen naar deze steden. De Urgenda wil mogelijk maken dat het gebeurt. Hier zou het kunnen in de stadshavens. Wie is het eerste? En wat is nu een geschikte doelgroep? Niet alleen voor mensen zoals ik. Een China Floating Town is een mogelijkheid. En laten we stoppen met bouwen in de Zuidplaspolder. Dat is volkomen onnodig. Hier kan je bouwen voor mensen in de regio, voor nieuwe Havelingen. Ga niet knokken om dezelfde mensen en ga niet bouwen in het afvoerputje van de Randstad. Laten we ook bouwen voor de mensen op Zuid. Rotterdam is de enige stad die vergroent en drie kwart van de jeugd is allochtoon. Laten we die groep ook bedienen. De doelstelling is dat er over 15 jaar een drijvende stad ligt voor 20.000 inwoners. De drijvende stad kan modulair worden opgebouwd, te beginnen met een paar honderd inwoners. Misschien over 20 jaar wel het eerste drijvende olympische dorp of een drijvend stadion. Wat is daar nu voor nodig? Probeer vooral over de barrières heen te stappen. Water, techniek, ruimte, intersse, het is allemaal aanwezig. Investeerders willen meedoen. Het enige dat ontbreekt is visionair leiderschap, lef, moed en ambitie.
13
3. Geen woorden maar daden Peter van Rooy Dit essay is een bewerking van de transcriptie van de lezing van Van Rooy, directeur van adviesbureau Accanto en extern adviseur van Habiforum. Jan Rotmans heeft het gehad over de stichting Urgenda. Ik ben betrokken bij iets vergelijkbaars maar toch weer even anders: het programma NederLandBovenWater. Daar zijn we ook met veel partijen bezig om een slag te maken. We hebben daarvoor nu vijftig gebiedsontwikkelingen in Nederland op het netvlies. Die zijn we aan het analyseren. Wat blijkt, je moet een hele stevige urgentie hebben. Een echte “urgenda”, wil je überhaupt tot dit soort grote omslagen komen. Dat hebben we eerder ook geconstateerd in een exercitie voor de vijf departementen om te komen tot een uitvoeringsprogramma bij de Nota Ruimte. Er zijn 23 rijksprojecten benoemd, Stadshavens staat daarbij. Wil je het tot een succes maken, moet je het overtuigend neer kunnen zetten, het willen en het kunnen. Jan Rotmans had het hier ook over; waarom gebeurt het dan nog niet? Daar ga ik pogen nu wat licht op te doen schijnen vanuit mijn perspectief. De uitdaging voor Rotterdam Als Amsterdammer en Utrechter ken ik Rotterdam als een stad van “Niet lullen maar poetsen”. Ik zou zeggen: Vasthouden die mentaliteit. Want de geschiedenis in eigenlijk alle landsdelen en werelddelen leert dat decadentie als tegenhanger van aanpakken het einde van een cultuur inluidt. In de zeer dynamische wereld waar we in verkeren is aanpakken echter niet gelijk aan altijd maar voortzetten van wat je hebt gedaan. Van tijd tot tijd graag reflecteren op wat je nou doet en waar dat harde werken zich op richt. Want dat moet natuurlijk wel gezond zijn en gezond blijven. Daar denk ik dat Rotterdam een slag aan het maken is. Want daar wordt gereflecteerd op dat harde werken. Welke koers gaan we in? Ik heb stukken uit de kranten verzameld. Dan zie je dat ook gezegd wordt vanuit het bestuur dat monomaan inzetten op traditionele havenactiviteiten gewoon geen optie is. Want dat leidt tot heel veel ongeschoolde arbeidskrachten, terwijl we in een hoge diensteconomie verkeren en het aantal ongeschoolde arbeidsplaatsen ver achterblijft in een land als Nederland. Robots nemen arbeidskrachten over en de Brainport Eindhoven, dat is een les die heb ik geleerd in het kader van het Nota Ruimte project, die heeft wat betreft de bijdrage aan het bruto nationaal product Rotterdam al van de tweede plaats gestoten. Eindhoven staat dus op nummer 2 en dat was voor mij echt verrassend. Want ik ben toch grootgebracht met het beeld van de Randstad, daar gebeurt het en daarbuiten heb je ook nog wat met schapen en gloeilampen. Dat beeld is echt aan het veranderen. Rotterdam is van de vier grote steden de stad met de minste hoogopgeleiden (30 procent) en de meeste laaggeschoolden (ook 30 procent). Op dit moment komt 1 op de 2 jongeren van school zonder diploma. Nergens in Nederland wordt op zo’n grote schaal binnenstedelijk gebouwd als in Rotterdam. Dat past helemaal bij het adagium “Niet lullen maar poetsen, doorpakken.” Er zijn plannen voor wolkenkrabbers tot 180 meter. En dat zijn allemaal nog koopwoningen ook. Voor de beurs van hoogopgeleiden met goede banen. Nu blijkt uit onderzoek van onder andere de Neprom dat hoogopgeleiden en mensen met een stevige beurs, kunnen kiezen waar ze gaan wonen. En slechts een klein deel kiest voor een appartement in de stad. Die gaan meestal wonen in het groen. De Zuidplaspolder, daar hebben we eerder debat over gehad. De locatiekeuze vind ik nog steeds onbegrijpelijk, hoe je in zo’n put kunt gaan bouwen. Maar dat hebben we nou eenmaal gehad en we gaan dat waterneutraal doen. Je zou kunnen zeggen, dat is het groene bouwen voor een bepaald soort mensen die dat ambieert. En dat zijn misschien niet de mensen die naar Rotterdam, naar een grote stad trekken. Mensen met een goede beurs, hoogopgeleid, willen ook voorzieningen om de hoek hebben. En die willen een omgeving met een eigen identiteit.
15
Stadshavens Rotterdam, Stadshavens, 1600 hectare, daar kun je heel veel doen. Van de 23 projecten uit het uitvoeringsprogramma Nota Ruimte heeft Habiforum er enkele beargumenteerd benoemd als projecten van nationaal belang met nationale allure. En ons advies aan de departementen is: zet hier stevig op in. U voelt hem al, deze hoort er absoluut bij. Als ik dan denk aan Stadshavens, dan roept dat bij mij het Sausalito gevoel op. Dat is een grote drijvende wijk in San Francisco waar hoogopgeleiden wonen. Maar niet de mensen die streven naar gated communities. Maar mensen die wel degelijk zichzelf willen verbinden met de omgeving. Drijvende woningen met drijvende tuinen. Auto’s worden allemaal geparkeerd buiten de wijk. Eén ding viel me op bij de gepresenteerde studentenprojecten: de auto staat overal! En daar zullen we toch iets creatiefs mee moeten doen. Want als je echt een slag wil maken en kiest voor waterwonen, voor identiteit, dan wil je ook wel wat anders met die auto’s en dan wil je niet een ronkende motor voor je deur. Dat is daar in de Verenigde Staten, Vancouver en een aantal andere wijken in Azie inmiddels ook gerealiseerd. Je parkeert je auto en gaat verder met kleine karretjes of met een bootje. Aan die wijken gaat de kredietcrisis waarschijnlijk voorbij. Die woningen blijven in prijs stijgen en zijn uitermate populair. Ik kan u zeggen dat een waterwoning daar onder een miljoen dollar niet weggaat. Zoveel vraag is er naar, want die mensen wonen tussen het groen met de vogels en de rust op het schone water. En toch op de hoek van al die prachtige voorzieningen die je hebt. Want dat is dus een voorwaarde. En wat is daar voor nodig? De Stadshavens wordt als het aan mij ligt het Sausalito van Nederland. Waar je echt een icoon neerlegt als we daar maar voor kiezen. Wat is er nou voor nodig? Urgentie en de wil van het gemeentebestuur. Die is er ongetwijfeld. En ondanks dat kan ik het toch niet nalaten om er een stukje uit het NRC van afgelopen maandag bij te halen. Het Rotterdamse College vroeg burgers om kritiek te leveren op hun beleid. Pieter Tops zei: het ontbreekt Rotterdam aan elan en scherpte, de deelgemeentes staan oplossingen in de weg, de maatschappelijke elite houdt zich opvallend afzijdig en bovendien heeft het stadsbestuur (8 wethouders!) geen gezicht, ieder zingt zijn eigen liedje. Aldus Tops, die in de pauze werd overladen met complimenten. Laten we hopen dat het een incident is. Een avondje, een ontlading en dat het gewoon niet waar is. We hebben geconstateerd in de visitaties voor de Nota Ruimte projecten dat hier wel een beweging gaande is, maar dat de ondernemers die in Stadshavens nu actief zijn, nog onvoldoende betrokken zijn. En die zul je ook mee moeten nemen, wil je de beoogde beweging kunnen maken. Op de tweede plaats staat de regelgeving voor waterwonen. De waterbond heeft eind 2006 groot onderzoek doen uitvoeren door het NIPO. En daar kwamen onthutsende resultaten uit: de overgrote meerderheid van de bevolking ziet waterwonen als een logisch antwoord op klimaatverandering. De helft van de bevolking staat in beginsel positief tegenover het betrekken van een waterwoning maar heeft nog wel tal van vragen. Want ze associëren bijvoorbeeld waterwoningen met drijvende woonwagens. En die worden gedoogd. Wie kent er niet die verhalen van woonbootbewoners die bij de gemeente, het waterschap, rijkswaterstaat -daar komt die hele publieke familie weer om de hoek-, verschillende vergunningen moeten aanvragen. En na het verlenen nog niet weten waar ze aan toe zijn. Dat is niet aantrekkelijk want dan kiezen we wel voor een woning op het land. Dus het imago is erg belangrijk. Dat zullen we moeten ombuigen van woonboten naar watervilla’s. Ik las laatst een poll in de Metro: “Ik heb genoeg van de hype over de verbetering van het klimaat”. 91 procent zegt ja. Dat is dus wat er nu aan de hand is in de samenleving. Want we praten over doemscenario’s en we weten het niet te verbinden met daden. Onderzoek van de SEV laat een vergelijkbaar resultaat zien met het onderzoek van de Waterbond. Zij zeggen: waterwoningen zijn kansrijk, zeker voor stedelijke gebieden. Maar het lukt dus niet. Belangrijkste boodschap van de SEV uit dit onderzoek is dat overheden gezamenlijk tot congruente regelgeving moeten komen. Ik ben lid van de Commissie Fundamentele Verkenning Bouw. Wij zijn gevraagd om de regelgeving van bouwen en gebiedsontwikkeling tegen het licht te houden. En we komen eigenlijk tot de constatering dat we in de afgelopen eeuw heel veel regels hebben bedacht. En dat het nogal populistisch is om te zeggen: we moeten nou de helft van de regels kwijt. Achter elke regel zit wel een waarde die we op een bepaald moment wilden beschermen. Daarom is een
16
regel bedacht. Die waarden willen we wel behouden, want niemand wil terug naar kinderarbeid, groene soep in het water, luchtverontreiniging, ga zo maar door. Dat zit allemaal achter die regels. Maar het doorstapelen van die regels, sectoraal, vanuit op dit moment 27 bewindslieden in dit kabinet die allemaal hun eigen toko hebben, hun eigen regeltje. Dat werkt dus niet meer. Dus we zullen vooral naar congruentie van regels moeten. En dan kan op een andere manier worden gestuurd. Zeker ook uitgaande van de verantwoordelijkheid van burgers en andere partijen. En een faciliterende overheid. Dat is een beetje de portee van ons advies. Zojuist hebben de studenten aangegeven wat zij voorstaan met waterwonen. Thans staan dromen en eerste schetsen centraal. Daarna gaan we kijken of het echt haalbaar is, technisch en betaalbaar. En niet andersom. Eerst die creativiteit. Nou, dat zit hier in die stad. En vervolgens, over die regelgeving. Zorg ervoor dat die halve regels in de prullenbak belanden. En laat ook Rotterdam op dit gebied voorop lopen, en kom tot tien congruente regels voor waterwonen. Tien regeltjes die helderheid geven; niet teveel maar ook niet te weinig. Want we moeten het natuurlijk niet hebben, dat kort na oplevering van de eerste waterwoningen kleine kinderen verdrinken. Dan is het gewoon over. Projectontwikkelaars hebben ook een verantwoordelijkheid. Die moeten absolute garantie geven dat er geen gekke dingen gebeuren. Dat kan hier in Stadshavens, en bijvoorbeeld veel minder in het Markermeer. Want daar heb je te maken met opwaaiing van water tot enkele meters hoog. Dat klotst gewoon voor de kust van Almere. Niet doen dus. Ook de eilanden van Balkenende zijn nooit serieus genomen. Dat is een sprookje om een innovatieplatform te legitimeren. Ga liever echt innoveren in plaats van het oplaten van luchtballonnetjes. Investeer het ergens in en sla dan deze prachtstad vooral niet over. Tot slot. Ik denk dat hier vandaag een trendbreuk zou kunnen ontstaan voor Rotterdam. Om inspiratie op te doen: ga ook een keer in Londen en Hamburg je licht opsteken. Vooral in Hamburg, waar ze veel verder zijn dan in Nederland, omdat daar eerder wordt gedacht van ‘dit kan wel’ in plaats van ‘dit kan niet’. Wonen op het water past bij de Rotterdamse cultuur van niet lullen maar poetsen en altijd maar doorgaan en aanpakken. Net zoals voor de havenactiviteiten vereist ook het nieuwe waterwonen van tijd tot tijd een gezonde reflectie. En wat reflecteert nou meer dan water? Elke dag die bespiegeling. Je kijkt in het water en je denkt: ben ik nou goed bezig?
17
4. Drijvend wonen in de Rotterdamse stadshavens Mark Harbers Dit essay is een bewerking van de transcriptie van de lezing van Harbers, wethouder haven en economie Gemeente Rotterdam. In 1260 bouwden onze voorouders een dam in de Rotte op de plek waar de Hoogstraat de Rotte kruiste. En daarmee hebben zij het fundament gelegd voor onze stad. Rond die dam ontstond een nederzetting die al snel uitgroeide tot een belangrijke handelsplaats met een aantal havens. En daaruit ontstond de stad. En het ontstaan van de stad Rotterdam is representatief voor de geschiedenis van onze stad. Waar de verhouding tussen water en land als een rode of misschien moet je zeggen, blauwe draad, doorheen loopt. Want zoals u weet, Rotterdam een die lange geschiedenis van havenontwikkeling. Delfshaven, de Oude Haven, Boompjes, Schiehaven, Mullerpier. En vanaf ongeveer 1870 de stap naar Rotterdam Zuid. En via de Waalhaven en daarna de Botlek, Europoort, Maasvlakte. En nu de stap naar de 2e Maasvlakte. Hoewel de havens en de grootschalige havenactiviteiten steeds meer naar het westen trekken, is er nooit sprake geweest van een echte scheiding. Want dat kan helemaal niet. Wereldwijd, waar je ook komt merk je; stad en haven zijn in Rotterdam onlosmakelijk met elkaar verbonden. Daar ontlenen wij al onze internationale bekendheid aan. En historisch gezien hebben wij als stad steeds opnieuw, vanuit dat perspectief, wanneer havenfuncties kwamen te vervallen, opnieuw functie en betekenis gegeven aan het gebied. Er was in de geschiedenis ook een periode dat het vertrek van de havenfuncties min of meer werd afgewacht. Maar dat is al een tijdje niet meer het geval in Rotterdam. En een belangrijk moment daarin is de ontwikkeling van de Kop van Zuid geweest. Hier werd lang voor het vertrek van de haven gezocht naar nieuwe functies en nieuwe bestemmingen. En werden er plannen ontwikkeld. Anticiperend op het vertrek van havenactiviteiten naar het westen. En dat heeft ervoor gezorgd dat, voordat die havenfuncties echt waren verdwenen, de Kop van Zuid al de toen bestaande titel Nationaal Sleutelproject mocht dragen. En toen werden al een aantal afspraken gemaakt met het Rijk onder andere over wat de Rijksbijdrage daaraan zou zijn. Vooruit kijken dus en kijken naar nieuwe mogelijkheden. Dat is iets waar Rotterdam groot door is geworden en wat een belangrijke naam heeft gegeven aan onze stad. Zowel nationaal als internationaal. Met Stadshavens is die aanpak nog verder versterkt. Het eenvoudig dempen van de haven is al lang geen vaste aanpak meer. Vanaf 1970 kent Rotterdam een geregisseerde aanpak van het herbestemmen van havens die hun havenfunctie verliezen. Diverse havenbekkens in de stad, zoals de Leuvehaven en de Oude Haven, hebben daardoor in de loop van de jaren nieuwe bruisende functies gekregen. In eerste instantie volgend op vooral de kracht van het water, de guideline kun je zeggen voor de stedelijke ontwikkeling. Zo is op voorstel van Riek Bakker destijds besloten om de reeds ingezette demping van de Spoorweghaven te stoppen en het water daar te gebruiken als kwaliteit voor het scheppen van een onderscheidend woonklimaat. Dat is ook het uitgangspunt van Stadshavens. Dat is het versterken en verbinden van verschillende functies in het gebied. Stadshaven, dat is een gebied van maar liefst 1600 hectare midden in de stad. Groter dan de stad Gouda. En dat mogen we de komende 20, 30 jaar opnieuw van functie en betekenis voorzien. Dat schept ongekende kansen voor Rotterdam. Stadshavens is daarom een project met ontzettend veel ambitie waarmee Rotterdam de komende decennia investeert en werkt aan de vernieuwing en herontwikkeling van het Stadshavensgebied. Meer hoogwaardige werkgelegenheid, compacte verstedelijking, kwaliteitsverbetering in de leef- en werkomgeving en nieuwe oplossingen voor de milieu- en wateropgave. Dat zijn de belangrijke uitdagingen voor de komende jaren in dat gebied. En daarbij geldt voor ons een hele grote urgentie. 1600 hectare. Kijk naar de landkaart van de stad en de regio. Kijk naar de landkaart van de provincie Zuid-Holland. In dit gedeelte van het land vind je die ruimte niet meer. Voor ons is het de enige en unieke kans voor deze hele eeuw om ruimte te scheppen. Als dat geen urgentie is. Dat geeft uitdagingen die passen bij de ontwikkelingen die Rotterdam heeft doorgemaakt. In de loop der jaren is Rotterdam van een havenstad, steeds meer een internationale stad met een
19
wereldhaven geworden. De naam Stadshavens drukt dat perfect uit. Het is niet alleen een uniek project met grote ambities, maar vooral een project waarmee de internationale positie van stad en haven verder wordt versterkt. Het is ook een van de belangrijkste onderdelen van de Stadsvisie Rotterdam. Waarin wij als stadsbestuur hebben neergelegd hoe de stad zich de komende 20, 30 jaar verder ontwikkelt. En een project dat de grenzen van Rotterdam ruim overschrijdt. Het is dan ook niet voor niets dat de landelijk overheid Stadshaven heeft opgenomen in het programma Randstad Urgent. In de visie van de stad geeft de Maashaven mede invulling aan zowel de doelstelling verdere ontwikkeling van onze economie als aan de doelstelling “het creëren van aantrekkelijk woonmilieus”. De Maashaven is onderdeel van het VIP-project Stadshavens maar ook van het VIP-project Woonmilieu Kop van Zuid. En de directe aansluiting bij het bestaande stedelijk gebied maakt het mogelijk ook het bestaande gebied daarmee direct te versterken. En hoewel de ontwikkeling van Stadshavens nog decennia zal vergen, is het belangrijk nu al het proces te regisseren vanuit een samenwerking tussen stad en haven. Eenvoudig gezegd: We moeten ervoor zorgen dat de juiste dingen in gang worden gezet met het oog op de toekomstige ontwikkelingen. En het feit dat we vooruit kunnen kijken en we weten dat een transformatie van de haven zal gaan plaatsvinden, maakt het mogelijk om ook die ontwikkeling van die Maashaven goed te regisseren en moderne ontwikkelingen meteen aan het begin in te brengen in het proces. Dat betekent integraal naar zo’n gebied kijken. Goede samenwerking tussen private partijen, overheden en maatschappelijke organisaties. Het gaat daarbij om het vraagstuk van water, waterberging en het milieu. Maar evengoed om nieuwe technieken en het scheppen van een omgeving die bestand is tegen ontwikkeling in de tijd. Het water biedt een unieke kans om hier aantrekkelijke woonmilieus te creëren. Met behulp van drijvend wonen en werken is die mogelijkheid maximaal te benutten. Met kleinschalig wonen en/of werken op het water hebben we wel al wat ervaring opgedaan, daar is al aan gerefereerd. Een hele wijk maken op het water is voor ons als stad een nieuwe uitdaging. Maar Rotterdam is een stad van uitdagingen, van vernieuwingen en we hebben die urgentie. Want het is onze enige kans op ruimte. Dat vraagt de komende tijd wel om nader onderzoek. Om het bij elkaar brengen van expertise vanuit diverse disciplines: civiele techniek, architectuur, stedenbouw en sociale kennis. En dat kan. Wij worden daarbij mede geïnspireerd door verschillende internationale voorbeelden: Londen, Hamburg. Die ook ons hebben opgezocht om gezamenlijk die ontwikkeling vorm te geven. En dat geldt ook voor steden in Noord-Amerika: Vancouver en Chicago. Terug naar de studies naar de Maashaven die hier vandaag worden gepresenteerd. Deze studies zijn ook voor de stad een belangrijke stap. We leggen daarbij een belangrijke verbinding tussen opleiding, onderwijs, economie en stedelijke ontwikkeling, door het betrekken van studenten bij deze opgave. Studenten met verfrissende ideeën en visies en ambities. Het zal nog enige tijd duren voor de plannen van de Maashaven worden uitgevoerd, maar ter geruststelling van Jan Rotmans zeg ik erbij: minder dan 15 jaar. Ook op de terreinen van regelgeving en beheer zal nader onderzoek nodig zijn om zo’n drijvende wijk te kunnen realiseren. Dat gaan we dus ook doen. Want het is een van de doelstellingen die we binnen het project Stadshavens hebben geformuleerd met de dure term “floating gentrifigation”. Het realiseren van innovatie werkconcepten op, in en aan het water als een impuls voor de “quality of life” voor de hele stad. Vandaar dat ik ook blij ben dat Jan Rotmans met zijn Urgenda betrokken is bij de initiatieven. Bijvoorbeeld ook om hier een Rotterdam Climate Campus te gaan vestigen waarin we gewoon de praktijkervaring zullen gaan opdoen. Het is een belangrijke ambitie van de stad die we ook hebben uitgesproken naar VROM. Bijvoorbeeld om te kijken of we hier ook in zo’n gebied aan de slag te kunnen gaan met een soort regel luwe zone. We kregen nog niet gelijk een ja”, maar we kregen ook geen “nee”. We moeten gewoon gaan kijken, aan de slag te gaan, kijken wat je tegenkomt aan vraagstukken en daar oplossingen voor verzinnen. Natuurlijk weet ik hoe de brandweer kijkt tegen bouwen op en aan het water. Maar ik weet ook dat we in Nederland de technische oplossingen hebben om daaraan tegemoet te komen. Om te voorkomen dat datgene gebeurt waar voor gewaarschuwd werd, namelijk dat in het beginstadium van zo’n drijvende wijk ongelukken gebeuren. Wij kunnen dat als Nederland en wij kunnen dat als Rotterdam de hele wereld laten zien. En wij knokken ervoor om hier de komende jaren onze experimenteerzone in te mogen richten. Want hier komt alle ambitie van de stad bij elkaar.
20
Hier komt alles bij elkaar, wat wij willen, met economische versterking van de stad. Om daarmee de mensen in de stad het makkelijker te maken weer een stap te zetten om zich verder te ontwikkelen. Daarmee de kans op werk voor mensen die nu nog geen werk hebben dichterbij te brengen. Daarmee de kans op een leuk huis, in een leuke omgeving, voor mensen die dat nu nog niet hebben dichterbij te brengen. En daarmee de kans om een enorm statement te maken dat het deze stad ernst is om weer een grote stap vooruit te komen in de 21e eeuw. Daarbij hebben wij ieders inbreng nodig. Want de kracht van onze innovatie zit in samenwerking tussen verschillende disciplines en grensverleggend denken. Jullie, en dat zeg ik tegen de studenten, hebben met deze studie een aantal belangrijke eerste stappen gezet op deze weg. Met elkaar zijn we klaar om het straks te winnen van Almere en Haarlemmermeer.
21
5. Wat beweegt de woningmarkt? Regelgeving en bouwen op het water Jeroen Singelenberg NB dit essay is de samenvatting van het SEV-advies inzake waterwonen aan de ministers van VROM en WWI (SEV, 2008). Singelenberg is auteur van dit advies en is werkzaam bij de SEV als programmaregisseur. In Nederland zal meer en meer worden gebouwd in gebieden waar ook een wateropgave ligt. Bouwrijp maken door ophoging zoals thans gebruikelijk, verkleint het waterbergend vermogen en vergroot het risico voor bestaand woongebied. Plaatselijke ophoging (wonen op terpen of dijken) kan worden gecompenseerd door uitgraving of inundatie (drijvend wonen en paalwonen). Zo ontstaan boeiende en gevarieerde woonmilieus. Beleid Er zijn meerdere aanwijzingen dat onder consumenten belangstelling bestaat voor diverse vormen van waterwonen. De bestaande markt van woonarken laat een voortdurende prijsstijging en kwaliteitsverhoging zien. De drijvende villa’s van nu lijken weinig meer op de naoorlogse woonschepen en woonarken. Een consumentenenquête van SEV en OTB versterkt het beeld dat het voorlopig nog vooral gaat om een avantgarde met een duidelijke oriëntatie op water en watersport. Het betreft een stedelijke groep met hoge opleiding en inkomen die op zoek is naar rust en ruimte in een waterrijk landschap. Een open verbinding met het waterwegennet is voor hen een vereiste. Ontwikkeling van kleinere waterwoonlocaties voor deze voorhoede kan de eerste stap zijn om ervaring op te doen. Op basis van de reeds bekende plannen en projecten uit binnenen buitenland kan de verwachting worden uitgesproken dat er twee typen drijvende woonmilieus ontstaan: • •
luxe watervilla’s op individuele kavels met alle infrastructuur en comfort als bij vrije kavels op het land; drijvende communities met een meer alternatief karakter op basis van collectief particulier opdrachtgeverschap, qua sfeer aansluitend bij de huidige woonarkenwereld.
Over kwantiteiten en marktaandeel valt nog weinig te zeggen. De geregistreerde belangstelling in zeven steden waarmee de SEV contact heeft omvat in totaal 5.000 à 10.000. Aanbeveling 1: Geef VROM-breed de ruimte aan waterwonen door het voeren van een stimulerend beleid en het wegnemen van beperkingen die de concurrentie met landwonen kunnen verstoren. Waterwonen dient zowel de wateropgave als de woningbouwopgave en de wensen van de consument. Waar lopen plannen op vast? • • •
voortdurende onzekerheid over interpretatie van wet- en regelgeving; na-ijlen van ruimtelijke plannen; nog onvoldoende vertrouwen in de markt.
Ondanks de uitspraak van staatssecretaris Remkes in het jaar 2000 (inzake IJburg), dat waterwonen inclusief drijvend wonen onder het regime van Woningwet en Bouwbesluit valt, duurt de juridische discussie over ‘roerend of onroerend’ voort tot op de dag van vandaag. De ervaringen in het buitenland hebben ons geleerd dat volstrekte helderheid over de geldende wet- en regelgeving van cruciaal belang is voor het vertrouwen van marktpartijen in waterwonen en dus voor de ontwikkeling van de markt. Dit geldt zowel voor de consument als voor de projectontwikkelaars, de financiers en de verzekeraars. Nationale, provinciale en locale overheden zowel als waterschappen en Rijkswaterstaat dienen unisono te spreken over dit onderwerp. Het formeel regelen van waterwonen in structuurvisies en bestemmingsplannen is evenzeer een cruciaal punt.
23
Aanbeveling 2: Het ministerie van VROM zou een coördinerende rol dienen te nemen in het afstemmen van beleid en richtlijnen voor uitvoering van regels tussen diverse overheden en waterbeheerders. Wet- en regelgeving Het rapport ‘Waterwonen goed geregeld’ dat in opdracht van de SEV is opgesteld, adviseert om als uitgangspunt te kiezen voor volstrekte gelijkwaardigheid tussen drijvend en amfibisch wonen en wonen op het land. Hierbij maakt het niet uit op welke wijze de drijvende woning direct of indirect met de bodem is verbonden. Het feit dat de drijvende woning eens in de zoveel jaar tijdelijk verplaatst moet worden voor onderhoud doet ook niets af aan het onroerend karakter. De drijvende woning blijft juridisch onlosmakelijk verbonden met de (water)kavel. De formuleringen van het Bouwbesluit verzetten zich geenszins tegen dit uitgangspunt. Bij vervanging door een andere drijvende woning is een sloop- en bouwvergunning nodig. Dit volgt uit de interpretatie dat een drijvende woning een bouwwerk is. De combinatie van woonbestemming en gronduitgiftebepalingen regelt dit. Daarnaast blijft voor de bestaande vloot woonarken en woonschepen het huidige regime van roerend goed en ligplaatsen gelden. Het is de gemeente die door al of niet de bestemming wonen in het bestemmingsplan op te nemen, bepaalt of er sprake is van woningen dan wel woonarken. Transformatie van bestaande ligplaatsen in waterkavels met woonbestemming is bestemmingswijziging en vereist overleg met betrokkenen. Aanbeveling 3: Er zal een stimulerende werking uitgaan van een heldere, formele en schriftelijk vastgelegde uitspraak van de minister van WWI dat ook drijvende en amfibische woningen worden beschouwd als onroerend goed en als bouwwerken in de zin der Woningwet indien zij ‘naar aard en inrichting bedoeld zijn om ter plaatse te functioneren’. Aan de ministers wordt aanbevolen om door juristen deze kwestie te laten uitzoeken en eens voor altijd op te lossen door aan gemeenten de juiste formuleringen aan te reiken die voortvloeien uit de keuzen voor het regime ‘onroerend’. Kennisoverdracht en stimulering Ook al is juridisch helder gesteld dat voor alle vormen van waterwonen dezelfde regels gelden als op het land, dan nog kan de interpretatie van dit beginsel door locale autoriteiten belemmeringen opleveren, waardoor projectontwikkeling langer duurt dan op het land. Allerlei prestatie-eisen uit het Bouwbesluit dienen immers vertaald te worden naar situaties waarin water (permanent of periodiek) aanwezig is onder de woning. Gemeenten zijn hierin de belangrijkste partij. Zij zijn degenen die bestemmingsplannen opstellen, bouwverordeningen opstellen, bouwvergunningen afgeven en gronduitgifte bepalingen hanteren. De VNG is in deze een belangrijke partner. Maar de kennisoverdracht dient breder te worden opgezet. In ons polderland zijn ook de waterbeheerders, provincies, hulpdiensten en nutsbedrijven belangrijke partijen. Aanbeveling 4: De SEV adviseert aan VROM/WWI om in samenwerking met Verkeer en Waterstaat een gezaghebbend Kenniscentrum Waterwonen op te richten voor tenminste de komende drie jaar; hierin zouden ook VNG, IPO en Unie van Waterschappen kunnen participeren. Het kenniscentrum geeft richtlijnen en handreikingen voor interpretatie van wet- en regelgeving bij waterwonen, ontwerpt modelverordeningen en –bepalingen, verzamelt jurisprudentie en best practices. Op verzoek kan het ook als ombudsteam optreden om een vastgelopen planproces te helpen vlottrekken. Ruimte geven voor waterwonen Onze ruimtelijke plannen zijn nog niet ingericht op de ontwikkeling van waterwoonlocaties op grotere schaal. Naast bovengenoemde avant-garde is er mogelijk belangstelling voor ‘Vinex-achtige’ waterwoonwijken op grotere schaal. Hierbij gaat het om een mix van waterrijk wonen op het land (terpwonen, dijkwonen) en wonen op het water (drijvend, op palen). In de Haarlemmermeerstudie zijn oplossingen voorgesteld voor evidente vraagstukken als ontsluiting, parkeren en openbare ruimte (groen naast blauw). In de concurrentie met ‘droge nieuwbouw’ zal de meerwaarde van waterwonen bewezen moeten worden. De daadwerkelijke belangstelling van
24
consumenten kan alleen onderzocht worden aan de hand van een reëel plan voor een reële locatie. In het algemeen ligt het op de weg van provincies, gemeenten en waterbeheerders om ruimte voor waterwonen te scheppen in hun structuurplannen, bestemmingsplannen en watertoetsen. Een uitzondering vormen de buitendijkse locaties - met name langs de grote rivieren - waar Rijkswaterstaat toestemming moet geven en het Groene Hart in de Randstad waarvoor de nationale Structuurvisie Randstad in voorbereiding is. Vanwege de lange voorbereidingstijd is het noodzakelijk dat nu de discussie wordt gestart over mogelijke ontwikkeling van waterwonen in de diepe polders in de Randstad en bij de steden in het rivierengebied en over de condities die daarbij gesteld zullen worden. Aanbeveling 5: Aan de minister van VROM wordt geadviseerd om op korte termijn de discussie te starten over grotere nieuwe locaties in diepe polders en bij de riviersteden waarin de functies wonen, waterberging, recreatie en natuur gecombineerd worden. Dit in het kader van de structuurvisie voor de Randstad en de nota Ruimte voor Rivieren en de komende nota voor het IJsselmeergebied. Provincies, gemeenten en waterbeheerders Waterwonen is een nieuw fenomeen. Er is nog geen plaats voor ingeruimd in provinciale structuurplannen en -visies en in gemeentelijke bestemmingsplannen. De bijbehorende legenda dient nog te worden ontwikkeld (percentages wonen, percentages water, arceringen, waterdetails). Belangrijke randvoorwaarden voor het toelaten van wonen in watergebieden of gebieden met overstromingsrisico dienen in de ruimtelijke plannen te worden geregeld: het maximale en minimale waterpeil, het waterbergend vermogen, de waterafvoercapaciteit en de waterkwaliteit. Belangrijk hierbij is de inbreng van de waterbeheerder middels een (ontwerp) Peilbesluit. De maximale peilfluctuatie in het plangebied is van belang voor de beoordeling van peilbestendige bouwplannen maar ook voor de kwaliteit en waardeontwikkeling van het woonmilieu. ook het aangeven van de kans op overstroming of wateroverlast (frequentie) hoort in de toelichting bij het bestemmingsplan thuis. Het mag niet zo zijn dat risico’s worden afgewenteld op gebruikers en eigenaren. Aanbeveling 6: Aan provincies en gemeenten adviseert de SEV om de dubbelfunctie waterwonen planologisch te regelen in structuur- en bestemmingsplannen. Hierbij behoort de inbreng van waterbeheerders inzake peilfluctuatie (Peilbesluit) en waterkwaliteit (Watertoets). Aan IPO, VNG en Unie van Waterschappen wordt geadviseerd om een gezamenlijke commissie in te stellen die het planologisch proces inzake waterwonen uitwerkt. In de fase van bouwvergunning en gronduitgifte heeft het waterwonen eveneens enkele bijzondere aspecten. Voor het overige dienen geen andere eisen te worden gesteld dan bij de ‘droge’ woningbouw conform de (Model) Bouwverordening en het Bouwbesluit. Wel kan gelden dat op andere wijze aan de prestatie-eis kan worden voldaan, bijvoorbeeld bij brandveiligheid. Voor een landelijk uniforme interpretatie van de geldende eisen in het geval van waterwonen door gemeentelijke diensten is het van belang dat VROM en VNG met een gezamenlijke handreiking komen. (NB VROM inspectie Zuid heeft reeds initiatief hiertoe genomen). Aanbeveling 7: Advies aan VROM (inspectie) en VNG om een handreiking uit te geven inzake toepassing van Bouwbesluit en Model Bouwverordening in geval van toetsing van bouwplannen voor waterwonen. Daarnaast is helderheid gewenst over de eigendomssituatie en onderhoudsplicht bij uitgifte van waterkavels en over de infrastructuur. De SEV-pilotgemeenten hebben hiermee al ervaring opgedaan. Er zijn verschillende keuzen mogelijk: •
•
gronduitgifte in erfpacht of in eigendom: in de erfpacht- of uitgiftebepalingen dient bij drijvende woningen het waterbeheer onder de drijflichamen en het oeverbeheer te worden geregeld, voor zover dit niet reeds geregeld is in de legger op grond van de Waterschapswet; bij uitgifte in eigendom dient te worden aangegeven in welke situaties een Vereniging van Eigenaren verplicht is, namelijk indien de woningen uitsluitend bereikbaar zijn via een private infrastructuur (steigers e.d. bij een Marina).
25
Van belang is ook dat helderheid wordt geschapen over de kostenverdeling voor de planexploitatie bij dubbel grondgebruik (waterberging en woningbouw). Ook de waterbeheerder heeft immers een zakelijk belang bij het scheppen van seizoens- en piekbergingscapaciteit. Tenslotte is het van belang om zoveel mogelijk uniformiteit aan te brengen in de eisen die gelden bij calamiteiten die specifiek gelden bij vormen van waterwonen. Een model ontruimingsplan in geval van inundatie van het plangebied naar Hamburgs voorbeeld is aan te bevelen voor gebieden met verhoogd overstromingsrisico. Aanbeveling 8: Advies aan de VNG en de pilotgemeenten om een handreiking te maken inzake gronduitgifte, inzake de planexploitatie en inzake de verhouding tussen publieke en private infrastructuur in het plangebied. Hieraan toe te voegen een model ontruimingsplan voor overstromingsgevoelige gebieden, op te stellen in samenspraak met veiligheidsinstanties. Marktpartijen Ook al hebben publieke partijen alle belemmeringen op voorbeeldige wijze weggenomen, dan nog is de voorwaarde voor succesvolle marktontwikkeling dat de consument vertrouwen heeft in het product en dat de kosten niet hoger zijn dan bij vergelijkbare woonvormen op het land. Hiervoor zijn met name producenten van drijflichamen en nutsbedrijven verantwoordelijk. Drijflichamen vormen de meest afwijkende wijze van funderen van woningen, naast andere vormen zoals van waterwonen zoals bouwen op palen of op terpen van bijvoorbeeld baggerslib. In de bestaande markt van woonarken zijn reeds goede en betrouwbare betonnen drijflichamen met lange levensduur op de markt. Toch zijn de verzekeringspremies nog steeds hoger dan bij droge woningbouw. Aanbeveling 9: Aan de producenten en leveranciers van drijflichamen wordt geadviseerd om op brancheniveau contact te zoeken met de CUR (Civieltechnisch Centrum Uitvoering Research) om een gezaghebbend rapport op te stellen met rekenregels voor drijflichamen voor drijvende of amfibische woningen. Op basis van dit rapport kan dan een KOMO productcertificaat worden opgesteld, waarin aan de eisen van het Bouwbesluit wordt voldaan. Eventueel kunnen extra veiligheidseisen worden opgenomen die verband houden met consumentenvertrouwen (bijvoorbeeld: kindveiligheid en scheefstand). Aan verzekeraars en aan consumentenorganisaties wordt aanbevolen om KOMO gecertificeerde drijvende woningen te eisen. Nutsvoorzieningen tenderen kostbaarder te zijn bij waterwonen vanwege onbekendheid bij de nutsbedrijven waardoor men eisen stelt die alle denkbare risico’s uitsluiten. Bij de diverse vormen van peilbestendig bouwen dient inderdaad rekening te worden gehouden met bijzondere risico’s die te maken hebben met water zoals opwaartse druk op leidingen, flexibiliteit van leidingen en bevriezing van leidingen. Hiervoor zijn echter inmiddels in binnen- en buitenland goede oplossingen ontwikkeld. Verder dient - net als in flatgebouwen - duidelijk te worden geregeld dat nutsvoorzieningen tot in de individuele woning worden aangesloten en geleverd, tenzij de vereniging van eigenaren bijzondere oplossingen voorstelt (zie het concept van de drijvende collectieve nutseenheid). Aanbeveling 10: De SEV adviseert aan energie- en waterleidingsmaatschappijen en aan de gemeentelijke publieke werken (riolering) om in een gezamenlijke commissie richtlijnen op te stellen voor nutsaansluitingen bij drijvend en amfibisch wonen en bij andere vormen van peilbestendig wonen.
26
6. Van drijvende woning naar drijvende wijk MarcVerheijen Marc Verheijen is architect bij het Ingenieursbureau Gemeentewerken Rotterdam en is lector stedelijke infrastructuur en mobiliteit aan de Hogeschool Rotterdam. Rotterdam kan op verschillende manieren begrepen worden. Een stad met een meer dan 800 jaar oude geschiedenis. Een stad van noeste arbeid, een stad gebouwd op modder, een stad met een enorm groot haven areaal. Een stad open voor ideeën, cultuur en mensen uit de hele wereld. Een stad gericht op de toekomst. Een stad met een grote experimenteertraditie. Maar ook als een waterstad. Een stad waar al eeuwen op water gewoond wordt. Een stad waar niet alles zomaar vanzelf gaat. Rotterdam kent op dit moment drie complexe opgaven en voor elke opgave is de richting waarin de antwoorden gevonden moeten worden al kernachtig geformuleerd in een strategie: • • •
De wateropgave; hoe om te gaan met zaken als rijzende zeespiegel, dalende grond en intensievere en onregelmatige neerslag; Waterplan Rotterdam De woonopgave; Creëren van aantrekkelijk woonmilieus die bijdragen aan een compacte en intense stad; Stadsvisie De milieuopgave: een duurzame stad door het sterk terugdringen en compenseren van de uitstoot van broeikasgassen; Rotterdam Climate Initiative.
Deze drie opgaven in elkaars relatie oplossen stond centraal tijdens het onderwijsproject “Drijvende wijk in de Maashaven”. Studenten van de Hogeschool Rotterdam bleken in staat in korte tijd zeer concrete voorstellen te ontwikkelen. Woonmogelijkheden op het water worden daardoor voorstelbaar, reëel. De stap van ‘utopie’ naar ‘reëel voorstelbaar’ is een hele belangrijke. Wonen in de Maashaven of een andere waterplek voegt namelijk unieke woonkwaliteiten toe aan het scala van woonmogelijkheden van Rotterdam. Het maakt de stad compacter waardoor meer draagvlak voor stedelijke voorzieningen ontstaat maar ook meer mogelijkheden voor culturele en intellectuele uitwisseling. Daarnaast biedt het een flexibele en duurzame oplossing voor de wateropgave. Een drijvende wijk beweegt immers mee met de waterspiegel. Niet strijden tegen het water maar werken met het water…. Nederland, en Rotterdam in het bijzonder, kent overigens al een eeuwen oude traditie van wonen op water. Complete generaties Rotterdammers zijn op het water geboren en verdienden binnen hechte schippersfamilieverbanden hun kost. Uit een meer recent verleden zijn natuurlijk de woonboten die niet weg te denken zijn langs de Rotte en het Noorderkanaal. Tot zover niets nieuws. Maar zou wonen op water uit kunnen groeien tot een structureel onderdeel van het woningareaal van de stad. En op welke schaal en waar? Wonen op het water kan namelijk op gespannen voet staan met het open water als woonkwaliteit voor de stad. Een Kralingse plas of de Maas vol met woningen doet de stad eerder kwaad dan goed. De stadshavens worden vaak genoemd als voor de hand liggende locatie. Grote wateroppervlaktes, centraal gelegen in de stad, die hun oorspronkelijke haven gerelateerde functie aan het verliezen zijn. Met de Maashaven als case is een ideale studielocatie gekozen voor studenten om mogelijkheden en potentie van wonen op water te onderzoeken. Enerzijds genoeg ruimte voor het creatief experiment, anderzijds door de binnenstedelijke situering veel aanknopingspunten bij voorzieningen aan de wal zoals metrostations, weginfrastructuur, indrukwekkende gebouwcomplexen, etc Opvallend was echter dat de voorstellen grotendeels bestonden uit verkavelingen en woontypologieën die in een willekeurige nieuwbouwwijk in Nederland terug te vinden zijn. Brave verkavelingen, huisje-boompje-beesje… Enkel de openbare ruimte in de vorm van bermen, plantsoenen en gazons leken achterwege gelaten te zijn waardoor hier en daar nog water zichtbaar bleef. In verschillende voorstellen werden zelfs de parken en gazons ‘traditioneel’ opgenomen in het stedenbouwkundig plan, maar dan wel drijvend. De drijvende woningen leken als kralen aan een kralensnoer door drijvende infrastructuur aaneengeregen te zijn. In de meeste
27
voorstellen konden de bewoners van een drijvende woning via ingenieuze drijvende straten nog gewoon voor huis parkeren. Uit onderzoek en referentiestudies van de studenten blijkt overtuigend dat de techniek voor drijvend wonen voorhanden is. Op kleine schaal wordt volop geëxperimenteerd en in IJburg verschijnt een heuse drijvende (niet al te grote) woonwijk: een aantal steigers met vrijliggende (beter nog: vrij dobberende) woningen. De studies brengen echter duidelijk de leemte van kennis en inzicht van dit moment in beeld. En die bevindt zich op de stedenbouwkundige schaal, op wijkniveau. We staan aan de vooravond van de stap van drijvende woning naar drijvende wijk. Die stap is niet eenvoudig. De schaalvergroting betekent een toename van complexiteit. Complexiteit die een stad nou net zo interessant maakt. Vraagstukken als ‘hoe plug ik in op nutsvoorzieningen’, ‘waar laat ik mijn vuilnis’, ‘hoe ga ik me in mijn wijk en vanuit mijn wijk naar andere delen van de stad verplaatsen’, ‘waar zitten de wijkvoorzieningen en hoe kom ik daar?’, ‘hoe vind ik een optimum tussen compactheid en het benutten van de kwaliteiten van het water (ruimte)?’, ‘wat maakt een drijvende wijk uniek en hoe maak en onderhoud ik dat’, ‘wat voor rol speelt de openbare ruimte in een drijvende wijk?’ zijn enkele voorbeelden van vraagstukken die allemaal technisch te beantwoorden zijn maar die vanuit technisch denken niet noodzakelijkerwijs tot een aantrekkelijke en toekomstrijke woonwijk zullen gaan leiden. De stap van drijvende woning naar drijvende stadswijk is enkel te zetten als techniek in relatie wordt gebracht met stedenbouw, ecologie, duurzaamheid, sociologie, psychologie, bewonersprofiel/behoefte (doelgroepen) en financiën/haalbaarheid. Maar dan moet wel rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van water als ondergrond om op te wonen. Sterker nog, die specifieke kenmerken zouden een drijvende wijk nou net uniek moeten maken. Het kan niet anders dan dat een zo’n afwijkende ‘grond’ om op te bouwen (water i.p.v. zand) leidt tot zeer afwijkende waarden. De uitdaging bij de schaalsprong van drijvende woning naar drijvende wijk ligt in de integraliteit. De drijvende woningen, en zeker de eeuwenoude traditie in ogenschouw genomen, zijn een bewezen kwaliteit. Mensen kunnen zo al eeuwen wonen. Woonboten kunnen bereikbaar gemaakt worden, zijn aan te sluiten op het nutsnet, kunnen duurzaam zijn, zijn verplaatsbaar en uitbreidbaar en dus flexibel. Op woningniveau is de technologie voorhanden, zijn de voorbeelden voor handen, is sprake van een ruime ervaring. Vele woningen samen maken echter nog geen wijk. Op basis van voorhanden kennis bestaat de actuele opgave met name uit het voor elkaar krijgen van het 1+1=3 effect. Enkel dan kan wonen op water de vlucht nemen die nodig is om voorbij het niveau te komen van ‘leuk, aardig of grappig’. Enkel als op grote schaal wonen op water gerealiseerd gaat worden wordt het niveau ‘significant, relevant, betekenisvol’ gehaald. Wat betekent dit voor de infrastructuuropgave? Alles kan, maar denk vooral voorbij het niveau van twee onder één kap met een auto in de carport….
29
Deel II: de studentenprojecten
7. Hogeschool Rotterdam denkt mee Leo van Gelder Leo van Gelder is docent civiele techniek aan de Hogeschool Rotterdam en actief binnen het Waterschap Hollandse Delta. Van Gelder is trekker en initiator van het studentenproject “Drijvende wijk in de Maashaven”. In Rotterdam zullen de functies in de Vierhaven, de Merwehaven, de Maas- en de Rijnhaven, de zogenaamde stadshavens veranderen, vanwege de verschuiving van havenactiviteiten en de ruimtelijke ontwikkelingen. Dit biedt de mogelijkheid om deze havens te transformeren van haven naar stad. Voor de Hogeschool Rotterdam aanleiding om mee te denken met deze ontwikkeling en om een aantal studieopdrachten op te zetten. Meedenken over ontwikkelingen en transities binnen Rotterdam past in de opgave die de Hogeschool Rotterdam zichzelf heeft gesteld om namelijk uit te groeien tot een kenniscentrum voor de Rotterdamse regio. De opleidingen Civiele Techniek en Ruimtelijke Ontwikkeling en Planologie hebben al een traditie opgebouwd op het gebied van het ontwerpen van drijvende constructies en het ontwerpen van klimaatbestendige woonwijken. Het ontwerpen van een drijvende wijk is dan ook een logische vervolgstap. Het onderwijsproject “Ontwerpen van een uitleggebied” faciliteert studenten om een drijvende wijk te ontwerpen. Door de inzet van externe deskundigen is het mogelijk om de studenten ook nog kennis te laten maken met de meest actuele inzichten op civieltechnisch, ontwerptechnisch, juridisch en bestuurlijk gebied. Daarnaast bevat dit boekje ook het verslag van een PraktijkIntegratieproject waar 3e en 4ejaars studenten Bouwkunde, Civiele Techniek en Ruimtelijk Ordening en Planologie een zelfstandig onderzoek- en ontwerptraject hebben doorlopen. Met de resultaten van deze onderwijsprojecten hoopt de Hogeschool Rotterdam een impuls te kunnen geven aan de discussie binnen Rotterdam en met name de Rotterdamse politiek. Er is al veel gezegd, geschreven en gediscussieerd maar altijd vanuit het abstracte gegeven van een drijvend iets. Met de posters en maquettes zijn nu concrete voorbeelden voor handen die aangeven hoe zo’n wijk er uit kan gaan zien en wat de eventuele kansen en bedreigingen zijn. In dit geval is er gekozen voor de Maashaven vanwege de gunstige ligging en mogelijkheden maar dat er ook mogelijkheden zijn voor de andere stadshavens moge duidelijk zijn. Dat het thema leeft binnen Rotterdam is in ieder wel gebleken bij de uitgebreide belangstelling voor het symposium en bij de enthousiaste medewerking van de diverse deskundigen vanuit het bedrijfsleven en de politiek bij de begeleiding van de studenten. Ook mag worden vermeld dat de Young EDBR (Economic Development Board Rotterdam) het drijvend wonen heeft meegenomen in het advies “Innovatieve woonvormen voor jongeren” aan het Rotterdamse college. Het Kenniscentrum Transurban van de Hogeschool Rotterdam heeft deze impuls gegeven om een oplossing te bieden voor een aantal uitdagingen van de stad Rotterdam: • • • • •
Behoud van het havenkarakter Locatiekeuze voor de woningbehoefte in de stad Klimaatbestendig bouwen Energiezuinig bouwen Gebruik maken van de kwaliteit van het water
Het is nu aan anderen om het te gaan realiseren maar ook daaraa wil de Hogeschool met de diverse opleidingen meewerken. Na deze vrije ontwerpoefening en het symposium is duidelijk geworden dat er een groot aantal vervolgvragen liggen waar we graag samen met anderen een antwoord op willen formuleren. In het najaar van 2008 starten we met een nieuw onderwijsproject rondom drijvend wonen, ditmaal in de Merwehaven.
31
8. De studentenprojecten Op de volgende bladzijden is per studentenproject een afbeelding van de presentatieposter opgenomen en enkele foto’s van de maquette. 1. Floating Harbour 2. Majestueus wonen in de maashaven van Rotterdam 3. Waterspin 4. De appontement 5. Tulpen uit Rotterdam 6. Structuurvisie Maashaven: waterwonen in een hoogstedelijk gebied De eerste vijf projecten zijn allen afkomstig uit het vierdejaarsproject “Vinex” voor studenten civiele techniek en ROP. Het zesde project is een PI-project (PraktijkIntegratie-project) waarbij studenten van verschillende disciplines gedurende een semester zelfstandig aan een opgave werken voor een echte opdrachtgever. Alle posters en maquettes waren te zien op het symposium op 3 juli 2008. Medewerking aan het project werd verleend door: Floor van der Kemp, Woonbron Wilbert Coenen, Volker Wessels, Maapron Pieter Figdor, Domain architecten Peter Wijsman, Arcadis Paul Vogelaar, van Hattum en Blankevoort Bart van Bueren, Deltasync Gülami Yesildal, Portefeuillehouder deelgemeente Feijenoord Rob Groote Bromhaar, dS+V Matthijs van Ruyven, dS+V Rint de Vries, dS+V Paul de Ruiter, Maurik architecten Piet Dircke, lector Stad en Water, Hogeschool Rotterdam/Arcadis
33
1. Floating harbour Studenten: Mohammed Boudra, Tim Elbers, Bart Havenaar, Vincent Moerland, Pim Overheijden, Matthijs Willems
35
Pontons op positie: de pontons blijven op hun plaats doormiddel van een stalen buispaal die in de grond is geheid. Een stalen constructie dat aan het ponton is bevestigd, zodanig dat het verschuifbaar om de paal zit, zorgt er voor dat de drijvende woning op zijn plaats blijft. Steiger: er komt een drijvende steiger uitgevoerd van beton en EPS. De leuningen worden uitgevoerd van hout. De breedte van de steiger wordt 3 meter, waardoor er eventuele hulpdiensten kunnen rijden of goederen in de auto gelost kunnen worden.
2. Majestueus wonen in de maashaven van Rotterdam Studenten: Arnold den hoedt, Barry Gorissen, Edwin Kruger, Helmer Heijden, Rogier Eckelaar, Maikel de Winter, Jaco de Ruiter
37
3. De Waterspin Studenten: J. van Dijk, T. Kraaijeveld, W. Markwat, B. Pieters, L. van Sprang, Y.C. de Vos, H. van Wingerden
39
4. De Appontement Studenten: Natalja Persoon, Tim Bakker, Robin Zoutwelle, Arend Hartman, Danny Kraak, Kevin Over de Vest
Uitgangspunten ontwerp • • • • • • • • •
Gebruik maken van duurzame oplossingen Geïntegreerd met de omgeving (diversiteit samenleving) Technisch verantwoord ontwerpen Doelgroep: modaal inkomen (niet al te duren huizen!) Generatiebestendig Waterkwaliteit blijft gewaarborgd Drijvende elementen moeten getransporteerd kunnen worden via het water Alle aspecten voldoen aan de regelgeving Onderhoud moet mogelijk zijn(!)
41
5. Tulpen uit Rotterdam Studenten: B. Bouman, W. Groen, A. de Leeuw, W. Malik, D. Prosman, G. Versteegt
43
6. Structuurvisie Maashaven: waterwonen in een hoogstedelijk gebied (PI-project) studenten: Bart Havenaar, Maikel de Winter, Robin Zoutewelle, Tieme Zwartbol
45
47
Colofon Hogeschool Rotterdam, Instituut voor Bouw en Bedrijfskunde Kenniscentrum Transurban, lectoraat Stad en Water G.J. de Jonghweg 4-6 Postbus 25035 3001 HA Rotterdam
[email protected] / www.transurban.nl 010-2414853 of 2414854 Tekstbijdragen Piet Dircke, Martijn Schutte, Jan Rotmans, Peter van Rooy, Mark Harbers, Jeroen Singelenberg, Marc Verheijen, Leo van Gelder Deelnemende studenten Mohammed Boudra, Tim Elbers, Bart Havenaar, Vincent Moerland, Pim Overheijden, Matthijs Willems, Arnold den hoedt, Barry Gorissen, Edwin Kruger, Helmer Heijden, Rogier Eckelaar, Maikel de Winter, Jaco de Ruiter, J. van Dijk, T. Kraaijeveld, W. Markwat, B. Pieters, L. van Sprang, Y.C. de Vos, H. van Wingerden, Natalja Persoon, Tim Bakker, Robin Zoutwelle, Arend Hartman, Danny Kraak, Kevin Over de Vest , B. Bouman, W. Groen, A. de Leeuw, W. Malik, D. Prosman, G. Versteegt, PI-project: Bart Havenaar, Maikel de Winter, Robin Zoutewelle, Tieme Zwartbol Foto’s Roy Borghouts Redactie en opmaak Kenniscentrum Transurban Print Sieca Repro Eerste druk, november 2008 Oplage: 300 stuks
48