Grote Bickersstraat 74 1013 KS Amsterdam Postbus 247 1000 AE Amsterdam t 020 522 54 44 f 020 522 53 33 e
[email protected] www.tns -nipo.com
Rapport
Verkennend onderzoek terrorisme 1-meting Remco Frerichs en Raoul Schildmeijer
E1898 / Z1714 | augustus 2005 Bestemd voor: Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb)
Alle in dit document vermelde gegevens zijn strikt vertrouwelijk. Publicatie en inzage aan derden, geheel of gedeeltelijk, is zonder toestemming van TNS NIPO beslist niet toegestaan. © TNS NIPO | ISO 9001 | rapport nederlands.dot
Inhoud Inleiding Samenvattende bevindingen Deel 1
1 3 8
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
Beknopt verslag van de groepsgesprekken Huidige veiligheidsbeleving en risicobeleving van burgers Wat zal het doelwit zijn? De kans om slachtoffer te worden en gevolgen voor Nederland Eigen verantwoordelijkheid van burgers Wat te doen Informatie en communicatie Deel 2
9 9 10 10 11 11 13 16
3 3.1 3.2
De huidige veiligheidsbeleving Nederlander steeds bezorgder over ‘terrorisme / aanslagen’ Gevoel van veiligheid op locaties vrijwel onveranderd
17 17 18
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7
Angst voor terroristische aanslag Ruim de helft van de Nederlanders acht kans op aanslag groot Bezorgdheid over aanslag fors toegenomen Nederlander verwacht Amsterdam als doelwit Meerderheid heeft gedrag aangepast als gevolg van aanslagen Meerderheid weet niet waar men op moet letten Kwart zoekt nu al informatie over dreiging Onwetendheid over eigen bijdrage om aansla g te voorkomen
19 19 20 22 23 25 25 26
5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7
Informatievoorziening van de overheid Informatiebehoefte toegenomen Informatie over rol van de overheid meest welkom Vooral informatie gewenst over wat te doen bij aanslag Liever campagne over alle dreigingen en rampen Bekendheid over maatregelen overheid afgenomen Televisie meest geschikt voor informatie over huidige dreiging Helft hoort nieuws over aanslagen bij voorkeur via reguliere programma’s Minder dan de helft vertrouwt informatievoorziening overheid Meerderheid voelt zich door overheid onvoldoende geïnformeerd Behoefte aan informatie fors toegenomen Overheid in ogen van Nederlander niet daadkrachtig genoeg Huis-aan-huis folder meest effectieve middel
27 27 29 29 31 31 32
5.8 5.9 5.9.1 5.9.2 5.10
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005
33 34 35 36 36 37
6 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6
Mogelijkheden burgers in voorkomen aanslagen Helft Nederlanders ziet zichzelf in preventieve rol Onbeheerde koffer: naar de conducteur Melding verdachte koffer of persoon bij 1-1-2 Algemeen alarmnummer geniet voorkeur boven apart nummer Connotatie ‘meldlijn’ iets positiever dan ‘tiplijn’ Website en brochure bereiken verschillende doelgroepen
1 2
Bijlagen Gespreksleidraad groepssessies Onderzoeksverantwoording
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22
Inhoud figuren en tabellen Nederland maakt zich vooral zorgen over ‘terrorisme / aanslagen’ Gevoel van veiligheid op verschillende locaties (% ‘zeer veilig’ en ‘tamelijk veilig’) Meerderheid noemt kans op aanslag ‘groot’ Laag opgeleiden noemen kans op aanslag vaker ‘groot’ dan hoog opgeleiden Meer dan de helft van de Nederlanders bang voor aanslag Angst vooral groot onder laag opgeleiden en Amsterdammers Amsterdam voornaamste doelwit terroristische aanslag Zeven op tien Nederlanders zijn alerter na recente aanslagen Behoefte aan informatie is toegenomen De ‘groep die bang is’ heeft vooral behoefte aan informatie Meer behoefte aan informatie over wat de overheid doet dan wat men zelf moet doen (basis: Nederlanders die nu behoefte hebben aan informatie over terrorisme en terrorismebestrijding) Nederlander wil vooral weten ‘wat men moet doen bij een terroristische aanslag’ ‘Verscherpte bewaking’ meest genoemde maatregel Televisie is medium bij uitstek om bevolking te informeren over dreiging aanslag Reguliere programma’s voor iedereen geschikt als communicatiemiddel Vertrouwen in overheidsinformatie afgenomen Nederlander voelt zich minder goed geïnformeerd dan vorig jaar Huis-aan-huis folder van de overheid: goed idee en werkt geruststellend Helft Nederlanders van mening dat zij zelf kunnen bijdragen aan voorkomen aanslag Meer dan helft Nederlanders weet waar verdachte zaken moeten worden gemeld Tip- en meldlijn vooral geassocieerd met ‘een nummer om verdachte situaties of personen te melden’ Samenstelling steekproef
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005
39 39 40 40 41 42 43
17 18 19 20 21 22 23 25 27 28
29 31 32 33 34 35 36 37 39 41 42
Inleiding In opdracht van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb) heeft RVD/Dienst Publiek en Communicatie (DPC) TNS NIPO gevraagd een onderzoek te verrichten naar de mening van Nederlanders over terrorisme en terrorismebestrijding, de dreiging van een aanslag en de overheidscommunicatie hierover. In het onderzoek is onder meer gevraagd naar de huidige veiligheidsbeleving, de angst voor een terroristische aanslag, de communicatie door de overheid en de manier waarop men door de overheid zou willen worden geïnformeerd over dit onderwerp. Het onderzoek bouwt deels voort op het onderzoek dat TNS NIPO in 2004 voor het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (BZK) heeft uitgevoerd. Het eerste onderzoeksdoel is dan ook een vergelijking te maken van de angst en risicobeleving van burgers ten aanzien van de dreiging van terrorisme tussen 2004 en 2005. Het onderzoek is uitgevoerd1 voor de NCTb, in samenwerking met het Expertisecentrum Risico- en Crisiscommunicatie (ERC) van BZK. Zij spelen een sleutelrol in de organisatie van de publiekscommunicatie van de overheid over terrorisme en terrorismebestrijding. Het tweede onderzoeksdoel is dan ook om een solide onderbouwing te bieden voor de eventuele ontwikkeling van een publieksinformatiecampagne en het bepalen van specifieke communicatiedoelstellingen. Een derde onderzoeksdoel is inzicht te bieden in de wensen en voorkeuren van burgers als het gaat om de inrichting van een campagne en de te kiezen communicatiemiddelen. Het onderzoek is zowel kwalitatief als kwantitatief van aard. Er zijn in totaal zes groepssessies georganiseerd waarin met burgers met verschillende achtergronden is gesproken over terrorisme en overheidscommunicatie. Groepssessies zijn vooral geschikt om een breed en verdiepend inzicht te geven in de verschillende meningen en denkbeelden, om een idee te geven van wat er ‘op straat’ over een onderwerp wordt gezegd. Drie groepen vonden plaats voorafgaand aan het kwantitatieve veldwerk, drie erna. De drie groepen voorafgaand aan het kwantitatieve onderzoek waren vooral bedoeld om aanvullende ideeën op te doen voor de kwantitatieve vragenlijsten, de drie groepen na afloop om resultaten uit het kwantitatieve onderzoek aan voor te leggen. De deelnemers aan de gespreksgroepen zijn gespreid naar leeftijd, opleiding en etniciteit, waarbij een apart groepsgesprek heeft plaatsgevonden met Marokkanen. Dit gesprek was met name bedoeld om de wensen van de Marokkaanse Nederlanders ten aanzien van het communicatiebeleid van de overheid over terrorisme(bestrijding) in kaart te brengen. Het kwantitatieve onderzoek vond plaats van 11 tot en met 16 augustus onder een representatieve groep Nederlanders. In totaal zijn 835 Nederlanders van 15 jaar en ouder ondervraagd, telefonisch en online.
1
DPC heeft dit onderzoek begeleid, evenals het onderzoek dat in 2004 is uitgevoerd.
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005 | 1
Het gehele onderzoek heeft plaatsgevonden in de periode van 9 tot en met 18 augustus 2005. Dit was relatief kort na aanslagen in Londen en Sharm-el-Sheikh, hetgeen een aantal uitkomsten mogelijk heeft beïnvloed. In hoeverre dat het geval is, is op basis van dit onderzoek niet te achterhalen. In dit rapport presenteren we de onderzoeksresultaten, waarbij we eerst beknopt ingaan op de uitkomsten van de groepsgesprekken en vervolgens op het kwantitatieve onderzoek. De beschrijving van de onderzoeksresultaten wordt voorafgegaan door een opsomming van de belangrijkste uitkomsten en conclusies in de Samenvattende bevindingen. We grijpen hierin terug op alle drie de genoemde onderzoeksdoelen. In deel 1 presenteren we vervolgens een beknopte weergave van de uitkomsten van de groepssessies, in deel 2 de resultaten van het kwantitatieve onderzoek. Alle vragen aan en antwoorden van burgers zijn terug te vinden in de bijlagen. Verder treft u in de bijlagen informatie aan over de onderzoeksverantwoording en de tabellen.
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005 | 2
Samenvattende bevindingen In deze samenvattende bevindingen vatten we beknopt de uitkomsten van het onderzoek samen. De samenvatting is in drie delen opgebouwd, analoog aan de drie onderzoeksdoelen: § Angst en risicobeleving: de stand van zaken. § Moet de overheid gaan communiceren en met welk doel? § Hoe moet een communicatietraject worden ingericht? Per onderdeel schetsen we kort de voornaamste uitkomsten en formuleren we een aantal overwegingen op grond van het oordeel van burgers, dat we in het onderzoek hebben gehoord.
Angst en risicobeleving van burgers over terrorisme Ongeveer de helft van alle Nederlanders (55%) acht de kans zeer groot tot tamelijk groot dat er in Nederland binnen afzienbare tijd een terroristische aanslag zal plaatsvinden. Dat is een stijging ten opzichte van september 2004. Toen was dit 25% van alle Nederlanders. Bovendien is de angst voor een terroristische aanslag flink toegenomen. Ongeveer de helft van de Nederlanders is ‘zeer’ of ‘tamelijk bang’ voor een terroristische aanslag, een toename van 14% ten opzichte van september 2004. Ook uit andere uitkomsten blijkt dat burgers zich meer dan vorig jaar bewust zijn van de mogelijkheid van een terroristische aanslag in Nederland. Werd terrorisme in 2004 nog gerekend tot één van de ontwikkelingen waarover burgers zich zorgen maken – temidden van andere thema’s – nu is terrorisme de meest genoemde ontwikkeling waarover burgers zich zorgen maken. Als locatie voor mogelijke aanslagen denken zij vooral aan Amsterdam (58%) en Schiphol (43%) maar ook aan de andere grote steden of het openbaar vervoer. De gevolgen die burgers verwachten van een aanslag, hebben vooral betrekking op wat dit teweeg zou brengen in de samenleving. Burgers denken dat een aanslag in Nederland de verhoudingen tussen groepen in de maatschappij (verder) op scherp zal zetten, met name tussen Marokkanen en de andere groepen in de samenleving. Marokkanen ervaren dan ook dat de dreiging van terrorisme voor hen een dubbele betekenis heeft. Enerzijds wordt óók hun leefwereld aangetast door de dreiging van terrorisme, anderzijds ervaren zij veel meer uitsluiting en discriminatie in het dagelijks leven dan voorheen. Veel burgers (69%) zeggen alert te zijn en beter op te letten in het dagelijks leven. Een kwart zegt niet meer op vakantie te zullen gaan in een risicoland (25%) en een ongeveer even grote groep is actief op zoek gegaan naar informatie (24%). Ook in eigen la nd is te zien dat mensen hun gedrag aanpassen vanwege de mogelijkheid van een aanslag: 12%
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005 | 3
zegt drukke plaatsen of evenementen te mijden, 8% kiest voor andere routes met de auto en 5% gaat niet meer met het openbaar vervoer. Conclusie: de urgentie is toegenomen Alle indicatoren wijzen in dezelfde richting en bovendien is ook in de vergelijking tussen 2004 en 2005 een eenduidig beeld zien: de angst voor en/of de bezorgdheid over terrorisme in de samenleving is gegroeid. Dit heeft mogelijk ook te maken met het moment van meten: het onderzoek vond dit jaar plaats kort na de aanslagen in Londen en Sharm el Sheik. Vorig jaar lag er ongeveer een half jaar tussen de aanslag in Madrid en het moment van meting. Opgemerkt zij daarbij dat de aanslagen in Londen een veel grotere impact hebben gehad op burgers in Nederland. Burgers geven aan dat het terrorisme nu wel héél dichtbij is gekomen. Bovendien is het burgers bepaald niet ontgaan dat Nederland op ‘de lijstjes’ staat van mogelijke doelwitten.
Moet de overheid gaan communiceren, en waarover? Burgers geven in grotere mate dan in 2004 aan behoefte te hebben aan informatie van de overheid over terrorisme: dat was 34%, het is nu 41%. De mensen die meer informatie willen, willen hoofdzakelijk weten wat de overheid doet (32%) en wat men zelf kan doen bij of na een aanslag (23%). Minder mensen dan vorig jaar zeggen te weten welke maatregelen de overheid heeft genomen om een terroristische aanslag te voorkomen (van 26 naar 20%). Burgers begrijpen wel dat de overheid niet alles kan vertellen over de wijze waarop zij terrorisme bestrijdt, maar meer informatie (zekerheid) dan men nu heeft, wordt als wenselijk ervaren. Het vertrouwen van burgers in de informatie voorziening van de overheid in het algemeen is gedaald: in 2004 zei 51% vertrouwen te hebben in de informatievoorziening, dat is nu 43%. Deze trend is een algemene, en als zodanig ook zichtbaar in andere onderzoeken. In lijn hiermee is te zien dat het aantal mensen dat van mening is dat de overheid onvoldoende informatie verspreidt over terrorisme en terrorismebestrijding, is gestegen van 47 naar 60%. Ook over de daadkracht van de overheid bij het aanpakken van terrorisme is de trend negatief: iets meer dan een kwart van de Nederlanders is van mening dat de overheid daadkrachtig optreedt, in 2004 was dit nog 42%. Ongeveer de helft van de Nederlanders (48%) is van mening dat burgers zelf een rol kunnen spelen in het voorkomen van een aanslag. Een meerderheid van de burgers weet echter niet hoe. Het beeld is wisselend als het gaat om de vraag of een voorlichtingscampagne zou moeten gaan over allerlei rampen en de gevolgen daarvan, of specifiek over terroristische aanslagen en de gevolgen daarvan.
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005 | 4
Conclusie: de overheid is aan zet Burgers lijken te zeggen: de overheid is nu aan zet. Niet alleen omdat er een onmiskenbare behoefte is aan meer informatie, maar ook omdat het vertrouwen in de overheid daalt. Burgers twijfelen bovendien in toenemende mate aan de daadkracht van de overheid en het aantal burgers dat onzeker is over wat zij eigenlijk weten van de aanpak door de overheid, groeit. Burgers vragen om meer zekerheid over de mate waarin de overheid de dreiging van terrorisme onder controle heeft. Wel realiseren zij zich dat er geen 100% garantie te geven is en verwachten zij dat ook niet. Daarnaast is informatie over wat burgers zelf kunnen doen bijzonder welkom. Burgers kunnen zelf echter moeilijk onder woorden brengen waar deze informatie dan uit moet bestaan: men heeft een beperkt verbeeldingsvermogen bij wat men zelf kan doen om aanslagen te voorkomen of als men onverhoopt slachtoffer is geworden. Een vraagpunt is of communicatie van de overheid gericht moet zijn op informatieverstrekking of op geruststelling. Het onderzoek laat zien dat dat goeddeels hand in hand gaat: als mensen beter weten waar zij aan toe zijn en zien dat hun handelingsperspectief wordt vergroot, heeft dat ook een geruststellend effect. De overheid zou hoe dan ook zichtbaarder moeten zijn, enerzijds omdat burgers de overheid als een logische afzender zien, anderzijds omdat zij ook naar de overheid kijken als zij zelf actief gaan zoeken naar informatie. Opvallend is dat informatie die burgers via de media krijgen – ook als dat gestuurd is door de communicatiestrategie van de overheid – niet als communicatie van de overheid wordt ervaren.
Hoe moet communicatie worden verzorgd? Een ruime meerderheid van de Nederlanders wil via de televisie door de overheid geïnformeerd worden over terrorisme en terrorismebestrijding. De sterke voorkeur voor televisie is een gebruikelijke uitkomst, die ook overeenkomt met het onderzoek van vorig jaar. Aan deelnemers aan het onderzoek is vervolgens gevraagd verschillende informatiemiddelen en -kanalen te waarderen en te beoordelen op mate van geruststellendheid. Folder Opvallend is de populariteit van de huis-aan-huis-brochure. Inmiddels willen drie op de tien Nederlanders (30%) via een brochure worden geïnformeerd door de overheid. Een jaar geleden was dat 20 %. Meer dan de helft van de Nederlanders geeft daarnaast aan dat een brochure een geruststellend effect zou hebben. Het minst effectief lijkt een televisieprogramma over terrorismebestrijding. Hoewel twee derde van de Nederlanders het desgevraagd een goed idee vindt, zou het per saldo voor ‘slechts’ 21% bijdragen aan een geruststellend gevoel.
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005 | 5
Eén op de drie Nederlanders geeft aan ‘zeker wel’ de website van de overheid met alle informatie over terrorisme te bezoeken (34%). Een brochure van de overheid heeft echter een groter bereik. Van alle burgers geeft 57% aan een brochure ‘zeker wel’ te zullen lezen. Nog eens 30% zou dat ‘waarschijnlijk wel’ doen. Aan de Nederlanders die aangeven de brochure ‘zeker’ of ‘waarschijnlijk wel’ te zullen lezen, is de vraag voorgelegd wanneer men de brochure zou lezen. Het bereik is het grootst als deze huis-aan-huis wordt bezorgd; 81% zegt de brochure dan ook te zullen gaan lezen. Dit komt neer op 70% van alle Nederlanders. 55% Van alle Nederlanders is bereid om enige moeite te doen om de folder te kunnen lezen (zelf op halen / bestellen / downloaden). Een dergelijke folder zou weinigen een verontrustend gevoel bezorgen, hetgeen betekent dat dit communicatiemiddel per saldo het meest effectief is. Opvallend is tegen deze achtergrond ook de gretigheid waarmee deelnemers aan het kwalitatief onderzoek de informatie uit het toonmateriaal uit Groot-Brittannië en Australië in zich opzogen tijdens de groepssessies. Men realiseert zich echter wel dat het niet bij een brochure kan blijven. Ook andere middelen moeten worden benut, maar men zou dit zien als een goed begin. Apart terrorisme-nummer Burgers zijn kritisch over het idee van een apart telefoonnummer voor ‘terrorismegerelateerde’ meldingen. Het begrip meldlijn of tiplijn heeft al gauw de onwenselijke associatie van een kliklijn; men wil zich niet schuldig maken aan ‘klikken’. Bovendien geven mensen aan het lastig te vinden zelf te moeten beoordelen of bijvoorbeeld verdacht gedrag op een mogelijke terroristische aanslag duidt of op een andere vorm van criminaliteit. Veel verschillende nummers zijn ook moeilijk te onthouden. Een meerderheid van de Nederlanders vindt het algemene alarmnummer (1-12) daarom beter dan een apart meldnummer. Beeldbepalers Verder horen we dat burgers zich afvragen wie de eindverantwoordelijkheid draagt voor de aanpak van terrorisme. Hierbij zien we dat burgers ook sterk kijken naar de mensen die het gezicht zijn van de overheidsaanpak tegen terrorisme. Het optreden van beeldbepalende Britse figuren na de recente aanslagen in Londen, wordt als vertrouwenwekkend ervaren. Conclusie: een folder moet er komen, maar kan niet op zichzelf staan Burgers zijn er duidelijk over: een huis-aan-huis-folder is een goed idee want zij kent een groot bereik, zal redelijk gelezen worden en stelt gerust. Over de gewenste inhoud van een dergelijke folder zijn burgers veel minder precies, ze hebben dan ook geen duidelijk beeld van wat er allemaal te vertellen valt over terrorisme, preventie en wat te doen na een aanslag . Burgers geven echter ook zelf aan dat een folder niet op zichzelf kan staan, zeker niet om vertrouwen te wekken. Opvallend bij dit aspect is overigens de rol van beeldbepalende figuren; zij zijn als het ware iconen van de aanpak van terrorisme. Daarnaast kan het om
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005 | 6
voor de hand liggende redenen niet blijven bij een eenmalige folder: een folder zal deel moeten zijn van een breder communicatie -traject. Een punt van overweging is daarbij de timing van het verschijnen van de folder. Er is alle reden om er haast achter te zetten omdat er nú sprake is van een logisch moment om te gaan communiceren. Als een folder nog even op zich laat wachten, en het onderwerp misschien weer wat is weggezakt, is een aandachtspunt hoe het verspreiden van de folder moet worden ingeleid. Het advies van burgers over een apart tele foonnummer voor terrorismegerelateerde meldingen laat wat betreft duidelijkheid niets te wensen over: benut hiervoor 1-1-2 en zorg ervoor dat de telefonist kan beoordelen of iemand een terechte melding doet. Zo kan mogelijk voorkomen worden dat burgers iets misschien maar liever niet melden omdat zij twijfelen aan hun eigen beoordelingsvermogen. Informatie van de overheid moet ook als zodanig herkenbaar zijn. Communiceren via de media heeft als nadeel dat de eigen positie hierin verscholen gaat achter de journalistiek.
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005 | 7
Deel 1
Uitkomsten van het kwalitatieve deel
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005 | 8
2
Beknopt verslag van de groepsgesprekken
Zoals in de inleiding uiteen gezet, is het kwantitatief onderzoek geflankeerd door een serie groepsinterviews. In dit hoofdstuk presenteren we een beknopt verslag van hetgeen in de groepen is gezegd.
2.1
Huidige veiligheidsbeleving en risicobeleving van burgers
De burgers die we in de groepen hebben gehoord, gaan er over het algemeen wel van uit dat er in Nederland een aanslag zou kunnen plaatsvinden, maar men gaat wisselend om met de dreiging die er van uitgaat. Sommigen maken zich oprechte zorgen, anderen stoppen het weg of leven ermee en weer anderen willen zich juist niet laten kennen. “Ja, wij zijn nu aan de beurt.“ “We weten dat het een keer gaat gebeuren.” “Gisteren ben ik naar Sail geweest. Ik was angstiger dan voorheen. Je kijkt om je heen.” “Als het komt, dan komt het.” “Ach, de angst wordt je ook opgedrongen door de media.” Sommige deelnemers worden op het werk geconfronteerd met de mogelijkheid van een aanslag (er namen mensen deel die werken bij het GVB Amsterdam, de NS en op de luchthaven Schiphol). Voor hen is de dreiging reëler dan voor anderen. Veel deelnemers zeggen voorts dat terrorisme dichterbij is gekomen sinds de aanslagen in Londen, meer dan na Madrid. Verder is er een verschil te zien tussen mensen met en zonder kinderen. Mensen met kinderen, of kleinkinderen, zijn niet bezorgd voor zichzelf maar voor de (klein)kinderen. In de groep Marokkanen heeft angst voor terrorisme direct al een dubbele lading. Het gaat hen niet alleen om de angst voor aanslagen en de kans om zelf slachtoffer te worden – die door Marokkanen uiteraard evengoed wordt gevoeld als door autochtone Nederlanders – maar ook om de gevolgen van uitsluiting en discriminatie die zij hiervan ondervinden in het dagelijks leven: “Het doet pijn. Je hoort erbij, maar ook weer niet.” “Voor ons horen we bij hen, en voor hen horen we bij zij.” “Sinds Van Gogh voel ik me niet meer thuis. Ik zit op een tijdbom.” “Het komt zowel door de dreiging als de reactie daarop.”
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005 | 9
In een andere groep - bestaande uit lager opgeleide mensen van 45 jaar en ouder - zien we de andere kant van de medaille. Hier wordt direct de link gelegd naar Marokkanen in Nederland, in plaats van internationaal terrorisme, als de vraag wordt gesteld of men zich zorgen maakt over terrorisme in Nederland. De problematiek van immigratie en integratie wordt door deze groep gelijk gesteld aan de problematiek van het terrorisme. “Marokkanen zijn provocerend.” “Ik moet altijd met de metro. Daar zit ik altijd gespannen door de sfeer, niet door de aanslagdreiging.” Opvallend is hoezeer Marokkanen worden uitgezonderd van andere groepen in deze groep. Letterlijk verwoordt een van de deelnemers het als volgt: “Turken of Marokkanen gedragen zich slecht. Ze gedragen zich niet als gast, ze zijn brutaal. De rest heb je geen last van, zoals Indonesiërs of anderen.” “Ze zijn niet slecht, maar door de invloed van dat ‘klotegeloof’ weten ze het niet beter. Daar kan je bang voor zijn.”
2.2
Wat zal het doelwit zijn?
Amsterdam wordt vaak genoemd als doelwit – maar ook andere voor de hand liggende plaatsen zoals Schiphol of het openbaar vervoer worden genoemd. Opvallend is dat een aantal deelnemers de metro in het bijzonder noemt als potentieel doelwit, en als plaats die angstiger maakt dan andere plaatsen. Men maakt zich geen illusies. Er zijn allerlei plaatsen die nou eenmaal een makkelijk doelwit vormen, of mogelijkheden die terroristen kunnen aangrijpen: “Ze doen het juist ergens waar we het niet verwachten.” “Shell, daar loop je zo in en uit.2 ”
2.3
De kans om slachtoffer te worden en gevolgen voor Nederland
Over kans op slachtofferschap is men realistisch; die wordt niet zo hoog ingeschat. “De persoonlijke kans is kleiner dan de kans op een auto-ongeluk.” Gevolgen Wat kunnen volgens de gevolgen zijn van een terroristische aanslag in Nederland? In alle groepen wijst men desgevraagd op de maatschappelijke gevolgen van een aanslag en dus niet op eventuele andere gevolgen. Velen voelen aan dat een aanslag in Nederland de verhoudingen tussen groepen in de maatschappij op scherp zullen zetten:
2
Bedoeld wordt Shell-Pernis.
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005 | 10
“Meer angst.” “Een aanslag heeft een grote impact. Mensen worden bang. Meer tegenstellingen tussen hun en wij.” “Toename van discriminatie.” “De hel breekt los.” “Er komt een kettingreactie. Nederlanders gaan de Marokkaanse bevolking te lijf.” Over de mate waarin een reactie tegen de moslims in de samenleving terecht is, wordt wisselend gedacht: “Wie zegt dat het allochtonen zijn?” versus: “Het zijn toch de moslims!” Een enkeling houdt er aan vast dat een aanslag juist ook een heel andere reactie kan losmaken: “Verbroedering.” “We moeten er iets positiefs van maken.”
2.4
Eigen verantwoordelijkheid van burgers
Slechts een enkeling past zijn gedrag aan door bepaalde plaatsen te mijden of niet naar grote evenementen te gaan. Op dat laatste werd vermoedelijk vaak gewezen omdat de gesprekken plaatsvonden tijdens SAIL 2005 – dat in de media vaak als mogelijk doelwit werd aangemerkt – en in een ruimte met uitzicht op het IJ in Amsterdam . Men is wel meer alert. “Nee gedrag aanpassen dat kan niet. Behalve letten op onbeheerde tassen.” “Ik zat net in de trein en keek toch om me heen.” “Je voelt je alleen anders. Ik doe hetzelfde”
2.5
Wat te doen
Gevraagd naar wat men op let, noemen de meeste mensen vooral het gedrag van anderen verdacht want “afwijkend gedrag valt op.”
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005 | 11
“Soms zie je mensen met elkaar bellen op straat, alsof ze de situatie screenen en daarover contact hebben.” “In een volksbuurt waar mensen zich afzonderen, dan moet je de autoriteiten waarschuwen.” De vraag is echter wat dan precies als afwijkend gedrag gekenschetst dient te worden: wat is werkelijk een verdachte gedraging en wat niet? Het is moeilijk aan te wijzen wat wel of niet als verdacht gedrag moet worden gekenschetst, hetgeen een drempel vormt om in actie te ondernemen en het te melden: “Terroristen vallen niet op toch?” “Het is zo subjectief, afwijkend gedrag. Ik zou het niet melden. Je weet het gewoon niet.” Gedrag begrijpen en culturele en etnische verschillen Voor een deel heeft het juist interpreteren van gedrag ook te maken met wederzijds begrip en kennis van elkaar tussen culturen en etnische groepen. Marokkanen ervaren dat anders dan Nederlanders. In de groep Marokkanen kon het volgende worden opgetekend: “Nederlanders kijken wel naar uiterlijk, zoals hoofddoeken. Voor ons is een hoofddoek geen dreiging.” “Wij vinden dingen minder snel verdacht. Een baard of traditionele kleding is voor ons niet verdacht.” Een ander vraagt zich dan ook af: “Waarom zijn Nederlanders na 40 jaar jaar nog niet gewend aan ons?” Daarbij geldt dat radicale moslims, en zeker terroristen, voor veel Marokkanen evengoed ‘andere’ groepen zijn waar zij zelf geen contact mee hebben: “Het zijn buitengesloten groepjes. Daar kunnen wij ook niet bij.” “Ik ga naar de moskee, maar moest via de televisie leren dat daar mensen geronseld worden. Ik voel me lid van de samenleving. Ik werk, ga uit eten. Maar toch heb ik een etiket, terwijl ik net als iedereen doelwit ben omdat ik volgens de terroristen een slechte moslim ben.” Verdachte situaties Ook verdachte situaties zijn moeilijk te duiden. De deelnemers blijven hangen in stereotiepe beelden over achtergelaten koffers en tassen. Men weet kortom nie t goed te benoemen waarop men beter moet letten. Omdat mensen weinig idee heeft hoe zich voor te bereiden, hebben zij ook geen concrete voorbereidingen getroffen:
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005 | 12
“’t Is ook moeilijk van te voren in te schatten.” “Het is een voordeel dat je niet alles weet. Je wordt er alleen maar bang van.” “Ik zou het niet eens willen weten.” Onwil of onwetendheid? Alles bijeen genomen is het geen onwil, die mensen belet om zich actief op te stellen bij het voorkomen van terrorisme, maar onwetendheid of onmacht. Als men iets doet, komt het meestal neer op het waarschuwen van de autoriteiten (via 1-1-2 of ter plaatse, zoals een conducteur). Men lijkt zich er goed van bewust te zijn niet zelf achtergelaten tassen of iets dergelijks te moeten gaan navlooien: “Effe heel snel kijken en dan bellen.”
2.6
Informatie en communicatie
Door alle groepen heen leeft het besef dat men onvoldoende afweet van terrorismebestrijding en wat burgers eraan kunnen doen. Slechts een enkeling heeft overigens wel eens actief informatie gezocht. Duidelijk is wel dat men de rijksoverheid verwacht als afzender van een eventuele campagne om burgers te informeren. Men noemt ook met nadruk ‘de landelijke overheid’. Het beeld is wisselend als het gaat om de vraag of de campagne moet gaan over allerlei rampen en de gevolgen daarvan, of specifiek over terroristische aanslagen en de gevolgen daarvan. Overheersend is dat men vooral wil weten wat de overheid doet. Mogelijk omdat men zich geen voorstelling kan maken van wat je zelf zou kunnen doen - ter preventie of als slachtoffer- hoor je weinig dat hierover zou moeten worden gecommuniceerd. Beoordeling communicatie van de overheid Burgers leven tussen hoop en vrees als het gaat om vertrouwen in de overheid als het gaat om het borgen van veiligheid enerzijds en de betrouwbaarheid als afzender van informatie anderzijds. Ze begrijpen dat de overheid niet aan de grote klok kan hangen wat zij aan het doen is om aanslagen te voorkomen, maar weten niet precies waar de aanpak dan uit bestaat. Men staat ambivalent tegenover de overheid: we horen een behoefte aan meer informatie, aan informatie die direct van de overheid komt en niet via de media en diffuse beoordelingen van de slagvaardigheid van de aanpak van terrorismebestrijding door de overheid. “We weten alleen wat er in het Journaal gezegd wordt.” “We worden te weinig voorgelicht.” “Van de kletsverhalen in de krant word je toch niks wijzer.”
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005 | 13
“De overheid doet niets, behalve dat meneer Joustra de coördinatie heeft.” “Ze zullen fouten maken, maar er gebeurt wel wat.” “Ze zouden toch kunnen vertellen wat de scenario’s zijn.” Over de inhoud van een eventuele campagne wordt wisselend gedacht. Ook realiseren burgers zich dat het nauw luistert wat er in een campagne wordt gezegd om te voorkomen dat de angst juist wordt aangewakkerd. Sommigen willen graag weten wat je zelf zou moeten doen bij een aanslag, anderen denken niet dat mensen dergelijke instructies ook daadwerkelijk opvolgen als er echt iets is gebeurd en weer anderen geven aan juist ongerust te worden door dit type informatie: “Informatie over wat je moet doen na een aanslag maakt me juist angstiger want dan lijkt het echt menens.” “Vertel ons wat ons te wachten staat en wat de overheid gaat doen als er wat gebeurt.” “Goed uitleggen wat wel en niet verdacht is.” “Wat moet je mensen nog leren. Je weet wel wat je moet doen, maar ze doen’t niet.” “Info over mogelijke voorzorgsmaatregelen, maar we willen geen schijnveiligheid.” In een aantal groepen wordt opgemerkt hoe zeer het van belang is het evenwicht te bewaren bij informatiecampagnes, om verdergaande polarisatie te voorkomen: “Eerst zorgen dat wij weer één worden. Wij/zij moet weg. Ook allochtonen in reclamespots!” “Het vijandbeeld moet worden genuanceerd.” Het optreden ervaren van Britse beeldbepalende figuren na de recente aanslagen in Londen wordt als vertrouwenwekkend ervaren.
Apart terrorisme -nummer Eén van de ideeën die in de groepen is voorgelegd, is een apart telefoonnummer (meldlijn of tiplijn) voor terrorismegerelateerde meldingen. Het blijkt moeilijk om de (negatieve) associatie met een kliklijn te voorkomen: “Slecht idee. Ik houd niet van klikken.” “Ontketent een heksenjacht.”
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005 | 14
“Dan bel je voorde buurman die je niet aardig vindt.” Eenmaal goed begrepen is men wel positiever over de komst van een meldlijn, al reageert niemand heel enthousiast. Gesteld voor de keuze of er een nieuw of bestaand nummer moet worden gebruikt, kiezen de meeste mensen kiezen voor een bestaand nummer en dan vooral 1-1-2. Men heeft twijfel over: § § §
Of men zelf in staat is verdachte situaties te herkennen: “Niet effectief. Alleen als ik zeker weet dat er iets is, bel ik 1-1-2.” Of zo’n meldlijn niet overvoerd wordt: “Te vaak vals alarm.” Of de follow-up goed is na een melding: “Er moet een bevoegd iemand aan de telefoon zitten, die kan bepalen wat er is, maar je ook gerust kan stellen als je bang bent.”
Folder Een andere mogelijkheid die besproken is, is het verspreiden van een folder met informatie over terrorismebestrijding en wat burgers kunnen doen. Eerst is de vraag aan de orde geweest of een folder een goed idee is, vervolgens zijn concrete voorbeelden voorgelegd van de Australische en de Britse overheid. De reacties lijken in eerste instantie wat lauw. Ook al is men niet afwijzend, er wordt opgemerkt dat een folder ook nadelen zijn verbonden omdat: § § § §
mensen folders niet lezen; folders niet op zichzelf mogen staan; folders snel weer worden weggegooid; andere media de voorkeur hebben (zoals de TV of een sticker om op de koelkast te plakken).
Het tonen van folders uit andere landen heeft het effect van een eye-opener: er valt toch nog het nodige te vertellen. De reacties zijn overwegend positief en de meeste mensen nemen de folders na het gesprek graag mee naar huis: “Ik zou deze wel bewaren.” (Over de Australische folder.) “Niet verkeerd. Prettige indruk. Wat te doen, geeft prettig gevoel.” (Over de Australische folder.) “Erg goed boekje. Dit mis ik nu wel.” (Over de Britse folder.) Een enkeling vindt met name de Australische folder te uitgebreid: “Teveel info.” Als men dus met concrete informatie wordt geconfronteerd, wordt kennelijk de verbeelding geprikkeld en verandert de houding die men heeft over de zin en onzin van overheidscommunicatie.
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005 | 15
Deel 2
Uitkomsten van het kwantitatieve onderzoek
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005 | 16
3
De huidige veiligheidsbeleving
3.1
Nederlander steeds bezorgder over ‘terrorisme / aanslagen’
Twee op de vijf Nederlanders (39%) maken zich spontaan (de lijst met mogelijke antwoorden is niet voorgecodeerd) de meeste zorgen over ‘terrorisme en aanslagen’. Dit betekent een forse stijging ten opzichte van vorig jaar, toen 16% ‘terrorisme en aanslagen’ als grootste bron van zorg noemde. Ook de bezorgdheid over ‘veiligheid op straat / politie / criminaliteit’ is toegenomen (van 20% tot 27%), alsmede de zorgen over ‘economie / prijzen’ (van 14% tot 25%). Drie op de tien Nederlanders (30%) zijn geholpen (de lijst met antwoorden is voorgecodeerd met 13 onderwerpen) in eerste instantie bezorgd over ‘terrorisme / aanslagen’. Dit is meer dan een verdubbeling ten opzichte van oktober 2004. Ook de bezorgdheid over ‘economie / prijzen’ is toegenomen (van 10% tot 13%). Er is tevens gevraagd over welke zaken en gebeurtenissen men zich nog meer (in tweede en derde instantie, ook geholpen gevraagd) zorgen maakt. Wanneer de antwoorden bij elkaar worden opgeteld, staat ‘terrorisme / aanslagen’ nog steeds op kop. Drie op de vijf Nederlanders (60%) maken zich hierover – in meer of mindere mate – zorgen, hetgeen een forse stijging betekent ten opzichte van de vorige meting (destijds 34%). Overigens maakt men zich, naarmate de opleiding hoger is, minder zorgen over ‘terrorisme / aanslagen’. Circa twee op de vijf Nederlanders zijn bezorgd over ‘de gezondheidszorg / zorg’ (41%), ‘de veiligheid op straat / politie / criminaliteit’ (39%) en ‘de economie / prijzen’ (39%). In onderstaande tabel zijn alle maatschappelijke onderwerpen weergegeven, die in totaal door minimaal 10% van de Nederlanders worden genoemd (van de 13 onderwerpen). 1 | Nederland maakt zich vooral zorgen over ‘terrorisme / aanslagen’ Spontaan
Geholpen (eerst genoemd)
Geholpen (totaal genoemd)
2004
2005
2004
2005
2004
2005
Terrorisme / aanslagen
% 16
% 39
% 13
% 30
% 34
% 59
Gezondheidszorg / zorg
20
19
14
13
44
41
Veiligheid op straat / politie / criminaliteit Economie / prijzen
20 14
27 25
15 10
10 13
39 31
39 39
Normen en waarden / omgangsvormen
8
4
11
7
30
31
22 7
7 5
18 4
10 6
36 23
25 18
Immigratie / integratie
7
8
4
4
11
10
Nergens om / geen zorgen
7
6
2
1
2
1
Regeringsbeleid / de politiek Werkloosheid / werkgelegenheid
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005 | 17
3.2
Gevoel van veiligheid op locaties vrijwel onveranderd
De grootste verandering ten opzichte van vorig jaar doet zich voor bij de veiligheid op een vliegveld. Gaf vorig jaar 62% aan zich veilig te voelen, nu is dat gedaald naar 57%. Iets meer dan de helft van de Nederlanders (55%) voelt zich veilig bij grootschalige evenementen. Hoewel het geen meerderheid betreft, voelt een substantieel deel van de bevolking zich dus niet veilig bij dergelijke gebeurtenissen. Deze gevoelens zullen voor een belangrijk deel ingegeven zijn door de berichtgeving over mogelijke aanslagen tijdens SAIL 2005. Het onderzoek vond plaats aan de vooravond van dit nautisch evenement in Amsterdam. Ten opzichte van vorig jaar doen zich verder nauwelijks grote verschillen voor als het gaat over plekken waar men zich veilig of onveilig voelt. Een ruime meerderheid van de Nederlanders voelt zich veilig in eigen huis, in openbare gebouwen, in winkelcentra en op straat. 2 | Gevoel van veiligheid op verschillende locaties (% ‘zeer veilig’ en ‘tamelijk veilig’) 2004
2005
%
%
Thuis In openbare gebouwen
99 88
99 86
In winkelcentra
88
86
Op straat / op de weg Op werk / op school
79 74
81 72
In het openbaar vervoer
63
62
In uitgaansgelegenheden In tunnels
64 65
62 61
In een vliegtuig
55
58
Op een vliegveld Bij grootschalige evenementen
62 --
57 55
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005 | 18
4
Angst voor terroristische aanslag
4.1
Ruim de helft van de Nederlanders acht kans op aanslag groot
Meer dan de helft van de Nederlanders (55%) acht de kans op een terroristische aanslag (tamelijk of zeer) groot. Drie op de tien ondervraagden (31%) noemen de kans niet groot, maar ook niet klein. Slechts 12% is van mening dat de kans op een aanslag (tamelijk of zeer) klein is. Vorig jaar achtte 25% de kans op een terroristische aanslag (tamelijk of zeer) groot. Met andere woorden: niet alleen de bezorgdheid over en de angst voor een terroristische aanslag zijn toegenomen, ook de kans daarop is volgens de ondervraagden toegenomen. 3 | Meerderheid noemt kans op aanslag ‘groot’
19
2005
6
2004
0%
36
31
19
10%
45
20% zeer groot
30% tamelijk groot
40%
9
21
50%
niet groot, maar ook niet klein
60% tamelijk klein
70% zeer klein
3
7
80%
90%
1
2
100%
weet niet \ geen mening
Bron: TNS NIPO, 2005
Hoe hoger men is opgeleid, des te kleiner acht men de kans op een terroristische aanslag (van de hoog opgeleiden acht 50% de kans op een aanslag groot, onder de laag opgeleiden is dit 67%). Hier doet zich overigens wel een verschil voor tussen Amsterdammers en andere Nederlanders. Waar tweederde van de Amsterdamse bevolking (67%) de kans op een aanslag ‘groot’ noemt, is dit onder de rest van Nederland 54%.
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005 | 19
4 | Laag opgeleiden noemen kans op aanslag vaker ‘groot’ dan hoog opgeleiden Groot
Niet groot, niet klein
Klein
%
%
%
Geslacht Mannen
55
28
15
Vrouwen
55
34
9
15-34
59
31
9
35-54 55+
54 55
33 28
14 15
Opleiding Laag
67
22
10
Midden
51
37
12
Hoog
50
30
18
Openbaar vervoer Anders
50 55
34 33
16 12
Geen werk / school
59
25
13
Bang
78
19
3
Niet bang
31
44
23
Amsterdam Andere grote steden
67 38
28 32
3 31
Rest Nederland
55
31
12
Leeftijd
Woon-werk
Angst voor aanslag
Plaats
Een meerderheid van de Nederlanders acht de kans op een terroristische aanslag in Nederland dus ‘groot’. De kans dat men zelf slachtoffer wordt van een aanslag, of één van de naasten, wordt – weinig verwonderlijk – aanzienlijk kleiner ingeschat. Toch geeft 11% van de ondervraagden aan dat de kans ‘groot’ is dat zij zelf of iemand uit de naaste omgeving slachtoffer wordt van een aanslag. Onder Amsterdammers is dit aandeel hetzelfde als het landelijk gemiddelde.
4.2
Bezorgdheid over aanslag fors toegenomen
Eerder is al aangegeven dat de Nederlander zich heden ten dage vooral zorgen maakt over ‘terrorisme / aanslagen’. De bezorgdheid is ten opzichte van oktober 2004
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005 | 20
bovendien fors toegenomen. Het behoeft derhalve geen verbazing te wekken dat de angst voor een terroristische aanslag groot is, en ten opzichte van vorig jaar is gegroeid. Ongeveer de helft van de Nederlanders (52%) is ‘zeer’ of ‘tamelijk bang’ voor een terroristische aanslag. Vorig jaar bedroeg dit aandeel nog 38%. 5 | Meer dan de helft van de Nederlanders bang voor aanslag
9
2005
43
3
2004
0%
40
35
10%
20%
8
50
30% zeer bang
40% tamelijk bang
50% niet zo bang
60% helemaal niet bang
11
70%
80%
90%
0
0
100% %
weet niet \ geen mening
Bron: TNS NIPO, 2005
Degenen die ‘zeer’ of ‘tamelijk bang’ zijn voor een terroristische aanslag zullen in het vervolg van het rapport ‘de groep die bang is’ worden genoemd. We zullen zien dat deze groep op veel punten anders denkt over de communicatie van de overheid en het eigen handelingsperspectief dan degenen die ‘niet zo’ of ‘helemaal niet bang’ zijn. Opvallend genoeg is de angst voor een aanslag onder Amsterdammers niet groter dan onder ‘de rest van Nederland’, hoewel – zoals we later zullen zien – men de kans het grootst acht dat Amsterdam doelwit van een aanslag zal zijn. De angst is onder laag opgeleiden het grootst. Van hen is 64% bang, onder de hoog opgeleiden is dit aandeel 36%.
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005 | 21
6 | Angst vooral groot onder laag opgeleiden en Amsterdammers Zeer /
Niet zo bang /
tamelijk bang
helemaal niet
%
bang %
Mannen Vrouwen
47 57
53 43
Leeftijd 15-34
53
46
35-54
46
53
55+
55
43
Laag Midden
64 51
35 50
Hoog
36
63
Openbaar vervoer
40
61
Anders Geen werk / school
48 59
52 39
Plaats Amsterdam
51
48
Andere grote steden
37
62
Rest Nederland
52
48
Geslacht
Opleiding
Woon-werk
4.3
Nederlander verwacht Amsterdam als doelwit
Drie op de vijf Nederlanders (58%) verwachten dat Amsterdam (spontaan genoemd) de plaats zal zijn waar een eventuele terroristische aanslag wordt gepleegd. Onder Amsterdammers ligt dit aandeel iets hoger dan onder niet-Amsterdammers (64% versus 58%). Een andere vaak genoemde locatie is Schiphol (43%). ‘Den Haag / Binnenhof / regering’ wordt door 33% van de Nederlanders het belangrijkste doelwit van een mogelijke terroristische aanslag genoemd. Het openbaar vervoer wordt door 32% genoemd, Rotterdam en een ‘groot evenement’ beide door 27%.
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005 | 22
7 | Amsterdam voornaamste doelwit terroristische aanslag Amsterdam
58
Schiphol
43
Den Haag / Binnenhof / regering
33
Openbaar vervoer
32
Rotterdam
27
Groot evenement / festival
27
Rotterdamse haven / Maasvlakte / Pernis / Europoort
24
andere grote stad / steden
11
kerncentrale Borssele
10
op een chemische fabriek
9
verkeersknooppunt / tunnel / viaduct
8
anders
8
weet niet
4 0
10
20
30
40
50
60
70
%
Bron: TNS NIPO, 2005
Niet alleen is gevraagd naar de plaats (in de meest brede zin van het woord) waar een aanslag mogelijk zal plaatsvinden, ook is in kaart gebracht wat men beschouwt als meest risicovolle locatie (zonder geografische specificatie). Meest genoemd zijn ‘grote evenementen’ (52%), gevolgd door ‘in het openbaar vervoer’ (41%), ‘op treinstations’ (41%) en in ‘metrostations’ (36%). Het lijstje wekt nauwelijks verbazing: het onderzoek vond plaats vlak voor de opening van SAIL 2005 en juist van dat evenement werd veelvuldig beweerd dat er mogelijk een aanslag zou plaatsvinden, terwijl op treinstations (Madrid) en in metrostations (Londen) al eerder aanslagen hebben plaatsgevonden. Hoge kantoorflats daarentegen (aanslagen in New York) worden veel minder vaak genoemd als meest risicovolle locatie (16%).
4.4
Meerderheid heeft gedrag aangepast als gevolg van aanslagen
Veel Nederlanders zeggen hun gedrag te hebben aangepast , als gevolg van de recente aanslagen in Londen (Engeland) en Sharm-el-Sheikh (Egypte). Aan de ondervraagden zijn in totaal negen verschillende maatregelen voorgelegd, die men mogelijk heeft genomen om het gevaar van een aanslag te beteugelen. Slechts 20% van de Nederlanders geeft aan geen enkele maatregel te hebben genomen. Dit betekent dat een ruime meerderheid (78%) wel één of meer maatregelen heeft getroffen. De gemiddelde Nederlander nam 1,3 maatregelen.
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005 | 23
Van de ondervraagden heeft 5% het dagelijks leven zelfs op een heel aantal vlakken aangepast: deze groep nam minstens vijf van de genoemde maatregelen. Dit zijn opvallend genoeg meer mannen dan vrouwen (7% versus 3%), hoewel de angst voor een terroristische aanslag met name onder vrouwen groot is (57% versus 52% gemiddeld). Zeven op de tien Nederlanders (69%) geven aan beter op te letten, alerter te zijn als gevolg van de recente terroristische aanslagen. Een kwart van de ondervraagden is niet met vakantie gegaan naar een land waar risico op een aanslag bestaat, terwijl men dat anders (misschien) wel gedaan zou hebben (25%). Een even grote groep geeft aan op zoek te zijn gegaan naar informatie (24%). Alle andere maatregelen worden aanmerkelijk minder vaak genoemd. Eén op de twintig Nederlanders (5%) geeft aan niet met het openbaar vervoer te hebben gereisd, terwijl men dat anders wel gedaan zou hebben. Dit betreft met name treinreizen (46%) en in mindere mate reizen met de bus (27%), metro (21%) of tram (6%). Mensen in ‘de groep die bang is’ hebben gemiddeld meer maatregelen genomen dan degenen die niet vrezen voor een terroristische aanslag (1,7 versus 0,9 maatregelen). Zo heeft 9% van ‘de groep die bang is’ vijf of meer maatregelen genomen. Onder degenen die niet bang zijn, is dit aandeel 2%. Overigens doet zich binnen ‘de groep die bang is’ een groot verschil voor tussen degenen die ‘zeer bang’ zijn voor een terroristische aanslag en degenen die daar ‘tamelijk bang’ voor zijn. Eerstgenoemde groep heeft gemiddeld 2,1 maatregelen getroffen (12% vijf of meer), laatstgenoemde groep gemiddeld 1,7 (8% vijf of meer). Aangezien laag opgeleiden meer angst hebben voor een terroristische aanslag hoeft het geen verbazing te wekken dat deze groep gemiddeld meer maatregelen heeft getroffen dan de hoger opgeleiden, die over het algemeen minder bang zijn voor een terroristische aanslag (1,5 versus 1,1 maatregelen).
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005 | 24
8 | Zeven op tien Nederlanders zijn alerter na recente aanslagen % wel van toepassing Alert zijn, beter opletten Niet met vakantie gegaan naar land waar risico op aanslag bestaat, terwijl ik dat anders wel
69 25
had gedaan Op zoek gegaan naar informatie Niet naar een drukke plek (evenement, kermis, winkelcentrum, etc.) gegaan, terwijl ik dat
24 12
anders wel had gedaan Andere route met de auto gekozen om risicogebied (bijvoorbeeld tunnel) te mijden Niet met het openbaar gegaan, terwijl ik dat anders wel had gedaan
8 5
Ander station / halte openbaar vervoer gekozen dan ik anders zou doen
5
Niet of zo min mogelijk naar buiten gegaan Niet met het vliegtuig gegaan, terwijl ik dat anders wel had gedaan
5 4
4.5
Meerderheid weet niet waar men op moet letten
Twee op de vijf Nederlanders (38%) geven aan te weten waar ze op moeten letten om een terroristische aanslag te helpen voorkomen. Een meerderheid van de Nederlanders (62%) weet dat dus (nog) niet. Vrouwen weten beter waar ze op moeten letten dan mannen (42% versus 35%), Amsterdammers zijn beter op de hoogte dan gemiddeld (49%). De mensen in ‘de groep die bang is’ weten vaker waar ze op moeten letten dan degenen die niet bang zijn (42% versus 35%). Dit geldt ook voor hoog opgeleiden (46%). Waar let men dan zoal op? In eerste instantie op personen die zich ‘vreemd gedragen’ (57%), in tweede instantie op ‘achtergelaten, onbeheerde bagage’ (32%) en in derde instantie op ‘achtergelaten, onbeheerde pakketjes’ (19%).
4.6
Kwart zoekt nu al informatie over dreiging
Een kwart van de Nederlanders is – zo hebben we gezien – naar aanleiding van de recente aanslagen op zoek gegaan naar informatie. Een zelfde aandeel geeft aan nu al – in meer of mindere mate – op zoek te gaan naar informatie die kan helpen in geval men te maken krijgt met de dreiging van terrorisme of een aanslag. Eén op de honderd Nederlanders (1%) doet dit altijd, 5% meestal en nog eens 18% nooit. 8% Van ‘de groep die bang is’ zoekt altijd of meestal naar informatie, onder degenen die minder bevreesd zijn is dit aandeel 4%. De informatie zoekt men vooral op internet (26%). Dit geldt vooral voor Nederlanders van middelbare leeftijd (35-54; 48%). Anderen kijken vooral waar de nooduitgang is, dan wel vluchtwegen zijn (19%). Eén op de zeven Nederlanders haalt informatie uit de krant
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005 | 25
(14%), terwijl iets meer dan één op de tien Nederlanders te rade gaat bij de politie (11%). Met name ‘de groep die bang is’ doet dit laatste (16% versus 3% van degenen die niet bang zijn).
4.7
Onwetendheid over eigen bijdrage om aanslag te voorkomen
In het volgende hoofdstuk zullen we zien dat 30% van de Nederlanders het in meer of mindere mate belangrijk vindt dat de overheid communiceert over wat men zélf kan doen om een terroristische aanslag te voorkomen. Dat die kennis bij veel Nederlanders niet aanwezig is, blijkt uit het feit dat maar één op de vijf Nederlanders (21%) zegt te weten welke bijdrage men kan leveren aan het voorkomen van een terroristische aanslag. Die (gepercipieerde) kennis is onder mannen beduidend groter dan onder vrouwen (26% versus 17%) en onder hoog opgeleiden hoger dan onder laag opgeleiden (30% versus 18%). Ongeveer één op de zes Nederlanders (16%) is van mening dat men zelf niets kan doen om een terroristische aanslag te voorkomen. Deze wat fatalistische houding komt met name voor bij de ouderen (55+; 22%). Op de vraag wat men kan doen om een terroristische aanslag te voorkomen, antwoordt men in eerste instantie ‘opletten / alert zijn’ (44%). Een kwart van degenen die aangeven te weten wat men zelf kan bijdragen in de preventieve sfeer antwoordt, ‘ongewone zaken melden’ en ‘opletten, alert blijven op ongewone zaken’ (beide 25%).
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005 | 26
5
Informatievoorziening van de overheid
5.1
Informatiebehoefte toegenomen
Vorig jaar gaf één op de drie Nederlanders (34%) aan behoefte te hebben aan meer informatie van de overheid over welke voorzorgsmaatregelen men zelf kan nemen om de eigen veiligheid te vergroten in het geval van een terroristische aanslag. Anno 2005 geeft 41% van de ondervraagden aan meer behoefte te hebben aan informatie over terrorisme en terrorismebestrijding. Men zit dus meer dan vorig jaar verlegen om overheidsinformatie over dit onderwerp. 9 | Behoefte aan informatie is toegenomen
41
2005
51
34
2004
0%
10%
8
60
20%
30%
40% behoefte
50%
60%
geen behoefte
6
70%
80%
90%
100% %
weet niet
Bron: TNS NIPO, 2005
De behoefte aan informatie is vooral groot onder degenen die bevreesd zijn voor een terroristische aanslag (54%) een ook groter dan gemiddeld onder de laag opgeleiden (45%).
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005 | 27
10 | De ‘groep die bang is’ heeft vooral behoefte aan informatie Behoefte
Geen behoefte
Weet niet %
%
%
Geslacht Mannen
42
53
5
Vrouwen
40
48
12
15-34
39
54
7
35-54 55+
43 38
46 53
11 9
Opleiding Laag
45
48
8
Midden
40
51
9
Hoog
36
56
7
Openbaar vervoer Anders
40 40
57 51
4 9
Geen werk / school
40
51
9
Bang
54
37
9
Niet bang
27
66
7
Amsterdam Andere grote steden
36 43
56 56
8 1
Rest Nederland
41
50
9
Leeftijd
Woon-werk
Angst voor aanslag
Plaats
Aan welke informatie heeft men dan vooral behoefte? Deze vraag is in de spontane variant (zonder voorgecodeerde antwoorden) aan de Nederlanders voorgelegd en komt in andere varianten in de volgende paragrafen opnieuw aan de orde. Eén op de drie (32%) geeft aan informatie te willen hebben over ‘dingen waar je zelf op kan / zou moeten letten’. Omdat de vraag alleen is voorgelegd aan degenen die behoefte hebben aan informatie (41%, zie tabel 9) betekent dit dat 13% van de Nederlandse bevolking deze informatie zou willen verkrijgen. Andere zaken die door meer dan 10% worden genoemd, zijn ‘informatie verstrekken hoe dan te handelen’ (28%; 11% van de totale Nederlandse bevolking) en ‘informatie over maatregelen die de regering treft / heeft getroffen’ (12%; 5% van de totale Nederlandse bevolking).
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005 | 28
5.2
Informatie over rol van de overheid meest welkom
Welke informatie zou men dan van de overheid willen ontvangen? Deze vraag is niet alleen spontaan (vorige paragraaf), maar ook geholpen aan de Nederlanders voorgelegd. In deze paragraaf komt de geholpen variant van de vraag aan bod, waarbij verschillende antwoordmogelijkheden zijn voorgelegd. Van de Nederlanders die hebben aangegeven behoefte te hebben aan informatie over terrorisme(bestrijding) geeft 32% aan in eerste instantie informatie te willen verkrijgen over ‘wat de overheid doet om een terroristische aanslag te voorkomen’. Bijna een kwart (23%) wil weten ‘wat men zelf kan of moet doen wanneer men bij een terroristische aanslag betrokken raakt’. Bijna één op de vijf wil weten ‘wat men zelf kan doen om een terroristische aanslag te voorkomen’ (18%). Men heeft – als we de geholpen antwoorden bij elkaar optellen – meer behoefte aan informatie over wat de overheid doet, heeft gedaan of zal doen (totaal 48%; 32% + 12% + 4%) dan wat men zelf kan doen bij een terroristische aanslag of om een aanslag te voorkomen (totaal 41%; 23% + 18%). 11 | Meer behoefte aan informatie over wat de overheid doet dan wat men zelf moet doen (basis: Nederlanders die nu behoefte hebben aan informatie over terrorisme en terrorismebestrijding) Geholpen (eerst genoemd)
Geholpen (totaal genoemd)
%
%
32
60
23
57
18
48
12
46
4
39
Geen specifieke informatie
6
6
Weet niet \ geen mening
5
5
Wat de overheid doet om een terroristische aanslag te voorkomen Wat ik zelf moet kan of moet doen wanneer ik bij een terroristische aanslag betrokken raak Wat ik zelf kan doen om een terroristische aanslag te voorkomen Wat de overheid al heeft gedaan, waardoor terroristische aanslagen zijn voorkomen Wat de overheid doet wanneer een terroristische aanslag heeft plaatsgevonden
5.3
Vooral informatie gewenst over wat te doen bij aanslag
Welke informatie wil men van de overheid hebben bij de huidige dreiging van een terroristische aanslag? Men blijkt (geholpen) met name te zitten wachten op informatie
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005 | 29
over ‘wat men moet doen bij een terroristische aanslag’ (wordt in totaal door 36% van de ondervraagden genoemd). Andere informatie die men belangrijk vindt, is informatie over ‘waar men alert op moet zijn en wat men moet doen om een terroristische aanslag te kunnen helpen voorkomen’ (totaal 32%). Deze laatstgenoemde vorm van informatie wordt wel het vaakst als eerste door de Nederlanders genoemd (17%). Er doet zich één noemenswaardig verschil voor tussen ‘de groep die bang is’ en degenen die minder bang zijn voor een terroristische aanslag. Eerstgenoemde groep wil vaker dan gemiddeld weten ‘hoe men zich kan voorbereiden op een terroristische aanslag’ (19% versus 15%). Uit tabel 12 blijkt dat er een forse stijging is van Nederlanders die niet precies weten welke informatie zij bij de huidige dreiging van een aanslag willen hebben (23%). Het verschil met de meting van 2004 is eenvoudig te verklaren: waar destijds onderscheid is gemaakt naar een reële dreiging en beperkte dreiging is nu gevraagd naar de huidige dreiging. Het feit dat de Nederlanders niet precies weten hoe groot de huidige dreiging is, maakt beantwoording van de vraag over het soort informatie dat men wenst aanmerkelijk lastiger. De (geholpen) vraag hoe men geïnformeerd wil worden bij een toenemende dreiging is gemakkelijker te beantwoorden. Van de ondervraagden blijft 7% het antwoord schuldig. Bijna de helft van de Nederlanders (45%) wil weten ‘wat men moet doen bij een terroristische aanslag’. Bijna twee op de vijf Nederlanders hebben vooral behoefte aan informatie over ‘waar men alert op moet zijn’ (38%). Een derde wil weten ‘wat regering, leger en politie doen om een terroristische aanslag te voorkomen’ en ‘waar men uitgebreide informatie kan vinden over hoe men zic h kan voorbereiden en wat men moet doen’.
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005 | 30
12 | Nederlander wil vooral weten ‘wat men moet doen bij een terroristische aanslag’ 2004 Reële dreiging Eerst %
Totaal %
Wat ik moet doen
17
Waar ik alert op moet zijn Wat instanties preventief doen
21 7
Waar ik informatie kan vinden
2005 Beperkte
Huidige
Toenemende
dreiging
dreiging
dreiging
Eerst %
Totaal %
Eerst %
Totaal %
Eerst %
Totaal %
45
7
33
14
36
14
45
46 35
15 12
38 37
17 9
32 25
15 12
38 33
19
45
13
36
7
21
16
33
Hoe groot de kans op aanslag is Hoe ik me kan voorbereiden
10 12
29 37
23 13
44 41
11 4
22 15
13 8
28 27
Wat instanties doen na aanslag
3
13
2
15
3
17
4
20
Wat de gevolgen zijn Wat achtergronden van aanslag zijn
7 3
28 11
5 7
21 24
2 4
12 9
3 5
13 12
Anders Weet niet
1 3
1 4
1 3
1 5
3 23
4 23
1 7
5 7
5.4
Liever campagne over alle dreigingen en rampen
Iets meer dan de helft van de Nederlanders (53%) geeft de voorkeur aan één overheidscampagne over alle dreigingen en rampen boven een aparte overheidscampagne over terrorisme. Eén op de vijf Nederlanders (22%) prefereert een aparte terrorismecampagne. In Amsterdam is de steun voor een aparte campagne relatief groot (29%). Waar laag opgeleiden vooral opteren voor één overheidscampagne (62%) is de steun voor een aparte terrorisme-campagne met name groot onder de hoog opgeleiden (34%).
5.5
Bekendheid over maatregelen overheid afgenomen
Gaf vorig jaar nog 26% van de Nederlanders aan te weten welke maatregelen de overheid heeft genomen in verband met een mogelijke terroristische aanslag, inmiddels is dit aandeel gedaald tot 20%. De kennis over de maatregelen van de overheid lijkt met name in Amsterdam te ontbreken. Slechts 11% van de Amsterdammers geeft aan op de hoogte te zijn van de door de overheid genomen maatregelen. De hoog opgeleiden zijn het best geïnformeerd. Van hen geeft 27% aan te weten welke maatregelen de overheid heeft genomen.
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005 | 31
Een meerderheid van degenen die aangeeft te weten welke maatregelen de overheid genomen heeft, noemt de ‘verscherpte bewaking’ (71%). Dit wordt met name door ‘de groep die bang is’ vaak genoemd (78%). Eén op de vijf noemt de ‘actievere rol van de AIVD’ op dit gebied (19%). In tabel 13 worden niet alleen de eerder genoemde percentages weergegeven, maar ook de percentages die betrekking hebben op de hele bevolking. Slechts één op de tien Nederlanders zegt immers te weten welke maatregelen de overheid reeds genomen heeft. 13 | ‘Verscherpte bewaking’ meest genoemde maatregel 2004 Respondenten Ned. Bevolking ∗
2005 Respondenten Ned. Bevolking ∗
%
%
%
%
Verscherpte bewaking
60
16
71
14
AIVD actiever
15
4
19
4
Verscherpte controles Legitimatieplicht
19 --
5 --
17 7
3 1
Grote oefening gehouden
--
--
5
1
Verhoogde paraatheid Alarmfasering
13 11
3 3
3 3
1 1
Aanpassing wetgeving
9
2
5
1
Informatie via media Internationale samenwerking
4 3
1 1
2 2
0 0
Anders
9
2
4
1
5.6
Televisie meest geschikt voor informatie over huidige dreiging
Een ruime meerderheid van de Nederlanders wil via de televisie door de overheid geïnformeerd worden over de huidige dreiging van een terroristische aanslag. Hoewel dit aandeel iets lager is dan vorig jaar, is de orde van grootte dezelfde (circa vier op de vijf Nederlanders). De radio en de krant hebben duidelijk aan voorkeur verloren, de huis-aanhuis-brochure kent een sterke stijging in voorkeur. Inmiddels willen drie op de tien Nederlanders (30%) via een brochure worden geïnformeerd door de overheid. Alle uitingen worden door ‘de groep die bang is’ vaker genoemd dan door degenen die niet (zo) bang zijn voor een aanslag. Het verschil is het grootst bij media (algemeen) en internet (respectievelijk 15 en 10 procentpunten). Laag opgeleiden kiezen vaker dan gemiddeld voor televisie (86% versus 79%) en voor radio (59% versus 49%). ∗
Betreft respondenten die zeggen te weten welke maatregelen de overheid heeft genoemd
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005 | 32
14 | Televisie is medium bij uitstek om bevolking te informeren over dreiging aanslag 2004
2005
Reële dreiging
Beperkte dreiging
Huidige dreiging
%
%
%
Televisie
82
81
79
Radio Krant
71 39
74 57
49 34
Brief (huis-aan-huis)
16
21
30
Internet Media (algemeen)
25 32
31 44
29 20
Teletekst
16
25
15
Postbus 51 SMS
8 16
13 15
12 7
5.7 Helft hoort nieuws over aanslagen bij voorkeur via reguliere programma’s De helft van de Nederlanders (52%) hoort het nieuws over de dreiging van een terroristische aanslag bij voorkeur via de reguliere programma’s op televisie en radio. In de meting van vorig jaar bedroeg dit aandeel nog 42%. Ook de voorkeur voor een politiebericht is met enkele procentpunten toegenomen (van 16% naar 23%). De affiches, posters en billboards op druk bezochte plaatsen lijken een minder geschikt middel om de burgers te informeren over een dreiging van een terroristische aanslag. Hoewel deze uiting in totaal door 18% van de ondervraagden wordt genoemd, geeft slechts 1% hier de voorkeur aan. Het politiebericht doet het als communicatiemiddel met name goed onder een aantal doelgroepen. Zo lopen vrouwen vaker warm voor deze manier om burgers te informeren dan mannen (27% versus 20%). Ditzelfde geldt voor de oudere Nederlanders (55+; 31%). Ook onder Amsterdammers en laag opgeleiden is het draagvlak voor het politiebericht relatief groot (respectievelijk 35% en 32%). De ‘de groep die bang is’ geven vaker dan degenen die niet bang zijn de voorkeur aan een officiële waarschuwing door de Minister-President (8% versus 4%).
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005 | 33
15 | Reguliere programma’s voor iedereen geschikt als communicatiemiddel 2004
2005
Toenemende kans op
Dreiging van een terroristische
terroristische aanslag
aanslag
Eerst
Totaal
Eerst
Totaal
%
%
%
%
Reguliere programma’s
42
79
52
87
Politiebericht
16
65
23
72
Waarschuwing MP SMS-bericht
8 5
39 23
7 8
36 26
Waarschuwingsfolder
1
13
3
22
Affiches / posters / billboards Anders
-1
-4
1 2
18 6
Weet niet
1
1
4
4
5.8
Minder dan de helft vertrouwt informatievoorziening overheid
Minder dan de helft van de Nederlanders (43%) heeft over het algemeen vertrouwen in de informatievoorziening door de overheid. Een meerderheid (52%) heeft daarin geen vertrouwen. In de vorige meting waren de verhoudingen nog omgedraaid: destijds had 51% (zeer of tamelijk) veel vertrouwen in de informatievoorziening en 47% had niet zo veel of helemaal geen vertrouwen. Alleen onder de jongeren (15-34 jaar) zijn er meer personen te vinden die wel vertrouwen hebben in de informatievoorziening door de overheid dan personen die dat niet hebben (48% versus 45%). Onder Amsterdammers lijkt het vertrouwen in de informatievoorziening door de overheid niet bijster groot (36%). Dit aandeel is onder ‘de groep die bang is’ iets hoger, maar nog altijd lager dan gemiddeld (39%). Hoe lager de opleiding, des te geringer het vertrouwen in de informatievoorziening van de overheid: van de laag opgeleiden heeft één op de drie vertrouwen in de informatievoorziening van de overheid (34%), onder de hoog opgeleiden is dit 51%. Hoewel dit onderzoek voldoende aanknopingspunten biedt om inzicht te krijgen in de communicatiemiddelen die moeten worden ingezet, zal de overheid er in eerste instantie voor moeten zorgen dat de informatie serieus genomen wordt. Een massamediale campagne heeft immers weinig zin als men de informatie niet vertrouwt.
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005 | 34
16 | Vertrouwen in overheidsinformatie afgenomen
2005
3
2004
3
0%
40
44
48
10%
20%
zeer veel vertrouwen
8
40
30%
40%
tamelijk veel vertrouwen
50%
60%
niet zo veel vertrouwen
70%
4
7
80%
helemaal geen vertrouwen
90%
2
100%
weet niet \ geen mening
Bron: TNS NIPO, 2005
Ook het vertrouwen in de overheid als beschermer van de veiligheid tegen terroristische aanslagen is niet bijzonder groot. Een kwart van de Nederlanders (27%) heeft er wel vertrouwen in dat de overheid zich goed van deze taak kwijt, 64% heeft dat niet. In dat geval doen zich geen opvallende verschillen voor als we de leeftijd van de ondervraagden in ogenschouw nemen. Wat wel opvalt, is dat Amsterdammers minder vaak vertrouwen hebben in de overheid als het gaat om bescherming tegen een terroristische aanslag dan niet-Amsterdammers (19% versus 29%).
5.9 Meerderheid voelt zich door overheid onvoldoende geïnformeerd Drie op de vijf Nederlanders (60%) voelen zich door de overheid onvoldoende geïnformeerd over de mogelijke dreiging van een terroristische aanslag. Vorig jaar bedroeg dit aandeel nog 47%. Men heeft dus niet alleen in meerderheid weinig vertrouwen in de informatievoorziening door de overheid, men is bovendien van mening onvoldoende geïnformeerd te worden. Drie op de tien Nederlanders (30%) voelen zich overigens wel voldoende geïnformeerd. Dit zijn met name hoger opgeleiden (40%). Met name in Amsterdam is men niet content met de hoeveelheid informatie: slechts 15% geeft aan zich voldoende geïnformeerd te voelen over de mogelijke dreiging van een terroristische aanslag. Onder ‘de groep die bang is’ bedraagt dit aandeel 22%.
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005 | 35
17 | Nederlander voelt zich minder goed geïnformeerd dan vorig jaar
2005
2
28
51
4
2004
0%
9
41
10%
20%
41
30% ruim voldoende
40% voldoende
50% onvoldoende
60% zeer onvoldoende
10
6
70%
80%
90%
8
100%
weet niet \ geen mening
Bron: TNS NIPO, 2005
5.9.1 Behoefte aan informatie fors toegenomen De Nederlanders voelen zich, meer dan vorig jaar, onvoldoende geïnformeerd door de overheid over de mogelijke dreiging van een terroristische aanslag. Het hoeft dan ook geen verbazing te wekken dat de helft van de Nederlandse bevolking aangeeft, (veel) meer dan vorig jaar behoefte te hebben aan informatie van de overheid over terrorisme en de bestrijding ervan. Onder ‘de groep die bang is’ is dit maar liefst 64%. Voor 36% van de ondervraagden is de behoefte aan informatie op hetzelfde niveau gebleven als in 2004, 6% heeft minder behoefte aan informatie dan vorig jaar. Bijna één op de tien Nederlanders (9%) geeft aan nu geen behoefte te hebben aan overheidsinformatie en vorig jaar ook niet. Overigens hebben vrouwen vaker geen behoefte aan informatie dan mannen (11% versus 9%). Dit terwijl vrouwen, zo hebben we eerder geconstateerd, angstiger zijn dan mannen. 5.9.2 Overheid in ogen van Nederlander niet daadkrachtig genoeg Ook over de daadkracht van de overheid bij het nemen van maatregelen met betrekking tot terrorisme(bestrijding) is men weinig enthousiast. Iets meer dan een kwart van de Nederlanders (27%) is van mening dat de overheid – in meer of mindere mate – daadkrachtig optreedt. Dit aandeel bedroeg in 2004 nog 42%. Bijna drie op de vijf Nederlanders (59%) zijn van mening dat de daadkracht van de overheid op dit gebied te wensen overlaat.
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005 | 36
Hoe ouder men is, des te vaker is men van mening dat de overheid niet daadkrachtig is in het nemen van maatregelen met betrekking tot een mogelijke terroristische aanslag. Twee derde van de ouderen (55+; 66%) noemt de daadkracht van de overheid ondermaats, onder de jongeren bedraagt dit aandeel 53%. Hoe ouder men is, des te sceptischer staat men ten opzichte van de daadkracht van de overheid. Wellicht zijn ouderen vaker dan jongeren teleurgesteld geraakt in de overheid.
5.10
Huis-aan-huis folder meest effectieve middel
Aan de Nederlanders is een aantal ideeën voorgelegd. Hen is gevraagd of het idee zou bijdragen aan een geruststellend of verontrustend gevoel. Bovendien is gepolst in hoeverre men het idee goed of niet goed vindt. Het grootste geruststellende effect gaat uit van een huis-aan-huis folder met alle informatie over terrorisme. Meer dan de helft van de Nederlanders zou hier een geruster gevoel van krijgen. Een dergelijke folder zou weinigen een verontrustend gevoel bezorgen, hetgeen betekent dat dit communicatiemiddel per saldo het meest effectief is. Ook een advertentie in dagbladen met onder andere korte tips zou voor veel Nederlanders bijdragen aan een geruststellend gevoel. Het minst effectief lijkt een televisieprogramma over terrorismebestrijding. Hoewel twee derde van de Nederlanders het een goed idee vindt, zou het per saldo voor ‘slechts’ 21% bijdragen aan een geruststellend gevoel. Dat de schrik er bij ‘de groep die bang is’ goed inzit, blijkt wel uit het feit dat zij de meeste ideeën weliswaar goed vinden, maar ze voor hen niet (veel) vaker dan gemiddeld bijdragen aan een geruststellend gevoel. 18 | Huis-aan-huis folder van de overheid: goed idee en werkt geruststellend Een (zeer) goed
Zou mij
Saldo
idee
geruststellen
(Geruststellen -/-
%
%
Verontrusten) %
Een huis-aan-huis folder
77
53
46
Advertentie in dagbladen Informatie over preventie
73 68
46 49
40 36
Reclamespotjes op TV en radio
77
47
35
Een website met info over terrorisme Posters op drukke locaties, met maatregelen
75 61
42 43
34 26
Posters op drukke locaties, met oproep
67
36
22
Een flyer bij evenementen TV-programma over terrorismebestrijding
71 64
39 36
22 21
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005 | 37
Als de ideeën nog eens op een rijtje gezet worden en men het beste idee mag kiezen, opteert 18% voor de huis-aan-huis folder (onder ‘de groep die bang is’ is dit 23%). Informatie in de media over aanslagen die voorkomen zijn door de overheid en over alle maatregelen die de overheid neemt om aanslagen te voorkomen, scoort een tweede plaats (9%). Dit laatste aspect noemt men het meest geruststellend (18%), op de voet gevolgd door de huis-aan-huis folder (16%). In beide ‘lijstjes’ behalen de posters met informatie over genomen veiligheidsmaatregelen de (gedeelde) laagste score (1%).
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005 | 38
6
Mogelijkheden burgers in voorkomen aanslagen
6.1
Helft Nederlanders ziet zichzelf in preventieve rol
Hoewel een ruime meerderheid van de Nederlanders de stelling onderschrijft dat ‘een terroristische aanslag altijd kan plaatsvinden, ook al ben je nog zo op je hoede’ (96%, 2004: 97%) en een minderheid van mening is dat ‘je zelf een heleboel kunt doen om geen slachtoffer te worden van een terroristische aanslag’ (21%, 2004: 22%), is bijna de helft van de Nederlanders (48%) van mening dat zij zelf een rol kunnen spelen in het voorkomen van een terroristische aanslag. Met andere woorden: men is enerzijds tamelijk gelaten, anderzijds ziet men voor zichzelf wel een rol weggelegd in het voorkomen van een aanslag. Overigens dacht vorig jaar nog 54% zelf een (tamelijk) grote rol te kunnen spelen in het voorkomen van een terroristische aanslag, dus dit aandeel is met enkele procentpunten gedaald. Mannen zijn beduidend vaker dan vrouwen van mening dat zij een (tamelijk) grote rol kunnen spelen in het voorkomen van aanslagen (54% versus 43%). Een meerderheid van ‘de groep die bang is’ denkt zelf een rol te kunnen spelen in de preventieve sfeer. Hiermee onderscheiden zij zich duidelijk van degenen die een aanslag niet vrezen (53% versus 44%). Ook laag opgeleiden zijn vaker dan gemiddeld van mening dat zij preventieve maatregelen kunnen nemen (58%). 19 | Helft Nederlanders van mening dat zij zelf kunnen bijdragen aan voorkomen aanslag
11
2005
37
16
2004
0%
10%
31
38
20% een grote rol
30%
15
27
40%
een tamelijk grote rol
50%
60%
een niet zo grote rol
2
14
70% nauwelijks een rol
80%
90%
geen rol
3
3 2
100%
weet niet
Bron: TNS NIPO, 2005
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005 | 39
6.2
Onbeheerde koffer: naar de conducteur
Driekwart van de Nederlanders zou – wanneer het oog valt op een onbeheerde koffer in de trein – de conducteur erbij halen (75%). Eén op de drie zou het voorval melden bij de spoorwegpolitie (35%) en drie op de tien zouden de coupé en (zo mogelijk) de trein verlaten (31%). Gevraagd wat men in eerste instantie zou doen, antwoordt 53% de conducteur erbij te halen. Ongeveer één op de acht Nederlanders (12%) zou in zo’n geval helemaal niets doen. Dit zijn met name jongeren (15%) en vrouwen (17%). Nederlanders van middelbare leeftijd (35-54; 92%) en mannen (eveneens 92%) zouden het vaakst – op een of andere manier – in actie komen. Een onbeheerde koffer in de trein is kennelijk minder verontrustend dan een man die op een druk bezocht evenement een pakketje achterlaat en zich daarna vlug uit de voeten maakt. In dat laatste geval zou 97% ingrijpen. Er doen zich wat dit betreft geen opvallende verschillen voor tussen mannen en vrouwen, dan wel tussen jongeren en ouderen. Bij een achtergelaten pakketje bij een groot evenement zou 25% het voorval in eerste instantie melden bij de organisatie. Een ongeveer even groot aandeel (24%) zou iedereen oproepen zich zo snel mogelijk uit de voeten te maken. De politie erbij halen zou 18% als eerste doen. Dit laatste wordt overigens in totaal wel het vaakst genoemd (59%), nog voor het melden bij de organisatie (55%) en de oproep om de plek des onheils zo snel mogelijk te verlaten (44%). Degenen die zouden bellen om de onbeheerde koffer, dan wel de verdachte persoon te melden, zouden vooral contact opnemen met het alarmnummer1-1-2 (respectievelijk 77% en 91%). Een veel kleinere groep zou bellen met het algemene politienummer 0900-8844 (respectievelijk 4% en 8%).
6.3
Melding verdachte koffer of persoon bij 1-1-2
Iets meer dan de helft van de Nederlanders (54%) geeft aan te weten waar of bij wie men melding zou moeten maken van een achtergelaten koffer of verdachte personen. Liefst 46% is hiervan dus niet op de hoogte. Mannen weten vaker dan vrouwen waar melding gemaakt zou moeten worden (59% versus 50%). Ouderen zijn aanmerkelijk beter op de hoogte dan jongeren, zoals uit onderstaande grafiek blijkt.
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005 | 40
20 | Meer dan helft Nederlanders weet waar verdachte zaken moeten worden gemeld 100% 90% 36
80% 49
46
51
70% 60% weet niet waar e.e.a. te melden 50%
weet waar e.e.a. te melden
40% 64
30% 51
49
15-34
35-54
54
20% 10% 0% 55+
totaal
Bron: TNS NIPO, 2005
Gevraagd naar waar men de onbeheerde koffer of verdachte personen zou melden, antwoordt men in meerderheid (55%) contact op te nemen met alarmnummer 1-1-2. Eén op de tien zou bellen naar het landelijk politienummer, 9% naar het lokale politienummer. Twee op de vijf geven aan de onbeheerde koffer of verdachte personen te melden bij de autoriteiten ter plaatse. Vrouwen zouden dit laatste aanmerkelijk vaker doen dan mannen (43% versus 33%), terwijl mannen meer dan vrouwen zouden bellen met alarmnummer 1-1-2 (60% versus 49%). Ook ‘de groep die bang is’ zouden vaker dan gemiddeld naar 1-1-2 bellen (63%), terwijl hoog opgeleiden vaak contact op zouden nemen met het landelijke politienummer 0900-8844 (20%).
6.4
Algemeen alarmnummer geniet voorkeur boven apart nummer
Gezien het voorgaande hoeft het geen verbazing te wekken dat een meerderheid van de Nederlanders het algemene alarmnummer (1-1-2) nuttiger vindt als meldpunt voor bijvoorbeeld een onbeheerde koffer of een verdacht persoon dan een apart meldnummer. Drie op de vijf Nederlanders (62%) zijn voorstander om 1-1-2 te gebruiken, 38% prefereert een apart telefoonnummer. Vorig jaar waren de verhoudingen nog omgekeerd: destijds gaf 52% de voorkeur aan een apart nummer en 48% aan 1-1-2. Een meerderheid van de Nederlanders (55%) is van mening dat een apart telefoonnummer voor het melden van verdachte zaken die mogelijk met terrorisme te maken hebben, er niet (per sé) hoeft te komen. Drie op de tien Nederlanders (32%) zijn
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005 | 41
van mening dat het aparte nummer er zo snel mogelijk moet komen, 15% ziet het nummer graag op termijn komen. Al met al is 47% van mening dat een er – snel of minder snel – een apart telefoonnummer moet komen om verdachte zaken te kunnen melden.
6.5
Connotatie ‘meldlijn’ iets positiever dan ‘tiplijn’
Drie op de tien Nederlanders denken bij de term ‘tiplijn’ aan ‘een nummer om verdachte situaties of personen te melden, waar het niet persé om terrorisme hoeft te gaan’ (29%). Eén op de acht Nederlanders (13%) geeft een algemeen antwoord (‘daar kun je bepaalde dingen melden’) en één op de tien associeert het begrip met ‘meld misdaad anoniem’ (9%). Eén op de twaalf Nederlanders (8%) denkt bij een ‘tiplijn’ vooral aan ‘een kliklijn’. Men brengt het begrip ‘meldlijn’ iets minder vaak dan ‘tiplijn’ in verband met een ‘nummer om verdachte situaties of personen te melden, waar het niet persé om terrorisme hoeft te gaan’ (25%). De algemene omschrijving doet echter iets vaker opgeld (18%). Opvallend genoeg wordt de ‘meldlijn’ nauwelijks in verband gebracht met ‘meld misdaad anoniem’ (1%). Dat de associatie met ‘meldlijn’ positiever is dan met ‘tiplijn’ blijkt uit het feit dat een ‘meldlijn’ ook nauwelijks wordt verbonden aan ‘een kliklijn’ (3%). In onderstaande tabel worden alle associaties weergegeven, die door – bij tip- of meldlijn – minimaal 5% van de ondervraagden worden genoemd. 21 | Tip- en meldlijn vooral geassocieerd met ‘een nummer om verdachte situaties of personen te melden’ Tiplijn %
Meldlijn %
Een nummer om verdachte situaties of personen te melden
29
25
Daar kun je bepaalde dingen melden, meldpunt Anoniem verdachte zaken melden
13 9
18 1
Een kliklijn
8
3
Daar kun je tips krijgen Niet duidelijk (wat je kunt melden)
7 6
2 6
Specifieke telefoonlijn voor verdenking van terrorisme
5
4
Doorgeven van verkeersovertredingen, etc. Geen voorstander van, onzin
4 4
8 7
Telefoonnummer 1-1-2
3
6
Na melding snel ingrijpen mogelijk
2
5
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005 | 42
6.6
Website en brochure bereiken verschillende doelgroepen
Eén op de drie Nederlanders geeft aan ‘zeker wel’ de website van de overheid met alle informatie over terrorisme te bezoeken (34%). Deze categorie is een goede voorspeller van gedrag. Een ongeveer even grote groep (36%) zegt de site waarschijnlijk wel te bezoeken. Mannen zullen de website vaker bezoeken dan vrouwen, en jongeren aanmerkelijk vaker dan ouderen. Van ‘de groep die bang is’ geeft 45% aan de website zeker te zullen bezoeken. Van de mensen die de site zeker of waarschijnlijk zullen bezoeken zal de grootste groep dat ook spontaan doen (40%), 24% alleen als er een aanleiding is en 6% verwacht er een keer toevallig terecht te komen. Een brochure van de overheid heeft een groter bereik. Van de ondervraagden geeft 57% aan een brochure ‘zeker wel’ te zullen lezen en 30% waarschijnlijk wel. Van deze groep (in totaal 87%) geeft 81% aan de brochure te lezen als deze huis-aan-huis wordt bezorgd (dit betekent 70% van alle Nederlanders). Vrouwen lezen de brochure vaker ‘zeker wel’ dan mannen (65% versus 49%) en ouderen vaker dan jongeren. Onder ‘de groep die bang is’ bedraagt dit aandeel zelfs 69%. Van alle Nederlanders zouden de meesten de folder ook lezen als ze actie moeten ondernemen om hem te kunnen lezen door hem op te halen of te downloaden (55%), een kleinere maar nog aanzienlijke groep (32%) zou hem alleen lezen als de folder op de deurmat valt. Middelbaar opgeleiden geven vaker dan gemiddeld de voorkeur aan een website (40% versus 34% gemiddeld) en kiezen minder vaak voor de brochure (51% versus 57 gemiddeld) Waar de website dus vooral mannen en jongeren bereikt, doet de brochure het vooral goed onder vrouwen en ouderen. Het aanbieden van zowel een website als de brochure ligt derhalve voor de hand, waarbij moet worden aangetekend dat de website vooral geschikt is voor degenen die actief op zoek gaan naar informatie en de brochure die graag op een passieve(re) manier informatie tot zich willen nemen.
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005 | 43
Bijlagen
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005
Bijlage 1
Gespreksleidraad groepssessies
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005
Leidraad bij algemene groepsgesprekken Opening, welkom heten, enz. Introductie onderwerp en situatie (5 min) § Gespreksleider stelt zichzelf en notulist aan de groep voor § Doel onderzoek: achterhalen hoe burgers denken en voelen over de communicatie van de overheid over terrorisme en terroristische aanslagen en wat zij weten over wat zij zelf kunnen doen om aanslagen te helpen voorkomen. Resultaten worden benut voor het communicatiebeleid van de Rijksoverheid over terrorisme gericht op burgers. § §
uitleg camera en microfoon, notulist, videocircuit voor meekijkers het gaat om uw mening; het is geen kwestie van goed of fout
Kennismakingsronde aanwezigen § Vertel in 2 zinnen: leeftijd, situatie thuis, bezigheid overdag
Huidige veiligheidsbeleving en risicobeleving van burgers
(10 min)
(20 min)
We horen de laatste veel over de dreiging van een terroristische aanslag in Nederland. §
Maakt u zich zorgen over de dreiging van een terroristische aanslag?
§
Wat verstaat u onder een terroristische aanslag? Noemt u eens voorbeelden.
§
En maakt u zich hier meer of minder zorgen over dan voorheen? En sinds de aanslagen in Londen?
§
Wat is volgens u de kans dat er daadwerkelijk een terroristische aanslag plaatsvindt?
§
Welke plaatsen of objecten zouden volgens u het doelwit kunnen vormen voor een terroristische aanslag?
§
Hoe groot schat u de kans dat u zelf slachtoffer wordt van een aanslag?
§
Wat ervaart u zelf als riskante situaties? En wat als verdachte situaties?
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005
§
Wat kunnen volgens u de gevolgen zijn van een terroristische aanslag in Nederland?
§
Verwacht u zelf negatieve gevolgen te ondervinden van een terroristische aanslag in Nederland? Welke? En voor mensen in uw nabije omgeving? Welke?
§
Voelt u zich onveilig in Nederland door de dreiging van een terroristische aanslag? Waar? o
§ § § § § § § § § § §
Eventueel helpen door te vragen naar specifieke situaties:
thuis op straat / op de weg in tunnels op werk / op school in openbare gebouwen in het openbaar vervoer bij grootschalig evenement in een vliegtuig op een vliegveld in uitgaansgelegenheden in winkelcentra §
Is dat meer of minder dan voorheen? Waarom?
§
Hoe ervaart u de stemming in Nederland als het gaat om terrorisme? Hoe vindt u dat we met elkaar omgaan?
Eigen verantwoordelijkheid van burgers §
Houdt u in het dagelijks leven rekening met de mogelijkheid van een terroristische aanslag? Zo ja: hoe? Zo nee: waarom niet? Doorvragen op: o Het mijden van bepaalde plaatsen o Het mijden van openbaar vervoer / vliegtuigen o De keuze van de vakantiebestemming / reisbestemmingen o Andere reisroutes (u mijdt bijvoorbeeld tunnels) §
o o o §
(20 min)
Bent u meer alert in uw omgeving vanwege de mogelijkheid van een terroristische aanslag? Hoe uit zich dat? Waar let u op? Wat hebt u gedaan?
Is dit veranderd door de recente gebeurtenissen?
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005
§
Weet u wat u zou doen als u een verdachte situatie tegenkomt? Doorvragen op bepaalde cases: o Stel u ziet dat iemand zich vreemd gedraagt o Stel u vindt een verdacht pakketje o Stel u merkt vreemde activiteiten op, bijvoorbeeld bij een garage of loods §
In welke mate ervaart u het als een verantwoordelijkheid van u als burger om te letten op verdachte situaties?
§
Weet u waar u als burger op zou moeten letten om een terroristische aanslag te helpen voorkomen?
§
Kunnen burgers zich voorbereiden op een mogelijke terroristische aanslag in Nederland?
§
Hebt u zich voorbereid op een mogelijke terroristische aanslag in Nederland? Zo ja: hoe?
§
Is dit veranderd door de recente gebeurtenissen? Informatiegedrag
(20 min)
§
Vindt u dat u voldoende afweet van terrorismebestrijding en wat u eraan kunt doen?
§
Heeft u wel eens informatie gezocht over terrorisme?
§
Waarover heeft u specifiek informatie gezocht?
§
Stel er komt een campagne over terrorisme en wat u allemaal kunt doen. Wie zal dan deze campagne moeten voeren. M.a.w. wie moet dan de afzender zijn?
§
Vindt u dat de campagne moet gaan over allerlei rampen en de gevolgen daarvan, of specifiek over terroristische aanslagen en de gevolgen daarvan?
§
Over welke onderwerpen (wat) zou(den) deze instantie(s) dan moeten communiceren?
§
Zou er gecommuniceerd moeten worden over….. en wie zou dan afzender moeten zijn: Risico’s en dreigingen Welke voorzorgsmaatregelen ik zelf kan nemen Wat moet ik doen als ik zelf het slachtoffer wordt van een aanslag Wat moet ik doen als er een terroristische aanslag in Nederland plaatsvindt Wat doet de overheid om een terroristische aanslag in Nederland te voorkomen? Hoe heeft de overheid zich op een terroristische aanslag in Nederland voorbereid?
§ § § § § §
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005
§ §
Wat doet de overheid als er zich een aanslag voordoet? Wat is het opsporingsresultaat van de overheid om daders te pakken?
§
Welk effect heeft deze informatie op uw gemoedstoestand? (Maakt het u bang of stelt het gerust? En als het niet gaat om u maar om anderen?) Beoordeling aanpak en communicatie
§ § § §
(10 min)
Wat vindt u van de huidige aanpak van terrorismebestrijding door de overheid? Wat is de deze bestrijding dan, waaruit bestaat die? Wat vindt u van de communicatie over terrorismebestrijding door de overheid? Vindt u dat de overheid voldoende vertelt wat ze doet?
Testen ideeën
(30 min)
De overheid heeft verschillende ideeën om de communicatie met burgers over terrorisme te verbeteren. Graag willen we u een paar ideeën voorleggen. De Meldlijn Eén van de ideeën is een Meldlijn. (Zonodig extra uitleggen: bij een meldlijn kunt u verdachte situaties melden, door objecten die u ziet liggen of personen die u iets verdachts ziet doen.) §
Hebt u wel eens gehoord van een Meldlijn? Kunt u voorbeelden noemen van Meldlijnen?
§
Wat vindt u hiervan?
§
Waarom vindt u dit een goed of slecht idee?
§
Met welke instantie - vindt u – moeten burgers via de tiplijn over terrorisme in contact komen?
§
Wat lijkt u beter: een nieuw nummer, of een bestaand nummer, bijvoorbeeld 1-1-2 of 0900 – 8844? Waarom?
§
Hoe moet het bestaan van een Meldlijn bekend worden gemaakt? Zou het nummer ook op specifieke dingen kunnen staan, bijvoorbeeld op een entreekaartje of een strippenkaart?
In Londen gebruikt de overheid posters om de tiplijn bekend te maken. Wilt u die eens bekijken. §
Wat valt u op?
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005
§
Wat vindt u hiervan?
§
Waarom vindt u dit een goed of slecht idee?
Folder Een derde mogelijkheid is het verspreiden van een folder met informatie over terrorismebestrijding en wat u kunt doen als burger. §
Wat vindt u hiervan? Waarom vindt u dit een goed of slecht idee?
§
Wat moet daar in staan? (Doorvragen op: specifiek over terrorisme of algemeen over de gevolgen van rampen.)
§
Wie zou de afzender van deze folder moeten zijn?
De overheid kijkt ook naar buitenlandse voorbeelden. Ik presenteer u folders uit GrootBrittannië en Australië. Wilt u dit eens doorkijken. § § § §
Wat vindt u hiervan? Wat spreekt u aan? Wat niet? Waarom vindt u dit? Welke spreekt het meeste aan? waarom Eigen ideeën en suggesties
§
§ §
(5 min)
Hebt u zelf nog ideeën of suggesties voor de overheid om ervoor te zorgen dat burgers beter voorbereid zijn en/of voor de communicatie over terroristische aanslagen? Afsluiting Meekijkers vragen of er nog vragen zijn Bedanken, incentives geven, enz.
(5 min)
Leidraad bij groepsgesprek Marokkanen/ Nederlanders van Marokkaanse afkomst
Opening, welkom heten, enz. Introductie onderwerp en situatie (5 min) § Gespreksleider stelt zichzelf en notulist aan de groep voor § Doel onderzoek: achterhalen hoe burgers denken en voelen over de communicatie van de overheid over terrorisme en terroristische aanslagen en wat zij weten over wat zij zelf kunnen doen om aanslagen te helpen voorkomen.
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005
§
We hebben speciaal een groep Marokkaanse moslims uitgenodigd omdat we graag willen weten wat er in deze groep leeft.
Resultaten worden benut voor het communicatiebeleid van de Rijksoverheid over terrorisme gericht op burgers. § §
uitleg camera en microfoon, notulist, videocircuit voor meekijkers het gaat om uw mening; het is geen kwestie van goed of fout
Kennismakingsronde aanwezigen § Vertel in 2 zinnen: leeftijd, situatie thuis, bezigheid overdag
Huidige veiligheidsbeleving en risicobeleving van burgers
(10 min)
(15 min)
We horen de laatste veel over de dreiging van een terroristische aanslag in Nederland. §
Maakt u zich zorgen over de dreiging van een terroristische aanslag?
§
En maakt u zich hier meer of minder zorgen over dan voorheen? En sinds de aanslagen in Londen?
§
Wat is volgens u de kans dat er daadwerkelijk een terroristische aanslag plaatsvindt?
§
Welke plaatsen of objecten zouden volgens u het doelwit kunnen vormen voor een terroristische aanslag?
§
Hoe groot schat u de kans dat u zelf slachtoffer wordt van een aanslag?
§
Wat ervaart u zelf als riskante situaties?
§
Voelt u zich onveilig in Nederland door de dreiging van een terroristische aanslag? Waar? Eigen verantwoordelijkheid en eigen gedrag van burgers §
(10 min)
Houdt u in het dagelijks leven rekening met de mogelijkheid van een terroristische aanslag? Zo ja: hoe? Zo nee: waarom niet? Doorvragen op: o Het mijden van bepaalde plaatsen o Het mijden van openbaar vervoer / vliegtuigen o De keuze van de vakantiebestemming / reisbestemmingen o Andere reisroutes (u mijdt bijvoorbeeld tunnels)
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005
§
o o o
Bent u meer alert in uw omgeving vanwege de mogelijkheid van een terroristische aanslag? Hoe uit zich dat? Waar let u op? Wat hebt u gedaan? §
§
§
In welke mate ervaart u het als een verantwoordelijkheid van u als burger om te letten op verdachte situaties?
Hebt u zich voorbereid op een mogelijke terroristische aanslag in Nederland? Zo ja: hoe?
Is dit veranderd door de recente gebeurtenissen? Gevolgen
(25 min)
§
Wat kunnen volgens u de gevolgen zijn van een terroristische aanslag in Nederland?
§
Verwacht u zelf negatieve gevolgen te ondervinden van een terroristische aanslag in Nederland? Welke? En voor mensen in uw nabije omgeving? Welke?
§
Is dat meer of minder dan voorheen? Waarom?
§
Hoe ervaart u de stemming in Nederland als het gaat om terrorisme? Hoe vindt u dat we met elkaar omgaan?
Opmerking: in dit vragenblok zou naar boven kunnen komen dat men polarisatie en stigmatisering ervaart. Met opzet leggen we dit eerst als open vraag voor. §
Ervaart u dat er door de aanslagen in Amsterdam (Van Gogh), Londen en Egypte de stemming tussen Nederlanders en Marokkanen aan het veranderen is?
§
Wat merkt u dan? Hoe uit zich dat?
§
Welke reactie ziet u om u heen bij andere Marokkanen? Zijn er verschillen in de manier waarop verschillende Marokkanen reageren op de aanslagen? En als het gaat om de stemming in de samenleving?
§
Merkt u dat Marokkanen meer naar elkaar toetrekken sinds deze aanslagen?
§
Vindt u dat er sprake is van discriminatie tussen Nederlanders, Marokkanen en eventueel nog andere groepen?
§
Vindt u dat er sprake is van polarisatie tussen Nederlanders, Marokkanen en eventueel nog andere groepen?
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005
§
In de gesprekken die we hebben gehouden met Nederlanders zeiden velen dat er sprake is van polarisatie tussen Nederlanders en Marokkanen. Kunt u zich dat voorstellen?
Informatiegedrag
(15 min)
§
Vindt u dat u voldoende afweet van terrorismebestrijding en wat u eraan kunt doen?
§
Heeft u wel eens informatie gezocht over terrorisme?
§
Waarover heeft u specifiek informatie gezocht?
§
Stel er komt een campagne over terrorisme van de overheid. Waar moet deze campagne dan op ingaan?
§
Wie zal dan deze campagne moeten voeren. M.a.w. wie moet dan de afzender zijn?
§
Vindt u dat de campagne moet gaan over allerlei rampen en de gevolgen daarvan, of specifiek over terroristische aanslagen en de gevolgen daarvan? Waarom?
§
Over welke onderwerpen (wat) zou(den) deze instantie(s) dan moeten communiceren?
§
Zou er gecommuniceerd moeten worden over….. en wie zou dan afzender moeten zijn: Risico’s en dreigingen Welke voorzorgsmaatregelen ik zelf kan nemen Wat moet ik doen als ik zelf het slachtoffer wordt van een aanslag Wat moet ik doen als er een terroristische aanslag in Nederland plaatsvindt Wat doet de overheid om een terroristische aanslag in Nederland te voorkomen? Hoe heeft de overheid zich op een terroristische aanslag in Nederland voorbereid? Wat doet de overheid als er zich een aanslag voordoet? Wat is het opsporingsresultaat van de overheid om daders te pakken?
§ § § § § § § § §
Welk effect heeft deze informatie op uw gemoedstoestand? (Maakt het u bang of stelt het gerust? En als het niet gaat om u maar om anderen?) Beoordeling aanpak en communicatie
(10 min)
§
Wat vindt u van de huidige aanpak van terrorismebestrijding door de overheid?
§
Wat is de deze bestrijding dan, waaruit bestaat die?
§
Wat vindt u van de communicatie over terrorismebestrijding door de overheid?
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005
Waaraan moet goede communicatie voldoen?
(20 min)
§
We hebben het gehad over de manier waarop groepen mensen in de samenleving met elkaar omgaan. Welke rol speelt overheidscommunicatie daarin volgens u?
§
Welke invloed heeft de huidige communicatie van de overheid over terrorisme u op de stemming in Nederland (hoe we met elkaar omgaan)?
§
Hoe beoordeelt u dan de communicatie van de overheid over terrorisme?
§
De overheid wil voorkomen dat communicatie over terrorisme niet leidt tot stigmatisering. Slaagt zij daar in volgens u?
§
Wat moet de overheid doen om ervoor te zorgen dat communicatie over terrorisme niet leidt tot stigmatisering.
Om meer tijd te hebben, stel ik voor om de tiplijn en de folder te laten vervallen, maar wel de volgende vraag te stellen: In Londen gebruikt de overheid posters om een meldlijn bekend te maken. Wilt u die eens bekijken. §
Wat valt u op?
Ga door op de verschillende paren ogen die we zien om stigmatisering te voorkomen. Help de groep als men dit niet spontaan noemt. §
Wat vindt u hiervan?
§
Waarom vindt u dit een goed of slecht idee?
§
Ten slotte Stel dat de overheid de Marokkanen in Nederland specifiek wil bereiken, hoe kan zij dat het beste doen?
Eigen ideeën en suggesties §
Hebt u zelf nog ideeën of suggesties voor de overheid?
§ §
Afsluiting Meekijkers vragen of er nog vragen zijn Bedanken, incentives geven, enz.
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005
(5 min)
(5 min)
Bijlage 2
Onderzoeksverantwoording
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005
In totaal zijn 835 Nederlanders van 15 jaar en ouder ondervraagd. De steekproef is als volgt samengesteld: 22 | Samenstelling ste ekproef Ongewogen
Herwogen
Man Vrouw
47 53
50 50
Leeftijd 15-34
30
36
35+
70
64
Geslacht
De cijfers zijn herwogen naar de volgende variabelen: § § § §
geslacht leeftijd regio gezinsgrootte
Het onderzoek heeft plaatsgevonden van 11 tot en met 16 augustus 2004. Een deel van de respondenten is ondervraagd via de pc (n=518) en een ander deel telefonisch (n=317). De resultaten van beide onderzoeken zijn separaat herwogen en vervolgens bij elkaar opgeteld.
Verkennend onderzoek terrorisme | E1898 / Z1714 | © TNS NIPO | augustus 2005