Verkennend onderzoek AWBZ Een onderzoek voor de acht regiogemeenten in Midden-Brabant
Deze rapportage is mede tot stand is gekomen door ondersteuning van de provincie Noord-Brabant.
Enschede, 28 maart 2012 NV/12/1025/ovrom
ir. Nienke van Vliet drs. Irma Oude Avenhuis
Inhoudsopgave Samenvatting.................................................................................3 1. 1.1 1.2
Decentralisatie begeleiding ............................................................6 Leeswijzer verkennend onderzoek ....................................................7
Inleiding ...............................................................................6
2. 2.1 2.2
Onderzoeksvragen .......................................................................8 Onderzoeksmethode.....................................................................8
3. 3.1 3.2
Behoefte van en aanbod voor cliënten....................................... 10 Cliënten en hun ondersteuningsbehoeften ........................................ 10 Regiospecifiek aanbod ................................................................ 14
4. 4.1 4.2 4.3 4.3.1 4.3.2 4.3.3 4.3.4
Innovatiemogelijkheden ......................................................... 17 Kwetsbaarheid in relatie tot vernieuwing ......................................... 17 Geschikte cliënten Midden-Brabant voor vernieuwing........................... 19 Innovatiemogelijkheden .............................................................. 20 Eigen kracht en sociaal netwerk .................................................... 22 Collectief................................................................................ 23 Samenwerking .......................................................................... 24 Individueel .............................................................................. 26
5.
Wat als er geen begeleiding meer is? ......................................... 28
Methode van onderzoek ...........................................................8
Bijlage 1. Bijlage 2.
Deelnemers interviews .................................................30 Vragenlijst interviews zorgaanbieders en cliëntenorganisaties..31
NV/12/1025/ovrom
28 maart 2012
© bureau HHM
Pagina 2 van 32
Samenvatting De acht regiogemeenten in Midden-Brabant (Dongen, Gilze-Rijen, Goirle, Hilvarenbeek, Loon op Zand, Oisterwijk, Tilburg en Waalwijk) vragen zich af wat de gevolgen zijn van de decentralisatie van begeleiding uit de AWBZ naar de Wmo. Wij, bureau HHM, hebben een verkennend onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek bestond uit een kwantitatief en een kwalitatief gedeelte. In deze samenvatting vindt u de antwoorden op de onderzoeksvragen. Voor het antwoord op de onderzoeksvragen hebben we de volgende drie methoden gebruikt: ● een impactanalyse via de Impactmonitor Begeleiding (kwantitatief); ● via deskresearch gebruikmaken van bestaande gegevens (kwalitatief); ● interviews om de algemene gegevens te specificeren naar de situatie in de regiogemeenten (kwalitatief). Voor een uitgebreide onderbouwing van de (kwantitatieve) vragen 1, 2 en 7 verwijzen we naar de separate rapportage (Rapportage Impactmonitor begeleiding, Regio Midden-Brabant, kenmerk SV/12/0699/ovrom). 1. Wat is het aantal cliënten per gemeente? De regio Midden Brabant telt ruim 389.000 inwoners en ruim 5.900 cliënten die begeleiding krijgen. In de volgende tabel vindt u het aantal cliënten met begeleiding per gemeente.
Gemeente
Aantal inwoners gemeente
Aantal unieke cliënten
Dongen
25.100
325
Gilze En Rijen
25.760
372
Goirle
22.800
305
Hilvarenbeek
15.035
157
Loon op Zand
22.970
350
Oisterwijk
25.715
344
206.250
3.444
46.215
639
1
5.936
Tilburg Waalwijk
389.845
Totaal
Aantal cliënten per gemeente 2. Wat is hun behoefte aan ondersteuning? Eind 2011 hebben we in opdracht van het ministerie van VWS (TransitieBureau) een onderzoek uitgevoerd naar cliëntgroepen die extramurale AWBZ-begeleiding ontvangen en de vernieuwingsmogelijkheden in de Wmo2. In het verkennende onderzoek voor de regiogemeenten hebben de zorgaanbieders en cliëntorganisaties
1
Inwoneraantal bekend bij CBS, peildatum 1 januari 2011
2
Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding, december 2011 http://www.invoeringwmo.nl/sites/default/files/110442-02_VWS_Clientgroepen_deel_1_1.pdf
NV/12/1025/ovrom
28 maart 2012
© bureau HHM
Pagina 3 van 32
bij alle cliëntgroepen aangegeven dat de landelijke beschrijvingen een herkenbaar beeld geven van de cliënten in deze regio en hun ondersteuningsbehoeften. Omvang begeleiding Gemiddeld ontvangen cliënten in de regiogemeenten 4,6 uren BGI en/of 5,4 dagdelen BGG per week wanneer zij de zorg in natura ontvangen. Bij afname van begeleiding via een PGB is dit respectievelijk 5,5 en 4,5. ZIN of PGB In de totale regio neemt 35% van de cliënten zorg af door middel van een PGB, en 65% via zorg in natura. Wel zijn er hierbij grote verschillen tussen de gemeenten. 3. Wat is het huidige aanbod dat zij ontvangen als ondersteuning? Naast het ondersteuningsaanbod voor de cliëntgroepen zoals beschreven in onze landelijke rapportage, kennen de regiogemeenten een regiospecifieke invulling van dit aanbod. Dit geldt met name voor ouderen, kinderen en volwassenen met een verstandelijke beperking en jongeren met psychiatrische problematiek in combinatie met opvoed- en opgroeiproblemen. Bij regiospecifiek aanbod kunt u denken aan het Dementie Ondersteunings- en Trainingscentrum Midden-Brabant (DOT), dementieconsulenten, een geheugenwinkel, Alzheimer café’s, Actieve Middag Opvang (AMO), Amarant, G-elftallen/G-teams bij sportverenigingen, de Belvertshoeve, Novadic-Kentron en het VIP-team van GGZ Breburg. 4. Welke cliënten moeten het huidige aanbod houden, gezien de mate van hun beperking? Kwetsbare cliënten waarover zorgaanbieders en cliëntenorganisaties tijdens de interviews hun zorgen hebben geuit zijn: ● ouderen met dementie (in dagopvangtrajecten); ● cliënten met psychiatrische problematiek; ● cliënten met Niet Aangeboren Hersenletsel (NAH); ● cliënten met zintuiglijke problematiek zonder netwerk en met bijkomende problematiek; ● cliënten met probleemgedrag en cliënten met een meervoudige handicap; ● jongeren met een licht verstandelijke beperking werden genoemd ● cliënten met palliatief terminale zorg. 5. Welke inwoners kunnen op een andere wijze een beroep doen op ondersteuning binnen de kaders van de Wmo en Kantelingsgedachte? Inventarisatie van mogelijk nieuwe aanpak, op basis van voorbeeldprojecten in het land of in de regio? De verwachting is dat er voor circa een kwart van de cliënten in de regiogemeenten, waarvan de begeleiding straks onder de Wmo valt, een vernieuwingspotentieel is te verwachten. Het gaat hierbij om twee typen cliënten: ● Cliënten zonder secundaire grondslag, zonder kortdurend verblijf, nemen BGI af in klasse 1 of klasse 2 en nemen dit af door middel van een PGB. ● Cliënten die alleen klasse 1 BGI in natura (ZIN) afnemen. Voor deze groep cliënten zijn mogelijk alternatieve vormen van maatschappelijke ondersteuning te vinden. Het gaat daarbij om alternatieve vormen op het gebied van eigen kracht en sociaal netwerk (Sociale NetwerkStrategieën, maatjes, ervaringsdeskundigen), collectief aanbod (wijkcentrum, jongerencafé NAH, NV/12/1025/ovrom
28 maart 2012
© bureau HHM
Pagina 4 van 32
ontmoetingspunt autisme), samenwerking (Prins Heerlijk, het Boddehuis, Thesaurus, MKB in de wijk) en individueel aanbod (chat, beeldbegeleiding, digitale coach, elearning, tele-nursing, foto voice). 6. Wat is het gevolg wanneer cliënten de ondersteuning van AWBZ-begeleiding volledig verliezen? Verlies van de begeleiding leidt volgens zorgaanbieders en cliëntorganisaties bij de meeste cliënten tot lichamelijke en/of psychische achteruitgang, vereenzaming en isolement, afschuiving van kosten naar bijvoorbeeld de Zvw en overbelasting van mantelzorgers. Voor sommige cliëntgroepen gelden daarnaast specifieke gevolgen, zoals een toename van politiecontacten en loverboyproblematiek bij jongeren met een licht verstandelijke beperking. 7. Wat is de prognose van het aantal te verwachten cliënten per gemeente in 2013 en 2014? Op basis van de gemiddelde mutaties is een schatting gemaakt van de te verwachten instroom in 2013 per gemeente. Van de indicaties die een einddatum voor 2013 hebben (en dus al voor 2013 een herindicatie moeten aanvragen), is aangenomen dat deze een identieke herindicatie krijgen, waarmee die groep dus in 2014 instroomt. In de volgende tabel vindt u de prognose per gemeente.
Gemeente
Aantal cliënten dat instroomt in 2013
Aantal cliënten dat instroomt op 01-01-2014
Dongen
41
284
Gilze En Rijen
63
309
Goirle
46
259
Hilvarenbeek
31
126
Loon op Zand
55
295
Oisterwijk
54
290
499
2.945
85
554
874
5.062
Tilburg Waalwijk Totaal
Instroom 2013 en 2014
NV/12/1025/ovrom
28 maart 2012
© bureau HHM
Pagina 5 van 32
1. Inleiding 1.1 Decentralisatie begeleiding Gevolgen Vanaf 2013 worden de extramurale begeleiding en de dagbesteding uit de AWBZ gedecentraliseerd naar de Wmo. Deze maatregel geldt vanaf 2013 voor nieuwe cliënten en vanaf 2014 voor bestaande cliënten. U vraagt zich af wat de gevolgen van de decentralisatie zijn voor de acht regiogemeenten in Midden-Brabant (Dongen, Gilze-Rijen, Goirle, Hilvarenbeek, Loon op Zand, Oisterwijk, Tilburg en Waalwijk). Deze gevolgen zijn, in potentie, niet gering en treden op naast andere beleidswijzigingen: ● decentralisatie van de jeugdzorg naar de gemeenten; ● het scheiden van wonen en zorg; ● de mogelijke verlaging van de IQ-grens voor het recht op AWBZ-zorg van 85 naar 70; ● de invoering van de Wet werken naar vermogen; ● maatregelen op het terrein van passend onderwijs; ● decentralisatie van de hulpmiddelen vanuit de ABWZ en de Zvw naar de Wmo; ● verlaging participatiebudgetten en inburgeringsgelden. Bezuinigingen zetten aan tot innovatie De overhevelingen gaan bovendien gepaard met bezuinigingen. In het kader van de decentralisatie van de begeleiding wordt uitgegaan van een efficiencykorting van minstens 5%. De gemeenten kunnen deze bezuiniging realiseren door te zoeken naar alternatieve vormen van zorg en ondersteuning. De ontwikkelingen bieden dan ook kansen voor innovatie van de dienstverlening. De gemeenten gaan op zoek naar mogelijkheden om waar mogelijk burgers meer in hun eigen kracht te zetten en kwetsbare burgers meer vanuit bestaande sociale netwerken, informele vormen van hulpverlening en collectieve arrangementen te ondersteunen. Daarnaast kunnen gemeenten in gesprek gaan met de zorgaanbieders voor het gebruik van hun inhoudelijke expertise bij de uitvoering en voor vernieuwing. Stappenplan Ter ondersteuning van gemeenten en zorgaanbieders is door het landelijke TransitieBureau een stappenplan ontwikkeld voor de voorbereidingen op de decentralisatie van de extramurale begeleiding naar de Wmo. Dit stappenplan bevat een tijdlijn met daarin alle te ondernemen stappen. Globaal zijn vier fasen te onderscheiden: 1. Inventarisatie en analyse (welke cliënten, welke zorgaanbieders, welke diensten, welke kansen et cetera). 2. Strategie en visie (beleidsarm of -rijk, waar innovatie, welke fasering, et cetera). 3. Voorbereiding (welke Wmo-begeleiding, inkoopafspraken, welke registratie, relaties met andere gemeenten, et cetera). 4. Realisatie (communicatie, uitvoeringsorganisatie, definitief beleid et cetera). De gemeenten in Midden Brabant bevinden zich momenteel in de verkennende fase. In het tweede kwartaal staat het ontwikkelen van de strategie en visie centraal, evenals de voorbereiding op onder andere de inkoopafspraken. De realisatie komt in het derde en vierde kwartaal aan bod.
NV/12/1025/ovrom
28 maart 2012
© bureau HHM
Pagina 6 van 32
1.2 Leeswijzer verkennend onderzoek Wij, bureau HHM, hebben voor u een verkennend onderzoek uitgevoerd naar de decentralisatie van de begeleiding in uw regio (Midden-Brabant). Dit onderzoek kent een kwantitatief gedeelte en een kwalitatief gedeelte. Kwantitatief onderzoek De kwantitatieve resultaten vindt u in een separate rapportage (Rapportage Impactmonitor begeleiding, Regio Midden-Brabant, kenmerk SV/12/0699/OVROM). Deze rapportage geeft inzicht in de aard, omvang en kosten van de ondersteuning die gemoeid zijn met de extramurale begeleiding. Kwalitatief onderzoek In deze kwalitatieve rapportage gaan we in op de cliënten in uw regio en het regionaal beschikbare en innovatieve aanbod. Daar waar mogelijk vullen we de kwalitatieve onderzoeksresultaten in deze rapportage aan met de cijfers verkregen uit het kwantitatieve onderzoek. In hoofdstuk 2 geven wij eerst een toelichting op de gehanteerde onderzoeksmethodiek. Vervolgens gaat hoofdstuk 3 in op de behoeften van en het aanbod voor cliënten. Hoofdstuk 4 beschrijft diverse voorbeelden van regionale innovatiemogelijkheden. Hierbij besteden we ook aandacht aan randvoorwaarden voor vernieuwingen in relatie tot de kwetsbaarheid van cliënten. In hoofdstuk 5 geven we weer wat er volgens zorgaanbieders en cliëntenorganisaties met cliënten zou gebeuren als zij geen begeleiding meer zouden ontvangen.
NV/12/1025/ovrom
28 maart 2012
© bureau HHM
Pagina 7 van 32
2. Methode van onderzoek In dit hoofdstuk gaan we in op de onderzoeksmethode. Paragraaf 2.1 geeft de onderzoeksvragen weer. Vervolgens gaat paragraaf 2.2 in op de wijze waarop we het onderzoek hebben uitgevoerd.
2.1 Onderzoeksvragen U heeft ons gevraagd om in het verkennende onderzoek in te gaan op fase 1 uit het stappenplan van het TransitieBureau, namelijk inventarisatie en analyse (welke cliënten, welke zorgaanbieders, welke diensten, welke kansen). In het onderzoek zijn de volgende, door u gestelde, onderzoeksvragen leidend geweest: 1. Wat is het aantal cliënten3 per gemeente? 2. Wat is hun behoefte aan ondersteuning? 3. Wat is het huidige aanbod dat zij ontvangen als ondersteuning? 4. Welke cliënten moeten het huidige aanbod houden, gezien de mate van hun beperking? 5. Welke inwoners kunnen op een andere wijze een beroep doen op ondersteuning binnen de kaders van de Wmo en Kantelingsgedachte? Inventarisatie van mogelijk nieuwe aanpak, op basis van voorbeeldprojecten in het land of in de regio? 6. Wat is het gevolg wanneer cliënten de ondersteuning van AWBZ-begeleiding volledig verliezen? 7. Wat is de prognose van het aantal te verwachten cliënten per gemeente in 2013 en 2014?
2.2 Onderzoeksmethode Wij zien in de onderzoeksvragen een onderscheid tussen een uitvraag van kwantitatieve gegevens en een uitvraag van kwalitatieve gegevens. Voor het antwoord op de onderzoeksvragen gebruiken we daarom de volgende drie methoden: ● een impactanalyse via de Impactmonitor Begeleiding (kwantitatief); ● via deskresearch gebruikmaken van bestaande gegevens (kwalitatief); ● interviews om de algemene gegevens te specificeren naar de situatie in de regiogemeenten (kwalitatief). Kwantitatief deel: impactanalyse Wij beschikken over een instrument waarmee we op een snelle en eenvoudige wijze informatie kunnen geven over de cliënten in uw regio die te maken krijgen met de decentralisatie van begeleiding. Met onze Impactmonitor Begeleiding hebben we op basis van een bestand van zorgkantoor VGZ informatie gegenereerd over deze cliënten. Voor meer informatie over de uitvoering van de impactanalyse verwijzen we u naar de separate rapportage (Rapportage Impactmonitor begeleiding, Regio Midden-Brabant, kenmerk SV/12/0699/ovrom).
3
Gegevens worden vooralsnog niet op NAW-niveau vrijgegeven.
NV/12/1025/ovrom
28 maart 2012
© bureau HHM
Pagina 8 van 32
In de separate Rapportage Impactmonitor begeleiding beantwoorden wij de volgende onderzoeksvragen: 1. Wat is het aantal cliënten per gemeente? 2. Wat is hun behoefte aan ondersteuning? 7. Wat is de prognose van het aantal te verwachten cliënten per gemeente in 2013 en 2014? Kwalitatief deel: deskresearch en interviews Zoals reeds aangegeven in paragraaf 1.2 (leeswijzer verkennend onderzoek) gaan we in deze rapportage met name in op het kwalitatieve gedeelte van het onderzoek. Deskresearch Eind 2011 hebben we in opdracht van het ministerie van VWS (TransitieBureau) een onderzoek uitgevoerd naar cliëntgroepen die extramurale AWBZ-begeleiding ontvangen en de vernieuwingsmogelijkheden in de Wmo4. In samenspraak met vertegenwoordigers van zorgaanbieders, brancheorganisaties en cliëntenorganisaties hebben wij concrete en herkenbare beschrijvingen van cliënten gemaakt (cliëntgroepen) die gemeenten kunnen gebruiken bij de praktische beleidsvoorbereiding. De beschrijvingen geven zowel informatie over de huidige situatie (welke mensen maken nu gebruik van begeleiding, wat is de aard en inhoud van deze begeleiding) als over de mogelijkheden om de ondersteuning vanaf 2013-2014 eventueel anders in te vullen. Deze beschrijvingen vormden de basis voor ons deskresearch. Interviews Met behulp van telefonische interviews hebben we de informatie uit ons landelijke onderzoek verrijkt met regiospecifieke informatie. Daarvoor hebben we gesproken met vertegenwoordigers van 16 zorgaanbieders en cliëntenorganisaties. Deze aanbieders en organisaties zijn aangedragen door de acht gemeenten. In bijlage 1 vindt u een overzicht van de geïnterviewde zorgaanbieders en cliëntenorganisaties. In bijlage 2 vindt u de vragenlijst die de leidraad vormde voor de interviews. De interviews sloten we af met een vraag die we ook kunnen kenmerken als de ‘whatif’ methode5. We gingen daarbij in op de scenario’s voor cliënten bij het verlies van begeleiding. Omdat de huidige zorgaanbieders en cliëntenorganisaties ‘hun’ cliënten het beste kennen, zijn zij goed in staat om de gevolgen voor cliënten weer te geven.
4 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding, december 2011 http://www.invoeringwmo.nl/sites/default/files/110442-02_VWS_Clientgroepen_deel_1_1.pdf 5
De ‘what-if’ methode is een soort risico-analyse. Hierbij hebben we met een groep deskundigen de mogelijke gevaren en risico’s van het volledige verlies van begeleiding voor cliënten in kaart worden gebracht.
NV/12/1025/ovrom
28 maart 2012
© bureau HHM
Pagina 9 van 32
3. Behoefte van en aanbod voor cliënten In dit hoofdstuk gaan we in op de behoeften van en het aanbod voor cliënten die worden geraakt door de decentralisatie van begeleiding. Uitgangspunt hierbij vormt onze landelijke rapportage over cliëntgroepen voor het TransitieBureau6. In paragraaf 3.1 vindt u per cliëntgroep inhoudelijke aanvullingen van zorgaanbieders en cliëntenorganisaties op de beschrijvingen van cliënten en hun behoeften. In paragraaf 3.2 geven we per cliëntgroep het regiospecifieke aanbod weer. In dit hoofdstuk beantwoorden wij de volgende onderzoeksvragen: 2. Wat is de behoefte van cliënten aan ondersteuning? 3. Wat is het huidige aanbod dat zij ontvangen als ondersteuning?
3.1 Cliënten en hun ondersteuningsbehoeften De zorgaanbieders en cliëntorganisaties hebben bij alle cliëntgroepen aangegeven dat de landelijke beschrijven een herkenbaar beeld geven van de cliënten in deze regio en hun ondersteuningsbehoeften. Tabel 1 geeft per cliëntgroep de inhoudelijke aanvullingen op de cliëntgroepen weer. Deze aanvullingen duiden aan wat zorgaanbieders en cliëntenorganisaties belangrijk vinden. Cliëntgroep
Inhoudelijke aanvulling ● De groep ouderen met psychogeriatrische problematiek is
1. Ouderen met somatische of psychogeriatrische problematiek (SOM 65+/PG 65+)
2. Volwassenen met psychiatrische problematiek (PSY/PS >18jr)
‘te licht’ beschreven. De landelijke beschrijving is het ideaal beeld, maar niet de werkelijkheid. Als cliënten begeleiding accepteren is de zorgbehoefte vaak al erg hoog. Hoe eerder iemand naar de dagopvang gaat, hoe beter het is. Zowel voor de cliënt (deze went sneller aan het nieuwe ritme) als de mantelzorger (ter voorkoming van overbelasting). ● Een deel van deze cliënten is ook verstandelijk beperkt. ● Cliënten bij zorgaanbieders hebben eigenlijk nooit een
PGB, onder andere omdat ze het niet kunnen beheren. ● De casuïstiek is te monodisciplinair: bij deze cliënten
speelt vaak multiproblematiek. ● Cliënten zien er soms aan de buitenkant heel normaal uit,
maar achter de cliënt schuilen vaak grote problemen. 3. Kinderen en volwassenen met een verstandelijke beperking (VG)
● PGB: aantallen zijn onbekend. Aanbeveling om het PGB
wel te behouden in de Wmo, maar op basis van resultaatfinanciering. ● Bij kinderen met enkelvoudige problematiek staat beschreven dat zij vaak in een woonwijk wonen waar zij kunnen opgroeien met leeftijdsgenootjes. Dit is te positief geformuleerd. In de praktijk werkt het vaak anders. Deze kinderen vinden vaak moeilijk of geen aansluiting met
6
Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding, december 2011 http://www.invoeringwmo.nl/sites/default/files/110442-02_VWS_Clientgroepen_deel_1_1.pdf
NV/12/1025/ovrom
28 maart 2012
© bureau HHM
Pagina 10 van 32
Cliëntgroep
Inhoudelijke aanvulling buurtkinderen. Ze gaan naar het speciaal onderwijs. Hiervoor maken ze gebruik van speciaal vervoer. Uiteindelijk blijft er weinig ruimte en tijd over om contacten met kinderen in de buurt te hebben. ● Voor een gezinscoach zijn expertise op het gebied van pedagogische/didactische vaardigheden niet gewenst, maar een vereiste. Praktische ondersteuning: MBO, pedagogische ondersteuning: HBO. ● De benodigde expertise zoals genoemd bij volwassenen met enkelvoudige problematiek past ook bij kinderen met enkelvoudige problematiek. ● Een deel van de kinderen ontvangt ook begeleiding en/of behandeling in groepsverband in het kinderdagcentrum.
4. Kinderen en volwassenen met een auditieve en/of visuele beperking
● Geen aanvullingen op de landelijke rapportage
● Voor alle cliënten uit deze groep is het maken van
contacten moeilijk. ● Het is jammer dat er bij de groep ‘mensen met ernstige
fysieke/motorische beperkingen en meervoudige problemen op (bijna) alle levensgebieden’ is gekozen voor een cliëntportret van iemand met een hersenbloeding. Hier had beter een portret van iemand met de ziekte van Duchenne gepast. ● Cliënten met niet-aangeboren-hersenletsel (NAH) nemen zelf geen initiatief. Dit mag nadrukkelijker worden benoemd. Omdat zij geen initiatief nemen, hebben zij blijvend ondersteuning nodig om hun leven te structureren. Je ziet veel gedragsproblemen in deze groep. Ook financiële problemen zijn aan de orde. Mensen hebben een baan gehad. Door verlies van deze baan, hebben zij minder inkomen. Bovendien is deze groep cliënten gevoelig voor ‘tell-sell’ reclames. Ze hebben geen rem meer en de kans op verslaving neemt toe. ● Bij cliënten met NAH is het belangrijk om de anatomie van de hersenen te kennen. Wanneer zicht is op welk gebied in de hersenen zich problemen voordoen, kunnen reële doelen worden gesteld.
5. Kinderen en volwassenen met een lichamelijke beperking of chronische ziekte (SOM 0-64, LG)
6. Jongeren met psychiatrische problematiek in combinatie met opvoed- en opgroeiproblemen (PSY/PS <18jr)
7. Palliatief terminale zorg
● Deze jongeren vormen een moeilijke groep. Ze zijn vaak
moeilijk plaatsbaar in groepen. Individuele ondersteuning is noodzakelijk. Dit maakt het erg kostbaar. ● Toevoeging bij expertise van begeleiders: SPW niveau 4, SPH, psychologen, hooggekwalificeerd personeel, kunnen inspelen op agressie. ● Geen aanvullingen op de landelijke rapportage ● Toevoeging bij expertise van begeleiders: bijscholing op
8. Multiprobleemgezinnen
NV/12/1025/ovrom
methodiek voor multiprobleemgezinnen. Er wordt namelijk veel gevraagd van begeleiders, bijvoorbeeld op het gebied van huiselijk geweld, KOPP-kinderen (Kinderen
28 maart 2012
© bureau HHM
Pagina 11 van 32
Cliëntgroep
Inhoudelijke aanvulling van Ouders met Psychiatrische Problematiek), casemanagement. ● Vaak is er intensievere begeleiding nodig dan de praktische pedagogische gezinsondersteuning. Dan wordt intensieve ambulante gezinsbehandeling ingezet.
Tabel 1. Inhoudelijk aanvullingen op de landelijke cliëntgroepen De behoefte aan ondersteuning van cliënten is ook uit te drukken in diverse kwantitatieve analyses (uit de Rapportage Impactmonitor begeleiding), namelijk de omvang van de begeleiding en of cliënten de begeleiding in PGB of Zorg in Natura (ZIN) wensen af te nemen. Omvang begeleiding In tabel 2 geven we het gemiddeld aantal uren en dagdelen per week per cliënt per gemeente weer.
Gemeente
BGI gem. # uren per week PGB
ZIN
BGG gem. # dagdelen per week PGB
ZIN
Dongen
4,5
6,7
3,5
5,9
Gilze En Rijen
5,1
4,7
4,3
5,3
Goirle
8,0
4,6
5,7
5,7
Hilvarenbeek
5,3
5,3
4,7
5,6
Loon op Zand
5,3
4,2
4,9
5,4
Oisterwijk
7,6
6,0
4,5
5,1
Tilburg
5,4
4,3
4,4
5,4
Waalwijk
4,6
4,2
4,6
5,2
Totaal
5,5
4,6
4,5
5,4
Tabel 2. Gemiddeld aantal uren en dagdelen per week per cliënt Het gemiddelde aantal uren BGI per week per cliënt ligt hoger voor cliënten met leveringsvorm PGB ten opzichte van leveringsvorm ZIN (5,5 respectievelijk 4,6). Voor de omvang in aantal dagdelen per week voor BGG is dit tegenovergesteld. Cliënten met leveringsvorm ZIN nemen meer dagdelen BGG af dan cliënten met leveringsvorm PGB (5,4 respectievelijk 4,5).
NV/12/1025/ovrom
28 maart 2012
© bureau HHM
Pagina 12 van 32
BGI gem. # uren per week
Gemeente
PGB
ZIN
BGG gem. # dagdelen per week PGB
ZIN
Dongen
82%
147%
78%
110%
Gilze En Rijen
94%
103%
95%
98%
145%
101%
125%
106%
Hilvarenbeek
96%
116%
105%
104%
Loon op Zand
97%
92%
108%
99%
139%
132%
100%
95%
Tilburg
98%
94%
98%
100%
Waalwijk
83%
92%
102%
97%
100%
100%
100%
100%
Goirle
Oisterwijk
Totaal
Tabel 3. Gemiddeld aantal uren en dagdelen per week per cliënt als percentage van het gemiddelde van de betrokken gemeenten In tabel 3 is het gemiddeld aantal uren en dagdelen per week per cliënt als percentage ten opzichte van het gemiddelde van de acht gemeenten weergegeven. In de gemeenten Goirle en Oisterwijk worden ten opzichte van het gemiddelde in de regio veel uren BGI per week afgenomen (PGB). In de gemeenten Dongen en Oisterwijk is de gemiddelde afname BGI per week (ZIN) hoog ten opzichte van het gemiddelde. In de gemeente Goirle worden ten opzichte van het gemiddelde in de regio ook veel dagdelen BGG afgenomen (PGB). Voor wat betreft de afname van BGG (ZIN) zien we een redelijk gelijke afname in de regio. PGB of ZIN In tabel 4 geven we de verhoudingen van het aantal cliënten naar functie(combinatie) en leveringsvorm per gemeente weer. We kijken hierbij alleen naar de cliënten die uitsluitend PGB of uitsluitend ZIN hebben. Cliënten die beide leveringsvormen hebben laten we buiten beschouwing.
BGI
Gemeente PGB
BGG ZIN
PGB
BGI + BGG ZIN
PGB
Totaal
ZIN
PGB
ZIN
Dongen
20%
34%
3%
21%
9%
13%
32%
68%
Gilze En Rijen
13%
39%
6%
18%
11%
15%
29%
71%
Goirle
16%
37%
4%
22%
13%
7%
34%
66%
Hilvarenbeek
19%
28%
11%
16%
20%
5%
51%
49%
Loon op Zand
25%
28%
8%
19%
9%
11%
42%
58%
Oisterwijk
16%
34%
5%
21%
14%
9%
36%
64%
Tilburg
19%
41%
5%
15%
10%
11%
34%
66%
Waalwijk
22%
32%
5%
21%
9%
10%
36%
64%
NV/12/1025/ovrom
28 maart 2012
© bureau HHM
Pagina 13 van 32
BGI
Gemeente PGB Totaal
19%
BGG ZIN
PGB
38%
5%
BGI + BGG ZIN 17%
PGB 10%
Totaal
ZIN 11%
PGB 35%
Tabel 4. Verhouding cliënten naar functie(combinatie) en leveringsvorm per gemeente De verhoudingen in deze tabel moeten met een zekere marge bekeken worden in verband met de aanwezigheid van intramurale indicaties en het ontbreken van indicaties van Bureau Jeugdzorg in het bestand van zorgkantoor VGZ. Van het totaal aantal cliënten in de regio heeft 38% van de cliënten alleen een indicatie voor BGI, en neemt dit af door middel van ZIN. 19% van het totaal aantal cliënten heeft een indicatie voor BGI en neemt dit af met een PGB. In de totale regio neemt 35% van de cliënten zorg af door middel van een PGB, en 65% via zorg in natura. Tussen de gemeenten zijn er grote verschillen in de percentages voor PGB en ZIN. In de gemeente Gilze en Rijen neemt 29% van de cliënten zorg af door middel van een PGB, in de gemeente Hilvarenbeek is dit 51%. In de Wmo zijn gemeenten niet verplicht een PGB-regeling aan te bieden. Het hoge percentage cliënten dat de zorg afneemt door middel van een PGB, namelijk 35%, kan voor de gemeenten wel een reden zijn om na te denken over het ontwerpen van een nieuwe PGB-regeling voor de extramurale begeleiding.
3.2 Regiospecifiek aanbod In deze paragraaf vindt u een regiospecifieke aanvulling op het aanbod zoals dat is beschreven in onze landelijke rapportage. Het gaat hierbij om uniek aanbod dat genoemd is door de aanbieders en cliëntenorganisaties die wij telefonisch hebben gesproken. We pretenderen hiermee niet volledig te zijn. Dat kan ook niet, omdat we niet alle aanbieders hebben gesproken. Alle aanbieders die op dit moment extramurale AWBZ-begeleiding bieden zijn terug te vinden in de separate Rapportage Impactmonitor begeleiding (bijlage 1). 1. Ouderen met somatische of psychogeriatrische problematiek (SOM 65+/PG 65+) Verschuiving groot- naar kleinschaligheid De ‘geijkte’, grote AWBZ-aanbieders bieden steeds minder dagverzorging aan. De kleinere aanbieders, zoals zorgboerderijen, zijn in opkomst. Mensen (mantelzorgers) zoeken steeds specifieker naar de best passende oplossing voor cliënten. Dit hoeft niet altijd de dichtstbijzijnde oplossing te zijn. Kleinschaligheid en 24-uurs bereikbaarheid vinden cliënten en mantelzorgers belangrijk. Dementie Ondersteunings- en Trainingscentrum Midden-Brabant (DOT) Het Dementie Ondersteunings- en Trainingscentrum Midden-Brabant (DOT) is een initiatief van De Wever (organisatie voor ouderenzorg) in samenwerking met de Universiteit Tilburg, gemeente Tilburg en Zorgvernieuwing psychogeriatrie/BOZ. Aanleiding is het groeiende aantal dementerenden. Om de zorg voor deze grote groep NV/12/1025/ovrom
28 maart 2012
© bureau HHM
Pagina 14 van 32
ZIN 65%
mensen in behandelcentra maar ook in de thuissituatie, in de toekomst op een kwalitatief hoog niveau te houden, is onderzoek en samenwerking hard nodig. Dementieconsulenten Binnen een aantal gemeenten in Midden-Brabant werken dementieconsulenten. Zij zijn de contactpersoon voor cliënten en hun mantelzorgers na de diagnose ‘dementie’. Zij fungeren als een spin in het web. Dementieconsulenten geven onder andere informatie en behartigen de belangen van cliënten en mantelzorgers bij andere instanties. De dementieconsulent maakt deel uit van DOT. Geheugenwinkel Cliënten en hun mantelzorgers kunnen een aantal ochtenden per week terecht bij de Geheugenwinkel in Tilburg, gesitueerd in een ouderensteunpunt. Hier is veel kennis over het geheugen en geheugenproblematiek. De geheugenwinkel heeft een uitgebreid assortiment van geheugenondersteunende hulpmiddelen. De geheugenwinkel maakt deel uit van DOT. Alzheimer café’s De regio Midden-Brabant kent diverse Alzheimer café’s. Hiervoor is veel belangstelling. 2. Volwassenen met psychiatrische problematiek (PSY/PS >18jr) Het aanbod dat is beschreven in de landelijke rapportage komt overeen met het aanbod in deze regio. 3. Kinderen en volwassenen met een verstandelijke beperking (VG) Actieve Middag Opvang (AMO) AMO biedt activiteiten aan kinderen met een verstandelijke beperking. Kinderen kunnen zelf hun activiteit kiezen. Het aanbod van AMO is specifiek gericht op het individu. Het unieke aan AMO is dat de groepsbegeleider het vervoer van de kinderen van en naar huis verzorgt. AMO werkt samen met het speciaal onderwijs. Een aantal medewerkers van AMO werkt daar ook. Amarant Amarant is een zorgaanbieder die ondersteuning biedt aan kinderen en volwassenen met een verstandelijke beperking. Uniek voor deze regio is het aanbod voor 55plussers: VG-cliënten hebben eerder last van ouderdomsproblemen. Vanuit Het Hooge Veer wordt specifieke expertise voor deze cliënten ingezet in de wijk. G-elftallen/G-teams bij sportverenigingen Er bestaan elftallen of teams speciaal voor gehandicapten. Een probleem is dat er vaak te weinig kinderen zijn om een compleet elftal of team te vormen.
NV/12/1025/ovrom
28 maart 2012
© bureau HHM
Pagina 15 van 32
4. Kinderen en volwassenen met een auditieve en/of visuele beperking Het aanbod dat is beschreven in de landelijke rapportage komt overeen met het aanbod in deze regio. 5. Kinderen en volwassenen met een lichamelijke beperking of chronische ziekte (SOM 0-64, LG) NSWAC NSWAC is een dienstverlenende organisatie voor kinderen, jongeren en volwassenen met een lichamelijke beperking, meervoudige beperking of niet aangeboren hersenletsel (NAG). De organisatie kent een intensieve samenwerking met revalidatiecentra zoals Revant en algemene ziekenhuizen. 6. Jongeren met psychiatrische problematiek in combinatie met opvoed- en opgroeiproblemen (PSY/PS <18jr) Belvertshoeve De Belvertshoeve biedt leer- en werktrajecten aan cliënten met een licht verstandelijke beperking, die eventueel ook psychosociale, psychiatrische en/of gedragsmogelijkheden hebben. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om werken in de horeca, klussendienst of met dieren. Er zijn ideeën om de cliënten bovendien iets te laten betekenen voor de ouderenzorg, maar deze zijn nog niet in de praktijk gebracht. Novadic-Kentron Novadic-Kentron is een instelling voor verslavingszorg in Noord-Brabant. De instelling biedt preventie en voorlichting, behandeling, begeleiding, nazorg en opvang. De instelling heeft verschillende vestigingen, steunpunten en zorgboerderijen. VIP-team GGZ Breburg GGZ Breburg heeft een VIP-team; Vroege Interventie Psychose. Dit multidisciplinaire team wordt tijdig betrokken wanneer iemand een (eerste) psychose krijgt. 7. Palliatief terminale zorg Het aanbod dat is beschreven in de landelijke rapportage komt overeen met het aanbod in deze regio. 8. Multiprobleemgezinnen Bureau financiële dienstverlening RIBW Midden Brabant Het bureau financiële dienstverlening ondersteunt bij het beheer van de financiën van mensen die hiertoe (tijdelijk) niet zelfstandig in staat zijn. Cliënten hoeven dus niet naar een kredietbank, zoals we in het algemeen op landelijk niveau zien. Daarnaast kunnen alle cliënten van het bureau financiële dienstverlening bij hen terecht voor alle vragen over bijvoorbeeld belastingen, schuldhulpverlening, uitkering en toeslagen.
NV/12/1025/ovrom
28 maart 2012
© bureau HHM
Pagina 16 van 32
4. Innovatiemogelijkheden In dit hoofdstuk gaan we in op de innovatiemogelijkheden voor de cliënten waarvoor de begeleiding straks onder de Wmo valt. We besteden in paragraaf 4.1 eerst aandacht aan de mate van kwetsbaarheid van cliënten in relatie tot innovatiepotentieel. Paragraaf 4.2 geeft vervolgens conform de uitgangspunten van ‘Welzijn Nieuwe Stijl’ en ‘De Kanteling’ innovatieve voorbeelden uit uw regio. Uitgangspunt voor dit hoofdstuk vormt wederom de informatie uit onze landelijke rapportage voor het TransitieBureau. Hierbij gaat het om informatie uit deel 2: ‘mogelijkheden voor vernieuwing’7. Ook deze informatie completeren we met de lokale informatie van zorgaanbieders en cliëntenorganisaties uit de regio Midden-Brabant die we telefonisch hebben gesproken. In dit hoofdstuk beantwoorden wij de volgende onderzoeksvragen: 4. Welke cliënten moeten het huidige aanbod houden, gezien de mate van hun beperking? 5. Welke inwoners kunnen op een andere wijze een beroep doen op ondersteuning binnen de kaders van de Wmo en Kantelingsgedachte?
4.1 Kwetsbaarheid in relatie tot vernieuwing Kwetsbaarheid In ons landelijke onderzoek hebben we per cliëntgroep gekeken naar de mate van kwetsbaarheid. Hierbij kwamen criteria zoals omvang van de problematiek, regievoering, communicatie, gedragsproblematiek, veiligheid en complexiteit aan de orde. De mate van kwetsbaarheid geeft aan welke cliënten het huidige aanbod moeten houden - gezien de mate van hun beperking - maar ook bij welke cliënten innovatie goed mogelijk is. Vernieuwing De mate van vernieuwing hangt samen met de mate van kwetsbaarheid van cliënten. Zie figuur 1.
7
Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding, Deel 2: mogelijkheden voor vernieuwing, februari 2012 http://www.invoeringwmo.nl/sites/default/files/110442-05_VWS_Clientgroepen_deel_2.pdf
NV/12/1025/ovrom
28 maart 2012
© bureau HHM
Pagina 17 van 32
Figuur 1. Innovatie versus kwetsbaarheid cliëntgroep Hoe minder kwetsbaar cliënten zijn, hoe meer vernieuwingsmogelijkheden er zijn. Kwetsbaarheid wil overigens niet zeggen dat er geen vernieuwingsmogelijkheden zijn. Bij bijna alle cliëntgroepen is vernieuwing mogelijk, mits er aan bepaalde randvoorwaarden wordt voldaan. Kwetsbare cliënten Midden-Brabant De geïnterviewde zorgaanbieders en cliëntenorganisaties hebben tijdens de interviews hun zorgen uitgesproken over de kwetsbare cliëntgroepen. Cliënten waarover zij met name hun bezorgdheid hebben geuit zijn: ● ouderen met dementie (in dagopvangtrajecten); ● cliënten met psychiatrische problematiek; ● cliënten met Niet Aangeboren Hersenletsel (NAH); ● cliënten met zintuiglijke problematiek zonder netwerk en met bijkomende problematiek; ● cliënten met probleemgedrag en cliënten met een meervoudige handicap. Ook de jongeren met een licht verstandelijke beperking werden genoemd. Veel organisaties zouden ‘hun vingers niet durven te branden’ aan deze groep, omdat zij weinig trouw zijn aan hulpverleners. Daarnaast geven de geïnterviewden aan dat cliënten met palliatief terminale zorg niet zonder begeleiding kunnen. De bezorgdheid van aanbieders en organisaties voor al hun cliënten(groepen) heeft ook te maken met de nog relatieve onbekendheid van de gemeenten met de nieuwe doelgroepen. Zo is men bang dat consulenten van Wmo-loketten nog maar weinig specifieke kennis van de problematiek van AWBZ-cliënten hebben. De grootste zorg is dat erkenning van de (soms niet zichtbare) problematiek ontbreekt. Randvoorwaarden De volgende randvoorwaarden zijn genoemd als voorwaarden voor vernieuwing bij kwetsbare cliënten: ● continuïteit van hulpverlening (vernieuwing voor cliënten moeten niet het karakter van kortdurende projecten hebben omdat veel cliënten levenslange en levensbrede ondersteuning nodig hebben); NV/12/1025/ovrom
28 maart 2012
© bureau HHM
Pagina 18 van 32
●
specialistische kennis (er is geen bezwaar tegen vrijwilligers mits de kennis is gewaarborgd).
Huidige knelpunten Knelpunten die voor kwetsbare groepen zoals multiprobleemgezinnen in de toekomst moeten worden opgelost, hebben volgens de geïnterviewden te maken met de indicatiestelling en middelen voor preventief werken. Indicaties worden nu op één persoon afgegeven. De tijd om een heel gezin goed te helpen, ontbreekt daardoor. Daarnaast is regievoering of casemanagement van belang om gezinnen perspectief te bieden. Hiervoor zijn nu geen of weinig middelen beschikbaar.
4.2 Geschikte cliënten Midden-Brabant voor vernieuwing In tabel 5 (uit de Rapportage Impactmonitor Begeleiding) presenteren we het percentage cliënten dat relatief licht complexe problematiek heeft. We kunnen hen beschouwen als een groep die vanwege haar relatief lage kwetsbaarheid een groot vernieuwingspotentieel heeft. Het gaat hier om twee typen cliënten: ● Cliënten zonder secundaire grondslag, zonder kortdurend verblijf, nemen BGI af in klasse 1 of klasse 2 en nemen dit af door middel van een PGB. ● Cliënten die alleen klasse 1 BGI in natura (ZIN) afnemen. Voor deze groep cliënten zijn mogelijk alternatieve vormen van maatschappelijke ondersteuning te vinden. Voor cliënten met zeer complexe problematiek (hoge mate van kwetsbaarheid) zijn naar verwachting minder mogelijkheden om de begeleiding en ondersteuning in een andere vorm aan te bieden. De verhoudingen in deze tabel moeten met een zekere marge worden bekeken in verband met de aanwezigheid van intramurale indicaties, het ontbreken van indicaties van Bureau Jeugdzorg en het ontbreken van indicaties kortdurend verblijf in het bestand van zorgkantoor VGZ.
Gemeente
Licht complex
LG
PG
SOM
VG
ZG
PSY
Dongen
22,5%
23,3%
7,7%
30,9,%
12,9%
25,0%
37,7%
Gilze En Rijen
23,1%
25,0%
10,7%
27,1%
18,3%
33,3%
32,2%
Goirle
21,6%
28,1%
4,9%
12,8%
23,1%
33,3%
32,8%
Hilvarenbeek
31,8%
41,7%
16,7%
9,5%
27,3%
25,0%
54,3%
Loon op Zand
29,4%
39,1%
4,7%
37,7%
27,4%
50,0%
33,7%
Oisterwijk
23,8%
25,8%
0,0%
7,4%
21,6%
38,5%
44,2%
Tilburg
27,2%
35,8%
6,8%
22,6%
21,1%
41,2%
38,5%
Waalwijk
28,0%
29,3%
11,8%
18,4%
24,5%
64,3%
37,2%
Totaal
26,6%
32,8%
7,2%
22,1%
21,5%
41,6%
38,1%
Tabel 5. Percentage cliënten met relatief lichte problematiek
NV/12/1025/ovrom
28 maart 2012
© bureau HHM
Pagina 19 van 32
Zoals u in tabel 5 kunt zien, is de verwachting dat er voor circa een kwart van de cliënten, waarvan de begeleiding straks onder de Wmo valt, een vernieuwingspotentieel te verwachten.
4.3 Innovatiemogelijkheden In ons landelijke onderzoek voor het TransitieBureau hebben we in innovatiesessies met AWBZ-zorgaanbieders, welzijnsorganisaties, cliëntenorganisaties en gemeenten voor de (hoofd) cliëntgroepen de volgende innovatielijnen uitgewerkt: ● sociaal netwerk / eigen kracht / zelforganiserend vermogen; ● informele ondersteuning; ● algemene en collectieve voorzieningen; ● verbinding andere beleidsterreinen; ● huisvesting; ● technologie; ● regionaal-/wijkniveau. Hierbij kwamen voor de verschillende cliëntgroepen veel ideeën en gedachterichtingen naar voren. Tot slot kwamen in de innovatiesessies ook best practices van voorbeeldprojecten in het land aan de orde. Deze voorbeelden zijn opgenomen in bijlage 3 van de landelijke rapportage8. Beschouwing door de onderzoekers In de interviews met de zorgaanbieders en cliëntenorganisaties hebben we geprobeerd om bij de innovatielijnen aansprekende voorbeelden van innovatie voor de regio Midden-Brabant te vinden. Het viel ons op dat aanbieders en organisaties het moeilijk vinden om over de grenzen van hun eigen aanbod te kijken. Soms betrof het geen bestaand aanbod, maar ideeën voor innovatie. We hebben ervoor gekozen om de indeling in innovatielijnen uit onze landelijke rapportage los te laten en de regiospecifieke innovatievoorbeelden volgens de indeling van ‘Welzijn Nieuwe Stijl’ en ‘De Kanteling’ (zie figuur 2) weer te geven plus de mogelijkheden wanneer de samenwerking wordt gezocht met andere partijen.
8 Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding, Deel 2: mogelijkheden voor vernieuwing, februari 2012 http://www.invoeringwmo.nl/sites/default/files/110442-05_VWS_Clientgroepen_deel_2.pdf
NV/12/1025/ovrom
28 maart 2012
© bureau HHM
Pagina 20 van 32
Figuur 2. Piramide betrokken samenleving vanuit Kantelingsgedachte Welzijn Nieuwe Stijl kent acht bakens9. Deze geven richting aan de kwaliteitsontwikkeling van de welzijnssector, en zijn daarmee ook voor gemeenten in hun rol als opdrachtgever relevant. De acht bakens van Welzijn Nieuwe Stijl zijn: 1. Gericht op de vraag achter de vraag 2. Gebaseerd op de eigen kracht van de burger 3. Direct er op af 4. Formeel en informeel in optimale verhouding 5. Doordachte balans van collectief en individueel 6. Integraal werken 7. Niet vrijblijvend, maar resultaatgericht 8. Gebaseerd op ruimte voor de professional Het doel van De Kanteling10 is gemeenten te stimuleren om de compensatieplicht op een nieuwe wijze vorm te geven, zodat mensen met een beperking betere kansen hebben om volwaardig mee te doen aan de samenleving. Een gekantelde manier van werken vergt van gemeenten én burgers een nieuwe benadering: ● Gemeenten zullen meer tijd moeten nemen in het eerste gesprek met de klant. Het gesprek wordt meer vraagverhelderend, minder beoordelend. ● Gemeenten én burgers moeten afstappen van de standaard voorzieningenlijst en alle mogelijkheden verkennen om een hulpvraag op te lossen. Hierbij staan behoud van regie over het eigen leven en zelfredzaamheid voorop. ● Samen met de burger wordt vastgesteld wat het resultaat van de ondersteuning moet zijn en welke oplossingen daaraan bijdragen. Het gaat dan lang niet altijd om individuele voorzieningen, ook met algemeen aanbod kan het resultaat bereikt worden.
9
Bron: http://www.invoeringwmo.nl/content/welzijn-nieuwe-stijl Bron: http://www.invoeringwmo.nl/content/de-kanteling-van-de-vereniging-nederlandsegemeenten 10
NV/12/1025/ovrom
28 maart 2012
© bureau HHM
Pagina 21 van 32
4.3.1 Eigen kracht en sociaal netwerk Sociale NetwerkStrategieën (MEE) De werkwijze Sociale NetwerkStrategieën gaat uit van de eigen kracht van de cliënt en zijn omgeving: de kracht om beslissingen te nemen, plannen te maken en deze samen uit te voeren. Sociale NetwerkStrategieën richten zich op het activeren van het sociale netwerk van een cliënt. Doel is dat de cliënt samen met zijn sociale netwerk een plan voor de toekomst maakt. Bij een speciaal onderwijs school in Oosterhout is met behulp van Sociale NetwerkStrategieën een oplossing voor een vervoersprobleem gevonden. MEE heeft de school en ouders uitgenodigd om met elkaar in gesprek te gaan over het vervoer van hun kinderen. Uiteindelijk zijn op postcodeniveau drie groepen gevormd waarbij ouders in wisselende diensten de kinderen brengen en halen. Methodes ‘netwerkbenadering’ en ‘multisysteembenadering’ Ook bij Prisma werkt men met een methode die gericht is op het betrekken van het netwerk van de cliënt bij de ondersteuning aan de cliënt. Bij ernstig antisociale jongeren vindt er een kortdurend traject plaats waarbij het totale systeem van de cliënt wordt benaderd. Pilot familiezorg Amarant werkt aan een pilot familiezorg, waarin specifiek stil wordt gestaan bij de vragen “Wat kan de familie?” en “Wat doet Amarant?”. Vriendenkring Een vriendenkring is een groep van cliënten met verschillende beperkingen (bijvoorbeeld verstandelijke of lichamelijke) die het goed met elkaar kunnen vinden. Ze bepalen zelf hoe vaak ze met elkaar afspreken, welke activiteiten ze ondernemen en voor welke prijs. Een vrijwilliger kan de vriendenkring ondersteunen. Maatjes Via het concept van ‘Maatjes’ koppelt Amarant vrijwilligers en cliënten aan elkaar. De vrijwilliger wordt al dan niet ondersteund door een professional. Het doel is om het netwerk van de cliënt uit te breiden. Ervaringsdeskundigen Het Regionaal Service Centrum GGZ (RSC-GGZ) versterkt, via vernieuwende projecten, de positie van (ex)GGZ-cliënten. Bijzonder is dat bij het RSC-GGZ voornamelijk ervaringsdeskundigen werken. Dit zijn mensen die zelf GGZ-cliënt zijn geweest en nu hun ervaring inzetten om de positie van andere (ex)cliënten te verbeteren. Het RSC-GGZ heeft onder andere met (ex)cliënten een Steunpunt Wonen opgezet. (Ex)cliënten bemensen de informatiedesk van het steunpunt. Ook bij GGZ Breburg werken cliënten als vrijwilliger binnen de instelling, omdat ze daar een veilige omgeving hebben. Ze worden opgeleid als huismeester, huishoudelijk medewerker of in de facilitaire dienst. De mogelijkheden om cliënten ook buiten de instelling deze taken te laten verrichten, worden onderzocht. Cliënten gaan bijvoorbeeld wel al wandelen met ouderen van een verzorgingshuis. Ook verzorgen
NV/12/1025/ovrom
28 maart 2012
© bureau HHM
Pagina 22 van 32
cliënten al wel ruimtes, catering en flyers bij buurtverenigingen, feesten en dergelijke. Steunpunt zelfhulp Midden-Brabant. Het steunpunt bevordert hulp door zelfhulp- of lotgenotengroepen. Het gaat hierbij om een brede doelgroep. Onder andere cliënten uit de geestelijke gezondheidszorg, verslaving en lichamelijke gezondheidszorg zijn welkom. Wikiwijk TILBURG Gemeente Tilburg en Zorgnetwerk Midden-Brabant werken binnen wikiwijk TILBURG samen met een aantal organisaties op het gebied van zorg en welzijn. Op deze website kunnen cliënten op zoek gaan naar vrijwilligers om hen te ondersteunen op diverse gebieden.
4.3.2 Collectief Nieuwe ontspanningsvorm voor dementerenden In verpleeghuis De Landrijt in Eindhoven kunnen dementerenden aan de slag met een nieuw concept: De Klessebessers. Het gaat om een pakket dat bestaat uit een nostalgische televisie, een radio, een koffer en een telefoon met draaischijf. Het idee is dat aan de hand van oude beelden en geluiden herinneringen worden opgeroepen, waar patiënten dan met elkaar over kunnen praten. Algemeen wijkcentrum ook voor beperkte ouderen In enkele gevallen zal het mogelijk zijn dat cliënten die nu naar de dagverzorging bij het verzorgings- of verpleeghuis gaan, gebruik kunnen maken van een regulier wijkcentrum. Gemeenten en zorgaanbieders moeten samen die cliënten screenen. Dat betekent wel dat het wijkcentrum wellicht fysiek moet worden aangepast en dat vrijwilligers moeten worden ondersteund door professionals die andere zorg dan begeleiding (bijvoorbeeld persoonlijke verzorging) aan de cliënten moeten bieden. Café Brein: Jongerencafé NAH Café Brein is een trefpunt voor mensen met een Niet Aangeboren Hersenletsel (NAH), partners, mantelzorgers, familieleden, vrienden en professionals. Café Brein is anders van opzet dan een NAH-Café. Café Brein wordt verzorgd door hulpverleners. Iedere bijeenkomst staat er een onderwerp of thema over NAH centraal. Op verschillende locaties in de Provincie Noord-Brabant worden bijeenkomsten van Café Brein georganiseerd, bijvoorbeeld in Waalwijk Café Einstein: Ontmoetingspunt Autisme Café Einstein is een ontmoetingsgelegenheid voor ouders, het gezin en andere naaste betrokkenen van mensen vanaf 16 jaar met een autismespectrumstoornis. Tijdens de bijeenkomsten worden verschillende onderwerpen besproken. Bezoekers kunnen aangeven welke onderwerpen ze graag willen bespreken. Mogelijke thema’s kunnen zijn: ● ontspanning en vrije tijd; ● communicatie en omgang; ● werk en jobcoach; ● financiën en wonen.
NV/12/1025/ovrom
28 maart 2012
© bureau HHM
Pagina 23 van 32
Professionals werkzaam bij diverse zorginstellingen in de regio Midden-Brabant begeleiden de bijeenkomsten. Reguliere aansluiting vrijetijdsbesteding/sportcoach Probeer zoveel mogelijk aan te sluiten bij reguliere verenigingen/clubs voor vrijetijdsbesteding. Kennisoverdracht door zorginstellingen kan hierbij onder nadere helpen aan het management van verwachtingen bij die verenigingen. Kinderen met een verstandelijke beperking mogen bijvoorbeeld via gymlessen aan een sportcoach aangeven welke sport ze leuk vinden. AMO kijkt dan of er voor het kind plek is bij een reguliere sportclub. Divers woonaanbod aanbieden en wijkgericht werken Door divers woonaanbod aan te bieden aan mensen met beperkingen in een normale setting, bevorder je ook eerder dat buren en het directe netwerk van de cliënt inspringen. Volgens de RBIW Brabant-Noord valt er bijvoorbeeld voor multiprobleemgezinnen nog winst te behalen wat betreft de plaats waar ze wonen. Bij woningcorporaties zou er meer inzet moeten zijn voor deze gezinnen. Het plaatsen van multiprobleemgezinnen in achterbuurten zorgt er voor dat deze afglijden in de samenleving. In een ‘normale’ wijk zouden de gezinnen zich meer aanpassen aan het ‘normale’ leven. Young @ work In Tilburg is op initiatief van cliënten uit cliëntenraden door henzelf een werkplaats opgezet. De werkplaats biedt aan cliënten de mogelijkheid om kennis en vaardigheden te ontwikkelen op de volgende terreinen: ● werken met allerlei materialen bij het atelier; ● werken met hout bij de houtwerkplaats; ● fietsen maken bij de fietsenmakerij; ● werken als gastheer/vrouw; ● koerier in bezorgen van interne post; ● koerier in boodschappen doen voor restaurant en werkplaats; ● dierverzorging en tuinwerkzaamheden op een Zorgboerderij; ● winkelwerkzaamheden.
4.3.3 Samenwerking Prins Heerlijk Prins Heerlijk is een leerwerkbedrijf in Tilburg waar jongeren met leer- en/of concentratieproblemen en/of een lichte verstandelijke beperking kunnen leren en werken. Het gaat om jongeren die het in het reguliere onderwijs niet kunnen redden. Het Boddehuis Bij het Boddehuis volgen leerlingen met een verstandelijke beperking gedurende één jaar een combinatie van een leerwerktraject en dagbesteding. In juli 2010 werd het Boddehuis opgericht door woningcorporaties TBV Wonen, Tiwos en WonenBreburg en de Bodde, school voor kinderen met een verstandelijke beperking. Elke schooldag komen er zes leerlingen met een begeleider naar het Boddehuis. Zij houden zich bezig met boodschappen doen voor ouderen, helpen in een Moluks centrum en het
NV/12/1025/ovrom
28 maart 2012
© bureau HHM
Pagina 24 van 32
opknappen van steegjes in de wijk. Ook is er ruimte voor praktijklessen. Evaluatie leert dat de jongeren echt in de buurt zijn opgenomen. Thesaurus Binnen de Thesaurusgroep werken verschillende partijen samen: Casade, Prisma, Stichting Schakelring, RIBW Midden-Brabant, Thebe, Juvans en De Twern. Samen is gewerkt aan een gezamenlijke visie op wonen, welzijn en zorg in wijken. Vervolgens zet de Thesaurusgroep zich in voor concrete projecten in de wijken. Doel daarbij is om mensen zo lang mogelijk in hun eigen vertrouwde omgeving te laten wonen. Samenwerking RIBW en Centrum Jeugd & Gezin RIBW Brabant-Noord geeft aan dat de samenwerking met het centrum voor Jeugd & Gezin nu nog minimaal is. De RIBW ziet kansen in de groei van deze samenwerking. Bijvoorbeeld: het centrum voor Jeugd & Gezin ziet een ‘normaal’ kind van verstandelijk beperkte ouders vroeg. Het centrum kan dan alvast voor de toekomst een signaal over de situatie richting de RIBW afgeven. Zij kunnen nog te maken krijgen met dit gezin. Samenwerking in de wijk Amarant werkt samen met de GGZ-aanbieders, V&V-aanbieders, welzijnsorganisaties en woningbouwcorporaties om wijkzorg aan te kunnen bieden. BaLaDe BaLaDe is een multifunctionele gebouw in Waalwijk waarin diverse partijen samen wonen en werken. Er vinden kruisbestuivingen tussen wonen, welzijn, zorg, onderwijs en kinderopvang plaats. Het gebouw is een ontmoetingsplek voor (wijk)bewoners onderling, bewoners en organisaties. Samenwerking met sociale werkvoorziening Er is steeds meer vraag naar arbeidsmatige dagbesteding waar cliënten zich kunnen ontwikkelen. Om daaraan te voldoen werken GGZ Breburg en sociale werkvoorzieningen samen om cliënten al vast te laten proeven aan ‘werk’. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de faciliteiten van de sociale werkvoorzieningen en vindt er begeleiding plaats vanuit de GGZ. Gezamenlijk gebruikmaken van dagbestedingslocaties/-vastgoed Op dit moment wordt nog weinig gebruik gemaakt van dagbestedingslocaties van zorgaanbieders door en met andere cliëntgroepen en andere niet beperkte burgers. Op deze locaties zijn vaak een mooi zwembad, grote keuken of ontmoetingsruimtes beschikbaar. De mogelijkheid om deze locaties ook in te zetten voor andere burgers moeten zeker worden onderzocht. In sommige situaties gebeurt dit al wel, zoals een grand café van zorgaanbieder Thebe. Samenwerking met MKB (in de wijk) Er is steeds meer behoefte om samen met het Midden- en Kleinbedrijf in de wijk te zoeken naar dagbesteding voor cliënten met ‘werknemercapaciteiten’ waarbij de cliënten ook direct wat terug kunnen doen voor de wijk. Daarmee ontstaat daadwerkelijke inclusie en acceptatie van cliënten met een beperking. Ook deze mogelijkheden kunnen nog veel meer worden benut.
NV/12/1025/ovrom
28 maart 2012
© bureau HHM
Pagina 25 van 32
Bij grote werkgevers (zoals De Efteling) is het dan ook mogelijk dat cliënten ‘in enclave’ werken, waardoor een begeleider in een bedrijf meer cliënten tegelijk kan ondersteunen.
4.3.4 Individueel Chat met cliënten MEE chat met cliënten. Dit moet nog wel op gang komen. Naast de chat blijft face-toface contact belangrijk. Beeldbegeleiding Voor de doelgroep lichamelijk beperkten, waaronder cliënten met NAH, bestaat de mogelijkheid in een pilot om te beeldbellen. Opvallend blijkt te zijn dat deze groep weinig beschikt over een internetverbinding. Dit zou er mee te maken kunnen hebben dat sommige NAH-cliënten een verbod op internet hebben in verband met impulsaankopen en veel chatten. Ook in de GGZ kent men deze vorm van beeldbegeleiding. Voor sommige cliënten kan het genoeg zijn om maar even contact te hebben met de begeleider via (beeld)technologie. Digitale coach Bij Amarant maken LVG-cliënten gebruik van een digitale coach die hun dagstructuur biedt. E-learning Bij Amarant wordt ook e-learning ingezet om het netwerk van de cliënt en het cliëntsysteem te informeren en helpen. Tele-nursing Tele-nursing is een camera in huis waarmee een professional iemand kan attenderen op het innemen van medicatie of tijdelijk kan ‘oppassen’, als de mantelzorger even van huis moet. Foto Voice Cliënten van GGZ Breburg schrijven aan de hand van een foto of tekening levensverhalen. Een aantal van hen vertelt deze verhalen bijvoorbeeld bij bedrijven. Dit zorgt onder andere voor een antistigmatiserende werking, geeft de cliënt zelfvertrouwen en creëert werkplekken in het MKB. Erger voorkomen Erger voorkomen is een project voor LVG-jongeren. Het project richt zich op delinquente jongeren of jongeren die hierop kans maken. Erger voorkomen is een methode ter voorkoming van jeugdcriminaliteit die wordt toegepast door speciaal opgeleide mensen.
NV/12/1025/ovrom
28 maart 2012
© bureau HHM
Pagina 26 van 32
Assertive Community Treatment Bij deze ondersteuningsmethode volgen professionals actief jongeren met verslavingsen psychiatrische problematiek. Zij werken outreachend en komen met hun multidisciplinaire team iedere week bij elkaar. In april 2012 start Orthopedagogisch Centrum Brabant in samenwerking met Amarant met deze methodiek.
NV/12/1025/ovrom
28 maart 2012
© bureau HHM
Pagina 27 van 32
5. Wat als er geen begeleiding meer is? Om de gevolgen voor cliënten bij het volledig verliezen van de ondersteuning van AWBZ begeleiding in kaart te brengen, hebben we de zorgaanbieders aan het eind van het telefonische interview gevraagd wat de gevolgen voor cliënten zijn bij het volledige verlies van begeleiding. Deze vraag is hen ter voorbereiding van het interview niet toegestuurd. Hiermee hebben we geprobeerd een zo direct mogelijk antwoord te krijgen. In dit hoofdstuk beantwoorden wij de volgende onderzoeksvraag: 6. Wat is het gevolg wanneer cliënten de ondersteuning van AWBZ-begeleiding volledig verliezen? Tabel 6 geeft per cliëntgroep door de geïnterviewden geschetste scenario’s weer. Cliëntgroep
Scenario ● Ouderen met somatische problematiek vereenzamen snel,
1. Ouderen met somatische of psychogeriatrische problematiek (SOM 65+/PG 65+)
met als gevolg dat ze lichamelijk minder actief worden en lichamelijk nog verder achteruitgaan. Ook heeft hun leven minder structuur. Deze mensen kunnen ook onvoldoende voeding/medicatie binnen krijgen en zich gaan vervuilen. ● Het ziektebeeld van ouderen met psychogeriatrische problematiek verslechtert sneller. Gevolgen zijn: achteruitgang kwaliteit van leven, toenemende angst, omdraaiing van het dagnachtritme en een zwaardere belasting van de omgeving. Uiteindelijk is opname aan de orde. ● Afschuiven kosten naar de Zvw. Op kosten van de Zvw
2. Volwassenen met psychiatrische problematiek (PSY/PS >18jr)
● ● ● ●
krijgen deze mensen toch begeleiding om bijvoorbeeld uit te kunnen stromen naar werk. De cliënt blijft thuis, vereenzaamt/verpaupert en zijn psychiatrische toestandsbeeld zal verergeren. De cliënt maakt niet de gang naar alternatieve voorzieningen: ook daar is begeleiding voor nodig. Een deel van de groep zal vervallen in oud gedrag en overlast veroorzaken. Meer mensen die gaan zwerven.
● Kinderen en volwassenen met een verstandelijke
3. Kinderen en volwassenen met een verstandelijke beperking (VG)
NV/12/1025/ovrom
beperking vereenzamen. Er is een terugval in hun welzijn en welbevinden. ● Ze komen niet alleen minder in contact met de buitenwereld, maar worden ook onzichtbaar voor hulpverleners. Ze moeten een groter beroep doen op hun eigen netwerk, maar hierbij hebben ze nu juist ondersteuning nodig. ● Kinderen met enkelvoudige problematiek: ze raken in een sociaal isolement doordat ze minder contacten met anderen hebben. De ouders raken overbelast. Als het kind met het taxibusje is thuisgebracht, moeten ouders thuis zijn. Hierdoor kan het nodig zijn dat ze minder gaan werken. ● Jeugd – Licht verstandelijk gehandicapten (J-LVG): deze
28 maart 2012
© bureau HHM
Pagina 28 van 32
Cliëntgroep
Scenario cliënten gaan voor veel overlast zorgen. Ze kunnen zichzelf niet redden, verliezen hun baan en gaan het verkeerde pad op, komen in de verkeerde circuits. Ze kennen geen rem op alcohol, drugs en drank. Ze zien de gevaren en gevolgen hiervan niet in. Daardoor wordt de eerstelijnszorg door deze cliënten meer belast. Daarnaast zijn ze erg beïnvloedbaar waardoor loverboy-problematiek kan gaan spelen. Ook dreigt het (ongewenst) krijgen van kinderen waarvoor men vervolgens niet kan zorgen. Kortom: de groep ‘rampjeugd’ in gemeenten wordt groter en problematischer. ● Voor kinderen en volwassenen (met een ernstig meervoudig complexe beperking of probleemgedrag) dreigt uithuisplaatsing en opname, omdat het netwerk van de cliënt overbelast raakt. ● De broers en zussen gaan eronder lijden, waardoor jeugdzorg moet worden ingezet.
4. Kinderen en volwassenen met een auditieve en/of visuele beperking
● Deze groep is niet aan bod gekomen in de interviews.
● Voor deze groep dreigt ernstige vereenzaming en een
sociaal isolement. Contacten met de buitenwereld verminderen. Cliënten moeten een beroep op hun eigen netwerk doen, maar juist hierin is begeleiding nodig. Er ontstaan problemen met de daginvulling. Ook ontstaan financiële problemen. Er is bijvoorbeeld minder budget door een hoge eigen bijdrage. In de relatiesfeer (kinderen, gezin) en buurt ontstaan problemen, door (onvoorspelbaar) gedrag. Op den duur hebben de cliënten in deze groep veel meer zorg nodig.
5. Kinderen en volwassenen met een lichamelijke beperking of chronische ziekte (SOM 0-64, LG)
● Zonder begeleiding gaat het bij deze groep jongeren ‘goed
6. Jongeren met psychiatrische problematiek in combinatie met opvoed- en opgroeiproblemen (PSY/PS <18jr)
fout’. Er bestaat een discrepantie tussen hun verbaal en non-verbaal vermogen. De jongeren zijn goed gebekt, maar verstandelijk schieten ze soms tekort. Jongeren worden vaak overschat. Uiteindelijk dreigt uitval op alle vlakken; school, werk en hobby’s. In huis verergert hun gedrag, waardoor ouders overbelast raken en uithuisplaatsing dreigt. Ook verslaving is een dreigend probleem. Deze jongeren hebben ‘levensloopbrede’ begeleiding nodig. ● Deze cliënten kunnen niet zonder begeleiding:
7. Palliatief terminale zorg
— of de familie moet alles doen. — of ze moeten naar het ziekenhuis om te sterven. ● Zonder begeleiding ben je in deze gezinnen weer ‘terug
8. Multiprobleemgezinnen
bij af’. Schulden nemen toe, gemeentes en woningcorporaties ervaren meer overlast, contacten met de politie nemen toe en uithuiszetting dreigt. De gezinnen vallen uit elkaar. Kinderen worden zwerfjongeren.
Tabel 6. Scenario’s verlies begeleiding
NV/12/1025/ovrom
28 maart 2012
© bureau HHM
Pagina 29 van 32
Bijlage 1.
Deelnemers interviews Met behulp van telefonische interviews hebben we de informatie uit ons landelijke onderzoek verrijkt met regiospecifieke informatie. Daarvoor hebben we gesproken met vertegenwoordigers van 16 zorgaanbieders en cliëntenorganisaties. Deze aanbieders en organisaties zijn aangedragen door de acht gemeenten. We hebben per organisaties gesproken over een (aantal) specifieke cliëntgroep(en), zoals weergegeven in onderstaande tabel. Veel van deze organisaties leveren overigens ondersteuning aan meer cliëntgroepen dan waarover ze zijn geïnterviewd. Cliëntgroep 1. Ouderen met somatische of psychogeriatrische problematiek (SOM 65+/PG 65+) 2. Volwassenen met psychiatrische problematiek (PSY/PS >18jr)
Naam organisatie Hemelrijksche Hoeve Thebe Thuiszorg ASVZ Zuid West GGZ Breburg Amarant Midden-Brabant Actieve Middag Opvang (AMO)
3. Kinderen en volwassenen met een verstandelijke beperking (VG)
Orthopedagogisch Centrum Brabant Stichting MEE Brabant-Noord Stichting Prisma
4. Kinderen en volwassenen met een auditieve en/of visuele beperking
5. Kinderen en volwassenen met een lichamelijke beperking of chronische ziekte (SOM 0-64, LG)
De meeste aanbieders (ook die uit deze regio) voor mensen met een auditieve en/of visuele beperkingen hebben meegewerkt aan de landelijke rapportage en hebben wij daarom niet benaderd voor dit onderzoek. NSWAC Stichting MEE Brabant-Noord
6. Jongeren met psychiatrische problematiek in combinatie met opvoed- en opgroeiproblemen (PSY/PS <18jr)
Bureau Maks Stichting Oeps Zorghotel Belvertshoeve
7. Palliatief terminale zorg
Thebe Thuiszorg
8. Multiprobleemgezinnen
RIBW Midden-Brabant Wmo adviesraad Waalwijk
Alle cliëntgroepen
Zorgbelang Brabant
NV/12/1025/ovrom
28 maart 2012
© bureau HHM
Pagina 30 van 32
Bijlage 2.
Vragenlijst interviews zorgaanbieders en cliëntenorganisaties Inleiding In opdracht van de gemeenten (Dongen, Gilze-Rijen, Goirle, Hilvarenbeek, Loon op Zand, Oisterwijk, Tilburg en Waalwijk) in Midden-Brabant voeren wij, bureau HHM, een onderzoek uit naar de gevolgen van de decentralisatie van Begeleiding in deze gemeenten. Dit onderzoek bestaat uit een kwantitatief en een kwalitatief gedeelte. In het kwalitatieve deel gaan we specifiek de volgende vragen beantwoorden: ● Wat is de ondersteuningsbehoefte van cliënten? ● Wat is het huidige aanbod dat zij ontvangen als ondersteuning? ● Welke inwoners kunnen op een andere wijze een beroep doen op ondersteuning binnen de kaders van de Wmo en Kantelingsgedachte? Inventarisatie van mogelijk nieuwe aanpak, op basis van voorbeeldprojecten in het land of in de regio. ● Wat is het gevolg wanneer cliënten de ondersteuning van AWBZ-begeleiding volledig verliezen? Indeling In het landelijk onderzoek naar de cliëntgroepen begeleiding en innovatiemogelijkheden in de Wmo, zijn de volgende cliëntgroepen te onderscheiden: 1.
2. 3.
4.
5.
6.
7. 8.
Ouderen met somatische of psychogeriatrische problematiek (SOM 65+/PG 65+); 1.1. Ouderen die door lichamelijke achteruitgang beperkt zijn in hun zelfredzaamheid 1.2. Ouderen die door cognitieve achteruitgang beperkt zijn in hun zelfredzaamheid Volwassenen met psychiatrische problematiek (PSY/PS >18jr); Kinderen en volwassenen met een verstandelijke beperking (VG); 3.1. Kinderen met enkelvoudige problematiek 3.2. Jeugd - Licht verstandelijk gehandicapten (J-LVG) 3.3. Verstandelijk beperkte volwassenen met enkelvoudige problematiek 3.4. Kinderen en volwassenen met een ernstig meervoudige complexe beperking 3.5. Kinderen en volwassenen met probleemgedrag Kinderen en volwassenen met een auditieve en/of visuele beperking; 4.1. Kinderen en volwassenen met een auditieve handicap 4.2. Kinderen en volwassenen met een visuele handicap 4.3. Kinderen en volwassenen met een auditieve en visuele handicap Kinderen en volwassenen met een lichamelijke beperking of chronische ziekte (SOM 0-64, LG); 5.1. Mensen met ernstige fysieke/motorische beperkingen en meervoudige problemen op (bijna) alle levensgebieden 5.2. Mensen die door progressief verlopende aandoeningen meervoudige problemen ondervinden op (vrijwel) alle levensgebieden 5.3. Mensen met niet aangeboren hersenletsel met meervoudige problemen op alle levensgebieden die van tijd tot tijd zeer wisselend kan verlopen Jongeren met psychiatrische problematiek in combinatie met opvoed- en opgroeiproblemen (PSY/PS <18jr); 6.1. Kinderen en jeugdigen met psychiatrische problematiek (zonder noodzaak van behandeling) 6.2. Kinderen en jeugdigen met psychiatrische problematiek (met noodzaak van behandeling) Palliatief terminale zorg Multiprobleemgezinnen
NV/12/1025/ovrom
28 maart 2012
© bureau HHM
Pagina 31 van 32
Inhoudelijke informatie (algemeen) Ter voorbereiding op het interview heeft u een inhoudelijke beschrijving van de zojuist beschreven/genoemde hoofdgroepen gekregen (zie separate bijlage). Met u bespreken we enkele groepen. Zie de mail voor welke groepen dit betreft. 1. Is de inhoudelijke beschrijving van deze groepen van toepassing op de cliënten in uw regio? 2. Zo nee, wat mist u? Welke aanvullingen heeft u? Inhoudelijke informatie (huidig aanbod) 3. Heeft u nog aanvullingen wat betreft specifiek aanbod uit uw regio? Nieuwe aanpak Er zijn een aantal innovatielijnen waarlangs een nieuwe aanpak voor cliënten kan worden uitgewerkt. We hebben een aantal landelijke voorbeelden toegevoegd in bijlage 1 van dit document. 4. Kunt u goede voorbeelden uit de regio aangeven per innovatielijn? Innovatielijnen
Omschrijving
1.
sociaal netwerk/eigen kracht/ zelforganiserend vermogen
Kan het zelforganiserend vermogen worden aangesproken om te voorzien in de behoefte aan ondersteuning/begeleiding? Wat is daarvoor nodig?
2.
informele ondersteuning
Kan een deel van de ondersteuning informeel, dus door vrijwilligers worden opgepakt? Wat is daarvoor nodig (training/coaching/ competenties)?
3.
algemeen en collectieve voorzieningen
Welke algemene/collectieve voorzieningen kunnen tot resultaten van begeleiding bijdragen?
4.
verbinding andere beleidsterreinen
Kan verbinding met andere beleidsterreinen als werken, onderwijs, wonen, inkomen, sport, cultuur een antwoord bieden?
5.
huisvesting
Waar kan de ondersteuning worden georganiseerd? Hoe ziet de huisvesting eruit?
6.
technologie
Wat kan de bijdrage van technologie/domotica zijn?
7.
regionaal-/wijkniveau
Op welk niveau moet de ondersteuning worden georganiseerd? Op regionaal of wijkniveau?
What-if
5. Met u bespreken we enkele groepen. Kunt u voor de cliënten uit deze groepen aangeven wat er gebeurt als zij de begeleiding volledig verliezen?
NV/12/1025/ovrom
28 maart 2012
© bureau HHM
Pagina 32 van 32