VERKENNEND ONDERZOEK LEARNING BLENDS Bijlagen
VERKENNEND ONDERZOEK LEARNING BLENDS Bijlagen
Lectoraat eLearning en afdeling ICTO – Hogeschool INHOLLAND: Lianne van Elk, Jos Fransen, Pieter Swager, Arja Veerman Verdonck, Klooster & Associates: Welmoed Lockefeer, Jan-Paul van Staalduinen 2 maart 2007 status Definitief versie 1.0 interne toets René Montenarie, Willem-Jan van Elk
Copyright © 2007 Verdonck, Klooster & Associates B.V., Hogeschool INHOLLAND Alle rechten voorbehouden. Niets van deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteursrechthebbende.
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
Inhoudsopgave A
Bijlage: Analyse- en evaluatiekader
B
Bijlage: "Blended Learning, Van misverstand en spraakverwarring tot een nieuwe werkdefinitie."
C
1
4
Bijlage: Beschrijvingen praktijkvoorbeelden learning blends
11
1
Wiki [ICT-dienstverlener]
12
2
Second Life [Waag / Imagine]
17
3
ELO Vooruit! – Dominicus College Nijmegen
22
4
E-portfolio in de zorg [Albeda College]
27
5
Profielwerkstuk [Hogeschool Zuyd]
32
6
Het leren organiseren [ROC Eindhoven]
37
7
DigiPABO [Hogeschool INHOLLAND]
42
8
Zuydlab [Hogeschool Zuyd]
47
9
European Virtual Seminar [Open Universiteit]
51
10
IBM Basic Blue [IBM]
56
11
TISO [Digitale Universiteit]
61
12
Politie Kennis Net [Politieacademie]
67
13
Behrloo [Politieacademie]
72
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
ii
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
A
Bijlage: Analyse- en evaluatiekader Het verkennend onderzoek naar inspirerende voorbeelden van learning blends maakt gebruik van een door het onderzoeksteam ontworpen analysekader en evaluatiekader voor het veldonderzoek. Door interviews met sleutelfiguren in de cases en documentstudie wordt een beeld geschetst van de leerpraktijk. Het analyse- en evaluatiekader dient ervoor te zorgen dat de belangrijkste aspecten worden belicht en het maakt onderlinge vergelijking van leerpraktijken tot op zekere hoogte mogelijk. Dit kader vloeit voort uit het theoretisch kader dat eerder werd ontwikkeld. Analyse- en evaluatiekader Het kader is bedoeld voor een onderzoek naar leerpraktijken die kunnen worden omschreven als innovatieve learning blends: leerpraktijken met een innovatief ontwerp ten behoeve van het leren in een organisatie, kennisinstelling of bedrijf, of een combinatie hiervan. In de te onderzoeken leerpraktijken zal per definitie sprake zijn van een vorm van ‘blended learning’, zodat dit analyse- en evaluatiekader ook bruikbaar moet zijn voor de nadere beschrijving van die leerpraktijken. In de beschrijving van de leerpraktijken is omwille van de leesbaarheid gekozen voor het geïntegreerd aanbieden van de resultaten van de analyse en de evaluatie. De meeste aandachtspunten zijn van beschrijvende en analyserende aard; andere, bijvoorbeeld aspecten van 3 [effectiviteit], 4 [innovatief karakter] en 5 [bijdrage aan oplossen van systeemfalen] zijn evaluatief. 1. Algemene en kwantitatieve gegevens Hieronder aanvullende en meer algemene en kwantitatieve gegevens, die voor de analyse, evaluatie, en vooral voor de beschrijving van de leerpraktijk belangrijk zijn: •
Titel en doelstelling case;
•
Betrokken instellingen, organisaties en/of bedrijven [afhankelijk van eisen rond anonimiteit];
•
Actoren [met kenmerken] per instelling/organisatie [aantal betrokken studenten, deelnemers of werknemers in een leerpraktijk en per tijdvak; aantal betrokken docenten/trainers en/of begeleiders/tutoren/moderatoren, of anderszins];
•
Kennisdomein, beroependomein of sociale praktijk waarop de leerpraktijk betrekking heeft;
•
Doorlooptijd van de leerpraktijk en [studie]belasting, indien hiervan natuurlijk sprake is;
•
Aantal maanden/jaren dat er ervaring is opgedaan met dit type leerpraktijk in deze vorm;
•
Mate waarin of wijze waarop verschillende actoren eventueel betrokken zijn bij de praktijk;
•
Meerwaarde voor alle betrokkenen van de samenwerkingsvorm
•
Eventuele betrokkenheid van andere ondersteuners bij de leerpraktijk [technisch, inhoudelijk];
•
Verwijzingen naar URL met relevante informatie over de onderzochte leerpraktijk.
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
1
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
2. Aspecten van blended learning 2.1 Soorten leerprocessen Aandachtpunten: •
Type leerdoelen dat wordt nagestreefd [competenties, kennis, vaardigheden, attitudes];
•
Aanvullende typering van de leerpraktijk [leren in de praktijk, leren in of buiten school];
•
Formeel/informeel leren.
2.2 Didactische strategie Aandachtspunten: •
Individueel leren, samenwerkend leren of combinaties hiervan [parallel of sequentieel uitgevoerd];
•
Mate waarin sprake is van al dan niet geëxpliciteerde didactische strategieën [werkvormen];
•
Mate van externe sturing en begeleiding bij leerprocessen in de leerpraktijk [ondersteuning], c.q. rollen van alle actoren.
2.3 Type leeromgevingen Aandachtspunten: •
Kenmerken van leeromgeving of van combinaties van leeromgevingen [fysiek in onderwijs of bedrijfsleven en/of virtueel];
•
Instrumenten binnen een elektronische omgeving [website, portal, ELO, DPF, Wiki, blog];
•
Hardware die wordt gebruikt in relatie tot de elektronische omgeving [pc, pda, mobiel];
•
Mate waarin er technische ondersteuning vereist is bij processen binnen de leerpraktijk;
•
Media die worden ingezet bij ontwikkeling, uitwisseling en beheer van leerinhouden;
•
Vormen van communicatie [en combinaties], en de middelen die daarbij worden ingezet;
•
Mate waarin verschillende actoren samenwerken (onderwijs – bedrijfsleven – overheid).
3. Effectiviteit Een belangrijke vraag bij elke leerpraktijk is de vraag in hoeverre alle gebruikers [=doelgroep] de leerpraktijk als effectief ervaren, ofwel of keuzes die werden gemaakt daadwerkelijk bijdragen aan optimalisering van het leerproces. Aandachtspunten: •
Perceptie van de effectiviteit van de leerpraktijk door de gebruiker en door andere partijen;
•
Vormen van toetsing, beoordeling of assessment die al of niet expliciet worden gehanteerd;
•
Mate waarin sprake is van een systematische kwaliteitsbewaking en kwaliteitsontwikkeling;
•
Mogelijkheid tot opschaling;
•
Mate waarin de leerpraktijk bijdraagt aan het principe van leven-lang-leren.
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
2
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
4. Innovatief karakter Vervolgens is dit verkennend onderzoek met name gericht om leerpraktijken te beschrijven die een innovatief karakter hebben. Innovatief wordt hier pragmatisch omschreven als: niet of nauwelijks als leerpraktijk beschreven, aansluitend bij recente ontwikkelingen of te verwachten ontwikkelingen in de samenleving, en/of opvallend vanwege een bijzondere relatie die gelegd wordt tussen organisaties, bedrijven en/of kennisinstellingen. Daarnaast wordt expliciet gekeken naar potentiële mogelijkheden voor opschaling van de leerpraktijk in onderwijs en/of bedrijfsleven. Aandachtspunten: •
Mate waarin gesproken kan worden van 'innovatief' [inhoud, didactiek, techniek, organisatie];
•
Veranderende eisen die worden gesteld aan student/deelnemer/docent/trainer/begeleider;
•
Mate waarin de leerpraktijk aansluit bij of kan worden aangesloten op bestaande initiatieven.
5. Bijdrage aan oplossen systeemfalen / maatschappelijke relevantie Er zijn binnen het onderwijs veel voorbeelden van succesvolle ICT-oplossingen. Opschaling naar brede toepassing vindt echter niet of onvoldoende plaats. Hierdoor blijven potentiële oplossingen voor maatschappelijke problemen onbenut. Eén van de belangrijkste belemmeringen voor opschaling is doorgaans een vorm van systeemfalen. Dit wil zeggen dat de som van alle activiteiten van alle partijen binnen een bepaalde sector niet leidt tot het gewenste resultaat. Dit kan allerlei oorzaken hebben, zoals coördinatieproblemen, onvoldoende bestuurlijke regie, onvoldoende vraagmacht, onvoldoende zicht op mogelijke winsten en onvoldoende transparantie en kennisdiffusie. [Bron: actieprogramma M&ICT, 2e prijsvraagronde]. Er zal daarom worden gekeken naar de bijdrage die een leerpraktijk kan leveren aan het oplossen van een vorm van systeemfalen dat een opschaling van een mogelijk succesvolle leerpraktijk in de weg zou staan. Aansluitend wordt hier opgemerkt dat het opschalen van een succesvolle leerpraktijk door het oplossen van een vorm van systeemfalen waarschijnlijk ook zal bijdragen aan het oplossen van een maatschappelijk probleem. Daarom wordt het aspect maatschappelijke relevantie toegevoegd aan het aspect systeemfalen. Aandachtspunten: •
Op welke wijze draagt een leerpraktijk bij aan het oplossen van een maatschappelijk probleem?
•
Welke vorm van systeemfalen kan mogelijk worden opgelost waardoor opschaling mogelijk is?
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
3
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
B
Bijlage: "Blended Learning, Van misverstand en spraakverwarring tot een nieuwe werkdefinitie." Door Jos Fransen Uit: Onderwijs Innovatie, juni 2006 Inleiding Over het begrip blended learning is al veel geschreven, maar altijd vanuit een specifieke invalshoek. Dat leidt tot verschillende definities van het begrip blended learning. De meest gebruikte definities verwijzen naar de samenvoeging van e-learning en traditionele vormen van onderwijs, maar daarmee is niet duidelijk wat er precies wordt bedoeld. In dit artikel wordt ingegaan op de definitiekwestie door misverstanden en spraakverwarring in relatie tot het begrip blended learning aan de orde te stellen. Aansluitend wordt een voorstel gedaan voor een genuanceerde werkdefinitie, die aanknopingspunten kan bieden voor docenten en ontwikkelaars bij het vormgeven van leerprocessen en het inrichten van leeromgevingen. De definitiekwestie De definitiekwestie wordt het meest helder verwoord door Oliver & Trigwell [2005], die daarbij ingaan op de term blended en de term learning. Zij stellen dat het begrip blended learning in veel gevallen wordt gedefinieerd als een 'mix' van leren met en zonder technologie, waarbij een nadere afbakening en invulling niet wordt gegeven. Daarnaast treffen ze nog andere definities aan. In het kader van hun analyse gaan ze in op de drie meest gebruikte definities van blended learning: •
De geïntegreerde combinatie van traditioneel onderwijs en 'online' onderwijs.
•
De combinatie van gereedschappen en media in een e-learning omgeving.
•
De combinatie van didactische strategieën, ongeacht het gebruik van technologie.
De auteurs wijzen erop dat het steeds gaat om het combineren van allerlei zaken [technologie, types instructie, leertheoretische uitgangspunten of didactische strategieën]. Tegelijkertijd stellen ze vast dat blended learning voor iedereen een andere betekenis heeft en anders wordt ingevuld. Consequentie is dat curriculumontwerpers geneigd zijn een onderwijsprogramma eerst te analyseren, het vervolgens op te splitsen in onderdelen, om dan voor elk onderdeel te bepalen hoe het aangeboden moet worden in de leeromgeving. Het inrichten van een leerproces wordt daarmee teruggebracht tot een logistiek probleem, waarbij de keuze voor een distributiewijze en inrichting van de leeromgeving afhangt van de uitgangspunten en criteria die de ontwerper hanteert.
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
4
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
Naast het begrip blended learning worden ook nog andere begrippen gebruikt, wat de verwarring alleen maar groter maakt. Een paar belangrijke worden hier genoemd: •
Distributed Learning Æ leren op basis van leerinhouden, verspreid over verschillende media [bijvoorbeeld Teleac].
•
Integrated Learning Æ alle methoden en werkvormen zijn op verschillende niveaus op elkaar afgestemd.
•
Flexible Learning Æ de mediumkeuze en de gebruikte methode worden aangepast aan de situatie.
•
Blended Teaching Æ vormen van instructie en aangepaste didactiek, voortvloeiend uit nieuwe visies op leren [Kallenberg, 2004].
Een andere benadering van de kwestie wordt door Valiathan [2002] gegeven, waarin de 'blend' wordt gerelateerd aan het type leerdoel dat wordt nagestreefd. Deze auteur onderscheidt daarom drie types van leren en de daarbij behorende vorm van blended learning: •
Skill-driven Learning Æ combinatie van zelfgestuurd leren met ondersteuning door instructie bij het verwerven van specifieke kennis en vaardigheden;
•
Attitude-driven Learning Æ combinatie van verschillende soorten leeractiviteiten en media voor het ontwikkelen van specifiek nieuw gedrag als gevolg van attitudeverandering;
•
Competency-driven Learning Æ combinatie van begeleidingsinstrumenten in de praktijk en vormen van kennismanagement, met begeleiding door een mentor om specifieke competenties te ontwikkelen.
Hoewel hier een poging wordt gedaan om verschillen te benoemen in soorten leren naargelang het doel dat wordt nagestreefd, kan worden opgemerkt dat wel al te gemakkelijk bronnen, middelen en leerstrategieën worden gecombineerd alsof het gelijkwaardige grootheden zijn. Niettemin kan worden vastgesteld dat er wel nieuwe aspecten wordt geïntroduceerd als het gaat om de omschrijving van het begrip 'blended learning', namelijk het soort leerproces en de leerdoelen die worden nagestreefd. Een meer genuanceerde benadering wordt geschetst door Gierke, Schlieszeit & Windschiegl [2003], waarbij vier aspecten worden onderscheiden bij leerprocessen, waartussen keuzes moeten worden gemaakt als het gaat om blended learning:
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
5
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
Lokaal [vastgelegd op digitale media zoals CD-ROM]
Synchroon
Leerinhouden
Communicatie
[communiceren op hetzelfde tijdstip]
Individueel [individueel leren naar eigen behoefte]
Statisch [cursorische opbouw en lineaire navigatie]
Verspreid [beschikbaar via LAN of het Internet]
Asynchroon [communiceren op verschillende tijdstippen]
Leerproces
Leerstrategie
Groepswerk [samenwerkend leren in een taakgroep]
Interactief [interactie mogelijk met sturing van het leerproces]
Figuur 1. Aspecten van eLearning [Gierke, C., Schlieszeit, J., & Windschiegl, H., 2003. Vom trainer zum e-trainer. Offenbach: Gabal, p. 17]. Distributie van leerinhouden werd hierboven al aangehaald in het kader van distributed learning. De verschillende vormen van communicatie werden nog niet genoemd, maar dat ligt in het verlengde van wat de technologie ons te bieden heeft. Didactische methoden zijn wel eerder genoemd, ook in relatie tot integrated learning en blended teaching. Bij leerprocessen wordt er onderscheid gemaakt tussen individuele leerprocessen en groepswerk. Daarnaast kan echter ook het onderscheid worden gemaakt naar soorten leren en leerprocessen, waarvan sprake is bij de termen flexible learning en blended teaching. Een specifiek onderscheid tussen leerprocessen wordt gemaakt door ReinmannRothmeier [2003], waarbij expliciet de term e-learning wordt gebruikt, vanwege het feit dat alle leerprocessen in de toekomst op de één of andere wijze zullen worden ondersteund door ICT. Deze technologie wordt gekarakteriseerd door drie principes: •
Multimedialiteit Æ Verschillende media kunnen geïntegreerd worden ingezet, zodat daarmee verschillende symboolsystemen gecombineerd kunnen worden.
•
Interactiviteit Æ Nieuwe media maken interactie met de gebruikers mogelijk en deze kunnen ook feedback krijgen op hun acties.
•
Netwerkstructuur Æ Maakt communicatie mogelijk die voorheen ondenkbaar was, waarbij het zowel om asynchrone als synchrone communicatie gaat, die niet plaatsgebonden is.
Op basis van die drie kenmerken onderscheidt de auteur drie soorten van e-learning, gerelateerd aan belangrijke leertheoretische visies, namelijk het behaviorisme [instructie en het belonen van gewenst gedrag], cognitivisme [lerende is een uniek informatieverwerkend systeem], en constructivisme [kennis is het resultaat van sociale processen]:
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
6
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
1.
eLearning by distributing Æ Leerinhouden zijn gedigitaliseerd en worden verspreid met behulp van de nieuwe media. De lerende verwerkt de beschikbare informatie zelfstandig, waarbij de hulp of steun van anderen in principe niet nodig is. Dit wordt learning from information genoemd.
2.
eLearning by interacting Æ Alle leerinhouden zijn specifiek ontwikkeld en didactisch uitgewerkt, zodat de lerende in interactie kan gaan met de leerstof. Dat kan een zelfgestuurd leerproces zijn, maar het is mogelijk dat hierbij steun en hulp wordt geboden door een begeleider. Dit wordt dan learning from feedback genoemd.
3.
eLearning by collaborating Æ in vormen van samenwerkend leren wordt kennis geconstrueerd op basis van uitwisseling en discussie. Dit soort leerprocessen dient altijd begeleid te worden. Dit wordt learning from different perspectives genoemd.
Positie van de lerende
eLearning by collaborating
Learning from different perspectives Learning from feedback Learning from information
eLearning by interacting eLearning by distributing Functie van de nieuwe media Distribution
Interaction
Collaboration
Figuur 2. Drie soorten eLearning [Reinmann-Rothmeier, G., 2003. Didaktische Innovation durch Blended Learning, p. 33] Een nadere analyse Oliver & Trigwell [2005] hebben de meest gebruikte benaderingen van het begrip blended learning geanalyseerd en van commentaar voorzien. Hun bevindingen worden hier kort weergegeven:
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
7
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
•
Combinatie van eLearning en traditioneel leren Æ Probleem is de definitie van elearning, want wat is de afbakening van e-learning. Ook definitie van traditioneel leren is problematisch, want het kan veel meer omvatten dan face-to-face onderwijs. Alles wat voor iemand nieuw is, kan worden bestempeld als 'geen deel uitmakend van de geldende tradities'.
•
Combinatie van online leren en face-to-face onderwijs Æ Problematisch omdat eigenlijk niet duidelijk is wat precies het verschil is tussen beide vormen van leren. Het gegeven dat mensen elkaar fysiek niet treffen hoeft nog niet te betekenen dat het leerproces heel anders verloopt.
•
Combinatie van media Æ Probleem is dat hierbij te snel wordt uitgegaan van een medium als een constant gegeven, dat onafhankelijk van de situatie altijd hetzelfde effect zou opleveren. In werkelijkheid wordt de bruikbaarheid van een medium bepaald door de specifieke kenmerken van een gegeven leerpraktijk, en dat bepaalt per situatie de keuze voor het gebruik.
•
Combinatie van leeromgevingen Æ Probleem is dat ook nu al leerprocessen in verschillende contexten worden gerealiseerd, namelijk de instructie in school, zelfstudie in de eigen omgeving en toepassing van het geleerde in de praktijk. Daarmee wordt de term overbodig en wordt er niets toegevoegd aan wat er al is.
•
Combinatie van leertheoretische uitgangspunten Æ Probleem is dat leertheoretische visies elkaar uitsluiten, want je kent de lerende 'wel' of 'niet' een rol toe en visie op kennisontwikkeling verschilt daarbij sterk. Standpunten kunnen wel gewisseld worden per situatie, maar ze kunnen niet worden gecombineerd.
•
Combinatie van soorten leerdoelen Æ Probleem is dat dit eigenlijk ook niets nieuws is, omdat in de hedendaagse praktijk van onderwijsontwikkeling ook al wordt gewerkt met soorten doelen en bijbehorende onderwijskundige ontwerpen binnen een curriculum.
•
Combinatie van didactische strategieën Æ Probleem is dat ook nu al bij leerprocessen, die zich over een langere periode uitstrekken, verschillende didactische strategieën gecombineerd worden. Daarbij komt dat het dan niet zozeer gaat over verschillende soorten van leren, maar van vormen van doceren, waardoor beter de term blended teaching kan worden gehanteerd.
Samenvattend stellen Oliver & Trigwell [2005] dat het begrip blended learning ofwel inconsistent toegepast wordt, ofwel overbodig is, omdat er niets nieuws wordt geboden. Bij inconsistent gebruik doelen ze op het feit dat het in de uitwerking eigenlijk gaat over 'teaching', en daarmee over vormen van instructie en didactisch ontwerp. Daarnaast kan worden opgemerkt dat in veel situaties zelfs die argumenten niet belangrijk zijn voor de keuze van een gegeven combinatie, maar dat die keuze soms volledig bepaald wordt door argumenten van financiële aard. In die gevallen is blended learning dan de verpakking die de schijn oproept dat onderwijskundige motieven een rol van betekenis spelen.
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
8
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
In aansluiting op het betoog van Oliver & Trigwell [2005] wordt hier nog melding gemaakt van de visie van Rossett, Douglas & Frazee [2003] op blended learning en het vormgeven van leerprocessen. Zij maken bij 'blended learning' onderscheid tussen beschikbare benaderingen in een leerproces, waarbij ze zowel aandacht besteden aan de leeromgeving, gebruikte media en middelen, als het type leerdoel dat wordt nagestreefd. Hoewel ook hier de kritische kanttekeningen van Oliver & Trigwell geldig zijn, is het interessante aan de uitwerking van deze auteurs, dat ze ook informele leerprocessen betrekken in hun model en aanvullende argumenten aanvoeren voor de keuze van een bepaalde strategie, middel, medium of inrichting van de leeromgeving. Daarmee biedt het wel aanknopingspunten die het denken over 'blended learning' verder kunnen aanscherpen. De auteurs maken om te beginnen onderscheid tussen verschillende leersituaties en soorten leerprocessen die aan de orde kunnen zijn en brengen die onder in een matrix, waarbij ze koppeling maken met vormen van begeleiding en media die daarbij een rol kunnen spelen. Vervolgens geven ze aan dat er niet zoiets is als een handleiding met regels voor het samenstellen van de juiste 'blend', maar dat er wel criteria zijn die bepalen welke keuzes in een gegeven situatie gemaakt zouden kunnen worden. Zo ontstaan drie matrices, gebaseerd op twee criteria die worden gekruist. Ze worden hier kort toegelicht. •
Stabiliteit van de leerinhoud versus implementatietijd Æ De levensduur van een gegeven leerinhoud en de snelheid waarmee een gegeven leerinhoud beschikbaar moet zijn, bepalen de keuze voor het soort leerpraktijk en de media en middelen die je daarin worden gebruikt [een studieboek schrijven heeft alleen zin als de inhoud lang geldig blijft en als er tijd genoeg is om dat te doen; het inrichten van een 'online communty' of Community of Practice [CoP] is zinvoller als de leerinhoud snel verouderd en expertise direct beschikbaar moet zijn].
•
Kenmerken van de interactie versus kosten Æ Het feit of sociale interactie nodig is of dat de instructie kan worden gegeven met behulp van technologie, naast de kosten voor het inrichten van de leeromgeving, bepalen de keuze voor het soort leerpraktijk en de media en middelen die daarbij worden ingezet [studieloopbaanbegeleiding vraagt om een 'human touch' en vereist dat sociale interactie plaatsvindt tussen begeleider en student; standaard werkprotocollen kunnen eenvoudig 'online' worden aangeboden en verspreid].
•
Type leerbron versus situatie van de lerende Æ Sommige leerinhouden omvatten duidelijke onveranderlijke informatie die op aanvraag beschikbaar moet zijn, terwijl er ook informatie is die veranderlijk is of op de persoon gericht is, of waarin het om complexe materie gaat. Gerelateerd aan de situatie waarin de lerende leert en werkt met deze informatie, dwingt dat tot keuzes bij de inrichting van de leeromgeving en media en middelen die daarin worden gebruikt [bronnen op het Internet volstaan als duidelijk is waarover de inhoud gaat en als de lerende individueel en plaats- en tijdonafhankelijk wil studeren; training-on-the-job is zinvoller als het om complexe taken gaat, waarbij expertise tussen mensen moet worden uitgewisseld].
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
9
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
Conclusie en werkdefinitie Oliver & Trigwell [2005] geven aan dat de term 'blended learning' eigenlijk niet meer moet worden gebruikt of een andere invulling dient te krijgen. Bij die nieuwe invulling zou het dan werkelijk over 'learning' moeten gaan en niet over 'teaching', zoals nu meestal het geval is. Als er wordt uitgegaan van het 'leren', dan moet de lerende en zijn perceptie van het leerproces in een gegeven context centraal staan. Bij 'blended learning' gaat het in dat geval om het bieden van variatie in ervaringen met betrekking tot aspecten van het leerobject. Complicerende factor is echter dat de lerende de variatie van leeromgevingen niet zo hoeft te ervaren als door de ontwerpers werd bedoeld. Toch kan worden gesteld dat het ervaren van een variatie en het op verschillende manieren aan bod laten komen van aspecten van het leerobject in ieder geval verrijkend en versterkend werkt op het leerproces. Op basis van de in dit artikel beschreven argumenten wordt hier een werkdefinitie geformuleerd voor het begrip blended learning: Blended learning omvat een mix van e-learning en andere vormen van onderwijs, waarbij het gaat om distributiewijze van leerinhouden, vormen van communicatie, didactische strategieën en soorten leeromgevingen in relatie tot type leerprocessen, of om een combinatie hiervan. Deze werkdefinitie geeft in ieder geval aan dat het vormgeven van leerprocessen en inrichten van een adequate leeromgeving een complexe aangelegenheid is. De stap naar blended learning is meer dan het hetzelfde doen, maar dan in een andere leeromgeving, het impliceert een herontwerp van zowel de leerpraktijk als de leeromgeving en het vraagt specifieke competenties om dit soort leerprocessen adequaat te begeleiden. Referenties •
Gierke, C., Schlieszeit, J., & Windschiegl, H. [2003]. Vom trainer zum e-trainer. Offenbach: Gabal Verlag.
•
Kallenberg, A. [2004]. Tussen opleiden en professionele ontwikkeling: leren en organiseren van nieuwe arrangementen. Hogeschool Leiden.
•
Oliver, M. & Trigwell K. [2005]. Can 'Blended Learning' Be Redeemed? In: E-Learning, Vol. 2, Nr. 1.
•
Reinmann-Rothmeier G. [2003]. Didaktische innovation durch blended learning. Bern / Gutting: Verlag Hans Huber.
•
Rossett, A, Douglis, F. & Frazee, R. [2003]. Strategies for Blended Learning. ASTD – Learning Circuits Publication.
•
Valiathan, P. [2002]. Blended Learning Models. ASTD – Learning Circuits Publication.
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
10
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
C
Bijlage: Beschrijvingen praktijkvoorbeelden learning blends Beschreven voorbeelden Onderwijs/bedrijfsleven/overheid: 1.
Wiki [ICT-dienstverlener]
2.
Second Life [Waag/ Imagine] [vo/mbo/hbo]
3.
ELO vooruit! [Dominicus College Nijmegen] [vo/hbo]
4.
E-portfolio in de zorg [Albeda College] [mbo]
5.
Profielwerkstuk [Hogeschool Zuyd] [vo/hbo]
6.
Het leren organiseren [ROC Eindhoven] [mbo]
7.
DigiPABO [Hogeschool INHOLLAND] [hbo]
8.
Zuydlab [Hogeschool Zuyd] [hbo]
9.
European Virtual Seminar [Open Universiteit Nederland] [hbo/wo]
10. IBM Basic Blue [IBM] 11. TISO [Digitale Universiteit] [hbo/wo] 12. Politie Kennis Net [Politieacademie] 13. Behrloo [Politieacademie]
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
11
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
1
Wiki [ICT-dienstverlener] 1. •
Algemene en kwantitatieve gegevens
Titel en doelstelling case Een grote ICT-dienstverlener in Nederland verzorgt voor nieuwe junior consultants een interne opleiding van twee maanden fulltime. Doel is hen zo snel mogelijk effectief in te zetten in het bedrijf. De opleiding wordt ondersteund door het gebruik van een wiki. Na de opleiding kunnen de consultants terecht in een overkoepelende wiki. Deze is bedoeld voor samenwerking en kennisdeling in het bedrijf.
•
Betrokken instelling en/of bedrijven [afhankelijk van eisen rond anonimiteit]; Grote ICT-dienstverlener in Nederland (ca. 4000 werknemers). De praktijk heeft betrekking op een zelfstandig onderdeel van dit bedrijf, waarin ca. 165 werknemers actief zijn.
•
Actoren (met kenmerken) per instelling/organisatie (aantal betrokken studenten, deelnemers of werknemers in een leerpraktijk [en per tijdvak]; aantal betrokken docenten/trainers en/of begeleiders/tutoren/moderatoren, of anderszins); - 1 projectleider voor het algemeen management - 1 a 2 junior consultants voor coördinatie en facilitatie (ook mbt de wiki) - 1 senior consultant voor de inhoudelijke eindverantwoordelijkheid. Draagt ook inhoudelijk bij aan diverse opleidingsonderdelen - 3 a 4 docenten, meestal senior consultants geselecteerd op vakexpertise
•
Kennisdomein, beroependomein of sociale praktijk waarop de leerpraktijk betrekking heeft; Besturingsvraagstukken, managementinformatievoorziening, business intelligence, data warehousing
•
Doorlooptijd van de leerpraktijk en studiebelasting, indien hiervan sprake is; De deelnemers volgen de cursus 2 maanden fulltime
•
Aantal maanden/jaren dat er ervaring is opgedaan met dit type leerpraktijk in deze vorm; De opleiding is in 2 jaar tijd nu 3 maal verzorgd aan groepjes van 10-16 studenten. Dit zijn junior consultants, afgestuurd HBO in (technische) bedrijfskunde, bedrijfsinformatica, informatie of een daaraan verwante opleiding.
•
Meerwaarde voor alle betrokkenen van de samenwerkingsvorm Contacten blijven tussen nieuwe werknemers, ook wanneer zij na afloop op verschillende afdelingen gaan werken.
•
Eventuele betrokkenheid van andere ondersteuners [technisch, inhoudelijk]; Externe docenten die cursusonderdelen rond specifieke applicaties verzorgen
•
Verwijzingen naar URL met relevante informatie over de onderzochte leerpraktijk; Meer informatie is op te vragen bij afnemer van het interview
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
12
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
1.1
Aspecten van blended learning 2.1
Soorten leerprocessen
•
Type leerdoelen dat wordt nagestreefd [competenties, kennis, vaardigheden, attitudes]
-
Tijdens de opleiding: Kennismaking met de organisatie
-
Conceptvorming rond besturingsvraagstukken, business intelligence, managementinformatie etc.
-
Vaardigheden opdoen mbt functionaliteiten en techniek van applicaties in het bedrijf en bij de klant
-
Probleemoplossingsvaardigheden oefenen
-
Sociale vaardigheden oefenen, samenwerken en communicatie, teamwerk, projectwerk
-
Na de opleiding/ tijdens het werk: Bevorderen van samenwerking en kennisdeling rond processen, producten en klanten.
•
Aanvullende typering van de leerpraktijk [leren in de praktijk, leren in of buiten school];
-
Deze opleiding is verdeeld in 4 aaneengesloten blokken. Centraal staan: Blok 1: Kennismaking met de organisatie (2 a 3 dagen)
-
Blok 2: Theorie rond belangrijke concepten in de organisatie (3 weken)
-
Blok 3: Leren werken met tools en systemen, eventueel bij de leverancier (3 weken)
-
Blok 4: Werken in teamverband aan authentiek probleem / vraagstuk (2 weken) Na de opleiding gaan alle junior consultants aan de slag in het bedrijf. Op basis van de opleidingsperiode wordt de precieze functie bepaald.
•
Formeel/informeel leren; Tijdens de opleiding gaat het voornamelijk om formeel, gestuurd leren met behulp van tools die juist (ook) voor informeel leren, samenwerken en kennisdeling kunnen worden ingezet. Het gedeelte van de wiki dat voor de opleiding wordt gebruikt is technisch gezien onderdeel van de overkoepelende wiki die tijdens het werk in gebruik is. Inhoudelijk is hier geen bewuste koppeling gemaakt, waardoor kennisstromen tussen het formele leren in de opleiding en het informele leren op de werkplek niet expliciet worden ondersteund of gestimuleerd. Informeel leren tijdens het werk (na de opleiding) gebeurt rondom expertisegebieden. Inmiddels bestaan 20 kennisgroepen in de wiki, en is iedere consultant lid van tenminste één groep (op basis van vrijwilligheid). Beleidsmatig wordt dit wel gestimuleerd maar dat is nog pril.
2.2 •
Didactische strategie
Individueel leren, samenwerkend leren of combinaties hiervan [parallel of serieel uitgevoerd]; Veel leerstof is gericht op het individueel leren, maar spontaan en getolereerd groepswerk kan ontstaan. In blok 4 wordt aan een authentieke eindopdracht gewerkt in groepjes van maximaal 4 personen. Na de opleiding kan aan kennisdeling en samenwerking worden gedaan door te werken in de overkoepelende wiki.
•
Mate waarin sprake is van al dan niet geëxpliciteerde didactische strategieën [werkvormen]; Tijdens de opleiding wordt theorie behandeld, waarna discussie kan volgen. Bij oefeningen met applicaties komen demonstraties aan bod. Bij de eindopdracht wordt een virtueel bedrijf ingezet met rollenspel. Hierbij wordt bewust gekozen voor een bepaalde groepssamenstelling (op basis van persoonlijke kenmerken en expertisegebied). Fysiek wordt aan teamwerk gedaan (samen hutten bouwen), en voor binding worden borrels en uitjes georganiseerd. Sommige werkvormen zijn
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
13
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
expliciet benoemd (zoals teamwerk), maar eea is ook afhankelijk van de situatie en specifieke docent. Na de opleiding kunnen consultants gebruik maken van de overkoepelende wiki. Hiervoor zijn geen speciale strategieën, richtlijnen of werkvormen ontwikkeld. •
Mate van externe sturing en begeleiding bij leerprocessen in de leerpraktijk [ondersteuning], c.q. rollen van alle actoren De opleiding is ontwikkeld door een senior consultant, die inhoudelijk betrokken is en eindverantwoordelijk. Ondersteuning wordt gegeven door een ‘klassiek’ type docent (de vakexpert), die doceert en op vragen ingaat van de deelnemers. De wiki wordt op het proces gemodereerd door junior consultants. Inhoudelijk wordt gereageerd op vragen en voorstellen van studenten door docenten, die via e-mail notificatie worden geattendeerd. Verder geven (externe) docenten demo’s, oefeningen en brengen discussie op gang rond het toepassen van theorie in de praktijk.
2.3 •
Type leeromgevingen
Kenmerken van leeromgeving of van combinaties van leeromgevingen [fysiek (onderwijs/bedrijfsleven) en virtueel]; De leeromgeving is fysiek en wordt ondersteund door een wiki. Hierin is een menu te vinden voor navigatie, klassenindeling, rooster, informatie, materialen, etc. Iedereen maakt een persoonlijke pagina aan. Bij de eindopdracht wordt via de wiki samengewerkt waarbij alle documentatie wordt bijgehouden. Inclusief commentaar op elkaars werk, aantekeningen etc. Het gedeelte van de wiki dat voor de opleiding wordt gebruikt is technisch gezien onderdeel van een overkoepelende wiki die tijdens het werk wordt gebruikt.
•
Instrumenten binnen een elektronische omgeving [website, portal, ELO, DPF, Wiki, blog]; Er wordt een wiki gebruikt tijdens de opleiding en als tool voor interne kennisdeling en samenwerking. Verder wordt gebruik gemaakt van het intranet (functie van archief / administratie), internet (CV’s en contactgegevens voor externen) en van Outlook (e-mail en agenda).
•
Hardware die wordt gebruikt in relatie tot de elektronische omgeving [pc, pda, mobiel]; Iedereen werkt tijdens de opleiding en in het werk met een notebook.
•
Mate waarin er technische ondersteuning vereist is bij processen binnen de leerpraktijk; De wiki draait op een webserver met database. Dit vraagt nauwelijks onderhoud en beheer.
•
Media die worden ingezet bij ontwikkeling, uitwisseling en beheer van leerinhouden; Achter de schermen van de wiki draait een SQL-database. In de wiki is eenvoudig en gecontroleerd versiebeheer mogelijk. Updates op één plek worden overal doorgevoerd. Rechtentoekenning is flexibel in te regelen.
•
Vormen van communicatie [en combinaties], en de middelen die daarbij worden ingezet. Tijdens de opleiding wordt met name f2f gecommuniceerd, via Outlook en de wiki. Tijdens het werk komen de mobiele telefoon en pda daarbij.
•
Mate waarin verschillende actoren samenwerken (onderwijs – bedrijfsleven – overheid) Actoren werken samen binnen het eigen bedrijf en met commerciële ICT-toeleveranciers/ partners.
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
14
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
3. •
Effectiviteit
Perceptie van de effectiviteit van de leerpraktijk door de gebruiker en door andere partijen; De junior consultants waarderen de opleiding van ruim voldoende tot goed. Zij geven aan het wel veel informatie te vinden en het tempo ligt hoog. Vragen stellen vinden zij soms spannend, hierbij helpt de wiki om meer indirect naar antwoorden te zoeken. Na de opleiding houden consultants van eenzelfde lichting contact met elkaar, ook wanneer zij verspreid gaan werken in de organisatie. Het gebruik van de wiki is onder docenten wisselend, soms zelfs beperkt. Dit wordt geweten aan de technische drempel om berichten aan te maken. Begin volgend jaar zal een zeer gebruiksvriendelijke, commerciële wiki worden geïmplementeerd (WYSIWYG). De nieuwe wiki zal worden geïmplementeerd voor de gehele organisatie, waarvan een gedeelte van de wiki wederom voor de opleiding zal worden ingericht. Of een consultant na de opleiding nog veel doet met een wiki, hangt af van dagelijkse werkzaamheden en mentaliteit. Extern gedetacheerden kunnen technisch gezien niet altijd bij de wiki en sociaal gezien is dat ook niet altijd wenselijk (de klant wil exclusieve aandacht). Consultants met veel reistijd komen er niet of nauwelijks aan toe. Soms wordt door een leidinggevende tijd vrijgegeven aan een consultant om ter voorbereiding van een overleg of bijeenkomst een paar uur in de wiki door te brengen. Verder beleid is nog in ontwikkeling.
•
Vormen van toetsing, beoordeling of assessment die al of niet expliciet worden gehanteerd; De afsluitende eindopdracht wordt per groep beoordeeld en - alleen indien nodig - individueel. Het gebruik van de wiki tijdens of na de opleiding wordt niet meegenomen in vormen van beoordelingen.
•
Mate waarin sprake is van een systematische kwaliteitsbewaking en kwaliteitsontwikkeling. Elke opleiding wordt geëvalueerd en bijgesteld voor de volgende ronde.
•
Mogelijkheid tot opschaling In het bedrijf wordt het gebruik van de wiki opgeschaald om ook in het dagelijks werk kennismanagement te bevorderen. Ook kunnen andere opleidingen in de wiki worden ondergebracht.
•
Mate waarin de leerpraktijk bijdraagt aan het principe van Leven-Lang-Leren. Zie boven.
4. •
Innovatief karakter
Mate waarin gesproken kan worden van 'innovatief' [inhoud, didactiek, techniek, organisatie]; In de opleiding is het gebruik van de wiki vernieuwend, maar het curriculum is traditioneel gestructureerd, formeel en docentgestuurd. In de praktijk wordt de wiki gebruikt voor kennisdeling en kennismanagement. Dit is vernieuwend qua omgaan met kennisinhouden, samenwerkingsvormen, het gebruik van techniek en werkwijze binnen de organisatie. Het is echter nog relatief nieuw in opzet en er is nog geen structureel beleid opgezet om het gebruik te stimuleren en/of evaluaties te houden.
•
Veranderende eisen die worden gesteld aan student/deelnemer/docent/trainer/begeleider; - technische handigheid vereist mbt het werken met wiki’s - functionaliteiten begrijpen en samen met de deelnemers meerwaarde uit de wiki zien te halen
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
15
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
- in werkhouding open dienen te staan voor nieuwe digitale vormen van samenwerken - mee kunnen draaien in een cultuur die vraagt om open vormen van samenwerking en kennisdeling •
Mate waarin de leerpraktijk aansluit bij of kan worden aangesloten op bestaande initiatieven; De praktijk is een eigen initiatief. Op basis van de ervaringen worden wel soortgelijke activiteiten commercieel aangeboden aan klanten. Zo kunnen klanten een verzoek doen om een competence center in te laten richten met gebruik van wiki’s. Een wiki wordt hierbij altijd ingezet als hulpmiddel om te komen tot ICT-oplossingen, en nooit als apart object.
5. Bijdrage aan oplossen systeemfalen / maatschappelijke relevantie •
Op welke levert de leerpraktijk een bijdrage aan het oplossen van systeemfalen/ maatschappelijke relevantie? Kennis veroudert snel, zeker in de ICT. Leven-lang-leren is daarom noodzakelijk om goed te blijven functioneren in en voor het bedrijf. Kennismanagement draagt daaraan bij, en een wiki is een mogelijk goed instrument. Wel zal in de organisatie tegelijk aan beleid en cultuur rondom kennismanagement moeten worden gewerkt. Een wiki alleen, daarmee red je het niet. De leerpraktijk draagt bij aan oplossen van systeemfalen met betrekking tot onvoldoende transparantie en kennisdiffusie.
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
16
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
2
Second Life [Waag / Imagine] 1. •
Algemene en kwantitatieve gegevens
Introductie Second Life Second Life (SL) is een 3D-virtuele omgeving op het internet waarin je samen met anderen een eigen wereld kunt creëren. Afhankelijk van het doel, kun je in SL een meer of minder besloten gedeelte creëren. Bijvoorbeeld een park, stad, school, eiland, winkelcentrum, supermarkt, ziekenhuis en dit tot in detail inrichten met tafels, stoelen, bomen, objecten, wat je maar wilt. Om een eigen stuk land te creëren moet je betalen met Linden dollars, die je met echt geld via je credit card of pay pall kunt kopen. In SL maak je jezelf – zonder kosten - aan als avatar. Dat is een virtueel persoon met menselijke eigenschappen die je zelf kunt bedenken (sexe, uiterlijk, kleding, etc). Je kunt vervolgens rondlopen, met mensen praten (chat), iets laten zien (bewegingen, video), horen (bv. via een podcast), of samen ergens over onderhandelen. Via http://secondlife.com/ kun je kiezen uit tal van sites die open staan voor het publiek en waarmee je vrij kunt experimenteren met een aantal mogelijkheden. In het (commerciële) onderwijs wordt ook met Second Life geëxperimenteerd. In een educatieve wiki is te zien wie waarmee bezig is, zie: http://www.simteach.com/wiki/ Veel onderwijsontwikkelingen zijn vooralsnog aan te duiden als (erg) prille praktijken en/of als oefening voor studenten van opleidingen als informatica, design, arts, business en communicatie. Harvard University is inmiddels wel verder gevorderd, via de wiki kan dit voorbeeld worden bekeken. Hiervan zijn ook reeds (korte) beschrijvingen te vinden op [http://elearning.surf.nl/e-learning/artikelen/3677/]. Er wordt vanuit het onderwijs veel aan ideevorming rond SL gedaan. Vaak lijkt het meer dan het is, zeker als het om commerciële opleidingsorganisaties gaat. Zo claimt Thomsom NETg op te leiden in SL, maar word je eenmaal ronddolend in deze - op zich heel aardig vormgegeven - virtuele wereld al snel doorverwezen naar standaard cursussen en reguliere websites van de aanbieder. Het PR en reclamegehalte in SL is hoog, maar niet altijd even transparant. Voor het beschrijven van een concrete onderwijspraktijk in SL, hebben we in deze practice gekozen voor Kids Connect. Een helder beschreven voorbeeld met feitelijk controleerbare gegevens en bestaande contactpersonen in Nederland.
•
Titel en doel specifieke praktijk: Second Life, Kids Connect. Kids Connect wordt als zomercursus aangeboden aan (toekomstige) hbo-studenten en scholieren in Amsterdam en New York. Doel is dat zij samen persoonlijke verhalen leren vertellen, met behulp van theatrale methoden en digitale technieken. Zij doen dit deels fysiek en deels via internet, en krijgen hierbij een aantal workshops op een apart ‘eiland’ in Second Life. Vanuit Nederland werd vooral ingezoomd op het werken in SL en daarbij behorende identiteitsvraagstukken.
•
Betrokken instellingen Integrated Digital Media Institute of Polytechnic University, New York Eyebeam, New York Waag Society, Amsterdam Imagine IC, Amsterdam
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
17
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
•
Actoren (met kenmerken) per instelling/organisatie (aantal betrokken studenten, deelnemers of werknemers in een leerpraktijk [en per tijdvak]; aantal betrokken docenten/trainers en/of begeleiders/tutoren/moderatoren, of anderszins);
-
Ontwikkeling / begeleiding: werknemers van ZoomLab (NY), docent IDMI (NY), medewerker van
-
Gastdocenten voor: playback techniek, Neo Futurist Technique, audio recording, visualising,
-
Deelnemers: 8-10 (aankomende) studenten en scholieren per land, leeftijd tussen de 18-22 jaar. De
Waag Society (Amsterdam), medewerkers van Imagine IC (Amsterdam) programming, dance, Second Life. deelnemers zijn geworven via allerhande communicatiemiddelen. Deelname is gratis. Selectie is op (sterke) motivatie en interesse. •
Beroependomein Kunst, game design, informatica, communicatie
•
Doorlooptijd van de leerpraktijk en [studie]belasting, indien hiervan natuurlijk sprake is; 4 weken, fulltime
•
Aantal maanden/jaren dat er ervaring is opgedaan met dit type leerpraktijk in deze vorm; 1 maand, als zomerworkshop in 2006
•
Mate waarin of wijze waarop verschillende actoren eventueel betrokken zijn bij de praktijk; Actoren voor ontwikkeling vanuit onderwijs, media en ICT. Gastdocenten voor inhoudelijke lessen.
•
Meerwaarde voor alle betrokkenen van de samenwerkingsvorm Onderwijs is nodig voor daadwerkelijke aansluiting bij leerlingen, onderwijskundig ontwerp en betrokkenheid van inhoudelijke docenten. Mediabedrijven zijn nodig voor realisatie en projectmanagement en communicatie. Imagine IC was betrokken vanuit het oogpunt om deelnemers zich te laten verdiepen in de eigen culturele identiteit, en hiermee te experimenteren in SL samen met deelnemers vanuit een andere land (crosscultureel). Als meerwaarde voor de betrokkenen wordt genoemd: versterken van elkaar, uitbreiden (internationaal) netwerk, internationale samenwerking als aantrekkingskracht voor deelnemers, kostenaspect is laag (gedeelde inspanning).
•
Verwijzingen naar URL met relevante informatie over de onderzochte leerpraktijk; http://zoomlab.org/kc/ http://zoomlab.org/wiki/index.php?title=Kids_Connect http://flickr.com/photos/kidsconnect
•
2.
Aspecten van blended learning
2.1
Soorten leerprocessen
Type leerdoelen dat wordt nagestreefd [competenties, kennis, vaardigheden, attitudes]; Veel wordt gedaan aan vaardigheden, op het gebied van improvisatie theater, digital story telling, visuele performance, audio- en videotechniek, 3D-modeling en programmeren in Second Life.
•
Aanvullende typering van de leerpraktijk [leren in de praktijk, leren in of buiten school];
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
18
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
•
De studenten leren via het doorlopen van workshops in een zomercursus vaardigheden en technieken. Zij oefenen veel, deels fysiek op locatie in eigen land en deels online, crosscultureel vanuit de twee landen. Er wordt veel gebruik gemaakt van gastdocenten (experts). Voorbeelden van workshops zijn: Het oefenen van theaterspelvormen, creatief spel, experimenteren met beweging en geluid, oefenen met improviseren. Studenten leren hoe zij digitale foto en video effectief kunnen maken en editen om digitalen verhalen te vertellen Second Life: een workshop in navigatie, identiteit, communicatie in online virtual worlds, 3D modelleren en scripting Samen bouwen van het Kids Connect eiland in Second Life via multi-user online authoring systemen (wikis) Formeel/informeel leren Het gaat om zelfverkozen leren, buiten school om, in de vorm van deels fysieke en deels online workshops. Maar wel geformaliseerd in die zin dat veel vooraf is voorbedacht en goed georganiseerd.
2.2 •
Didactische strategie
Individueel leren, samenwerkend leren of combinaties hiervan [parallel of serieel uitgevoerd]; Er wordt steeds met de groep gewerkt. Er zijn geregeld instructiemomenten, waarna studenten alleen of samen werkzaamheden uitvoeren. Zij helpen elkaar veel, doen ook veel samen in allerlei varianten (één voert uit, ander geeft feedback, samen voorbereiden en optreden etc).
•
Mate waarin sprake is van al dan niet geëxpliciteerde didactische strategieën [werkvormen]; De basisaanpak is gericht op groepswerk, samenwerking en uitwisseling van informatie, ideeën en verhalen. Die worden vervolgens worden gebruikt om iets te maken, met name voor gebruik in SL(object, verhaal, etc). De gastdocenten hanteren hun eigen didactische strategie (instructie, voordoen, demo, oefenen, gericht op toepassing).
•
Mate van externe sturing en begeleiding bij leerprocessen in de leerpraktijk [ondersteuning], c.q. rollen van alle actoren Vanuit de organisatie wordt procesorganisatie verzorgd, structurering, etc. Gastdocenten begeleiden de inhoudelijke leerprocessen in de workshops.
2.3 •
Type leeromgevingen
Kenmerken van leeromgeving of van combinaties van leeromgevingen [fysiek (onderwijs/bedrijfsleven) en virtueel]; Er wordt gebruik gemaakt van Second Life (voor Teens). Ook worden wiki’s voor kennis delen, samenwerken en projectondersteuning gebruikt.
•
Instrumenten binnen een elektronische omgeving [website, portal, ELO, DPF, Wiki, blog]; Wiki als aanvulling op het werken in met en in Second Life
•
Hardware die wordt gebruikt in relatie tot de elektronische omgeving [pc, pda, mobiel]; Eigen pc’s met internetaansluiting en software
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
19
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
•
Mate waarin er technische ondersteuning vereist is bij processen binnen de leerpraktijk; Tijdens de workshop wordt hulp en ondersteuning geboden vanaf de eigen locatie. In SL en in de wiki kunnen de deelnemers en begeleiders ook online hulp krijgen of aanbieden.
•
Media die worden ingezet bij ontwikkeling, uitwisseling en beheer van leerinhouden; Second Life, Wiki
•
Vormen van communicatie [en combinaties], en de middelen die daarbij worden ingezet. Fysiek, via de wiki, e-mail, MSN, Second Life
•
Mate waarin verschillende actoren samenwerken (onderwijs – bedrijfsleven – overheid) Vanuit Amerika werkt een hogeschool mee aan de vormgeving van het programma, ook om de eigen ‘populatie’ zo goed mogelijk te ondersteunen en inspireren. Vanuit de bedrijven wordt het project getrokken. Zij hebben fondsen via de gemeente en bieden locaties en technologie om de workshops uit te voeren. De verschillende partijen brengen hun expertise, gastdocenten en netwerk in.
3. •
Effectiviteit
Perceptie van de effectiviteit van de leerpraktijk door de gebruiker en door andere partijen; De studenten zijn erg enthousiast, vooral over het werken met Second Life. Verschillende studenten schrijven dit in hun wiki. Zij hebben een eigen wereld ontworpen en gemaakt, met een eindresultaat dat er goed uit ziet.
•
Vormen van toetsing, beoordeling of assessment die al of niet expliciet worden gehanteerd; Niet aan de orde
•
Mate waarin sprake is van een systematische kwaliteitsbewaking en kwaliteitsontwikkeling. De zomercursus wordt geëvalueerd en daaruit wordt lering getrokken voor een volgende keer
•
Mogelijkheid tot opschaling Er is geen zicht op een vervolg. Met name omdat SL inmiddels is ontdekt door vele partijen en een vlucht heeft genomen. De vernieuwende en stimulerende functie van dit initiatief lijkt daarmee te zijn ingehaald en overgenomen. Partijen richten zich nu op weer andere nieuwe vormen van mediagebruik, communicatie en mengvormen waaronder ook (informele) leertrajecten.
•
Mate waarin de leerpraktijk bijdraagt aan het principe van Leven-Lang-Leren. Je kunt op eigen initiatief deelnemen aan dit soort cursussen, in Second Life zullen er waarschijnlijk steeds meer beschikbaar komen. De verwachting is dat korte cursussen nauwelijks tot geen kosten met zich mee zullen brengen. Wel zullen ze als teaser worden gebruikt om je te verleiden over te gaan naar betaalde onderdelen in SL en/of cursussen, of naar gratis content met betaalde vormen van begeleiding en/of beoordeling.
4. •
Innovatief karakter
Mate waarin gesproken kan worden van 'innovatief' [inhoud, didactiek, techniek, organisatie];
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
20
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
Innovatief wat betreft de organisatie (samenwerking studenten vanuit 2 landen, samenwerking tussen hoger onderwijs in de USA en diverse multimediabedrijven) en de koppeling tussen leerinhouden aan nieuwe technologie (second life, wiki’s) en gastdocenten. •
Veranderende eisen die worden gesteld aan student/deelnemer/docent/trainer/begeleider; Meedoen is op basis van motivatie, dat geldt voor studenten en begeleiders.
•
Mate waarin de leerpraktijk aansluit bij of kan worden aangesloten op bestaande initiatieven. Leerpraktijk is nieuw opgezet. Kan goed als inspirerend voorbeeld dienen voor projectonderwijs in curricula op het gebied van kunst, educatie, design, communicatie, programmeren, crosscultureel onderwijs of projectwerk.
5. Bijdrage aan oplossen systeemfalen / maatschappelijke relevantie •
Op welke wijze levert de leerpraktijk een bijdrage aan het oplossen van systeemfalen/ maatschappelijke relevantie? Aan het ontwikkelen van culturele identiteit, het leren kennen van mensen en gewoontes in andere culturen, het over de eigen grenzen heen kijken, het motiveren van mensen en stimuleren van samenwerking, het internationaliseren van de samenleving. De leerpraktijk draagt bij aan oplossen van systeemfalen met betrekking tot onvoldoende transparantie en kennisdiffusie.
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
21
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
3
ELO Vooruit! – Dominicus College Nijmegen 1.
Algemene en kwantitatieve gegevens
•
Titel en doelstelling case
'ELO Vooruit!' heeft als doelstelling het ontwikkelen van de elektronische leeromgeving (Teletop VO) voor het tweede fase onderwijs aan een speciale doelgroep, te weten de leerlingen van de Monnikskap (MK), een afdeling van het Dominicus College (DC) voor gehandicapte en chronisch zieke kinderen. Parallel hieraan en in het verlengde van dit project, een onderwijsvernieuwing voor het hele tweede-fase-onderwijs op het DC in gang zetten. •
Betrokken instellingen, organisaties en/of bedrijven [afhankelijk van eisen rond anonimiteit]; Projectleider: Dominicus College Nijmegen. Verder betrokken: Teletop BV: hosting leeromgeving Teletop en doorontwikkeling Teletop VO HAN (Hogeschool Arnhem-Nijmegen): onderwijsinhoudelijke ondersteuning, ontwerp 'digitale didactiek' TienPlus: scholing leerkrachten Kluwer, Thieme Meulenhof, Nijgh, Malmberg en Iddink: levering digitale content
•
Actoren: Stuurgroep met daaronder drie ontwikkelgroepen (alfa- beta- en gammavakken). Stuurgroep: projectleider, secretaris, directeur onderwijs en drie voorzitter van de ontwikkelgroepen. Ontwikkelgroepen: docenten bovenbouw HAVO/VWO (totaal 19 docenten)
•
Kennisdomein, beroependomein of sociale praktijk waarop de leerpraktijk betrekking heeft; In totaal 16 vaksites binnen Teletop voor de vakken Nederlands, Engels, Duits, Frans, Wiskunde, Scheikunde, Biologie, Maatschappijleer, Aardrijkskunde, Economie, M&O, Tekenen, CKV1, Verzorging, Profielwerkstuk MK.
•
Doorlooptijd van de leerpraktijk en [studie]belasting, indien hiervan sprake is; September 2005 t/m juli 2007. De leeromgeving is in deze periode in 16 vakken van 3/4/5 VWO en 4/5 HAVO gebruikt.
•
Aantal maanden/jaren dat er ervaring is opgedaan met dit type leerpraktijk in deze vorm; 1 ½ schooljaar.
•
Mate waarin of wijze waarop verschillende actoren eventueel betrokken zijn bij de praktijk; Zie bullet Actoren.
•
Meerwaarde voor alle betrokkenen van de samenwerkingsvorm DC: ervaring opdoen met onderwijsinnovatie en het ontwikkelen van concrete producten (gevulde vaksites). Verder wordt Teletop doorontwikkeld tot Teletop VO aan de hand van de ervaringen van het DC en wordt een TeleTOP-videoconferencingmodule ontwikkeld in het kader van het project.
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
22
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
Teletop BV: met de praktijkervaring van het DC kan Teletop BV de leeromgeving doorontwikkelen toegesneden op het voorgezet onderwijs. De ontwikkelde videoconferencingmodule kan ook aan andere scholen worden aangeboden. HAN: wil dicht bij de onderwijspraktijk staan om zo hun lerarenopleidingen hierop te laten aansluiten. De HAN doet zo tevens ervaring op met het ontwikkelen van digitale didactiek en flexibele leerpaden. Uitgeverijen/contentleveranciers: ervaring opdoen met digitaal aanleveren van content (volgens SCORM) en evaluatie bruikbaarheid van educatieve content binnen een elektronische leeromgeving en flexibele leerpaden. •
Eventuele betrokkenheid van andere ondersteuners bij de leerpraktijk [technisch, inhoudelijk]; N.v.t.
•
Verwijzingen naar URL met relevante informatie over de onderzochte leerpraktijk; http://www.dominicuscollege.nl/elovooruit
•
2.
Aspecten van blended learning
2.1
Soorten leerprocessen
Type leerdoelen dat wordt nagestreefd [competenties, kennis, vaardigheden, attitudes]; Inhoudelijk worden de leerdoelen van de vakken nagestreefd. Daarnaast worden de leerlingen meer verantwoordelijk voor hun eigen leerproces. De leerkracht begeleidt de leerlingen hierbij en helpt ze keuzes te maken in hun eigen leerroute. De leerling kiest hierbij zelf de werkvorm waarin bepaalde opdrachten worden uitgevoerd en leert prioriteiten stellen m.b.t. de eigen leerdoelen.
•
Aanvullende typering van de leerpraktijk [leren in de praktijk, leren in of buiten school]; Het leerproces vindt nu nog plaats op school (de Monnikskap en het DC), maar het is de bedoeling van het project het leren ook mogelijk te maken buiten de school, met name voor de leerlingen met een chronische ziekte of handicap..
•
Formeel/informeel leren; Tijdens het uitvoeren van opdrachten wordt het formele en informeel leren gestimuleerd. In de elektronische leeromgeving Teletop kunnen leerlingen content, ervaringen en eindproducten delen. Teletop faciliteert op deze manier het informeel leren.
2.2 •
Didactische strategie
Individueel leren, samenwerkend leren of combinaties hiervan [parallel of serieel uitgevoerd]; Hoe geleerd wordt, wordt door de leerling en per leerling in overleg met de leerkracht vastgesteld.
•
Mate waarin sprake is van al dan niet geëxpliciteerde didactische strategieën [werkvormen]; Zowel individueel als in groepen worden werkvormen toegepast zoals discussies, presentaties, practica, colleges, etc. Het onderwijs verschuift van aanbodgestuurd naar vraaggestuurd.
•
Mate van externe sturing en begeleiding bij leerprocessen in de leerpraktijk [ondersteuning], c.q. rollen van alle actoren
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
23
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
De docenten worden begeleiders. Er is voor deze rol een nieuw competentieprofiel opgesteld voor de docenten. Bij het verwerven van zowel de technische als inhoudelijke competenties worden de docenten door Teletop BV en de HAN opgeleid en begeleid.
2.3 •
Type leeromgevingen
Kenmerken van leeromgeving of van combinaties van leeromgevingen [fysiek (onderwijs/bedrijfsleven) en virtueel]; De fysieke leeromgeving, het schoolgebouw, is aangepast aan het nieuwe leerconcept; leerplekken waar zelfstandig kan worden geleerd zijn uitgebreid in ruimte en aantal computers. De klaslokalen worden niet zoals voorheen gebruikt voor klassikale lessen. Deze ruimtes zijn beschikbaar voor allerlei werk- en lesvormen. Er is met Teletop een digitale leeromgeving, op maat voor het DC, gecreëerd. Hierin worden leerobjecten ontwikkeld en de studiewijzer gebruikt. De leerobjecten worden volgens een vast sjabloon opgesteld door de ontwikkelgroepen: vaste onderdelen zijn "kennismaking", "kennis", "toepassing" en een "diagnostisch deel".
•
Instrumenten binnen een elektronische omgeving [website, portal, ELO, DPF, Wiki, blog]; Zie vorige bullet.
•
Hardware die wordt gebruikt in relatie tot de elektronische omgeving [pc, pda, mobiel]; Computers, ratio 1 op 4 (Monnikskap) en 1 op 10 (DC). Tevens zijn aansluitingen gecreëerd voor het gebruik van eigen laptop (Monnikskap).
•
Mate waarin er technische ondersteuning vereist is bij processen binnen de leerpraktijk; Teletop BV ontwikkelt, beheert en host de elektronische leeromgeving Teletop en is beschikbaar voor het oplossen van zowel technische als functionele problemen.
•
Media die worden ingezet bij ontwikkeling, uitwisseling en beheer van leerinhouden; Leerinhoud krijgt binnen Teletop vorm in leerobjecten. Content wordt weergegeven in tekst, audio en video.
•
Vormen van communicatie [en combinaties], en de middelen die daarbij worden ingezet. Binnen Teletop wordt gebruik gemaakt van e-mail, elektronische werkplaatsen, vraag en antwoord, forums, polls, chat, audio/videoconferencing, log/dagboek en een agenda om fysieke bijeenkomsten te plannen.
•
Mate waarin verschillende actoren samenwerken (onderwijs – bedrijfsleven – overheid) Onderwijs: Dominicus college, HAN Bedrijfsleven: Teletop BV, TienPlus en uitgeverijen. Samenwerking is 1 op 1 met het DC. De bedrijven en het HAN onderling hebben geen relatie binnen dit project, al profiteert wel iedereen van de ervaringen die het DC binnen deze samenwerking opdoet.
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
24
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
3. •
Effectiviteit
Perceptie van de effectiviteit van de leerpraktijk door de gebruiker en door andere partijen; Doordat onderwijs 24 uur per dag binnen Teletop kan plaatsvinden zijn kinderen die afwezig zijn door ziekte of een gebrek aan energie hebben, niet meer afhankelijk van de klassieke schooltijden en fysieke leeromgeving. Hierdoor is doorstroming verbeterd, is het slagingspercentage gestegen en presteren leerlingen gedurende het schooljaar beter. Zo ondervinden de leerlingen minder hinder van lesuitval en absentie.
•
Vormen van toetsing, beoordeling of assessment die al of niet expliciet worden gehanteerd; n.v.t.
•
Mate waarin sprake is van een systematische kwaliteitsbewaking en kwaliteitsontwikkeling. Er zijn afspraken gemaakt binnen de ontwikkelgroepen over de inrichting van de leerobjecten en het leerproces. TienPlus en HAN ondersteunen leerkrachten bij de ontwikkeling van hun digitale content en didactiek. Door peer review leren leerkrachten onderling van elkaars ideeën en ervaringen.
•
Mogelijkheid tot opschaling De ervaringen met en inrichting van Teletop VO binnen een nieuw leerconcept ziet het DC als "open school"; voor andere scholen inzichtelijk en bruikbaar voor in hun eigen fysieke en digitale leeromgeving. Door het gebruik van de SCROM standaard is ook technisch hergebruik mogelijk.
•
Mate waarin de leerpraktijk bijdraagt aan het principe van Leven-Lang-Leren. Aan een leven-lang-leren is niet expliciet aandacht besteed binnen dit project. De zelfstandigheid die de leerlingen krijgen zal echter wel bijdragen aan hun vermogen een leven lang te kunnen leren. Ze leren kritisch naar hun eigen leerbehoeften en prestaties te kijken.
4. •
Innovatief karakter
Mate waarin gesproken kan worden van 'innovatief' [inhoud, didactiek, techniek, organisatie]; Het innovatieve karakter van het project ELO Vooruit zit in de didactiek (flexibel leren, leerproces is verantwoordelijkheid van de leerling, docent als coach), in de techniek (project als pilot voor ontwikkeling VO-variant van Teletop), in de inhoud (content in leerobjecten die herbruikbaar zijn en tekst, audio en video wordt gebruikt) en in de organisatie (samenwerking onderwijs en bedrijfsleven, leerkracht als begeleider, leerconcept bepaalt nieuwe fysieke leeromgeving).
•
Veranderende eisen die worden gesteld aan student/deelnemer/docent/trainer/begeleider; Leerkracht leert content in herbruikbare leerobjecten vorm te geven, moet leerlingen kunnen begeleiden aan de hand van een grote variëteit aan werkvormen (zowel digitaal als fysiek) en kan flexibele leerpaden vormgeven in overleg met de leerling. Er is door het DC een nieuw competentieprofiel voor de leerkrachten ontwikkeld, om hun nieuwe manier van 'lesgeven' te ondersteunen. De leerling is om te kunnen leren niet meer afhankelijk van tijd en plaats. Dit blijkt op de MK een grote meerwaarde te hebben voor kinderen met een handicap of chronische ziekte.
•
Mate waarin de leerpraktijk aansluit bij of kan worden aangesloten op bestaande initiatieven.
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
25
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
De leerpraktijk van het DC kan aansluiten bij alle VO-scholen die onderwijs flexibel willen vormgeven waarbij de leerling verantwoordelijk is voor het eigen leerproces. De ervaringen op de MK wil het DC vertalen naar de overige afdelingen van het DC. Verder sluit deze leerpraktijk aan bij de kenniskring 'Leren met ICT: Digitale didaktiek' van de HAN. Hier staan, net als bij het DC, de inhoud (in de vorm van leerobjecten) centraal, niet de ELO zelf.
5. Bijdrage aan oplossen systeemfalen / maatschappelijke relevantie •
Op welke wijze levert de leerpraktijk een bijdrage aan het oplossen van systeemfalen/ maatschappelijke relevantie? De invoering van het nieuwe leerconcept heeft het onderwijs kwalitatief verbeterd, aantrekkelijker gemaakt voor de leerlingen en effectiever gemaakt doordat onderwijs 24 uur per dag beschikbaar is. Vooral dit laatste punt levert een grote bijdrage aan het oplossen van systeemfalen voor gehandicapte kinderen en kinderen met een chronische ziekte. Hun gebrek aan energie en hoog absentiepercentage hindert deze leerlingen bij het volgen van "gewoon" onderwijs volgens een lesrooster van maandag tot vrijdag in een specifiek schoolgebouw. Deze plaats- en tijdsonafhankelijkheid en flexibele leerprocessen kunnen niet alleen voor deze speciale doelgroep meerwaarde bieden, maar doet tevens recht aan het feit dat elke leerling anders leert. De leerpraktijk draagt bij aan oplossen van systeemfalen met betrekking tot onvoldoende aantrekkelijk onderwijs en onvoldoende flexibiliteit binnen het leerproces.
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
26
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
4
E-portfolio in de zorg [Albeda College] 1. •
Algemene en kwantitatieve gegevens
Titel en doelstelling case In het project 'E-portfolio; een zelfsturend middel bij een Leven Lang Leren' wordt gezocht naar een geschikt instrument om de leerontwikkelingen van de MBO-student in de zorgsector zowel op het gebied van beheersen, controleren, bevorderen en borgen te ondersteunen. Examn is het e-portfoliosysteem dat in deze pilot onderzocht wordt. Aan het eind van dit project moet duidelijk zijn of er overdracht van het e-portfolio van de deelnemer kan plaatsvinden tussen het ROC en de beroepspraktijk (in dit project: Delta Psychiatrisch Centrum). Het e-portfolio zou tevens in te zetten moeten zijn voor BIG registratie. Examn is eerder succesvol toegepast binnen verschillende ROC's inclusief de zorgopleiding van het Albeda College. In samenwerking met Good Care Support BV en VDLAS Assessmentsystemen is het onderdeel uitstroominstrument van Examn doorontwikkeld tot een instrument voor een Leven Lang Leren; het e-portfolio is bruikbaar tijdens de voorbereidende beroepsopleidingen, vervolgopleidingen, loopbaan en/of voor privé-doeleinden.
•
Betrokken instellingen, organisaties en/of bedrijven [afhankelijk van eisen rond anonimiteit]; Albeda College (penvoerder), Good Care Support (GCS), VDL Assessment Systemen (VDLAS) en het Delta Psychiatrisch Centrum (Delta PC).
•
Actoren (met kenmerken) per instelling/organisatie (aantal betrokken studenten, deelnemers of werknemers in een leerpraktijk [en per tijdvak]; aantal betrokken docenten/trainers en/of begeleiders/tutoren/moderatoren, of anderszins); Er bestaat een duurzame samenwerkingsrelatie tussen het Albeda College en het Delta PC. Jaarlijks zijn 150 leerlingen via de beroepsbegeleidende leerweg hier in opleiding. Tijdens deze pilot wordt ervaring opgedaan met het e-portfolio tijdens de studie en in de praktijk. Zowel deelnemers als begeleiders van het Albeda College evalueren op het eind van de pilot het e-portfolio.
•
Kennisdomein, beroependomein of sociale praktijk waarop de leerpraktijk betrekking heeft; Studenten MBO (niveau 3 en 4), branche gezondheidszorg en beroepsbeoefenaren (VMBO/HBO) in een zorginstelling.
•
Doorlooptijd van de leerpraktijk en [studie]belasting, indien hiervan natuurlijk sprake is; De pilot loopt van september 2006 tot januari 2007.
•
Aantal maanden/jaren dat er ervaring is opgedaan met dit type leerpraktijk in deze vorm; Eerder is ervaring opgedaan met het e-portfoliosysteem Examn. De pilot, waarbij uitbreiding van Examn t.b.v. een leven lang leren is onderzocht, duurde vijf maanden.
•
Mate waarin of wijze waarop verschillende actoren eventueel betrokken zijn bij de praktijk; In de praktijk heeft het Albeda College een leidende rol (begeleiding gebruikers: studenten, beroepsbegeleiders, docenten). Good Care Support en VDLAS hebben een helpdesk opgezet waar
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
27
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
gebruikers heen kunnen met technische en inhoudelijk vragen over het e-portfolio. Gebruik van het e-portfolio vindt plaats zowel op het Albeda College als in het Delta PC. •
Meerwaarde voor alle betrokkenen van de samenwerkingsvorm Voor het Albeda College en het Delta PC wordt met deze pilot inzichtelijk hoe een leven lang leren vorm kan krijgen in een e-portfolio. Met de inzet van ICT kunnen, in vergelijking met het papieren portfolio, leer- en werkprestaties aan de hand van een performance scan worden vastgelegd wat meer en sneller inzicht geeft in het niveau van de student/beroepsbeoefenaar. Communicatie over voortgang van studenten tussen het Albeda College en het Delta PC wordt hierdoor makkelijker. Het POP van elke beroepsbeoefenaar, welke het Delta PC als werkgever verplicht is te ondersteunen, vindt hierbij aansluiting. Good Care Support heeft in deze pilot haar ontwikkelde performancescan kunnen verbeteren. VDLAS heeft i.s.m. Good Care Support, tijdens de pilot Examn (specifiek het uitstroominstrument) kunnen doorontwikkelen.
•
Eventuele betrokkenheid van andere ondersteuners bij de leerpraktijk [technisch, inhoudelijk]; Dit project is mogelijk gemaakt door Stichting Kennisnet ICT op School (regeling 'e-Portfolio').
•
Verwijzingen naar URL met relevante informatie over de onderzochte leerpraktijk; http://projectenbank.kennisnet.nl/index.php?page_id=project&project_id=395 Hier vindt u o.a. informatie over het project in het algemeen, het e-portfoliosysteem Examn en de performancescan. http://www.bigregister.nl/ned/index.html Meer informatie over de BIG registratie. http://www.avvv.nl/home_item.php?page=11# Meer informatie over het Kwaliteitsregister voor Verpleegkundigen en Verzorgenden.
•
2.
Aspecten van blended learning
2.1
Soorten leerprocessen
Type leerdoelen dat wordt nagestreefd [competenties, kennis, vaardigheden, attitudes]; Binnen de performancescan zijn voor het taakgebied 'basiszorgverlening' 6 kerntaken en 34 werkprocessen gedefinieerd. De leer- en werkprestaties op deze kerntaken en werkprocessen worden in het e-portfolio Examn bijgehouden door student/beroepsbeoefenaar en/of begeleider. Daarnaast kunnen in Examn ook aanvullende competenties worden opgenomen voor leer-, werk- en privé-situaties waardoor het een leven lang leren ondersteund.
•
Aanvullende typering van de leerpraktijk [leren in de praktijk, leren in of buiten school]; Het e-portfolio wordt gebruikt in de school en in praktijk.
•
Formeel/informeel leren; Alhoewel de performancescan zich richt op van te voren vastgelegde leerdoelen (formeel leerproces) kunnen studenten/beroepsbeoefenaars ook van elkaar leren, buiten het leerproces om.
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
28
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
Dit informele leren wordt gestimuleerd doordat (producten binnen) het e-portfolio openbaar beschikbaar kunnen worden gesteld.
2.2 •
Didactische strategie
Individueel leren, samenwerkend leren of combinaties hiervan [parallel of serieel uitgevoerd]; De leer- en werkprestaties die in een e-portfolio worden vastgelegd, kunnen zowel individueel als in een groep zijn uitgevoerd.
•
Mate waarin sprake is van al dan niet geëxpliciteerde didactische strategieën [werkvormen]; n.v.t.
•
Mate van externe sturing en begeleiding bij leerprocessen in de leerpraktijk [ondersteuning], c.q. rollen van alle actoren De deelnemer (student/beroepsbeoefenaar) is gedurende zijn hele leven eigenaar van zijn eportfolio. Hij reflecteert, waardeert, ordent, onderhoudt en beoordeelt zijn eigen competenties (huidige en gewenst niveau). Niet alleen het eigen competentiemanagement komt aan bod. Het is de bedoeling dat hij een leven lang bijdraagt aan intercollegiale samenwerking: studenten onderling, beroepsbeoefenaars onderling en studenten met beroepsbeoefenaars geven feedback op handelen om zo ieders competentieniveau te onderhouden en te verbeteren. Dit hele proces wordt begeleid door docenten van de opleiding en de begeleider binnen de zorginstelling (bijv. HR-manager of leidinggevende). Het leer- en professionaliseringsproces wordt vormgegeven in een resultaatgerichte SMART-systematiek. De deelnemer geeft op verzoek van anderen, of op eigen initiatief en na wederzijdse toestemming inzicht in zijn e-portfolio.
2.3 •
Type leeromgevingen
Kenmerken van leeromgeving of van combinaties van leeromgevingen [fysiek (onderwijs/bedrijfsleven) en virtueel]; Het e-portfolio Examn is binnen elke elektronische leeromgeving te gebruiken. Voor het slagen van een e-portfolio in de fysieke leeromgeving moet zowel het management van de onderwijsinstelling als de werkplek zorg dragen voor de noodzakelijke faciliteiten zoals menskracht, middelen, tijd en ondernemingszin.
•
Instrumenten binnen een elektronische omgeving [website, portal, ELO, DPF, Wiki, blog]; Een ELO (niet gespecificeerd) en Examn inclusief uitstroominstrument.
•
Hardware die wordt gebruikt in relatie tot de elektronische omgeving [pc, pda, mobiel]; PC met internet.
•
Mate waarin er technische ondersteuning vereist is bij processen binnen de leerpraktijk; Tijdens de pilot is een technische helpdesk door Good Care Support en VDLAS ingericht waar gebruikers terecht konden met vragen/problemen.
•
Media die worden ingezet bij ontwikkeling, uitwisseling en beheer van leerinhouden; Examn.
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
29
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
•
Vormen van communicatie [en combinaties], en de middelen die daarbij worden ingezet. Examn.
•
Mate waarin verschillende actoren samenwerken (onderwijs – bedrijfsleven – overheid) Het Albeda College (onderwijsinstelling) heeft aansluiting gezocht bij het bedrijfsleven (zowel voor ontwikkeling e-portfolio als beroepspraktijk van haar studenten). Tevens wordt onderzocht hoe het e-portfolio kan worden gebruikt bij de uitwisseling van showcases uit Examn met het BIG Register (n.a.v. de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg) en het Kwaliteitsregister (beroepsvereniging).
3. •
Effectiviteit
Perceptie van de effectiviteit van de leerpraktijk door de gebruiker en door andere partijen; Evaluatie van deze pilot heeft aangetoond dat de meerwaarde van het e-portfolio wel degelijk wordt gezien, maar de effectiviteit niet goed kan worden beoordeeld door een aantal belemmerende factoren binnen techniek (bijv. tekort aan bandbreedte bij het Albeda College) en het papieren portfolio dat nog steeds moet worden bijgehouden (hierdoor ontstaat een tekort aan beschikbare tijd om het e-portfolio goed bij te houden).
•
Vormen van toetsing, beoordeling of assessment die al of niet expliciet worden gehanteerd; Een tussen- en eindevaluatie heeft inzicht gegeven in de beoordeling van het gebruik van het eportfolio in de praktijk.
•
Mate waarin sprake is van een systematische kwaliteitsbewaking en kwaliteitsontwikkeling. N.v.t.
•
Mogelijkheid tot opschaling Het e-portfolio zoals deze in de zorg is toegepast, kan ook voor andere leer- en werksituaties worden toegepast. De performancescan is in deze pilot toegespitst op de basiszorgverlening. Deze zou bij opschaling moeten worden aangepast.
•
Mate waarin de leerpraktijk bijdraagt aan het principe van Leven-Lang-Leren. Het hele project heeft zicht gericht op een leven lang leren; het formele als informele leertraject, tijdens en na je studie, binnen en buiten je werkomgeving kan worden vastgelegd en gevolgd door anderen.
4. •
Innovatief karakter
Mate waarin gesproken kan worden van 'innovatief' [inhoud, didactiek, techniek, organisatie]; Het innovatieve didactisch karakter van dit project wordt voornamelijk bepaald doordat het eportfolio is doorontwikkeld om een leven lang leren, op formeel en informeel niveau, te ondersteunen. De samenwerking die is gevonden tussen onderwijs en beroepspraktijk en de aansluiting die wordt gezocht bij de beroepsvereniging en bestaande wetgeving, maakt deze learning blend organisatorisch en inhoudelijk innovatief.
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
30
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
•
Veranderende eisen die worden gesteld aan student/deelnemer/docent/trainer/begeleider; Docenten, praktijkbegeleiders, studenten en beroepsbeoefenaars moeten leren in een e-portfolio leer- en werkprestaties te omschrijven. De 'kwaliteit' van de (toekomstig) beroepsbeoefenaar moet hier immers inzichtelijk mee worden. Uit de pilot bleek dat de ICT-vaardigheden van gebruikers en benodigde tijd die nodig is om een eportfolio bij te houden, niet mag worden onderschat.
•
Mate waarin de leerpraktijk aansluit bij of kan worden aangesloten op bestaande initiatieven. Aansluiting is gezocht bij het BIG register en Kwaliteitsregister (inhoudelijk) en bij de standaarden die door Stichting Kennisnet ICT op School zijn ontwikkeld voor e-portfolio's (technisch).
5. Bijdrage aan oplossen systeemfalen / maatschappelijke relevantie •
Op welke wijze levert de leerpraktijk een bijdrage aan het oplossen van systeemfalen/ maatschappelijke relevantie? In de zorg wordt de kwaliteit van beroepsbeoefenaars (hier verpleegkundigen) bij het afronden van de opleiding vastgelegd. Om als beroepsbeoefenaar je BIG registratie te behouden, hoeven geregistreerden daarom momenteel nog niet periodiek aan te tonen dat zij werkzaam zijn of hun basiskennis bijhouden. Artikel 8 van de Wet BIG, dat de periodieke registratie regelt, treedt naar verwachting in 2007 in werking. Onderwijsinstellingen en de beroepspraktijk is hier op dit moment nog onvoldoende of zelfs helemaal niet op ingesprongen (systeemfalen). Het e-portfolio, zoals deze in dit project is ontwikkeld, kan voor de zorg toezien op een leven-lang-leren volgens de kwaliteitseisen die de Wet BIG aan haar geregistreerde beroepsbeoefenaars stelt. De leerpraktijk draagt bij aan oplossen van systeemfalen met betrekking tot onvoldoende transparantie en kennisdiffusie.
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
31
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
5
Profielwerkstuk [Hogeschool Zuyd] 1. •
Algemene en kwantitatieve gegevens
Titel en doelstelling case Het project Profielwerkstukken wil gedurende vier opeenvolgende schooljaren (2003-2007) per jaar ongeveer 200 havo-leerlingen uit Limburg begeleiden bij het uitvoeren van hun profielwerkstuk op de Hogeschool Zuyd, waardoor jaarlijks tenminste 12 leerlingen van die groep daadwerkelijk een studie techniek of life sciences gaan volgen. Naast deze kwantitatieve doelstelling heeft het project ook een aantal kwalitatieve doelstellingen geformuleerd:
o
Vergroten van kennis over technische HBO-opleidingen bij havo-leerlingen;
o
Het verbeteren van imago van techniek(studies);
o
Het opbouwen van een duurzaam relatienetwerk van de faculteiten met het Limburgs bedrijfsleven, vo-decanen en havo–docenten;
o
Kennistransfer van HS Zuyd naar Limburgse VO-scholen.
•
Betrokken instellingen, organisaties en/of bedrijven [afhankelijk van eisen rond anonimiteit]; Hogeschool Zuyd, opleidingen bouwkunde, civiele techniek, biologie en medisch laboratorium onderzoek, chemie, chemische technologie, werktuigbouwkunde, elektrotechniek, netwerk infrastructuur design, biometrie, food & business en informatica. Limburgse scholengemeenschappen met havo: Sint Maartens College Maastricht, Porta Mosana Maastricht, Emma College Hoensbroek, Eijkhagen College Landgraaf, Sintermeertencollege Heerlen, Graaf Huyn College Geleen, Groenewaldcollege Stein, College Rolduc Kerkrade, Grotius College Heerlen. Bedrijven: DSM, Sabic, Stichting Algemene Bouwdoeleinden Zuid, Techno Centrum Zuid Limburg.
•
Actoren (met kenmerken) per instelling/organisatie (aantal betrokken studenten, deelnemers of werknemers in een leerpraktijk [en per tijdvak]; aantal betrokken docenten/trainers en/of begeleiders/tutoren/moderatoren, of anderszins); In 2005/2006 hebben in totaal 188 leerlingen van 11 vo-scholen meegedaan aan het project. Gedurende 3 dagen zijn de leerlingen in 2-tallen intensief begeleid bij het uitvoeren van hun profielwerkstuk. Drie keer per jaar wordt zo'n begeleidingstraject ingezet. Het aantal betrokken vodocenten en begeleiders op de HS Zuyd verschilt per keer en per onderwerp (afhankelijk van het aantal inschrijvingen). In 2005/2006 zijn 45 vo-docenten betrokken geweest.
•
Kennisdomein, beroependomein of sociale praktijk waarop de leerpraktijk betrekking heeft; Zie betrokken opleidingen hierboven en de website voor actuele onderwerpen die aan de leerlingen worden aangeboden. Profielwerkstukken worden uitgevoerd binnen de schoolvakken Wiskunde, Biologie, Scheikunde en Natuurkunde.
•
Doorlooptijd van de leerpraktijk en [studie]belasting, indien hiervan natuurlijk sprake is; Het hele project loopt van 2003 tot 2007. Een afzonderlijk begeleidingstraject neemt minimaal 4 weken in beslag (voorbereiding), 3 dagen intensieve begeleiding op de HS Zuyd en een door de school te bepalen periode na het bezoek aan de HS Zuyd om het profielwerkstuk verder uit te
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
32
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
werken. In totaal worden 40 tot 80 studiebelastingsuren door de leerling aan het profielwerkstuk besteed. •
Aantal maanden/jaren dat er ervaring is opgedaan met dit type leerpraktijk in deze vorm; 3,5 jaar.
•
Mate waarin of wijze waarop verschillende actoren eventueel betrokken zijn bij de praktijk; De HS Zuyd is initiator, financier en uitvoerder. De scholen zijn financier (betaling per leerling) en uitvoerder (begeleiden in voor- en natraject en zijn aanwezig tijdens het 3-daags bezoek aan de HS Zuyd). De bedrijven zijn financier (sponsoring) en verzorgen inhoudelijke colleges tijdens het 3daags bezoek.
•
Meerwaarde voor alle betrokkenen van de samenwerkingsvorm De HS Zuyd vergroot haar instroom aan techniekstudenten. De leerlingen krijgen intensievere begeleiding tijdens hun profielwerkstuk, kunnen gebruik maken van faciliteiten die op hun eigen school niet beschikbaar zijn, maken kennis met technische studies en krijgen een beter beeld van de beroepspraktijk na het volgen van een technische studie. Er vind kennisuitwisseling plaats tussen de HS Zuyd en de vo-scholen. Docenten bevinden zich tijdens samenwerking met begeleiders van de HS Zuyd in een informele leersituatie (mogelijkheid tot professionalisering). Bedrijfsleven vergroot naamsbekendheid bij HS Zuyd, vo-scholen en leerlingen (potentieel toekomstige medewerkers) en vergroot haar netwerk op de HS Zuyd. Spin-off hiervan is bijvoorbeeld de creatie van stage- en afstudeerplekken.
•
Eventuele betrokkenheid van andere ondersteuners bij de leerpraktijk [technisch, inhoudelijk]; n.v.t.
•
Verwijzingen naar URL met relevante informatie over de onderzochte leerpraktijk; http://profielwerkstukken.hszuyd.nl
•
2.
Aspecten van blended learning
2.1
Soorten leerprocessen
Type leerdoelen dat wordt nagestreefd [competenties, kennis, vaardigheden, attitudes]; Voor de leerlingen: Naast de inhoudelijke leerdoelen, die per profielwerkstuk kunnen verschillen, worden tevens competenties nagestreefd m.b.t. het opzetten en uitvoeren van een onderzoek. De opdrachten zijn zo ontworpen dat zij aansluiten bij de belevingswereld van de havo-leerling waardoor het imago van techniek(studies) wordt verbeterd.
•
Aanvullende typering van de leerpraktijk [leren in de praktijk, leren in of buiten school]; Er wordt binnen en buiten de vo-school geleerd. Tijdens het bezoek aan de HS Zuyd krijgen de leerlingen een kijkje in de keuken van hun mogelijk toekomstige werksituatie (rol bedrijfsleven).
•
Formeel/informeel leren;
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
33
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
Bij de uitwerking van een profielwerkstuk worden vooraf vastgestelde leerdoelen behaald (formeel leren). De opzet van het project Profielwerkstukken op de HS Zuyd wil echter ook het informele leren bevorderen. Leerlingen werken op de HS Zuyd niet alleen aan hun eigen onderzoek, maar kijken ook bij andere leerlingen (van alle betrokken scholen) hoe de overige profielwerkstukken vorm krijgen. Wat een leerling hiervan leert is van te voren niet in te schatten. Wel is zeker dat de leerling zijn/haar kijk op techniek hiermee verbreedt en mogelijk kennis/vaardigheden opdoet die binnen de muren van de eigen vo-school niet wordt (kan worden) aangeboden.
2.2 •
Didactische strategie
Individueel leren, samenwerkend leren of combinaties hiervan [parallel of serieel uitgevoerd]; De profielwerkstukken worden in tweetallen uitgewerkt.
•
Mate waarin sprake is van al dan niet geëxpliciteerde didactische strategieën [werkvormen]; Elk onderzoek bestaat uit een theoretisch en praktijkgedeelte, waarbij het praktijkgedeelte tijdens het 3-daags bezoek aan de HS Zuyd vorm krijgt in laboratoria en werkplaatsen. De leerlingen voeren zelf alle proeven uit en worden hierbij begeleid door docenten en studenten van de HS Zuyd.
•
Mate van externe sturing en begeleiding bij leerprocessen in de leerpraktijk [ondersteuning], c.q. rollen van alle actoren De vo-docent blijft inhoudelijk verantwoordelijk voor de voorbereiding en uitwerking van de profielwerkstukken van zijn leerlingen. De HS Zuyd begeleidt elk onderzoek gedurende 3 dagen.
2.3 •
Type leeromgevingen
Kenmerken van leeromgeving of van combinaties van leeromgevingen [fysiek (onderwijs/bedrijfsleven) en virtueel]; De leeromgeving is voornamelijk fysiek ingericht. Tijdens het bezoek aan de HS Zuyd krijgen leerlingen toegang tot het netwerk. Momenteel wordt gekeken naar de integratie van Blackboard binnen dit project.
•
Instrumenten binnen een elektronische omgeving [website, portal, ELO, DPF, Wiki, blog]; Op de website van het project Profielwerkstukken kunnen scholen zich inschrijven en kunnen leerlingen aangeven welk onderwerp ze willen uitwerken in hun profielwerkstuk.
•
Hardware die wordt gebruikt in relatie tot de elektronische omgeving [pc, pda, mobiel]; n.v.t.
•
Mate waarin er technische ondersteuning vereist is bij processen binnen de leerpraktijk; n.v.t.
•
Media die worden ingezet bij ontwikkeling, uitwisseling en beheer van leerinhouden; Momenteel worden de werkplannen van leerlingen tussen de scholen en de HS Zuyd per mail uitgewisseld. Overige leermaterialen worden op de HS Zuyd op papier uitgedeeld. In de toekomst wil de HS Zuyd hier de elektronische leeromgeving voor inzetten.
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
34
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
•
Vormen van communicatie [en combinaties], en de middelen die daarbij worden ingezet. E-mail en drie daags bezoek.
•
Mate waarin verschillende actoren samenwerken (onderwijs – bedrijfsleven – overheid) Dit project bestaat uit samenwerking tussen onderwijsinstellingen vo (havo) en HBO (HS Zuyd) en bedrijfsleven. Deze samenwerking zorgt voor een betere afstemming tussen de schakels in deze keten.
3. •
Effectiviteit
Perceptie van de effectiviteit van de leerpraktijk door de gebruiker en door andere partijen; De kwantitatieve doelstellingen worden ruimschoots gehaald. Elk jaar worden ongeveer 200 leerlingen begeleidt. Daarnaast zijn 81 van de 188 leerlingen, die mee hebben gedaan aan het project Profielwerkstukken in 2004/2005, aan een studie techniek/life sciences begonnen in het studiejaar 2005/2006 (72 op de HS Zuyd, 9 elders). Dit is ruim boven de 12 studenten die in de jaarlijkse doelstelling zijn opgenomen. Uit evalutie kan worden gesteld dat het project ervoor heeft gezorgd dat leerlingen een beter beeld hebben gekregen van een studie techniek/life sciences, zulke studies minder moeilijk en leuker lijken dan ze vooraf dachten.
•
Vormen van toetsing, beoordeling of assessment die al of niet expliciet worden gehanteerd; Enquête onder leerlingen en evaluatiegesprekken met betrokken personen van vo-scholen en de bedrijven.
•
Mate waarin sprake is van een systematische kwaliteitsbewaking en kwaliteitsontwikkeling. Jaarlijks wordt een evaluatierapportage opgeleverd.
•
Mogelijkheid tot opschaling De HS Zuyd zoekt naar mogelijkheden haar project ook na 2007 uit te kunnen voeren en uit te breiden: meer samenwerking met bedrijfsleven, uitwisseling van docenten tussen havo en de HS Zuyd en wellicht met behulp van ICT (elektronische leeromgeving) de leerlingen intensiever en beter te begeleiden voor en na het bezoek aan de HS Zuyd. Opschaling naar meer opleidingen binnen de HS Zuyd is zeker mogelijk. In Nederland zijn in verschillende regio's soortgelijke projecten actief. Ondanks het feit dat de HS Zuyd de Limburgse vo-scholieren graag verwelkomt op de HS Zuyd, is kennisuitwisseling en opschaling buiten de regio denkbaar.
•
Mate waarin de leerpraktijk bijdraagt aan het principe van Leven-Lang-Leren. Het project Profielwerkstukken wil met het onderhouden en uitbreiden van haar relatienetwerk met bedrijven bevorderen dat docenten blijven leren van de beroepspraktijk. Dit leren vindt plaats in een informele leerpraktijk (tijdens 3-daags bezoek).
4. •
Innovatief karakter
Mate waarin gesproken kan worden van 'innovatief' [inhoud, didactiek, techniek, organisatie];
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
35
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
De HS Zuyd weet met de gekozen samenwerkingsvorm (bedrijfsleven, HBO en vo) op een innovatieve manier verschillende kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen van de HS Zuyd te combineren in één project. Deze samenwerkingsvorm blijkt tevens zeer vruchtbaar voor het ontstaan van nieuwe samenwerkingsprojecten. •
Veranderende eisen die worden gesteld aan student/deelnemer/docent/trainer/begeleider; De uitvoering van een profielwerkstuk vindt normaliter geheel plaats op de vo-school. Binnen dit project dienen de vo-docenten de begeleiding van hun leerlingen gedurende 3 dagen gedeeltelijk over aan de HS Zuyd. vo-docenten blijven ook bij de uitvoering van proeven op de HS Zuyd inhoudelijk betrokken en verantwoordelijk, maar de voor de vo-docent onbekende onderzoeksomgeving, vraagt om aanpassing in organisatie en begeleiding gedurende deze 3 dagen. Ondanks dat het niveau van de leerlingen lager ligt dan die van studenten op de HS Zuyd, vergt de begeleiding van de leerlingen voor de docenten van de HS Zuyd geen aanpassingen in hun didactisch handelen.
•
Mate waarin de leerpraktijk aansluit bij of kan worden aangesloten op bestaande initiatieven. De doelen sluiten aan bij de doelstelling van het Platform β-Techniek. In de toekomst zou aansluiting kunnen worden gezocht bij profielwerkstukprojecten van HBO/WO-instellingen in andere regio's.
5. Bijdrage aan oplossen systeemfalen / maatschappelijke relevantie •
Op welke wijze levert de leerpraktijk een bijdrage aan het oplossen van systeemfalen/ maatschappelijke relevantie? De HS Zuyd biedt vo-leerlingen een leeromgeving die meer onderzoeksfaciliteiten bezit dan de gemiddelde vo-school. Dit maakt, volgens de leerlingen zelf, het uitvoeren van onderzoek op technisch vlak niet alleen realistischer maar vooral ook leuker. De HS Zuyd is door het project Profielwerkstukken de schakel tussen de leerlingen en de beroepspraktijk waarin zij uiteindelijk terecht komen. De leerpraktijk draagt bij aan oplossen van systeemfalen met betrekking tot onvoldoende aantrekkelijke onderwijs en onvoldoende transparantie en kennisdiffusie, resulterend in een tekort aan bètastudenten.
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
36
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
6
Het leren organiseren [ROC Eindhoven] 1. •
Algemene en kwantitatieve gegevens
Titel en doelstelling case De doelstelling van het e-Experiment 'Het leren organiseren' is het opdoen van ervaring met het organiseren van onderwijs (ontwikkelen, plannen, begeleiden, leren, samenwerken, communiceren, volgen, resultaten vaststellen), ondersteund met ICT. Nadruk ligt op het organiseren van flexibele, opleidingsoverstijgende leerroutes en het hierbij begeleiden van de individuele deelnemer. In het e-Experiment is een generiek onderwijsorganisatiemodel en ICT-ontwerp voor een elektronische leeromgeving ontworpen waarbij uit wordt gegaan van een leercyclus op opleidingsniveau, op niveau van de leereenheid en op het niveau van de leervraag. Een leercyclus verloopt, volgens dit model, in een opleiding langs een reflectieleerlijn (van de aanmeldprocedure, het leertraject vaststellen in een POP tot leren, toetsen en nazorg), een integrale leerlijn (beroepssituaties en –taken) en een ondersteunende leerlijn (niveau van leerobjecten). Op basis van de kwalificatiedossiers van een opleiding en de daaruit afgeleide competentiematrix kunnen opleidingen, leereenheden, opdrachtenmagazijnen etc. worden ontwikkeld.
•
Betrokken instellingen, organisaties en/of bedrijven; ROC Eindhoven: Penvoerder e-Experiment, uitwerking onderwijsorganisatiemodel en ICT-ontwerp Fronter Nederland, Koning Willem I College, Leeuwenborgh Opleidingen en het Noorderpoortcollege hebben geparticipeerd in de ontwikkeling van het onderwijsorganisatiemodel en het ICT-ontwerp. Fronter neemt in haar eigen ontwikkelmodel voor de nieuwste versie van Fronter dit ICT-ontwerp mee zodat het gebruik van flexibele leerroutes volgens dit generieke onderwijsorganisatiemodel mogelijk worden.
•
Actoren (met kenmerken) per instelling/organisatie (aantal betrokken studenten, deelnemers of werknemers in een leerpraktijk [en per tijdvak]; aantal betrokken docenten/trainers en/of begeleiders/tutoren/moderatoren, of anderszins); Binnen ROC Eindhoven werkt vooral de school voor Handel & Marketing (vanaf 2005) en de School voor Mode (vanaf 2006) volgens een onderwijsmodel dat als uitgangspunt heeft gediend voor het generieke onderwijsorganisatiemodel. Het gaat daarbij in totaal om 1200 deelnemers. Het talenonderwijs is sinds 2006 opgezet volgens de opzet van het Leren Organiseren. De volgscholen hebben de resultaten op verschillende manieren opgepakt en zijn daarmee aan de slag gegaan, met name bij de inrichting of voorbereiding van het talenonderwijs.
•
Kennisdomein, beroependomein of sociale praktijk waarop de leerpraktijk betrekking heeft; Betreft het organiseren van onderwijs in het algemeen. Het ICT-ontwerp van een leeromgeving waarin het organiseren van flexibel onderwijs zou plaatsvinden, kan op elk kennis/beroependomein betrekking hebben. Het ICT-ontwerp is uitgewerkt voor een fictieve student in opleiding tot verkoper.
•
Doorlooptijd van de leerpraktijk en [studie]belasting, indien hiervan natuurlijk sprake is; De onderwijsinstelling die het organisatiemodel en ICT-ontwerp uit dit e-Experiment toepast, bepaalt zelf per leereenheid de doorlooptijd en studiebelasting. Er zijn voorbeelden uitgewerkt zoals een blokboek-model (een homogene groep studenten doorloopt leereenheden in vaste volgorde), een
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
37
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
rollen-model (deelnemers werken in min of meer homogene groepen aan beroepsopdrachten) of het vrije-model (de onderwijsinstelling verwerft reële praktijkopdrachten waarop studenten solliciteren). •
Aantal maanden/jaren dat er ervaring is opgedaan met dit type leerpraktijk in deze vorm; Zie eerder.
•
Mate waarin of wijze waarop verschillende actoren eventueel betrokken zijn bij de praktijk; Zie eerder.
•
Meerwaarde voor alle betrokkenen van de samenwerkingsvorm Het ROC Eindhoven is initiator en penvoerder geweest van dit e-Experiment. Hiermee is een belangrijke stap gezet richting het vormgeven van een generiek onderwijsorganisatiemodel voor flexibel onderwijs. Leeuwenborgh Opleidingen en het Noorderpoortcollege werkten al of waren voornemens om met Fronter als LMS te gaan werken. Door dit e-Experiment hebben zij hun eigen ervaringen en wensen m.b.t. de ontwikkeling van Fronter voor flexibele leerroutes kunnen inbrengen. Fronter Nederland heeft binnen dit e-Experiment haar ontwikkeling naar een LMS t.b.v. flexibele leerroutes kunnen inzetten.
•
Eventuele betrokkenheid van andere ondersteuners bij de leerpraktijk [technisch, inhoudelijk]; Stichting Kennisnet ICT op School ondersteunt dit project financieel binnen hun regeling 'eExperimenten' en maakt de voortgang en resultaten van dit project zichtbaar binnen haar website.
•
Verwijzingen naar URL met relevante informatie over de onderzochte leerpraktijk; Regeling 'e-Experimenten': http://e-Experimenten.kennisnet.nl/informatie E-Experiment 'het leren organiseren': http://e-experimenten.kennisnet.nl/eexperimenten/roceindhoven
•
2.
Aspecten van blended learning
2.1
Soorten leerprocessen
Type leerdoelen dat wordt nagestreefd [competenties, kennis, vaardigheden, attitudes]; Het onderwijsorganisatiemodel wordt voor een opleiding ingevuld vanuit een competentiematrix. De te behalen competenties en voortgang van de student bepalen hoe zijn/haar leerroute eruit ziet.
•
Aanvullende typering van de leerpraktijk [leren in de praktijk, leren in of buiten school]; De leerpraktijk richt zich op beroepsgerichte opdrachten die zowel op de onderwijsinstelling als in de praktijk kunnen worden uitgevoerd.
•
Formeel/informeel leren; Het onderwijsorganisatiemodel en het ICT-ontwerp richten zich op het formele leerproces binnen een onderwijsinstelling. Het is als student echter mogelijk om ook buiten (formeel te behalen) competenties, de leerroute uit te breiden bij andere opleidingen. Het magazijn aan leerobjecten en leereenheden is opleidingoverstijgend en zichtbaar voor de student. Hiermee wordt ook het informeel leren gefaciliteerd.
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
38
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
2.2 •
Didactische strategie
Individueel leren, samenwerkend leren of combinaties hiervan [parallel of serieel uitgevoerd]; Afhankelijk van het model voor leerlijnen dat wordt gekozen vindt leren plaat in verschillende vormen.
•
Mate waarin sprake is van al dan niet geëxpliciteerde didactische strategieën [werkvormen]; Niet geëxpliciteerd in het generieke model.
•
Mate van externe sturing en begeleiding bij leerprocessen in de leerpraktijk [ondersteuning], c.q. rollen van alle actoren Het onderwijsorganisatiemodel en ICT-ontwerp gaan uit van de volgende actoren: - de student: afhankelijk van het beroepsprofiel, doorloopt de student scripts, projecten of andere competentieontwikkelende opdrachten die in de ELO automatisch zijn klaargezet. - de persoonlijk begeleider: stelt samen met de student leervragen op, bijv. n.a.v. onvoldoende resultaten, waarna het leerarrangement kan worden aangepast. - de tutor: begeleidt en beoordeelt de student inhoudelijk. Hij kijkt ingeleverde opdrachten na en geeft terugkoppeling via de ELO. - de docent: bereidt leeractiviteiten voor, zet cursussen of workshops klaar en plant in overleg met de deelnemer leeractiviteiten in (vastgelegd in het Persoonlijk Activiteiten Plan van de student). De docent begeleidt tevens de cursus/workshop en bepaalt samen met de tutor het leerresultaat van de student. Deze resultaten worden in het portfolio van de student opgeslagen als "bewijslast".
2.3 •
Type leeromgevingen
Kenmerken van leeromgeving of van combinaties van leeromgevingen In de elektronisch leeromgeving (ELO) worden onderdelen van de opleiding georganiseerd: leereenheden in de integrale leerlijn (blokboeken, projecten, scripts) en leerobjecten in de ondersteunende leerlijn (oefeningen, opdrachten). De student, begeleider en docenten hebben toegang tot de ELO. Activiteiten die plaats vinden zijn leeractiviteiten en begeleidingsactiviteiten. In de ELO wordt content beschikbaar gesteld (via een digitale studiecatalogus) en docenten/begeleiders kunnen leereenheden of leerobjecten selecteren (op basis van metadata) en arrangeren (studiearrangementen maken). De student leert door leereenheden of leerobjecten te selecteren, in te plannen en te doorlopen. Alle actoren communiceren met elkaar in de ELO: ze maken afspraken (agenda + berichten versturen), geven elkaar een seintje (berichten versturen), doen verslag van reflectie (deelnemers) en rapporteren begeleidingsactiviteiten (begeleiders). Plannen worden vastgelegd in het PAP en op opleidingsniveau in het POP. Voortgang en resultaten worden gevolgd, geregistreerd en begeleid via een competentiemeter, een voortgangs- of begeleidingslogboek en het portfolio.
•
Instrumenten binnen een elektronische omgeving [website, portal, ELO, DPF, Wiki, blog]; PeopleSoft (invoeren studentgegevens) en Fronter (LeerManagementSysteem). Omdat bepaalde functionaliteiten binnen PeopleSoft en Fronter nog ontbreken wordt binnen ROC Eindhoven momenteel tijdelijk gewerkt met een aanvullende applicatie, ontwikkeld in opdracht van de School voor Handel & Marketing van ROC Eindhoven.
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
39
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
•
Hardware die wordt gebruikt in relatie tot de elektronische omgeving [pc, pda, mobiel]; Binnen het e-Experiment is een ICT-ontwerp (met schermafbeeldingen) ontworpen. Dit geeft een goed beeld van de leeromgeving welke online vanaf elke pc beschikbaar moet zijn.
•
Mate waarin er technische ondersteuning vereist is bij processen binnen de leerpraktijk; De onderwijsorganisatie wordt ondersteund door meerdere applicaties. Het realiseren en onderhouden van de koppelingen voor een goede gegevensoverdracht is een randvoorwaarde.
•
Media die worden ingezet bij ontwikkeling, uitwisseling en beheer van leerinhouden; Via elke elektronische leeromgeving met het LMS Fronter. Het onderwijsorganisatiemodel en ICTontwerp geven verder richtlijnen en voorwaarden voor overige media.
•
Vormen van communicatie [en combinaties], en de middelen die daarbij worden ingezet. Feedback op ingeleverde opdrachten is in de ELO te vinden. Reflectie op het handelen van de student in de beroepspraktijk wordt in een logboek vastgelegd (zichtbaar voor student, tutor en begeleider).
•
Mate waarin verschillende actoren samenwerken (onderwijs – bedrijfsleven – overheid) De leereenheden zijn praktijkgerelateerde opdrachten die voor een deel worden aangeleverd door of uitgevoerd worden voor bedrijven.
3. •
Effectiviteit
Perceptie van de effectiviteit van de leerpraktijk door de gebruiker en door andere partijen; Doordat de context van de opdrachten aansluit bij de belangstelling van de student, het toekomstig beroep, wordt naar verwachting de student gemotiveerd zich (extra) in te zetten om het gewenste resultaat/niveau te bereiken.
•
Vormen van toetsing, beoordeling of assessment die al of niet expliciet worden gehanteerd; In het model kunnen verschillende vormen van toetsing/beoordeling worden verwerkt. Alle leerresultaten worden in de competentiematrix van de student vastgelegd.
•
Mate waarin sprake is van een systematische kwaliteitsbewaking en kwaliteitsontwikkeling. Het model moet zich in de praktijk gaan bewijzen, en kan dan aan de hand van ervaringen worden doorontwikkeld. Het toepassen van dit organisatiemodel staat los van de (inhoudelijke) kwaliteitsbewaking van de opleiding zelf.
•
Mogelijkheid tot opschaling Het hele e-Experiment richt zich op opschaling; het ontworpen onderwijsorganisatiemodel is generiek beschreven en zou voor elke opleiding die flexibele leerroutes wil toepassen bruikbaar moeten zijn. De praktijk moet dit echter nog uitwijzen.
•
Mate waarin de leerpraktijk bijdraagt aan het principe van Leven-Lang-Leren.
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
40
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
Nadat een student zijn/haar opleiding heeft afgerond, is het mogelijk het competentieprofiel ook in de beroepsuitoefening verder te onderhouden en uit te breiden.
4. •
Innovatief karakter
Mate waarin gesproken kan worden van 'innovatief' [inhoud, didactiek, techniek, organisatie]; Het innovatieve karakter van dit e-Experiment wordt bepaald doordat de focus op de organisatie van onderwijs is gelegd. Het generieke onderwijsorganisatiemodel resulteerde tevens in een begeleidingsmodel en in functionele eisen die aan een ELO moeten worden gesteld. Dit generieke onderwijsorganisatiemodel geeft inzicht in de manier waarop vorm kan worden gegeven aan massa-individualisatie.
•
Veranderende eisen die worden gesteld aan student/deelnemer/docent/trainer/begeleider; Elke student krijgt een persoonlijk begeleider die hem/haar helpt bij het samenstellen van de persoonlijke leerroute. Tutoren en docenten geven richting aan de uitvoering van de leerroute en beoordelen de leerresultaten. Via Fronter kunnen de student, de begeleider, de tutor en de docenten de leerroute (het studiearrangement), de planning van activiteiten, de voortgang en behaalde resultaten inzien. ICT speelt dus niet alleen een rol bij het beheer van content maar ook bij de organisatie van het leren en begeleiding van de studenten.
•
Mate waarin de leerpraktijk aansluit bij of kan worden aangesloten op bestaande initiatieven. Dit project wordt als good practice opgenomen in een onderzoek naar flexibel leren vanuit Stichting Kennisnet ICT op School.
5. Bijdrage aan oplossen systeemfalen / maatschappelijke relevantie •
Op welke wijze levert de leerpraktijk een bijdrage aan het oplossen van systeemfalen/ maatschappelijke relevantie? Het flexibel inrichten van leerroutes met beroepsgerichte opdrachten resulteert in onderwijs dat aansluit bij de belevingswereld van de student. Ook buiten een (standaard) beroepsprofiel om kan de student competenties verwerven die aansluiten bij zijn/haar interesses. Niet alleen tijdens de studie maar ook tijdens de beroepsloopbaan. Naast formeel leren ondersteunt het ontwikkelde model dus ook infomeel en leven lang leren. De leerpraktijk draagt bij aan oplossen van systeemfalen met betrekking tot onvoldoende aantrekkelijk onderwijs en onvoldoende flexibiliteit binnen het leerproces.
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
41
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
7
DigiPABO [Hogeschool INHOLLAND] Vooraf Sinds 1998 biedt Hogeschool INHOLLAND Rotterdam een lerarenopleiding basisonderwijs aan (DigiPABO) die voor het grootse deel op afstand wordt vormgegeven. De contactmomenten zoals startseminar en summercourse vinden plaats in de randstad en hebben een belangrijke toegevoegde waarde. De opleiding gaat uit van een competentiegericht curriculum waarbij leren in de praktijk (stage) een belangrijke rol speelt, naast samenwerkend leren (op afstand).
1. Algemene en kwantitatieve gegevens •
Aandachtspunten Betrokken instelling en/of bedrijven [afhankelijk van eisen rond anonimiteit] Hogeschool INHOLLAND afdeling School of Education Den Haag/Oegstgeest.
•
Actoren: betrokken studenten/ deelnemers en docenten/begeleiders/tutoren/moderators In totaal studeren ongeveer 200 studenten aan de opleiding (voorjaar 2007); in totaal begeleidt een team van ongeveer 10 tutoren de digipabostudenten. Hiernaast zijn vakspecialisten en werkplekbegeleiders betrokken. In de afgelopen jaren studeerden ongeveer 60 studenten per jaar af. De uitval ligt iets hoger dan die bij de reguliere (contact)deeltijdopleiding.
•
Mate waarin of wijze waarop verschillende actoren eventueel betrokken zijn Omdat veel op afstand wordt gewerkt heeft de opleiding, mede op basis van ervaringen, gekozen voor een één-loket gedachte: de tutor is de belangrijkste persoon. Daarnaast hebben studenten te maken met vakdocenten die ze vooral via mail kunnen bevragen; ook spelen de stagebegeleiders een grote rol: de stage is een substantieel deel van de opleiding.
•
Kennisdomein of beroependomein waarop de leerpraktijk betrekking heeft De opleiding DigiPABO leidt op voor het reguliere Pabo-diploma, bevoegdheid leraar basisonderwijs.
•
Doorlooptijd van de leerpraktijk en studiebelasting, indien hiervan sprake is N.v.t. Het betreft een regulier bekostigde opleiding van vier jaar.
•
Aantal jaren dat ervaring is opgedaan met dit type leerpraktijk Er is sinds 1998 ervaring met dit type onderwijs c.q. deze wijze van studeren. Eén jaar hierna werd de opleiding getransformeerd van een modulaire (individueel gerichte) opleiding getransformeerd in een op constructivistische leest geschoeide opleiding waarbij samenwerkend leren de basis vormt.
•
Meerwaarde voor alle betrokkenen van de samenwerkingsvorm. Voor veel studenten is de DigiPABO de enige manier waarop zij de lerarenopleiding kunnen volgen vanwege verblijf in buitenland, kostwinnersschap, zorg voor kinderen overdag, etc. De opleiding en de stagescholen kunnen door het opleiden van deze specifieke groep, een bijdrage leveren aan het
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
42
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
oplossen van het lerarentekort. In een aantal gevallen (in binnen- en buitenland) kunnen de afgestudeerden direct aan de slag binnen de organisatie waar zij stage hebben gelopen. •
Eventuele betrokkenheid van andere ondersteuners [technisch, inhoudelijk] Omdat studenten voor een groot gedeelte van hun studie op afstand worden begeleid is een goed werkende backoffice van cruciaal belang. Studenten moeten te allen tijde geholpen worden met praktisch administratieve vragen en algemene technische problemen te gebruiken applicaties aangaande. Hierbij ondersteunend zijn de helpdesk en backoffice.
•
Verwijzingen naar url’s met relevante informatie over de practice De Digipabo is als Good Practice beschreven op de SURF GP site: zie: http://goodpractices.surf.nl/gp/goodpractices/61 voor uitgebreide informatie over DigiPABO (stand van zaken 2005). De opleiding is inmiddels doorontwikkeld zodat sommige informatie gedateerd is.
2. 2.1 •
Aspecten van Blended learning Soorten leerprocessen
Type leerdoelen dat wordt nagestreefd [competenties, kennis, vaardigheden, attitudes] Alle competenties (kennis, vaardigheden en attitudes) zijn omschreven. Het betreft een reguliere, competentiegerichte HBO opleiding.
•
Aanvullende typering van de leerpraktijk [leren in de praktijk, leren in of buiten school] Er vindt een verschuiving plaats waarbij leren in de praktijk een steeds grotere rol gaat spelen.
•
Formeel / informeel leren Binnen deze leerpraktijk is sprake van georganiseerd, formeel leren. Informeel leren vindt plaats buiten deze opdrachten.
2.2 Didactische strategie •
Individueel leren, samenwerkend leren of combinaties hiervan [parallel of serieel uitgevoerd] Individueel leren wat betreft zelfstudiemodules en stage, samenwerkend leren bij thema’s.
•
Mate waarin sprake is van een al dan niet geëxpliciteerde didactische strategie [werkvormen] Veel samenwerkend leren “op afstand” d.m.v. discussiefora (discussionboard) op ELO (Black Board).
•
Mate van externe sturing en begeleiding bij het leerproces in een leerpraktijk [ondersteuning] Tutor begeleidt studenten voornamelijk op afstand bij interdisciplinaire groepsopdracht. Hij/zij doet dit d.m.v. reflecteren op bijdragen op discussionboard. Hier is sprake van sturing tutor: de studenten werken qua thema’s (deel curriculum) per tutorgroep per periode aan een opdracht. Bij zelfstudie, SLB en stage ligt sturing bij student.
2.3 Type leeromgevingen •
Kenmerken van de leeromgeving of van combinaties van leeromgevingen [fysiek en virtueel]
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
43
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
Gemengd: Fysiek (F2F) voor start course en summercourse, soms voor tentamenafname en overleg, virtueel voor samenwerking binnen tutorgroep en stagebegeleiding. •
Instrumenten binnen een elektronische omgeving [website, portal, ELO, DPF, Wiki, blog] Portal voor verwijzing naar applicaties, CMS (Content Management System) “Onderwijsplein” voor alle onderwijsmaterialen ( video, ppt, video, Word, etc.) en plaatsen inhoudelijke vragen zelfstudiemodules, elektronische omgeving d.m.v. Black board, Skype of Breeze applicatie voor afstuderen en diverse onderwijsapplicaties en websites, intranet voor algemene info studie. Naast fysieke (F2F) begeleiding stage ook virtuele d.m.v. VPA (virtuele praktijkapplicatie), telefoon en Skype of Breeze.
•
Hardware die wordt gebruikt in relatie tot de elektronische omgeving [pc, mobiele technologie] Vooral Pc, maar ook telefoon en webcam, gezien kosten (nog) geen inzet mobiele telefoons.
•
Mate waarin er technische ondersteuning vereist is bij processen binnen de leerpraktijk. Duidelijk een belangrijk issue: bij de formele inzet elektronische leeromgeving is technische ondersteuning van groot belang, zeker bij videocommunicatie. Bij informele “kanalen” vindt vanuit de opleiding geen ondersteuning plaats. Ondersteuning bij werken met elo op initiatief student: op verzoek.
•
Media die worden ingezet bij ontwikkeling, uitwisseling, verspreiding en beheer van inhouden; Ingezet worden: websites, CMS, elo, e-mail.
•
Vormen van communicatie [en combinaties], en de middelen die daarbij worden ingezet Grootste gedeelte leerproces vindt plaats op elo Black board d.m.v. discussion board, maar ook F2F contact, telefoon, videocommunicatie en (video)presentaties. De afgelopen jaren is bewust gekozen voor inzet asynchrone middelen omdat pilots met synchrone media niet de gewenste resultaten opleverden (videocommunicatie d.m.v. Click to meet bijvoorbeeld i.v.m. te installeren cliëntsoftware). Nu bijvoorbeeld met Macromedia Breeze deze mogelijkheden van synchrone communicatie (en samenwerkingstool d.m.v. application en Internet sharing wel mogelijk zijn, zal deze meer worden toegepast. Wel vanuit het idee dat het iets kan toevoegen, niet vanuit de substitutiegedachte.
•
Mate waarin verschillende actoren samenwerken (onderwijs-bedrijfsleven-overheid) In dit praktijkvoorbeeld werken opleiding en afnemend veld ”nauw” samen. De rol van de praktijkscholen wordt steeds belangrijker m.b.t. begeleiden “on the job”. De samenwerking met het veld wordt deels vormgegeven d.m.v. de inzet van de VPA, Virtuele Praktijk Applicatie, een door de hogeschool gebouwde omgeving waarin veel gegevens worden uitgewisseld (digitale lesvoorbereidingen, beoordelingen, feedback, opleidingsdocumenten, etc, maar door middel waarvan ook gecommuniceerd kan worden.
3. Effectiviteit •
Perceptie van de effectiviteit van de leerpraktijk door de gebruiker en door andere partijen
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
44
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
Moeilijk te meten, weinig data beschikbaar. Wel zeer subjectieve gegevens: studenten geven aan dat ze niet gekozen hadden als de opleiding grotendeels F2F zou zijn georganiseerd, daarnaast behalen de meeste studenten na iets meer dan de reguliere studietijd (4 resp. 2,5 jaar voor hoger opgeleiden) hun diploma. De korte aansturingsmomenten, meestal op afstand worden erg gewaardeerd, het feit dat zeer veel initiatief bij de student gelegd wordt, geeft hen mogelijkheden zo effectief mogelijk te studeren. •
Vormen van toetsing, beoordeling of assessment die al of niet expliciet worden gehanteerd Schriftelijke toetsing, mondeling, groepswerk (maken website, werkstuk, (video)presentatie, vervangende schriftelijke opdracht, etc.
•
Mate waarin sprake is van systematische kwaliteitsbewaking en kwaliteitsontwikkeling. Er is systematische, periodieke kwaliteitsbewaking d.m.v. vastgesteld toetskader.
•
Mogelijkheid tot opschaling De beschreven leerpraktijk gaat uit van een bepaald concept: een competentiegericht curriculum, een rijke leeromgeving (elektronische leeromgeving Black Board, digitaal onderwijsplein met alle onderwijsmaterialen en een virtuele praktijk applicatie voor communicatie en uitwisseling van gegevens met de praktijkorganisaties (scholen). Binnen het onderwijs zelf wordt het concept van blended learning toegepast, waarbij alle beschreven elementen in een beargumenteerde mix zijn ondergebracht. Dit concept is bij uitstek geschikt om op te schalen, bijvoorbeeld naar reguliere deeltijd, maar ook voltijdsopleidingen; daarnaast naar bedrijfsopleidingen.
•
Mate waarin de leerpraktijk bijdraagt aan het principe van Leven-Lang-Leren. De beschreven leerpraktijk draagt niet direct bij aan een Leven-Lang-Leren. De mogelijkheden zijn wel aanwezig om bijvoorbeeld alumni en andere geïnteresseerden op beschreven wijze “bij te scholen”. De opleiding is inmiddels een onderzoek gestart naar de mogelijkheden daartoe.
4. Innovatief karakter •
Mate waarin gesproken kan worden van 'innovatief' en aspecten die daarbij een rol spelen Het innovatieve van de opleiding is het feit dat veel innovaties integraal worden ingezet bij deze opleiding: werken met een elo, materialen gebruiken uit CMS, inzet rijke elektronische leeromgeving, gebruik digital portfolio, inzet streaming media, gestreamde stagefragmenten op discussionboard beoordelen van elkaar, inzet videocommunicatie bij afstuderen, etc.
•
Veranderende eisen die worden gesteld aan student/deelnemer en docent/trainer/begeleider Evident is dat de rol van de docent fundamenteel verandert: ten aanzien van begeleiden van leerprocessen in het algemeen en dat (deels) op afstand in het bijzonder. Lectoraat eLearning van Hogeschool INHOLLAND doet reeds enkele jaren onderzoek naar deze veranderende rol. Ook de rol van de student verandert sterk: deze zal (steeds meer m.b.v. een elektronische leeromgeving) (peer) feedback moeten kunnen geven, evenals moeten kunnen reflecteren op en evalueren van onderwijsactiviteiten.
•
Mate waarin de leerpraktijk aansluit bij, of kan worden aangesloten op bestaande initiatieven
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
45
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
Interessant is dat de DigiPABO-opleiding als aanjager van onderwijsvernieuwing binnen de Pabo van INHOLLAND is gebruikt, waarbij d.m.v. project New Blends (zie ook: www.paboINHOLLAND.nl/newblends) de verspreiding van deze ervaringen plaatsvindt naar deeltijd- en voltijdsopleiding. Hierbij wordt gebruik gemaakt van ervaringen zoals uit DU project DigiPABO, promotieonderzoek naar reflectie op afstand, doctoraalscriptieonderzoek naar competenties docenten m.b.t. modereren discussies online en (studentafstudeer) onderzoek naar communicatiemiddelen studenten en Lectoraatsonderzoek naar veranderende rol docent (eTutoring). Alles binnen Hogeschool INHOLLAND.
5. Bijdrage aan oplossen systeemfalen / maatschappelijke relevantie •
Op welke wijze levert de leerpraktijk een bijdrage aan het oplossen van systeemfalen/ maatschappelijke relevantie? Onderwijs dat op bovenstaande wijze is vormgegeven is flexibeler dan “regulier” onderwijs. Het tijden plaatsonafhankelijk karakter speelt hierbij een rol. Het kan aantrekkelijker onderwijs opleveren door inzet van een groter scala aan onderwijsmiddelen, waaronder elektronische. Het kan beter onderwijs opleveren door intensieve inzet van peerfeedback op afstand d.m.v. digitale forums. Het leidt nieuwe leraren op die ICT-vaardig zijn, en leraren die anders geen gebruik zouden maken van regulier voltijd- en deeltijdonderwijs. De leerpraktijk draagt bij aan oplossen van systeemfalen met betrekking tot onvoldoende aantrekkelijk onderwijs en onvoldoende flexibiliteit binnen het leerproces, resulterend in een tekort aan leraren.
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
46
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
8
Zuydlab [Hogeschool Zuyd] 1. Algemene en kwantitatieve gegevens •
Titel en doelstelling case De leerpraktijk heeft als titel: Zuydlab, het is een initiatief van Hogeschool Zuyd te Heerlen. De faculteit waaronder het Zuydlab ressorteert (Life & Science) noemt het “een uitdagende, realistische en resultaatgerichte bedrijfsomgeving”. De hogeschool formuleerde voor het project de volgende doelstellingen: een bijdrage leveren aan de kennisuitwisseling tussen hogeschool en maatschappij, een realistische, resultaatgerichte leeromgeving neerzetten, een beroepsgerichte opleiding vormgeven en relevante beroepscompetenties ontwikkelen voor medewerkers en studenten. Daarnaast werd als doel opgenomen: producten en diensten ontwikkelen voor het werkveld. Kort samengevat door het hoofd van het Zuydlab: goed onderwijs vormgeven en stimuleren van de economie in de regio.
•
Betrokken instellingen, organisaties en/of bedrijven; betrokken actoren De betrokken instellingen betreffen aan de ene kant de onderwijsorganisatie Hogeschool Zuyd die het project is gestart en die vanaf 2007 het Zuydlab integreert in de staande organisatie, aan de andere kant ongeveer 20 bedrijven uit de regio. Dit jaar (2006-2007) zijn ca. 35 studenten in de afstudeerfase van de faculteit Life & Science en vier docenten (en 4 practicum assistenten) betrokken bij de leerpraktijk. De meeste studenten komen uiteindelijk ook bij deze bedrijven in de regio terecht na hun afstuderen. Ook in andere bedrijven in de regio
•
Kennisdomein, beroependomein of sociale praktijk waarop de leerpraktijk betrekking heeft De faculteit Life & Science verzorgt “chemische” opleidingen: biochemie, analyse, synthese, materiaalkunde en (binnenkort ook) nanotechnologie.
•
Doorlooptijd van de leerpraktijk en [studie]belasting Gemiddeld genomen betreft de studiebelasting 15 EC’s (European Credits). De doorlooptijd is een onderwijsperiode (kwartaal). Er is echter flexibiliteit, op basis van de praktijkvraag en beschikbaarheid van de studenten op dat moment. De hogeschool heeft de organisatievorm van de “minor” gekozen voor de opdrachten die worden uitgevoerd.
•
Aantal maanden/jaren dat er ervaring is opgedaan met dit type leerpraktijk in deze vorm In de afgelopen jaren is ervaring opgedaan; de pilot (4 synthese projecten) startte in 2005, vanwege de synergie onderwijs/bedrijfsleven en de win-win-situatie voor alle betrokken neemt de omvang toe en wordt het lab geïntegreerd in de staande organisatie.
•
Mate waarin of wijze waarop verschillende actoren eventueel betrokken zijn bij de praktijk Opdrachtgevers uit de praktijk zijn betrokken, ook deskundigen uit de bedrijven, de begeleidende docenten vanuit de hogeschool en natuurlijk de studenten.
•
Meerwaarde voor alle betrokkenen van de samenwerkingsvorm De integratie tussen werken en leren, tussen bedrijven en onderwijs, levert volgens de opleiding beter onderwijs, flexibeler vormgegeven, met realistische casussen, waardoor leren na afstuderen
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
47
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
naadloos overgaat in werken. De bedrijven kunnen onderzoeksopdrachten die ze voor relaties moeten uitvoeren, “uitbesteden” aan studenten van de hogeschool. Zij doen hierbij indirect aan werving personeel, aangezien ze met personeelstekorten zitten wat betreft technisch personeel: veel studenten komen in dienst bij de opdrachtgevers. Ook professionalisering docenten en uitwisseling personeel worden als meerwaarde gezien. Docenten gaan naar bedrijven toe en worden op deze wijze geprofessionaliseerd. De bedrijven en de hogeschool sluiten een alliantie voor een aantal jaren waarmee ze de samenwerking formaliseren. De school realiseert beter onderwijs door casussen en onderzoeksopdrachten voor de studenten die beter aansluiten op de praktijk; de bedrijven maken gebruik van de mogelijkheid tot “aanschuifonderwijs” d.w.z. dat ze de mogelijkheid krijgen personeelsleden (met gesloten beurs of tegen gereduceerd tarief) onderwijseenheden te laten volgen binnen het reguliere onderwijs. •
Eventuele betrokkenheid van andere ondersteuners bij de leerpraktijk [technisch, inhoudelijk] Als de technische instrumenten die nodig zijn voor het uitvoeren van opdrachten niet beschikbaar zijn, bijvoorbeeld als het om speciale elektronische microscopen gaat, kan door de studenten gebruik gemaakt worden van apparatuur uit bijvoorbeeld een Philipslab, waarbij de studenten de apparatuur op afstand kunnen bedienen en elektronisch over de gegenereerde uitslagen kunnen beschikken. Het lab werkt bij de afstemming van de onderzoeksopdrachten samen met Universiteit Maastricht en Lectoraat Life Sciences. Omdat het lab geen stagebureau is of een uitzendbureau voor goedkope onderzoekers, probeert het lab de juiste opdracht op de juiste plaats te krijgen. Praktijkgericht onderzoek behoort volgens het lab plaats te vinden bij een hogeschool, fundamenteel onderzoek bij een universiteit. Daarom moet overleg plaatsvinden met andere instellingen die studenten onderzoek laten uitvoeren in opdracht van het bedrijfsleven.
•
Verwijzingen naar URL met relevante informatie over de onderzochte leerpraktijk; Informatie over Hogeschool Zuyd: zie: http://www.hszuyd.nl/zuydlab. Of www.hszuyd.nl .
2. Aspecten van blended learning 2.1 •
Soorten leerprocessen
Type leerdoelen dat wordt nagestreefd [competenties, kennis, vaardigheden, attitudes]; aanvullende typering van de leerpraktijk [leren in de praktijk, leren in of buiten school] De leerpraktijk Zuydlab betreft geen specifiek onderwijskundig innovatieve toepassing van Blended Learning. Type leerdoelen wijken niet af van de reguliere. De organisatorische vorm die gekozen is, is die van de reguliere minorstructuur. Dit vanwege het flexibel karakter ervan.
•
Formeel/informeel leren Het betreft formeel, georganiseerd leren: studenten voeren de opdrachten uit binnen het eigen instituut. Toch is sprake van Leren in de praktijk omdat het casussen betreft uit de praktijk die optimaal aansluiten bij de toekomstige werkzaamheden van de studenten. Voor de praktijkbegeleiders van de bedrijven is sprake van informeel leren aangezien ze op de hogeschool in contact komen met innovaties op het vakgebied. Aan de andere kant is sprake van informeel leren door de docenten van de opleiding die bedrijven bezoeken en op die wijze op de “leren” m.b.t. relevante ontwikkelingen en eisen bedrijfsleven voor afgestudeerden.
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
48
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
2.2
Didactische strategie
•
Individueel leren, samenwerkend leren of combinaties hiervan [parallel of serieel uitgevoerd];
•
Mate waarin sprake is van al dan niet geëxpliciteerde didactische strategieën [werkvormen];
•
Mate van externe sturing en begeleiding bij leerprocessen in de leerpraktijk [ondersteuning], c.q. rollen van alle actoren Studenten voeren opdrachten individueel of in tweetallen uit. Er is sprake van samenwerkend leren. De opdrachten zijn afkomstig uit het bedrijfsleven c.q. wordt uitgevoerd voor het bedrijfsleven. Studenten worden begeleid door eigen docenten en medewerkers opdrachtgever/bedrijf. Beoordeling vindt plaats bij oplevering product/onderzoekresultaten.
2.3 •
Type leeromgevingen
Kenmerken van leeromgeving of van combinaties van leeromgevingen [fysiek (onderwijs/bedrijfsleven) en virtueel];
•
Instrumenten binnen een elektronische omgeving [website, portal, ELO, DPF, Wiki, blog];
•
Hardware die wordt gebruikt in relatie tot de elektronische omgeving [pc, pda, mobiel];
•
Mate waarin er technische ondersteuning vereist is bij processen binnen de leerpraktijk;
•
Media die worden ingezet bij ontwikkeling, uitwisseling en beheer van leerinhouden;
•
Vormen van communicatie [en combinaties], en de middelen die daarbij worden ingezet.
•
Mate waarin verschillende actoren samenwerken. Studenten maken gebruik van de reguliere leeromgevingen van de hogeschool: intranet, elektronische leeromgeving Black Board (BB), e-mailfaciliteiten en internet. Veel overleg en samenwerking vindt F2F plaats. De studenten werken vaak fysiek 30 uur per week in het laboratorium aan een opdracht. Opleidingsinstituut (bedrijf: opdrachtgever) en hogeschool (uitvoerenden: studenten en docenten) werken intensief samen gedurende opdrachtperiode. Ook betrokken bij de samenwerking zijn de actoren: universiteit, kenniskring en (facilitair m.b.t. apparatuur) grote ondernemingen in de regio.
3. •
Effectiviteit
In hoeverre ervaren gebruikers [doelgroep] de leerpraktijk als effectief? Het gaat hierbij om of keuzes die werden gemaakt daadwerkelijk bijdragen aan optimalisering van het leerproces. De actoren beoordelen de wijze waarop Zuydlab wordt ingezet als onderwijsmiddel als bijzonder doeltreffend: voor de studenten omdat ze op deze wijze worden geconfronteerd met opdrachten die ze in “werkelijkheid” ook tegenkomen, het is dus een geschikt middel om te bereiken dat studenten optimaal worden voorbereid op het werk in de praktijk. Het is tevens een doeltreffend middel voor de opleiding om aan zo realistisch mogelijke casussen te komen; voor het bedrijfsleven kan het uitgevoerde onderzoek als assessment functioneren bij werving personeel. Over de hierboven genoemde aspecten zijn geen kengetallen bekend. Het zijn inschattingen op basis van gesprekken met actoren.
•
Mogelijkheden tot opschaling Het concept is opschaalbaar, niet alleen voor opleidingen in dezelfde branche: onderzoek in opdracht van werkveld kan binnen iedere instelling plaatsvinden. Betrokkenheid van HBO Lectoraten is overal mogelijk en kan hierbij de kwaliteit en synergie versterken. De professionalisering van personeel door contact met “afnemend veld” kan binnen alle sectoren
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
49
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
plaatsvinden, evenals de wijze tot flexibele scholing van “het werkveld c.q. organisaties en bedrijfsleven” door de instelling van hoger onderwijs. •
Mate waarin de leerpraktijk bijdraagt tot Leven-Lang-Leren? Wat betreft de professionalisering van de begeleidende docenten en die van de medewerkers van opdrachtgever is sprake van bijdrage aan Leven-Lang-Leren. Dit vanwege de synergie (win-winsituatie) voor alle betrokkenen.
4. •
Innovatief karakter
Mate waarin gesproken kan worden van 'innovatief' [inhoud, didactiek, techniek, organisatie]; In deze leerpraktijk is sprake van samenwerking (learning blend) tussen hogeschool, universiteit, semi-overheidsinstantie (ziekenhuis) en bedrijfsleven. De leerpraktijk is innovatief vanwege de verwevenheid onderwijs-bedrijfsleven. Onderzoek is een belangrijk aspect in de afstudeerfase van de opleiding. Onderlinge mobiliteit houdt de opleiding up to date en laat deze optimaal aansluiten op de praktijk.
•
Veranderende eisen die worden gesteld aan student/deelnemer/docent/trainer/begeleider; Opdrachtgever en docent krijgen samen een begeleidende en beoordelende rol m.b.t. de praktijkopdracht die de student(en) uitvoer(en). De samenwerkingscompetentie van de docent m.b.t. deze nieuwe vormen van samenwerking krijgt meer nadruk.
•
Mate waarin de leerpraktijk aansluit bij of kan worden aangesloten op bestaande initiatieven. De leerpraktijk sluit aan bij de behoefte van bedrijven en scholen om studenten zodanig op te leiden dat de overgang van opleiding naar bedrijf zo vloeiend mogelijk verloopt.
5. Bijdrage aan oplossen systeemfalen / maatschappelijke relevantie •
Op welke wijze levert de leerpraktijk een bijdrage aan het oplossen van systeemfalen/ maatschappelijke relevantie? Onderwijs wordt kwalitatief beter als gezamenlijke expertise kan worden ingezet: die van hogeschool, kenniskring, universiteit, bedrijven en instellingen. Het onderwijs wordt aantrekkelijker als de opdrachten geen gefingeerde zijn, maar werkelijke uit de dagelijkse praktijk. Informeel leren vindt plaats als verschillende disciplines en actoren kennis uitwisselen. De leerpraktijk draagt bij aan oplossen van systeemfalen met betrekking tot onvoldoende aantrekkelijk onderwijs en onvoldoende transparantie en kennisdiffusie.
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
50
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
9
European Virtual Seminar [Open Universiteit] 1. •
Algemene en kwantitatieve gegevens
Titel en doelstelling case European Virtual Seminar on Sustainable Development (EVS) is een internationale onderwijsmodule waarin studenten van diverse nationaliteiten en verschillende disciplines samenwerken aan werkelijkheidsgetrouwe casestudies op het terrein van duurzame ontwikkeling.
•
Betrokken instellingen, organisaties en/of bedrijven [afhankelijk van eisen rond anonimiteit]; Het initiatief is in 2001 genomen door OU Nederland en de COPERNICUS CAMPUS uit Duitsland. Verschillende universiteiten sloten zich hierbij aan. EVS is een open netwerk. Instellingen die belangstelling hebben, kunnen zich aansluiten. Op dit moment zijn ongeveer 15 Europese onderwijsinstellingen betrokken.
•
Actoren (met kenmerken) per instelling/organisatie (aantal betrokken studenten, deelnemers of werknemers in een leerpraktijk [en per tijdvak]; aantal betrokken docenten/trainers en/of begeleiders/tutoren/moderatoren, of anderszins); Studenten werken in internationale en multidisciplinaire groepen van circa 6 personen. Elke groep wordt begeleid door een tutor en kan tevens een beroep doen op een inhoudelijk expert. Daarnaast is er een stakeholder als opdrachtgever. Per instelling is tevens een coördinator benoemd die samen met de projectleider van het EVS verantwoordelijk is voor de formele aspecten rondom deze onderwijsmodule, zoals het verankeren van het EVS binnen het curriculum van een instelling (bijv. als verplicht vak, keuzevak of onderdeel van een ander vak), het toekennen van studiepunten, enz.
•
Kennisdomein, beroependomein of sociale praktijk waarop de leerpraktijk betrekking heeft; Sustainable development (duurzame ontwikkeling). EVS is bedoeld voor alle disciplines die raakvlakken (zouden moeten) hebben met duurzame ontwikkeling
•
Doorlooptijd van de leerpraktijk en [studie]belasting, indien hiervan natuurlijk sprake is; De studielast van het EVS is 120 uur en de doorlooptijd 4 maanden (okt-feb)
•
Aantal maanden/jaren dat er ervaring is opgedaan met dit type leerpraktijk in deze vorm; Vanaf 2001 is deze leerpraktijk aangeboden. Momenteel loopt EVS voor de zesde maal. Er nemen gemiddeld 50 studenten aan deel.
•
Mate waarin of wijze waarop verschillende actoren eventueel betrokken zijn bij de praktijk; Studenten schrijven een groepsrapport voor een ‘stakeholder’. Dit kan een wetenschapper zijn van de betrokken instellingen, maar ook een persoon buiten het EVS die belang heeft bij de resultaten van het onderzoek dat de studenten hebben uitgevoerd (bijv. een van de betrokken docenten is tevens directeur van een zogeheten ‘Geopark’ en gebruikt de resultaten van de studenten in de praktijk).
•
Meerwaarde voor alle betrokkenen van de samenwerkingsvorm
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
51
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
Studenten krijgen de kans om met studenten uit andere landen en multidisciplinair aan een opdracht te werken. Dit is een waardevolle leerervaring voor de studenten. •
Eventuele betrokkenheid van andere ondersteuners bij de leerpraktijk [technisch, inhoudelijk]; Het beheer en onderhoud van de elektronische leeromgeving van het EVS is in handen van de daarvoor verantwoordelijke afdeling van de Open Universiteit Nederland. Voor tips en onderzoek op didactisch vlak wordt regelmatig samengewerkt met onderwijskundigen en/of onderwijstechnologen van de betrokken instellingen.
•
Verwijzingen naar URL met relevante informatie over de onderzochte leerpraktijk; http://www.ou.nl/evs Ook beschreven op: http://goodpractices.surf.nl/gp/goodpractices/157
2.
Aspecten van blended learning
2.1
Soorten leerprocessen
•
Type leerdoelen dat wordt nagestreefd [competenties, kennis, vaardigheden, attitudes];
-
De leerdoelen voor studenten zijn als volgt geformuleerd: Beschrijven en operationaliseren van het concept van duurzame ontwikkeling. [kennis]
-
Analyseren van de relatie tussen de geplande uitbreiding van de EU en de doelen rondom
-
Het linken van lokale, nationale en Europese beleids-issues aan duurzame ontwikkeling [kennis]
-
Werken met studenten van verschillende culturele en disciplinaire achtergronden [attitude]
-
Het effectief gebruiken van de ICT-mogelijkheden voor samenwerkend leren. [vaardigheden]
•
Aanvullende typering van de leerpraktijk [leren in de praktijk, leren in of buiten school];
duurzame ontwikkeling binnen de lidstaten en toekomstige lidstaten. [kennis]
Samenwerkend leren op afstand •
Formeel/informeel leren; Het gaat om formeel leren. In evaluaties rapporteren studenten dat ze ook heel veel leren van de internationale samenwerking, buiten leerdoelen om. Dit zou als informeel leren getypeerd kunnen worden.
2.2 •
Didactische strategie
Individueel leren, samenwerkend leren of combinaties hiervan [parallel of serieel uitgevoerd]; Samenwerkend leren
•
Mate waarin sprake is van al dan niet geëxpliciteerde didactische strategieën [werkvormen]; Een didactische strategie wordt uitdrukkelijk als doel genoemd (Het ontwikkelen van een waardevol didactisch concept voor virtueel samenwerkend leren via internet). Didactisch concept: activerend samenwerkend leren. Aanpak in EVS werkt als volgt. Elke groep krijgt een case van een stakeholder en levert een rapport op over het vraagstuk, aangevuld met een beknopte beleidssamenvatting voor een stakeholder. Daarnaast schrijven de studenten een reflectieverslag over het groepsproces. Om het leerproces van de studenten te ondersteunen is het
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
52
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
EVS onderverdeeld in verschillende fasen, die gekoppeld zijn aan bepaalde perioden. De beoordeling van de studenten is zowel gericht op de inhoud als het proces. •
Mate van externe sturing en begeleiding bij leerprocessen in de leerpraktijk [ondersteuning], c.q. rollen van alle actoren Afhankelijk van de rol (coördinator, tutor, expert) hebben docenten verschillende taken: - Projectleider: overkoepelend management en elektronische leeromgeving. - Coördinator: formele aspecten, zoals studenten werven, informatie verstrekken, interne en externe coördinatie, verlenen van certificaat, enz. - Tutor: coaching en beoordeling van groepsproces. - Expert: levert case studie en beoordeling van de groepsproducten, kan studenten tips geven voor aanpak van de casus.
2.3 •
Type leeromgevingen
Kenmerken van leeromgeving of van combinaties van leeromgevingen [fysiek (onderwijs/bedrijfsleven) en virtueel]; Virtuele leeromgeving (aangevuld met enkele bijeenkomsten per instelling)
•
Instrumenten binnen een elektronische omgeving [website, portal, ELO, DPF, Wiki, blog]; De studenten (en docenten) van het EVS ontmoeten elkaar in een elektronische leeromgeving (Blackboard) en beschikken daarbij over verschillende tools voor synchrone en asynchrone communicatie, zoals elektronische discussiegroepen, chat- en e-mail faciliteiten en een instrument voor het uitwisselen van bestanden.
•
Hardware die wordt gebruikt in relatie tot de elektronische omgeving [pc, pda, mobiel]; Geen PC of laptop
•
Mate waarin er technische ondersteuning vereist is bij processen binnen de leerpraktijk; Weinig tot geen
•
Media die worden ingezet bij ontwikkeling, uitwisseling en beheer van leerinhouden; Geen Internet (alle cursusmateriaal van EVS wordt via internet uitgeleverd)
•
Vormen van communicatie [en combinaties], en de middelen die daarbij worden ingezet. Zwaartepunt ligt op het gebruik van elektronische discussionboards (synchrone communicatie) om de groepsdiscussies te structureren en blijvend beschikbaar te stellen. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van chat sessies (synchrone communicatie), bijv. voor brainstorm of overleg met tutor. Ook hebben de studenten en docenten de mogelijkheid email te gebruiken, die in de ELO van het EVS is geïntegreerd. Tevens worden studenten en tutors gewezen op de mogelijkheid van internet telefonie (bijv. SKYPE), maar dit is nog niet een integraal onderdeel van de didactische opzet. Om de sociale component van het EVS te versterken zal naar verwachting in de toekomst gebruik gemaakt gaan worden van webcams (het ontbreken van een goeie breedband verbinding bij alle deelnemers vormt hiervoor nog de belangrijkste belemmering).
•
Mate waarin verschillende actoren samenwerken (onderwijs – bedrijfsleven – overheid) EVS is een initiatief vanuit het onderwijs. Bedrijfsleven en overheid zijn niet betrokken.
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
53
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
3. •
Effectiviteit
Perceptie van de effectiviteit van de leerpraktijk door de gebruiker en door andere partijen; In het kader van het DU-project Samenwerkend Leren Digitaal Ondersteund (SALDO) heeft in het studiejaar 2003-2004 halverwege het project een evaluatie plaatsgevonden via een elektronische survey die door 34 studenten en 6 tutoren is ingevuld. De conclusie was als volgt: ‘Het CSCL model van de EVS heeft tot tevredenheid van studenten en docenten gefunctioneerd. Wel worden diverse mogelijkheden gezien om probleempunten op te lossen en rendement en resultaten te vergroten. Dit kan door het ontwikkelen en beproeven van nieuwe instrumenten voor het sterker stimuleren en verankeren van de sociale communicatie in de virtuele ruimte, maar ook door de communicatie over de groepen heen te versterken. Zo kunnen dan de ontwikkelingen en resultaten in een bredere kring dan alleen de taakgroep van dat moment te volgen zijn voor alle deelnemende studenten’. (Voor evaluatie zie: Handboek Saldo via www.du.nl/saldo)
•
Vormen van toetsing, beoordeling of assessment die al of niet expliciet worden gehanteerd; De beoordeling is gebaseerd op het groepsrapport, het verloop van het groepsproces, en de bijdrage van individuele studenten aan product en proces. De beoordeling wordt uitgedrukt in een eindcijfer per student. Naast de formele beoordeling leveren de studenten een groepsreflectieverslag en individuele reflectie.
•
Mate waarin sprake is van een systematische kwaliteitsbewaking en kwaliteitsontwikkeling. Het EVS wordt jaarlijks aangepast op basis van evaluaties onder studenten en docenten. Blijvende aandachtspunten zijn kwaliteitsborging, exploitatielast, betrekken van méér studenten, versterken van de sociale dimensie van virtueel leren.
•
Mogelijkheid tot opschaling EVS streeft na om het aantal deelnemende studenten per run te vergroten tot ca. 150 en het aantal ‘dropouts’ te verkleinen. Daarnaast heeft EVS de volgende doelen geformuleerd die bijdragen aan mogelijkheid tot opschaling: - Het ontwikkelen van een flexibel organisatiemodel voor ontwikkeling en exploitatie van een webgebaseerde cursus voor samenwerkend leren. - Het ontwikkelen van een organisatiemodel en een didactisch concept dat toepasbaar is binnen andere kennisdomeinen (inhoud) en op verschillende schaalniveaus (internationaal, nationaal, lokaal).
•
Mate waarin de leerpraktijk bijdraagt aan het principe van Leven-Lang-Leren. Geen relatie met Leven lang leren.
4. •
Innovatief karakter
Mate waarin gesproken kan worden van 'innovatief' [inhoud, didactiek, techniek, organisatie]; Innovatief qua inhoud: +/-, duurzame ontwikkeling is een actueel thema. Er wordt aangesloten op beleid en ontwikkelingen binnen de EU. Innovatief qua didactiek: ++, er is veel aandacht voor het ontwikkelen van een goed didactisch concept voor virtueel samenwerkend leren op afstand. Dit ontwikkelt zich jaarlijks verder.
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
54
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
Innovatief qua techniek: -, inzet van ELO (Blackboard) kan niet echt innovatief worden genoemd. Het gaat om ‘proven technology’ die waarschijnlijk niet de meest optimale omgeving biedt om de sociale dimensie van virtueel samen leren te versterken. Innovatief qua organisatie: ++. EVS is een open netwerk waar instellingen zich bij kunnen aansluiten. •
Veranderende eisen die worden gesteld aan student/deelnemer/docent/trainer/begeleider; Voor studenten: Leren en samenwerken op afstand, en dat alles via internet. Voor docenten: begeleiden op afstand en begeleiden van multidisciplinaire en multiculturele studenten. Ook het afstemmen en ontwikkelen van onderwijs op afstand stelt nieuwe eisen.
•
Mate waarin de leerpraktijk aansluit bij of kan worden aangesloten op bestaande initiatieven. Verschillende e-learning projecten van de Europese Unie bestrijken aspecten die ook in het EVS aan bod komen (bijv. virtuele mobiliteit van studenten bevorderen, het creëren van een virtuele campus, internationale uitwisseling van studiemateriaal, enz.).
5. Bijdrage aan oplossen systeemfalen / maatschappelijke relevantie •
Op welke wijze levert de leerpraktijk een bijdrage aan het oplossen van systeemfalen/ maatschappelijke relevantie? Deze leerpraktijk biedt een bijdrage aan het oplossen van systeemfalen doordat het gericht is op het ontwikkelen van een succesvol concept voor ‘samenwerkend leren op afstand in een internationale en multidisciplinaire context’. Studenten vinden deze vorm aantrekkelijk, juist ook door de internationale en interdisciplinaire component, en doordat het gaat om een actueel onderwerp in een realistische setting. Doordat EVS expliciet aandacht besteed aan het ontwikkelen van een succesvol concept, kan het bijdragen aan het oplossen van systeemfalen met betrekking tot onvoldoende aantrekkelijk onderwijs en onvoldoende transparantie en kennisdiffusie.
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
55
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
10
IBM Basic Blue [IBM] 1. •
Algemene en kwantitatieve gegevens
Titel en doelstelling case IBM Basic Blue for New Leaders is een blended learning oplossing die is gericht op het scholen van zo’n 5000 nieuwe managers die jaarlijks wereldwijd instromen bij IBM. Basic Blue for New Leaders is onderdeel van het corporate IBM Management Development Program, genaamd LEADing@IBM. Basic Blue for New Leaders wordt voorafgegaan door een soortgelijke module (qua opzet) genaamd Leader Readiness. Deze module bereidt toekomstige managers voor op hun rol als manager. Als benoeming heeft plaatsgevonden wordt deze 4 daagse module gevolgd door Basic Blue for New Leaders. Managers nemen daaraan deel zes maanden na benoeming. Inschrijving geschiedt automatisch. 360% feedback survey´s maken onderdeel uit van de training.
•
Betrokken instellingen, organisaties en/of bedrijven [afhankelijk van eisen rond anonimiteit]; IBM
•
Actoren (met kenmerken) per instelling/organisatie (aantal betrokken studenten, deelnemers of werknemers in een leerpraktijk [en per tijdvak]; aantal betrokken docenten/trainers en/of begeleiders/tutoren/moderatoren, of anderszins); 5000 nieuwe managers per jaar verdeeld in groepjes van 20-24 cursisten. Elk groepje heeft 1 facilitator gedurende het hele programma (ervaren manager).
•
Kennisdomein, beroependomein of sociale praktijk waarop de leerpraktijk betrekking heeft; Leadership development; IBM cultuur, strategie, executie en management concepten.
•
Doorlooptijd van de leerpraktijk en [studie]belasting, indien hiervan natuurlijk sprake is; 6 - 9 maanden
•
Aantal maanden/jaren dat er ervaring is opgedaan met dit type leerpraktijk in deze vorm; Blue Basic for New Leaders wordt vanaf 1999 bij IBM gebruikt, waarbij wereldwijd zo’n 5000 nieuwe managers per jaar meedoen, die afkomstig kunnen zijn uit 70 landen.
•
Mate waarin of wijze waarop verschillende actoren eventueel betrokken zijn bij de praktijk; De deelnemers worden in groepjes van 20-24 personen geplaatst. Zij werken het eerste half jaar online met elkaar samen (naar behoefte), daarna volgt een driedaagse face-to-face training.
•
Meerwaarde voor alle betrokkenen van de samenwerkingsvorm Flexibel, vanaf elk tijdstip en plaats toegankelijk, besparing van reistijd en kosten, intensieve voorbereiding op fysieke workshops aan het eind van het programma.
•
Eventuele betrokkenheid van andere ondersteuners bij de leerpraktijk [technisch, inhoudelijk]; Intern
•
Verwijzingen naar URL met relevante informatie over de onderzochte leerpraktijk; http://edweb.sdsu.edu/people/ARossett/eportfolio/popup_ibm.asp
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
56
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
http://www.workforcechicago2.org/case_studies/ibm2006.pdf http://www.nucleusresearch.com/research/b19.pdf http://www-304.ibm.com/jct03001c/services/learning/solutions/pdfs/breaking_away.pdf
•
2.
Aspecten van blended learning
2.1
Soorten leerprocessen
Type leerdoelen dat wordt nagestreefd [competenties, kennis, vaardigheden, attitudes]; Verdiepen van kennis aangaande IBM´s leiderschapsconcepten en toepassing daarvan in de dagelijkse praktijk (toegespitst op leiderschaps competencies, management stijlen, organisatie klimaat en ontsporingsfactoren).
•
Aanvullende typering van de leerpraktijk [leren in de praktijk, leren in of buiten school]; Het online leren vindt plaats binnen en buiten werktijd, wanneer en vanaf welke plaats de cursist dat wil. In een groep naar keuze en met een afsluitende workshop op locatie, waarbij de deelnemer zelf mag kiezen waar dat (ter wereld) is.
•
Formeel/informeel leren; Het gaat om een geformaliseerd leertraject. Dat wil zeggen: de content is vooraf ontwikkeld, de structuur van het programma is voorbereid en de einddoelen liggen vast. De cursist heeft wel veel vrijheidsgraden in plaats en tijd (binnen een gesteld kader) van het leren. Ook de mate en manier van communicatie is vrij in te vullen. Het leren gebeurt veelal tussen het werken door.
2.2
Didactische strategie •
Mate waarin sprake is van al dan niet geëxpliciteerde didactische strategieën [werkvormen]; Basic Blue for New Leaders is gebaseerd op een didactisch (four-tier approach), waarin leren
plaatsvindt door: (1) ‘observatie’ via web modules (2) ‘participatie’ via online simulaties en interactieve scenario’s (leren door te doen) (3) ‘collaboratie’, via interactie met medecursisten en e-mentor (4) ‘co-locatie’, fysieke workshop met medecursisten en begeleiding • -
Individueel leren, samenwerkend leren of combinaties hiervan [parallel of serieel uitgevoerd]; Fase 1 (doorlooptijd: 26 weken). Nieuwe managers delen zichzelf in, in een groep van 20-24 cursisten. Zij werken eerst in eigen tempo en vanaf eigen plaats individueel een serie webmodules en online simulaties / scenario’s door. Zij kunnen hierbij contact opnemen met medecursisten, fysiek, per telefoon of via online tools als een asynchrone classroom, whiteboard, MSN etc. Zij worden hiertoe wel gestimuleerd maar bepalen zelf of zij gebruik willen maken van elkaars ervaringen en support.
-
Fase 2 (doorlooptijd: 1 week). Nieuwe managers komen 3 dagen bij elkaar. In workshops doen zij samen aan brainstorming, wisselen ze real-life ervaringen uit en anticiperen zij op moeilijke situaties in de toekomst. Zij leren hierbij van en met elkaar.
•
Mate van externe sturing en begeleiding bij leerprocessen in de leerpraktijk [ondersteuning], c.q. rollen van alle actoren
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
57
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
-
Fase 1. De cursisten werken in eigen tempo, gemiddeld studeren zij 2 uur per week online. Online self-assessment en feedback vindt plaats via het systeem. Maar ook heeft elke groep 1 facilitator gedurende de gehele opleidingsperiode. Dit is een ervaren manager, die speciaal getraind is om support en feedback te geven in een online omgeving.
-
Fase 2. De workshops worden begeleid door ervaren en daartoe getrainde managers uit het bedrijf (de facilitators).
2.3 •
Type leeromgevingen
Kenmerken van leeromgeving of van combinaties van leeromgevingen [fysiek (onderwijs/bedrijfsleven) en virtueel]; Vanuit de online ‘Global Campus’ krijgen werknemers toegang tot de ‘learning portal’. Hierin is een overzicht van alle IBM cursussen te vinden, en kunnen zij toegang krijgen tot e-learning cursussen of classroom lectures (ook via i-pod) en daarmee aan de slag. Daarnaast heeft IBM een intranet, met daarbij voor elke werknemers een gepersonaliseerde pagina. Naast kritische bedrijfsinformatie krijgen werknemers hierop ook tips en liks naar specifieke informatie op het eigen vakgebied.
•
Instrumenten binnen een elektronische omgeving [website, portal, ELO, DPF, Wiki, blog]; IBM maakt gebruik van het eigen programma Lotus Learning Space, een learning management system. Hiermee kan online gewerkt worden met performance-support tools, virtual collaborative workspaces en classrooms, online tests en simulations, tools voor assessment en feedback en onthe-job training met support via coaching simulators.
•
Hardware die wordt gebruikt in relatie tot de elektronische omgeving [pc, pda, mobiel]; De leeromgeving is web-based bereikbaar vanaf iedere plek en plaats met computer en internetverbinding.
•
Mate waarin er technische ondersteuning vereist is bij processen binnen de leerpraktijk; Via interne helpdesks en/of facilitators
•
Media die worden ingezet bij ontwikkeling, uitwisseling en beheer van leerinhouden; Lotus learning space
•
Vormen van communicatie [en combinaties], en de middelen die daarbij worden ingezet. Lotus learning space
•
Mate waarin verschillende actoren samenwerken (onderwijs – bedrijfsleven – overheid) Dit is een IBM intern programma
3. •
Effectiviteit
Perceptie van de effectiviteit van de leerpraktijk door de gebruiker en door andere partijen;
IBM traint elk jaar zo’n 5000 nieuwe managers. Traditioneel gebeurde dit door deze mensen bijeen te brengen voor een vijfdaags event. Hierin leerden zij de basics met betrekking tot de cultuur, strategie en het management bij IBM. In de loop der jaren is de functie van manager bij IBM steeds complexer geworden. IBM realiseerde zich dat een eenmalige training van vijf dagen hiervoor niet meer voldoende effectief was. Training zou een doorlopend proces moeten worden, en onderdeel van het werk. Hiervoor werd in
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
58
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
1999 Basic Blue geïntroduceerd. Sindsdien worden jaarlijks zo’n 5000 nieuwe managers via deze blended learning oplossing opgeleid. In totaal zijn dat dus al meer dan 30.000 mensen. - Content: de claim is dat via Basic Blue for New Leadrs rijkere inhoud wordt aangeboden en meer intensieve leerervaringen dan voorgaande trainingsprogramma’s. Er wordt vijf maal zoveel content aangeboden. Daarbij kan het leren worden geïntegreerd aan werkroutines, wat positief is voor de toepassing en transfer van de leerstof. - Effectiviteit: via e-learning zijn meer nieuwe managers bereikt, ook die voorheen geen formele training ontvingen in afgelegen gebieden. Hierdoor is een grotere consistentie onder nieuwe managers ontstaan wat betreft taal, kennis en cultuur. - Kosten: In vergelijking met traditionele face-to-face methoden zijn de kosten voor Basic Blue per student met 1/3 gedaald. Winst wordt vooral geboekt doordat reis- en verblijfkosten wegvallen met daarbij de declarabele uren per werknemer per dag. •
Vormen van toetsing, beoordeling of assessment die al of niet expliciet worden gehanteerd; Online self-assessment, feedback, e-mentoring, etc. Iedereen doorloopt dit programma en krijgt ter afsluiting een certificaat.
•
Mate waarin sprake is van een systematische kwaliteitsbewaking en kwaliteitsontwikkeling. Evaluaties en verbeteringen vinden plaats, ook op basis van lessons learned.
•
Mogelijkheid tot opschaling Naast de kwantitatieve voordelen die IBM inmiddels binnen de eigen organisatie heeft bewerkstelligd door Basic Blue for New Leaders wereldwijd op te schalen, worden inmiddels ook een soortgelijke (deel)oplossingen ontwikkeld die verkocht kunnen worden aan externe klanten.
•
Mate waarin de leerpraktijk bijdraagt aan het principe van Leven-Lang-Leren. Het leren gebeurt veelal tussen het werken door. Dit maakt mogelijk dat het leren kan worden gerelateerd aan werkroutines, wat positief is voor de toepassing en transfer van de leerstof. In die zin kan dit bijdragen aan levenslang leren en een positieve houding daarbij. Verder wordt er gewerkt met de PARR-methode. Dit staat voor prepair, action, reflection en review. Deze methode kan na afloop ook blijvend binnen de werkzaamheden worden toegepast.
4. •
Innovatief karakter
Mate waarin gesproken kan worden van 'innovatief' [inhoud, didactiek, techniek, organisatie]; - Inhoud is verrijkt met multimedia en verschillende feedbackvormen - Er is variatie aan online en offline didactische werkvormen ontworpen, op basis van een overkoepeld didactisch framework ( four-tier approach) - Er wordt een variatie aan mogelijkheden geboden en stimulans voor onderlinge samenwerking, ook wanneer de leerstof is ontworpen om individueel te doorlopen - Technisch gezien is de online leeromgeving geheel gekoppeld aan de eigen werkomgeving. Ook zijn mogelijkheden ingebouwd voor experimenteren/ uitproberen, zonder directe consequenties. - Organisatorisch valt op dat dit programma wereldwijd operationeel is en effectief draait voor 5000 gebruikers per jaar
•
Veranderende eisen die worden gesteld aan student/deelnemer/docent/trainer/begeleider;
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
59
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
-
er is veel zelfstudie, waarbij zelfstandigheid en motivatie belangrijke individuele factoren zijn voor succes van de nieuwe managers
-
facilitators en begeleiders worden apart getraind om online hulp te bieden, dit vraagt om andere competenties dan voorheen het geval was
•
Mate waarin de leerpraktijk aansluit bij of kan worden aangesloten op bestaande initiatieven.
-
de praktijk is aangesloten bij de global campus en learning portal van IBM.
5. Bijdrage aan oplossen systeemfalen / maatschappelijke relevantie •
Op welke wijze kan de leerpraktijk een bijdrage leveren aan het oplossen van systeemfalen / maatschappelijke relevantie? Basic Blue for New Leaders draagt bij aan informatisering, internationalisering en globalisering van personeel. In dit geval primair voor IBM, maar secondair komt dat ook ten goede aan de samenleving. De leerpraktijk draagt bij aan oplossen van systeemfalen met betrekking tot onvoldoende transparantie en kennisdiffusie.
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
60
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
11
TISO [Digitale Universiteit] 1. •
Algemene en kwantitatieve gegevens
Titel en doelstelling case TISO – Onderwijs en onderzoek met authentieke dossiers van automatiseringsprojecten. Doel: de kloof tussen praktijk en onderwijs op het gebied van informatiesystemen verkleinen door studenten leermateriaal aan te bieden gebaseerd op authentieke projectdossiers (uit onderwijs, bedrijfsleven en overheid). Bron: www.TISOweb.nl
•
Betrokken instellingen, organisaties en/of bedrijven [afhankelijk van eisen rond anonimiteit]; Project is vanuit de Digitale Universiteit ontwikkeld. Betrokken onderwijsinstellingen: Open Universiteit Nederland, Hogeschool van Amsterdam, Vrije Universiteit, Technische Universiteit Eindhoven,Hogeschool Rotterdam, Fontys Hogeschool Inbreng dossiers tot 1 januari 2007: Bedrijfsleven: SNS REAAL, Quint Wellington Redwood, XS4all, Ordina, Interpolis, Computer Associates, Delta Lloyd Onderwijs: Open Universiteit Nederland, Digitale Universiteit, Hogeschool van Amsterdam Overheid: Ministerie van Defensie, Voedsel en Warenautoriteit en Belastingdienst
•
Actoren (met kenmerken) per instelling/organisatie (aantal betrokken studenten, deelnemers of werknemers in een leerpraktijk [en per tijdvak]; aantal betrokken docenten/trainers en/of begeleiders/tutoren/moderatoren, of anderszins); TISO is ontwikkeld van begin 2005 tot december 2006. Per 1 januari 2007 is TISO beschikbaar voor gebruik in het onderwijs. De deelnemende instellingen dragen samen de operationele kosten. Een actueel overzicht van gebruikers is d.d. half januari 2007, nog niet beschikbaar. TISO wordt in ieder geval gebruikt door de Open Universiteit Nederland en de Hogeschool van Amsterdam (die in samenwerking met de community van gebruikers de exploitatie verzorgen) en de Technische Universiteit Eindhoven.
•
Kennisdomein, beroependomein of sociale praktijk waarop de leerpraktijk betrekking heeft; Automatiseringsprojecten in onderwijsinstellingen, bedrijven en de overheid.
•
Doorlooptijd van de leerpraktijk en [studie]belasting, indien hiervan natuurlijk sprake is; TISO is per 1 januari 2007 voor het onderwijs (opleidingen op het gebied van informatisering) beschikbaar. Er is geen einddatum vastgesteld. TISO-leertaken kunnen worden ingepast in alle vormen van onderwijs, van een klein voorbeeld in een vak tot een hele afstudeeropdracht; de studiebelasting is dus instelbaar.
•
Aantal maanden/jaren dat er ervaring is opgedaan met dit type leerpraktijk in deze vorm; Een testgroep van 300 studenten en 40 docenten van 20 opleidingen heeft TISO gedurende 20 maanden in wisselende groepen getest in de onderwijspraktijk. Alle gebruikers stonden achteraf positief tegenover het toekomstig gebruik van TISO en de mogelijkheid om de projectpraktijk in het onderwijs te introduceren. Het complete evaluatierapport is te lezen op www.TISOweb.nl.
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
61
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
•
Mate waarin of wijze waarop verschillende actoren eventueel betrokken zijn bij de praktijk; Beoogde gebruikers van TISO-web: BA en MA-opleidingen op HBO of WO-niveau met ten minste 10 ECTS aan Informatiesystemenonderwijs. Hieronder vallen in ieder geval de volgende opleidingen:
o
(Bedrijfs, Technische) Informatica
o
(Bedrijfs, Technische) Informatiekunde
o
(Technische) Bedrijfskunde
•
Meerwaarde voor alle betrokkenen van de samenwerkingsvorm Door authentieke projectdossiers aan het onderwijs beschikbaar te stellen, laten bedrijven, onderwijsinstellingen en de overheid zien hoe automatiseringstrajecten in "het echt" worden uitgevoerd. Alle bedrijven/instellingen, ook die geen projectdossiers aanleveren, profiteren van de kloof die hierdoor wordt gedicht tussen onderwijs en de praktijk buiten de onderwijsinstelling. Tevens kunnen zij een kijkje nemen in de keuken bij andere automatiseringsprojecten. Studenten die gebruik maken van de projectdossiers binnen TISO leren
o
voortbouwen op het werk van professionals,
o
samenhang binnen echte projecten te analyseren,
o
informatiesystemen te ontwikkelen, beheren en/of managen,
o
samenwerken/communiceren met interne afdelingen en klanten
o
hoe projecten gedocumenteerd moeten worden
o
projecten procesmatig aan te pakken. De partijen die projectdossiers beschikbaar stellen binnen TISO, zetten niet alleen hun eigen praktijk in de spotlight, maar kunnen tevens profiteren van deze competenties zodra de studenten de praktijk in gaan. Bedrijven zien het beschikbaar stellen van een dossier als methode om in de praktijk goed ingevoerd personeel te werven. Docenten ontwikkelen leertaken rondom de projectdossiers en kunnen zelf nieuwe leertaken en projectdossiers inbrengen. Voor docenten levert TISO tijdsbesparing op en voor de opleidingen kostenbesparing doordat ervaringen, kennis en leermaterialen gedeeld worden.
•
Eventuele betrokkenheid van andere ondersteuners bij de leerpraktijk [technisch, inhoudelijk]; TISO is vanuit de Digitale Universiteit ontwikkeld en wordt geëxploiteerd door de Open Universiteit Nederland en de Hogeschool van Amsterdam in samenwerking met de community van gebruikers. De community van gebruikers wordt technisch ondersteund door een forum en inhoudelijk door personen van de OUNL en de HvA. De technische exploitatie van het TISO-web ligt bij het ICT Servicecentrum van de Open Universiteit Nederland.
•
Verwijzingen naar URL met relevante informatie over de onderzochte leerpraktijk; http://www.TISOweb.nl
•
2.
Aspecten van blended learning
2.1
Soorten leerprocessen
Type leerdoelen dat wordt nagestreefd [competenties, kennis, vaardigheden, attitudes]; Studenten die gebruik maken van de projectdossiers binnen TISO leren
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
62
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
-
voortbouwen op het werk van professionals,
-
samenhang binnen echte projecten te analyseren,
-
informatiesystemen te ontwikkelen, beheren en/of managen,
-
hoe samenwerken/communiceren met interne afdelingen en klanten plaatsvindt
-
hoe projecten gedocumenteerd moeten worden
-
projecten procesmatig aan te pakken.
•
Aanvullende typering van de leerpraktijk [leren in de praktijk, leren in of buiten school]; Het TISO-web is een uitbreiding op de leerpraktijk door het beschikbaar stellen van authentieke cases ondersteund door leertaken. Studenten leren het vak binnen een praktische context, in plaats van het doen van oefeningen in een van de praktijk geïsoleerde onderwijssituatie.
•
Formeel/informeel leren; TISO bevindt zich binnen een formele leerpraktijk en biedt via een online community alle gebruikers (studenten/docenten) en leveranciers van cases (bedrijven, overheid en onderwijsinstellingen) de gelegenheid ervaringen, kennis en leermaterialen te delen. Zo wordt ook het informeel leren voor alle betrokkenen gefaciliteerd met het doel de kloof tussen onderwijs en bedrijfsleven te verkleinen.
2.2 •
Didactische strategie
Individueel leren, samenwerkend leren of combinaties hiervan [parallel of serieel uitgevoerd]; en Mate waarin sprake is van al dan niet geëxpliciteerde didactische strategieën [werkvormen]; De vorm waarin de case binnen de leerpraktijk wordt gebruikt is afhankelijk van de ontworpen leertaken. Een docent kan een bestaande leertaak overnemen of een nieuwe ontwikkelen en laten publiceren op het TISO-web. Voorbeelden van leertaken zijn
-
Leertaak voor docenten (kennismaken met TISO-web),
-
Professionele discretie (gebruikers bewust maken van vertrouwelijkheid gegevens in dossiers),
-
Evaluatie businesscase,
-
Bedrijfsproces analyse,
-
Test driven development,
-
E-mailuitbreiding,
-
Proces Analyse: requirements/hermodelleren/inventarisatie Het TISO-web is niet afhankelijk van een onderwijsfilosofie en kan in vele onderwijssituaties toegepast worden: van practica tot hoorcolleges. Ook kan het TISO-web gebruikt worden voor onderzoek en scripties.
•
Mate van externe sturing en begeleiding bij leerprocessen in de leerpraktijk [ondersteuning], c.q. rollen van alle actoren Een onderwijsinstelling wijst een TISO-instellingscoördinator aan die de lijst met geautoriseerde docenten beheert. Docenten geven hun studenten toegang tot het TISO-web. Docenten kunnen onderling en met de exploitanten van het TISO-web of met de contactpersonen van de bedrijven discussiëren via de fora. Studenten kunnen met docenten of onderling communiceren via het forum.
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
63
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
2.3 •
Type leeromgevingen
Kenmerken van leeromgeving of van combinaties van leeromgevingen; Binnen het TISO-web worden de projectdossiers en de leermaterialen ter beschikking gesteld. Docenten kunnen leertaken inbrengen. Via verschillende fora kunnen docenten en studenten zowel onderling als met elkaar via thema’s van gedachten wisselen over de dossiers en leertaken en de toepassing van het TISO-web in het onderwijs. Elke student en docent binnen de opleiding die deelneemt aan TISO, kan met een persoonlijke account toegang krijgen tot alle dossiers (de cases) en leertaken.
•
Instrumenten binnen een elektronische omgeving [website, portal, ELO, DPF, Wiki, blog]; TISO is een webportal, een depot met leertaken en dossiers en een forum voor communicatie.
•
Hardware die wordt gebruikt in relatie tot de elektronische omgeving [pc, pda, mobiel]; Het TISO-web wordt benaderd via een internet-browser.
•
Mate waarin er technische ondersteuning vereist is bij processen binnen de leerpraktijk; Er is geen technische ondersteuning vereist.
•
Media die worden ingezet bij ontwikkeling, uitwisseling en beheer van leerinhouden; In het TISO-web worden leertaken aangeboden in pdf- en word-formaat. De dossiers bevatten documenten in allerlei formaten. Daarnaast worden ter ondersteuning van het leerproces multimedia presentaties over de dossiers in de vorm van video en audio aangeboden.
•
Vormen van communicatie [en combinaties], en de middelen die daarbij worden ingezet. Er zijn drie fora in het TISO-web beschikbaar, een contactformulier naar het e-mailadres:
[email protected] en het telefoonnummer van de TISO-coördinator.
•
Mate waarin verschillende actoren samenwerken (onderwijs – bedrijfsleven – overheid) Zowel onderwijs, bedrijfsleven als de overheid kunnen cases (dossiers) aanleveren binnen TISO. Bij het beschikbaar stellen van TISO (1 januari 2007) bevat de webportal 13 projectdossiers (twaalf in het Nederlands en een in het Engels). De exploitanten (OUNL en HvA) zullen voortdurend actief dossiers en leertaken werven.
3. •
Effectiviteit
Perceptie van de effectiviteit van de leerpraktijk door de gebruiker en door andere partijen; Op basis van de evaluatie uitkomsten (zie www.TISOweb.nl) kunnen we concluderen dat het overgrote deel van de studenten uit de testgroep vindt dat TISO-web veel inzicht geeft in de praktijk. Bovendien worden de leertaken door bijna alle studenten interessant of zelfs zeer interessant gevonden. Ook docenten staan positief tegenover het gebruik van TISO in hun leerpraktijk.
•
Vormen van toetsing, beoordeling of assessment die al of niet expliciet worden gehanteerd; Evaluatie onder gebruikers (halfjaarlijks tijdens testperiode).
•
Mate waarin sprake is van een systematische kwaliteitsbewaking en kwaliteitsontwikkeling.
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
64
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
Tijdens testperiode hebben docenten en studenten TISO getest en aanbevelingen voor verbetering gedaan. Proces van kwaliteitsbewaking en –ontwikkeling na het in gebruik stellen van TISO op 1 januari 2007 verloopt als volgt. Er zijn twee aspecten aan kwaliteit: technisch: de performance en beschikbaarheid van de portal wordt gewaarborgd door het ICT Servicecentrum van de Open Universiteit Nederland onderwijskundig: de leertaken worden geredigeerd en op volledigheid gecontroleerd voordat ze op het TISO-web worden geplaatst. De leertaken worden gebruikt in het onderwijs van de gebruikende instellingen en vallen daarmee binnen de eigen kwaliteitszorg. •
Mogelijkheid tot opschaling Het idee achter TISO om de kloof tussen onderwijs en bedrijfsleven de dichten is een vraagstuk dat bij veel opleidingen speelt. Het concept achter TISO is eenvoudig opschaalbaar naar andere opleidingen aangezien de inrichting van dit systeem niet afhankelijk is van de onderwerpen van de leerinhouden. Momenteel onderzoekt het TISO projectteam verschillende mogelijkheden voor opschaling.
•
Mate waarin de leerpraktijk bijdraagt aan het principe van Leven-Lang-Leren. TISO levert niet alleen een leereffect op bij studenten. Ook docenten kunnen een leven-lang-leren van de ervaringen, kennis en materialen die alle betrokkenen beschikbaar stellen binnen TISO. Werknemers van de betrokken bedrijven/onderwijs- en overheidsinstellingen kunnen kennisnemen van TISO als student bij een deelnemende instelling; TISO is alleen toegankelijk via onderwijsinstellingen.
4. •
Innovatief karakter
Mate waarin gesproken kan worden van 'innovatief' [inhoud, didactiek, techniek, organisatie]; De samenwerking tussen onderwijs, overheid en bedrijfsleven binnen TISO bepaalt voor een groot deel het innovatieve karakter van dit project. TISO draagt de visie uit van een vliegwiel waarbij bedrijven de beroepspraktijk inbrengen in het onderwijs, studenten hierdoor een beter beeld krijgen over de beroepspraktijk, daardoor sneller ingewerkt raken en gemotiveerd zijn om hun eigen ervaringen in de vorm van dossiers terug te geven aan het onderwijs.
•
Veranderende eisen die worden gesteld aan student/deelnemer/docent/trainer/begeleider; De onderwijsinhoud wordt met TISO verrijkt waardoor studenten (en docenten) zich kunnen richten op competenties die meer en meer aansluiten op de praktijk buiten de onderwijsinstelling. De authentieke dossiers die binnen TISO beschikbaar zijn, stellen de docenten in de gelegenheid leertaken te definiëren die nog realistischer zijn dan de alom bekende oefencases uit het bedrijfsleven waarbij het leermateriaal aangepast word aan de onderwijspraktijk.
•
Mate waarin de leerpraktijk aansluit bij of kan worden aangesloten op bestaande initiatieven. TISO is te gebruiken binnen een elektronische leeromgeving zoals Blackboard. Verder is het concept achter TISO zo vormgegeven dat zij kan aansluiten bij elke onderwijspraktijk.
5. Bijdrage aan oplossen systeemfalen / maatschappelijke relevantie
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
65
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
•
Op welke wijze levert de leerpraktijk een bijdrage aan het oplossen van systeemfalen/ maatschappelijke relevantie? De samenwerkingsvorm binnen TISO tussen onderwijs, bedrijfsleven en overheid zorgt voor onderwijsinhoud binnen een realistische context op basis van authentieke materialen: belevingsonderwijs. Dit maakt het informatiesystemenonderwijs voor docent en student aantrekkelijker, kwalitatief beter en effectiever. De kloof tussen onderwijs en praktijk wordt hiermee kleiner en een leven-lang-leren wordt voor studenten, docenten en medewerkers van de betrokken bedrijven en overheidsinstellingen gefaciliteerd. De leerpraktijk draagt bij aan oplossen van systeemfalen met betrekking tot onvoldoende aantrekkelijk onderwijs en onvoldoende transparantie en kennisdiffusie.
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
66
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
12
Politie Kennis Net [Politieacademie] 1. •
Algemene en kwantitatieve gegevens
Titel en doelstelling case Om kennismanagement en het oplossen van complexe problemen te ondersteunen, heeft de politieacademie in samenwerking met de korpsen het Politie Kennis Net (PKN) ontwikkeld. Het PKN
-
bestaat uit de volgende onderdelen en wordt continue doorontwikkeld: Een kennisbank met gevalideerde kennis
-
Een netwerk met verschillende functionaliteiten
-
Een ondersteunende organisatie met inmiddels 130 medewerkers
•
Betrokken instellingen, organisaties en/of bedrijven [afhankelijk van eisen rond anonimiteit]; Politieacademie, KLPD en de 25 regiokorpsen zijn vanaf 2000 gestaag aangesloten. Inmiddels neemt ook een aantal ketenpartners deel (KMAR, OM, AIVD), en wordt dat ook nog steeds uitgebreid.
•
Actoren (met kenmerken) per instelling/organisatie (aantal betrokken studenten, deelnemers of werknemers in een leerpraktijk [en per tijdvak]; aantal betrokken docenten/trainers en/of begeleiders/tutoren/moderatoren, of anderszins); Van het totale bestand aan politiepersoneel (54.000 fte), behoren de volgende geledingen tot de
-
potentiële gebruikersgroep van PKN: aantal politiemensen operationeel: 30.000
-
aantal docenten: 1500 (extern/ intern)
-
aantal studenten: 10.000; studenten worden soms ook geteld als werknemers (postinitieel, duaal) Het aantal medewerkers van Kennisnetwerk, de organisatie die alle kennisdiensten, waaronder PKN aanbiedt, is inmiddels opgelopen tot 130 (in 2000 gestart met 3 man). De specifieke groep die PKN exploiteert, bestaat uit 8 kennismakelaars die elk een deel van de 700 auteurs verdeeld naar kennisdomeinen coördineren, 8 redacteuren, 30 moderatoren de communities die per domein zijn ontstaan ondersteunen, leden van 25 expertgroepen die kennis valideren, en mensen die werken als ontwikkelaar, webmaster of accountmanager.
•
Kennisdomein, beroependomein of sociale praktijk waarop de leerpraktijk betrekking heeft; Operationeel politiewerk (in de breedte, op alle niveaus) en in toenemende mate activiteiten op het bredere terrein van veiligheid.
•
Doorlooptijd van de leerpraktijk en [studie]belasting, indien hiervan natuurlijk sprake is; Continue
•
Aantal maanden/jaren dat er ervaring is opgedaan met dit type leerpraktijk in deze vorm; PKN bestaat sinds 2000, en heeft inmiddels een enorme groei doorgemaakt. Nog steeds gaat de groei door mbt content ontwikkeling, gebruik, betrekken van ketenpartners en internationale partners. De groei manifesteert zich ook in het ontstaan van aanpalende portals. Zo heeft Kennisnetwerk – naar analogie van PKN- een Europees net (European Police Learning Network) gebouwd dat in 2006 is overgenomen door Cepol, de Europese politieacademie die in Engeland is gevestigd.
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
67
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
Voor de landen buiten de EU is IPEP (Ingternational Police Expertise Platform) ontwikkeld. In 2005 is ook een aanzet gegeven aan het NVN (Nederlands VeiligheidsNet) om de kennisuitwisseling tussen ketenpartners te ondersteunen. •
Mate waarin of wijze waarop verschillende actoren eventueel betrokken zijn bij de praktijk; PKN heeft een eigen afdeling met kennismakelaars en redacteuren die fulltime in dienst zijn. Daarnaast is er ondersteund personeel. Met de start van een vijftal lectoraten in 2005 wordt er ook toegepast onderzoek verricht zodat er ook sociaal-wetenschappelijke kennis kan worden toegevoegd aan de kennisbank van PKN. Daarmee wordt de praktijkkennis meer ‘evidence based’ . Gebruikers van PKN – zoals de politiemensen uit de korpsen of vanuit de opleidingen - kunnen nieuwe kennis of discussiepunten inbrengen via Communities of Practice (CoP). Dit kan leiden tot nieuwe kennis die vanuit het Politie Discussie Net in het Politie Kennis Net terecht komt. ‘Tacit knowledge’ kan op deze manier expliciet worden gemaakt en worden geformaliseerd tot ‘permanent knowledge‘ ter ondersteuning van werk en opleiding.
•
Meerwaarde voor alle betrokkenen van de samenwerkingsvorm Werkenden leren en lerend werken. Problemen kunnen steeds meer en beter multidisciplinair (en ook internationaal) worden benaderd en aangepakt.
•
Verwijzingen naar URL met relevante informatie over de onderzochte leerpraktijk; Æ www.ipep.info Dit is een Engelstalige openbare site waarin staat hoe het PKN werkt, uit welke onderdelen het bestaat etc. Een en ander is gericht op het internationale werkveld.
•
2.
Aspecten van blended learning
2.1
Soorten leerprocessen
Type leerdoelen dat wordt nagestreefd [competenties, kennis, vaardigheden, attitudes]; Kennismanagement over verschillende organisatieonderdelen heen, in samenwerking met ketenpartners en in internationaal verband. Als job-aid, en om complexe problemen beter met elkaar te kunnen oplossen.
•
Aanvullende typering van de leerpraktijk [leren in de praktijk, leren in of buiten school]; Het Politie Kennis Net bestaat uit een website die is opgebouwd rond meer dan 20 domeinen, zoals Openbare Orde, Opsporing, Vreemdelingenzorg, Drugs etc. Bij elk domein worden vaste categorieën gegeven, te weten: regelgeving, werkproces, protocol, achtergrond, praktijkervaring, discussie, onderwijs, partners. Deze zijn ingevuld met feitelijke kennis, procedures, formulieren, stappenplannen, achtergrondinformatie, verhalen uit de praktijk, onderwijstoepassingen van informatie met oefeningen, discussiemogelijkheden en links naar partners. Waar mogelijk worden vaste structuren gebruikt en templates om nieuwe informatie te ordenen en overzicht te bewaren.
•
Formeel/informeel leren; PKN ondersteunt informeel leren binnen een ‘lerende politieorganisatie’. Maar ook wordt in de categorie Onderwijs (zie het vorige punt) lesstof aangeboden die docenten kunnen gebruiken in het
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
68
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
onderwijs. Dit gebeurt naar eigen inzicht en met eventuele bewerking van de docenten zelf. Studenten kunnen het PKN ook gebruiken om op eigen initiatief opgaven en/of cases op te lossen.
2.2 •
Didactische strategie
Individueel leren, samenwerkend leren of combinaties hiervan [parallel of serieel uitgevoerd]; Met het Politie Kennis Net kan op eigen initiatief informeel, alleen of in samenwerking worden geleerd. Ook kan een docent besluiten lesstof uit het PKN te gebruiken, en dit op geheel eigen wijze te integreren in de lessen door het aanbrengen van ‘deeplinks’ vanuit kernopgaven en leergangen.
•
Mate waarin sprake is van al dan niet geëxpliciteerde didactische strategieën [werkvormen]; Het PKN is ontwikkeld vanuit een visie op kennismanagement waarbij de werkprocessen van de politie en de kennisdomeinen centraal staan. De werkprocessen worden gekoppeld aan de verschillende partners waarmee de politie samenwerkt, en hangen samen met de diverse doelen waarvoor kennis nodig is (praktijk, juridisch, bedrijfsvoering, leren, etc.). De kennisdomeinen zijn onderverdeeld in thema’s. Om kennismanagement systematisch te ondersteunen wordt gewerkt aan de hand van de “kenniswaardeketen”. In dit model wordt kennis verzameld, veredeld, gevalideerd, verspreid en gebruikt. Dit gebeurt door de inzet van auteurs, moderatoren, kennismakelaars, redacteuren, expertgroepen, webmasters en managers.
•
Mate van externe sturing en begeleiding bij leerprocessen in de leerpraktijk [ondersteuning], c.q. rollen van alle actoren Momenteel coördineren 8 kennismakelaars elk een thematisch kennisdomein, waarbij enerzijds redacties van auteurs en moderatoren kennis verzamelen en anderzijds expertgroepen zich buigen over de validatie hiervan. Veredelde en gevalideerde kennis wordt vervolgens verspreid via het stramien van het Politie Kennis Net en gekoppeld aan de (geautomatiseerde) werkprocessen van de korpsen
2.3 •
Type leeromgevingen
Kenmerken van leeromgeving of van combinaties van leeromgevingen [fysiek (onderwijs/bedrijfsleven) en virtueel]; De werk- en leeromgeving van het operationele politiepersoneel bevindt zich buiten, op het bureau en op school. Studenten van de politieacademie worden duaal opgeleid en wisselen 3 maanden school af met 3 maanden praktijk. Postinitiële politieopleidingen kennen eveneens een sterke praktijkcomponent. De opleidingen worden ondersteund door een e-campus, een virtuele leeromgeving die is ontwikkeld in Blackboard. Hieraan gekoppeld is de kennisbank van het Politie Kennis Net.
•
Instrumenten binnen een elektronische omgeving [website, portal, ELO, DPF, Wiki, blog]; Het Politie Kennis Net staat centraal. Je komt er vanuit een startpagina (een portaal). Het kennisnet is naar buiten toe gekoppeld aan de politiewebsite voor de burgers, websites van ketenpartners en internationale organisaties. Intern zijn er koppelingen naar studie- en discussiegroepen en de ecampus.
•
Hardware die wordt gebruikt in relatie tot de elektronische omgeving [pc, pda, mobiel]; PC, mobiele toegankelijkheid staat op het wensenlijstje voor toekomstige doorontwikkelingen
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
69
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
•
Mate waarin er technische ondersteuning vereist is bij processen binnen de leerpraktijk; Ondersteuning gebeurt door interne ICT-diensten.
•
Media die worden ingezet bij ontwikkeling, uitwisseling en beheer van leerinhouden; Software voor ontwikkeling van content is ingekocht (oa Easy Generator).
•
Vormen van communicatie [en combinaties], en de middelen die daarbij worden ingezet. E-mail, discussienet (tekstueel)
•
Mate waarin verschillende actoren samenwerken (onderwijs – bedrijfsleven – overheid) Politieacademie, KLPD en de 25 regiokorpsen zijn vanaf 2000 aangesloten. Inmiddels neemt ook een aantal ketenpartners deel (KMAR, OM, AIVD, Departementen), het informatiepunt politie.nl voor burgers en bedrijven, en internationale organisaties als CEPOL (EPLN).
3. •
Effectiviteit
Perceptie van de effectiviteit van de leerpraktijk door de gebruiker en door andere partijen; Het Politie Kennis Net wordt momenteel 100.000 keer per maand bezocht (korpsen en onderwijs). De potentiële doelgroep bestaat uit circa 35.000 personen (operationeel politiepersoneel + docenten/ studenten vanuit de opleidingen). Actief meedoen gebeurt door 3500 mensen per maand. Er wordt actief gewerkt aan nog meer bekendheid en gebruik onder het personeel. Ook wordt gewerkt aan externe bekendheid en goed gebruik van PKN door ketenpartners.
•
Vormen van toetsing, beoordeling of assessment die al of niet expliciet worden gehanteerd; Verzamelde kennis wordt gevalideerd in expertgroepen. De leden hiervan zijn geselecteerd (aangewezen) en hebben een goede staat van dienst en expertise.
•
Mate waarin sprake is van een systematische kwaliteitsbewaking en kwaliteitsontwikkeling. Cijfers worden bijgehouden van gebruik, doorlopend wordt bekeken welke aanpassingen nodig zijn en vindt er doorontwikkeling plaats.
•
Mogelijkheid tot opschaling Initiatieven daartoe worden genomen richting nog meer ketenpartners, landelijke organisaties voor burgers en bedrijven en in international (politie) verband.
•
Mate waarin de leerpraktijk bijdraagt aan het principe van Leven-Lang-Leren. Werkenden leren en lerenden werken. Problemen kunnen steeds meer en beter multidisciplinair (en ook internationaal) worden benaderd en aangepakt.
4. •
Innovatief karakter
Mate waarin gesproken kan worden van 'innovatief' [inhoud, didactiek, techniek, organisatie]; Integrale aanpak is grondig doordacht, inhoud wordt gestroomlijnd langs model van de kenniswaardeketen. Informeel en formeel leren is aan elkaar gerelateerd, evenals de systemen die hiervoor worden ingezet. Kennis kan ‘stromen’, van praktijk naar opleiding, van informeel naar formeel.
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
70
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
•
Veranderende eisen die worden gesteld aan student/deelnemer/docent/trainer/begeleider; Actieve participatie van politiepersoneel is nodig om dit systeem van kennismanagement te laten werken. Dit vraagt om een zelfstandige houding van de mensen, die is gericht op levenslang en samen met anderen (willen) leren en werken. Dit is ook nodig om een continue kwaliteitsborging van het politiepersoneel te kunnen garanderen in een dynamische en complexe samenleving.
•
Mate waarin de leerpraktijk aansluit bij of kan worden aangesloten op bestaande initiatieven Aangesloten wordt intern bij de politieopleidingen, en extern bij ketenpartners en bij partners in internationaal verband. Zowel op Europees als internationaal niveau neemt PKN een leidende positie in als gevolg van de goed doordachte architectuur en de sterk verankerde auteursorganisatie.
5. •
Bijdrage aan oplossen systeemfalen / maatschappelijke relevantie
Op welke wijze kan de leerpraktijk een bijdrage leveren aan het oplossen van systeemfalen / maatschappelijke relevantie? Met het PKN kan het politiekorps sneller en beter reageren op maatschappelijke problemen, deze meer integraal aanpakken en dit steeds meer in samenwerking met ketenpartners en/of binnen EUverband gestalte geven. De leerpraktijk draagt bij aan oplossen van systeemfalen met betrekking tot coördinatieproblemen en onvoldoende transparantie en kennisdiffusie.
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
71
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
13
Behrloo [Politieacademie] 1. •
Algemene en kwantitatieve gegevens
Titel praktijk: De virtuele stad Behrloo; een internetgebaseerde simulatieomgeving waarin studenten competentiegericht kunnen oefenen met kritische en/of veelvoorkomende praktijksituaties.
•
Betrokken instellingen Politieacademie (duale opleiding) en politiekorpsen, Meldkamerdomein, NIFV, TriMM (ontwikkelaar van de Behrloo engine).
•
Actoren (met kenmerken) per instelling/organisatie (aantal betrokken studenten, deelnemers of werknemers in een leerpraktijk [en per tijdvak]; aantal betrokken docenten/trainers en/of begeleiders/tutoren/moderatoren, of anderszins); Een Behrloo-casus wordt in de initiële opleiding van de Politieacademie, door ca. 800 studenten per jaar gebruikt. In de specialistische opleidingen worden de casussen gebruikt door zo’n 30 tot 75 studenten per jaar. Behrloo wordt via de docenten aan studenten aangeboden. Een studentgroep is 20 a 25 man/vrouw groot.
•
Beroependomein Initiële en postinitiële opleidingen voor politiemedewerkers
•
Doorlooptijd van de leerpraktijk en [studie]belasting, indien hiervan natuurlijk sprake is; Elke casus staat voor 4 tot 16 uur studietijd. Dat is afhankelijk van hoe de docent de casus inzet in het onderwijs.
•
Aantal maanden/jaren dat er ervaring is opgedaan met dit type leerpraktijk in deze vorm; Dit is het tweede studiejaar dat Behrloo als complete omgeving wordt ingezet. De ontwikkeling van Behrloo als simulatie is in 2002 gestart met een pilot. In 2004 is de pilot omgezet in een Politieacademie-breed project.
•
Mate waarin of wijze waarop verschillende actoren eventueel betrokken zijn bij de praktijk De casussen worden ontwikkeld en aangeleverd door de Politieacademie in samenspraak met docenten en personeel vanuit de korpsen.
•
Meerwaarde voor alle betrokkenen van de samenwerkingsvorm Studenten leren actief, praktijkgericht, ook wanneer zij op school zijn. Docent geeft invulling aan het competentiegerichte curriculum. Korpsen krijgen studenten die ook tijdens de perioden op school leren werken met een zinvolle, praktijkgerichte focus.
•
Eventuele betrokkenheid van andere ondersteuners bij de leerpraktijk [technisch, inhoudelijk]; Technisch: externe ontwikkelaar van de Behrloo-engine, ontwikkeltool en docenttool (TriMM). Onderwijskundig: Interne ontwerpers en ontwikkelaars (via de ontwikkeltool) van de casussen. Inhoudelijk: docenten spelen een belangrijke rol als inhoudsdeskundigen.
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
72
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
•
Verwijzingen naar URL met relevante informatie over de onderzochte leerpraktijk; Iedereen kan de lineaire rondleiding in Behrloo volgen via http://behrloo.politieacademie.nl/ (login met e-mail adres, vul geen wachtwoord in). De casussen zijn in tegenstelling tot de rondleiding juist niet lineair. De student moet zelf zijn eigen pad kiezen en beargumenteren en wordt vervolgens geconfronteerd met de consequentie van zijn handelingen.
•
2.
Aspecten van blended learning
2.1
Soorten leerprocessen
Type leerdoelen dat wordt nagestreefd [competenties, kennis, vaardigheden, attitudes]; In Behrloo word je competentiegericht getraind in het adequaat handelen naar aanleiding van incidenten of (toekomstige) situaties die om politieel handelen vragen.
•
Aanvullende typering van de leerpraktijk [leren in de praktijk, leren in of buiten school]; De Politieacademie biedt een duale opleiding aan, waarbij zes beroepsniveaus worden onderscheiden van MBO tot WO-niveau (initieel en postinitieel). In het initiële politieonderwijs wordt het leren op het instituut elke drie maanden afgewisseld met werkend leren in het korps en v.v.. Complexe vaardigheden kunnen zo binnen de opleiding worden geoefenend, en in de praktijk worden toegepast. In het postinitiële onderwijs vindt een frequentere afwisseling plaats.
•
Formeel/informeel leren De Politieacademie biedt een formeel leertraject aan. Voor studenten ontstaat met name een wisselwerking tussen formeel en informeel leren tijdens de praktijkperiodes, waarbij zij actief worden ingezet in de korpsen.
2.2 •
Didactische strategie
Individueel leren, samenwerkend leren of combinaties hiervan [parallel of serieel uitgevoerd]; Uitgangspunt is om competentiegericht, constructivistisch, contextgebonden en duaal te werken en leren. Samenwerking komt aan de orde wanneer dit het leren bevordert of onderdeel is van een authentieke leertaak. Voor individuele leertaken die open en complex zijn, wordt samenwerking in de opleiding ingezet om tot discussie en verdieping van inzicht te komen. Samenwerking in Behrloo gebeurt met gesimuleerde tegenspelers in de simulatie. Momenteel worden de mogelijkheden van ‘online multi user role playing’ onderzocht.
•
Mate waarin sprake is van al dan niet geëxpliciteerde didactische strategieën [werkvormen]; Competentiegericht en studentgecentreerd opleiden betekent dat steeds expliciet gezocht wordt naar een optimaal samenspel van kennis en inzicht, vaardigheden, houding, persoonlijke eigenschappen en ervaring om kritische en toekomstige werkzaamheden in de praktijk goed te leren uitvoeren. Daarbij moet de student zelf(standig) een actieve rol vervullen om zijn competenties te verwerven en heeft de docent en praktijkcoach een begeleidende rol. Behrloo biedt hiervoor goede mogelijkheden.
•
Mate van externe sturing en begeleiding bij leerprocessen in de leerpraktijk [ondersteuning], c.q. rollen van alle actoren
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
73
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
De docent begeleidt in de onderwijsperiode op de Politieacademie en de praktijkcoach tijdens het werkend leren. Dit gebeurt zowel face-to-face als met digitale hulpmiddelen. In Behrloo wordt feedback verzorgd vanuit het simulatiesysteem, gecombineerd met terugkoppeling van de docent en medestudenten.
2.3 •
Type leeromgevingen
Kenmerken van leeromgeving of van combinaties van leeromgevingen [fysiek (onderwijs/bedrijfsleven) en virtueel]; Behrloo is een internetgebaseerde simulatieomgeving waarin studenten kritische of veelvoorkomende praktijksituaties oefenen tijdens hun opleiding aan de academie. Behrloo wordt als deel of geheel multifunctioneel ingezet voor verschillende onderwijsdoeleinden, in zowel de initiële als postinitiële opleiding. De docent bepaalt daarbij de samenhang tussen het gebruik van Behrloo, de fysieke lesonderdelen en wat er aan samenwerking en begeleiding plaatsvindt buiten het systeem. Voor de studenten betekent het werken in Behrloo dat zij hun competenties ontwikkelen verdeeld over simulatie, fysieke opleiding en werkpraktijk.
•
Instrumenten binnen een elektronische omgeving [website, portal, ELO, DPF, Wiki, blog]; Behrloo is onderdeel van de E-Campus met een koppeling naar de elektronische leeromgeving Blackboard waar alle studenten van de academie en hun begeleiders toegang toe hebben.
•
Hardware die wordt gebruikt in relatie tot de elektronische omgeving [pc, pda, mobiel]; Geen bijzonderheden
•
Mate waarin er technische ondersteuning vereist is bij processen binnen de leerpraktijk; Technische ondersteuning wordt geleverd vanuit de ontwikkelgroep van Behrloo en de afdeling ICTS. In de toekomst zal dit volledig verschuiven naar functioneel beheer van de afdeling ICT.
•
Media die worden ingezet bij ontwikkeling, uitwisseling en beheer van leerinhouden; Momenteel worden alle casussen ontwikkeld door onderwijskundigen en ontwikkelaars van de Politieacademie middels de ontwikkeltool van Behrloo. In de toekomst zal deze tool gebruikervriendelijker worden, zodat ook docenten en studenten zelf cases kunnen toevoegen aan het systeem.
•
Vormen van communicatie [en combinaties], en de middelen die daarbij worden ingezet. Interactie in Behrloo loopt via hotspots, tekstuele en auditieve dialogen. De student bepaalt zijn eigen richting door het programma, door zijn actie te kiezen. Hij/zij kan via kaartnavigatie naar een andere bestemming, contacten leggen met andere personen/collega’s via tekstuele dialogen/mail/telefoongesprekken, de persoonlijke uitrusting gebruiken om objecten in beslag te nemen/notities of vingerafdrukken te maken etc. De student bepaalt uiteindelijk zelf wat hij of zij doet, maar wordt vervolgens geconfronteerd met de consequenties van de gemaakte handelingen. Groepscommunicatie in Behrloo gebeurt nu via een geïntegreerd programma Multiteam. Daarnaast worden andere interactiemogelijkheden nader onderzocht. Wel vindt fysieke of digitale communicatie met medestudenten buiten Behrloo plaats in de klas of via de digitale hulpmiddelen zoals e-mail of discussiefora in Blackboard. De docent communiceert ook fysiek, of digitaal via de docenttool in Behrloo, e-mail of discussiefora in Blackboard.
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
74
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
•
Mate waarin verschillende actoren samenwerken (onderwijs – bedrijfsleven – overheid) Het komend jaar wordt Behrloo ook uitgebreid met cases van ketenpartners, zoals de brandweer, meldkamerdomein en Landelijk Overleg Milieu. Opschaling naar vakgebieden of domeinen bij hogescholen is ook mogelijk, hiervoor worden momenteel contacten gelegd.
3. •
Effectiviteit
Perceptie van de effectiviteit van de leerpraktijk door de gebruiker en door andere partijen; Studenten geven aan dat ze het prettig vinden om in een contextrijke omgeving te kunnen oefenen. Het geeft een realistisch beeld en meer houvast om straks ook de praktijk in te gaan. Je kunt in een veilige omgeving oefenen, fouten maken en daarop feedback ontvangen. Docenten vinden het een aanvullende manier van werken. In een virtuele omgeving kun je studenten laten oefenen en ervaring op laten doen. Meer dan als je ze ‘losse’ informatie en/of media aanbiedt. In Behrloo moeten studenten hun eigen pad bepalen en kunnen beargumenteren. Iedereen is zelfstandig op zijn eigen niveau aan het werk en het leren.
•
Vormen van toetsing, beoordeling of assessment die al of niet expliciet worden gehanteerd; De inzet van Behrloo in het onderwijs is afhankelijk van de casus en de docent. In Behrloo zelf los je problemen op, door te handelen in de omgeving. Sommige studenten gebruiken Behrloo als voorbereiding op de proeve van bekwaamheid (toetsvorm); zij doorlopen een casus nog even om het ‘gevoel van beheersing’ te testen of om te kijken hoe het ook al weer gaat. Inmiddels is 1 proeve van bekwaamheid bijna klaar om te gebruiken en in 2007 wordt gestart met de ontwikkeling van een tweede proeve.
•
Mate waarin sprake is van een systematische kwaliteitsbewaking en kwaliteitsontwikkeling. Onderwijskundig is Behrloo gebaseerd op het constructivistische leerprincipe. Bij het casusontwerp wordt o.a. het 4C/ID model gebruikt. Stroomlijning van doelen, opdrachten, activiteiten en resultaten is hierdoor goed op elkaar afgestemd. Inhoudelijke experts zijn betrokken bij de ontwikkeling van de cases. Deze kennen de werkelijkheid. Docenten zorgen voor inbedding van de simulatie in de praktijk, ook dit wordt onderwijskundig onderbouwd en ingekaderd.
•
Mogelijkheid tot opschaling Het komend jaar wordt Behrloo uitgebreid met nieuwe politiële cases. Daarnaast wordt gekeken naar cases i.s.m. van ketenpartners. Hierdoor kunnen studenten nog meer multidisciplinair gaan samenwerken en van elkaar leren. Aan opschaling richting hogescholen wordt momenteel gewerkt. Tevens worden de mogelijkheden van 3D en online interactiemogelijkheden verder onderzocht
•
Mate waarin de leerpraktijk bijdraagt aan het principe van Leven-Lang-Leren. Studenten ervaren in hoge mate het samengaan van leer- en werkprocessen. Dit kan hun houding ten opzichte van levenslang leren positief beïnvloeden. Dit is ook nodig aangezien zij na hun initiële opleiding geregeld te maken zullen krijgen met nieuwe informatie, wijziging van werkwijzen en al dan niet geformaliseerde na- en bijscholingstrajecten.
4. •
Innovatief karakter
Mate waarin gesproken kan worden van 'innovatief' [inhoud, didactiek, techniek, organisatie];
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
75
Definitief Verkennend onderzoek Learning Blends
Tien jaar geleden bestonden er al digitale kantoorsimulaties op diskette en spelsimulaties op het interne netwerk, al dan niet in combinatie met fysieke ruimtes (virtueel bedrijf). Innovatief aan deze simulatie is dat het op internet gebaseerd is, zodat studenten anywhere /anytime toegang hebben en gebruik kunnen maken van multimedia en video via internet. Tevens vernieuwend is de vrijheid die de student heeft om zelf te bepalen wat hij wanneer en waarom gaat doen. Hij bepaalt zijn acties en wordt vervolgens geconfronteerd met de reacties van zijn handelingen. Je krijgt dus individuele feedback op maat (via het systeem of je kunt je digitale praktijkcoach raadplegen). Ook nieuw is de systematische inbedding van Behrloo in een competentiegericht curriculum. Daarnaast kan de Politieacademie zelf zijn casussen maken via de ontwikkeltool, zonder tussenkomst van de externe partij TriMM die de engine heeft ontwikkeld. •
Veranderende eisen die worden gesteld aan student/deelnemer/docent/trainer/begeleider; Voor de docenten betekent het werken met Behrloo een verschuiving van individueel doceren naar (samen) voorbereiden, ontwikkelen en begeleiden. Studenten werken met Behrloo meer actief, contextrijk, gevarieerd en competentiegericht dan voorheen.
•
Mate waarin de leerpraktijk aansluit bij of kan worden aangesloten op bestaande initiatieven. Behrloo is ontstaan vanuit de vraag van studenten, die behoefte hadden aan meer context bij het uitvoeren van opdrachten tijdens de opleiding aan de academie. Toen in 2002 academiebreed het competentiegericht onderwijs werd ingevoerd, tegelijk met de inrichting van een E-Campus, werd Behrloo als een kansrijk middel gezien om studenten meer actief en authentiek te laten leren. In de toekomst kan door samenwerking met (keten)partners deze authenticiteit nog meer multidisciplinair worden benaderd en toenemen.
5. Bijdrage aan oplossen systeemfalen / maatschappelijke relevantie •
Op welke wijze kan de leerpraktijk een bijdrage leveren aan het oplossen van systeemfalen / maatschappelijke relevantie? Behrloo biedt mogelijkheden om verdere samenwerking aan te gaan met korpsen en diensten als de brandweer, meldkamers, andere onderwijs- of overheidinstellingen. Behrloo kan hierdoor winnen aan authenticiteit, multidisciplinair leren en (samen)werken, en zo verder worden opgeschaald. Behrloo zorgt voor kwalitatief beter, aantrekkelijker en effectiever onderwijs. De leerpraktijk draagt bij aan oplossen van systeemfalen met betrekking tot onvoldoende aantrekkelijk onderwijs en onvoldoende transparantie en kennisdiffusie.
Verdonck, Klooster & Associates B.V, Hogeschool INHOLLAND.
76