Verkennend Ecologisch Onderzoek Proeftuin van Holland, Rijneveld 153 te Boskoop Uitgave: januari 2014
Watersnip-rapport 14A002
Colofon
Titel
Verkennend Ecologisch Onderzoek
Subtitel
Proeftuin van Holland, Rijneveld 153 te Boskoop
Status rapport
Eindrapport
Projectnummer
14A002
Datum uitgave
Januari 2014
Samenstellers
Amy van den Brink, adviseur Watersnip Advies Manon de Wit, projectmedewerker Watersnip Advies John van Gemeren, senior adviseur Watersnip Advies
Foto’s
Watersnip Advies
Naam en adres opdrachtgever
Proba B.V. Italiëlaan 4 2391 PT Hazerswoude
Contactpersoon opdrachtgever
Dhr. S. Boersen
Alle auteursrechten ten aanzien van dit rapport worden uitdrukkelijk voorbehouden. Niets uit dit rapport mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van Watersnip Advies, noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd.
Verkennend Ecologisch Onderzoek Rijneveld 153, Boskoop
Inhoudsopgave 1
INLEIDING......................................................................................................... 3
2
TOETSINGSKADER ............................................................................................ 5 2.1 LANDELIJK NATUURBELEID- EN WETGEVING ............................................................. 5 2.1.1 Flora- en Faunawet .................................................................................... 5 2.1.2 Natuurbeschermingswet 1998 .................................................................... 6 2.1.3 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) .............................................. 7 2.2 PROVINCIAAL BELEID ........................................................................................ 8 2.2.1 Provinciale Structuurvisie Zuid-Holland (2010) en Compensatie Natuur, Recreatie en Landschap Zuid-Holland (2013) ........................................................................ 8
3
LOCATIEBESCHRIJVING ..................................................................................... 9 3.1 3.2
4
HUIDIGE SITUATIE ........................................................................................... 9 RUIMTELIJKE PLANNEN ................................................................................... 11
ECOLOGISCH ONDERZOEK ............................................................................... 13 4.1 METHODE ................................................................................................... 4.2 FLORA ....................................................................................................... 4.3 FAUNA ...................................................................................................... 4.3.1 Vogels ................................................................................................... 4.3.2 Amfibieën .............................................................................................. 4.3.3 Reptielen ............................................................................................... 4.3.4 Zoogdieren ............................................................................................. 4.3.5 Vleermuizen ........................................................................................... 4.3.6 Vissen ................................................................................................... 4.3.7 Overige soorten ......................................................................................
5
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN .................................................................... 19 5.1 5.2
6
13 13 14 14 15 16 17 17 17 18
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN ....................................................................... 19 ALGEMENE ZORGPLICHT ................................................................................. 21
BRONNEN ....................................................................................................... 23
Watersnip Advies
1
Verkennend Ecologisch Onderzoek Rijneveld 153, Boskoop
Watersnip Advies
2
Verkennend Ecologisch Onderzoek Rijneveld 153, Boskoop
1 Inleiding Proba B.V. te Hazerswoude-dorp is voornemens om nieuwe functies te realiseren voor De Proeftuin van Holland, gevestigd te Rijneveld 153, Boskoop. Voor de ontwikkelingen is een bestemmingsplan in voorbereiding. De plannen omvatten de realisatie van een educatie-/bezoekerscentrum met ondergeschikte horecagelegenheid, vier zorgpaviljoens, elf kweekkasjes, eenentwintig sfeerarken en twee dienstwoningen. Porba B.V. heeft in dit kader Watersnip Advies verzocht een verkennend ecologisch onderzoek uit te voeren. Op 1 april 2002 is de Flora- en faunawet (FF-wet) in werking getreden. De FF-wet regelt de bescherming van planten en dieren in Nederland. Beschermde plantensoorten mogen niet vernietigd of beschadigd worden. Beschermde diersoorten mogen niet gedood, verwond of opzettelijk verontrust worden. Daarnaast mogen hun nesten, holen of andere voortplantingsof vaste rust- of verblijfsplaatsen niet beschadigd, vernield, uitgehaald, weggenomen of verstoord worden en mogen hun eieren niet vernietigd of vernield worden. Als dit wel dreigt te gebeuren tijdens het uitvoeren van bouwwerkzaamheden en dit door aanpassing van de plannen niet te voorkomen is, moet een ontheffingsaanvraag ingediend worden. Een onderzoek naar de aanwezige flora en fauna is daarom altijd noodzakelijk voor het uitvoeren van ruimtelijke inrichtings- of ontwikkelingsmaatregelen. In januari 2014 hebben gekwalificeerde medewerkers van Watersnip Advies een Flora- en fauna-inventarisatie verricht in het plangebied. Hierbij werd met name gelet op het voorkomen van beschermde planten- en diersoorten. Daarnaast zijn de verschillende biotopen binnen het plangebied beoordeeld met betrekking tot potentieel voorkomende beschermde soorten. Dit rapport geeft een overzicht van de aanwezige en verwachte flora en fauna in het plangebied. Vervolgens wordt aangegeven of er bij het realiseren van de nieuwbouwplannen schade verwacht wordt aan beschermde soorten. Met het oog op de algemene zorgplicht worden waar mogelijk maatregelen beschreven gericht op het voorkomen van schade.
Watersnip Advies
3
Verkennend Ecologisch Onderzoek Rijneveld 153, Boskoop
Watersnip Advies
4
Verkennend Ecologisch Onderzoek Rijneveld 153, Boskoop
2
Toetsingskader
De initiatiefnemer van de voorgenomen bouwplannen dient te verkennen of er mogelijk schadelijke gevolgen zijn voor beschermde natuurwaarden in het plangebied. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen beschermde planten- en diersoorten en beschermde gebieden. Concreet betekent het dat nagegaan moet worden of: • er overtreding van de verbodsbepalingen voor beschermde soorten plaatsvindt (toetsing Flora- en Faunawet en provinciaal compensatiebeleid); • er mogelijke significante gevolgen zijn voor beschermde gebieden (toetsing Natuurbeschermingswet 1998); • er wezenlijke waarden en kenmerken voor Ecologische Hoofdstructuurgebieden aangetast worden (toepassen afwegingskader Structuurschema Groene Ruimte).
2.1 Landelijk natuurbeleid- en wetgeving 2.1.1 Flora- en Faunawet Op 1 april 2002 is de Flora- en faunawet (FF-wet) van kracht geworden. De FF-wet regelt de bescherming van planten en dieren in Nederland. Het uitgangspunt van de wet is dat beschermde planten- en diersoorten geen schade mogen ondervinden. Voor werkzaamheden die geen schade veroorzaken aan beschermde soorten, hoeft vooraf niets geregeld te worden. Als het echter onmogelijk is om schade aan beschermde soorten te voorkomen, dan moet vooraf bepaald worden of er een vrijstelling geldt of dat er een ontheffing moet worden aangevraagd. De voorwaarden verbonden aan een vrijstelling of ontheffing zijn afhankelijk van de mate van bescherming van de planten- en diersoorten die binnen het plangebied voorkomen. De soorten zijn onderverdeeld in drie categorieën: algemeen beschermde soorten (tabel 1 FF-wet), streng beschermde soorten (tabel 3 FF-wet) en overige soorten (tabel 2 FFwet). Wanneer in geval van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting schade ontstaat aan beschermde planten en dieren, geldt voor de algemeen beschermde soorten uit tabel 1 een vrijstelling. Ook voor de soorten uit tabel 2 kan een vrijstelling gelden, onder voorwaarde dat er gehandeld wordt volgens een door het ministerie van Economische Zaken (voorheen LNV) goedgekeurde gedragscode. Wanneer het opstellen van een gedragscode niet mogelijk is of niet voldoende blijkt te zijn, moet voor de beschermde soorten uit tabel 2 een ontheffing worden aangevraagd bij het ministerie van EL&I. Wanneer schade ontstaat aan de streng beschermde soorten uit tabel 3 moet altijd een ontheffing worden aangevraagd. Een ontheffing wordt alleen toegekend als de werkzaamheden het voortbestaan van de soort niet in gevaar brengen. Daarnaast geldt ten aanzien van soorten uit tabel 3 die eveneens opgenomen zijn in bijlage IV van de Habitatrichtlijn, dat een ontheffing alleen verleend wordt wanneer er geen andere bevredigende oplossing bestaat en er sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en voor het milieu wezenlijk gunstige effecten. Het is ook mogelijk om in het planconcept ecologische maatregelen te integreren die de duurzame staat van instandhouding van de (streng) beschermde soorten waarborgen. Het
Watersnip Advies
5
Verkennend Ecologisch Onderzoek Rijneveld 153, Boskoop
gaat daarbij dus om het voorkómen van schade. In dat geval is een ontheffingsaanvraag niet nodig. Het is dan wel noodzakelijk dat het nieuwe leefgebied functioneel is vóórdat het bestaande biotoop schade ondervindt. In het kader van de Flora- en faunawet zijn alle vogels beschermd. Tijdens het broedseizoen zijn de nesten van alle vogels beschermd en mogen niet verontrust worden. Nesten van sommige vogelsoorten zijn jaarrond beschermd. Ten aanzien van jaarrond beschermde nesten onderscheidt de FF-wet vijf categorieën: nesten die buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (1), nesten van koloniebroeders die jaarlijks dezelfde vaste broedplaats hebben (2), nesten van vogels die niet in kolonie broeden maar wel jaarlijks dezelfde vaste broedplek hebben (3), nesten van vogels die jaarlijks gebruik maken van hetzelfde nest (4) en ten slotte nesten van vogels die geneigd zijn terug te keren naar de broedplek van het vorige jaar, maar wel flexibel genoeg zijn om zich elders te vestigen indien nodig (5). De nesten van de vogelsoorten van categorie 1 t/m 4 zijn jaarrond beschermd. De nesten van de soorten in categorie (5) zijn jaarrond beschermd als er onvoldoende alternatieven zijn. Overigens geldt voor alle planten- en diersoorten de algemene zorgplicht uit artikel 2 van de FF-wet. Deze bepaalt dat een ieder die weet dat zijn of haar handelen nadelige gevolgen kan hebben voor flora en/of fauna, verplicht is om maatregelen te nemen (voor zover redelijkerwijs kan worden gevraagd) die deze negatieve gevolgen zoveel mogelijk voorkomen, beperken of ongedaan maken. De zorgplicht kan gezien worden als algemene fatsoenseis die voor iedereen geldt. 2.1.2 Natuurbeschermingswet 1998 De bescherming van gebieden is geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet). De bepalingen uit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn opgenomen in de NB-wet. De NB-wet regelt de bescherming van Natura2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden), Beschermde Natuurmonumenten en Wetlands. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een Natura2000-gebied of beschermd natuurmonument. De dichtstbijzijnde Natura2000-gebieden, ‘Nieuwkoopse Plassen & De Haeck’, ‘Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein’ en ‘De Wilck’ bevinden zich op respectievelijk 4,25 km ten noordoosten, 4,6 km ten zuidoosten en 9,2 km ten noordwesten van het plangebied. Vanwege de afstand tot het plangebied zullen de geplande werkzaamheden geen directe invloed hebben op deze Natura2000-gebieden. Doelsoorten van het Natura2000-gebied ‘Nieuwkoopse Plassen & De Haeck’ zijn Gestreepte waterroofkever, Bittervoorn, Kleine Modderkruiper, Meervleermuis, Noordse woelmuis, Groenknolorchis, Platte schijfhoren, Roerdomp, Woudaapje, Purperreiger, Zwartkopmeeuw, Zwarte stern, Snor, Rietzanger, Grote karekiet, Grote zilverreiger, Kolgans, Smient en Krakeend. Doelsoorten van het gebied ‘Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein’ zijn Kleine zwaan, Smient, Krakeend en Slobeend. Doelsoorten van het gebied ‘De Wilck’ zijn Kleine zwaan en Smient. Een deel van deze doelsoorten komt uitsluitend voor binnen het Natura2000-gebied. Andere soorten, zoals Smient, Krakeend, Slobeend, Kleine zwaan en Kolgans foerageren ook in de wijdere omgeving van het Natura2000-gebied. Het plangebied ligt binnen kwekerijgebied en de cultuurdruk is hier hoog. Bovendien komen de habitattypen waaraan deze doelsoorten gebonden zijn hier niet voor. De verstoring in en nabij de planlocatie is dusdanig groot dat de doelsoorten hier niet voorkomen. Negatieve effecten op de doelsoorten van de Natura2000-gebieden zijn daarom niet aan de orde.
Watersnip Advies
6
Verkennend Ecologisch Onderzoek Rijneveld 153, Boskoop
2.1.3 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) Het beleid met betrekking tot de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), geïntroduceerd in het Natuurbeleidsplan van 1990, is via de planologische kernbeslissing Nota Ruimte van de voormalige Ministeries van VROM, LNV, V&W en EZ (2006) voortgezet in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, opgesteld door het Ministerie van I&M (2012). De natuur in de EHS is beschermd middels een ‘nee, tenzij’-regime. Binnen de EHS zijn nieuwe projecten, plannen en handelingen met een significant negatief effect op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS niet toegestaan, tenzij er sprake is van een groot openbaar belang en reële alternatieven ontbreken. Eventuele schade moet zoveel mogelijk worden gemitigeerd en/of gecompenseerd. Dit compensatiebeginsel is geïntroduceerd in het Structuurschema Groene Ruimte (SGR) en verder uitgewerkt in Spelregels EHS (2007). Binnen de door het Rijk gestelde kaders begrenzen, beschermen en onderhouden de provincies de EHS. Provinciale ecologische verbindingszones zijn beschreven in het rapport ‘Ecologische verbindingszones in Zuid-Holland (1998)’. Rond het plangebied liggen verschillende gebieden die onderdeel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur (Figuur 1). Het plangebied zelf maakt geen deel uit van EHSgebied, ecologische verbindingszone of belangrijk weidevogelgebied. Aangezien de geplande werkzaamheden zich beperken tot het plangebied zullen de EHS- gebieden rond het plangebied geen schade ondervinden van de werkzaamheden.
Figuur 1: EHS in de directe omgeving van het plangebied NB: Belangrijk weidevogelgebied maakt hier geen deel van uit. (plangebied in rood aangegeven). Bron: EHS begrenzing januari 2014, Concept. Ministerie van Economische Zaken, Dienst Landelijk Gebied.
Watersnip Advies
7
Verkennend Ecologisch Onderzoek Rijneveld 153, Boskoop
2.2 Provinciaal beleid 2.2.1 Provinciale Structuurvisie Zuid-Holland (2010) en Compensatie Natuur, Recreatie en Landschap Zuid-Holland (2013) Op 2 juli 2010 zijn de Provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda vastgesteld door de Provinciale Staten van Zuid-Holland. In de ‘Visie op Zuid-Holland’ beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. De nieuwe integrale Structuurvisie voor de ruimtelijke ordening vervangt de vier streekplannen en de Nota Regels voor Ruimte (2005). De Structuurvisie vormt het beoordelingskader van Gedeputeerde Staten voor gemeentelijke ruimtelijke plannen. Het plangebied wordt in de Provinciale Structuurvisie Zuid-Holland aangeduid als ‘Agrarisch Landschap’. Er zijn bijzondere landschapselementen aanwezig. De beleidsregel ‘Compensatiebeginsel Natuur en Landschap Zuid-Holland (1997)’ is in 2011 geactualiseerd. De beleidsregel is in 2011/2012 verder uitgewerkt en wordt toegelicht in de provinciale beleidsregel ‘Compensatie Natuur, Recreatie en landschap Zuid-Holland’. Deze beleidsregel is in mei 2013 door Gedeputeerde Staten vastgesteld. In het nieuwe compensatiebeginsel is voor een aantal gebieden compensatie noodzakelijk bij het verlies van ecologische waarden. Dit zijn; • de Ecologische Hoofdstructuur; • de belangrijke weidevogelgebieden; • de recreatiegebieden in de Zuidvleugel; • de karakteristieke landschapselementen. Biotopen voor Rode lijstsoorten zijn niet langer compensatieplichtig.
Watersnip Advies
8
Verkennend Ecologisch Onderzoek Rijneveld 153, Boskoop
3 Locatiebeschrijving 3.1 Huidige situatie Het plangebied ligt in de kilometervakken met de Amersfoortse coördinaten: 107-454 en 107-455, aan de oostkant van de Gouwepolder. Het plangebied kan in drie delen onderverdeeld worden (zie figuur 3), die met sloten van elkaar gescheiden zijn. Op het smalle gedeelte aan de noordkant (deelgebied A, in figuur 3 met paars aangegeven) bevinden zich aan de noordzijde een kantoorgebouw met aangrenzend een wandelpad, een sloot en voorbeeldtuinen. Aan de zuidkant van dit smalle gedeelte staan een grote 107 108 kas en twee kleine loodsen, met daarnaast een pct-veld. Het middengedeelte van het plangebied (deelgebied B, in Figuur 2: ligging plangebied figuur 3 met bruin aangegeven) bestaat uit drie percelen (in rood aangegeven). die door sloten van elkaar gescheiden zijn. Het meest westelijke perceel bestaat uit grasland. Op het middelste perceel staat een rij bomen en bevindt zich een hoop met groenafval van de kwekerij. Het meest oostelijke perceel is ingericht met cultuurgewassen. Het zuidelijke deel van het plangebied (deelgebied C, in figuur 3 met groen aangegeven) bestaat uit twee gedeelten, namelijk een grasperceel aan de westkant en aan de oostzijde een perceel dat ingericht is met cultuurgewassen. Beide gedeelten zijn door een sloot van elkaar gescheiden. De verschillende delen van het plangebied zijn met bruggen met elkaar verbonden. Het hele plangebied wordt zowel aan de oost- als de westkant begrensd door een sloot.
455
454
Figuur 3: de westkant van deelgebied B en C, in zuidelijke richting. Watersnip Advies
9
Verkennend Ecologisch Onderzoek Rijneveld 153, Boskoop
Figuur 4: plattegrond van het plangebied met huidige en toekomstige bestemmingen.
Watersnip Advies
10
Verkennend Ecologisch Onderzoek Rijneveld 153, Boskoop
3.2
Ruimtelijke plannen
In deelgebied A (op figuur 3 met paars aangegeven) worden twee dienstwoningen(bw) en een educatie-/bezoekerscentrum (sb-eh) gerealiseerd. In deelgebied B (zie figuur 3, met bruin aangegeven) worden vier zorgwoningen (M-ZW) gebouwd en in deelgebied C (figuur 3: met groen aangegeven) komen 11 greenhouses en 21 sfeerarken te staan. De beide sloten die het plangebied aan de oost- en westzijde begrenzen blijven ongemoeid. De tussensloot van deelgebied A blijft eveneens ongemoeid. In deelgebied B en C wordt nieuw water gegraven, waarin de huidige tussensloten opgenomen worden(zie figuur 5). Het smalle eiland met de bomenrij van deelgebied B maakt daarbij plaats voor water.
N
Figuur 5: deelgebied B en C, toekomstige situatie.
Watersnip Advies
11
Verkennend Ecologisch Onderzoek Rijneveld 153, Boskoop
Watersnip Advies
12
Verkennend Ecologisch Onderzoek Rijneveld 153, Boskoop
4 Ecologisch onderzoek 4.1 Methode Voordat begonnen is met het verkennend veldonderzoek, is een korte, grondige bureaustudie uitgevoerd, waarbij diverse internetsites, relevante artikelen en verspreidingskaarten (o.a. RAVON) zijn geraadpleegd, om te bepalen welke (streng) beschermde planten- en diersoorten in het plangebied zouden kunnen voorkomen. De bureaustudie dient ertoe een meer gerichte, effectieve en efficiënte veldinventarisatie te kunnen uitvoeren. Op donderdag 9 januari 2014 hebben gekwalificeerde medewerkers van Watersnip Advies een Flora- en fauna-inventarisatie gedaan in het plangebied. Tevens is tijdens deze inventarisatie indicerend vooronderzoek uitgevoerd met betrekking tot vleermuizen. Hierbij is middels de checklist van het Vleermuisprotocol van de Gegevensautoriteit Natuur geïnventariseerd welke functies het plangebied ten aanzien van vleermuizen zou kunnen vervullen. Ten aanzien van de sloten is een inschatting van gemaakt op grond van bureaustudie en tijdens het veldbezoek onderzochte kenmerken van deze sloten.
4.2 Flora De bureaustudie leverde geen opgave van beschermde soorten. Binnen het plangebied zijn naast cultuur- en kweekgewassen alleen verschillende algemene plantensoorten aangetroffen, zoals Paardenbloem, Scherpe boterbloem, Grote brandnetel, en Veldzuring (deelgebied B en C). Het meest westelijke gedeelte van deelgebied B en C bestaat uit grasland, met vrij veel Pitrus op deelgebied C. Op het smalle eiland in het midden van deelgebied B staat een aaneengesloten rij hoge bomen met geringe stamdikte (zie figuur 3) en een wilgenbosje aan de zuidkant, rond de afvalhoop. Aan de noordoostkant van deelgebied B staat een rij van ongeveer 10 berken met een stam van geringe doorsnede. Aan de zuidkant van dit deelgebied staat een hoge bomenrij.
Figuur 6: gezicht in noordelijke richting, vanaf deelgebied C op deelgebied B Watersnip Advies
13
Verkennend Ecologisch Onderzoek Rijneveld 153, Boskoop
De sloot aan de oost- en westkant van deelgebied B en C hebben een natuurvriendelijke oever met Gele lis en Riet (zie figuur 7). In de sloot aan de oostzijde werd Eendenkroos aangetroffen. In de overige sloten werden geen waterplanten aangetroffen. Er zijn binnen het plangebied geen beschermde plantensoorten aangetroffen. Er is binnen het plangebied ook geen geschikt biotoop aanwezig voor beschermde plantensoorten, die vaak specifieke eisen stellen aan hun leefomgeving. Beschermde plantensoorten worden daarom niet verwacht binnen het plangebied.
Figuur 7: restant van natuurvriendelijke oevers langs sloot aan westkant van perceel B en C.
4.3 Fauna 4.3.1 Vogels De nesten van alle vogels zijn tijdens het broedseizoen beschermd en mogen niet verontrust worden. Aangezien de inventarisatie heeft plaatsgevonden buiten het broedseizoen, zijn er tijdens het veldbezoek geen broedende vogels aangetroffen. Het plangebied biedt in het voorjaar broedgelegenheid aan algemeen voorkomende watervogels als Wilde eend en Meerkoet. Voor weidevogels als Grutto en Tureluur is het grasland binnen het plangebied niet geschikt. Het weideperceel binnen het plangebied ligt besloten te midden van hoog opgaande begroeiing, wat niet aantrekkelijk is voor weidevogels. Bovendien is de cultuurdruk en daarmee verstoring voor deze soorten te groot vanwege de ligging binnen kwekerijgebied.
Watersnip Advies
14
Verkennend Ecologisch Onderzoek Rijneveld 153, Boskoop
Nesten van enkele vogelsoorten, zoals Gierzwaluw, Huismus en verschillende uilensoorten, zijn jaarrond beschermd. De bureaustudie leverde geen opgave van vogels met jaarrond beschermde nesten. Dergelijke nesten zijn tijdens het veldbezoek ook niet aangetroffen. Er is geen bebouwing met pannendak aanwezig en hoge open schuren ontbreken eveneens. De planlocatie biedt dan ook geen geschikte broedplek voor vogels met jaarrond beschermde nesten. 4.3.2 Amfibieën Algemene soorten zoals de Groene kikker, Bruine kikker en Europese meerkikker, Kleine watersalamander en Gewone pad (allen tabel 1 FF-wet) worden volgens bureauonderzoek in de omgeving van het plangebied verwacht. Uit de bureaustudie blijkt voorts dat ook de streng beschermde Rugstreeppad (tabel 3 FF-wet / Bijlage IV Habitatrichtlijn / Rode Lijst status ‘gevoelig’) voorkomt in de omgeving van het plangebied. In het recente verleden is de soort meerdere malen aangetroffen in de directe omgeving van het plangebied (Spoelwijkerlaan, Tempelpolder). De actieradius van de soort is vrij groot en het plangebied valt hier binnen. De onbeschoeide slootkant aan oostzijde van het plangebied geeft de Rugstreeppad een goede toegangsmogelijkheid tot het gebied. De Rugstreeppad komt voornamelijk voor op zandige terreinen met een betrekkelijk hoge dynamiek, zoals de duinen, de uiterwaarden van grote rivieren, opgespoten terreinen en akkers. In het veenweidegebied van de Zuidelijke Rijnstreek wordt de Rugstreeppad ook regelmatig waargenomen. Deelgebied A is onaantrekkelijk voor de Rugstreeppad , o.m. doordat er veel verstoring is door hoge cultuurdruk, die tot uiting komt in de terreinverharding (paden, terrassen) en de intensief onderhouden perken. De deelgebieden B en C bestaan grotendeels uit grasland en terrein met cultuurgewassen. Ondiepe poelen en zandhopen ontbreken, waardoor deze gedeelten evenmin interessant zijn voor de Rugstreeppad. Wel interessant voor de Rugstreeppad is de afvalhoop aan de zuidkant van het middenperceel van deelgebied B. Deze hoop bestaat uit potgrond, takken en bladafval, waar de Rugstreeppad zich voor overwintering kan ingraven. De Rugstreeppad werd tijdens het veldbezoek niet aangetroffen, maar er valt niet uit te sluiten dat deze soort aanwezig is op deze plek.
Figuur 8: afvalhoop aan de zuidkant van het middenperceel van deelgebied B. Watersnip Advies
15
Verkennend Ecologisch Onderzoek Rijneveld 153, Boskoop
Voor de voortplanting is de Rugstreeppad afhankelijk van ondiepe wateren, die vrij snel opwarmen. Vaak wordt gebruik gemaakt van tijdelijke poeltjes of plassen. Binnen het plangebied is dergelijk voortplantingsbiotoop niet aangetroffen. De binnen het plangebied aanwezige sloten zijn door hun diepte en breedte niet geschikt als voortplantingslocatie voor de Rugstreeppad. Op basis van de geraadpleegde verspreidingskaarten worden binnen het plangebied geen andere (streng) beschermde amfibieën verwacht.
Figuur 9: detail afvalhoop op het middenperceel van deelgebied B.
4.3.3 Reptielen Tijdens de inventarisatie zijn geen beschermde reptielen aangetroffen. Uit de geraadpleegde verspreidingskaarten blijkt dat de Ringslang (tabel 3 FF-wet / Rode Lijst status ‘kwetsbaar’) voorkomt in de omgeving van het plangebied. In Boskoop-oost is in het recente verleden meermalen melding gedaan van de aanwezigheid van de Ringslang, o.m. in houtakkers tussen kwekerijen. Ook in de polder Tempel-Middelburg komt de soort voor. De Ringslang is een watergebonden slang. Deze soort is voor de voortplanting afhankelijk van broeihopen en overwintert ondermeer in oude konijnenholen, in hooihopen, en onder takkenbossen en braamstruiken. De sloten langs en binnen het plangebied zijn zeer helder, tamelijk diep (0,40 – 1 m) en bevatten weinig bagger. Ze vormen daarmee een geschikt biotoop voor de Ringslang. De onbeschoeide oever aan de oostzijde van het gebied biedt de Ringslang gelegenheid om aan land te gaan (zie figuur 7 en 10). De afvalhoop aan de zuidkant van het middenperceel van deelgebied B kan een geschikte broedplek vormen voor de Ringslang. De Ringslang wordt daarom mogelijk binnen het plangebied verwacht.
Watersnip Advies
16
Verkennend Ecologisch Onderzoek Rijneveld 153, Boskoop
Op basis van de bureaustudie worden binnen het plangebied geen andere (streng) beschermde reptielen verwacht. 4.3.4 Zoogdieren Tijdens de veldinventarisatie zijn geen (streng) beschermde zoogdieren waargenomen. Er is binnen het plangebied ook geen geschikt biotoop aangetroffen voor streng beschermde zoogdieren. Deze worden hier daarom niet verwacht. 4.3.5 Vleermuizen Hoewel vleermuizen zoogdieren zijn, worden deze vanwege hun afwijkende eigenschappen als afzonderlijke groep behandeld in deze rapportage. Alle vleermuizen die voorkomen in Nederland zijn strikt beschermd (tabel 3 FF-wet / Bijlage IV Habitatrichtlijn). Uit de bureaustudie blijkt dat er verschillende streng beschermde vleermuissoorten voorkomen in de omgeving van het plangebied, zoals Gewone dwergvleermuis, Ruige dwergvleermuis, en Laatvlieger. Er is een indicerend vooronderzoek uitgevoerd met betrekking tot vleermuizen. Hierbij is middels de checklist van het Vleermuisprotocol van de Gegevensautoriteit Natuur geïnventariseerd welke functies het plangebied ten aanzien van vleermuizen zou kunnen vervullen. In het plangebied komen geen bomen, struiken en landschappelijke elementen voor die als voortplantings- foerageer- en rustgebied kunnen dienen. De binnen het plangebied aanwezige bomen hebben tamelijk dunne (<30 cm) stammen. Holtes ontbreken. De bomen op het middelste eiland van deelgebied B vormen weliswaar een aaneengesloten rij, maar deze maakt geen deel uit van een lang gestrekt landschapselement. Daardoor hebben ze geen functie als doorgaande vliegroute. Hetzelfde geldt voor de bomenrij aan de zuidkant van deelgebied C. De huidige bebouwing binnen het plangebied blijft ongemoeid. Het plangebied heeft geen functie bij de duurzame instandhouding van een vleermuispopulatie.
Figuur 10: de (streng) beschermde Bittervoorn (links) en de Kleine modderkruiper. (rechts).
4.3.6 Vissen Uit de bureaustudie blijkt dat de (streng) beschermde Kleine modderkuiper (FF-wet tabel 2) en Bittervoorn (FF-wet tabel 3, Rode lijst status ‘kwetsbaar’) voorkomen in de omgeving van het plangebied. In 2010 is bij visbemonstering door Bureau Waardenburg in een sloot aan de zuidkant van de Gouwepolder wel de Kleine modderkruiper maar niet de Bittervoorn aangetroffen (Bureau Waardenburg, Module 4 rondweg Boskoop, effecten op beschermde soorten, 13 september 2010). De sloot aan de westkant van deelgebied B en C is ca. 40 cm. diep en helder tot op de bodem. De sloot aan de oostkant is ruim 1 m. diep. Het water in de overige sloten langs en binnen de deelgebieden B en C zijn eveneens helder en hebben een doorzicht van 0,7 - 1 m. Alle sloten bevatten weinig bagger (< 25 cm). Op grond van de bureaustudie en de tijdens het veldbezoek waargenomen kenmerken van de sloten (helderheid en diepte van het water, Watersnip Advies
17
Verkennend Ecologisch Onderzoek Rijneveld 153, Boskoop
natuurvriendelijke oevers) wordt de aanwezigheid van de Kleine modderkruiper binnen het plangebied verwacht. Tevens valt de aanwezigheid van de Bittervoorn niet uit te sluiten. 4.3.7 Overige soorten Er geen beschermde insecten, vlinders of andere ongewervelden aangetroffen binnen het plangebied. Uit de bureaustudie blijkt dat de beschermde Groene glazenmaker (tabel 3 FF-wet / Bijlage IV Habitatrichtlijn / Rode Lijst status ‘bedreigd’) voor kan komen binnen het plangebied. De verwachting is echter dat deze soort hier niet voorkomt. De Groene glazenmaker is voor de voortplanting afhankelijk van de plantensoort Krabbenscheer. Deze plant is in de sloten binnen het plangebied niet aangetroffen en wordt er ook niet verwacht. In de sloten van het polderblok waar het plangebied deel van uitmaakt komt Krabbenscheer niet voor. Waarschijnlijk is dit te wijten aan aanwezigheid in het slootwater van meststoffen en chemicaliën uit de sierteelt, waar Krabbenscheer gevoelig voor is. Er worden verder ook geen beschermde soorten verwacht vanwege het ontbreken van geschikt leefgebied.
Watersnip Advies
18
Verkennend Ecologisch Onderzoek Rijneveld 153, Boskoop
5 Conclusies en aanbevelingen In dit hoofdstuk volgt een opsomming van de conclusies en aanbevelingen. Daarnaast wordt er aangegeven of er bij het realiseren van de nieuwbouwplannen schade verwacht wordt aan de (streng) beschermde soorten binnen het plangebied.
5.1 Conclusies en aanbevelingen •
Het plangebied maakt geen deel uit van beschermde gebieden (Natura2000, beschermde natuurmonumenten, (P)EHS gebieden of ecologische verbindingszones). Het plangebied is niet geschikt als foerageergebied voor de doelsoorten van de nabij gelegen Natura2000gebieden. Schade aan Natura2000-doelsoorten is derhalve niet aan de orde.
•
Voor de algemeen beschermde soorten (Groene kikker, Bruine kikker, Gewone pad, Kleine watersalamander) geldt in geval van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting een vrijstelling van de Flora- en faunawet. Er hoeft voor deze soorten geen ontheffing aangevraagd te worden. Wel dient voor deze soorten de algemene zorgplicht in acht genomen te worden.
•
Er bevindt zich een groot aantal bomen en struiken binnen het plangebied die nestgelegenheid aan diverse vogelsoorten bieden. Indien bomen en struiken verwijderd worden, dient dit bij voorkeur buiten het broedseizoen van vogels te gebeuren, zodat overtreding van de FF-wet wordt voorkomen. Het broedseizoen loopt globaal van 15 maart tot 15 juli. De FF-wet hanteert echter geen standaard periode voor het broedseizoen; van belang is of een nest bewoond is. Indien een bewoond nest wordt aangetroffen, mogen er geen werkzaamheden uitgevoerd worden die het nest verstoren. Het plangebied biedt geen broedgelegenheid aan vogels met jaarrond beschermde nesten. Voor aanvang van werkzaamheden tijdens het broedseizoen dient een terzake kundige een inspectie uit te voeren ten aanzien van eventuele broedende vogels.
•
De streng beschermde Rugstreeppad (tabel 3 FF-wet / Bijlage IV Habitatrichtlijn / Rode Lijst status ‘Gevoelig’) komt voor in de omgeving van het plangebied. De FF-wet verbiedt het opzettelijk verontrusten van de Rugstreeppad. Voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van de Rugstreeppad mogen niet verstoord, beschadigd, vernield of weggenomen worden (FF-wet, artikel 10 en 11). De hoop met organisch afval aan de zuidkant van het middenperceel van deelgebied B biedt een geschikte overwinteringsplek voor deze soort. Het is niet uit te sluiten dat de Rugstreeppad zich hier heeft ingegraven voor de winterperiode. De winterrust duurt globaal van november t/m maart. Werkzaamheden binnen dit gedeelte van het plangebied dienen daarom buiten de periode november t/m maart plaats te vinden.
•
Om tijdens de bouwwerkzaamheden vestiging van de Rugstreeppad te voorkomen (exemplaren die bijvoorbeeld meekomen met bouwzand), moet er gedurende de werkzaamheden voor gewaakt worden dat er tijdens het voortplantingsseizoen geen ondiepe poelen en plassen ontstaan op het terrein waarin deze paddensoort z’n eieren kan leggen. Daarnaast moet voorkomen worden dat er aan het begin van het
Watersnip Advies
19
Verkennend Ecologisch Onderzoek Rijneveld 153, Boskoop
overwinteringsseizoen zand en/of grond onbewerkt ligt waar de Rugstreeppad zich ter overwintering kan ingraven. Belangrijk is dat de vestiging van de Rugstreeppad te alle tijden wordt tegengegaan. •
De aanwezigheid van de Ringslang(tabel 3 FF-wet / Rode Lijst status ‘kwetsbaar’) in het plangebied kan evenmin uitgesloten worden. Mogelijk maakt deze soort gebruik van de bestaande afvalhoop als plek voor overwintering of voortplanting. De winterrustperiode van de Ringslang loopt van november t/m maart en de voortplantingsperiode van mei t/m augustus. Werkzaamheden aan de zuidkant van het eiland waar zich de afvalhoop bevindt dienen dus plaats te vinden in maart, september of oktober. Ter vervanging van de bestaande afvalhoop dient een nieuwe broeihoop voor de Ringslang aangelegd te worden. Het perceel aan de oostkant van deelgebied B lijkt daar een geschikte plaats voor, bijvoorbeeld bij het Avonturenveld. Het nieuwe biotoop dient dan wel operationeel te zijn vóórdat de werkzaamheden aan de huidige afvalhoop gaan plaatsvinden. Aanleg en onderhoud broeihoop (zie figuur 11): De broeihoop moet minstens 2 bij 3 bij 1,5 meter bedragen en op een schaduwrijke plek ingericht te worden. Voor de opbouw van de hoop kunnen takken, bladeren en riet gebruikt worden. Het materiaal dient vrij grof te zijn, zodat de Ringslang ertussen kan kruipen, omdat de Ringslang zich niet kan ingraven. Geadviseerd wordt om ook paardenmest in de broeihoop te verwerken. Om uitdroging van de broeihoop te voorkomen en de warmte erin vast te houden moet de hoop afgedekt worden met grasmaaisel en/of slootschoningsmateriaal, dat jaarlijks aangevuld wordt. Voor het onderhoud van de broeihoop dient er om de twee jaar onderin nieuwe paardenmest aangebracht te worden.
Figuur 11: aanleg broeihoop voor de Ringslang.
Watersnip Advies
20
Verkennend Ecologisch Onderzoek Rijneveld 153, Boskoop
•
De Kleine modderkruiper (FF-wet tabel 2) wordt verwacht binnen het plangebied en aanwezigheid van de Bittervoorn (FF-wet tabel 3, Rode lijst status ‘kwetsbaar’) valt niet uit te sluiten. Volgens de vigerende plannen worden geen sloten of slootgedeelten gedempt. Wel wordt er nieuw water gegraven. Het graven van nieuw water zal geen schade toebrengen aan bestaand leefgebied van beschermde vissoorten, maar zal veeleer voor deze soorten een uitbreiding van het biotoop betekenen. De nieuwe waterpartijen kunnen direct in verbinding gesteld worden met de reeds bestaande slootgedeelten.
•
Bij ingrepen aan de bestaande slootgedeelten en oevers dient gewerkt te worden buiten de de periode van winterrust (medio november – medio maart) en voortplantingsperiode (15 maart – 15 juli) van de Kleine modderkruiper en Bittervoorn. De meest geschikte tijd voor werkzaamheden is dus de periode van 15 juli tot 15 november.
•
Omdat er sprake is van streng beschermde diersoorten dient er een Ecologisch werkprotocol opgesteld te worden. Een exemplaar van dit protocol dient aanwezig te zijn op de bouwplaats en inhoud dient bekend te zijn bij de aannemer. De werkzaamheden dienen begeleid te worden door een terzake kundige.
5.2 Algemene Zorgplicht Voor alle planten- en diersoorten geldt de algemene zorgplicht die is opgenomen in artikel 2 van de Flora- en faunawet. Deze bepaalt dat een ieder die weet dat zijn of haar handelen nadelige gevolgen voor flora en/of fauna kan hebben, verplicht is om maatregelen te nemen (voor zover redelijkerwijs kan worden gevraagd) die deze negatieve gevolgen zoveel mogelijk voorkomen, beperken of ongedaan maken. In het kader van de algemene zorgplicht wordt geadviseerd om de oevers van het nieuw te graven water op een natuurvriendelijke wijze in te richten, zodat gunstig biotoop ontstaat voor vissen, amfibieën en de Ringslang. De oevers dienen ingericht te worden volgens een goed ecologisch ontwerp, met voldoende kans op slagen. De onbeschoeide sloot aan de oostzijde van het plangebied kan eveneens voorzien worden van een natuurvriendelijke oever. Ingrepen aan oevers van bestaande sloten dienen plaats te vinden in de periode van 15 juli tot 15 november.
Watersnip Advies
21
Verkennend Ecologisch Onderzoek Rijneveld 153, Boskoop
Watersnip Advies
22
Verkennend Ecologisch Onderzoek Rijneveld 153, Boskoop
6 Bronnen Geraadpleegde literatuur 1. ANWB, Topografische Atlas Zuid-Holland 1:25.000, 2004. 2. Dienst landelijk gebied, Handreiking Flora- en faunawet oktober 2006 3. Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Soortenstandaard Rugstreeppad, december 2011 4. Ministerie van Landbouw, natuurbeheer en voedselkwaliteit, Rode Lijsten, Den Haag, 2004 5. Provincie Zuid-Holland, Beleidsvisie Groen, vastgesteld 12 oktober 2012 6. Provincie Zuid-Holland, Ecologische verbindingszones in Zuid-Holland, Aanwijzingen voor inrichting en beheer, 1998. 7. Vleermuisvakberaad Netwerk Groene Bureaus, Zoogdiervereniging en Gegevensautoriteit Natuur 2011. Vleermuisprotocol 2012, 24 februari 2012. 8. Bureau Waardenburg bv, Module 4 rondweg Boskoop, effecten op beschermde soorten, 13 september 2010.
Geraadpleegde internetsites: 9. www.rijksoverheid.nl 10. www.ravon.nl 11. www.vleermuis.net 12. www.zuid-holland.nl 13. www.waarneming.nl 14. https://maps.google.nl
Watersnip Advies
23
Watersnip Advies Advies voor ecologie, landschap, water en recreatie ’s-Gravenbroekseweg 154 2811 GK Reeuwijk +31 (0)182-395460 www.watersnip.info
[email protected]