`ECOLOGISCH ONDERZOEK REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN TWENTE ’ Inventarisatie en beoordeling van natuurwaarden ten behoeve van de realisering van een regionaal bedrijventerrein ten zuiden van Almelo • • • •
• • • • • • • • • • •
•
COLOFON
Titel: Subtitel:
‘Ecologisch onderzoek Regionaal Bedrijventerrein Twente’ Inventarisatie en beoordeling natuurwaarden ten behoeve van de realisering van een regionaal bedrijventerrein ten zuiden van ALmelo
Status:
Eindrapport
Datum:
23 augustus 2004
Auteurs:
drs E. de Vries & ing M. van der Sluis
Veldonderzoek:
drs E. de Vries, ing M. van der Sluis ing D. Tuitert ing W. Schuitema
Kaartmateriaal:
ing G. Engelbertink ing P. Jansen
Opdrachtgever:
Adecs Oost BV Zwolle, Contactpersonen: Dhr. S. Idema en Mevr. M. van Gerwen
Foto voorzijde: Twentekanaal ter hoogte van plangebied
EcoGroen Advies BV
Stationsweg 5 Postbus 625 8000 AP Zwolle
T: 038 423 64 64 F: 038 423 64 65 E:
[email protected] I: www.ecogroen.nl
INHOUDSOPGAVE
Samenvatting 1
Inleiding ...........................................................................................................3 1.1 Aanleiding en doelstelling ........................................................................... 3 1.2 Leeswijzer ................................................................................................ 3
2
Situatie en planvorming ...................................................................................4 2.1 Begrenzing van het plangebied.................................................................... 4 2.2 Landschap ................................................................................................ 5 2.3 Aard en planning van de ruimtelijke ingreep ................................................. 5 2.4 De Doorbraak ........................................................................................... 6
3
Methode van onderzoek ...................................................................................8 3.1 Eerdere waarnemingen en veldonderzoek..................................................... 8 3.2 Actueel veldonderzoek ............................................................................... 9
4
Gebeidsgericht beleid .....................................................................................10 4.1 Ecologische Hoofdstructuur....................................................................... 10 4.2 Europese Habitatrichtlijngebieden.............................................................. 10 4.3 Europese vogelrichtlijngebieden ................................................................ 10 4.4 Beschermde Natuurmonumenten .............................................................. 10 4.5 Provinciaal beleid..................................................................................... 10
5
Flora en fauna van het onderzoeksgebied......................................................11 5.1 Inleiding ................................................................................................. 11 5.2 Flora ...................................................................................................... 11 5.3 Zoogdieren ............................................................................................. 12 5.4 Vogels.................................................................................................... 13 5.5 Reptielen ................................................................................................ 13 5.6 Amfibieën ............................................................................................... 14 5.7 Vissen .................................................................................................... 14 5.8 Insecten ................................................................................................. 14
6
Verwachte effecten en compenserende en mitigerende maatregelen ...........15 6.1 Verwachte schade en effecten per fase....................................................... 15 6.2 Flora ...................................................................................................... 16 6.3 Zoogdieren ............................................................................................. 16 6.4 Vogels.................................................................................................... 18 6.5 Amfibieën ............................................................................................... 19 6.6 Vissen .................................................................................................... 20 6.7 Insecten ................................................................................................. 20
7
Geraadpleegde bronnen ...............................................................................211
Bijlagen I Inrichtingskaart II Soortenlijst III Inventarisatiekaarten flora en fauna IV Wettelijk kader
Clausule ‘Indien deze rapportage gebruikt wordt ter ondersteuning van ontheffingsaanvragen of vergunningen of anderszins gebruikt wordt ter informatie over de natuurwaarden van het onderzochte terrein, dient te alle tijden het volledige rapport overlegd te worden. EcoGroen Advies of de samenstellers van dit rapport kunnen niet verantwoordelijk gehouden worden voor de inhoud ervan indien slechts deelaspecten uit deze rapportage aan derden overlegd worden.’
SAMENVATTING
Aanleiding en doelstelling Ten behoeve van de beoogde realisatie van een regionaal bedrijventerrein ten zuiden van Almelo (RBT) is door EcoGroen Advies in opdracht van Adecs Oost BV een flora- en faunaonderzoek uitgevoerd, waarbij de mogelijke consequenties van de ruimtelijke ingreep getoetst zijn aan de Flora- en faunawet en vigerend gebiedsgericht beleid. Huidige situatie Het plangebied ligt direct ten zuiden van de kern Almelo en ligt te noorden van de kern Bornerbroek. Het gebied is een relatief kleinschalig hoevenlandschap, met lokaal middel- tot grootschalige en intensief beheerde agrarische percelen. Planvorming Initiatiefnemers voor het RBT zijn de gemeenten Almelo, Hengelo, Borne en Enschede en de Provincie Overijssel. Het RBT is bedoeld voor bedrijven met een kavelomvang van 2 hectare of meer. Voor bedrijfskavels is circa 122 hectare gereserveerd. Bij de realisatie van het RBT is een goede landschappelijke inpassing een belangrijk uitgangspunt. Cultuurhistorische en landschappelijke waarden worden zoveel mogelijk gehandhaafd. Direct ten zuiden van het plangebied wordt de Doorbraak gerealiseerd. Dit gezamenlijke initiatief van het Waterschap Regge en Dinkel en de Provincie Overijssel heeft tot doel een ecologische verbindingzone tot stand te brengen en dient daarnaast waterkwantitatieve en -kwalitatieve functies. Indien het RBT gerealiseerd wordt, zal op kosten van de initiatiefnemer RBT, De Doorbraak ter hoogte van het RBT verbreed worden van gemiddeld 75 meter tot gemiddeld 150 meter. Methode van onderzoek Om een zo betrouwbaar en volledig mogelijk beeld te verkrijgen van de aanwezige flora en fauna in het plangebied is gebruik gemaakt van een combinatie van gegevensbronnen en uitvoerig actueel veldonderzoek. In totaal hebben 12 veldbezoeken plaats gevonden en zijn diverse bronnen geraadpleegd met oudere verspreidingsgegevens van soorten in het gebied. Gebiedsgericht beleid Er worden geen significant nadelige effecten verondersteld op Natuurmonumenten en Habitat- en Vogelrichtlijngebieden in de omgeving vanwege de grote afstanden tot deze gebieden. Realisatie van het RBT zal een gunstige invloed hebben op de natuurwaarden en het functioneren van de provinciale ecologische verbindingszone aan de zuidzijde (De Doorbraak) omdat deze in dat geval een gemiddelde verbreding van 75 zal krijgen. Aangetroffen soorten • Er is één beschermde plantensoort aangetroffen, namelijk Dotterbloem. Er zijn geen soorten van de Rode lijst gevonden; • Er zijn binnen de grenzen van het plangebied geen vaste verblijfplaatsen van vleermuizen aangetroffen, maar vleermuizen zijn wel foeragerend in hoge dichtheden en soortenrijk foeragerend aanwezig; • Er zijn een groot aantal overige zoogdiersoorten aangetroffen, maar geen soorten van de Rode lijst; • Er zijn vijf broedvogelsoorten van de Rode lijst vastgesteld, namelijk Patrijs, Groene specht, Grutto, Steenuil en Paap; • Reptielen zijn niet aangetroffen; • Er zijn vier algemeen voorkomende amfibieënsoorten voortplantend in het plangebied aanwezig, namelijk Middelste groene kikker, Bruine kikker, Gewone pad en Kleine watersalamander, zij het allen in lage dichtheden; • Bermpje is als enige beschermde vissoort aangetroffen net buiten de grens van het plangebied; • Er zijn geen beschermde insectensoorten of soorten van de Rode lijsten aangetroffen.
ECOLOGISCH ONDERZOEK REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN TWENTE
ECOGROEN ADVIES
Schadebeperking en mitigerende maatregelen Vleermuizen: vanwege de strikte beschermingsstatus van vleermuizen dient te allen tijde schade aan vaste verblijfplaatsen en exemplaren voorkomen te worden. Potentieel geschikte gebouwen en bomen dienen voor vlak voor sloop of kap nogmaals gecontroleerd te worden op de aanwezigheid van vleermuizen. Overige zoogdieren: De schade aan zoogdieren kan voor zover dit praktisch haalbaar is, tot een minimum beperkt worden door het bouwrijpmaken van het terrein te laten plaatsvinden buiten het voortplantingsseizoen, dat loopt van april-augustus. Vogels: voor schade aan broedvogels bestaat geen ontheffingsmogelijkheid. Kap en rooi van bomen en struiken en grondwerkzaamheden dient gefaseerd uitgevoerd te worden buiten de periode 15 maart – 15 juli om schade aan broedvogels te voorkomen. Amfibieën en vissen Watergangen dienen bij voorkeur niet gedempt of aangepast te worden in het voortplantingsseizoen van vissen en amfibieën (maart-augustus) en eveneens niet in de periode dat groen kikkers overwinteren in de sliblaag (november-maart). De meest gunstige periode is daarmee september –oktober. Bij demping van watergangen dient naar de open zijde gewerkt te worden. Uit te voeren verbeterende maatregelen De initiatiefnemer RBT zal twee bunkers in De Doorbraak realiseren die door vleermuizen als winterverblijf gebruikt kunnen worden. De initiatiefnemer RBT zal in overleg met een vleermuisexpert circa 10 voorzieningen in de nieuwbouw aanbrengen of zich inspannen bij particuliere bedrijven dit te bewerkstelligen, ten behoeve van vaste zomerverblijfplaatsen voor vleermuizen. Ontheffing Voor onderstaande soorten wordt ontheffing aangevraagd in het kader van artikel 75 lid vijf van de Flora- en faunawet. Soort Dotterbloem Bosmuis Woelrat Rosse woelmuis Huisspitsmuis Egel Haas Steenmarter Aardmuis Veldmuis Dwergmuis Hermelijn Wezel Bunzing Konijn Tweekleurige bosspitsmuis Dwergspitsmuis Mol Middelste groene kikker Bruine kikker Gewone pad Kleine watersalamander Bermpje
Caltha palustris Apodemus sylvaticus Arvicola terrestris Clethrionomys glareolus Crocidura russula Erinaceus europaeus Lepus europaeus Martes foina Microtus agrestis Microtus arvalis Micromys minutus Mustela erminea Mustela vision Mustela putorius Oryctogalus cuniculus Sorex coronatus Sorex minutus Talpa europea Rana klepton esculenta Rana temporaria Bufo bufo Triturus vulgaris Barbatula barbatulus
ECOLOGISCH ONDERZOEK REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN TWENTE
Artikel F&fwet 8, 13 9-11 9-11 9-11 9-11 9-11 9-11 9-11 9-11 9-11 9-11 9-11 9-11 9-11 9-11 9-11 9-11 9-11 9-11 9-11 9-11 9-11 9-11
ECOGROEN ADVIES
1
INLEIDING
1.1
Aanleiding en doelstelling Adecs Oost BV heeft EcoGroen Advies gevraagd een flora- en faunaonderzoek uit te voeren in een gebied ten zuiden van Almelo. Het onderzoek dient uitgevoerd te worden vanwege de beoogde realisatie van een regionaal bedrijventerrein en de mogelijke consequenties van deze ruimtelijke ingreep op beschermde dier- en plantensoorten in de Flora- en faunawet en op overig natuuren landschapsbeleid.
1.2
Leeswijzer Het onderzoek is gebaseerd op een groot aantal veldbezoeken en beschikbare informatie uit beleidsdocumenten en databanken. Om inzicht te krijgen in de aanwezige natuurwaarden en beperkingen met betrekking tot de beoogde ruimtelijke ingreep in het plangebied, zijn twee sporen gevolgd: ▪ Ten eerste is in kaart gebracht welk gebiedsgericht beleid uitwerking heeft (hoofdstuk 4). ▪ Ten tweede is nagegaan welke beschermde planten- en diersoorten in het gebied voorkomen of kunnen voorkomen (hoofdstuk 5). Uit de verzamelde informatie volgt een korte beschrijving van de verwachte effecten van de ruimtelijke ingreep op beschermde soorten en welke mitigerende (verzachtende) en compenserende maatregelen nodig zijn om tot een ontheffingsverlening in het kader van artikel 75 van de Flora- en faunawet te kunnen komen. (hoofdstuk 6) In hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie in het plangebied beschreven, de begrenzing gedefinieerd en aangegeven welke inrichtingsmaatregelen beoogd worden. In hoofdstuk 3 wordt stilgestaan bij de toegepaste onderzoeksmethodiek.
3
ECOLOGISCH ONDERZOEK REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN TWENTE
ECOGROEN ADVIES
2
SITUATIE EN PLANVORMING
2.1
Begrenzing van het plangebied Het plangebied ligt tussen Almelo en Bornerbroek in de kilometerhokken X:239/Y:481, X:240/Y:481, X:241/Y:481, X:242/Y:481, X:239/Y:482, X:240/Y:482, X:241/Y:482 & X:242/Y:482. De zuidrand van het plangebied is grillig en wordt gevormd door diverse perceelgrenzen, de straat Wolbeslanden, erven met opstallen en de Bornerbroeksche waterleiding. De noordgrens wordt deels gevormd door de huidige rijksweg A35 en voor het overige deel door de toekomstige doortrekking van de A35 in westelijke richting. Het Twentekanaal begrensd aan de westzijde het plangebied. De ligging en begrenzing zijn weergegeven op de topografische kaart in figuur 1. Op de inrichtingskaart in Bijlage I is de exacte begrenzing nauwkeuriger te zien.
Figuur 1 Topografische kaart met de locatie van het plangebied, ten zuiden van Almelo en ten oosten van het Twentekanaal. Met blauw is de geplande loop van De Doorbraak aangegeven. (Bron kaartondergrond: Topografische Dienst Emmen)
4
ECOLOGISCH ONDERZOEK REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN TWENTE
ECOGROEN ADVIES
2.2
Landschap Het landschap in het plangebied van het RBT is ontstaan door eeuwenlang agrarisch gebruik. Het gebied is een hoevenlandschap waar een deel van het oorspronkelijke karakter bewaard is gebleven. Beeldbepalend in het gebied zijn de diverse essen die nog in het landschap te zien zijn. Op de essen zijn een aantal grotere boerenerven gesitueerd met boomgroepen. Daarnaast vormen de essen een bodemarchief en kunnen ze van archeologische waarde zijn. Het microreliëf in het plangebied varieert tussen de 9.50m + NAP en de 11.00 m +NAP. Op de lagere delen komen elzenbomen voor, dit wijst op nattere grond. Het gebied ten oosten van de Pastoor Ossestraat is heide-ontginningslandschap. De schaal van dit gedeelte is groter dan het overige plangebied. (Uit: concept iMER RBT, Adecs Oost BV)
2.3
Aard en planning van de ruimtelijke ingreep Autonome ontwikkeling Indien het RBT niet wordt gerealiseerd, wil de gemeente Almelo op een deel van de RBT-locatie (direct ten zuiden van de A35) een lokaal bedrijventerrein ontwikkelen. De exacte omvang is nog niet bekend. Aan de noordzijde van het plangebied wordt de A35 doorgetrokken. Rijkswaterstaat start in 2005 met de werkzaamheden. Aan de zuidzijde van het plangebied wordt De Doorbraak gerealiseerd, een nieuwe waterloop in combinatie met een ecologische verbindingszone. Indien het RBT niet gerealiseerd wordt zal de gemiddelde breedte 75 meter bedragen (zie verder paragraaf 2.4) Inrichting en inpassing Het RBT is bedoeld voor bedrijven met een kavelomvang van 2 hectare of meer. Voor bedrijfskavels is 122 hectare gereserveerd. Het bedrijventerrein zal direct ontsloten worden op de Rijksweg A35. Langs het Twentekanaal is de mogelijkheid een laad- en loskade aan te leggen. "Bij de realisatie van het RBT is een goede landschappelijke inpassing het uitgangspunt. Hieraan wordt inhoud gegeven door de cultuurhistorische en landschappelijke waarden zoveel mogelijk te handhaven en het historisch patroon (Wolbeslanden en Pastoor Ossestraat) zichtbaar te houden. Ook van belang is dat binnen het RBT een overgang wordt gecreëerd naar de landelijke omgeving aan de zuidzijde (de Doorbraak)." (Uit: concept iMER RBT, Adecs Oost BV) In Bijlage I is een inrichtingsschets van het plangebied, gemaakt door bureau´OD 205 Stedenbouw onderzoek en Landschap bv´ weergegeven. Te zien is dat een zeer groot deel van de huidige landschapselementen ingepast worden en een forse groenstructuur wordt gerealiseerd. Om de kwaliteit van het plangebied te verhogen is, zonder de financiële haalbaarheid van het plan in gevaar te brengen, een beperkt deel van de groenstructuur kleinschaligere bebouwing mogelijk. Handhaving van de groenstructuur heeft in die gebieden het primaat.
Verantwoordelijken voor de uitvoering Initiatiefnemers voor het RBT zijn de gemeenten Almelo, Hengelo, Borne en Enschede en de Provincie Overijssel. De stuurgroep RBT stuurt de planvorming en is samengesteld uit de portefeuillehouders EZ van de betrokken colleges. De gedeputeerde EZ is voorzitter van de stuurgroep. Indien de initiatiefnemers besluiten over te gaan tot realisatie van het RBT, wordt er op grond van de Wet
5
ECOLOGISCH ONDERZOEK REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN TWENTE
ECOGROEN ADVIES
Gemeenschappelijke Regelingen een nieuw Openbaar Lichaam in het leven geroepen. Dit openbaar lichaam wordt verantwoordelijk voor de realisatie van het RBT.
Planning van werkzaamheden De vroegst mogelijke start van de activiteiten is voorjaar 2006. De activiteiten staan gepland tot het jaar 2024. De startdatum hangt af van de doorlooptijd van de procedures. Met name de verwachte beroepen en eventuele schorsingsverzoeken bij de Raad van State brengen met zich mee dat de initiatiefnemer (aanvrager) de planning van de startdatum niet volledig in eigen hand heeft. Onderscheid dient gemaakt te worden tussen activiteiten die het totale plangebied aangaan en activiteiten die fase gerelateerd zijn. Bij de eerste gaat het om de activiteit "omleggen van gastransportleidingen". Deze activiteit vindt plaats in de jaren 2006 en 2007 en is voorwaardelijk voor de fase gerelateerde activiteiten. Dit i.v.m de belemmering die de transportleidingen thans vormen. De door het gebied lopende transportleidingen zullen dan omgelegd worden in een tracé langs de Pastoor Ossestraat en de A35. Deze werkzaamheden zullen nauwkeurig afgestemd worden op de activiteiten die plaatsvinden in het kader van het doortrekken van de A35, aangezien ze deels binnen dezelfde werkgrenzen plaatsvinden. Voor de gevolgen voor flora en fauna is het van belang dat in de periode 2005-2008 de Doorbraak gerealiseerd gaat worden, de nieuwe beek en ecologische verbindingszone aan de zuidzijde van het plangebied (zie ook § 4.2). Dit is een initiatief van het waterschap Regge en Dinkel en de provincie Overijssel, waar de initiatiefnemer van het RBT op aansluit door ter plaatse van het RBT een verdubbeling van de breedte van de verbindingszone te financieren. Een ontheffingsaanvraag voor dit deel van de Doorbraak zal door het waterschap verzorgd worden. Waar de eerste fase gerelateerde activiteiten gaan plaatsvinden is eveneens nog niet bekend. De wens is aanwezig om vanuit de centrale ontsluitingsas in het hart van het gebied te gaan starten. Of dit ook gebeurt, is afhankelijk van de eigendomssituatie op dat moment en anderzijds van de aard en omvang van de eerste te huisvesten bedrijven. Het bedrijventerrein zal gezoneerd worden ingericht. Dat betekent dat niet elk bedrijf overal op het terrein gehuisvest kan worden. Als eenmaal gestart wordt met de werkzaamheden dan zal de werkvolgorde zijn: 1. Opruimen van rasters, het dempen van sloten, het kappen van bomen en het slopen van gebouwen. 2. Graafwerk t.b.v. wegcunetten, rioolsleuven en nieuwe watergangen. 3. Aanleg van rioleringen en bouwwegen 4. Ontgraven bouwputten en start bouwwerkzaamheden
2.4
De Doorbraak Direct ten zuiden van het RBT wordt ´De Doorbraak´ gerealiseerd. De Doorbraak is een nieuwe watergang in combinatie met een ecologische verbindingszone, die de Loolee en de Azelerbeek koppelt aan de Eksosche Aa / Midden Regge en grotendeels het tracé volgt van bestaande watergangen. De ligging van de Doorbraak ter hoogte van het RBT is te zien in de kaart in Bijlage I. De Doorbraak is een gezamenlijk initiatief van het waterschap Regge en Dinkel en de provincie Overijssel. "Als streefbeeld voor de Doorbraak geldt: Een beek met een redelijk natuurlijk karakter waar beekprocessen zich, binnen vooraf bepaalde grenzen, onbelemmerd kunnen afspelen. Aan weerszijden van de natuurlijke beekoever komen meanderstroken en groenzones waarin meerdere biotopen van nat naar droog aanwezig zijn. Op regelmatige afstand van elkaar worden stapstenen aangelegd: grotere basisbiotopen ten behoeve van rust en voortplanting van de betreffende soorten. "
ECOLOGISCH ONDERZOEK REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN TWENTE
ECOGROEN ADVIES
6
(Uit: Waterschap Regge en Dinkel & Provincie Overijssel (2003). De Doorbraak. Veiligheid voor nu en later door samengaan van natuur en Water.) Doelsoorten zijn Winde, Kamsalamander, Rietgors en Das. Begeleidende soorten en soortengroepen die van de inrichting zullen profiteren zijn ondermeer Bermpje, vleermuizen, kleine en middelgrote zoogdieren, dagvlinders en struweel- en bosvogels. Indien een RBT gerealiseerd wordt op de locatie Almelo Zuid zal de breedte van de Doorbraak ter hoogte van het RBT verdubbeld worden van gemiddeld 75 meter tot gemiddeld 150, zodat een robuuste verbinding ontstaat. De Doorbraak vormt in dat geval een natuurlijke buffer en overgang tussen het bedrijventerrein en de agrarische omgeving ten noorden van Bornerbroek. De financiering van de tweede 75 meter komt geheel ten laste van de initiatiefnemer RBT.
7
ECOLOGISCH ONDERZOEK REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN TWENTE
ECOGROEN ADVIES
3
METHODE VAN ONDERZOEK
Om een zo betrouwbaar en volledig mogelijk beeld te verkrijgen van de aanwezige flora en fauna in het plangebied is gebruik gemaakt van een combinatie van gegevensbronnen en uitvoerig actueel veldonderzoek.
3.1
Eerdere waarnemingen en veldonderzoek Een belangrijk uitgangspunt voor het ecologisch onderzoek was de eerste ontheffingsaanvraag van de provincie Overijssel van 28 november 2002. Ten behoeve van deze aanvraag zijn diverse verspreidingsgegevens gebruikt: Onderzochte soortengroepen
Bedrijf/ organisatie
Datum onderzoek
Flora
•
Provincie Overijssel1)
Zoogdieren
• • •
Bureau Waardenburg BV2) Zoogdierenwerkgroep Overijssel Bode et al.3)
2001-2002 1999-2001 1988-1998
Broedvogels
•
SOVON4)
1998-2000
Amfibieën en reptielen
•
Bureau Waardenburg BV2)
2001-2002
Vissen
• •
Bureau Waardenburg BV2) Natuurbalans/Limes Divergens5)
2001-2002
Insecten
•
Vlinderstichting6,7)
1) 2) 3) 4) 5) 6) 7)
Provincie Overijssel, Basisbestand milieu-inventarisatie Eekelen & Brandjes, 2002 De zoogdieren van Overijssel, 1999 SOVON, Atlasproject broedvogels 1998-2000 Crombaghs et al., Vissen in Overijssel 2002 Atlas van de Nederlandse Dagvlinders De Nederlandse fauna deel 4: De Nederlandse Libellen
Aanvullend hierop is gebruik gemaakt van ecologisch onderzoek uitgevoerd in 1995 ten behoeve van de herinrichting van het gebied Bornerbroek-Zenderen, waarbij de flora van het gehele plangebied zorgvuldig is onderzocht (Altenburg, Griffioen & Jalving 1996). Bij dit onderzoek zijn overigens geen beschermde soorten, noch soorten van de Rode lijst aangetroffen. Op basis van bovenstaande is vervolgens door EcoGroen Advies in 2003 en 2004 uitvoerig veldonderzoek uitgevoerd waarbij de gegevens zijn gecontroleerd en aangevuld. Uitsluiting van beschermde soorten Naar de aanwezigheid van sommige beschermde soorten- en soortengroepen is geen gericht onderzoek verricht. Op basis van bekende verspreidingsgegevens en biotoopvoorkeur mag aangenomen worden dat deze soorten niet aanwezig zullen zijn. Het betreft Rivierkreeft, Vliegend hert, Heldenbok, Juchtleerkever, Wijngaardslak, Bataafse stroommossel, Nauwe korfslak en Zeggekorfslak.
8
ECOLOGISCH ONDERZOEK REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN TWENTE
ECOGROEN ADVIES
3.2
Actueel veldonderzoek Algemeen Het plangebied is in 2003 en 2004 12 maal bezocht op de volgende data: • •
in 2003 op 11 juni, 14 juni, 21 juni, 23 juli, 24 juli, 28 juli en 30 juli; in 2004 op 26 april, 28 april, 25 mei, 14 juli en 29 juli.
Daarbij zijn de volgende soortgroepen geïnventariseerd: hogere planten, zoogdieren, vogels, reptielen, amfibieën, vissen en insecten (met name vlinders, libellen en mieren). Daarnaast is zorgvuldig gekeken naar mogelijk aanwezige soorten op basis van terreinkenmerken, biotoop en de in §3.1 besproken verspreidingsgegevens. Op basis van de aanwezige terreinkenmerken is geconcludeerd dat de elf veldbezoeken verspreid over de lente en zomer volstaan om een volledig en betrouwbaar beeld te krijgen van de aanwezige beschermde soorten in het terrein. De gehanteerde methoden voor het vaststellen van de aanwezigheid van de soorten zijn voor zover mogelijk gelijk aan de gangbare standaarden, zoals deze door de PGO’s geadviseerd worden. Uit oogpunt van efficiëntie is niet elke soortgroep dekkend geïnventariseerd maar is gericht gezocht naar en gerapporteerd over die soorten, die in het kader van dit onderzoek relevant zijn. Speciale aandacht ging uit naar wettelijk beschermde planten– en dierensoorten en soorten van de Rode lijsten. Per soortgroep Flora: Alle potentieel interessante locaties, zoals houtwallen, oevers, sloten, perceelranden, esranden, bermen, bosjes, overhoekjes en houtopstanden zijn verspreid over het seizoen bezocht. Zoogdieren: De aanwezigheid van middelgrote zoogdieren is vastgesteld aan de hand van sporenonderzoek (prenten, uitwerpselen, holen), zichtwaarnemingen en gesprekken met bewoners. De aanwezigheid van kleine zoogdieren, met name muizen en spitsmuizen, is uitgevoerd aan de hand van sporenonderzoek en het uitpluizen van braakballen van Steenuil. Voor het vaststellen van vleermuizen en hun vaste verblijfplaatsen zijn een vijftal nacht- en ochtendbezoeken uitgevoerd waarbij gericht is gezocht naar kolonieplekken. Vogels: Verspreid over het seizoen zijn circa 7 avond-, nacht- en ochtendbezoeken gebracht. Amfibieën: Alle potentiële voortplantingswateren zijn in het voorjaar (adulten) en in de voorzomer bezocht. Sloten zijn op regelmatige afstand geschept. Alle poelen zijn grondig afgezocht. Reptielen: Het enige mogelijk geschikte biotoop voor reptielen bestaat uit het gebied waar veel houtwallen gelegen zijn. Dit gebied is op zonnige dagen in april, mei en juni onderzocht op de aanwezigheid van Levendbarende hagedis. Vissen: Alle potentiële voortplantingswateren zijn in het voorjaar en in de voorzomer bezocht. Sloten zijn op regelmatige afstand geschept. Alle poelen zijn grondig afgezocht. Insecten: Geschikte locaties zijn bij onderzoek aan de overige soortgroepen onderzocht.
9
ECOLOGISCH ONDERZOEK REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN TWENTE
ECOGROEN ADVIES
4
GEBEIDSGERICHT BELEID
4.1
Ecologische Hoofdstructuur De zuidrand van Plangebied Almelo Zuid (de Doorbraak) is aangewezen als Provinciale Ecologische Verbindingszone. Mocht het bedrijventerrein op deze plaats aangelegd worden dan zal de verbindingszone ter hoogte van het bedrijventerrein verdubbeld worden. Er worden geen effecten verwacht die het functioneren van deze verbindingszone nadelig zullen beïnvloeden. De verbindingszone zal juist beter functioneren, doordat aansluitend op het beekdal van de Bornerbroeksche waterleiding een extra zone van 75 meter breed met een totaal oppervlakte van ca. 21 hectare gerealiseerd wordt, waar natuurwaarden die bij aanleg van het RBT verloren gaan, een plaats kunnen vinden.
4.2
Europese Habitatrichtlijngebieden In de nabijheid van het plangebied zijn geen Habitatrichtlijngebieden aanwezig. De habitatrichtlijngebieden Borkeld en Wierdensche Veld liggen op een afstand van 8 kilometer van Plangebied Almelo Zuid. Gezien de aard van de ingreep en de grote onderlinge afstand zijn er geen significant negatieve effecten op de beschermde waarden van de richtlijngebieden te verwachten.
4.3
Europese vogelrichtlijngebieden In de nabijheid van het plangebied liggen geen Vogelrichtlijngebieden. Vogelrichtlijngebied Engbertsdijksvenen ligt op een afstand van 13,5 kilometer en Vogelrichtlijngebied Sallandse Heuvelrug op een afstand van 12 kilometer. Gezien de aard van de ingreep en de grote onderlinge afstanden zijn er geen significant negatieve effecten op de beschermde waarden van de richtlijngebieden te verwachten.
4.4
Beschermde Natuurmonumenten Het meest dichtbijgelegen Beschermde Natuurmonument is het Braamshaarsveld (onderdeel van Landgoed Twickel) op ruim 2 kilometer afstand. Dit gebied zal naar verwachting geen negatieve effecten ondervinden van de aanleg van het RBT, ondermeer vanwege de tussenliggende infrastructuur en bebouwing.
4.5
Provinciaal beleid Het gebied heeft in het Streekplan 2000+ geen aanwijzing gekregen als ´waardevolle natuur buiten de EHS´.
10
ECOLOGISCH ONDERZOEK REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN TWENTE
ECOGROEN ADVIES
5
5.1
FLORA EN FAUNA VAN HET ONDERZOEKSGEBIED
Inleiding Soortbescherming van veel van nature in het wild voorkomende dieren- en plantensoorten is in Nederland sinds 1 april 2002 gebiedsdekkend geregeld via de Flora- en faunawet. Naast nationale en Europese bescherming zijn bepaalde soorten officieel aangemerkt als bedreigd of kwetsbaar en daarom vermeld op een zogenaamde Rode Lijst. De Rode lijstsoorten die niet op de lijst van de beschermde soorten van de Flora- en faunawet voorkomen zijn niet beschermd via deze wet, maar kunnen uiteraard wel bescherming genieten vanuit één van de nationale of Europese lijsten, conventies of richtlijnen. Voor meer informatie over de Flora- en faunawet wordt verwezen naar Bijlage IV en de site van het ministerie van LNV: www.minlnv.nl/thema/groen/natuur/ In Bijlage II is een lijst opgenomen met relevante waargenomen soorten. Zeer algemeen voorkomende soorten zijn uit oogpunt van leesbaarheid achterwege gelaten. De belangrijkste soorten uit de lijst zijn vervolgens weergegeven op de inventarisatiekaarten in Bijlage III. In dit hoofdstuk worden deze soorten kort besproken
5.2
Flora Soorten Er is één beschermde plantensoort aangetroffen - namelijk Dotterbloem – langs de natuurvriendelijke oevers van de Zijtak Twentekanaal. De in het verleden door FLORON aangetoonde beschermde soorten Gewone Vogelmelk en Zwanebloem zijn op hun voormalige standplaatsen, maar ook elders niet meer aangetroffen. Er zijn in het geheel geen soorten van de Rode lijst aangetroffen. Vegetatie Op basis van de aangetroffen soortensamenstelling moet worden geconcludeerd dat van de oorspronkelijke soortenrijke vegetatie weinig meer terug te vinden is. De oorzaak hiervan ligt in het zeer intensieve landgebruik, waarbij begrazing in hoge dichtheden plaatsvindt, akkers sterk bemest worden ten behoeve van de maïsteelt en perceelranden en overhoekjes nauwelijks meer aanwezig zijn. Kenmerkende soorten van kleinschalig agrarisch landschap zijn alleen te vinden in perceelranden, steilranden, oevers en houtwallen en slechts incidenteel aanwezig. Alleen op plekken waar de invloed van de landbouw beperkt is - zoals in oudere bosopstanden – zijn restanten van de oorspronkelijke soortenrijke vegetatie terug te vinden. De aangetroffen vegetatie is onder te verdelen in verschillende oecologische groepen. De meest kenmerkende groepen zijn in de onderstaande tekst weergegeven: ▪ Oecogroep 2c, Pionierplanten van matig voedselarme, vochtige grond (Borstelbies). Deze soort is aangetroffen op de oevers van een recent gegraven slootje. ▪ Oecogroep 4c, Planten van voedselrijke oevers’
ECOLOGISCH ONDERZOEK REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN TWENTE
11
ECOGROEN ADVIES
(o.a. Riet, Watertorkruid, Gele lis, Grote waterweegbree en Scherpe zegge) Deze groep is aangetroffen in vochtige bosjes, slootoevers en de natuurvriendelijk ingerichte oevers van de Zijtak Twenthekanaal. ▪ Oecogroep 4d, Planten van natte ruigten (o.a. Grote kattenstaart, Koninginnenkruid, Moerasandoorn en Harig wilgenroosje) Deze groep is voornamelijk aangetroffen in de natuurvriendelijk ingerichte oevers van de Zijtak Twenthekanaal. Ook Dotterbloem (niet nader ingedeeld in oecogroepen) is in deze oecogroep aangetroffen. ▪ Oecogroep 5a, Planten van vochtige bemeste graslanden (o.a. Gewoon duizendblad, Gewoon reukgras, Gewone Margiet, Gewone ereprijs, Pinksterbloem en Gewone hoornbloem en Gewoon Biggenkruid). Deze groep is in het gehele gebied aangetroffen in/ langs bermen en oevers van watergangen. ▪ Oecogroep 5b, Planten van natte bemeste graslanden (Aangetroffen zijn o.a. Bosbies, Echte koekoeksbloem, Echte valeriaan, Moerasspirea, Grote wederik, Moerasrolklaver en Kruipend zenegroen). Deze groep is met name aangetroffen langs de watergangen, die ten westen van de Pastoor Ossestraat gelegen zijn. ▪ Oecogroep 6d, Planten van droge, zure graslanden (o.a. Gewoon Biggekruid, Schapezuring en Gewone veldbies). Deze groep is aangetroffen langs de meer schrale bermen (o.a. langs de Pastoor Ossestraat) ▪ Oecogroep 9a, Planten van natte bossen (o.a. IJle zegge en Elzenzegge). Beide soorten zijn langs de Bornerbroeksche waterleiding aangetroffen. ▪ Oecogroep 9b, Planten van droge voedselrijke bossen (o.a. Gewone salomonszegel, Bleeksporig bosviooltje en Bosanemoon Deze soorten zijn verspreid in het plangebied aangetroffen in oude bosgebieden, de Bornerbroeksche waterleiding en een slootje langs een oude es. ▪ Oecogroep 9e, Planten van bossen, op droge, zure grond (aangetroffen zijn o.a. Dalkruid, Rankende helmbloem, Adelaarsvaren, Lelietje-vanDalen, Wilde kamperfoelie en Dicht havikskruid). Deze soorten zijn verspreid in het plangebied aangetroffen in (oude) bosopstanden, houtwallen, singels en steilranden langs essen.
5.3
Zoogdieren Er zijn een groot aantal zoogdiersoorten aangetroffen in het plangebied. Vleermuizen Langs de Zijtak Twentekanaal zijn Watervleermuis en Meervleermuis foeragerend aangetroffen. De dubbele eikenrij is een belangrijke vliegroute én belangrijk foerageergebied voor met name Watervleermuis. Mogelijk komt hier ook Franjestaart voor, maar deze soort is alleen met zekerheid van Watervleermuis te onderscheiden indien deze gevangen wordt. Verspreid in het plangebied zijn eveneens vleermuizen aangetroffen. Het gaat dan met name om Laatvlieger, Rosse vleermuis, Gewone dwergvleermuis en Ruige dwergvleermuis. Het voorkomen van vleermuizen concentreert zich met name rond Landgoed ‘t Wolbert (met haar houtwallen en bosjes). Daar is ook Gewone grootoorvleermuis aangetroffen. Dit is een kenmerkende soort van bosrijke gebieden. Vaste verblijfplaatsen van vleermuizen zijn ondanks intensief onderzoek niet in het plangebied zelf vastgesteld, maar van Gewone
ECOLOGISCH ONDERZOEK REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN TWENTE
ECOGROEN ADVIES
12
Grootoorvleermuis, Laatvlieger, Ruige dwergvleermuis en Gewone dwergvleermuis zijn wel vaste verblijfplaatsen te verwachten in het plangebied. Deze zullen waarschijnlijk aanwezig zijn in de omgeving van Landgoed ‘t Wolbert. De houtwallen en singels rond Landgoed ‘t Wolbert vormen belangrijke vliegroutes (tussen verblijfplaatsen en foerageergebieden). Direct ten zuiden van het plangebied is langs de weg Workerlanden een kolonie Rosse vleermuis gevonden in een langs de weg staande eikenboom. Marterachtigen Door het kleinschalige landschap met bosje, erven, bermen en slootjes is het plangebied rijk aan marterachtigen. Tijdens eerder onderzoek (Waardenbrug, 2002) was reeds de aanwezigheid van Steenmarter en Wezel vastgesteld. Tijdens de periode van dit onderzoek zijn daarnaast Hermelijn en (sporen van) Bunzing aangetroffen. Er zijn echter maar een beperkt aantal vaste verblijfplaatsen aanwezig. Deze zijn gevonden op erven, in houtwallen, steilranden van essen, bosjes en de oeverzones van enkele watergangen. Het foerageergebied van genoemde soorten bevindt zich eveneens in en langs deze elementen. Insecteneters en knaagdieren Vaste verblijfplaatsen van Egel, Mol, Huisspitsmuis, Tweekleurige bosspitsmuis en Dwergspitsmuis zijn verspreid aangetroffen in het plangebied in bermen, houtwallen, bosgebieden, oeverzones van watergangen en op erven. Vaste verblijfplaatsen van Eekhoorn, Bosmuis, Rosse woelmuis, Veldmuis, Aardmuis, Dwergmuis, Woelrat en Muskusrat zijn eveneens aangetroffen in bermen, houtwallen, bosgebieden, oeverzones van watergangen en erven. Overige zoogdieren Ree, Vos en Haas zijn verspreid aangetroffen in het plangebied. Ree en Vos zijn alleen sporadisch aanwezig (foeragerend). Haas plant zich wel voort in het plangebied.
5.4
Vogels Er zijn een groot aantal vogelsoorten aangetroffen in het plangebied. Met name de aanwezigheid van soorten van de Rode Lijst zijn noemenswaardig. Er zijn vijf verschillende Rode Lijst-soorten vastgesteld Patrijs (9 paar), Groene Specht (1 paar), Grutto (1 paar), Steenuil (2 paar) en Paap (mogelijk 1 paar). Groene specht broedt in de omgeving van Wolbeslanden. Grutto broedt in het weidegebied aan de oostzijde van Zijtak Twentekanaal. Steenuil broedt op twee erven aan Wolbeslanden. Paap broedt mogelijk in het struweel aan weerszijden van de Geurntjesdijk. Het voorkomen van Patrijs, de meest voorkomende Rode Lijst-soort, concentreert zich met name op en rond de essen rond Wolbeslanden.
5.5
Reptielen Er zijn geen reptielen aangetroffen in het plangebied. Op een afstand van 1 kilometer van Plangebied Almelo Zuid komt de Levendbarende hagedis voor in heideveld Tusveld. In een eerder onderzoek (Eekelen & Brandjes, 2002) is gemeld dat mogelijk Levendbarende hagedis voorkomt in de houtwallen van landgoed Wolbeslanden. Deze waarneming was afkomstig van bewoners. Bij navraag en nader onderzoek bleek het om Kleine watersalamander te gaan.
13
ECOLOGISCH ONDERZOEK REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN TWENTE
ECOGROEN ADVIES
5.6
Amfibieën Er zijn vier beschermde amfibieënsoorten aangetroffen in het plangebied, namelijk Gewone pad, Bruine kikker, Middelste groene kikker en Kleine watersalamander. De vermeende aanwezigheid van Kamsalamander heeft betrekking op een populatie aan de overzijde van het Twentekanaal, die in een kilometerhok ligt die overlapt met het plangebeid. De soort is binnen het plangebied niet aangetoond en bovendien ontbreekt een geschikt habitat voor de soort. Van de aangetroffen soorten is van Middelste groene kikker en Bruine kikker met zekerheid voortplanting vastgesteld in de Bornerbroeksche waterleiding, de Zijtak Twentekanaal en een slootje aan de noordzijde van het plangebied. Voortplantende Kleine watersalamander zijn eveneens te verwachten in de Bornerbroeksche waterleiding en een sloot aan de oostkant van het plangebied. Voortplanting van Gewone pad is niet aangetoond, maar wel aannemelijk. Overwintering van Bruine kikker, Gewone pad en Kleine watersalamander vindt plaats in ruigten, oeverzones, bosgebieden, singels, houtwallen en op erven. Overwintering van Middelste groene kikker vindt plaats in de sliblaag van watergangen. De bredere watergangen in het plangebied lenen zich hiervoor het beste.
5.7
Vissen Er zijn vier vissoorten aangetroffen in het plangebied, namelijk Riviergrondel, Snoek, Baars en Tiendoornige stekelbaars. Bermpje is net buiten het plangebied gevonden in drie verschillende watergangen die in verbinding staan met het plangebied. De soort kan dus vrijelijk het plangebied in migreren en daardoor is het goed mogelijk dat deze soort sporadisch of tijdelijk in vrijwel alle brede watervoerende sloten voor kan komen. Omdat Bermpje beschermd is in de Flora- en faunawet zal daarom toch ontheffing voor schade aan de soort aangevraagd worden. In de Zijtak Twentekanaal zijn geen beschermde vissoorten aangetroffen (Crombaghs, B.H.J.M., N. van den Berg, A.B. Goutbeek, 2002).
5.8
Insecten Er zijn geen beschermde vlinders, libellen of mieren noch soorten van de Rode Lijsten aangetroffen in het plangebied. De gevonden soorten zijn algemeen voorkomend in deze streek: Metaalglanslibel, Azuurwaterjuffer, Blauwe breedscheenjuffer en Lantaarntje. Met name Azuurwaterjuffer en Blauwe breedscheenjuffer zijn kenmerkende soorten van heldere, zuurstofrijke (stromende) wateren. Daarnaast zijn vlindersoorten aangetroffen als Distelvlinder, Atalanta, Klein koolwitje, Koevinkje, Kleine vuurvlinder en Hooibeestje. Koevinkje, Kleine vuurvlinder en Hooibeestje zijn kenmerkende soorten voor relatief soortenrijke graslanden.
14
ECOLOGISCH ONDERZOEK REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN TWENTE
ECOGROEN ADVIES
6
6.1
VERWACHTE EFFECTEN EN COMPENSERENDE EN MITIGERENDE MAATREGELEN
Verwachte schade en effecten per fase
Onderstaand stuk is overgenomen uit de eerste ontheffingsaanvraag van de provincie Overijssel van december 2002 en aangepast aan de meest recente bevindingen. Realisering van het RBT zal leiden tot schade aan planten- en diersoorten en biotopen. De volgende schade is te verwachten, te scheiden in de aanlegfase en de aanwezigheidsfase. Aanlegfase Activiteit
Aanleg van wegen, leidingen en riolering
Ontwatering, dempen van sloten en het opbrengen van grond Rooien van opgaande beplanting, kap van bomen
Sloop van bebouwing Betreding, berijding en storten van grond Aanwezigheidsfase Activiteit
Aanwezigheid van netto 130 ha (half)verhard oppervlakte Aanwezigheid van geluidshinder en extra licht
Schade/effect voor biotopen en soorten Verdwijnen van bodembroedende vogelsoorten en schade aan vaste verblijfplaatsen van bodembewonende zoogdieren Verdwijnen van paarplaatsen van amfibieën en vissen Vernietiging van broedbiotoop en foerageerplaatsen voor zang- en roofvogels en uilen Verdwijnen van foerageergebied, overwinterings- en kraamplaatsen van vleermuizen Verdwijnen van foerageergebied, overwinterings- en kraamplaatsen van vleermuizen Schade aan vaste verblijfplaatsen van bodembewonende zoogdieren
Schade/effect voor biotopen en soorten Verdwijnen van open biotopen en weidevogels Verstoring van broedvogels en zoogdieren
15
ECOLOGISCH ONDERZOEK REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN TWENTE
ECOGROEN ADVIES
6.2
Flora Verwachte schade als gevolg van de voorgenomen activiteiten Afhankelijk van de precieze locatie en omvang, zal door aanleg van de loskade mogelijk een aantal groeiplaatsen van Dotterbloem verdwijnen. Dotterbloem komt verspreid langs het kanaal veelvuldig voor. De gunstige staat van instandhouding van de soort komt derhalve niet in gevaar wanneer een klein aantal van deze groeiplaatsen zal verdwijnen. Schadebeperking en compenserende en mitigerende maatregelen Mitigerende en compenserende maatregelen zijn niet noodzakelijk.
6.3
Zoogdieren Verwachte schade als gevolg van de voorgenomen activiteiten Vrijwel alle zoogdieren – met uitzondering van Bruine en Zwarte rat en Huismuis - zijn beschermd in de Flora- en faunawet. Alle vleermuissoorten zijn strikt beschermd in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn. Vleermuizen Mogelijke bedreigingen voor vleermuispopulaties bestaan in eerste instantie uit verlies van foerageergebied en verstoring van kolonies. Daarnaast kan een tekort aan geschikte verblijfplaatsen schade aan populaties toebrengen. In het plangebied zelf zijn geen vaste verblijfplaatsen aangetroffen van vleermuizen. Omdat vleermuizen zeer regelmatig van verblijfplaats kunnen wisselen kunnen locaties na verloop van tijd weer in gebruik genomen worden. Daarom is het wel mogelijk dat bij de aanlegwerkzaamheden van het RBT vaste verblijfplaatsen in gebouwen en boomholten verdwijnen. Het aantal bomen met holten en geschikte gebouwen voor kolonies is echter klein. De bebouwing in het plangebied bestaat voornamelijk uit daken zonder dakbeschot, enkelsteens muren en rieten daken of gebouwen zonder geschikte invliegopeningen. Toch dient schade aan vaste verblijfplaatsen en aan exemplaren te allen tijde voorkomen te worden en verlies aan vaste verblijfplaatsen te worden gecompenseerd (zie verder bij ‘Schadebeperking en compenserende en mitigerende maatregelen’). In de inrichting, zijn de meeste voor vleermuizen belangrijke landschapselementen in het plangebied gehandhaafd, waarbij nog de vraag is of de bomenrij langs het kanaal gehandhaafd kan blijven op het moment dat een loskade gerealiseerd wordt. De geplande Doorbraak, met de extra verbreding vanwege het RBT - waarbij de Bornerbroekse Waterleiding en directe omgeving heringericht gaat worden - is gunstig voor veel soorten vleermuizen. Voor sommige vleermuissoorten die gebruik maken van open landschappen – zoals Laatvlieger en Rosse vleermuis - gaat door realisatie van het bedrijventerrein een deel van hun foerageergebied verloren. Omdat echter nieuwe foerageergebieden ontstaan in de Doorbraak en de verbinding met de directe omgeving van het plangebied wordt verbeterd, zal er netto geen significante schade aan de populaties van deze soorten toegebracht worden. Gezien bovenstaande is de conclusie ten aanzien van de effecten voor vleermuizen dat een gunstige staat van instandhouding van de soort niet in gevaar komt. Marterachtigen Wezel, Bunzing, Steenmarter en Hermelijn zullen enig leefgebied verliezen en mogelijk directe schade ondervinden door realisatie van de geplande ruimtelijke ontwikkelingen. De gunstige staat van instandhouding komt hierdoor echter niet in gevaar, omdat het algemeen voorkomende soorten betreft. Daarnaast blijven er
ECOLOGISCH ONDERZOEK REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN TWENTE
ECOGROEN ADVIES
16
voldoende landschappelijke elementen behouden én biedt de extra strook van 75 meter langs ‘De Doorbraak’ goede mogelijkheden voor een duurzaam behoud van marterachtigen in het gebied. Wel is aanvragen van ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet voor deze soorten noodzakelijk. Insecteneters en knaagdieren Mol, Egel, Huisspitsmuis, Tweekleurige bosspitsmuis, Dwergspitsmuis, Bosmuis, Rosse woelmuis, Veldmuis, Aardmuis, Dwergmuis, Woelrat zullen leefgebied verliezen en mogelijk directe schade ondervinden door de realisatie van het bedrijventerrein. De ruimtelijke ingreep heeft echter geen significante negatieve effecten op de gunstige staat van instandhouding van de populaties van de betreffende soorten, omdat het algemeen voorkomende soorten betreft waarvan het leefgebied voor een groot deel behouden blijft. Verder zijn er voldoende uitwijkmogelijkheden naar soortgelijke biotopen in de nabije omgeving. Daarnaast biedt de extra strook van 75 meter langs ‘De Doorbraak’ goede mogelijkheden voor een duurzaam behoud van insecteneters en knaagdieren in het gebied. Het aanvragen van ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet is noodzakelijk voor het vergraven van verblijfplaatsen en schade aan Mol, Egel, Huisspitsmuis, Tweekleurige bosspitsmuis, Dwergspitsmuis, Bosmuis, Rosse woelmuis, Veldmuis, Aardmuis, Dwergmuis, Woelrat. Overige zoogdieren Van de overige zoogdieren (Ree, Vos, Konijn en Haas) zullen alleen Konijn en Haas leefgebied verliezen. Aangezien Haas een zeer mobiele soort is zonder vaste verblijfplaatsen zal deze eenvoudig uit kunnen wijken naar omliggende gebieden. Ree en Vos zijn alleen foeragerend aangetroffen in het plangebied. Konijn zal wel vaste verblijfplaatsen verliezen. Door behoud van bosschages rond Wolbeslanden en de inrichting van de extra compensatiestrook langs ‘De Doorbraak’ zal echter voldoende leefgebied resteren. De gunstige staat van instandhouding komt niet in gevaar. Wel is ontheffing noodzakelijk in het kader van de Flora- en faunawet. Schadebeperking en compenserende en mitigerende maatregelen Vleermuizen Schade aan vaste verblijfplaatsen van vleermuizen dient voorkomen te worden door vlak voor sloop van gebouwen en kap van bomen, waar zich mogelijk verblijfplaatsen van vleermuizen in kunnen bevinden, een controle te laten uitvoeren. Indien op een bepaalde locatie vleermuizen zijn aangetoond, dient door regelmatige controle het moment afgewacht worden tot de vleermuizen weer vertrokken zijn. Aansluitend kan het gebouw gesloopt worden of de boom gekapt om nieuwvestiging te voorkomen. Meestal is de periode 15 augustus-15 september hiervoor het meest gunstig. Controle kan niet plaatsvinden in de wintermaanden (oktober t/m maart). Effecten op boombewonende vleermuizen als Ruige dwergvleermuis en Gewone grootoorvleermuis, die in het plangebied mogelijk vaste verblijfplaatsen hebben, dienen voorkomen te worden door eventuele kap van bomen in koude winterperioden en bij voorkeur met vorst uit te voeren. Tijdens koude perioden (vorstperioden in de winter) bewonen beide soorten geen bomen, maar verblijven in vleermuisbunkers, kelders en gebouwen. Compenserende maatregelen zijn niet noodzakelijk omdat geen schade aan vleermuizen of hun vaste verblijfplaatsen wordt aangericht. Desondanks zullen enige maatregelen uitgevoerd worden om vleermuizen te begunstigen. In De Doorbraak zullen twee vleermuisbunkers van 15 meter lengte aangelegd worden. Deze zijn geschikt als overwinteringslocatie voor Gewone grootoorvleermuis. Daarnaast worden in overleg met een vleermuisexpert circa 10 voorzieningen in de nieuwbouw aangebracht zodat in het bedrijventerrein nieuwe verblijfplaatsen en kraamkamers gevestigd kunnen worden. Hier voor zijn verschillende mogelijkheden denkbaar zoals het open laten van enige ruimte in de spouw van buitenmuren en door isolatie lokaal achterwege te laten. Het meest gunstig is het inmetselen van vleermuiskasten in de spouwmuur (pers. mededeling D. Tuitert).
ECOLOGISCH ONDERZOEK REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN TWENTE
ECOGROEN ADVIES
17
Handhaving van een lijnvormige groenstructuur langs het Twente kanaal is gewenst indien hier een loskade wordt gerealiseerd. Om te voorkomen dat er een ‘gat’ in de laanbeplanting ontstaat, kan een nieuwe groenstrook van bomen of struiken van enig formaat (minimaal 2 meter hoog) als omleiding aangelegd worden. Overige zoogdieren Met betrekking tot de overige zoogdieren kan voor zover dit praktisch haalbaar is, schade tot een minimum worden beperkt door het bouwrijp maken van het terrein te laten plaats vinden buiten het voortplantingsseizoen dat loopt van april-augustus.
6.4
Vogels Verwachte schade als gevolg van de voorgenomen activiteiten Voor alle inheemse vogelsoorten geldt dat deze met name gedurende het broedseizoen zijn beschermd onder de flora- en faunawet. Voor schade aan broedende vogels bestaat geen ontheffingsmogelijkheid. Vooral schadelijke effecten op soorten van de Rode Lijst zijn van belang, aangezien voor soorten met deze status soms extra inspanningen verricht dienen te worden, afhankelijk van de kwetsbaarheid van de soort en de schade op de lokale populatiegrootte. Steenuil zal beide broedplaatsen verliezen door de sloop van de bebouwing langs Wolbeslanden. Er resteert echter voldoende geschikt leefgebied door behoud van bosgebieden en houtwallen en de realisatie van de extra strook van 75 meter langs ‘De Doorbraak’. In de nabije omgeving bevinden zich verder voldoende geschikte broedlocaties, terwijl op termijn de soort zich in De Doorbraak kan hervestigen. Grutto zal blijvend leefgebied verliezen, doordat het plangebied een besloten karakter krijgt. Het gaat echter maar om 1 broedpaar. Als gevolg van realisatie van het RBT zal broedgelegenheid van vijf van de zeven broedpaartjes Patrijs verdwijnen. Op korte termijn zal in de compensatiestrook langs ‘De Doorbraak’ al nieuw leefgebied voor deze soort ontstaan, zeker ook omdat het bedrijventerrein over een lange periode in fasen aangelegd wordt. Tot dat moment zal de soort uitwijkmogelijkheden in soortgelijke biotopen in de nabije omgeving kunnen vinden. Na het bouwrijp maken van het plangebied zal Paapje in eerste instantie leefgebied verliezen, maar door het begroeid raken van bouwrijp gemaakte bouwkavels en de extra strook van 75 meter langs ‘De Doorbraak’ zal voldoende leefgebied resteren. Het leefgebied van Groene specht blijft geheel in tact door behoud van de bosgebieden en houtwallen rond Wolbeslanden. Ook blijft de mogelijkheid tot migratie richting Workerlanden mogelijk. Voor de overige algemenere soorten blijft voldoende leefgebied aanwezig in het plangebied. Door het behoud van houtwallen, bosgebieden, bebouwing en de realisatie van de extra compensatiestrook langs ‘De Doorbraak’ en beplanting rond bedrijven blijft voldoende broed- en foerageergelegenheid voor deze soorten over. De enkele naast Grutto aangetroffen broedende weidevogels (Wulp, Kievit, Scholekster en Gele kwikstaart) hebben voldoende uitwijkmogelijkheden naar landbouwgebieden in de nabije omgeving.
Schadebeperking en compenserende en mitigerende maatregelen Het is niet mogelijk ontheffing te verkrijgen voor verbodsbepalingen ten opzichte van broedvogels. Er mogen derhalve geen activiteiten worden ondernomen op
ECOLOGISCH ONDERZOEK REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN TWENTE
ECOGROEN ADVIES
18
locaties waar nesten of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de vogels aanwezig zijn. Werkzaamheden die broedbiotopen van vogels verstoren of beschadigen dienen gefaseerd te worden door uitvoering in de periode voor 15 maart en na 15 juli. Het bouwrijp maken van het plangebied dient buiten de periode 15 maart- 15 juli plaats te vinden. Voor Steenuil kan vervangende nestruimte aangebracht te worden in de vorm van nestkasten. De nestkasten dienen niet te dicht bij elkaar geplaatst te worden. Voor de overige vogelsoorten is het aan te bevelen om een zo gevarieerd mogelijk bomen- en heestersbestand aan te planten. Om nieuwvestiging van Oeverzwaluw te voorkomen is het raadzaam zanddepots met plastic folie af te dekken.
6.5
Amfibieën Verwachte schade als gevolg van de voorgenomen activiteiten Alle amfibieën en reptielen zijn beschermd in de Flora- en faunawet. Watergangen die dienen als voortplantingsgebied van Middelste groene kikker, Gewone pad, Bruine kikker en Kleine watersalamander kunnen op een viertal manieren aangetast worden: 1. 2. 3. 4.
Demping; Aanpassen profielen oevers; (Gedeeltelijke) drooglegging van watergangen door de toepassing van bronbemaling; Aantasting van de waterkwaliteit als gevolg van lozing van opgepompt grondwater.
Ad 1-3 Door het aanpassen van oevers, dempen van watergangen en drooglegging van watergangen zullen voortplantings- en overwinteringsplaatsen van genoemde amfibieën verdwijnen en kunnen individuen geschaad worden. Ad. 4 Door de plaatselijke, lage ligging van het plangebied zal naar verwachting bronbemaling toegepast worden om de bouwactiviteiten mogelijk te maken. Door lozing van het weggepompte grondwater op het oppervlaktewater zullen in het oppervlaktewater zuurstofarme omstandigheden kunnen gaan overheersen. Zuurstofarme omstandigheden kunnen funest zijn voor in het water aanwezige larven en eisnoeren van ondermeer Gewone pad, die geen of nauwelijks mogelijkheden hebben om uit te wijken. Daarnaast kan bij het vernietigen van ruigte, struweel en bosbodems schade toegebracht worden aan overwinteringbiotoop en overwinterende exemplaren van Kleine watersalamander, Gewone pad en Bruine kikker. Omdat de aangetroffen amfibieënsoorten de meest algemeen voorkomende soorten in Nederland zijn, en zij voldoende uitwijkmogelijkheden hebben in soortgelijke biotopen in de nabije omgeving, zal de gunstige staat van instandhouding van de populaties niet in gevaar komen. Daarnaast zullen poelen aangelegd worden in de extra compensatiestrook langs ‘De Doorbraak’ en waterpartijen aan de noordkant van het plangebied en langs de Pastoor Ossestraat. Verder zullen op termijn voldoende geschikte overwinteringsplaatsen overblijven door behoud van bosgebieden, houtwallen en erven en de realisatie van aanplanting rond bedrijven en in de extra compensatiestrook langs ‘De Doorbraak’.
ECOLOGISCH ONDERZOEK REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN TWENTE
ECOGROEN ADVIES
19
Voor schade aan amfibieën dient wel formeel ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet aangevraagd te worden. Schadebeperking en compenserende en mitigerende maatregelen Afhankelijk van de toe te passen (inrichtings)maatregelen zijn een aantal mogelijkheden om schadelijke effecten te verminderen. Watergangen dienen bij voorkeur gedempt of aangepast te worden buiten de voortplantingsperiode van amfibieën (maart-augustus), en eveneens liever niet in de periode dat groene kikkers zich overwinterend in de waterbodem bevinden (november - maart). Gewone pad, Kleine watersalamander en Bruine kikker overwinteren buiten het water, Middelste groene kikker veelal in de sliblaag. Samengevat dient het dempen en/ of droogleggen van watergangen, aanpassen van profielen van watergangen en in mindere mate lozing van grondwater op oppervlaktewater bij voorkeur alleen in de maanden september en oktober plaats te vinden om effecten op populaties van amfibieën (en ander waterleven) te minimaliseren. Ingrepen in de meest kwetsbare periode maart-augustus dienen in ieder geval zo veel mogelijk vermeden te worden. Bij watergangen die gedempt worden, dient richting de open zijde gewerkt te worden om aanwezige amfibieën (op het voorgestelde tijdstip alleen volwassen exemplaren) de mogelijkheid te bieden uit te wijken. Het is sterk aan te bevelen om in ieder geval een deel van de watergang rond de te realiseren waterpartijen aan te leggen met een flauw oplopende oever aan de noordzijde en waar mogelijk enige geïsoleerde waterpartijen aan te leggen.
6.6
Vissen Verwachte schade als gevolg van de voorgenomen activiteiten Schade aan het leefgebied van Bermpje en exemplaren van deze soort kan op dezelfde manier plaatsvinden zoals beschreven is voor amfibieën. Voor zowel het aantasten van leefgebied als schade aan individuen is ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet noodzakelijk. De gunstige staat van instandhouding van de soort zal niet in gevaar komen omdat de aanwezige aantallen zeer klein zullen zijn en de beide soorten veelvuldig in de directe omgeving voorkomen. Schadebeperking en compenserende en mitigerende maatregelen Zie § 6.5 amfibieën.
6.7
Insecten Verwachte schade als gevolg van de voorgenomen activiteiten Er zijn geen beschermde insectensoorten aangetoond of te verwachten. Schadebeperking en compenserende en mitigerende maatregelen Nvt
20
ECOLOGISCH ONDERZOEK REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN TWENTE
ECOGROEN ADVIES
7
GERAADPLEEGDE BRONNEN
Altenburg W., R. Griffioen & R. Jalving (1996). Natuurwaarden in ‘BornerbroekZenderen’; Ecologische onderzoek in de landinrichting ‘BornerbroekZenderen’, Altenburg en Wymenga ecologisch onderzoek, Veenwouden. Archief Provincie Overijssel, Milieu-inventarisatiegegevens: flora- en vegetatiegegevens. Bode A.D., A.J. Dijkstra, B. Hoekstra, R. Hoeve & R. Zollinger (1999). Zoogdieren van Overijssel; Voorkomen, verspreiding van de in het wild levende zoogdieren, Waanders Uitgevers, Zwolle. Bijlsma R.G., F. Hustings & C.J. Camphuysen (2001). Algemene en schaarse vogels van Nederland (Avifauna van Nederland 2), GMB Uitgeverij / KNNV Uitgeverij, Haarlem/ Utrecht. Crombaghs B.H.J.M, N. van den Berg & A.B. Goutbeek (2002). Vissen in Overijssel; Verspreidingsatlas van zoetwatervissen in stromende en stilstaande wateren in Overijssel, Buro Natuurbalans Limes Divergens, Nijmegen. Eekelen, R. van & G.J. Brandjes (2002). Inventarisatie Regionaal Bedrijvencentrum Almelo-Zuid; Zoogdieren, amfibieën, vissen. Bureau Waardenburg BV, Culemborg. Hazelhorst, H. & M.A. Heinen (1994). Flora en fauna van het Veenschap en Omgeving; Rapport Provincie Overijssel milieu-inventarisatie i.s.m. KNNV Vriezenveen, Provincie Overijssel, Zwolle. Janssen J.A.M. & J.H.J. Schaminée (2004). Europese Natuur in Nederland. Soorten van de Habitatrichtlijn. Krekels, R.F.M. & D.W. Heijkers (2003). De Doorbraak; Streefbeeld en inrichting,
Natuurbalans - Limes Divergens BV, Nijmegen.
Natuurloket (www.natuurloket.nl) Nöllert, A. & C. Nöllert (1992). Amfibieëngids van Europa. OD 205 (2004). RBT, Regionaal Bedrijventerrein Twente. Concept stedenbouwkundig plan. Augustus 2004. OD 205 stedenbouw onderzoek en landschap. Delft. OVB (2000). De Nederlandse Zoetwatervissen. Een eerste kennismaking. Provincie Overijssel, basisbestand milieu-inventarisatie. Provincie Overijssel (2000). Streekplan Overijssel 2000+; Plannen voor ruimte, Water en Milieu, Provincie Overijssel, Zwolle. Provincie Overijssel (2001). Richtlijnen Compensatiebeginsel; Richtlijnen voor de toepassing van het Compensatiebeginsel voor natuur, bos en landschap, Provincie Overijssel, Zwolle. Provincie Overijssel (2002). Aanvraag ontheffing ingevolge art. 75, lid 4 Flora- en faunawet ten behoeve van aanleg Regionaal Bedrijventerrein Twente (RBT), Provincie Overijssel, Zwolle.
21
ECOLOGISCH ONDERZOEK REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN TWENTE
ECOGROEN ADVIES
SOVON Vogelonderzoek Nederland (2002). Atlas van de Nederlandse Broedvogels 1998 tot 2000. – Nederlandse Fauna 5, Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij en European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden. Vries, E. de & M. van der Sluis (2003). Contra-expertise ecologisch onderzoek Regionaal Bedrijventerrein Twente, locatie Almelo-Zuid, EcoGroen Advies BV, Zwolle. Vries, E. de, van der Sluis, M. & G. Engelbertink (2003). Flora- en fauna onderzoek Regionaal Bedrijventerrein Twente. Onderzoek naar twee mogelijke locaties voor een regionaal bedrijventerrein, Almelo noord en Almelo zuid. EcoGroen Advies BV, 15 december 2003. Waterschap Regge en Dinkel & Provincie Overijssel (2003). De Doorbraak. Veiligheid voor nu en later door samengaan van natuur en Water. Arcadis. Ontwerp-23 september 2003.
22
ECOLOGISCH ONDERZOEK REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN TWENTE
ECOGROEN ADVIES
BIJLAGEN
ECOLOGISCH ONDERZOEK REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN TWENTE
ECOGROEN ADVIES
Bijlage I
INRICHTINGSKAART Uit: RBT, Regionaal Bedrijventerrein Twente. Concept stedenbouwkundig plan. Augustus 2004. OD 205 stedenbouw onderzoek en landschap.
ECOLOGISCH ONDERZOEK REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN TWENTE
ECOGROEN ADVIES
Bijlage II
SOORTENLIJST Soort
Terreingebruik en verwachte aantal
Locatie
Status
Flora: Dotterbloem
A
Oever Zijtak Twenthekanaal
Beschermd F&F-wet
Adelaarsvaren
E
Oude bossen en houtwallen
-
Bosanemoon
D
Oude bossen en houtwallen
-
Dalkruid
D
Oude bossen en houtwallen
-
Gewone salomonszegel
C
Oude bossen en houtwallen
-
Lelietje van dalen
C
Oude bossen en houtwallen
-
Kolonie mogelijk in bebouwde kom Almelo + Foeragerend boven Zijtak Twentekanaal
Habitatrichtlijn Bijlage IV Beschermd F&F-wet
Zoogdieren: Meervleermuis
Foeragerend (3-10)
Kolonie mogelijk in bos Workerlanden + Foeragerend boven zijtak Twentekanaal Kolonie mogelijk in schuurtje(s) of oude bomen langs Wolbeslanden + Foeragerend langs eikenlaantje (Derksweg) + houtwal Wolbeslanden Kolonie mogelijk langs Hoeselerdijk (schuurtjes, oude bomen e.d.) + Foeragerend langs Hoeselerdijk
Habitatrichtlijn Bijlage IV Beschermd F&F-wet
Watervleermuis
Foeragerend (19-30)
Gewone grootoorvleermuis
Voortplantend + Foeragerend (3-10)
Ruige dwergvleermuis
Foeragerend (1-10)
Gewone dwergvleermuis
Voortplantend + Foeragerend (18-40)
Kolonie omgeving ’t Wolbert + Foeragerend in het gehele gebied
Habitatrichtlijn Bijlage IV Beschermd F&F-wet
Rosse vleermuis
Foeragerend (3-20)
Buiten plangebied: Kolonie boom Workerlanden + Foeragerend in het gehele gebied
Habitatrichtlijn Bijlage IV Beschermd F&F-wet
Laatvlieger
Foeragerend (11-25)
Kolonie omgeving ‘t Wolbert + Foeragerend in het gehele gebied
Habitatrichtlijn Bijlage IV Beschermd F&F-wet
Steenmarter
Voortplantend (2-6)
Omgeving ‘t Wolbert
Beschermd F&F-wet
Bunzing
Voortplantend (2-6)
Omgeving ‘t Wolbert
Habitatrichtlijn Bijlage V Beschermd F&F-wet
Hermelijn
Voortplantend (4-12)
Omgeving ‘t Wolbert
Beschermd F&F-wet
Wezel
Voortplantend (2-6)
Omgeving ‘t Wolbert
Beschermd F&F-wet
Vos
Foeragerend (1-2)
Mogelijk hol in bos Workerlanden
Beschermd F&F-wet
Konijn
Voortplantend (1-12)
Rand es ‘t Wolbert
Beschermd F&F-wet
Haas
Voortplantend (12-20)
Essen omgeving Wolbeslanden
Beschermd F&F-wet
Eekhoorn
Voortplantend (2-6)
Bossen omgeving ‘t Wolbert
Beschermd F&F-wet
Egel
Voortplantend (8-20)
Verspreid in het gehele gebied
Beschermd F&F-wet
Bruine rat
Voortplantend (4-8)
Omgeving Bornerbroeksche waterleiding
-
Mol
Voortplantend (8-30)
Verspreid in het gehele gebied
Beschermd F&F-wet
ECOLOGISCH ONDERZOEK REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN TWENTE
Habitatrichtlijn Bijlage IV Beschermd F&F-wet
Habitatrichtlijn Bijlage IV Beschermd F&F-wet
ECOGROEN ADVIES
Soort
Terreingebruik en verwachte aantal
Locatie
Status
Bosmuis
Voortplantend (3*-150)
Bosjes in het gehele gebied
Beschermd F&F-wet
Tweekleurige bosspitsmuis
Voortplantend (6*-80)
Vochtige bosjes omgeving ‘t Wolbert
Beschermd F&F-wet
Dwergspitsmuis
Voortplantend (2*-80)
Kruidenrijke stroken/ bermen
Beschermd F&F-wet
Huisspitsmuis
Voortplantend (8*-80)
Erven/ Bermen omgeving erven
Beschermd F&F-wet
Woelrat
Voortplantend (4-12)
Langs Bornerbroeksche waterleiding
Beschermd F&F-wet
Rosse woelmuis
Voortplantend (10*-100)
Bosschages
Beschermd F&F-wet
Aardmuis
Voortplantend (2*-40
Oevers watergangen
Beschermd F&F-wet
Muskusrat
Voortplantend (6-12)
Langs Bornerbroeksche waterleiding
-
Veldmuis
Voortplantend (7*-120)
Landbouwgrond gehele gebied
Beschermd F&F-wet
Dwergmuis
Voortplantend (1*-60)
Ruige bermen/ bramenstruwelen
Beschermd F&F-wet
Huismuis
Mogelijk voortplantend (0-60)
Erven/ huizen in het gehele gebied
-
Broedend (1)
Bossen ‘t Wolbert
Beschermd F&F-wet
Grutto
Broedend (1)
Weidegebied langs Zijtak Twenthekanaal
Beschermd F&F-wet
Patrijs
Broedend (9)
Verspreid in het gehele gebied
Beschermd F&F-wet
Paap
Mogelijk broedend (1)
Bosschages langs Greurntjesdijk
Beschermd F&F-wet
Steenuil
Broedend (2)
Erven Wolbeslanden
Beschermd F&F-wet
Boerenzwaluw
Broedend (15-40)
Verspreid over enkele erven
Beschermd F&F-wet
Bonte vliegenvanger
Broedend (2)
Erven/ bosschages
Beschermd F&F-wet
Boomkruiper
Broedend (2)
Erven/ Bosschages
Beschermd F&F-wet
Braamsluiper
Broedend (2)
Erven/ bosschages
Beschermd F&F-wet
Ekster
Broedend (1)
Erven/ Bosschages
Beschermd F&F-wet
Fazant
Broeden (1)
Essen omgeving Wolbeslanden
Beschermd F&F-wet
Fitis
Broedend (16)
Erven/ bosschages
Beschermd F&F-wet
Fuut
Broedend (1)
Oever Zijtak Twentekanaal
Beschermd F&F-wet
Vogels: Rode Lijst-soorten Groene specht
Overige soorten
Gekraagde roodstaart
Broedend (5)
Erven/ Bosschages
Beschermd F&F-wet
Gele kwikstaart
Broedend (1)
Es omgeving ‘t Wolbert
Beschermd F&F-wet
Grasmus
Broedend (10)
Ruige zones
Beschermd F&F-wet
Graspieper
Broedend (2)
Essen omgeving Wolbeslanden
Beschermd F&F-wet
Grote Bonte Specht
Broedend (2)
Landgoed ‘t Wolbert + Pastoor Ossestraat
Beschermd F&F-wet
Grote lijster
Broedend (1)
Bosgebied
Beschermd F&F-wet
Heggenmus
Broedend (10)
Erven/ Bosschages
Beschermd F&F-wet
Holenduif
Broedend (1-3)
Landgoed ‘t Wolbert
Beschermd F&F-wet
Houtduif
Broeden (9)
Bosschages in het gehele gebied
Beschermd F&F-wet
Huiszwaluw
Broedend (3-10)
Verspreid over enkele erven
Beschermd F&F-wet
Kauw
Broedend (1)
Erven
Beschermd F&F-wet
ECOLOGISCH ONDERZOEK REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN TWENTE
ECOGROEN ADVIES
Soort
Terreingebruik en verwachte aantal
Locatie
Status
Kievit
Broedend (8)
Essen omgeving Wolbeslanden
Beschermd F&F-wet
Kleine karekiet
Broedend (9)
Oever Zijtak Twentekanaal
Beschermd F&F-wet
Koekoek
Broedend (1)
Omgeving Zijtak Twenthekanaal
Beschermd F&F-wet
Koolmees
Broedend (25)
Erven/ Bosschages
Beschermd F&F-wet
Merel
Broedend (27)
Erven/ Bosschages
Beschermd F&F-wet
Pimpelmees
Broedend (23)
Erven/ Bosschages
Beschermd F&F-wet
Putter
Broedend (1)
Erf
Beschermd F&F-wet
Roodborst
Broedend (9)
Erven/ Bosschages
Beschermd F&F-wet
Scholekster
Broedend (2)
Essen omgeving Wolbeslanden
Beschermd F&F-wet
Sperwer
Broedend (1)
Bosje Wolbeslanden
Beschermd F&F-wet
Spreeuw
Broedend (6)
Erven/ Bosschages
Beschermd F&F-wet
Staartmees
Broedend (1)
Erf
Beschermd F&F-wet
Tjiftjaf
Broedend (43)
Erven/ Bosschages
Beschermd F&F-wet
Tuinfluiter
Broedend (2)
Erven/ Bosschages
Beschermd F&F-wet
Vink
Broedend (47)
Erven/ Bosschages
Beschermd F&F-wet
Waterhoen
Broedend (1)
Slootje Wolbeslanden
Beschermd F&F-wet
Waterral
Broedend (1-2)
Oever Zijtak Twentekanaal
Beschermd F&F-wet
Broedend (3)
Watergangen in gehele plangebied
Beschermd F&F-wet
Wilde eend Winterkoning
Broedend (25)
Erven/ Bosschages
Beschermd F&F-wet
Witte kwikstaart
Broedend (5)
Verspreid over enkele erven
Beschermd F&F-wet
Wulp
Broedend (1)
Weidegebied langs Zijtak Twenthekanaal
Beschermd F&F-wet
Zanglijster
Broedend (7)
Erven/ Bosschages
Beschermd F&F-wet
Zwarte kraai
Broedend (9)
Erven/ Bosschages
Beschermd F&F-wet
Zwarte mees
Broedend (1)
Erf
Beschermd F&F-wet
Zwarte roodstaart
Broedend (2)
Erven
Beschermd F&F-wet
Zwartkop
Broedend (13)
Erven/ Bosschages
Beschermd F&F-wet
Amfibieën en reptielen: Bruine kikker
Voortplantend (84-150)
Alle watergangen in het gehele gebied
Habitatrichtlijn Bijlage V Beschermd F&F-wet
Middelste groene kikker
Voortplantend (51-125)
Alle watergangen in het gehele gebied
Habitatrichtlijn Bijlage V Beschermd F&F-wet
Gewone pad
Mogelijk voortplantend (1-50)
Alle watergangen in het gehele gebied
Beschermd F&F-wet
Kleine watersalamander
Voortplantend (3-50)
Bredere watergangen in het gebied
Beschermd F&F-wet
Bermpje
18-300
Buiten plangebied: Bornerbroeksche waterleiding en in verbinding staande watergangen
Beschermd F&F-wet
Riviergrondel
2-100
Bornerbroeksche waterleiding
-
Vissen:
Snoek
1-30
Bornerbroeksche waterleiding
-
Tiendoornige stekelbaars
80-600
Verspreid in het gehele gebied
-
Baars
2-200
Bornerbroeksche waterleiding
-
ECOLOGISCH ONDERZOEK REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN TWENTE
ECOGROEN ADVIES
Soort
Terreingebruik en verwachte aantal
Locatie
Status
Insecten: Geen relevante soorten
Legenda soortenlijst Flora: Abundantie (aantallen) zijn als volgt aangeven: A 1-10 exemplaren B 10-25 exemplaren C 25-100 exemplaren D 100-1000 exemplaren E meer dan 1000 exemplaren Vogels: ▪ Het terreingebruik kan zijn: (mogelijk, waarschijnlijk of zeker) broedend, foeragerend, rustend of overvliegend ▪ Aantal bij broedend in broedparen, anders in individuen
ECOLOGISCH ONDERZOEK REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN TWENTE
ECOGROEN ADVIES
Bijlage III-1
Bijlage III-2
Bijlage III-3
Bijlage III-4
Bijlage III-5
Bijlage IV
WETTELIJK KADER
DEEL I: De 1. 2. 3. 4.
Wetten en regelgevingen
volgende wetten en regelgevingen zijn van belang: Flora- en faunawet Europese Habitatrichtlijn Europese Vogelrichtlijn Rode lijsten
1) Flora- en faunawet Inleiding De Flora- en faunawet is op 14 juli 1998 gepubliceerd in het Staatsblad 402. Met de Flora- en faunawet is beoogd een geïntegreerd soortenbeschermingsregime te creëren dat voldoet aan de internationale verplichtingen. De Flora- en faunawet bundelt de bepalingen die voorheen waren opgenomen in de Vogelwet 1936, de Jachtwet 1954, hoofdstuk V van de Natuurbeschermingswet, de Nuttige Dierenwet 1914 en de Wet bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten. Deze wetten (en het betreffende soortbeschermingsdeel uit de Natuurbeschermingswet) zijn bij de inwerkingtreding van de Flora- en faunawet ingetrokken. In de Flora- en faunawet is bepaald dat een ieder voldoende zorg in acht dient te nemen voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. Dit houdt in ieder geval in dat iedereen die redelijkerwijs weet of kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor beschermde flora of fauna worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten dan wel naar redelijkheid alle maatregelen te nemen om die gevolgen te voorkomen of, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken. Beschermde plantensoorten Beschermde inheemse plantensoorten zijn bij algemene maatregel van bestuur aangewezen. Het zijn soorten die van nature in Nederland voorkomen en die in hun voortbestaan worden bedreigd of het gevaar lopen in hun voortbestaan te worden bedreigd. Ook zijn soorten aangewezen die niet noodzakelijkerwijs in hun voortbestaan worden bedreigd, maar wel bescherming genieten ter voorkoming van overmatige benutting. Beschermde diersoorten De volgende diersoorten zijn beschermd volgens de Flora- en faunawet: a. b. c. d.
Alle van nature in Nederland voorkomende soorten zoogdieren, met uitzondering van gedomesticeerde dieren en met uitzondering van de zwarte rat, de bruine rat en de huismuis; Alle van nature op het Europese grondgebied van de Lidstaten van de Europese Unie voorkomende soorten vogels met uitzondering van gedomesticeerde vogels; Alle van nature in Nederland voorkomende soorten amfibieën en reptielen; Alle van nature in Nederland voorkomende soorten vissen, met uitzondering van de soorten waarop de Visserijwet 1963 van toepassing is.
Als beschermde inheemse diersoort kunnen voorts bij algemene maatregel van bestuur diersoorten worden aangewezen die van nature in Nederland voorkomen. Dit is echter niet het enige criterium. Aangewezen soorten moeten ook in hun voortbestaan bedreigd zijn of het gevaar lopen in hun voortbestaan te worden bedreigd. Soorten kunnen verder worden beschermd ter voorkoming van overmatige benutting. Ten slotte kunnen soorten worden opgenomen die in Nederland zijn verdwenen, maar waarvoor toch een gerede kans is op terugkeer. Onder deze opgenomen soorten vallen in het bijzonder een aantal insecten, waaronder vlinders en libellen.
ECOLOGISCH ONDERZOEK REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN TWENTE
ECOGROEN ADVIES
Verbodsbepalingen De Flora- en faunawet kent een groot aantal verbodsbepalingen die samenhangen met ruimtelijke ingrepen, plannen en projecten. De verbodsbepalingen betreffende planten op hun groeiplaats zijn opgenomen in artikel 8 van de Flora- en faunawet. De verbodsbepalingen betreffende dieren in hun natuurlijke leefomgeving zijn vermeld in artikel 9 tot en met 12 (zie kader). Artikel 8 Het is verboden planten, behorende tot een beschermde inheemse plantensoort, te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen. Artikel 9 Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen. Artikel 10 Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, opzettelijk te verontrusten. Artikel 11 Het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren. Artikel 12 Het is verboden eieren van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te zoeken, te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen. Algemene verbodsbepalingen voor beschermde inheemse soorten dieren en planten. Flora- en faunawet, artikelen 8 t/m 12. Er is een vrijstelling voor planten indien men kan aantonen dat de planten zijn gekweekt. De wet biedt in artikel 75 de mogelijkheid om ontheffing aan te vragen van overtreding van de verboden uit de artikelen 8 tot en met 18. De verboden in artikel 13 t/m 18 zijn in het kader van dit onderzoek niet van toepassing en hebben onder andere betrekking op het uitzetten van beschermde diersoorten, uitzaaien van beschermde planten en het gebruik van middelen voor de jacht. Vergunningen worden uitsluitend verleend door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Aanvragen kunnen worden ingediend bij de dienst LASER van het Ministerie in Dordrecht.
2
Habitatrichtlijn
Inleiding De Habitatrichtlijn is in 1994 van kracht geworden. De Habitatrichtlijn wordt geacht correct geïmplementeerd te zijn in de Flora- en faunawet. Diersoorten In de Habitatrichtlijn zijn drie verschillende bijlagen met diersoorten opgenomen. Voor elke bijlage geldt een ander beschermingsregime. De opname van deze soorten is niet op basis van vaststaande criteria gedaan. Plantensoorten Ook plantensoorten zijn in drie verschillende bijlagen vermeld. Net als voor de diersoorten geldt bij dat elke bijlage een ander beschermingsregime heeft. Verbodsbepalingen Voor planten- en diersoorten van Bijlage II buiten Speciale Beschermingszones hoeft geen passende beoordeling gemaakt te worden van de effecten in het kader van de Habitatrichtlijn. Voor soorten van bijlage II die daarnaast ook beschermd worden in het kader van de Flora- en faunawet of via bijlage IV van de Habitatrichtlijn moet echter wel een beoordeling gemaakt worden van de effecten.
ECOLOGISCH ONDERZOEK REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN TWENTE
ECOGROEN ADVIES
De lidstaten moeten de nodige maatregelen treffen voor de instelling van een systeem van strikte bescherming voor de in bijlage IV vermelde diersoorten in hun natuurlijke verspreidingsgebied. Daarbij wordt een verbod ingesteld op: •
Het opzettelijk vangen of doden van de in het wilde levende specimens van die soorten;
•
Het opzettelijk verstoren van die soorten, vooral tijdens de perioden van voortplanting, afhankelijk van de jongen, overwintering en trek;
•
Het opzettelijk vernielen of rapen van eieren in de natuur;
•
De beschadiging of de vernieling van de voortplantings- of rustplaatsen.
Algemene verbodsbepalingen voor beschermde inheemse soorten dieren en planten. Habitatrichtlijn artikel 12 lid 1. Deze verbodsbepalingen gelden ongeacht de levensfase waarin de dieren zich bevinden. Voor soorten van Bijlage V moeten de lidstaten de nodige maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat het aan de natuur ontrekken en de exploitatie geen onverenigbare gevolgen heeft voor het behoud van die soorten. Een (natuur)gebied kan worden aangewezen als Speciale Beschermingszone wanneer het gebied behoort tot de vijf belangrijkste gebieden voor bepaalde habitattypen of soorten in Nederland. Soorten en habitattypen die zijn aangewezen worden kwalificerende soorten en habitats genoemd. Voor deze kwalificerende habitattypen/ soorten moet in enkele gevallen ook buiten Speciale Beschermingszones een passende beoordeling gemaakt worden van de effecten. Gebieden in de nabijheid van Speciale Beschermingszones (SBZ) kunnen door soorten waarvoor de betreffende SBZ zich kwalificeert gebruikt worden als foerageergebied. Als soorten belangrijk foerageergebied verliezen en hun aantallen daardoor achteruit gaan in de SBZ is er zodoende sprake van een wezenlijke invloed en moet een passende beoordeling gemaakt worden. Ook is het mogelijk dat de voorgenomen ruimtelijke ingreep een verhoudingsgewijs groot effect (= significant effect) heeft op habitattypen van een SBZ in de omgeving. Dit kan het geval zijn als de ruimtelijke ingreep zorgt voor sterk ontwaterende, verzurende, vermestende of verstorende werking op de aanwezige habitattypen in een Habitatrichtlijngebied. Deze passende beoordeling moet dus niet gemaakt worden in het kader van de soortbescherming, maar in het kader van de gebiedsbescherming.
3.
Vogelrichtlijn
Inleiding De Vogelrichtlijn is in 1981 in werking getreden. De Vogelrichtlijn regelt de bescherming, het beheer en de regulering van alle in het wild levende vogelsoorten. Lidstaten moeten alle nodige maatregelen nemen om de populatie van alle vogels op niveau te houden of te brengen dat met name beantwoordt aan de ecologische, wetenschappelijke en culturele eisen, waarbij zij tevens rekening houden met economische en recreatieve eisen. Ook de Vogelrichtlijn is in de Flora- en faunawet geïmplementeerd. Vogels Alle natuurlijk in het wild levende vogelsoorten op het Europese grondgebied zijn beschermd in het kader van Vogelrichtlijn. Daarbij wordt ook onderscheid gemaakt tussen de verschillende bijlagen. Soorten die zijn opgenomen in Bijlagen II en III hebben echter een speciale beschermingsstatus. Opname geeft alleen aan in welke mate de soorten bejaagd mogen worden. Soorten die zijn opgenomen in bijlage I voldoen aan één van de volgende criteria:
Soorten die dreigen uit te sterven; Soorten die gevoelig zijn voor bepaalde wijzingen van het leefgebied; Soorten die als zeldzaam worden beschouwd omdat hun populatie zwak is of omdat zij slechts plaatselijk voorkomen; Andere soorten die vanwege de specifieke kenmerken van hun leefgebied speciale aandacht verdienen.
ECOLOGISCH ONDERZOEK REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN TWENTE
ECOGROEN ADVIES
Verbodsbepalingen Ter bescherming van alle in het wild levende vogels zijn een aantal verbodsbepalingen ingesteld: •
Verbod om vogels opzettelijk te doden of te vangen;
•
Verbod om opzettelijk hun nesten en eieren te vernielen of te beschadigen of hun nesten weg te nemen;
•
Verbod om deze vogels, met name gedurende de broedperiode, opzettelijk te storen, voor zover een dergelijke storing, gelet op de doelstellingen van wezenlijke invloed is.
Algemene verbodsbepalingen voor alle in het wild levende vogels. Vogelrichtlijn artikel 5. Een (natuur)gebied kan worden aangewezen als Speciale Beschermingszone wanneer het gebied behoort tot de vijf belangrijkste broedgebieden van een soort van Bijlage I of als in het gebied minimaal 1% van biogeografische populatie van een bepaalde trekvogel (o.a. ganzen en zwanen) herbergt. Deze soorten worden de kwalificerende soorten genoemd. Voor deze kwalificerende soorten moet in enkele gevallen ook buiten Speciale Beschermingszones een passende beoordeling gemaakt worden van de effecten. Gebieden in de nabijheid van Speciale Beschermingszones (SBZ) kunnen door soorten waarvoor de betreffende SBZ zich kwalificeert gebruikt worden als foerageergebied. Als soorten belangrijk foerageergebied verliezen en hun aantallen daardoor achteruit gaan in de SBZ is er zodoende sprake van een wezenlijke invloed en moet een passende beoordeling gemaakt worden. Deze beoordeling moet dus niet gemaakt worden in het kader van de soortbescherming, maar in het kader van de gebiedsbescherming.
4.
Rode Lijsten
Naast beschermde soorten wordt aandacht besteedt aan het voorkomen van soorten van de Rode Lijst. De Minister van LNV heeft ter uitvoering van de bepalingen in artikelen 1 en 3 van het Verdrag van Bern een aantal Rode lijsten voor bedreigde en kwetsbare soorten dieren en planten gepubliceerd. Ter uitvoering van de Flora- en faunawet zijn geen Rode Lijsten gepubliceerd. Voor Rodelijst-soorten heeft de overheid zich verplicht onderzoek en werkzaamheden te bevorderen die nodig zijn voor bescherming en beheer. Het voorkomen van een soort op de Rode Lijst heeft geen wettelijke beschermingsstatus tot gevolg. Opname op de Rode Lijst zegt alleen iets over de zeldzaamheid en populatieontwikkelingen van de betreffende soorten.
ECOLOGISCH ONDERZOEK REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN TWENTE
ECOGROEN ADVIES
DEEL II: Toetsing aan natuurwet- en regelgeving
Bij de beoordeling van ontheffingsaanvragen voor schade aan beschermde soorten wordt door het Ministerie van LNV onderscheidt gemaakt in een vijftal beschermingsregimes. Deze categorisering geeft een hiërarchie aan in de ontheffingsvoorwaarden die aan de beschermde soorten van de Flora- en faunawet verbonden zijn. Ontheffingen kunnen alleen worden verleend als aan bepaalde voorwaarden van zorgvuldigheid is voldaan. Daarbij kan de Flora- en faunawet dienen als wettig kader aangezien de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in deze wet zijn geïntegreerd.
Beschermingsregimes Flora- en faunawet
soorten
1. Geen ontheffing mogelijk Schadelijke handelingen moeten worden voorkomen
Alle vogelsoorten
2. Ontheffing mits: gunstige staat instandhouding soort, geen andere oplossing en van groot openbaar belang
Bijlage IV Habitatrichtlijn
3. Ontheffing mits: gunstige staat instandhouding soort
Overige beschermde soorten
4. Vrijstelling voor: verjagen, verstoren, onopzettelijk doden of verwijderen (flora) mits gunstige staat van instandhouding soort
Algemeen in Nederland voorkomend
5. Vrijstelling voor: verjagen, verstoren en opzettelijk doden mits gunstige staat van instandhouding soort
Soorten die bejaagd mogen worden
De vijf beoordelingscriteria zijn nog niet wettelijk van toepassing omdat de bijbehorende Algemene Maatregel van Bestuur (AmvB) nog niet beschikbaar is. Naar verwachting zal dat pas komend najaar plaatsvinden. Desondanks heeft het Ministerie aangegeven deze categorisering al wel te hanteren om ‘onwerkbare situaties’ als gevolg van een te strikt toegepast soortenbeschermingsbeleid te voorkomen. In de praktijk betekent dit dat voor soorten uit de categorieën 4 en 5 te alle tijden vrijstelling verleend wordt. Gezien het ontbreken van een wettelijke basis wordt echter geadviseerd om voor alle beschermde soorten ontheffing aan te vragen. Voor schade toegebracht aan vogels kan nooit ontheffing verkregen worden. In de praktijk betekent dit echter vooral dat gedurende het broedseizoen verstoring - met name rooien en snoeien van bomen en struiken – achterwege moet blijven. Ook kan het nodig zijn om nesten van weidevogels uit te rasteren.
ECOLOGISCH ONDERZOEK REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN TWENTE
ECOGROEN ADVIES
Criteria voor ontheffing In de flora en faunawet worden diverse criteria genoemd voor het toekennen van ontheffing voor schade etc. aan beschermde soorten (zie ook tabel). De belangrijkste zijn: ‘Voorkomen van schadelijke handelingen’ Dit criterium is in eerste instantie van belang voor vogels, een soortengroep waar in principe geen ontheffing voor wordt verleend. Verder geldt dit criterium tevens voor amfibieën. Schade en verstoring kan vaak voorkomen of beperkt worden door een zorgvuldige planning van werkzaamheden. Onderstaande bepalingen kunnen in het bestek opgenomen worden.
-
Handhaven van kwetsbare biotopen; Fasering van werkzaamheden die broedbiotopen van vogels beschadigen door uitvoering voor 15 maart en na 15 juli; In geval van bemaling moet voorkomen worden dat sloten droogvallen en dat grondwater op geïsoleerde wateren of kleine sloten geloosd wordt; Zo veel mogelijk handhaven van watergangen en oevers; Om nieuwe vestiging van beschermde soorten als Oeverzwaluw en Rugstreeppad te voorkomen is het raadzaam zanddepots met plastic folie af te dekken.
‘Gunstige instandhouding van de soort’ Dit criterium wordt genoemd voor beschermingregimes 2 tot en met 5. Dit criterium is in de praktijk vooral van toepassing op de zeldzamere soorten in hun eigen voortplantingsbiotoop.
‘Geen andere oplossing mogelijk’ Dit criterium is alleen van toepassing op soorten met beschermingsregime 2.
‘Dwingende redenen van groot openbaar belang’ Dit criterium is alleen van belang voor strikt beschermde soorten van de Europese Habitatrichtlijn Bijlage IV.
Tenslotte moet nog opgemerkt worden dat de precieze interpretatie van genoemde criteria (nog) onduidelijk is en per praktijksituatie kan verschillen.
ECOLOGISCH ONDERZOEK REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN TWENTE
ECOGROEN ADVIES