Montenegrijnen in Nederland Een verkennend onderzoek
Marijke van der Ploeg Juni 2010
Inhoud Inleiding
3
Hoofdstuk 1
Montenegro vanaf de jaren negentig
6
Hoofdstuk 2
Burgers uit Montenegro
8
Hoofdstuk 3
Zelfomschrijving
10
Hoofdstuk 4
Voormalig Joegoslavië
14
4.1 Het leven in voormalig Joegoslavië
14
4.2 Het uiteenvallen van voormalig Joegoslavië
16
Montenegro
21
5.1 Een onafhankelijk Montenegro
21
5.2 Trots op Montenegro?
25
5.3 Het doorgeven van tradities: opvoeden in Nederland
27
Vertegenwoordiging
29
6.1 Behoefte aan een organisatie?
29
6.2 Vertegenwoordiger bij Lize?
31
Een Montenegrijnse gemeenschap?
33
Hoofdstuk 5
Hoofdstuk 6
Hoofdstuk 7 Conclusie
35
Geraadpleegde literatuur
38
2
Een divers land. Een divers gezelschap. Een diverse speurtocht. Diversiteit karakteriseert dit onderzoek naar personen die een band hebben met Montenegro. Ieder heeft een eigen verhaal. Als Nederlander ben ik ondergedompeld in de wereld van een groep mensen die op één of andere manier aan Montenegro verbonden zijn. Montenegro (figuur 1 en 2) en zijn bevolking zijn voor veel Nederlanders onbekend. Toch schreef de Nederlander Henri van der Mandere bijna een eeuw geleden al een boek over het voor West-Europa onbekende Montenegro. 1 Een halve eeuw later schreef een andere Nederlandse schrijver, A. den Doolaard, ook over het land van de Zwarte Bergen. Een jongen uit Montenegro had Den Doolaard gevraagd: ‘Schrijf hoe wij Montenegrijnen hier leven en hoe wij er durven sterven. Ge schrijft niet voor ons, want wij hebben liederen genoeg, zovele dat niemand van ons ze allemaal spelen kan. Schrijf voor de mensen in het westen die ons land niet kennen’.2 En dat deed de schrijver. Voor de Nederlanders vormden de boeken spannende en mysterieuze verhalen met woeste bergen, meeslepende volksverhalen en een dappere bevolking in de hoofdrol, maar Montenegro bleef bij de Nederlanders bekend staan als een onbekend en ver oord. Ondanks dat er inmiddels mensen uit Montenegro in Nederland wonen, lijken wij nog altijd weinig te weten over het Zuid-Europese land met zijn bijna 700.000 inwoners. Montenegro is pas recentelijk (weer) een onafhankelijke republiek. In juni 2006 werd door Milo Djukanovic de onafhankelijkheid uitgeroepen en was de afscheiding van Servië een feit.
figuur 1: kaart Montenegro
1 2
figuur 2: Montenegro in Europa
Henri van der Mandere, ‘Montenegro’ (Amsterdam 1914 ). A. den Doolaard, Het land achter Gods rug (Amsterdam 1956) 8.
3
In Nederland worden de Zuid-Europese gemeenschappen vertegenwoordigd door Lize. Lize is een van de acht landelijke samenwerkingsverbanden die in het kader van de Wet Overleg Minderhedenbeleid (WOM) zijn toegelaten tot het Landelijk Overleg Minderheden (LOM). Lize behartigt de belangen van de Zuid Europeanen, te weten personen en hun nakomelingen uit Bosnië-Herzegovina, Griekenland, Italië, Kaapverdië, Kroatië, voormalige Joegoslavische republiek Macedonië, Portugal, Servië, Slovenië en Spanje.3 Conform haar doelstelling de ZuidEuropese gemeenschappen te vertegenwoordigen, behartigt Lize ook specifiek de belangen van burgers uit Montenegro die momenteel in Nederland wonen. Doel van dit onderzoek is om bij de onderzoeksgroep na te gaan hoe zij (on)bewust met hun afkomst bezig zijn en om na te gaan hoe dit in verband kan worden gebracht met hun eigen identiteitsgevoel én de potentiële behoefte aan een organisatie voor burgers uit Montenegro. De manier waarop de respondenten met hun afkomst bezig zijn en hoe zij zichzelf omschrijven staan daarbij centraal. Door middel van interviews is kennis genomen van de ervaringen en wensen van de onderzoeksgroep. Interviewen is een methode om de zienswijzen van anderen, en de interpretaties van die inzichten, te achterhalen.4 Door het interviewen van personen die een band hebben met Montenegro is het mogelijk de diverse belevingswerelden te achterhalen, waarbij bovendien kan worden geanalyseerd hoe bepaalde (veranderde) situaties en gebeurtenissen geïnterpreteerd worden. Het is niet mijn intentie en het ligt ook niet in mijn vermogen een oordeel te vellen over de beleving van de mensen. Toch is het leerzaam hun belevingswereld te onderzoeken aangezien de ervaren waarheid en de ervaren identiteit, ofwel de manier waarop zij zichzelf en anderen beschouwen, invloed hebben op die persoon in het bijzonder en op de samenleving als geheel. Stichting Lize heeft mij geïntroduceerd bij verschillende mensen die oorspronkelijk uit Montenegro komen. Via hen ben ik aan verdere contacten gekomen. Er zijn tussen maart 2009 en december 2009 21 personen geïnterviewd (X1-X21), bij 6 van deze mensen vond het interview telefonisch plaats. De telefonische interviews zijn niet opgenomen, de rest van de interviews staat op band. De meerderheid woont momenteel in het midden of westen van Nederland. De respondentengroep bestaat uit 15 mannen en 6 vrouwen. De oudste respondent is geboren in 1938, de jongste in 1991. De meerderheid van onderzoeksgroep (11) is geboren in
Lize probeert haar doelen te bewerkstelligen door het (integratie)beleid van de minister, bewindslieden en ambtenaren kritisch te volgen en aan te geven wat de consequenties zijn voor de Zuideuropese gemeenschappen. Daarnaast geeft de organisatie beleidsadviezen en –impulsen aan de overheid en informatie en voorlichting aan de gemeenschappen. Via themabijeenkomsten en expertmeetings onderhoudt Lize contact met de Zuid -Europese gemeenschappen om zo op de hoogte te blijven van actuele ontwikkelingen in die gemeenschappen. 4 Robert S. Weiss, Learning form Strangers. The art and method of Qualitative Interview Studies (New York etc. 1994) 10. 3
4
de jaren zeventig. 9 respondenten zijn geboren in Montenegro waarvan 4 in het noorden, 2 aan de kust, 1 in Podgorica. Er zijn 8 respondenten geboren in Nederland (waarvan 2 zijn opgegroeid in Montenegro, 1 aan de kust, 1 in het westen), 2 in Bosnië-Herzegovina, 1 in Servië en 1 in Kroatië. De respondenten die niet in Montenegro geboren zijn hebben wel Montenegrijnse (voor)ouders (3) of hebben in voormalig Joegoslavië gewoond waar toen ook Montenegro deel van uitmaakte (1). Zij die in Montenegro zijn geboren hebben vaak ook nog in een andere deelrepubliek van Joegoslavië gewoond. De respondenten die in Nederland zijn geboren hebben één ouder uit Montenegro (5) of allebei de ouders komen uit Montenegro (3). Er zijn 3 personen voor 1990 naar Nederland gekomen, 5 tussen 1990-1995, 4 tussen 19952000 en 1 persoon in na 2000 naar Nederland gekomen. 6 van hen zijn voor de liefde en voor het geluk (soms toevallig) in Nederland terecht gekomen, 4 zijn vanwege de slechte (oorlogsgerelateerde) omstandigheden in voormalig Joegoslavië/Montenegro naar Nederland vertrokken, 2 vanwege hun weerzin tegen de communistische heerschappij en tot slot is 1 respondent voor familie in Nederland komen wonen. In totaal worden 8 respondenten tot de tweede generatie gerekend. Hoofdstuk 1 beschrijft in vogelvlucht de situatie in Montenegro van de afgelopen twintig jaar, aangezien gebeurtenissen in Montenegro weerslag (kunnen) hebben op de belevingswereld van de respondenten. Om een meer volledig beeld te krijgen van het aantal personen uit Montenegro in Nederland wordt daar in hoofdstuk 2 kort aandacht aan besteed. Daarnaast wordt, ter vergelijking, ingegaan op de organisatie van personen uit Montenegro in andere landen. In hoofdstuk 3 tot en met 6 wordt chronologisch beschreven hoe de onderzoeksgroep met zijn of haar afkomst (on)bewust bezig is, waarna wordt nagegaan hoe dit in verband kan worden gebracht met het eigen identiteitsgevoel en de potentiële behoefte aan een organisatie voor burgers uit Montenegro. Alle gebruikte citaten zijn in het verslag geanonimiseerd. Tot slot wil ik benadrukken dat de conclusies en veronderstellingen die ik naar aanleiding van de interviews heb getrokken voortkomen uit mijn eigen interpretatie. De stichting Lize staat er los van. Zij hebben mij de vrijheid gegeven de resultaten zelf te interpreteren en mijn eigen conclusies te trekken. Daarbij is het van belang te realiseren dat de resultaten van dit onderzoek zijn gebaseerd op de kleine onderzoeksgroep. Het onderzoek representeert derhalve niet alle personen uit Montenegro, of zij die een band hebben met Montenegro.
5
Hoofdstuk 1. Montenegro vanaf de jaren negentig Het gebied dat tegenwoordig Montenegro wordt genoemd kent een roerig verleden. Grenzen veranderden keer op keer, de naam van het gebied werd meer dan eens gewijzigd en verschillende overheersers en vormen van overheersing wisselden elkaar met enige regelmaat af. Vaak vonden deze wendingen niet zonder strijd en verzet plaats. Hoewel de geschiedenis van Montenegro fascinerend is en de moeite waard om verteld te worden, beperk ik mij tot de gebeurtenissen vanaf de jaren negentig. Meerdere respondenten zijn zich nog zeker bewust van het verre verleden van Montenegro, maar dat wordt altijd in verband gebracht met het meer recente verleden en de actualiteit. In 1991 splitste Slovenië zich af van het toenmalige Joegoslavië. Achtereenvolgens verklaarden Kroatië,
Bosnië-Herzegovina
en
Macedonië
zich
ook
onafhankelijk.
Na
de
onafhankelijkheidsverklaringen van de vier andere republieken vormden Servië en Montenegro de Federale Republiek van Joegoslavië. Vanaf dat moment kreeg vooral politicus Milo Djukanovic veel invloed. Van 1989 tot 1997 was Djukanovic premier van Montenegro, van 1997 tot 2002 president en sinds 2003 weer premier. Djukanovic was in eerste instantie voorstander van de Servische president Miloševic. In 1996 nam de regering van Montenegro echter openlijk afstand van de Servische leider. Djukanovic beklemtoonde een Montenegrijnse identiteit en eiste vanaf 1999 het recht om een onafhankelijke staat te vormen. 5 De regering voer daarnaast een pro-westerse koers. Zij steunde de NAVO tijdens de Kosovo-oorlog in 1999 en werkte mee met het Joegoslavië-Tribunaal. Ook voerde Montenegro sinds eind jaren negentig een zelfstandig economisch, fiscaal en monetair beleid. Zo werd de Duitse Mark in 1999 het wettige betaalmiddel en drie jaar later de euro. De afstand tussen de regeringen van Servië en Montenegro werd na de val van Miloševic in oktober 2000 alleen maar groter.6 In maart 2002, onder druk van de Europese Unie, werd de Staatsunie van Servië en Montenegro gevestigd. 7 Na drie jaar mocht een referendum plaatsvinden om na te gaan of de bevolking afscheiding van Servië wenste. In het referendum van 2006 stemde 55.5 procent van de Montenegrijnen voor afscheiding van Servië, bij een opkomst van 86.5%. De wettelijke eis van de Europese Unie van minimaal 55% ja-stemmen werd slechts met 2.000 stemmen overtroffen. De krappe referendumzege zette en zet de politieke en maatschappelijke verhoudingen verder op scherp. 5Noutcherva
Gergana en Michel Huysseune, ‘Servië en Montenegro’, in : Bruno Coppieters ed. Europeanisering en conflictoplossing. Case-studies uit de Europese periferie (Gent 2004) 119. 6 Predrag Vitkovic, ‘Pyrrus in Montenegro’, Balkan Bulletin 2 (2006) 1-2, aldaar 1. http://bbarchief.stoep.org/index. php. In oktober 2000 kwam Voijslav Kostunica aan de macht in Servië. 7 De Hoge Vertegenwoordiger voor het Gemeenschappelijke Buitenlands en Veiligheidsbeleid van de EU, Javier Solana, verzekerde eigenlijk de handtekeningen van beide autoriteiten door een toekomstige toetreding tot de EU afhankelijk te maken van het bewaren van de Staatsunie.
6
Onder de bevolking in Montenegro bestaat geen eensgezindheid over de afkomst van de bewoners van Montenegro. Volgens de bevolkingstelling uit 2003 ziet 43% van de bevolking zichzelf als een Montenegrijn, 32% voelt zich Serviër, 8% beschouwt zichzelf als Bosniak, 5% als Albanees en het overige deel van de bevolking noemt zich moslim, Kroaat of Roma. 8 Wanneer naar religieuze identiteit wordt gekeken blijkt dat het grootste deel van de bevolking, bijna 75%, het Christelijk Orthodoxe geloof aanhangt en ongeveer 18% de Islam. Circa 3.5% is Katholiek. In
oktober
2009
heeft
het
Montenegrijns
Centrum
voor
Democratie
en
Mensenrechten (CEDEM) onder ruim 1000 mensen onderzoek gedaan naar de publieke politieke opinie van de bevolking in Montenegro.9 Van de deelnemers beschouwt 45.3 % zich als Montenegrijn, 34.3% als Serviër en 10.5% als moslim. Opvallend is dat 52.2% zich tot de Servisch-orthodoxe Kerk rekent en 21,7% tot de Montenegrijns-orthodoxe Kerk. Verder heeft 18.1% de Islam als geloof. Uit het onderzoek blijkt voorts dat de bevolking weinig vertrouwen heeft in de staatsinstellingen en instituties van Montenegro. Er bestaat geen vertrouwen in de rechterlijke macht, de politie, het parlement en de regering. Een kleine meerderheid (53,2 %) is dan ook niet tevreden met het werk dat de overheid verricht. Volgens het onderzoek heeft de bevolking het meeste vertrouwen in de Servisch-Orthodoxe kerk, namelijk 69% van de respondenten. Een gedeeld verlangen van de respondenten is de toetreding tot de Europese Unie (76.2%). Het gewenste lidmaatschap van de EU lijkt een bindende factor in Montenegro. De Europese Commissie meent dat Montenegro goed op weg is om aan de toetredingscriteria van de Unie te voldoen, hoewel corruptie en de georganiseerde misdaad de Commissie zorgen baart.10 De EU is de laatste jaren meer terughoudend geworden in het toelaten van landen tot de Unie, dus het zal nog zeker enkele jaren kunnen duren voor de wens om toe te treden werkelijkheid wordt. Kennelijk wil de bevolking wél bij Europa horen, en mogelijk zal de aandacht voor het binnenlandse identiteitsvraagstuk afnemen.
8www.cia.gov/
‘the world-fact-book, Montenegro’ (Central Intelligence Agency) geraadpleegd op 25 februari 2010. 9 Montenegrijns Centrum voor Democratie en Mensenrechten, Political public opinion in Montenegro (2009). 10 www.europa-nu.nl, ‘Toetreding Montenegro tot de Europese Unie’ (Europa Nu), geraadpleegd op 16 mei 2010.
7
Hoofdstuk 2. Burgers uit Montenegro Om een beter inzicht te krijgen in het aantal personen dat is geboren in de afzonderlijke staten van het voormalige Joegoslavië heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) op basis van geboorteplaatsinformatie van personen wel een schatting gemaakt van het aantal voormalig Joegoslaven naar huidig herkomstgebied. Het aantal personen afkomstig uit Montenegro wordt geschat op 2300. De meeste van hen zijn tussen 1998-2000 in Nederland komen wonen. Van deze 2300 worden 1700 tot de eerste generatie gerekend en 600 tot de tweede generatie. 11 In Nederland wonen er op 1 januari 2010 totaal 79134 personen uit voormalig Joegoslavië. 12 Dat betekent dat een kleine 3% van de voormalig Joegoslaven uit Montenegro komt. In de Benelux wonen volgens de Montenegrijnse ambassade in Brussel circa 12.000 mensen uit Montenegro. 13 De cijfers van het CBS lijken dan tamelijk laag. De International Organisation for Migration (IOM) rapporteert dat de meeste emigranten uit Montenegro naar Canada, Frankrijk, Duitsland, Luxemburg, Zweden, Zwitserland en de Verenigde Staten vertrekken.14 In sommige van deze landen hebben de burgers uit Montenegro zich georganiseerd. In de Verenigde Staten is bijvoorbeeld in 1994 de ‘Montenegrin Association of America’ opgericht. De organisatie roept alle Montenegrijnen op om, ongeacht religieuze of politieke verschillen, hun kennis over de geestelijke en historisch erfenis van Montenegro te vergroten en te verspreiden. Daarnaast pleit de organisatie voor het ondersteunen van de ontwikkeling van een sterk, onafhankelijk, multicultureel en open Montenegro. 15 Het gegeven dat Montenegro een uniek en onafhankelijk land is komt duidelijk uit de boodschap van de site naar voren. De organisatie in Canada draagt de naam ‘Montenegrin Society of British Columbia’. Binnen de vereniging staat een onafhankelijk Montenegro centraal, maar de toon lijkt niet antiServisch. De organisatie is opgericht in 2004, omdat het toen noodzakelijk werd geacht voor de Canadezen met een Montenegrijnse achtergrond om een eigen plek te hebben waar ze hun cultuur en tradities in ere kunnen houden, gecombineerd met de Canadese normen en waarden. De burgers uit Montenegro krijgen op die manier de mogelijkheid hun eigen tradities beter uit
Lada Mulalic, Carel Harmsen en Ko Oudhof, ‘Schatting van het aantal voormalig Joegoslaven naar huidige herkomstgebied’, Centraal Bureau voor de Statistiek Bevolkingstrends, 3 e kwartaal 2007 (2007) 38- 47, aldaar 40. Indien gegevens over beide ouders bekend zijn, is het herkomstgebied van de persoon gelijk aan het herkomstgebied van de moeder, is de moeder in Nederland geboren, dan is het gelijk aan het herkomstgebied van de vader. Indien het herkomstgebied van slechts één ouder bekend is, wordt het herkomstgebied van het kind daaraan ontleend. 12 Centraal Bureau voor de Statistiek, www.statline.cbs.nl, Tabel Bevolking; generatie, geslacht en herkomstgroepering 1996-2010, 16 maart 2010, geraadpleegd op 20 maart 2010. 13 Telefoongesprek Montenegrijne ambassade Brussel, 14 IOM, ‘Migraion Profile’, 17. 15 Montenegrin Association of America, www.montenegro.org, geraadpleegd op 26 februari 2010. 11
8
te dragen. Daarnaast helpt de vereniging om de Montenegrijnse immigranten in Canada te laten integreren.16 Ook Australië, Argentinië en Denemarken kennen een organisatie die zich bezighoudt met de verspreiding van de Montenegrijnse cultuur, tradities, geschiedenis en gewoonte. De Australische
organisatie
werkt
bovendien
samen
met
andere
groepen
etnische
minderheidsgroepen en tracht de integratie van Montenegrijnen in Australië te verbeteren. De Deense vereniging, opgezet in 2002, zet zich eveneens speciaal in om het contact tussen de burgers uit Montenegro en de Denen te verbeteren. 17 Het voorziet de bezoekers van de site daarnaast van toeristeninformatie en bericht over de complexe etnische situatie in Montenegro. In Nederland is geen officiële organisatie voor burgers uit Montenegro van staatswege georganiseerd. Wel is in april 2000 in Utrecht de vereniging van Bosniakken uit Plav en Gusinje ‘BEHAR’ gesticht. 18 Plav en Gusinje zijn twee plaatsen in Montenegro. Volgens de website van de vereniging leven er ongeveer 1000 mensen uit deze plaatsen in Nederland. Zij zijn voornamelijk Bosniakken. Behar organiseert diverse activiteiten, zoals het opzetten van een bijeenkomst voor Bosniakken uit de hele Europese Unie. De afdeling Buitenlandse Zaken van Montenegro komt wel eens bij de verenging op bezoek. De Montenegrijnse autoriteiten zien graag dat de vereniging onder de noemer Montenegrijnse Vereniging zal worden geschaard, maar daar staan de leden niet achter. De vereniging staat open voor iedereen, maar in de praktijk zijn van de 140 leden de meeste Bosniak. Andere mensen uit Montenegro zijn bijvoorbeeld aangesloten bij de Servisch-orthodoxe Kerk en/of bij de Servische Vereniging.
Montenegrin Society of British Columbia, www.montenegrin.org, geraadpleegd op 26 februari 2010. Montenegro.DK, www.montenegro.dk, geraadpleegd op 26 februari 2010. 18 BEHAR, www.plav-gusinje.nl, geraadpleegd op 2 mei 2010. 16 17
9
Hoofdstuk 3. Zelfomschrijving Uit de gesprekken met de 21 respondenten bleek dat velen het moeilijk vonden om zichzelf te omschrijven. Gedurende het gesprek veranderde soms de wijze waarop zij dat deden. Soms begon in het gesprek de respondent met Serviër als zelfomschrijving, dan werd het Montenegrijn, dan Joegoslaaf en het eindigde als wereldburger. Zo vertelde 1 persoon (X5) ‘Ik voel mij Serviër’, later ‘Ik voel mij wereldmens’, weer later ‘als mensen vragen waar ik vandaan kom zeg ik uit ex-Joegoslavië’. Ik kom uit Montenegro en ben dus Montenegrijn, maar ik heb bijna mijn hele leven in Servië gewoond en al mijn vrienden zitten in Belgrado. Als je je Montenegrijns dan wel Servisch noemt ben je sowieso een verrader. Dus ik houd mij aan een Nederlands paspoort en ik voel mij hier in Nederland ook meer Nederlands dan Montenegrijn of Serviër. (…) Wij wonen in de 21e eeuw en geloof en politieke standpunten moeten geen rol spelen. Ik voel mij wereldburger. En mijn bronnen zijn Montenegro dus ik voel mij ook Montenegrijn. (X4) Ook komt het voor dat de geïnterviewden zich Servisch-Montenegrijns voelen, maar omdat ze uit Montenegro komen vertellen ze dát aan de mensen die erna vragen. Aan de andere kant omschrijven personen die zich Montenegrijns voelen zich als Serviër of Joegoslaaf, omdat die benamingen meer duidelijkheid verschaffen voor Nederlandse gesprekspartners. Aangezien de respondenten niet altijd eenduidig zijn over hun identiteit, kan er geen scherp onderscheid tussen verschillende groepen worden gemaakt. Onderstaande indeling is gebaseerd op wat naar mijn interpretatie het sterkst tot uitdrukking kwam als zelfomschrijving bij de 21 geïnterviewden. Over het algemeen beschouwde een derde van de groep (7) zich bovenal als Montenegrijnse Serviër of als (Nederlandse) Serviër uit Montenegro. ‘Wanneer ik zeg ik ben Montenegrijn, dan bedoel ik Servisch Montenegrijn. Montenegrijnen horen bij Serviërs.’ (X3) ‘Ik ben Servisch Montenegrijns, niet alleen Montenegrijns. Vroeger, voor Djukanovic, voelde ik mij wel Montenegrijns. Nu wil ik niet meedoen aan de hype maar mijn eigen koers varen.’ (X16)
10
Bij bovenstaande groep van 7 domineert de gedachte dat er weinig verschillen bestaan tussen Servië en Montenegro wat betreft taal, geschiedenis en geloof. Vooral identiteit en religie zijn in voormalig Joegoslavië nauw met elkaar verbonden blijkt uit de verschillende interviews. Aangezien veel Montenegrijnen aangesloten zijn bij de Servisch-orthodoxe Kerk en het orthodoxe geloof aanhangen, wordt verondersteld dat zij in feite Serviërs zijn. ‘Ik voel mij Montenegrijn, daar ben ik trots op. Ik voel mij tegenover andere Serviërs wel een klein beetje apart. Dat heeft onder andere te maken met traditie. Maar toch horen we bij Servië. De bevolking is hetzelfde, misschien hebben ze alleen een iets andere mentaliteit. Het is eigenlijk net als het verschil tussen Groningen en Brabant.’ (X1) ‘Een goed voorbeeld van de gelijkenis tussen Servië en Montenegro is de familieheilige. Dat is ingevoerd door de heilige Sava. Hij was een groot missionaris. Elke familie mocht naast God nog een andere heilige kiezen als beschermer van de familie. Iedereen kreeg dus een slava (familieheilige). In Montenegro en Servië heb je dezelfde.’ (X14) ‘Religie wordt beschouwd alsof het een identiteit is. Een Serviër zijn betekent dat je Servisch-orthodox bent, Bosniërs zijn vaak moslim en Kroaten Katholiek. Dat is zo gegroeid. Montenegro heeft officieel geen eigen orthodoxe kerk. Gelovigen zijn lid van Servisch-orthodoxe Kerk. Als Montenegrijnen zeggen dat ze Serviër zijn heeft dat te maken met het geloof.’(X9) ‘Zelfs de priester van de Orthodoxe Kerk in Nederland is Montenegrijn. Dat zegt wel wat’(X3)
Er zijn 5 personen die zich Montenegrijn, maar tegelijkertijd ook Serviër, Joegoslaaf, Nederlander dan wel wereldburger voelen.
11
‘Ik maak geen onderscheid tussen Servië en Montenegro, maar voel mij meer tot Montenegro dan tot Servië aangetrokken. Je hebt als het ware een bovenhemd en een onderhemd. Montenegro is mijn onderhemd. (…) Eigenlijk voel ik mij een Montenegrijnse Amsterdammer, dan wel een Joegoslavische Amsterdammer. Dat onderscheid maakt weinig uit. Het gaat er vooral om dat andere mensen begrijpen wat ik bedoel. De meeste Nederlanders kennen Joegoslavië, maar niet Montenegro.’(X8) Ik voel mij wel Montenegrijn, mijn ouders komen er vandaan en ik houd van het land. Maar tegelijkertijd ben ik er ook trots op dat ik in Servië heb gewoond. En nu ik in Nederland woon ben ik daar ook trots op. En ik voel mij Europeaan. Het ligt dus helemaal aan de persoon en de omstandigheden. Maar het is vooral belangrijk open te zijn. (X15)
3 respondenten omschrijven zichzelf als Serviër, 1 van hen noemt zichzelf daarnaast een wereldburger. Dan beschouwden 3 zichzelf als ‘ik ben wie ik ben’ dan wel wereldburger. ‘Ik ben zoals ik ben. Ik ben daar in het huidige Montenegro een buitenlander, maar hier in Nederland ben ik ook buitenlander. Mijn zoon is dan wel weer officieel Nederlander.’(X19) Daarnaast omschrijft 1 respondent zichzelf als Bosniak en 2 noemen zich Joegoslavische Nederlander uit Montenegro. ‘Ik voel mij verdeeld. Thuis voel ik mij Joegoslaaf want we hebben thuis de Joegoslavische cultuur, op school voel ik mij Nederlander. Apart, maar ik voel het mij allebei.’(X21) Wel wordt de identiteitskwestie meer dan eens gerelativeerd. De meerderheid geeft aan niet dagelijks met de identiteit bezig te zijn. Dat kost te veel energie en er zijn belangrijkere zaken in het leven. Ze weten zelf wie ze zijn, en vaak hebben ze wel familie en vrienden waar ze zonodig mee kunnen praten.
12
‘Mijn vader uit Montenegro was geen fanaticus. Hij hield zielsveel van Montenegro, maar hij leerde voldoende oog voor anderen te hebben en te accepteren en te assimileren daar waar je bent. Ik kom uit Montenegro, maar wat dan nog?’ (X18) ‘Montenegro is gewoon een interessante achtergrond. Het is leuk om te weten en om over te lezen, maar het is niet iets wat van wezenlijk belang is in mijn dagelijks leven. Ik wil mij eigenlijk ook niet omschrijven als “iets”’. (X9) ‘Anderen moeten zich niet druk maken, je weet wie je bent en met wie je er over kan hebben. Maar soms kan ik er wel over nadenken en diepgaand over praten. Wij weten precies waar wij staan en iedereen is trots op dat eigene. Dat is toch echt wel ontstaan in de naoorlogse tijd’.(X7)
13
Hoofdstuk 4. Voormalig Joegoslavië 4.1 Het leven in voormalig Joegoslavië De meerderheid (12) van de 15 respondenten die in voormalig Joegoslavië zijn opgegroeid of er hebben gewoond geeft aan dat afkomst tot begin van de jaren negentig nauwelijks een rol speelde. In voormalig Joegoslavië was het immers niet geoorloofd je eigen nationaliteit en geloofsovertuiging te benadrukken. Iedereen was in theorie gelijk. De bevolking was zich overigens dikwijls bewust waar iemand vandaan kwam. Het was te horen aan een specifiek accent en verschillende streken hadden ook een eigen kolo, een volksdans waarbij de mensen in een kring staan en elkaars middel vasthouden. De invloed van het nationaliteitsbesef op de omgang met elkaar was niettemin klein. ‘Tijdens Tito speelde afkomst geen rol. ’Broederschap en eenheid’ was het motto. Na Tito’s dood bleef die geest wel aanwezig. Over zaken als geloof hoorde je wel van je ouders, binnen de muren van je huis. Je wist ook wie bijvoorbeeld Kroaat was en wie moslim, maar die kennis was in de praktijk onbelangrijk.’ (X4) ‘We waren ons zeker bewust van het feit dat wij Montenegrijns waren, we zijn een trots volk. Dat lijkt misschien wat arrogant voor buitenstaanders, maar we zijn maar een klein landje en we willen het Montenegrijnse levend houden. (…)We werden als kind altijd herinnerd aan waar we vandaan kwamen. (…)De verhoudingen tussen de verschillende mensen waren echter zeer goed. De verschillen waren juist interessant.’ (X15) 13 Van de 18 respondenten die zich expliciet over voormalig Joegoslavië hebben uitgelaten roemen de federale staat dan ook om de (relatief) goede omgang tussen de verschillende nationaliteiten. Gemengde klassen op school, gemengde huwelijken en een redelijk stabiele economie worden als kenmerken van de Joegoslavische samenleving genoemd. ‘Iedereen was gelijk en er heerste geen verdeeldheid. Er werden wel grapjes gemaakt over verschillen tussen de diverse bevolkingsgroepen, maar dat waren geen gemene
14
grapjes. Bosniërs werden bijvoorbeeld als dom bestempeld en Montenegrijnen als lui’.(X1) ‘Joegoslavië was een soort miniatuur Europese Unie. De bevolking leefde samen. Ik zou zonder twijfel voor Joegoslavië kiezen als dat kon. Het land was altijd op een goede manier in het nieuws, er was weinig extremisme en ook de economie liep goed. Tito wist dat nationalisme en extremisme een land kapot maakten.’ (X8) Een enkeling nuanceert bovenstaand beeld enigszins. Helemaal gelijk was het niet, hoewel na de oorlog pas echt verschillen in beleving ontstonden. ‘Bosniakken waren wel tweederangs burgers, je was altijd een beetje anders. Maar goed, het ging onder Tito wel redelijk. Mijn ouders waren ook echt kinderen van het communisme, iedereen was gelijk. Ik ben dan ook opgevoed als Joegoslaaf. Het gevoel Bosniak te zijn werd pas sterker toen Joegoslavië uit elkaar viel.’(X20) Ook zijn er enkele geïnterviewden die het leven in voormalig Joegoslavië juist als beknellend hebben ervaren. Zij voelden zich onderdrukt door het communistische regime aldaar en wilden zo snel mogelijk de federale staat verlaten. ‘Je mocht je in voormalig Joegoslavië niet manifesteren als behorend tot een bepaalde nationaliteit. Je werd dan bestempeld als bijvoorbeeld Servische nationalist en monarchist. Je moest in de beginjaren vrezen voor je leven en later voor je carrière. Gesprekken over iemands nationale afkomst waren ‘not done’. Daarover kon je alleen praten binnen je eigen familiekring, maar je zocht bijna instinctief contacten met mensen uit je eigen natie en/of religie.’ (X12) Over het algemeen blijkt uit de verhalen dat in voormalig Joegoslavië nationaliteit en etniciteit niet geheel buiten beschouwing werden gelaten, maar het effect op de omgang met elkaar en de
15
invloed ervan op het dagelijkse leven was niet bijzonder groot. Dat beeld lijkt te veranderen na het uiteenvallen van Joegoslavië. 4.2 Het uiteenvallen van voormalig Joegoslavië In 1991 scheidde Slovenië zich af van (voormalig) Joegoslavië. Achtereenvolgens verklaarden ook Kroatië, Bosnië-Herzegovina en Macedonië zich onafhankelijk. Servië en Montenegro gingen samen door als de Federale Republiek Joegoslavië. Voor een enkeling kwam de splitsing van voormalig Joegoslavië niet als verrassing. ‘Het uiteen vallen van voormalig Joegoslavië was voor mij een logische zaak. (…) Je zag in 1971 in Joegoslavië al spanningen in de politiek en de opkomst van terroristische groepen die in opstand kwamen.’ (X12) Het uiteenvallen van ex-Joegoslavië werd echter door 18 respondenten, dus ook door enige personen die zich niet enkel positief uitlaten over voormalig Joegoslavië (paragraaf 3.1), als pijnlijk dan wel schokkend ervaren. Met name de oorlog die met de splitsing gepaard ging vormde de oorzaak van het verdriet, de woede en het onbegrip. De wens van de verschillende republieken om zelfstandig verder te gaan werd niet altijd als kwalijk ervaren, wel het gegeven dat het zoveel leed en verslagenheid bij de gewone mensen veroorzaakte. Door ongeveer de helft van de groep wordt aangegeven hoe lastig de situatie voor families en vrienden binnen en buiten voormalig Joegoslavië werd. ‘Ik vond het vreselijk. Problemen zijn altijd groter op afstand. Ik had een onvolledig overzicht. Ik vond het vooral sneu voor de gewone mens. Het was allemaal nergens voor nodig. Als ik het had gekund, had ik alles gedaan om de oorlog tegen te houden.‘(X18) ‘Ik weet niet of het beter was geweest wanneer Joegoslavië nog bestond. Het was toen toch een opgelegde keuze. Maar het had niet zo hoeven lopen. Het had niet zó apart en gescheiden hoeven worden. In voormalig Joegoslavië was namelijk alles gemengd, zoals huwelijken. Iedereen leefde door elkaar.’(X6)
16
‘Ik vond het jammer voor de mensen die, ondanks een andere etniciteit, in het land waar zij woonden bleven. Nu was je opeens als Serviër een minderheid in Kroatië geworden.’(X2) Tegelijkertijd heerst bij de meerderheid van de respondenten woede over de houding van de Nederlandse media die over de oorlog in voormalig Joegoslavië rapporteerden. 13 respondenten vertellen over een eenzijdige berichtgeving en een discriminatoire en beledigende houding van sommige Nederlanders. ‘Ik werd persoonlijk aangesproken op de oorlog in voormalig Joegoslavië, zogenaamd via grapjes. Dan liep ik bijvoorbeeld met een andere Servische jongen door de schoolgang en dan ging iemand zich achter de kast verschuilen en schietgeluiden van een geweer maken. De interesse naar mijn afkomst nam toe. Ik schreef en sprak met familie, keek CNN en ging naar demonstraties’. (X14) ‘Ik wil mijzelf tot de gematigde hoek rekenen, maar ik ben van mening dat de verslaggeving eenzijdig was. Ik had familie en vrienden in voormalig Joegoslavië en kende daarom de verschillende kanten van het verhaal en dus ook dat niet elke Serviër over één kam te scheren was. Generaliserende en ongenuanceerde uitspraken van de Nederlandse media zorgden voor een onveilig gevoel.’ (X9) Het uiteenvallen van het toenmalige Joegoslavië zorgde voor (tijdelijke) verwarring bij de helft van de respondenten (11). Waren zij nog Joegoslaaf? Moesten zij een andere nationaliteit aannemen? ‘In Joegoslavië was identiteit nog iets algemeens, opeens ‘moest’ iedereen nu een identiteit aannemen. Je werd eigenlijk gedwongen om na te denken hoe je je voelde.’ (X11) ‘Toen de oorlog in Joegoslavië uitbrak had ik daar moeite mee. Iedereen had wel ergens familie in een andere Republiek. (…) Je had bijvoorbeeld kinderen van Serviërs die
17
in Kroatië woonden en die door de oorlog niet meer wisten wie ze waren. Je weet niet meer waar je thuis hoort.’ (X19) Enkele respondenten die in Nederland woonden tijdens het uitbreken van de oorlog benadrukken dat ook die vijandige houding van de Nederlanders en de media de zoektocht naar de eigen identiteit aanwakkerden. ‘Toen de spanningen in ex-Joegoslavië begonnen werd alles anders. Sommige jongeren kwamen niet meer naar de Joegoslavische Clubs. Je kwam niet meer uit Joegoslavië, je moest je echt afvragen waar je vandaan kwam. (…) Ook was ten tijde van de oorlog de hele wereld opeens tegen je afkomst. Dat zorgde ervoor dat je juist wilde laten zien waar je vandaan kwam. Alles van Joegoslavië was in die tijd voor mij perfect. Ik wilde met een Joegoslaaf trouwen, ik ging naar Joegoslavische feesten, ging met Joegoslaven om, sprak de taal, luisterde de muziek…’. (X6) ‘Het uiteenvallen van Joegoslavië zorgde voor een culturele identiteitscrisis. Ik zag mijzelf echt als Joegoslaaf en identificeerde mij niet enkel met één republiek. Door de oorlog werd ik opeens aangesproken op mijn specifieke afkomst. Toen kwam het identiteitsgevoel boven, dat gebeurt altijd als je je onveilig voelt. Ik zat bijvoorbeeld naar de tv-beelden van de bombardementen op Servië te kijken en er zat iemand naast mij die dat goedkeurde.’ (X9) ‘Voor het uiteenvallen van Joegoslavië was het Joegoslaaf zijn normaal. Toen de oorlog uitbrak waren veel mensen opeens verplicht te kiezen. Dit had vooral grote gevolgen binnen gemengde huwelijken. Hele gezinnen zijn uit elkaar gevallen. Diegenen die niet wilden of konden kiezen, bleven zich Joegoslaaf noemen. Dit was net op een moment dat de tweede generatie Joegoslaven ver gevorderd was qua integreren en assimileren. Veel Nederlanders wezen voormalig Joegoslaven steeds op hun etnische afkomst, en
18
als gevolg van de negatieve beeldvorming ook op hun vermeende
verantwoordelijkheid
inzake
de
oorlog.
Onderzoek heeft uitgewezen dat die negatieve bejegening heeft geleid tot het afzetten van voormalig Joegoslaven in Nederland tegen het Nederlands-zijn. Hoe sterker de negatieve bejegening, des te meer zochten mensen elkaar binnen de eigen groep op, waarmee de identificatie met de eigen etnische afkomst sterker werd.’ (X17) Vier respondenten trekken het gevoel van toen door naar het heden. Zij vertellen dat er momenteel in Nederland hetzelfde weer gebeurt, maar dan bij andere bevolkingsgroepen. Dat zorgt dat zijzelf ook weer aan die tijd worden herinnerd. ‘Ik werd mij bewust dat ik Montenegrijn was. Ik las veel kranten en boeken en praatte er veel over met een groepje andere Servisch Montenegrijnen. Het is eigenlijk hetzelfde principe met wat je nu ziet met Geert Wilders. Binnen een bepaalde nationaliteit wordt er juist met elkaar omgegaan door zijn houding.’ (X8) ‘Ik kan mij goed voorstellen hoe de Marokkanen zich nu in Nederland moeten voelen. Je voelt je niet meer veilig omdat de Nederlandse bevolking een soort vijandigheid uitdraagt. Het gevoel van tien geleden komt dan bij mij terug’. (X9) Het komt overigens voor dat het uiteenvallen van ex-Joegoslavië en de onafhankelijkheid van Montenegro slechts tijdelijk de zoektocht naar hoe zij zich zelf zagen aanwakkerden. Ook ervaren 5 respondenten geen aantasting van hun identiteit door de ontwikkelingen die in voormalig Joegoslavië hebben plaatsgevonden. ‘Hoe ik me voel is iets natuurlijks, dat wordt niet aangetast door bepaalde gebeurtenissen, ook al ben ik wel kwaad dat Servië en Montenegro gescheiden zijn. Er zijn nog wel veel mensen die zich Joegoslaaf voelen, mensen hielden van die periode. Iedereen stond in die tijd open voor alles. (…)Na 2006 zie je geen scheiding van Montenegrijnen en Serviërs
19
in Nederland. Normale mensen voelen zich niet opeens anders. We hebben altijd al samen geleefd en gewerkt.’(X15) Door de oorlog werd ik mij meer bewust van mijn afkomt. In die tijd heb ik mij laten dopen in Montenegro. Ik voelde mij vooral Serviër-Montenegrijn, maar als ik iets alleen over Servië hoorde voelde ik mij ook aangesproken. Er was in die tijd een liedje dat een goede omschrijving van de situatie gaf, dat Servië en Montenegro altijd bij elkaar zouden blijven, net zoals je twee ogen in iemands hoofd niet kan scheiden. Nu ben ik niet meer dagelijks met identiteit bezig. Ik ben ik.’ (X6)
20
Hoofdstuk 5. Montenegro 5.1 Een onafhankelijk Montenegro In juni 2006 vond weer een grote verandering plaats: premier Djukanovic riep de onafhankelijkheid uit. Montenegro werd de 193 e soevereine staat ter wereld. 6 respondenten staan neutraal tegenover de onafhankelijkheidsverklaring van de Republiek Montenegro of zien zowel positieve als negatieve kanten van een zelfstandig Montenegro. ‘Ik ben neutraal. In 2006 ben ik wel naar Montenegro gevlogen om ‘ja’ te stemmen. Niet dat ik uitgesproken voor onafhankelijkheid was, maar mijn vrienden en familie wel. Ik deed het voor hen. De tickets werden vergoed door de regering Djukanovic. Je werd van te voren wel gescreend. Wanneer de regering wist dat je tegen zou stemmen, kreeg je geen ticket.’ (X20) ‘De meerderheid wil onafhankelijkheid, ze willen het zelf proberen. Dat moet je accepteren. Ik was eigenlijk gevoelloos.
Ik
wilde
gewoon
vrede.
Ik
was
niet
geïnteresseerd in de uitslag want ik zou beide beslissingen accepteren.’ (X4) ‘Op moment van de scheiding was het voor mij een soort dilemma. Dat kwam via de media, via Djukanovic. Er werd gezegd dat het veel beter zou zijn voor de economie wanneer Montenegro onafhankelijk zou zijn.’(X2) De helft (11) is negatief over de afscheiding van Servië, hoofdzakelijk omdat er volgens hen amper een onderscheid tussen Servië en Montenegro bestaat. Belgrado is gevoelsmatig nog steeds de hoofdstad, hoewel dat ook geldt voor 3 mensen die niet volledig tegen de onafhankelijkheid van Montenegro zijn gekeerd. De meerderheid van de 11 die geen heil zien in onafhankelijkheid, oordeelt dat het puur om het eigenbelang van de machthebbers draait. De politici probeerden op alle mogelijke manieren hun doel te bereiken. ‘De onafhankelijkheid van Montenegro was puur een politieke zaak. Djukanovic is een slechte premier. President van de staat Montenegro was zijn eerst baan. In de
21
oorlogsjaren was hij een crimineel. Hij smokkelde sigaretten en werkte voor de zwarte markt’. (X5) ‘In een dorpje in Montenegro werden werknemers gedwongen om
tijdens de
verkiezingen niet tegen
onafhankelijkheid te stemmen, anders werden zij ontslagen.’ (X14) ‘De onafhankelijkheid is een politieke manoeuvre.(…)Het gaat enkel om het eigenbelang van de politici. Nu kunnen zij zelf de geldkas beheren en zijn zij niet meer afhankelijk van de politieke elite in Belgrado.’ (X17) 3 respondenten van de groep tegenstanders meent daarnaast dat de scheiding in economisch opzicht ook geen vooruitgang biedt. ‘De onafhankelijkheid is geen goede zaak. Door te scheiden bouwt Montenegro muren en dat is niet nodig. Servië en Montenegro hebben elkaar onder andere nodig om in economisch opzicht te functioneren. De Europese Unie opent haar grenzen, Montenegro moet dat ook doen.’(X15) Er zijn 4 respondenten voorstander van een onafhankelijk Montenegro. Montenegro is in het verleden al vaak een soevereine staat geweest. Het land heeft tevens laten zien dat het volwassen is en moet dus ook als zelfstandige staat kunnen en mogen functioneren. Daarbij hebben de respondenten wel een voorkeur voor goede banden met Servië. ‘Een belangrijk deel van de Montenegrijnen had al heel lang de wens om onafhankelijk te zijn. Montenegro is ook eeuwenlang onafhankelijk geweest.(…)Ik geloof dat de Montenegrijnen nu het gevoel hebben makkelijker adem te kunnen halen en dat er nu een bepaalde tevredenheid heerst omdat alles weer bij het oude is.’ (X18) ‘Het feit dat ze uit elkaar zijn is niet slecht. Montenegro is te klein om samen met Servië een uitgebalanceerde staat te
22
vormen. Daarbij komt dat je niet samen één staat hoeft te vormen om toch een broederlijke en vriendschappelijke relatie te kunnen hebben. (…)Serviërs en Montenegrijnen moeten wel op elkaar kunnen rekenen.’ (X9) Het valt op dat personen die zich Montenegrijn dan wel Bosniak voelen, niet altijd voorstander zijn van onafhankelijkheid en niet elke respondent die zich als Serviër of ServischMontenegrijns beschouwt is tegen de afscheiding van Montenegro. De meeste respondenten die de onafhankelijkheid afkeuren omschrijven zich wél als Serviër of Servische Montenegrijn. De meeste respondenten zijn het er wel over eens dat de inwoners van Montenegro de speelbal van de politici zijn geworden, zoals dat ook al het geval was bij het uiteenvallen van voormalig Joegoslavië. De respondenten hebben geen goed woord over voor het politieke klimaat in Montenegro en zijn begaan met het lot van de inwoners. ‘Nu Djukanovic de onafhankelijkheid heeft uitgeroepen zijn de relaties tussen de mensen verslechterd. We hadden in 1992 beter vriendschappelijk kunnen scheiden, dan waren Servië en Montenegro ook beter bevriend gebleven, in de geschiedenis stond Montenegro ook altijd aan de zijde van de Serviërs.’(X1) ‘Het is zo erg dat binnen één familie de vader zich Serviër voelt en de zoon zich Montenegrijn. Die praten nu niet met elkaar. Het speelt dus een grote rol in het leven van de mensen’. (X7) ‘Het zijn enkel politieke spelletjes. Djukanovic kon bijvoorbeeld alleen zijn mandaat verlengen wanneer Servië en Montenegro gingen scheiden. De politiek denkt alleen aan zichzelf, niet aan de families die in Servië leven. De politiek was vies, is vies en zal helaas altijd vies zijn.’ (X8) ‘In Montenegro is een steeds groter deel van de bevolking door propaganda en de politieke invloeden verder van Servië komen af te staan. De politiek en de media creëren de scheidslijnen, niet de mensen zelf.(…) Mijn schoonvader voelt
23
zich Montenegrijn, zijn broer voelt zich een Serviër uit Montenegro.’ (X14) 9 personen spreken expliciet over (tijdelijke) verwarring of verandering dan wel versterking van hun identiteitsgevoel vanaf het moment dat Montenegro onafhankelijk werd verklaard door de regering Djukanovic. 4 van hen beleefden dat zoekende gevoel ook al bij het uiteenvallen van voormalig Joegoslavië. ‘Je identiteit verliezen is het ergste dat er is. Op het moment dat Montenegro onafhankelijk werd heb ik mijn identiteit helemaal verloren. Ik kon mijzelf niet meer omschrijven, wie ik ben, wat ik ben en dan dus ook wat mijn kinderen zijn. Mijn zoon is geboren in Nederland, mijn vader is een Serviër die geboren is in Montenegro en eigenlijk ben ik Montenegrijn. Mijn land is als een Nokia, het wordt steeds kleiner.’(X4) ‘Ik heb Joegoslavië verlaten, toen is het Servië-Montenegro geworden en toen Montenegro. Ik ben het zat.(…) De hoofdstad van mijn land is Belgrado, maar dat is nu in een vreemd land. Dat realiseerde ik mij toen ik een Nederlands paspoort wilde aanvragen. Ik moest daarvoor een
Montenegrijns
nationaliteitsbewijs
hebben.
De
ambassade in Den Haag bleek nu alleen de Servische ambassade zijn. Zij hebben niets meer te maken met Montenegrijnen. Oh jee, dacht ik toen, het is echt zo.’ (X7) ‘Het was belachelijk dat Montenegro zich van Servië scheidde. De laatste monarchen van Montenegro waren tevens dichter. Hun hele oeuvre is een ode aan het Servischzijn. Maar nu schaamde je jezelf voor je eigen geschiedenis. De hele geestelijk inhoud van je wezen is niet meer hetzelfde. Het is absoluut onverteerbaar. Ik voel nu minachting voor wat daar gebeurd is, terwijl ik voor het traditionele Montenegro niet anders dan eerbied en liefde had.’(X12)
24
‘Ik ben niet tegen een Montenegrijnse staat, maar het is niet goed dat iedereen zich opeens Montenegrijns moet gaan voelen. Opeens raak je je identiteit kwijt en krijg je een nieuwe geschiedenis. Dat keur ik niet goed. Laat mij nu maar eens zelf uitkiezen wie ik ben. ’(X19) In Nederland maakt de ruime meerderheid van de respondenten geen onderscheid tussen de verschillende personen uit voormalig Joegoslavië. Slechts 2 respondenten hebben bewust geen gemengde vriendengroep uit Joegoslavische. Bij 4 respondenten is het niet bekend hoe de vriendengroep eruit ziet, maar van de rest van de respondenten (14) is deze gemengd. 1 respondent geeft aan dat hij vooral met mensen uit Servië en Montenegro omgaat, dat is echter geen bewuste keuze, maar toeval. Hij zou nooit de haat uit de oorlog doortrekken naar zijn vriendengroep. ‘Ik had geluk met mijn familie. Zij leerde mij altijd respect te hebben voor anderen. Ik ga hier in Nederland onder andere met Bosniërs en Kroaten om. Dan komt dat ex-Joegoslavië gevoel. Afkomst speelt geen rol.’ (X7) ‘Wij hebben vrienden uit geheel voormalig Joegoslavië. Moslims, Macedoniërs….Wij zijn het gewend met z’n allen om te gaan.’ (X1) 5.2 Trots op Montenegro? Uit de meerderheid van de verhalen, zo ook bij die van personen die niet oorspronkelijk uit Montenegro komen, blijkt een sympathie voor Montenegro aanwezig te zijn bij de respondenten. Er klinkt, zonder zelfgenoegzaam over te komen, een zekere trotsheid in de stem tijdens het spreken over het land. Met name de schoonheid van het landschap, de sociale mensen en de bewogen geschiedenis van het gebied dragen bij aan de genegenheid die bij 14 geïnterviewden expliciet aanwezig is. ‘Ik krijg warme gevoelens wanneer ik aan Montenegro denk. (…) Toen ik net in Nederland was miste ik de lucht van mijn eigen stad, de geur van de blaadjes die van de bomen vielen.’ (X11)
25
‘In 1996 ging ik voor het eerst naar Montenegro. Het was daar zo geweldig! Ik weet niet hoe ik het anders kan zeggen. Bergen, bos, azuurblauwe zee, mooi dialect. Dit jaar ga ik er naar toe om een huis te bekijken. (…) Hier in Nederland verandert alles te snel in negatieve zin. Ik wil weer het simpele leven tegemoet en meer vrijheden.’ (X16) Bij 9 respondenten leeft de gedachte om voorgoed terug te keren naar Montenegro of Servië. 1 nog nooit teruggekeerd. 2 reizen bewust niet meer naar Montenegro sinds de onafhankelijkheid, de rest (18) probeert 1 of 2 keer per jaar naar Montenegro en/of een andere voormalig Joegoslavische Republiek te gaan voor vakantie, familiebezoek dan wel werk. ‘Als je ergens anders heen verhuist mis je altijd aspecten van je eigen land. Vooral het klimaat, eten, de manier van denken, hoe je dingen ziet. (…)Nog steeds mis ik het land, maar het komt ook omdat ik alleen maar aan de positieve dingen denk. Maar als ik daar ben voor een paar maanden dan mis ik Nederland ook.’ (X15) Van de 21 laten 4 personen zich nadrukkelijk negatief uit over Montenegro, bij 3 respondenten overheerst twijfel over hun houding ten opzichte van de Republiek. ‘Het land Montenegro interesseert mij totaal niet, ik voel mij er niet thuis. Er is nog veel discriminatie. Djukanovic is een soort democratische dictator. Je krijgt bijvoorbeeld geen baan als je niet bij de regeringspartijen bent aangesloten. Het is echt een boevenstaat en er is veel corruptie.’ (X20) Over de te verwachten toekomst van Montenegro is de groep veelal gematigd positief (12). Zij geven aan dat er elk jaar weer vooruitgang te ontdekken valt en de mensen zelf ook meer vertrouwen hebben in de toekomst. Bovenal wordt veel waarde gehecht aan het opkomende toerisme.
De
schoonheid
van
het
land
maakt
Montenegro
tot
een
geweldige
vakantiebestemming. Toch baart de corrupte politiek zorgen. Zoals reeds eerder is gebleken kunnen Djukanovic en de zijnen de harten van de respondenten op zijn zachtst gezegd niet verwarmen. Hoewel er dus wel hoop bestaat op vooruitgang, realiseert bovenstaande groep geïnterviewden zich dat het een moeilijke weg is voordat Montenegro zich met recht een
26
democratische staat kan noemen. Niet alleen de corrupte politici, maar ook het gebrek aan ervaring van de bevolking met het leven in een democratisch staatsbestel speelt daarbij een rol. 3 personen vertrouwen erop dat Montenegro binnen enkele tijd een volwaardige democratie is en toe kan treden tot de Europese Unie. Zij schrijven dat onder andere toe aan de wilskracht van de bevolking. 2 respondenten spreken met minachting over de toekomst van het land. Zij gaan er vanuit dat Montenegro als onafhankelijke staat niet levensvatbaar is en zich internationaal voor gek zet. Van 4 personen is de mening niet duidelijk. 5.3 Het doorgeven van tradities: de opvoeding in Nederland Alle respondenten die in Nederland zijn geboren hebben de taal van hun ouders geleerd. De meeste noemen de taal Servo-Kroatisch, een enkeling zegt Joegoslavische of Servische taal. De meerderheid van hen heeft ook de geschiedenis en de tradities van het land waar beide ouders of één van de ouders vandaan kwamen meegekregen en ging op zaterdag naar de Joegoslavische school. Er zijn 2 respondenten die zelf aan hun ouders moesten vragen naar hun achtergrond en daarnaast zelf op onderzoek uitgingen. Binnen de onderzoeksgroep hebben 17 geïnterviewden één of meer kinderen. Op 2 na voeden deze respondenten hun kinderen tweetalig op. Alle ouders willen hun kinderen meegeven waar ze vandaan komen. Dit kan Joegoslavië, Servië, of Montenegro zijn, vaak is het ook een combinatie. Muziek, dans, de taal, het geloof en de geschiedenis zijn daarbij belangrijke elementen. De respondenten menen echter dat de kinderen de vrijheid verdienen om zichzelf te ontwikkelen. Het moet voorkómen worden dat de kinderen in verwarring raken over wie zij zijn. Vooral de ouders (10) die zelf in meer of mindere mate hebben gekampt met identiteitsproblemen willen hun kinderen ontzien. De kinderen verdienen het om een duidelijke basis te hebben. ‘Mijn kinderen moeten wel hun afkomst weten, maar hoeven zich niet Montenegrijn te voelen. Ik wil ook dat mijn kinderen zich Nederlands voelen en ik praat dan ook Nederlands met ze. Wel leer ik mijn kinderen Montenegrijns koken en Servo-kroatisch praten. Ik wil niet dat mijn kinderen later gaan worstelen met hun identiteit. Wanneer we tijdens de vakantie in Montenegro zijn, laat ik mijn kinderen zien waar ik gewoond, geslapen en gespeeld heb. Zo wordt het visueel. Door die verbondenheid met zowel Nederland als Montenegro staan mijn kinderen steviger in hun schoenen en blijven ze in balans.’ (X11)
27
‘In mijn moedertaal kan ik bepaalde nuances en gevoelens beter overbrengen. Voor het kind is het van essentieel belang dat hij zijn moeder zo goed mogelijk leert kennen. Zo leert hij zichzelf ook beter kennen en begrijpen. (…) Ik leerde hem ook de cultuur, normen, waarden. Maar ik heb het meen ik altijd zo gedaan dat het een soort verrijking voor het kind zou zijn en zeker geen belasting.’ (X18) Mijn vrouw en ik voeden onze kinderen tweetalig op. Ze zijn nu nog te jong, maar ik ben ze zeker van plan ze over hun afkomst te vertellen. Geschiedenis vind ik heel belangrijk, het is cruciaal voor wie je bent. (…) Ik wil mijn kinderen niet teveel belasten, maar het is wel belangrijk de waarheid te weten. (X20) Afkomst speelt dus zeker een rol bij het opvoeden van de kinderen. Dat impliceert dat de ouders afkomst geen onbeduidende factor vinden. Wel valt op dat het vaak niet enkel om Montenegro draait. Wat betreft taal wordt er niet specifiek Montenegrijns gesproken. Iedereen geeft aan dat Montenegrijns een dialect is van het Servisch of Servisch-kroatisch. Ook vertellen ouders dat zij het Servisch-orthodoxe geloof doorgeven aangezien zij dat in principe als gelijk aan het Montenegrijnse orthodoxe geloof beschouwen dat door de Montenegrijnse regering in het leven is geroepen. Verder gaat het bij het vertellen van de geschiedenis ook veelal om de geschiedenis van voormalig Joegoslavië als geheel. De manier waarop de respondenten over Montenegro spreken en de wijze waarop zij over de opvoeding van hun kinderen denken en hun kinderen opvoeden geeft blijk van de trots voor het gebied waar zij vandaan komen. Wat dat betreft is de onderzoeksgroep nog met haar afkomst bezig, maar is niet altijd specifiek Montenegro. Ook Joegoslavië en Servië-Montenegro staan centraal in de opvoeding van de kinderen.
28
Hoofdstuk 6. Vertegenwoordiging 6.1 Behoefte aan een organisatie? Het valt op dat in de belevingswereld van de respondenten niet louter Montenegro centraal staat, maar ook vaak Servië of voormalig Joegoslavië als geheel. De ruime meerderheid (16) van de respondenten voelt dan ook niets voor een aparte Montenegrijnse vereniging of organisatie. 8 geven als belangrijkste argument dat Montenegrijnen beter bij de Servische vereniging kunnen, aangezien er nauwelijks verschillen bestaan tussen Serviërs en Montenegrijnen. ‘Niemand denkt na over een aparte vereniging of iets dergelijks. Er zijn zelfs Montenegrijnen voorzitter van de Servische vereniging en van de Servisch-orthodoxe kerk in Nederland. Montenegro is het land van álle burgers uit Montenegro, niet alleen van Montenegrijnen.’ (X1) ‘Ik heb geen behoefte aan een Montenegrijnse vereniging. Er zullen zeker Montenegrijnen zijn die er behoefte aan hebben. Dat is de groep die hun identiteit willen hervinden. Maar Montenegrijnen zijn eigenlijk een specifieke groep Serviërs.’ (X9) 6 mensen geven aan de het oprichten van een aparte organisatie enkel verdeeldheid oplevert. ‘Je maakt met een aparte organisatie juist nog meer verdeeldheid. Je hebt nu Serviërs en Montenegrijnen die samen leven, dat moet je niet willen splitsen. Er zijn vooral nostalgische mensen, er zal wat dat betreft veel meer behoefte zijn aan een nostalgische vereniging. Of iets voor kinderen misschien, zodat ze hun cultuur leren kennen.’ (X2) ‘Er zijn zoveel verschillende groepen in Montenegro. Iedereen gaat naar een eigen vereniging.’(X3) ‘Ik voel er niet heel veel voor. Op de lange termijn voelen mensen zich dan alleen maar meer anders omdat ze nog maar alleen met elkaar omgaan. (...)Door zich te verenigen, verliezen ze dus juist hun identiteit.’(X15)
29
1 respondent geeft aan liever gezellige dingen te doen met zijn eigen vriendengroep. Hij vindt het echter geen probleem wanneer anderen zich wel zouden verenigen. Tot slot vertelt 1 respondent dat zij, en zij vermoedt veel andere Montenegrijnen met haar, zich al te veel Nederlands voelen om bij een Montenegrijnse organisatie te gaan. 5 respondenten zijn wel enthousiast over een eigen organisatie voor burgers uit Montenegro. 2 van hen geven evenwel aan dat het moet gaan om ‘af en toe leuke dingen doen’. Het plichtsmatige om op te komen dagen valt op die manier weg. Verder bestaat er ook twijfel over het aanwezige animo voor een aparte organisatie. ‘Ik zou wel willen dat Montenegrijnen buiten hun geloof en achtergrond om toch een eigen groepering in Nederland vormen. Voor onze kinderen, het behouden van de traditie en om het aanpassen aan de Nederlandse maatschappij te vergemakkelijken. Maar ik vraag mij wel af of het te doen is. De onafhankelijkheid van Montenegro is nog zo vers en velen voelen zich Serviërs.’ (X4) ‘Wij leven in Nederland, maar het is goed om meer verbindingen met het geboorteland te maken, met name op cultureel niveau. Wij kunnen van elkaars culturen leren. Daarom is het belangrijk contact te maken met andere mensen, culturen en tradities. De regering moet dat mogelijk maken. Nederlanders kennen Montenegro niet, maar het is echt een prachtig land. Een cultureel festival met dans, eten en andere specialiteiten zou bijvoorbeeld erg leuk zijn.’ (X10) ‘Ik heb soms het gevoel dat mensen uit een ander land een stukje vaderland proberen te stichten in het nieuwe land. Ik vind dat een verkeerd uitgangspunt. Maar wanneer iets wordt georganiseerd door Lize om contacten te leggen, ervaringen uit te wisselen en gewoon gezellig bij elkaar te zijn is dat wel leuk.’ (X18) Het valt op dat de respondenten die vinden dat Montenegrijnen even goed bij de Servische vereniging zich dan ook vaak (7) Serviër of Servische Montenegrijn voelen. De voorstanders voelen zich bovenal (Nederlandse) Montenegrijn of wereldburger.
30
6.2 Vertegenwoordiging in het Lize-bestuur? Lize heeft een stoel in het bestuur beschikbaar gesteld om de burgers van Montene gro in Nederland te vertegenwoordigen. Een kleine meerderheid van de respondenten (11) keurt dat niet per definitie af. Slechts 1 van hen omschrijft zichzelf expliciet als Servische Montenegrijn. Binnen deze groep vallen alle respondenten die ook een aparte vereniging geen slecht idee vonden (paragraaf 5.1). Wel geeft de helft van de 11 respondenten aan dat er bepaalde voorwaarden aan de vertegenwoordiging moeten zitten. De andere helft is van mening dat een aparte stoel gerechtvaardigd is omdat Montenegro nu eenmaal een onafhankelijk land is (5), 1 gaat akkoord omdat er dan ook eens activiteiten voor en door Montenegrijnen worden georganiseerd. ‘Lize heeft dat goed gedaan. Montenegro is nu onafhankelijk en het is normaal dat het land nu vertegenwoordigd wordt. Heel Zuid-Europa is vertegenwoordigd. Een land is nu eenmaal een land, dat bestaat.’(X10) ‘Het is goed dat Lize een aparte vertegenwoordiger heeft voor Montenegrijnen, het is een apart land. Ik ben er overigens niet echt mee bezig. Montenegrijnen zijn nu eenmaal heel goed aangepast.’ (X21) De 5 respondenten die een voorwaarde stellen aan de representatie van burgers uit Montenegro in Nederland, menen dat er voldoende draagvlak moet zijn (3) en dat álle etniciteiten die Montenegro rijk is vertegenwoordigd dienen te worden (1). Ook benadrukt 1 van hen dat de vertegenwoordiger een Bosniak behoort te zijn, aangezien er hoofdzakelijk Bosniakken uit Montenegro in Nederland wonen. ‘Dat Lize een eigen stoel voor Montenegro heeft is alleen gerechtvaardigd als er voldoende draagvlak voor is, anders is het onzin. Ik weet niet of dat er is. Eigenlijk leven de Montenegrijnen in Nederland gevoelsmatig nog voor de jaren negentig…’(X14). ‘Indien een positie voor Montenegro binnen Lize tot stand komt, dan wil graag dat alle volken die Montenegro rijk is eerlijk worden vertegenwoordigd.’(X19)
31
9 personen oordelen dat Lize geen aparte vertegenwoordiger voor Montenegro zou moeten hebben. Dezelfde argumenten worden genoemd die ook ter sprake kwamen tijdens het afwijzen van een Montenegrijnse vereniging, namelijk dat Servië en Montenegro synoniem zijn, en er geen verdeeldheid moet worden gecreëerd. ‘Een aparte stoel bij Lize in het bestuur is niet goed. Je krijgt dan alleen een grotere splitsing tussen het volk. Ik ben gewoon voor vrede’. (X5) ‘Een aparte stoel voor Montenegrijnen in het bestuur vind ik niet alleen belachelijk maar het is ook een vorm van heiligschennis.’(X13) ‘Ik vind het verkeerd dat Lize een aparte stoel in het bestuur heeft. De regering in Montenegro behoort tot de maffia. Overigens is dat ook zo in Servië, maar de landen horen gewoon bij elkaar. Alles is nu apart, kerk, taal… Dat is niet goed, het is maar een klein land’. (X16) Tot slot heeft 1 respondent geen duidelijke mening, hij denkt wel dat sommigen mensen behoefte aan een vertegenwoordiger hebben.
32
Hoofdstuk 7. Een Montenegrijnse gemeenschap? De mening over de kwestie van al dan niet een organisatie en vertegenwoordiging voor burgers uit Montenegro wordt weerspiegeld in de vraag over het bestaan van een Montenegrijnse gemeenschap. De argumenten die de respondenten noemen komen dan ook veelal overeen. De meerderheid van de onderzoeksgroep (15) denkt niet dat er in Nederland over een Montenegrijnse gemeenschap kan worden gesproken. 5 van hen zijn echter wel weer voorstander van een aparte vertegenwoordiging bij Lize van burgers uit Montenegro. Binnen de groep die oordeelt dat een Montenegrijnen gemeenschap niet bestaat, zijn 7 van mening dat Montenegrijnen tot de Servische gemeenschap behoren. ‘Serviërs en Montenegrijnen zijn één volk’ en ‘Montenegrijnen zijn Serviërs, dat is altijd al zo geweest’ vertellen zij. ‘De
Montenegrijnse
gemeenschap
is
eigenlijk
de
gemeenschap van de politieke partij van Djukanovic (…) Ik ken wel mensen uit Montenegro met een Montenegrijns gevoel, maar die horen dan wel weer bij de Servische gemeenschap.’(X2) Daarbij wordt wel de kanttekening gemaakt dat burgers uit Montenegro onderling wel een sterke verbondenheid voelen en dat diegene die zich Montenegrijn voelen wel binnen de Servische gemeenschap mogelijk een Montenegrijnse gemeenschap kunnen vormen, zoals de Friezen binnen Nederland. ‘Ik voel mij Montenegrijn, daar ben ik trots op. Ik voel mij tegenover andere Serviërs een klein beetje apart. Dat heeft onder andere te maken met traditie. Maar toch horen wij bij Servië. De bevolking is grotendeels hetzelfde. Net als het verschil in Nederland tussen provincies.’(X1) 4 respondenten zijn de mening aangedaan dat er vooral niet over een Montenegrijnse gemeenschap in Nederland kan worden gesproken aangezien zij etnisch té verdeeld zijn om van één gemeenschap deel uit te maken. ‘Ik denk niet dat er over een Montenegrijnse gemeenschap gesproken kan worden. Het zijn verschillende etnische groepen. Er bestaat niet één Montenegrijnse cultuur of geschiedenis. Niet iedereen uit Montenegro is Montenegrijn.
33
Ongeveer 44 % is Montenegrijn, 33% Serviër, 10 % Bosniak en dan nog een kleine groep Albanezen en Kroaten.’(X20) ‘Er zijn zoveel verschillende etnische groepen in Montenegro, iedereen gaat ook naar een eigen vereniging. Je hebt eigenlijk meerdere Montenegrijnse gemeenschappen. (…) Maar zij die zich Serviërs voelen is de grootste, vermoed ik.’(X3) Tot slot achten 3 respondenten het aantal burgers uit Montenegro in Nederland te klein om een Montenegrijnse gemeenschap te vormen. 1 respondent beschouwt de Montenegrijnen als een te aangepaste groep personen binnen Nederland om een aparte gemeenschap te vormen. Uit de antwoorden van de rest van de onderzoeksgroep klinkt bij 3 mensen twijfel over het bestaan van een Montenegrijnse gemeenschap, eenzelfde aantal lijkt wel de aanwezigheid van een Montenegrijnse gemeenschap in Nederland te veronderstellen. Zij zijn allen ook voorstander van een vereniging voor Montenegrijnen en een bestuursstoel bij Lize. Er bestaat wel een Montenegrijnse gemeenschap. Alleen al bij mijn moeder in de straat wonen 6 gezinnen. Wanneer er op feesten een Montenegrijns nummer wordt gedraaid springen alle Montenegrijnen op en zingen en dansen trots mee. Dat zit in de cultuur gebakken.’(X6)
34
Conclusie Een gedeelde identiteit van personen die een band met Montenegro hebben bestaat niet. Een meerderheid gelooft dan ook dat er niet over een Montenegrijnse gemeenschap in Nederland kan worden gesproken. Diversiteit kenmerkt de onderzoeksgroep en haar ervaringen. Hoe mensen zichzelf beschouwen kan per situatie verschillen, en meer dan eens overlappen de verschillende beelden elkaar. De zelfomschrijvingen verschillen en veranderden zelfs bij de meeste respondenten gedurende het interview. Het identiteitsgevoel van de meerderheid van de respondenten (16) is door de diverse ontwikkelingen in voormalig Joegoslavië en in Nederland beïnvloed. Dat biedt ook een verklaring waarom verschillende mensen zichzelf door het interview heen verschillend omschrijven. De mensen uit de onderzoeksgroep lijken in tweestrijd over hoe zij zichzelf moeten omschrijven, mochten zij zich al wíllen omschrijven. Kennelijk kan er niet over dé Montenegrijnen in Nederland worden gesproken. Toch waag ik mij aan enkele generalisaties, maar niet voordat ik de kanttekening heb gemaakt dat de respondenten zich bewust zijn van hun afkomst, maar er in het dagelijkse leven niet continu mee bezig zijn. De respondenten hebben zich omschreven omdat dit ook een vraag en een doel van het onderzoek was. Binnen de onderzoeksgroep zag ongeveer de helft zichzelf als
Serviër
of
Servisch-Montenegrijns/Montenegrijns-Servisch.
Een
kwart
van
de
geïnterviewden voelden zich bovenal Montenegrijns (maar tegelijkertijd omschreven zij zich ook als bijvoorbeeld Nederlands of Servisch). Tot slot is een kwart van de respondenten gevarieerd. Zij beschouwden zichzelf als wereldburger, als Joegoslaaf uit Montenegro of als Bosniak. Er is geen duidelijk verschil te ontdekken tussen mensen die in Nederland zijn geboren of in voormalig Joegoslavië. Waarom voelen zij zich zo en waarop zijn die verschillen in zelfomschrijving dan gebaseerd? In Nederland wonen vooral mensen uit Montenegro of mensen die familie hebben uit Montenegro die vóór 2006 al in Nederland zijn komen wonen of hier geboren zijn. De vraag hoe iemand zich voelt werd vóór 2006 dan ook nauwelijks gesteld. Institutionele veranderingen in Montenegro gaan (nog) niet gepaard met mentale en culturele veranderingen in Nederland. Er ontbreekt een gemeenschappelijk verleden wat betreft een onafhankelijk Montenegro. Het gemeenschappelijke verleden van mensen berust vooral op voormalig Joegoslavië en ServiëMontenegro. De herinnering dat er binnen voormalig Joegoslavië minder openlijke verdeeldheid heerste dan nu tussen en binnen de voormalig Joegoslavische republieken het geval is, heeft daar waarschijnlijk mee te maken. Men leefde in een grote federatie, waarbinnen je op lichtvoetige wijze met je afkomst werd geconfronteerd. Het was mogelijk je een klein beetje apart te voelen onder een gemeenschappelijke paraplu. In Nederland hebben de mensen vaak ook nog gemengde vrienden, net als toen. De negatieve ervaringen na het uiteenvallen van de Federatie - het oorlogsleed van familie en vrienden, de ervaren vijandige houding van de media
35
en sommige Nederlanders – hebben een negatieve bijsmaak gegeven aan het plotseling moeten omschrijven van jezelf. De helft van de respondenten vonden de situatie dan ook (tijdelijk) verwarrend. Dat herhaalde zich op het moment dat Djukanovic Montenegro onafhankelijk verklaarde. Slechts 4 respondenten vinden het een terechte stap dat Djukanovic de onafhankelijkheid heeft uitgeroepen, omdat Montenegro best zonder zijn grote broer kan leven. De meerderheid van de respondenten is echter minder verheugd. Weer wordt het gemeenschappelijke verleden met Servië als argument genoemd, maar ook schatten de respondenten het in economisch opzicht niet positief in voor Montenegro. Verder heeft de afwijzende houding tegenover de onafhankelijkheidsverklaring te maken met de machthebbers die in Montenegro de touwtjes in handen hebben. Zij zouden enkel in het eigen belang handelen. De bevolking wordt verdeeld door het beleid van de Montenegrijnse politici. De kritische houding ten opzichte van de overheid geldt overigens voor alle respondenten. Eenieder maakt zich zorgen over de huidige politieke situatie in Montenegro, hoewel er door 15 geïnterviewden wel hoop leeft dat de toekomst de weg wordt vrijgemaakt voor minder corrupte en eigengereide politici. De politici, die het land behoren te leiden, zaaien enkel tweespalt binnen de bevolking. De manier waarop de politiek een Montenegrijnse identiteit wil creëren stuit op weerzin van enkele respondenten. Dat heeft zijn weerslag op de gevoelens die zij hebben voor een onafhankelijk Montenegro, en draagt ook bij aan het afwijzen van een aparte organisatie en vertegenwoordiging van burgers uit Montenegro in Nederland. Het dwingende karakter van het vormen van een bepaalde identiteit wordt niet gewaardeerd door de respondenten. Zij moeten zich opeens iets gaan voelen, terwijl er in hun ogen niets aan henzelf is veranderd. Het feit dat de meeste respondenten zich niet alleen Montenegrijn voelen, maar ook vaak Serviër heeft onder andere te maken met het gedeelde verleden van Servië en Montenegro, binnen voormalig Joegoslavië. De strijd tegen de Ottomanen is een belangrijk element binnen deze gemeenschappelijke geschiedenis. Daaruit zou blijken dat Montenegrijnen afstammen van de grote Servische volken, en daarom Servisch zijn. Daar komt bij dat ook de taal nagenoeg hetzelfde is. Montenegrijns beschouwen zij, evenals de rest van de onderzoeksgroep, enkel als een dialect. Verder speelt het gegeven dat identiteit en religie nauw verbonden zijn ook een rol. Wanneer de respondenten orthodox zijn, zien zij zichzelf vaak als Serviër of ServischMontenegrijn. Belangrijk is dan de vraag hoe met al die diverse visies moet worden omgegaan zonder mensen te kwetsen. De implicatie, met betrekking tot het doel van het onderzoek, is dat er relatief weinig behoefte leeft om een vereniging voor burgers uit Montenegro op te richten. Met name de personen die zichzelf bovenal als Montenegrijn omschrijven horen tot de voorstanders.
36
16 respondenten oordelen echter dat een aparte organisatie geen doelstelling moet zijn. Weer wordt dat gekoppeld aan de opvatting dat er geen onderscheid tussen Servië en Montenegro bestaat. Verder is er angst dat er verdeeldheid ontstaat wanneer hier in Nederland ook onderscheid wordt gemaakt tussen Serviërs en Montenegrijnen. Die argumenten worden ook genoemd bij het afwijzen van een aparte vertegenwoordiging van Montenegrijnen. Toch keurt de helft van de groep een stoel in het bestuur voor Lize niet direct af. Het wordt door de respondenten minder met het maken van onderscheid geassocieerd. Er worden wel voorwaarden genoemd voor het instellen van een vertegenwoordiger. Het valt op dat de mensen die (onder bepaalde voorwaarden) voorstander zijn van een vertegenwoordiger van Montenegro bij Lize en/of menen dat er in Nederland sprake is van een Montenegrijnse gemeenschap zichzelf, op 1 uitzondering na, niet als Servische Montenegrijn/Montenegrijns Serviër dan wel Serviër beschouwen. Tegelijkertijd wordt er met liefde over Montenegro gesproken. Het afwijzen van een aparte vereniging en vertegenwoordiging en het veronderstellen dat er geen Montenegrijnse gemeenschap is, betekent niet dat er geen verbondenheid met het land wordt gevoeld. Het feit dat de mensen uit Montenegro komen, ofwel familie hebben die er vandaan komt, laat de meerderheid niet ongemoeid. Zij zijn trots op het land, ook al wordt Montenegro veelal als een provincie omschreven, maar ook daar kan een mens zich aan hechten. Montenegro wordt dan alleen binnen een groter geheel gezien. Het feit dat Montenegro niet altijd als land wordt beschouwd maar als geografische term, draagt er aan bij dat verschillende respondenten de onafhankelijkheid van Montenegro en een aparte vereniging afkeuren. Een provincie wordt niet geacht zich van de rest af te scheiden. Toch blijft Montenegro een geliefde bestemming om naar toe gaan. De respondenten willen daarbij ook hun afkomst doorgeven aan hun kinderen. De taal, de muziek de geschiedenis en normen en waarden van Montenegro en andere voormalig Joegoslavische Republieken worden in ere gehouden. Vrijblijvende (culturele) activiteiten zouden gewaardeerd worden. Er zijn burgers uit Montenegro die er behoefte aan hebben en het biedt een mooie kans om de Nederlanders kennis te laten maken met het land en de mensen die er vandaan komen. Door het organiseren van (culturele) activiteiten worden geen onnodige grenzen getrokken tussen de verschillende groepen. Dat is van belang, aangezien juist het creëren van een bepaalde identiteit afkeer oproept bij de respondenten. Een Montenegrijnse gemeenschap hoeft er niet noodzakelijk te zijn, de groep burgers uit Montenegro kunnen los van hun geloof en identiteitsgevoel de geschiedenis, tradities de rijkheid aan verschillende etniciteiten tot uiting brengen in diverse activiteiten. Om het werkelijk te kunnen beleven.
37
Geraadpleegde literatuur *Centraal Bureau voor de Statistiek, ‘Bevolkingstrends. Statistisch kwartaalblad over de demografie van Nederland’ Jaargang 57, 2e kwartaal (2009). *Doolaard, den A., Het land achter Gods rug (Amsterdam 1956). *Gergana, Noutcherva en Michel Huysseune, ‘Servië en Montenegro’, in : Bruno Coppieters ed. Europeanisering en conflictoplossing. Case-studies uit de Europese periferie (Gent 2004). *International Organisation for Migration, ’The Republic of Montenegro Migration Profile’ oktober 2007. *Mandere, Henri van der, ‘Montenegro’ (Amsterdam 1914 ). *Montenegrijns Centrum voor Democratie en Mensenrechten, Political public opinion in Montenegro (2009). *Mulalic, Lada, Carel Harmsen en Ko Oudhof, ‘Schatting van het aantal voormalig Joegoslaven naar huidige herkomstgebied’, Centraal Bureau voor de Statistiek Bevolkingstrends, 3 e kwartaal 2007 (2007). *Roberts, Elizabeth, Realm of the Black Mountain: a history of Montenegro (Londen 2007). *Vitkovic, Predrag, ‘Pyrrus in Montenegro’, Balkan Bulletin 2 (2006) 1-2. *Weiss, Robert S., Learning form Strangers. The art and method of Qualitative Interview Studies (New York etc. 1994) 10. Websites: *Centraal Bureau voor de Statistiek, www.statline.cbs.nl, Tabel Bevolking; generatie, geslacht en herkomstgroepering 1996-2010, 16 maart 2010. * www.lize.nl. *Central Intelligence Agency, www.cia.gov, ‘the world-fact-book, Montenegro’. *Montenegrin Association of America, www.montenegro.org. *
Montenegro DK, www.montenegro.dk.
* BEHAR, www.plav-gusinje.nl. * Europa nu, www.europa-nu.nl , ‘Toetreding Montenegro tot de Europese Unie’. * Montenegrin Society of British Columbia, www.montenegrin.org. Bronnen: 21 interviews (X1-X21)
38