Weblectures in het MBO Een verkennend onderzoek
Versie 1.0 Datum 9 juni 2011
Het SURFnet/ Kennisnet Innovatieprogramma wordt financieel mogelijk gemaakt door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Voor deze publicatie geldt de Creative Commons Licentie “Attribution 3.0 Unported”. Meer informatie over deze licentie is te vinden op http://creativecommons.org/licenses/by/3.0/
2
Inhoud 1
INLEIDING .................................................................................................................................... 4
2
LEERLINGENPERSPECTIEF ...................................................................................................... 7 2.1 Leerresultaat en Leerstrategie .............................................................................................. 7 2.2 Scenario’s voor weblectures ................................................................................................. 8 2.3 Leerkenmerken MBO leerling ............................................................................................... 9 2.4 Leerstrategie veldonderzoek............................................................................................... 10
3
INSTELLINGENPERSPECTIEF ................................................................................................. 12 3.1 Ontwikkelingen in het MBO ................................................................................................. 12 3.2 Van eindtermgericht naar CGO .......................................................................................... 12 3.3 Leveranciers........................................................................................................................ 13 3.4 Beslissingsstructuur ............................................................................................................ 13 3.5 Samenwerkingsverbanden ................................................................................................. 14
4
RANDVOORWAARDEN EN REGELGEVING ........................................................................... 16 4.1 ICT-Infrastructuur ................................................................................................................ 16 4.2 850-uren norm..................................................................................................................... 16
5
CONCLUSIE ............................................................................................................................... 17
6
BRONNEN .................................................................................................................................. 20
3
1 INLEIDING De afgelopen jaren zijn door het SURFnet/ Kennisnet innovatieprogramma verschillende verkenningen en pilots uitgevoerd in het Hoger Onderwijs op het gebied van weblecturing, ook wel Rich Media genoemd. Binnen het innovatieprogramma is een inventariserend onderzoek uitgevoerd onder WO/HBO instellingen waaruit bleek dat 37 instellingen zich bezighielden met Rich Media. Op dat moment warende toepassingen nog niet grootschalig met minder dan 100 opnamen per maand en maar twee instellingen die tussen de 100 en 500 opnamen per maand maakten. De ontwikkelingen hebben sindsdien niet stil gestaan. Er zijn verschillende projecten gestart om de toepassingen op technisch en didactisch niveau verder te onderzoeken en verbeteren. Het OASE-project van SURFnet richt zich hier op. Sinds 2010 biedt bijvoorbeeld de TU Delft colleges online aan via iTunes U, het wereldwijde download kanaal van Apple dat is bestemd voor Universiteiten. De ambitie van deze faciliteiten is het altijd en overal voor handen zijn van kennis. Plaats- en tijdsonafhankelijke toegang tot kennis en onderwijs is een van de voornaamste redenen waarom instellingen in het Hoger Onderwijs steeds meer gebruik maken van de mogelijkheden van weblectures. Ook didactische overwegingen, zoals leren op afstand en service voor mindervaliden, worden veel gebruikt om weblectures op grotere schaal te gaan inzetten. In Nederland hebben verschillende pilots plaatsgevonden en worden er experimenten gedaan met nieuwe vormen vanuit het OASE-project. Deze ontwikkelingen spelen zich echter vooral af binnen het Hoger en Wetenschappelijke Onderwijs. Veel minder is er bekend over de ontwikkelingen en toepassingsmogelijkheden in het Middelbaar Beroepsonderwijs (MBO). De relatieve onbekendheid met de toepassing van weblectures in de MBO-sector is tevens de directe aanleiding van dit verkennend onderzoek.
DOELSTELLING De doelstelling van dit verkennende kwalitatieve onderzoek is om een eerste indicatie te verkrijgen van de status die weblecturing op dit moment in het MBO heeft. Daarvoor is een aantal vragen geformuleerd dat binnen deze verkenning zal worden beantwoord: 1. Wordt er in het MBO gebruik gemaakt van weblectures in het primaire onderwijsproces? • Zo ja; zijn er specifieke situaties die hier meer of minder geschikt voor zijn? • Zo nee; waarom wordt er geen gebruik gemaakt van weblectures? 2. Wat zien leveranciers van weblecturing toepassingen voor mogelijkheden binnen het MBO? 3. Welke stappen zijn er nodig om weblectures geschikt te maken voor grootschalig gebruik in het MBO?
Een weblecture is een vorm van Rich Media bedoeld om vanuit een onderwijskundige instelling het primaire leerproces digitaal te ondersteunen en te verrijken. Met Rich Media worden audio, video en ander digitaal (presentatie)materiaal bedoeld dat met elkaar gecombineerd wordt en gesynchroniseerd afgespeeld kan worden.1
1
Bayens, P. en de Groot, R.: Rich Media en de techniek: Hoe kunnen Rich Media gebruik maken van verrijkende technieken als SMIL, HTML5, Flash en Silverlight? SURFnet/Kennisnet Innovatieprogramma (2009)
4
Kennisnet hanteert daarbij de volgende definitie van een weblecture: “een opname van bijvoorbeeld een presentatie, hoorcollege, lezing, workshop die bijvoorbeeld met behulp van een webbrowser kunnen worden bekeken, dat gecombineerd wordt met digitale content dat afspeelbaar is in tijd.” De bevindingen van dit onderzoek zijn bedoeld voor de sector om inzicht te verlenen en om een kader voor vervolgonderzoek aan te reiken.
ONDERZOEKSVERANTWOORDING Vanuit de door Kennisnet geformuleerde onderzoeksvragen is via bronnenonderzoek en internetsearch gezocht naar relevante literatuur. Naar aanleiding van de eerste gesprekken met MBO instellingen is daarbij specifiek ingezet op onderzoeken die een relatie leggen tussen het effect van weblectures en de leersituatie van het individu. Er werd namelijk vaak verondersteld vanuit de instellingen dat MBO leerlingen niet gebaat zijn bij of geen interesse zullen hebben in weblectures. Redenen daarvoor zouden liggen in de (leer)kenmerken van MBO leerlingen. Onderzoek naar de relatie tussen leerkenmerken en het effect van weblectures lijkt deze veronderstelling een fundament te kunnen geven. Algemene informatie en ervaringen met weblectures binnen het Nederlandse Hoger Onderwijs, is gevonden vanuit pilot projecten die genoemd zijn in de inleiding. De evaluaties hiervan geven informatie over de gebruikerservaring (o.a. bij de Universiteit Utrecht) en didactische toepassingen (de uitkomsten van het TripleL-project). De zoektocht naar wetenschappelijke artikelen over het effect van weblectures leverde resultaten op van uitsluitend buitenlandse Universiteiten. Deze artikelen zijn verkregen vanuit eerder onderzoek door SURFnet/Kennisnet, door gerichte zoekopdrachten binnen sites als ‘Google scholar’ (zoektermen: weblecture en videolecture) en een interview binnen de Hogeschool Utrecht vanuit de betrokkenheid bij het OASE-project. Informatie over kenmerken en ontwikkelingen van het MBO zijn grotendeels afkomstig van de site van MBO2010. Dit is het procesmanagement dat het MBO ondersteunt bij de competentie gerichte kwalificatiestructuur. Via de site (www.MBO2010.nl) zijn bronnen verkregen over het verleden, heden en toekomst van het MBO Via veldonderzoek is de meeste informatie vergaard over de stand van zaken in het MBO en de toekomstige mogelijkheden. Dit is gedaan aan de hand van semi-gestructureerde interviews. De vragen voor deze interviews zijn opgesteld aan de hand van de in de inleiding geformuleerde onderzoeksvragen. De geraadpleegde literatuur heeft geen concrete vragenlijsten opgeleverd die als basis konden dienen voor de interviews. De respondenten kunnen worden ingedeeld in drie groepen: De eerste groep bestaat uit vertegenwoordigers van de MBO-onderwijsinstellingen Lentiz Onderwijsgroep, Arcus College en Citaverde College Informatie is allereerst vergaard door verkennende telefoongesprekken en vervolgens verdiepende face-to-face gesprekken met direct betrokkenen. Respondenten zijn bezocht en geïnterviewd met betrekking tot het gebruik en de kennis van weblectures binnen hun instelling. Tevens is aan hen de vraag gesteld extra informatie aan te leveren waar mogelijk. De keuze voor deze ROC/AOC’s is gemaakt op basis van vooronderzoek van Kennisnet. Tevens is nog telefonisch contact opgenomen met ROC Zadkine voor aanvullende informatie. Naast interviews met MBO praktijkdeskundigen zijn gesprekken gevoerd met verschillende leveranciers van (technische) totaal- en deeloplossingen voor Weblectures. Het gaat hier om: MediaMission (product: Mediasite), Learning Valley (product: Presentations2Go) en Mass-IT (product: RecordingBox). Zij zijn bevraagd over hun inzichten met betrekking tot de markt van het
5
MBO, de activiteiten voor deze klantengroep en hun beeld wat betreft toekomstige mogelijkheden voor weblecturing in het MBO. De derde groep is geïnterviewd als referentiegroep van buiten het MBO. Het gaat hier om een expert op het gebied van het MBO afkomstig uit adviesbureau BMC en een expert op het gebied van weblecturing van de Hogeschool Utrecht. Voor dit verkennend onderzoek geeft de geïnterviewde populatie een voldoende representatief beeld om antwoorden te kunnen formuleren op de onderzoeksvragen.
ANALYSEKADER Er is voor dit onderzoek geen gebruik gemaakt van een zwaar wetenschappelijk analyse kader. De interviews gaven aanleiding om binnen de literatuur specifiek op zoek te gaan naar een mogelijke onderbouwing van een relatie tussen specifieke MBO kenmerken en het behalen van een succesvol leereffect met weblectures. Dit mogelijke succes is benaderd vanuit twee perspectieven, het leerlingenperspectief en het instellingenperspectief. 1. Het leerlingenperspectief: Een belangrijk punt dat in alle interviews naar voren kwam waren de leerkenmerken van een MBO leerling. Vanuit de MBO instellingen was de algemene veronderstelling dat leerlingen zich niet aangetrokken zullen voelen tot het terugkijken van een opgenomen les. Dit zou voornamelijk liggen aan het type leerling en de manier van leren en omgaan met informatie. Om deze veronderstelling te kunnen onderbouwen is gezocht naar literatuur waarin een relatie wordt gelegd tussen leertactiek en effectiviteit van weblectures. Als de effectiviteit van een weblecture wordt bepaald door de individuele leertactiek, dan lijkt het van belang om de didactische vorm van weblectures aan te passen aan de kenmerken binnen het MBO. Voor deze analyse is gebruik gemaakt van de vier didactische scenario’s voor weblectures die binnen het TripleL-project (VU, WUR, UvA en HvA) zijn ontwikkeld. De scenario’s zijn: • Scenario 0: Live • Scenario 1: hergebruik • Scenario 2: Toepassen • Scenario 3: De student als producent 2. Het instellingenperspectief: Het onderwijs in het MBO is de afgelopen jaren aan veel veranderingen onderhevig geweest. Er is een grote diversiteit aan opleidingen, onderwijs- en leerlingenniveaus. Strenge regelgeving moet er voor zorgen dat de kwaliteit binnen het MBO onderwijs gewaarborgd blijft. Deze factoren zijn van invloed op ontwikkelingen van weblecture gebruik. Leveranciers van weblecture apparatuur hebben hier ook mee te maken. Binnen de interviews is daar dieper op ingegaan met de thema’s: • Leveranciers • Beslissingsstructuur • Samenwerkingsverbanden (met het Hoger Onderwijs en in de regio)
6
2 LEERLINGENPERSPECTIEF Wetenschappelijk onderzoek op het gebied van weblectures heeft zich tot nu toe uitsluitend gericht op het Hoger Onderwijs, zowel in binnen- als buitenland. In dit hoofdstuk zal allereerst ingegaan worden op de relevante literatuur. Daarna worden de scenario’s van TripleL uitgewerkt. Kenmerken van het MBO en de MBO-leerling worden beschreven. De informatie uit het veldonderzoek wordt hiermee geduid.
2.1
Leerresultaat en Leerstrategie
Op basis van de theorie van Multimedia research worden didactische voordelen toegedicht aan weblectures, doordat studenten de snelheid, onderwerp en leertijd zelf kunnen bepalen.2 Een veronderstelling is dat het gebruik van weblectures echter de aanwezigheid van studenten bij colleges negatief beïnvloed. Dit wordt binnen verschillende onderzoeken niet aangetoond, maar mogelijke negatieve effecten op de aanwezigheid leiden door de weblectures niet tot een negatief 3 effect op de behaalde resultaten. Binnen het MBO worden verhoudingsgewijs veel minder hoorcolleges gegeven dan in het HO. Voor het MBO is het van belang om te kijken naar de didactische meerwaarde. Uit onderzoek aan Oostenrijkse universiteiten blijkt dat de leerstrategie van de individuele student van belang kan zijn 4 op leerresultaat bij gebruik van weblectures. De effectiviteit van het leren wordt niet beïnvloed door mate van toegevoegde informatie aan een weblecture, maar door de manier waarop studenten gebruik maken van deze informatiestromen. Studenten die zich in het onderzoek beperkten tot de inhoud van de weblecture (deze groep wordt de ‘repeaters’ genoemd) hadden een significant hogere score dan studenten die de extra informatiestromen direct betrokken bij het waarnemen en onthouden van de weblecture (deze groep wordt de ‘surfers’ genoemd). Geconcludeerd wordt dat de individuele leerstrategie van de student het leerresultaat stuurt en niet de aangeboden informatie. Uit onderzoek van Jason Day komt naar voren dat het leerproces van studenten verbeterd kan 5 worden door de student meer actief te betrekken bij lessen. Zijn onderzoek heeft zich gericht op het effectiever besteden van de tijd in een collegezaal door het ter beschikking stellen van hoorcolleges via weblectures. Days conclusie is dat studenten goede of betere cijfers halen wanneer weblectures voorafgaand aan een hoorcollege worden ingezet. De studenten komen voorbereid naar het college, waardoor de collegetijd effectiever kan worden ingezet door de docent. Het leverde tevens een betere leerervaring op en tevredenheid over de cursussen. Weblectures werden dus ingezet als verrijking van het leertraject. Positieve ervaringen en het beeld dat weblectures een positieve bijdrage kunnen leveren aan het onderwijs komt vaak naar voren. Aan de Hogeschool van Amsterdam, Universiteit Utrecht en TU Twente zijn pilotprojecten gedraaid waaruit onder andere blijkt dat 60 procent van de UT en UU studenten aangeeft dat de videocolleges hebben geholpen bij het beter begrijpen van de leerstof. 2
Uit onderzoek blijkt dat de combinatie van woorden (geschreven/gesproken) en beelden (plaatsjes/bewegend) een positief effect heeft op het leren in vergelijking met het leren met enkel woorden (geschreven/gesproken). Bovendien heeft een directe koppeling van deze vormen nog meer effect op de effectiviteit van leren. Echter de gecombineerde vorm leidt tot snelle verzadiging waardoor dit effect snel kan wegvallen. Dit is in het voordeel van weblectures, aangezien de student de snelheid, onderwerp en leertijd zelf kan bepalen. Uit: Mayer, R. E. Multi-media learning. Cambridge: Cambridge University Press, 2001 3 Traphagan,T. Kucsera, J. Kishi, K. Impact of class lecture webcasting on attendance and learning in: Educational Communications and Technology 2009 4 Jadin, T., Gruber, A., & Batinic, B. Learning with E-lectures: The Meaning of Learning Strategies. Educational Technology & Society, 12 (3) 2009, 282–288. 5 Day, Jason. Investigating learning with web lectures. Georgia Institute of Technology, Mei 2008 http://smartech.gatech.edu/handle/1853/22627
7
Bij de HvA zijn de studenten daar neutraal over. Van de studenten die gevraagd werden naar hun resultaten gaf 32 procent aan dat deze hoger was dankzij het gebruik van weblectures. Hoger slagingspercentages waren bij drie van de vijf vakken zichtbaar, maar hier waren weblectures niet de enige significante wijziging in die periode.6 De invloed van weblectures op dit resultaat wordt daardoor lastig hard te maken. Verschillende onderzoeken laten wel zien dat de meerderheid van de studenten van mening is dat webcolleges positief bijdragen aan hun motivatie, betrokkenheid, concentratievermogen en leerresultaten.7
2.2
Scenario’s voor weblectures
Binnen het TripleL-project (2007) zijn bij vier verschillende instellingen (VU, WUR, UvA en HvA) pilots uitgevoerd die hebben geleid tot vier didactische scenario’s voor het gebruik van Weblectures.8 De definitie van Kennisnet van weblectures, zoals deze beschreven is in de inleiding, is smaller dan de scenario’s die binnen het TripleL-project zijn ontwikkeld. De definitie van Kennisnet valt uitsluitend binnen scenario 1: hergebruik. De scenario’s sluiten onderwijskundig aan bij het BIT-model van Boekaerts waar uitgegaan wordt van leeractiviteiten die samenhangen met drie manieren van omgaan met informatie.9 Deze zijn: Leeractiviteit 1
Begrijpen van informatie.
Leeractiviteit 2
Integreren van informatie met eerder geleerde informatie (kennis).
Leeractiviteit 3
Toepassen van informatie.
De scenario’s die hier aan gekoppeld zijn: Scenario Scenario 0: Live
Scenario 1: hergebruik
Scenario 2: Toepassen
Scenario 3: De student als producent
Omschrijving Studenten kunnen live niet plaatsgebonden een college volgen en vragen stellen. Reacties zijn zichtbaar voor andere studenten. Van een college worden opnamen gemaakt en worden via de elektronische leeromgeving aangeboden. Weblectures worden opgedeeld in kleine stukjes (snippets) die gebruikt kunnen worden voor verdieping, voorbereiding of instructie Studenten maken zelf videomateriaal/presentaties en stellen deze beschikbaar aan anderen ter verdieping, referentie etc.
Leeractiveit leeractiviteit 1
leeractiviteit 1
leeractiviteit 2 en 3
leeractiviteit 3
6
Resultaten besproken in: Filius, R. De huiskamer als cursuslokaal: flexibel leren met weblectures. Develop nr 4, 2008 Veeramani, R. and Bradly, S. Insights regarding undergraduate preference for lecture. capture. University of Wisconsin-Madison E-Business Institute, 2008 http://www.uwebi.org/news/uw-online-learning.pdf 8 Info over het TripleL-project te vinden via: http://www.iis-communities.nl/portal/site/triple-l/page/18fee5d8-8916-4294-808816ae9743d4f8 7
9
Boekaerts, M. & Simons, P.R. Leren en instructie: psychologie van de leerling en het leerproces. Assen: Dekker & Van der Vegt. 1993
8
Uit het veldonderzoek kwam naar voren dat scenario 1: hergebruik waarschijnlijk veel minder aansluit bij de leerkenmerken en –strategie van MBO-leerlingen, dan de andere drie (0, 2, 3) dat doen. 2.3
Leerkenmerken MBO leerling
In 2009 publiceerde het onderzoeksbureau Hiteq (centrum van innovatie) het onderzoek ‘kenmerkend MBO’ als vervolg op ‘kenmerkend vMBO’. Hierin worden specifieke kenmerken van MBO leerlingen (alleen ROC’s en geen AOC’s) beschreven ten opzichte van de kenmerken van jongeren geboren in of na 1988. Hiteq hanteert de term generatie Einstein. Alhoewel in verschillende onderzoeken het generatie denken (Einstein, net, google, x) is bestreden, levert de vergelijking van 10 Hiteq inzichten op in de kenmerken van MBO leerlingen. Het onderzoek laat verschillen zien tussen MBO leerlingen en leerlingen met andere opleidingsniveaus in dezelfde leeftijdsklasse. De belangrijke punten zijn daarbij: de manier waarop ze willen werken; hun verwachtingen ten aanzien van docenten; hun activiteiten op internet; de netwerken waarin ze verkeren; hun overwegingen bij 11 het maken van keuzes voor werk en beroep. De verschillen die het onderzoek naar voren brengt zijn van belang om mee te nemen in deze verkenning aangezien het effect van weblectures op de leerprestaties lijkt samen te hangen met de leerstrategie van degene die de weblecture gebruikt (Jadin, 2009). Hoe minder gestructureerd of zelfstandig een student kan leren, hoe minder effectief een weblecture (geplaatst binnen scenario 1: hergebruik) zal zijn. Uit de samenvatting van het onderzoek ‘kenmerkend MBO’ komt de volgende quote: “MBO-ers lijken qua leerkenmerken meer op de VMBO-ers dan op de generatie Einstein door bijvoorbeeld weinig verticale netwerken, behoefte aan instructie en structuur, moeite met verwerken van discontinue informatie, last van ‘information overload’, slecht in multitasken en concentratieproblemen.”12 Daarbij wordt wel aangegeven dat er een groot verschil zit tussen de kenmerken van niveau 1 en 2 en niveau 3 en 4. Deze liggen op het vlak van: • Vermogen tot zelfstandig werken (voor 1-2 laag; voor 3-4 hoger) • Kritisch ten aanzien van. informatiebronnen (voor 1-2 laag; voor 3-4 hoger) • Behoefte aan duidelijkheid (voor 1-2 hoog; voor 3-4 lager) • Kritisch over eigen vermogen tot informatieverwerking (voor 1-2 laag; voor 3-4 hoger) • Stellen eisen aan docenten en praktijkopleiders (voor 1-2 laag; voor 3-4 hoger) Met een opleiding op niveau 4 is doorstroming naar het HBO mogelijk. De leerlingen krijgen standaard meer theorielessen, waardoor de toepassingsmogelijkheden van weblectures waarschijnlijk dichter tegen die van het HBO aanliggen.
10
Web 2.0 als leermiddel: een onderzoek naar het gebruik van nieuwe internettoepassingen door jongeren. Kennisnet onderzoeksreeks: ICT in het onderwijs. Nr 11, 2009
11
Kenmerkend mbo: een vergelijkend onderzoek naar de kenmerken van mbo-leerlingen, vmbo-leerlingen en de generatie Einstein. Hiteq, centrum van innovatie, juni 2009, www.hiteq.org 12 Samenvatting door Jacqueline de Schutter 2009 op de site van MBO2010. Zie: http://www.mbo2010.nl/index.cfm/t/Hiteq_onderzocht_kenmerken_van_het_mbo__2009_/containerid/666415AA-C09F-296A61DB669427684CB1/objectid/0C5147EF-E29D-D291-E814E362204151A6/displaymethod/display_default/vid/0AB12E4217A4-A597-D99DCC735A412A77 Het onderzoek is voor het merendeel gebaseerd op technische opleidingen en laat de AOC’s buiten beeld.
9
2.4
Leerstrategie veldonderzoek
Zoals hierboven beschreven kan het van belang zijn dat er een relatie wordt gelegd tussen de leerstrategie van MBO-leerlingen en de wijze waarop weblectures worden gebruikt en gepresenteerd. Het onderzoek van Jadin (2009) toont aan dat de hoeveelheid aangeboden informatiestromen binnen een weblecture (zoals beschreven in scenario 1: hergebruik van TripleL) niet de bepalende factor is voor een succesvol leerresultaat. Belangrijk is hoe de student de informatiestromen weet te gebruiken om met een hoger rendement te kunnen leren. Dit wijst naar de individuele capaciteit van een student en zijn eigen leerstrategie. In de gesprekken met verschillende vertegenwoordigers van MBO instellingen werd gewezen op dat de gemiddelde MBO student moeite zal hebben met het bekijken van een opgenomen college. Net als in het onderzoek ‘kenmerkend MBO’ werd daarin wel aangegeven dat er verschillen in mogelijkheden zijn tussen de niveaus 1-2 en 3-4. Vanuit Lentiz Onderwijsgroep werd aangegeven dat de motivatie voor het bekijken van een opgenomen college een uitdaging zal zijn voor de leerlingen. Het opnemen van een theorieles en het daarna terugkijken via internet werd vergeleken met de mogelijkheden van een PDF-file op een interactieve tabletcomputer. Oftewel: de grote mogelijkheden aan interactiviteit die een tablet biedt, kan niet gebruikt worden door de vorm waarin de content wordt aangeboden. Zo worden de weblectures ook beschouwd: de mogelijkheden die audiovisueel materiaal kan bieden voor de ondersteuning van lessen, wordt teniet gedaan door de vorm waarin het wordt aangeboden. De motivatie voor het goed volgen van een klassikale les wordt met gebruik van een weblecture waarschijnlijk niet vergroot, maar doet daar juist wel meer aanspraak op. Immers: de leerling kan zelf bepalen wanneer hij de les wil terugkijken, maar gaat hij dat ook doen? Deze veronderstelling sluit aan bij het belang van leerstrategie op de effectiviteit van een weblecture. Het beeld komt naar voren dat weblectures niet goed aansluiten bij de gemiddelde leerstrategieën van MBO leerlingen. Er is aangegeven dat lessen soms niet geheel voldoen aan de kwaliteit voor goed gebruik binnen een weblecture. Het kan docenten redelijke moeite kosten om leerlingen te blijven boeien binnen een les wat uiteraard zijn weerslag kan hebben op de opgenomen lessen. Ook vanuit het Arcus College Parkstad Limburg wordt de opvatting gedeeld dat weblectures, zoals bedoeld in scenario 1: hergebruik, vooral voor de lagere niveaus minder bruikbaar zullen zijn. Er mist interactiviteit om de leerlingen bij de les te blijven betrekken. Er wordt duidelijk aangegeven dat voor de lagere niveaus het niet nodig is om een grote massa te bereiken, maar dat het gaat om de didactische meerwaarde die video kan leveren. Vanuit Arcus wordt wel verondersteld dat opgenomen lessen in de vorm van introductievideo’s, aangepast aan de aandachtspanne van de leerling (7 minuten), kunnen bijdragen aan de voorbereiding van een les. De leerling is dan al voorbereid op de inhoud en de docent kan zich bezig houden met lesgeven en begeleiden. Dit past in de conclusie van Day (2008) waarin wordt gesteld dat weblectures ter voorbereiding een positief 13 effect hebben op de effectiviteit van een college. De docent kan zich tijdens de les meer richten op de prangende zaken die spelen. Het achteraf opdelen in korte fragmentjes (snippets) of direct tijdens de les opdelen door metadatering (livetagging), geeft de mogelijkheid een opgenomen les aan te passen aan de aandachtsspanne van de leerling. In samenwerking met de Hogeschool Zuyd worden opnamen van Arcus College op dit moment achteraf gemetadateerd en in snippets op een tijdlijn geplaatst. Leerlingen kunnen zo gerichter informatie terugkijken en zoeken in bijvoorbeeld de 14 ELO.
13
Zie ook de TED Talk van Salman Khan over het effect van Rich Media op het onderwijssysteem. Let's use video to reinvent education: http://www.youtube.com/watch?v=nTFEUsudhfs 14 Op het gebied van het livetaggen, doorzoekbaar maken, verrijken met dieplinks etc wordt door de ontwikkelaars van weblecture hardware op dit moment sterk ingezet. Deze ontwikkelingen kunnen mogelijkheden bieden voor de specifieke behoeften binnen het MBO.
10
Het Citaverde college maakt gebruik van de mogelijkheden van live conferencing om de leerlingen in contact te laten komen met experts op verschillende vakgebieden. Leerlingen krijgen de mogelijkheid om via een live verbinding vragen te stellen en zo ervaringen op te doen. Inspirerende verhalen zullen de leerlingen kunnen boeien om naar een college te kunnen kijken, daarbij wordt aangegeven dat de kwaliteit van de eigen docenten waarschijnlijk lager is en de vakexperts uit het onderwijs verdwijnen. Met behulp van videoconferencing wordt op dit moment in deze behoefte deels voorzien. Ook hier worden filmpjes gebruikt ter introductie van een les en ook voor de beoordeling. Bijvoorbeeld bij paarden dressuurlessen worden tijdens een toets opnamen gemaakt waarbij de docent zijn opmerkingen maakt. De leerling kan deze filmpjes als feedback op de eigen prestaties gebruiken. Een voorbeeld van het gebruik van didactische vormen van video die niet specifiek is toe te schrijven aan één van de scenario’s. Vanuit de gesproken instellingen wordt het verschil in leerbehoefte en leerstrategie van leerlingen in het MBO met die van studenten in het HBO onderschreven. Een positief effect wordt niet zondermeer verwacht bij de inzet van weblectures zoals bedoeld in scenario 1: hergebruik. Lentiz draait dan ook graag de inzet van video om. Niet de les opnemen en zorgen dat de leerling zelf deze gaat terugkijken, maar de daadwerkelijke les verrijken met allerlei video toepassingen. Een introductie van een opdracht middels een video en dan in de les aan de slag met de uitwerking. Luistertoetsen in de vorm van gedramatiseerde video producties worden gebruikt. Instructievideo’s worden geproduceerd, zowel in scene gezet en gedramatiseerd als leerlingen die zelf een onderwerp uitleggen voor de camera. Gebruik wordt gemaakt van materiaal op YouTube, 15 TeacherTube, WikiWijs en opleidingen waar kwalitatief goed materiaal is geproduceerd. Hergebruik van materiaal is hier goed mogelijk, waardoor het produceren in eigen huis niet nodig is. Zowel Citaverde als Arcus geven een zelfde soort beeld. Live conferencing wordt hier gezien als een goede toevoeging gericht op onderwijs op afstand en het raadplegen van experts. Arcus ziet wel mogelijkheden voor weblecturing binnen het volwassenenonderwijs, waarschijnlijk omdat de leertactiek daar beter ontwikkeld is. Het gebruik van video-ondersteuning in de les lijkt meer toegespitst op de leerbehoeften van de MBO leerlingen. Daarbij wordt het gebruik van weblectures, zoals bedoeld in scenario 1: hergebruik, niet gezien als een vorm die aansluit bij de leerstrategie van de leerlingen. Als een gewone les al moeilijk is, waarom zou je dan een opgenomen les gaan terugkijken? Een juiste aansluiting vinden bij de leerstrategie van MBO leerlingen lijkt van belang om succesvol te zijn. Het lijkt erop dat de met behulp van de overige scenario’s uit het TripleL project (Scenario 0, 2 en 3) dit beter te realiseren is.
15
Arcus maakt bijvoorbeeld gebruik van instructievideo’s van de site van Stichting Vakbekwaamheid Horeca (SVH) en integreert deze in de eigen omgeving.
11
3 INSTELLINGENPERSPECTIEF 3.1
Ontwikkelingen in het MBO
Hét MBO bestaat niet. Het is behoorlijk onderverdeeld met verschillende opleidingsniveaus en vele opleidingen. Daarbij zijn er de afgelopen jaren grote veranderingen doorgevoerd om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. Alvorens tot analyse over te gaan is het goed om daar bij stil te staan, omdat het succes van weblectures ook beïnvloed lijkt te worden door deze pluriformiteit. De MBO opleidingen zijn verdeeld over Regionale Opleidingscentra (ROC’s) en de groene Agrarische Opleidingencentra (AOC’s). ROC’s vallen onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en AOC’s vallen onder de verantwoordelijkheid van het nieuwe ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I voorheen LNV). Daarnaast zijn er nog de Vakscholen voor opleidingen als Hout en Meubilering en wordt er ook volwassenenonderwijs aangeboden. In onderwijsjaar 2009/2010 namen ruim 524 duizend personen deel aan het Middelbaar Beroeps Onderwijs.16 Veruit de grootste groep afgezet tegen de HBO’ers (403 duizend) en de WO’ers (233 duizend).
3.2
Van eindtermgericht naar CGO
Het Middelbaar Beroepsonderwijs is de afgelopen jaren bezig geweest met een aantal belangrijke hervormingen van het onderwijs. Midden jaren ’90 wordt met de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) het MBO gevormd vanuit het brede aanbod van beroepsvoorbereidende opleidingen (MEAO, MTS etc). Van beroepsvoorbereidende opleidingen wordt overgegaan naar beroepsopleidende programma’s. Kwalificaties waar leerlingen aan moeten voldoen, worden geformuleerd in zogenaamde eindtermen. Deze eindtermen zijn zeer gedetailleerd en functiegericht. De overgang naar Competentiegericht Onderwijs (CGO) heeft de afgelopen jaren tot felle discussies geleid omdat deze transitie in feite in het begin onderschat werd en meegezogen in de ‘maalstroom die ontstaan is rond het nieuwe leren’.17 De competenties van leerlingen worden vastgelegd in kwalificatie dossiers die door de Kenniscentra Beroepsonderwijs en Bedrijfsleven (KBB’s) op basis van een landelijk format. Bij de ontwikkeling van dit format zijn zowel het (georganiseerde) bedrijfsleven als het (georganiseerde) MBO betrokken. De omvorming naar CGO is nog steeds bezig. Het streven is om voor schooljaar 2011/2012 alle MBO opleidingen te laten werken met de kwalificatiedossiers en het CGO. De manier waarop de school het CGO inricht binnen de opleidingen is vrij, zolang voldaan wordt aan de eisen in de individuele kwalificatiedossiers. Anders dan bij Hoger Onderwijs heeft het MBO dus te maken met een nationale kwalificatiestructuur. Voor de vakken Nederlands en rekenen heeft voormalig staatsecretaris Van Bijsterveldt besloten om centraal ontwikkelde examens in te voeren. Dit moet de kwaliteit ten goede komen. De structuur en de ontwikkelingen binnen het MBO verschillen van het Hoger Onderwijs. Daarbij zijn er ook verschillen aan te wijzen tussen de opleidingsniveaus. Kortom het MBO is zeer divers op het gebied van opleidingen, ontwikkelingen, niveaus en werkwijzen en is in vergelijking met het HO meer gebonden aan landelijke regelgeving.
16
Jaarboek onderwijs in cijfers 2010, Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen 2010, blz 53 Feiten en fabels over competentiegericht MBO, MBO2010.nl 2008.
17
12
3.3
Leveranciers
Uit de gesprekken met leveranciers kwam naar voren dat het voor hen vaak niet duidelijk was waar binnen de MBO organisaties beslissingen worden genomen voor het gebruik van weblecture technieken. Van de drie gesproken leveranciers, Learning Valley, Media Mission en Mass-It, zijn Media Mission en vooral Learning Valley (Presentations2Go) de voorlopers die zich actief op de MBO markt begeven. Voor Mass-It (RecordingBox) is het vooral de onbekendheid van de markt binnen het MBO en de ruimte die er komt in HBO/WO reden om zich niet op het MBO te richten. Learning Valley ziet dat de drempel binnen het MBO groter is, omdat er minder ervaring is met de techniek. Voor HBO/WO is het al meer gemeen goed geworden. De instellingen twijfelen volgens Learning Valley over de investeringen in geld en tijd die moeten worden geleverd. Tevens komen er bezwaren vanuit de docenten. Ervaring uit het HO leert echter dat docenten vaak enthousiast worden als er eenmaal mee gewerkt is. Learning Valley geeft aan dat de getoonde interesse vanuit de hogere leidinggevende functies komt, maar vaker nog van een enkele enthousiaste docent. Het blijft dan vaak enkel bij enthousiasme, waardoor het nu overkomt als een ‘wild westen’. Er is geen eenduidige lijn van beslissingen waar te nemen. Voor de partijen die zich nog geheel niet op de markt van het MBO begeven bemoeilijkt dit de acquisitie, waardoor zij op dit moment vooral naamsbekendheid proberen te vergaren. Om dit te bereiken zijn ze op onderwijsbeurzen aanwezig. Ook op die beurzen is vaak het argument gehoord dat er geen geld is binnen de opleidingen voor dit soort toepassingen. Als specifiek punt voor het MBO werd genoemd dat men begint met experimenteren op verschillende vlakken, maar dat er daarna niks structureels mee wordt gedaan. Van belang is om te zoeken naar de pioniers binnen de organisaties die willen doorzetten met dit soort innovaties.
3.4
Beslissingsstructuur
Ook vanuit de instellingen komt het beeld naar voren dat de beslissingsstructuur niet eenduidig is en dat het mandaat verschillend belegd kan zijn. Bij Arcus wordt getracht enthousiasme te creëren onder docenten door ze kennis te laten maken met verschillende toepassingsmogelijkheden. De ICT-coördinator van Arcus is deels in dienst bij de Hogeschool Zuyd en heeft zo de mogelijkheid Weblecture-hardware in te zetten bij Arcus. Het gaat erom dat de kennismaking gedoseerd gebeurt en met een hoog niveau, omdat door de afwachtende houding van docenten het afbreukrisico groot is. Laagdrempelig beginnen met mensen die willen doorzetten. In voorgaande jaren was de afdeling Informatie en Automatisering (I&A) bepalend voor het gebruik van ICT binnen Arcus. Met de invoering van het CGO is het Expertisecentrum Onderwijs Service (EOS) opgericht om de veranderingen in goede banen te leiden. Dit heeft ertoe geleid dat I&A betrokken wordt bij de onderwijskundige ondersteuning vanuit ICT, waardoor de mogelijkheden van gebruik groter zijn geworden. De afdelingen hebben een pact met elkaar gesloten om gezamenlijk op te trekken richting College van Bestuur op het gebied van didactische ICT toepassingen. Dit draagt bij aan een mogelijk vruchtbaarder voedingsgrond voor gebruik van weblectures.
Bij Citaverde wordt juist sterk vanuit het College van Bestuur gestuurd op het gebruik van videoconferencing om leerlingen niet plaatsgebonden les te kunnen geven. Dit vanuit financiële en tijdseffectieve overwegingen. En ook hier wordt aangegeven dat nieuwe technieken niet gaan werken zonder gebruik te maken van de eerste enthousiastelingen die het voortouw moeten nemen. Binnen het Programmateam (dat gaat over de inrichting van het onderwijs) zullen afspraken gemaakt moeten worden over het gebruik van weblectures en video’s. Daarna kan het langzaam binnen de organisatie gaan groeien. De pioniers moeten ermee beginnen.
13
Vanuit Lentiz wordt aangegeven dat het initiatief voor het gebruik van video ligt bij docenten of de staf (ICT-coördinator). De teamleiders bemoeien zich niet met dit soort toepassingen. Wel wordt het toegejuicht door College van Bestuur en de directeuren. Uiteindelijk zorgt de ICT-coördinator dat de producties goedgekeurd worden Punten van aandacht • Pioniers en enthousiastelingen binnen de organisaties zijn op dit moment de belangrijkste aanknopingspunten • Financiële argumenten worden gebruikt om de boot af te houden • Vanuit het CGO kunnen argumenten aangedragen worden voor het gebruik van weblecture toepassingen.
3.5
Samenwerkingsverbanden
Tussen MBO, HBO en WO zijn op regionaal niveau samenwerkingsverbanden van kracht. Door deze samenwerkingsverbanden is er uitwisseling van ervaring mogelijk tussen de verschillende instellingen. Binnen Arcus is er bijvoorbeeld veel ervaring met het gebruik van weblectures en de apparatuur door de nauwe verbondenheid met Hogeschool Zuyd. Daar zijn drie mobiele Presentation2Go sets 18 aanwezig die ook door het MBO gebruikt kunnen worden. Sommige docenten binnen het MBO experimenteren hiermee, maar gebruiken het vooral voor het volwassenonderwijs dat in de regio wordt aangeboden. Men ziet hier meerwaarde als toepassing voor live conferencing, waarbij leerlingen op afstand en interactief (dus in direct contact met de docent) een les kunnen volgen. Hierbij is de toevoeging ‘interactief’ van belang om de leerlingen actief te kunnen betrekken bij de les en te kunnen voldoen aan de 850-uren norm die door de overheid is vastgesteld. Aangegeven wordt dat er bij Arcus zeker initiatieven binnen druppelen vanuit het HBO, maar de trekker hierin is de hogeschool. Een goed voorbeeld hiervan is de samenwerking met de zorgacademie in de regio Parkstad Limburg. Onderwijsinstellingen en werkgevers werken samen om de krapte op de arbeidsmarkt zo goed mogelijk te lijf te gaan door opleidingen ook op afstand aan te bieden. Arcus werkt hier aan mee door het aanbieden van weblectures vanuit de zorgopleidingen. Verondersteld wordt dat de populatie van docenten in het MBO minder innovatief is ingesteld dan in het HBO. Ook vragen leerlingen, in tegenstelling tot HBO/WO, niet om vernieuwing op dit gebied. De kennis over de mogelijkheden en de inzet van apparatuur is dus duidelijk aanwezig, maar wordt nog niet omarmd. De samenwerking wordt ook fysiek meer ingepast doordat de nieuwe huisvesting van het Arcus college gepland staat naast de Hogeschool Zuyd. Citaverde werkt onder andere samen met de Wageningen Universiteit. Binnen verschillende projecten worden nieuwe mogelijkheden ontwikkeld om kwaliteitsverbetering te bewerkstelligen door kennisuitwisseling. Projecten waarbij leerbedrijven actief betrokken worden bij het ontwikkelen van de leervraag van leerlingen dragen bij aan de groei van het CGO. De leerling wordt actief gestimuleerd zelf na te denken over praktijk gerichte leervragen. Het grote probleem is echter vaak de beschikbaarheid van experts en de reisafstand voor leerlingen en docenten. Om deze praktische uitdagingen te omzeilen wordt gebruik gemaakt van Live Conferencing. Leerlingen en studenten komen in contact met experts van de universiteit en kunnen gezamenlijk op efficiënte manier een onderwerp uitdiepen. Samenwerking met het Voortgezet Onderwijs is ook mogelijk, zoals bij Lentiz. Naast MBO instellingen is de onderwijsgroep ook verantwoordelijk voor verschillende VO scholen. Op basis van de ontwikkelingen in het VO, wordt voorspeld dat ook in het MBO de komende 5 jaar digitale toepassingen gemeengoed zullen zijn. 18
Deze sets zijn aangeschaft in het kader van het project ‘leven lang leren’ van de Hogeschool Zuyd
14
Nu zijn er al VO klassen die gebruik maken van een iPad met App’s om het leren te ondersteunen. Aangegeven wordt dat dit waarschijnlijk ook binnen het MBO realiteit zal gaan worden. Vooral in combinatie met didactische video’s worden er veel mogelijkheden gezien vanuit Lentiz. Vanuit deze ervaring met verschillende schoolvormen wordt gesteld dat het gebruik van weblectures waarschijnlijk meer succes zou kunnen hebben in het VO, dan binnen het MBO. De klassikale manier van lesgeven sluit beter aan bij het gebruik van weblectures. Leerlingen die door ziekte of anderszins een les niet kunnen bijwonen, kunnen met gebruik van deze techniek toch de lessen volgen. Een aantal experimenten zijn gestart, maar niet doorgezet. Punten van aandacht • Door samenwerking tussen MBO en HBO instellingen is er uitwisseling van faciliteiten mogelijk. Initiatieven druppelen zo het MBO binnen. • MBO instellingen worden verondersteld minder innovatief ingesteld te zijn op het gebied van weblectures dan HBO/WO instellingen. De focus ligt veel meer op het ‘gewone’ lesgeven. • Live conferencing wordt gezien als een goede toepassing voor contact met experts en om plaatsonafhankelijk les te volgen. Dit heeft voordelen op het gebied van lesniveau, reistijd en 19 de combinatie met leerbedrijven.
19
Buiten de scenario’s voor weblectures worden voor deze techniek ook veel mogelijkheden gezien voor stagebegeleiding in het BPV en het benaderen van expert op afstand.
15
4 RANDVOORWAARDEN EN REGELGEVING Uit de gesprekken die zijn gevoerd komt een aantal zaken naar voren die van belang zijn om mee te nemen in verdiepend onderzoek. Gekeken kan worden naar ICT-infrastructuur en de omgang met de 850-uren lesnorm waar het MBO aan gehouden is.
4.1
ICT-Infrastructuur
Alle gesproken instellingen hebben aangegeven dat een toename van het gebruik van video en weblectures meer zal vragen van de ICT-infrastructuur. Bij Arcus bleek na extern onderzoek dat de infrastructuur in de loop der jaren organisch was gegroeid waardoor er een ondoorzichtig geheel was ontstaan. Aangezien er voor het Arcus College nieuwbouw gepland staat, worden grootschalige investeringen in de infrastructuur op dit moment uitgesteld. Gebruik van weblectures (in welke vorm dan ook) zal een toename in de bruikbare bandbreedte eisen. Zoals al eerder aangegeven staat of valt een goede introductie van deze mogelijkheden bij de bruikbaarheid van de diensten. Slechte technische kwaliteit en toegankelijkheid voor leerlingen en docenten kunnen een succes in de weg staan. Ook bij Citaverde en Lentiz wordt tegen de grenzen van hun ICT-infrastructuur aangelopen.
4.2
850-uren norm
Een terugkerend thema is de 850-uren norm. Leerlingen aan een MBO zijn wettelijk verplicht om minstens 850 uur les te krijgen van een docent. Het kabinet is van plan deze norm op te trekken naar 1050 uur per jaar. Criteria waar een les aan moet voldoen om binnen de 850-uren norm te vallen zijn: • Onderwijsactiviteiten zijn gericht op het behalen van eindtermen of competenties. • De programmering van onderwijsactiviteiten en – uren is verantwoord in OER en een planningsdocument. • Het onderwijs wordt onder verantwoordelijkheid, regie en toezicht van de instelling 20 uitgevoerd met personeel dat voldoet aan de wettelijke eisen. Binnen deze norm is het gebruik van weblectures lastig aan te merken als een les die meegeteld wordt binnen de norm. Doordat er geen contact is met een docent valt de weblecture buiten de norm en kan het enkel ingezet worden als extra les. ICT toepassingen die voldoen aan de bovengestelde criteria worden wel gerekend als onderwijs tijd. Binnen de norm valt het als bijvoorbeeld een hele klas tegelijkertijd de weblecture bekijkt, waarbij een docent (ook online) volgt wat de leerlingen doen en beschikbaar is voor het beantwoorden van vragen. Ook Live Conferencing, dat valt in Scenario 0: Live, kan hier onder vallen, mits de expert op afstand een bevoegd docent is.
20
‘Vraag en antwoord rondom de 850 klokuren norm’ op www.mbo2010.nl
16
5 CONCLUSIE Uit onderzoek is naar voren gekomen dat de effectiviteit van weblectures samenhangt met de leerstrategie van studenten. De weblectures die voor dit onderzoek zijn gebruikt vallen binnen het scenario 1: hergebruik van het TripleL project. De student kijkt naar een opgenomen college en heeft de toegang tot hyperlinks en interactiviteit (voor- en achteruit spoelen in de tijd). Tevens blijkt uit onderzoek dat weblectures een goed effect sorteren als het gebruikt wordt ter voorbereiding van een fysiek college. De tijd in het college kan effectiever worden ingezet voor het overbrengen van de nodige kennis. Uit ‘kenmerkend MBO’ en de gesprekken met de verschillende ROC/AOC’s blijkt dat bij MBO studenten veel aandacht besteed moet worden aan het effectief leren en begeleiden van de leerstrategieën. Er bestaat wel een redelijk verschil tussen de verschillende opleidingsniveaus. Alle geïnterviewden zagen niet een grote toekomst weggelegd voor weblectures zoals ze passen in scenario 1: hergebruik. Dat is ook aannemelijk te maken als we kijken naar de vorm van deze weblectures en de mate van effectieve leerstrategie om voldoende resultaat uit deze vorm van leren te halen. Waar veel voordeel te behalen is en waar ook verschillende initiatieven worden geproduceerd bevinden zich in de overige 3 scenario’s. Het gaat dan om: Scenario Scenario 0: live
Scenario 2: toepassen
Scenario 3: de student als producent
Omschrijving Studenten kunnen live niet plaatsgebonden een college volgen en vragen stellen. Reacties zijn zichtbaar voor andere studenten. Weblectures worden opgedeeld in kleine stukjes (snippets) die gebruikt kunnen worden voor verdieping, voorbereiding of instructie Studenten maken zelf videomateriaal/presentaties en stellen deze beschikbaar aan anderen ter verdieping, referentie etc.
Leeractiveit leeractiviteit 1
leeractiviteit 2 en 3
leeractiviteit 3
Het algemene beeld dat naar voren komt is dat er veel gebeurt op het gebied van video en onderwijsondersteuning middels Rich Media. Daarbij wordt om specifieke redenen niet gebruik gemaakt van weblectures zoals bedoeld in Scenario 1: hergebruik. Binnen dit onderzoek is niet diepgravend onderzocht naar het precieze gebruik binnen het MBO. Het is een begin van verder onderzoek.
17
Onderzoeksvragen 1. Wordt er in het MBO gebruik gemaakt van weblectures in het primaire onderwijsproces? • Zo ja; zijn er specifieke situaties die hier meer of minder geschikt voor zijn? • Zo nee; waarom wordt er geen gebruik gemaakt van weblectures? Op basis van de definitie van Kennisnet zoals beschreven in de inleiding, lijkt het antwoord op deze vraag vanuit dit verkennende onderzoek negatief beantwoord te worden. De instellingen geven aan dat de vorm van een weblecture als opgenomen les weinig zal toevoegen voor de gemiddelde MBO leerling. De leerkenmerken en –behoeften van MBO leerlingen lijken minder aansluiting te vinden bij deze vorm van informatievoorziening. Daarbij is het wel van belang de verschillen tussen de opleidingsniveaus 1-2 en 3-4 te onderkennen, omdat aangenomen wordt dat de toepasbaarheid binnen de hogere niveaus groter zal zijn. Dat antwoord doet echter geen recht aan situatie zoals die nu is in het MBO. De nuancering van de definitie met behulp van het TripleL-model geeft de mogelijkheid deze situatie beter in te vullen. Het antwoord op de onderzoeksvraag kan dan positief beantwoord worden. Er gebeurt veel binnen het MBO met gebruikmaking van de scenario’s 0: live, scenario 2: toepassen, en scenario 3: de student als producent. Scenario 1: hergebruik lijkt daar veel minder geschikt voor. 2. Wat zien leveranciers van weblecturing toepassingen voor mogelijkheden binnen het MBO?
Uit de gesprekken met leveranciers kwam het volgende beeld naar voren: Er zijn drie leveranciers in Nederland die zich begeven op de markt van weblecture hardware en software. Dit zijn Media Mission, Learning Valley en Mass-It. Hieronder bevinden zich geen internationale partijen. Van de drie partijen is zijn er twee actief op de markt van MBO. Dit komt enerzijds doordat het device van Learning Valey, Presentations2Go, via verschillende pilots in het Hoger Onderwijs ook in samenwerking bij MBO instellingen terecht is gekomen. Anderzijds lijkt de onduidelijke beslissingsstructuur binnen het MBO de partijen tegen te houden actief en efficiënt te acquireren binnen het MBO. Ze weten niet goed waar ze moeten aankloppen. De marktontwikkelingen in het HO spelen daarbij ook een rol. De verwachting is dat de markt in het Hoger Onderwijs binnen 2 en 5 jaar zeer sterk zal groeien, waardoor de energie vanuit de leveranciers nu juist daarop gericht is. Binnen de instellingen werd ook gebruik gemaakt van internet based diensten als Adobe Connect en Windows Live Meetings. Dit lijken effectieve diensten te zijn voor de invulling van weblectures binnen scenario 0: live. Mogelijkheden voor leveranciers zullen waarschijnlijk vergroot worden als zij zich weten te profileren op de scenario’s 0, 2 en 3 en zich daarbij minder richten op de oplossingen voor scenario 1: hergebruik. 3. Welke stappen zijn er nodig om weblectures geschikt te maken voor grootschalig gebruik in het MBO?
Uit het veldonderzoek komt niet naar voren dat weblectures die binnen scenario 1: hergebruik vallen geschikt zijn voor zeer grootschalig gebruik binnen het MBO. Daarbij wordt wel aangegeven dat de toepasbaarheid mogelijk bij onderwijsniveau 4 waarschijnlijk hoger zal zijn.
18
Ook wordt er wel een meerwaarde gezien in het gebruik van weblectures van vooraanstaande experts. De aandacht zal daarbij langer hoog blijven is de gedachte. Of het verschil in opleidingsniveau en ‘kwaliteit’ van de weblectures daadwerkelijk van invloed zijn op de toepasbaarheid, zal verder onderzocht kunnen worden. Voor de ander drie scenario’s lijken veel meer toepassingsmogelijkheden te zijn, die op dit moment al veel gebruikt worden. Echter voor grootschalig gebruik binnen het MBO kan onderzoek naar het effect van de verschillende scenario’s de toepassingsmogelijkheden nauwkeuriger bepalen. Daarbij kan rekening gehouden worden met de volgende aandachtspunten: 1. Vanuit het perspectief van efficiency kan veel meer gekeken worden naar het hergebruik van weblectures en leermateriaal. De productie kan hier op gericht zijn om zo efficiënt mogelijk te zijn. Voor het nieuwe taal- en rekenaanbod kunnen bijvoorbeeld ‘lessen’ instellingsbreed op basis van inhoud en niveau-indeling eenmalig (didactisch verantwoord) worden opgenomen en breed worden aangeboden voor hergebruik. 2. De samenwerkingsverbanden met het HO onderwijs lijken bij te dragen aan de deskundigheid binnen het MBO. Uitwisseling van ervaringen en hardware biedt mogelijkheden om de drempel binnen het MBO te verlagen. 3. De betrokkenheid van leveranciers kan inzicht leveren op het gebied van specifieke behoeften binnen het MBO en techniek. De focus vanuit de leveranciers lijkt op dit moment niet op het MBO te liggen, waardoor mogelijke technische standaardisering van de scenario’s 0, 2 en 3 nog niet goed onderzocht is. Vanuit de leveranciers is wel aangegeven dat er sterk wordt ingezet op de ontwikkeling van mogelijkheden die meer bij deze scenario’s aansluiten. 4. De mogelijkheden van Live Conferencing (scenario 0: Live) kunnen extra aandacht krijgen in het verband met de 850-uren norm. Deze vorm kan ingezet worden om te voldoen aan de norm als een bevoegd docent live lesgeeft. Meer duidelijkheid over de randvoorwaarden lijkt echter geboden. 5. Gestandaardiseerde formats voor didactische video’s waren binnen de instellingen niet bekend. Kennisontwikkeling en –overdracht op dit gebied lijkt een bijdrage te kunnen leveren.
19
6 BRONNEN Literatuur Bayens, P. en de Groot, R.: Rich Media en de techniek: Hoe kunnen Rich Media gebruik maken van verrijkende technieken als SMIL, HTML5, Flash en Silverlight? SURFnet/Kennisnet Innovatieprogramma (2009 Boekaerts, M. & Simons, P.R. Leren en instructie: psychologie van de leerling en het leerproces. Assen: Dekker & Van der Vegt. 1993 Day, Jason. Investigating learning with web lectures. Georgia Institute of Technology, Mei 2008 http://smartech.gatech.edu/handle/1853/22627 Filius, R. De huiskamer als cursuslokaal: flexibel leren met weblectures. Develop nr 4, 2008 Jadin, T., Gruber, A., & Batinic, B. Learning with E-lectures: The Meaning of Learning Strategies. Educational Technology & Society, 12 (3) 2009, 282–288 Mayer, R. E. Multi-media learning. Cambridge: Cambridge University Press, 2001 Traphagan,T. Kucsera, J. Kishi, K. Impact of class lecture webcasting on attendance and learning in: Educational Communications and Technology 2009 Veeramani, R. and Bradly, S. Insights regarding undergraduate preference for lecture. capture. University of Wisconsin-Madison E-Business Institute, 2008 http://www.uwebi.org/news/uwonline-learning.pdf Onderzoeksrapporten Kenmerkend mbo: een vergelijkend onderzoek naar de kenmerken van mbo-leerlingen, vmboleerlingen en de generatie Einstein. Hiteq, centrum van innovatie, juni 2009, www.hiteq.org Jaarboek onderwijs in cijfers 2010, Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen 2010, blz 53 Feiten en fabels over competentiegericht MBO, MBO2010.nl 2008. Via: http://www.mbo2010.nl/index.cfm/t/Feiten_en_fabels_over_competentiegericht_mbo__2008_/contain erid/666415AA-C09F-296A-61DB669427684CB1/objectid/7D86C614-ACF1-F4ADEB97A6F581BC58CF/displaymethod/display_default/vid/7D49BA85-0B28-5FA1209406CE34948F65 ‘Vraag en antwoord rondom de 850 klokuren norm’ via: http://www.mbo2010.nl/index.cfm/t/De_850_urennorm/containerid/666415AA-C09F-296A61DB669427684CB1/objectid/AFA45504-17A4-A597D91278A2D83B7E60/displaymethod/display_default/vid/48EAC625-D79A-B84C7AB26583F38F0210
20
21
Websites Informatie over het TripleL-project: http://www.iis-communities.nl/portal/site/triple-l/page/18fee5d8-8916-4294-8088-16ae9743d4f8 Informatie over projectmanagement MBO: www.MBO2010.nl TED Talk Salman Khan: Let's use video to reinvent education http://www.youtube.com/watch?v=nTFEUsudhfs Respondenten Wijnand Schilperoort – Senior adviseur MBO, BMC advies Pim Schonk - Hogeschooldocent Hogeschool Utrecht Harry Vaessen – ICT&Onderwijs adviseur Hogeschool Zuyd en Arcus College Serge de Beer – Coördinator onderwijs&ICT Lentiz Onderwijsgroep Thijs Heijman – Coördinator onderwijs&ICT Citaverde college Peter Criellaard – Programma manager ROC Zadkine Peter Bekkering – Mass-IT (RecordingBox) Michael Hegeman – Learning Valley (Presentations2Go) Robert Jan Brouwer – Media Mission (Mediasite) Inhoud Bert Lohmann Wouter Groot
22