Verhuizingen en uitstroom onder WWB-klanten in de deelgemeenten Charlois en Feijenoord Fred Reelick
Verhuizingen en uitstroom onder WWB-klanten in de deelgemeenten Charlois en Feijenoord
Januari 2011
Fred Reelick
© 2011
dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid [SoZaWe], Sociaal-wetenschappelijke Afdeling, Rotterdam
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van de uitgever
Inhoudsopgave
1
Inleiding
5
2
Methode en resultaten
7
2.1
Methode
7
2.2
Resultaten 2.2.1 Verhuizing en uitstroom 2.2.2 Factoren verbonden met verhuizing en uitstroom 2.2.3 Mogelijke verklaringen voor hogere door- en uitstroompercentages in Charlois
3
7 7 10 13
Conclusies en discussie
17
3.1
Conclusies
17
3.2
Discussie
18
Literatuur
19
1
Inleiding Een aantal wijken in Rotterdam kent een hoog percentage mensen dat verhuist naar andere wijken. Dit doet zich vooral voor in de wijken van 3 deelgemeenten, te weten Charlois, Feijenoord en IJsselmonde. In deze deelgemeenten is in de periode 2006-2010 door de gemeente, deelgemeenten en woningcorporaties een investeringsprogramma opgezet onder de naam ‘Pact op Zuid’. Het doel van dit programma is de achterstanden op fysiek, economisch en sociaal opzicht terug te dringen. Aan dit programma was onderzoek verbonden (Dujardin en Van der Zanden 2009). Uit dit onderzoek blijkt dat degenen die uit deze deelgemeenten verhuizen, een lager inkomen, een lager opleidingsniveau en een wat hogere leeftijd hebben dan degenen die uit andere delen van Rotterdam verhuizen. Ook vertrekken er meer inwoners van allochtone afkomst uit de desbetreffende deelgemeenten. Degenen die de wijk in komen, vertonen grotendeels dezelfde kenmerken als degenen die uit de wijk weggaan. Er zijn 2 uitzonderingen: er stromen meer lager opgeleiden in dan er uit gaan en er gaan meer 55-plussers de wijk uit dan dat er de wijk ingaan. Bij de reden voor de verhuizing valt op dat, na voor de hand liggende redenen als werk, studie, zelfstandig willen wonen, ‘het weg willen uit Rotterdam’ als reden wordt genoemd. Onveiligheid in en verval van de woonbuurt zijn in dit verband meer specifieke redenen die worden genoemd. In het onderzoek van Dujardin en Van der Zanden wordt bij verhuismotieven geen onderscheid gemaakt tussen de ‘Pact op Zuid’ wijken en de rest van Rotterdam. Bij deze gegevens moet verder opgemerkt worden dat zij zijn gebaseerd op een enquête met een laag responscijfer van bijna 28%. Meer recente gegevens over verhuizen in Rotterdam zijn te vinden in de Sociale Index 2010 (Gemeente Rotterdam 2010). Hieruit valt op te maken dat het percentage verhuizingen (mutaties genoemd) in de deelgemeenten Feijenoord en IJsselmonde niet afwijkt van dat van Rotterdam. Dit betekent dat de verhuisbewegingen in beide deelgemeenten als sociaal voldoende kunnen worden gekenschetst en er geen reden om hier in beleid speciaal aandacht aan te besteden. Wel is het zo dat bepaalde wijken in Feijenoord, te weten Bloemhof en Hillesluis, met betrekking tot verhuizen het predicaat kwetsbaar krijgen, terwijl dit in IJsselmonde bij geen enkele wijk het geval is. De deelgemeente Charlois daarentegen kan op dit gebied als kwetsbaar worden beschouwd. De wijken Carnisse en Tarwewijk worden als probleemgebied omschreven en de wijken Oud Charlois, Pendrecht en Zuiderpark/Zuidwijk als risicovol. De vraag die hierbij opkomt, is of deze verhuisgegevens ook van toepassing zijn op Rotterdammers met een WWB-uitkering. Vragen die hier gesteld kunnen worden, zijn: uit 5
welke wijken komen de verhuizende klanten, naar welke wijken verhuizen zij, in welke mate stromen zij uit en wat is de reden van hun verhuizing? Om een antwoord te krijgen op deze vragen heeft het GMT Sociaal de Sociaalwetenschappelijke Afdeling (SWA) gevraagd om een onderzoek te doen naar de verhuisbewegingen van klanten uit 2 deelgemeenten: Charlois en Feijenoord. Deze deelgemeenten zijn gekozen, omdat de verwachting is dat het percentage verhuizingen hier groter zal zijn dan in andere deelgemeenten.
6
2
Methode en resultaten 2.1
Methode
Om de vragen over verhuizingen en uitstroom van WWB-ers te beantwoorden is een bestand van uitkeringsgerechtigden uit 2010 samengesteld uit 3 bestanden: 1 met gegevens over verhuizingen binnen Rotterdam, 1 met uitstroomgegevens en 1 met achtergrond- en uitkeringsgegevens. De vraag over de reden van verhuizing kan niet aan de hand van het SoZaWe-bestand worden beantwoord. Dit kan alleen via een enquête. Deze zal, afhankelijk van de uitkomsten van dit onderzoek, in een latere fase ingezet worden. De bestanden zijn geanalyseerd met behulp van het statistische programma SPSS.
2.2
Resultaten
2.2.1
Verhuizing en uitstroom
Onder verhuizing worden degenen verstaan die 1 of 2 keer zijn verhuisd in de periode dat zij een uitkering genoten en niet zijn uitgestroomd. Het percentage klanten dat meer dan 2 keer is verhuisd is met minder dan 1% verwaarloosbaar. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen verhuizing binnen de deelgemeente, verhuizing buiten de deelgemeente en verhuizing buiten Rotterdam. Onder uitstroom vallen degenen die in 2010 geen WWBuitkering meer ontvangen om andere redenen dan verhuizing buiten Rotterdam. Dit leidt tot de volgende verdeling (tabel 1).
Tabel 1
Verhuizing en uitstroom WWB 2010 Rotterdam Niet verhuisd
68%
Verhuisd binnen deelgemeente
6%
Verhuisd buiten deelgemeente
7%
Verhuisd binnen en buiten deelgemeente
1%
Verhuisd buiten Rotterdam
2%
Uitstroom andere reden dan verhuizing Totaal
16% 37.262
7
Zoals te zien zijn de meeste klanten niet verhuisd. Er is ook gekeken naar de reden van uitstroom. In het bestand worden 33 uitstroomredenen vermeld. Deze konden naar 4 hoofdcategorieën worden teruggebracht, waarbij de categorie anders (uitstroomredenen die niet onder een categorie te vatten zijn) hoog is te noemen (tabel 2). De belangrijkste reden van uitstroom blijkt het vinden van werk of het gebruik maken van een werk/ leeraanbod te zijn.
Tabel 2
Reden van uitstroom Werk, werk/leeraanbod
46%
Inkomen uit andere uitkering
10%
Regelovertreding
15%
Anders
28%
Totaal
5.857
In tabel 3 zijn de verhuis- en uitstroom cijfers per deelgemeente te zien.
8
Tabel 3
Verhuizing en Uitstroom WWB-klanten in 2010 per deelgemeente
Totaal
Uitstroom andere redenen
Buiten Rotterdam
Binnen/buiten deelgemeente
Buiten deelgemeente
Binnen deelgemeente
Niet verhuisd
Verhuisd
Stadscentrum
67%
3%
12%
1%
2%
15%
1.863
Delfshaven
64%
7%
9%
1%
2%
16%
6.643
Overschie
65%
5%
9%
1%
3%
17%
831
Noord
68%
5%
8%
1%
2%
16%
3.363
Hillegersberg/Schiebroek
71%
4%
7%
3%
2%
16%
1.200
Kralingen/Crooswijk
74%
5%
5%
1%
1%
13%
3.278
Prins Alexander
72%
6%
5%
1%
2%
14%
2.707
Feijenoord
71%
6%
6%
1%
1%
15%
6.727
IJsselmonde
71%
3%
6%
1%
2%
17%
3.569
Charlois
61%
9%
9%
1%
2%
17%
5.358
Pernis
66%
4%
4%
1%
3%
22%
82
Hoogvliet
64%
9%
7%
1%
2%
17%
1.384
Hoek van Holland
71%
6%
5%
-
2%
16%
174
Rotterdam
68%
6%
7%
1%
2%
16%
37.179
De deelgemeente Feijenoord behoort tot de deelgemeentes met de laagste percentages verhuizende en uitstromende klanten (29%). Dit cijfer is wat lager dan dat van alle Rotterdamse klanten dat op 32% ligt. Charlois daarentegen behoort tot de deelgemeenten met de hoogste percentages verhuizende en uitstromende klanten (39%). Er is ook nog naar de uitstroomredenen per deelgemeente gekeken, maar deze blijken niet noemenswaardig te verschillen. Voor de deelgemeenten Feijenoord en Charlois is vervolgens gekeken welke verhuisbewegingen en uitstroom zich in de wijken van beide deelgemeenten voordeden (tabel 4).
9
Tabel 4
Verhuizingen in de wijken van Feijenoord en Charlois Charlois
Feijenoord
61%
71%
4%
3%
Niet verhuisd Verhuisd binnen wijk, binnen deelgemeente Verhuisd buiten wijk, binnen deelgemeente
4%
3%
Verhuisd binnen, buiten wijk, binnen deelgemeente
4‰
2‰
Verhuisd binnen wijk, buiten deelgemeente
2%
1%
Verhuisd buiten wijk, buiten deelgemeente
1%
2‰
Verhuisd buiten deelgemeente
7%
5%
Verhuisd buiten Rotterdam Uitgestroomd anders dan verhuizing Totaal
2%
1%
17%
15%
5.358
6.727
Praktisch alle verhuisbewegingen zijn in Charlois wat hoger dan in Feijenoord, met name bij verhuizingen buiten de deelgemeente. Ook is de uitstroom in Charlois wat hoger dan in Feijenoord. 2.2.2
Factoren verbonden met verhuizing en uitstroom
In deze paragraaf wordt weergegeven welke factoren in relatie staan met verhuizen of uitstroom. Er is eerst gekeken welke klantkenmerken in relatie staan met verhuizing en uitstroom. Het gaat hierbij alleen om die kenmerken die in de SoZaWe-bestanden zijn geregistreerd. Hierbij gaan we uit van het onderscheid in verhuisbewegingen op het niveau van de deelgemeenten (zie tabel 1) om het aantal categorieën te beperken Allereerst kijken we naar sekse (figuur 1).
10
Figuur 1 Sekse en verhuisbewegingen 100%
man vrouw
80% 60% 40% 20%
Verhuisd buiten Rotterdam
Verhuisd binnen/buiten deelgemeente
Verhuisd buiten deelgemeente
verhuisd verhuisd verh bin/buit verhuisd uitstroom binnen buiten dgem buiten Rdam andere red. deelgemeente deelgemeent Verhuisd binnen deelgemeente
Niet verhuisd
niet verhuisd
Uitstroom andere redenen
0%
We zien dat het percentage niet-verhuizers bij vrouwen hoger is dan bij mannen. We zien ook dat de mannen bij alle verhuisvormen en bij uitstroom in de meerderheid zijn. Er is 1 uitzondering: vrouwen verhuizen iets meer buiten Rotterdam dan de mannen. Er is ook gekeken naar leeftijd. Daaruit komt naar voren dat de gemiddelde leeftijd van de verhuizende en uitstromende klanten lager is dan die van klanten die niet verhuizen of uitstromen (38 jaar versus 45 jaar). Ten aanzien van het geboorteland zien we eveneens verschillen in verhuizing en uitstroom (tabel 5).
Niet verhuisd
Overig
Marokko
Turkije
Ned Ant
Suriname
Geboorteland en verhuisbewegingen Nederland
Tabel 5
66%
71%
58%
77%
75%
68%
- binnen deelgemeente
6%
5%
7%
6%
7%
6%
- buiten deelgemeente
7%
7%
9%
5%
5%
9%
- binnen/buiten deelgemeente
1%
1%
2%
1%
1%
1%
- buiten Rotterdam
2%
2%
4%
2%
1%
2%
Verhuisd
Uitstroom Totaal
18%
14%
19%
10%
11%
15%
15.386
3.986
3.135
2.957
3.681
8.102 11
Zoals te zien is, zijn de verhuis- en uitstroompercentages het hoogst bij klanten die in Nederland, de Nederlandse Antillen en in de ‘overige landen’ zijn geboren. Er is tenslotte ook een relatie met de leefsituatie van de klant. Alleenstaanden kennen een hoger 1
percentage verhuizers en uitstromers dan echtparen en alleenstaande ouders (34% tegen respectievelijk 28% en 21%). Leeftijd zal hierbij een rol spelen. Behalve naar de relatie tussen achtergrondgegevens en verhuisbewegingen is ook de relatie tussen verhuisbewegingen en uitkeringsgegevens onderzocht. Allereerst is naar de relatie met (re-integratie)trede gekeken (figuur 2).
Figuur 2 Verhuisbewegingen en tredenindeling 100% 80% 60% 40% 20%
verhuisd Verhuisd binnen/buiten binnen/buiten deelgemeente deelgemeente
integratie
activering
uitstroom Uitstroom
verhuisd Verhuisd buiten buiten deelgemeente deelgemeente
werk
verhuisd Verhuisd buitenbuiten Rotterdam Rotterdam
verhuisd Verhuisd binnen binnen deelgemeente deelgemeente
Niet nietverhuisd verhuisd
0%
Bij klanten die niet verhuizen, staat het grootste deel op de trede activering, terwijl het grootste deel van de uitstromers op de trede werk stond. Bij verhuizers buiten de deelgemeente en buiten Rotterdam is het percentage op de trede werk wat hoger dan bij de verhuizers binnen de deelgemeente. Er is tenslotte ook naar uitkeringsduur gekeken (tabel 6).
1
12
Bij leefsituatie wordt nog een vierde categorie onderscheiden ‘in inrichting/overig’ met een meerderheid van verhuizers en uitstromers. Deze laten we buiten beschouwing, omdat het veelal om dak- en thuislozen, gedetineerden en dergelijke gaat. Het gaat om 3% van de WWBpopulatie
Tabel 6
Gemiddelde uitkeringsduur en verhuisbewegingen Gemiddelde
Standaard deviatie
Niet verhuisd
7,9
8,5
Verhuisd binnen deelgemeente
4,7
6,7
Verhuisd buiten deelgemeente
2,5
4,7
Verhuisd binnen/buiten deelgemeente
1,4
2,6
Verhuisd buiten Rotterdam
2,5
4,9
Uitstroom
2,7
5,8
Totaal
6,3
6,3
De klanten die niet zijn verhuisd zitten gemiddeld langer in de uitkering dan de andere groepen. De standaarddeviatie geeft de spreiding rond het gemiddeld aan en die is voor alle groepen hoog. Dit betekent dat er een grote variatie in uitkeringsduur is. De klanten die binnen en buiten de deelgemeenten zijn verhuisd hebben de kortste gemiddelde uitkeringsduur, degenen die binnen de deelgemeenten verhuizen hebben gemiddeld de langste uitkeringsduur van de verhuizende klanten. Om nog wat meer duidelijkheid te krijgen, is via een speciale statistische techniek (Multinomiale en bivariate logistische regressie)2 gekeken welke kenmerken het sterkst samenhangen met verhuizen of met uitstroom. Hierbij zijn alle vormen van verhuizen bij elkaar genomen. Met verhuizen, ongeacht waarheen, hangen duur uitkering en leefsituatie het sterkst samen. Klanten die kort in de uitkering zitten verhuizen meer dan klanten die lang in de uitkering zitten. Alleenstaande klanten verhuizen meer dan niet-alleenstaande klanten. Voor uitstroom geldt ook dat klanten met een kortere uitkeringsduur meer uitstromen dan klanten met een langere uitkeringsduur. Daarnaast stromen klanten uit de jongste leeftijdsgroep en klanten die op de trede werk staan meer uit dan klanten uit oudere leeftijdsgroepen en klanten op de trede re-integratie en activering.
2.2.3
Mogelijke verklaringen voor hogere door- en uitstroompercentages in Charlois
We zagen in paragraaf 2.2.2. dat alleen in Charlois sprake is van hogere verhuispercentages; in de deelgemeente Feijenoord is dat niet het geval. In deze paragraaf willen wij nagaan wat mogelijk verklaringen kunnen zijn voor deze verhoogde percentages. Uit de Sociale Index 2010 blijkt dat de deelgemeente ook op andere aspecten laag
2
Dit is een techniek die het mogelijk maakt welke variabelen het sterkst samenhangen met verhuizen en uitstroom, waarbij steeds per variabele wordt rekening gehouden met de invloed van de andere op verhuizen of uitstromen 13
scoort zoals een goede gezondheid, opleidings- en taalniveau, sociale contacten en binding. Het is echter de vraag of deze factoren een rol spelen in de verklaring van de hogere percentages verhuizingen in Charlois. Het meest voor hand liggen het gebrek aan sociale contacten en een lage ervaren binding, maar deze kunnen zowel een oorzaak als een gevolgd zijn van de verhoogde verhuispercentages. We hebben in onze analyse gezien dat alle gekozen achtergrond- en uitkeringskenmerken in een relatie staan met verhuizen en uitstroom. Jongeren, mannen, alleenstaanden, klanten die in Nederland, de (voorheen) Nederlandse Antillen en in overige landen zijn geboren, die relatief kort een uitkering hebben en die op de trede werk staan, verhuizen wat meer door of stromen wat meer uit. Wellicht zijn de hogere verhuis- en uitstroomgegevens in Charlois hierdoor te verklaren. Om te zien of dit inderdaad zo is, hebben we gekeken of de deelgemeente Charlois op sekse, leeftijd, leefsituatie, geboorteland, uitkeringsduur en trede afwijkt van deelgemeenten met eveneens verhoogde verhuis- en uitstroompercentages. Dit zijn de deelgemeenten Delfshaven, Overschie en Hoogvliet (zie tabel 3). In tabel 7 is te zien op welke kenmerken de bewoners van Charlois afwijken van die van de 3 andere deelgemeenten.
Tabel 7
Achtergrond en uitkeringsgegevens Charlois, Delfshaven, Overschie en Hoogvliet Charlois
Delfshaven
Overschie
Hoogvliet
Mannen
47%
52%
54%
38%
Alleenstaanden*
87%
84%
83%
87%
Nederland Ned Antillen
37% 15%
33% 7%
54% 4%
48% 17%
Overige landen
25%
22%
19%
18%
Trede werk
25%
19%
23%
22%
41
41
42
42
5 jaar
6 jaar
6 jaar
6 jaar
Gem leeftijd Gem uitkeringsduur
* alleenstaanden met en zonder kinderen zijn hier samengenomen
We zien dat Charlois op een aantal kenmerken verschilt van de andere deelgemeenten. De gemiddelde leeftijd ligt, evenals die van Delfshaven, wat lager dan die van Overschie en Hoogvliet. Meer specifiek kent Charlois een hoog percentage klanten in de leeftijdsgroep van 16 tot en met 39 jaar (48%). Voor Delfshaven, Overschie en Hoogvliet liggen deze percentages op respectievelijk op 44%, 43% en 41%. De gemiddelde uitkeringsduur is in Charlois wat lager dan in de overige deelgemeenten. Het percentage klanten dat op de trede werk staat is met 25% weer hoger dan in de 3 andere deelgemeenten. Het 14
percentage alleenstaanden is met dat van Hoogvliet het hoogst. Ook zien we dat het percentage klanten uit de (voormalige) Nederlands Antillen en ‘overige landen’ met 40% hoger is dan in Delfshaven (29%), Overschie (23%) en Hoogvliet (35%). Dit zijn alle kenmerken die in relatie staan met de mate waarin de klant verhuist of uitstroomt. Ter nuancering moet opgemerkt worden dat Charlois een wat lager percentage mannen en in Nederland geborenen telt, terwijl deze kenmerken ook in relatie staan met verhuizen of uitstromen. Indien we deze gegevens in relatie brengen met het gegeven uit paragraaf 2.2.3 dat uitkeringsduur, leefsituatie, (re-integratie)trede en leeftijd het sterkst samenhangen met verhuisbewegingen en uitstroom, dan kan gesteld worden dat de hogere percentages verhuizingen en uitstroom in Charlois voor een deel terug te voeren is op specifieke uitkerings- en achtergrondkenmerken van de klanten.
15
3
Conclusies en discussie 3.1
Conclusies
De deelgemeenten Feijenoord en Charlois kennen relatief veel inwoners die vaak verhuizen; voor de laatste deelgemeente geldt dat meer dan voor de eerste. Naar aanleiding van dit gegeven is gekeken of onder de bijstandsgerechtigden uit beide deelgemeenten een zelfde patroon is te zien. Dit blijkt maar gedeeltelijk het geval te zijn. Een eerste belangrijke conclusie is dan ook: 1. De deelgemeente Feijenoord onderscheidt zich niet van andere deelgemeenten wat betreft het percentage verhuizingen en uitstroom. Voor de deelgemeente Charlois geldt wel dat onder bijstandsgerechtigden een zelfde patroon van verhuisbewegingen is te zien als onder de andere bewoners van de deelgemeente. Een tweede belangrijke conclusie is: 2. Het percentage verhuisbewegingen en, in iets minder mate, het percentage klanten dat uitstroomt in Charlois, is in vergelijking met de andere deelgemeenten aan de hoge kant. Vervolgens is getracht te achterhalen wat de redenen kunnen zijn van dit gegeven. Allereerst is gekeken welke factoren, opgeslagen in de SoZaWe-bestanden, in relatie staan met verhuizen en met uitstroom. Vervolgens is gekeken of deze factoren bij uitkeringsgerechtigden in Charlois meer voorkomen dan bij uitkeringsgerechtigden in de andere deelgemeenten. Dit blijkt het geval te zijn. Een derde conclusie is dan ook: 3. De verhoogde verhuisbewegingen en uitstroom in Charlois is gedeeltelijk te wijten het meer voorkomen van bepaalde klant- en uitkeringskenmerken in de deelgemeente te weten: 1. korter een uitkering hebben; 2. jonger zijn; 3. alleenstaand zijn; 4. op de (re-integratie)trede werk staan.
17
3.2
Discussie
Zoals aangegeven bij de derde conclusie, gaat het om een gedeeltelijke verklaring van de verhoogde verhuisbewegingen en uitstroom in Charlois. De sterkte van de samenhang tussen enerzijds de 4 achtergrond- en uitkeringskenmerken en anderzijds de verhuisbewegingen en uitstroom is, hoewel significant, niet bijzonder groot. Dit betekent dat er nog andere factoren zijn die we niet gemeten hebben, maar mogelijk wel in relatie staan met verhuizen of uitstroom. Het is hierbij goed een onderscheid te maken tussen verhuisbewegingen enerzijds en uitstroom anderzijds. Wat verhuizen betreft kan gedacht worden aan de ervaren veiligheid van de wijk of deelgemeente, maar ook aan het zelfstandig willen wonen (wat met leeftijd verbonden zal zijn). Deze en andere aspecten zouden via onderzoek verder onderzocht kunnen worden zoals in hoofdstuk 1 is aangegeven: 4. het verdient aanbeveling om, in de vorm van een literatuuronderzoek, nader onderzoek te doen naar de redenen waarom mensen, en specifiek uitkeringsgerechtigden, verhuizen. Ten aanzien van de uitstroom moet opgemerkt worden dat uitstroom om verschillende redenen kan plaatsvinden. Werk is de belangrijkste reden, maar het valt op dat voor meer dan een kwart van de klanten niet goed valt te achterhalen wat de uitstroomreden is. Daarnaast is het belangrijk aandacht te besteden aan factoren als gezondheid en opleidingsniveau, die volgens de literatuur ook in relatie staan met uitstroom (zie bijvoorbeeld Hekelaar en anderen 2006 en Der Weduwe en anderen 2007) en die niet of niet betrouwbaar in de SoZaWe-bestanden aanwezig zijn. 5. Het verdient aanbeveling, op basis van dossieronderzoek en literatuuronderzoek, nader onderzoek te doen naar de reden van uitstroom naar werk en naar factoren als opleidingsniveau en gezondheid die hierop van invloed kunnen zijn.
18
Literatuur Dujardin M. en W. van der Zanden (2010). Komen en gaan: Selectieve migratie in Rotterdam in 2009 Centrum voor Onderzoek en Statistiek Rotterdam Gemeente Rotterdam (2010) 10 Rotterdam sociaal gemeten: derde meting Sociale Index Rotterdam Hekelaar A., W. Zwinkels & A. Braat (2006) De juiste klant op het juiste traject Rotterdam Weduwe der K., T. Voorham, M. Schuring en L. Burdorf (2007) Gezond aan de slag Erasmus MC, SoZaWe Rotterdam en GGD Rotterdam-Rijnmond
19
Sociaal-wetenschappelijke afdeling Postbus 1024 3000 BA Rotterdam