VERHUIZINGEN EN WONINGZOEKENDEN IN TILBURG
Bibliotheek TU Delft
~mll 11111111
C 2007 325
WERKDOCUMENT OTB
Sectie Voorraadbeheer en Woningmarktonderzoek Onderzoeksinstituut OTB Technische Universiteit Delft Thijsseweg 11, 2629 JA Delft, Tel. 015-783005
92-07
VERHUIZINGEN EN WONINGZOEKENDEN IN
TILBURG
[nge Drontmann Frans van der Zon
Delftse Universitaire Pers, Delft 1992
De werkdocumenten van het Onderzoeksinstituut OTB worden uitgegeven door: Delftse Universitaire Pers Stevinweg 1 2628 CN Delft telefoon: 015-783254 In opdracht van: Onderzoeksinstituut OTB Thijsseweg 11 2629 JA Delft
CIP-GEGEVENS KONINKWKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG Drontmann, Inge Verhuizingen en woningzoekenden in Tilburg / Inge Drontmann, Frans van der Zon. - Delft: Delftse Universitaire Pers. - 111. (Werkdocument / OTB, ISSN 0923-9871 ; 92-07) Met lit. opg. ISBN 90-6275-794-4 Trefw.: woningvraagstuk ; Tilburg / verhuizingen ; Tilburg No part of this book may be reproduced in any form by print, photoprint, microfilm of any other means without written permission from the publisher, Delft University Press, Delft, The Netherlands.
INHOUD
1.
INLEIDING. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. 1
2.
VERHUIZINGEN NAAR EN UIT HET CORPORATIEBEZIT IN 1990 ............................................... 5
2.1 2.2 2.2.1 2.2.2 2.2.3 2.2.4 2.2.5 2.3 2.3.1 2.3.2 2.3.3 2.3.4 2.4 2.4.1 2.4.2 2.4.3 2.4.4 2.5 2.6 2.6.1 2.6.2 2.7 3.
Inleiding. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. Huishoudens. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. Starters en doorstromers ............................. Leeftijdsklasse..................................... Huishoudensgrootte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. Huishoudensinkomen .............................. Geboorteland van het hoofd van huishouden ............. Woningen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. Eigendomscategorie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. Woningtypen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. Effecten als gevolg van nieuwbouw .................... Vertrek- en aankomstgemeenten ...................... Verhuismotieven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. Verhuismotieven van alle verhuisde huishoudens .......... Verhuismotieven in relatie tot de vertrekwoning en de -buurt. Verhuismotieven en leeftijdsklasse . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. Verhuismotieven en huishoudensgrootte ................ Veranderingen in bewonerssamenstelling . . . . . . . . . . . . . . .. Tevredenheid. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. Tevredenheid over de huidige woning .................. Verhuisplannen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. Samenvatting. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ..
5 7 7 8 9 10 12 12 13 15 19 22 22 23 26 27 29 30 33 33 36 37
INGESCHREVEN WONINGZOEKENDEN IN TILBURG .... . . .. 41
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
Inleiding. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. Kenmerken van woningzoekenden in Tilburg . . . . . . . . . . . .. Huidige woningen van woningzoekenden ................ Woonwensen van woningzoekenden in Tilburg. . . . . . . . . . .. Kenmerken van woningzoekenden uit corporatie-woningen. .. Samenvatting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ..
41 42 46 50 52 55
BULAGE I RESPONS-ANALYSE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. 57 BULAGE2
VERANDERINGEN IN BEWONERSSAMENSTEWNG DOOR VERHUIZINGEN, NAAR WONINGTYPE ................. 63
1 INLEIDING
In opdracht van de Unie van Woningcorporaties in Tilburg en Omstreken heeft het OTB een woningmarktonderzoek in Tilburg uitgevoerd. In de Unie zijn de volgende.woningcorporaties vertegenwoordigd: SVW Stichting Verenigde Woningcorporaties VVT Vereniging Volkshuisvesting Tilburg WST Bouwvereniging de Woonstad TBV Tilburgsche Bouwvereeniging
De algemene probleemstelling van het onderzoek bestaat uit de volgende vragen: 1. Wat is de marktpositie van het corporatiebezit in Tilburg op de lokale en regionale woningmarkt op dit moment en in de toekomst? 2. Welke toevoegingen, onttrekkingen en aanpassingen zijn gewenst, gelet op de positie van het corporatiebezit? 3. Welk huur- en kwaliteitsbeleid moeten worden gevoerd met betrekking tot het woningbezit van de Tilburgse corporaties? Om de probleemstelling te beantwoorden, is een groot aantal deelvragen beantwoord. Het onderzoek is opgedeeld in zes onderzoekscomponenten: - verkenning woningmarkt en kwantitatieve analyse van vraag en aanbod in Tilburg; woonbehoefte- en woonbeelden-enquête; buurt- en woningtypebeelden, migratie-enquêtes en steekproeftrekking; exploitatiegegevens Tilburgse sociale huurwoningvoorraad; verhuizingen naar en uit corporatiebezit in Tilburg in 1990; ingeschreven woningzoekenden in Tilburg; waardering voor het wonen in Tilburg en de woonbehoefte van huishoudens in Tilburg. Deze componenten zijn uiteindelijk in vier OTB-rapporten beschreven; drie werkdocumenten en één eindrapport.
1
Elk rapport heeft inhoudelijk een eigen karakter gekregen, maar toch zijn er nauwe relaties te leggen. De koppelingen kunnen worden gemaakt op basis van: - huishoudenskenmerken; - woningkenmerken; - buurtkenmerken. Hoewel in het eindrapport veel onderzoeksresultaten worden samengevat, is het geen volledige samenvatting van de drie voorafgaande rapporten. De drie werkdocumenten en het eindrapport vormen een geheel. In het onderhavige OTB-werkdocument (92-07) "Verhuizingen en woningzoeken-
den in Tilburg" komen twee onderzoekscomponenten aan de orde, namelijk: 1. verhuizingen naar en uit corporatiebezit in Tilburg in 1990; 2. ingeschreven woningzoekenden in Tilburg. ad. 1. Verhuizingen naar en uit corporatiebezit in Tilburg in 1990 Deze component wordt besproken in hoofdstuk twee. De probleemstelling in dit hoofdstuk luidt als volgt: 'Welke verhuisstromen van en naar het corporatiebezit (naar huishouden, buurt en woningtype) zijn in 1990 onderscheiden, wat zijn de redenen dat er wordt verhuisd en wat zijn de effecten van de verhuizingen?'
Deze probleemstelling is opgedeeld in zes onderzoeksvragen: 1. Welke huishoudens zijn in 1990 van en naar het corporatiebezit verhuisd; 2. Welke woningtypen zijn in 1990 betrokken bij de verhuizingen van en naar het corporatiebezit; 3. Wat zijn de motieven geweest om te verhuizen, waarbij een onderscheid wordt gemaakt naar de verhuisrichting en het woningtype; 4. Welke doorstromingseffecten (naar woningtype) zijn als gevolg van de verhuizingen in 1990 aan te geven; 6. In hoeverre wonen de recent verhuisden momenteel naar tevredenheid?
Ad. 2 Ingeschreven woningzoekenden in Tilburg Deze component wordt besproken in hoofdstuk drie. In dit hoofdstuk is een analyse gemaakt van het woningzoekendenbestand van de Stichting Tilburgse Registratie Woningzoekenden (STRW). Zo wordt inzicht verkregen in de woningvraag van verhuisgeneigde huishoudens die meer actief op de woningmarkt zijn. Er komen vier onderzoeksvragen aan de orde: 1. Welke huishoudens hebben zich ingeschreven als woningzoekende? 2. In welke delen van de woningvoorraad wonen de woningzoekenden? 3. Naar welke delen van de woningvoorraad willen de woningzoekenden verhuizen? 4. In hoeverre sluiten de woonwensen van de woningzoekenden aan op de woningtoewijzingen? 2
De resterende onderzoekscomponenten worden beschreven in de volgende OTBpublicaties: - Kersloot, J.M., en F. van der Zon, m.m.v. I.M. Drontmann, De Tilburgse woningmarkt in beeld. Delftse Universitaire Pers, Delft 1992. - Drontmann, I.M., en B. van Rosmalen, Woonwaardering en Woonbehoefte in Tilburg. Delftse Universitaire Pers, Delft 1992. - Drontmann, I.M., A.L.M. Hoenderdos, H. Priemus en F. van der Zon, Woningmarkt in Tilburg. Bouwstenen voor strategische nieuwbouw en voorraadbeheer van woningcorporaties. Delftse Universitaire Pers, Delft 1992.
Dit rapport is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk twee wordt de component 'verhuizingen naar en uit het corporatiebezit in Tilburg in 1990' besproken. En vervolgens komen in hoofdstuk drie de ingeschreven woningzoekenden in Tilburg aan bod. Beide hoofdstukken worden afgesloten met een uitgebreide samenvatting.
3
4
2 VERHUIZINGEN NAAR EN UIT HET CORPORATIEBEZIT IN 1990
2.1
Inleiding
In dit deel van het woningmarktonderzoek in Tilburg komt het onderzoek onder de recent verhuisden van en naar het corporatiebezit aan de orde. Hierdoor wordt duidelijk wie er verhuizen, welke woningen er verlaten c.q. betrokken worden en wat de verhuismotieven zijn geweest. Deze component geeft tevens aanvullende informatie voor de woonbehoefte/woonbeelden-enquête. De waardering voor woningen en buurten, die uit de laatstgenoemde component komt, wordt nader aangevuld/verfijnd met de verhuisredenen.
De algemene probleemstelling van dit onderzoeksdeel luidt als volgt: 'Welke verhuisstromen van en naar het corporatiebezit (naar huishouden en woningtype) zijn in 1990 te onderscheiden, wat zijn de verhuisredenen en wat zijn de effecten van de verhuizingen?' De algemene probleemstelling is opgedeeld in een aantal onderzoeksvragen: 1. welke huishoudens zijn in 1990 van en naar het corporatiebezit verhuisd; 2. welke woningtype.n zijn in 1990 betrokken bij de verhuizingen van en naar het corporatiebezit; 3. wat zijn de motieven geweest om te verhuizen, waarbij een onderscheid gemaakt wordt naar de verhuisrichting en het woningtype; 4. welke doorstromingseffecten (naar woningtype) zijn als gevolg van de verhuizingen in 1990 aan te geven; 5. in hoeverre wonen de recent verhuisden momenteel naar tevredenheid?
De huishoudens worden onderscheiden naar de volgende kenmerken: 1. verhuisd van en naar het corporatiebezit; 2. leeftijdsklasse (15-24, 25-34, 35-44, 45-54, 55-64, 65-74 en 75 + ); 3. starter of doorstromer; 4. huishoudensgrootte (alleenstaand, tweepersoonshuishouden, driepersoonshuishouden, vier- of meerpersoonshuishouden). 5
De 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
volgende woningtypen worden onderscheiden: eengezinshuurhuis tot en met 350 gulden; eengezinshuurhuis tussen 350 en 450 gulden; eengezinshuurhuis tussen 450 en 600 gulden; eengezinshuurhuis vanaf 600 gulden; portiekhuurwoning tot en met 350 gulden; portiekhuurwoning tussen 350 en 500 gulden; galerijhuurwoning tot en met 350 gulden; galerijhuurwoning tussen 350 en 450 gulden; galerijhuurwoning tussen 450 en 600 gulden; studenten en HAT-eenheid; seniorenwoning.
Vanwege te kleine aantallen in de respons zijn soms combinaties van woningen gemaakt. Er kunnen anders geen uitspraken worden gedaan. Verder is het onderscheid voor- en naoorlogs niet in de enquête gemaakt. Dit onderscheid komt in dit onderzoeksdeel te vervallen. Aangenomen is dat de huurders van een corporatiewoning niet weten wanneer hun woning is gebouwd. In bijlage 1 is de respons op de enquête beschreven. De conclusies zijn: - de studenten die uit en naar het corporatiebezit (en met name dat van de Woonstad) zijn verhuisd, zijn oververtegenwoordigd in de verhuisenquête; - de senioren die naar het corporatiebezit (en met name dat van TBV en SVW) zijn verhuisd, zijn enigszins oververtegenwoordigd; - de grotere non-respons van de voormalige en huidige huurders van VVT heeft, voor zover bekend, niet tot een scheve verdeling geleid. Uitspraken over VVT kunnen daarom zonder enig voorbehoud gedaan worden. In dit onderzoeksdeel is zoveel mogelijk rekening gehouden met de oververtegenwoordiging van de huishoudens in de studenten- en seniorenhuisvesting. Het hoofdstuk is als volgt opgebouwd. In paragraaf twee wordt aandacht besteed aan de eerste onderzoeksvraag: welke huishoudens zijn in 1990 van en naar het corporatiebezit verhuisd? In paragraaf drie wordt antwoord gegeven op de vraag welke woningtypen betrokken zijn bij de verhuizingen. De verhuismotieven worden besproken in paragraaf vier, waarbij een relatie wordt gelegd tussen de verhuisredenen en woningtype. Verder komt de relatie met de grootte van het huishouden en met de leeftijdsklasse aan de orde. In paragraaf vijf wordt per woningtype beschreven welke veranderingen in de bewonerssamenstelling het gevolg zijn van de verhuizingen in 1990. Ten slotte wordt in de laatste paragraaf kort ingegaan op de vraag of de recent verhuisden tevreden zijn over hun woning.
6
2.2
Huishoudens
In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de verschillende soorten huishoudens die in 1990 verhuisd zijn van en naar het corporatiebezit in Tilburg. In de tabellen wordt een tweedeling gemaakt waarbij de twee soorten verhuisstromen worden aangegeven. In principe is de situatie na de verhuizing geanalyseerd. In het geval dat er vóór en na de verhuizing bepaalde kenmerken veranderd zijn, worden de kenmerken op beide tijdstippen geanalyseerd. In de tabellen zijn de vier corporaties onderscheiden. In de laatste kolom is steeds het totaal van de sociale huursector weergegeven.
2.2.1 Starters en doorstromers
De huishoudens die vóór de verhuizing zelfstandig woonden (in woningen of in zelfstandige HAT- en studenteneenheden) zijn als doorstromers beschouwd. De huishoudens die vóór de verhuizing bij ouders of op kamers woonden, zijn als starters gedefinieerd. Het aandeel zelfstandig wonende huishoudens (= doorstromers) dat in 1990 is verhuisd naar het corporatiebezit is 69%. Woonstad krijgt slechts 47% doorstromers als nieuwe huurders. Het feit dat een groot deel van de voorraad van Woonstad uit HAT- en studenteneenheden bestaat (veel starters verhuizen daarheen), is hiervan de oorzaak. TBV neemt aan de andere kant een uiterste positie in; slechts 16% is starter en 84% is een doorstromer. SVW en VVT ontlopen elkaar niet veel; ongeveer 75% is een doorstromer en circa 25% een starter.;-Van belang is om op te merken dat zowel TBV als SVW in 1990 relatief veel nieuwe seniorenwoningen hebben verhuurd, waarin doorstromers zijn terecht gekomen. De groep huishoudens die in de vorige woonsituatie op kamers woonde, komt vooral bij Woonstad terecht en in beperkte mate bij TBV.
Tabel 2.1
Huishoudens die in 1990 naar het corporatiebezit in Tilburg verhuisd zijn, onderscheiden naar vorige woonsituatie en corporatie (in %) SVW
vvr
WST
TBV
totaal •
zelfstandig op kamers bij ouders
73,9 9,1 17,0
76,8 7,3 15,9
46,7 16,1 37,2
83,9 11,6
69,1 10,0 20,8
totaal (abs. =100%)
176
82
137
112
518
vorige woonsituatie
4,5
• corporatienaam is niet altijd bekend, totaal is meer dan de som van afzonderlijke corporaties
svw Stichting Verenigde Woningcorporaties
vvr Vereniging Volkshuisvesting Tilburg WST Bouwvereniging de Woonstad TBV Tilburgsche Bouwvereeniging bron: verhuisenquête, Tilburg, DTB 1991 7
2.2.2 Leeftijdsklasse het algemeen geldt dat huishoudens die verhuizen, tot de jongere leeftijdsklassen behoren. Zij staan vaak aan het begin van hun wooncarrière en verbeteren hun woonsituatie door te verhuizen. Oudere huishoudens verhuizen minder vaak, doordat zij reeds in het verleden die stap(pen) in hun wooncarrière gemaakt hebben en meer naar tevredenheid wonen. Van de vertrekkende huishoudens uit het corporatiebezit is ongeveer 60% in de leeftijdsklassen tot 35 jaar te vinden. Voor Tilburg is dat ongeveer 35% van de huishoudens. De senioren (SS-plussers) vormen in Tilburg circa 31% van alle huishoudens en in 1990 is bijna 17% verhuisd uit het corporatiebezit. De middengroepen (tussen 35 en 54 jaar) dragen 23% bij aan de vertrekkende huishoudens en ook dit is een relatief beperkt aandeel ten opzichte van het Tilburgse aandeel (34%). De huishoudens die in 1990 naar het corporatiebezit zijn verhuisd, zijn gemiddeld even oud als de huishoudens die vertrokken zijn. Een belangrijk verschil is dat de instromende huishoudens vaker uit jongeren (onder de 25 jaar) en vaker uit senioren (boven de 55 jaar) bestaan. Bijna 30% van de instromers is onder de 25 jaar (vertrekkers 12%) en boven de 55 jaar is bijna 22% (vertrekkers 17%).
rn
U
De vier corporaties zien vooral huishoudens uit leeftijdsklasse 25-34 jaar uit hun , bezit verhuizen. Per corporatie zijn belangrijke verschillen aan te geven: - WST krijgt vooral jongere huishoudens als nieuwe huurders; ruim 55% is onder de 25 jaar (studentenhuisvesting) en de gemiddelde leeftijd is 28 jaar. De uitstroom is ook jong; 29% is onder de 25 jaar en 43% is tussen de 25 en 34 jaar; TBV ziet in 1990 veel oudere huishoudens naar haar bezit toekomen; ruim 33% is ouder dan 55 jaar. Zoals eerder aangegeven, komt dit doordat er in 1990 nieuwe seniorenwoningen zijn verhuurd. Verder zijn de huishoudens uit de leeftijdsklasse tot 25 jaar op beperkte schaal betrokken bij de verhuizingen van of naar het TBV-bezit; SVW kent relatief weinig jonge vertrekkende huishoudens. Veel huishoudens boven de 55 jaar (28%) zijn in 1990 naar het SVW-bezit verhuisd. Ook in dit geval zijn er veel seniorenwoningen verhuurd; de huishoudens die uit het VVT-bezit verhuizen, zijn voor meer dan de helft te vinden in de leeftijdsklasse 25-34 jaar, en ook de instroom bestaat voor het grootste deel uit deze groep; gezien de gemiddelde leeftijd verhuizen jongere huishoudens vooral naar het WST-bezit. De VVT heeft een instroom van vooral huishoudens uit de leeftijdsklasse 25-34 jaar. SVW en TBV zien in 1990 meer oudere huishoudens naar hun bezit komen, ook al ligt de nadruk mede op de groep 25-34 jarigen.
8
Tabel 2.2
Huishoudens die in 1990 van en naar het corporatie bezit in Tilburg zijn verhuisd, onderscheiden naar leeftijdsklasse van het hoofd van het huishouden en corporatie (in %)
vvr
SVW
leeftijdsklasse Gaar)
uit
15-24 25-34 35-44 45-54 55-64 65-74 75+ totaal (abs = 100%) gem. leeftijd
WST
TBV
totaal
Tilburg totaal
uit
naar
uit
naar
uit
naar
uit
naar
6,3 46,0 19,5 12,1 5,7 8,0 2,3
21,7 9,9 29,7 54,3 13,1 13,6 7,4 9,9 9,7 6,2 14,9 3,7 3,4 2,5
23,5 42,4 15,3 7,1 4,7 3,5 3,5
29,3 43,5 6,5 6,5 7,6 4,3 2,2
55,7 27,9 4,1 4,1 4,9 3,3 0,0
4,5 53,4 17,0 5,7 6,8 5,7 6,8
16,8 31,0 11,5 6,2 6,2 19,5 8,0
11,9 48,4 14,1 8,7 6,8 6,4 3,6
29,4 31,3 11,3 6,2 6,9 10,9 4,0
10,7 23,9 19,8 14,4 13,3 11,2 6,7
174
175 41
81 36
85 35
92 34
122 28
88 39
113 45
469 38
504 38
100,0
40
naar
bron: verhuisenquête Tilburg, OTB 1991
2.2.3 Huishoudensgrootte
Het zijn vooral alleenstaanden die in 1990 van en naar het corporatiebezit zijn verhuisd. Van de vertrekkende huishoudens behoort 46% tot deze categorie en van de vestigers bijna 55%. De huishoudens die vertrekken zijn vaker twee- of driepersoonshuishoudens dan bij de vestigers. De grote huishoudens (vier of meer personen) vormen bij beide groepen een aandeel van circa 10%. Per corporatie is een aantal opvallende zaken te noteren: WST-bezit wordt vooral betrokken door alleenstaanden (78%) en ook de vertrekkers zijn vaak alleen (65%); TBV ziet relatief veel twee- en driepersoonshuishoudens vertrekken en vooral alleenstaanden en grote huishoudens het bezit in komen; naar het bezit van SVW gaan relatief veel tweepersoonshuishoudens (35%), uitstromend zijn tweepersoonshuishoudens en relatief veel grotere huishoudens; bij de VVT vertrekken relatief meer tweepersoonshuishoudens dan er komen . en komen er relatief meer driepersoonshuishoudens.
9
Tabel 2.3
aantal personen
Huishoudens die in 1990 van en naar het corporatiebezit in TIlburg verhuisd zijn, onderscheiden naar grootte van het huishouden en corporatie (in %)
vvr
SVW
TBV
WST
totaal
uit naar
uit
naar
uit
naar
uit
naar
uit
naar
39,3 33,5 12,7 14,5
45,5 35,2 9,1 10,3
48,7 29,5 11,5 10,3
47,1 24,7 16,5 11,8
65,3 22,7 8,0 4,0
78,0 16,3 2,4 3,2
38,8 36,5 17,6 7,1
49,5 27,9 9,0 13,5
45,7 31,6 12,8 10,0
54,8 26,9 8,8 9,6
totaal( abs =100%) 173
176
78
85
75
123
85
111
431
502
1 2 3 4 +
Tilburg totaal 37,0 28,4 34,6 100,0
bron: verhuisenquête Tilburg, OTB 1991
2.2.4 Huishoudensinkomen Het huishoudensinkomen is omschreven als het netto maandinkomen van het hoofd van het huishouden en de eventuele partner. Uitgegaan is van het inkomen dat een huishouden heeft na de verhuizing. De uitstromende huishoudens hebben hogere inkomens dan de huishoudens die in 1990 naar het sociale huurbezit zijn gekomen (tabel 2.4). Ruim 65% van de huishoudens, die in 1990 een sociale huurwoning betrokken, heeft een (gezamenlijk) netto maandinkomen van onder de 1835 gulden. Van de huishoudens die uit het corporatiebezit zijn vertrokken, heeft 37% een dergelijk inkomen. Het tegenovergestelde geldt voor de hogere inkomensgroepen: veel zijn er vertrokken (37% heeft een inkomen van boven de 3000 gulden) en weinig zijn er gekomen (6% heeft een inkomen boven de 3000 gulden). De invloed van de woonruimtebezettingsnorm in relatie tot de hoogte van het inkomen (het bruto inkomen mag niet meer zijn dan tienmaal de kale huur) is duidelijk merkbaar. Verder is van belang is welke fase van de wooncarrière het huishouden zich bevindt. In het algemeen geldt dat de huishoudens in het begin van hun wooncarrière een lager inkomen hebben. In latere fasen is het inkomen hoger en wordt er relatief veel overgestapt naar de koopsector; deze huishoudens verlaten de corporatiesector. Het onderscheid naar corporatie (tabel 2.5) geeft in vergelijking met de totaalcijfers van het sociale huurbezit in Tilburg het volgende te zien: naar WST-bezit gaat bijna 80% met een inkomen onder de 1835 gulden. De vertrekkende studenten zorgen ervoor dat er relatief veel huishoudens met een inkomen onder de 1100 gulden vertrekken; naar het SVW-bezit komen iets meer huishoudens met een inkomen tussen de 1836 en 2500 gulden en iets minder met het laagste inkomen. De huishoudens die vertrekken kunnen relatief vaak tot de hogere inkomensgroepen gerekend worden (ruim 35% heeft een inkomen boven de 3500 gulden); de meeste huishoudens die van of naar het VVT-bezit verhuizen, hebben een inkomen onder de 1835 gulden (uit: 57% en in: 64%); 10
- de ex-huurders van de TBV behoren vooral tot de hogere inkomensklassen (49% heeft een inkomen van boven de 3000 gulden) en de nieuwe huurders behoren voor de helft tot de inkomensgroep 1100-1835 gulden. Verder zijn er weinig huishoudens '(zowel naar als uit) die een inkomen onder de 1100 gulden hebben. In de Nota 'Volkshuisvesting in de jaren negentig' worden de aandachtsgroepen van het volkshuisvestingsbeleid gedefinieerd. Op basis van het besteedbaar inkomen worden alleenstaanden met een jaarinkomen tot 22.000 gulden tot de aandachtsgroep gerekend. Voor de éénouder- en meerpersoonshuishoudens is de grens gelegd op een jaarinkomen tot 30.000 gulden.
Tabel 2.4
Huishoudens die in 1990 van en naar het corporatiebezit in Tilburg verhuisd zijn, onderscheiden naar het netto maandinkomen van het hoofd en partner, en corporatie (in %)
netto maandinkomen (f)
vvr
SVW
WST
TBV
totaal
uit
naar
uit
naar
uit
naar
uit
naar
uit
naar
minder dan 1100 1100-1835 1836-2500 2501-3000 3001-3500 3501-4000 meer dan 4000
5,8 21,2 17,9 10,9 9,6 14,1 20,5
13,3 46,7 25,5 9,1 3,6 1,2 0,6
6,7 50,7 10,7 6,7 13,3 1,3 10,7
15,4 48,7 20,5 11,5 3,8 0,0 0,0
25,8 22,5 15,7 6,7 5,6 10,1 13,4
59,7 23,4 8,1 7,3 0,8 0,0 0,8
6,1 13,4 18,3 13,4 15,9 8,5 24,4
3,8 50,9 17,9 14,2 7,5 2,8 2,8
12,2 25,2 15,7 9,7 10,9 9,2 17,0
23,8 41,8 18,4 9,9 3,9 1,0 1,0
totaal
156
165
75
78
89
124
82
106
433
483
bron: verhuisenquête Tilburg, OTB 1991
Tabel 2.5
Huishoudens die in 1990 van en naar het corporatiebezit in Tilburg verhuisd zijn, onderscheiden naar wel of geen aandachtsgroep en corporatie (in %) SVW
VVT
uit
naar
uit
naar
wel geen
39,4 60,6
76,7 23,3
64,9 35,1
totaal
155
163
74
aandachtsgr.
WST
TBV
uit
naar
uit
naar
uit
naar
76,9 23,1
54,0 46,0
89,4 10,6
35,4 64,6
63,5 36,5
47,1 52,9
77,3 22,7
78
87
123
82
104
416
475
totaal
bron: verhuisenquête Tilburg, OTB 1991
11
Ruim 77% van de huishoudens die in 1990 naar het sociale huurbezit in Tilburg zijn verhuisd, wordt tot de aandachtsgroepen van het volkshuisvestingsbeleid gerekend. Meer dan de helft van de vertrekkende huishoudens behoort niet tot die groep. Het zal Staatssecretaris Heerma deugd doen dat er meer bewoners die tot de aandachtsgroep behoren, de sociale huursector betrekken dan deze sector verlaten. Per corporatie blijkt dat bij SVW en VVT ongeveer 77% van de nieuwe huishoudens tot de aandachtsgroepen gerekend kan worden. WST-huurders behoren ongeveer in 90% van de gevallen tot die groepen en bij de TBV bijna 64%. Bij de uitstromende huishoudens valt het aandeel ex-huurders van de VVT op; bijna 65% behoort tot de aandachtsgroep. 2.2.5 Geboorteland van het hoofd van huishouden Het onderscheid naar geboorteland laat geen grote verschillen per corporatie zien (tabel 2.6). In het algemeen verhuizen er iets meer huishoudens waarvan het hoofd in Nederland geboren is, uit het corporatiebezit dan ernaar toe verhuizen. Huishoudens waarvan het hoofd in Suriname of de Antillen geboren is, behoren relatief vaak tot de nieuwe huurders van de SVW (5%) en WST (7%). Dit blijken vaak studenten te zijn. Uit Zuid-Europa komt 4% van de nieuwe hoofden van huishoudens in het TBV-bezit.
Tabel 2.6
Huishoudens die in 1990 van en naar het corporatiebezit in TIlburg verhuisd zijn, onderscheiden naar geboorteland van het hoofd van het huishouden en corporatie (in %)
geboorteland hoofd h.h.
SVW
vvr
WST
TBV
totaal
uit
naar
uit
naar
uit
naar
uit
naar
uit
naar
Nederland Noord-Europa Zuid-Europa Noord-Afrika Sur./Antillen overig
96,0 1,7 0,6 0,0 0,0 1,7
90,3 1,1 1,1 0,6 5,1 1,7
93,8 1,2 0,0 2,5 0,0
93,0 1,2 1,2 1,2 1,2 2,3
94,8 2,1 0,0 0,0 1,0 2,1
88,7 0,8 0,8 0,8 7,3 1,6
90,0 0,0 0,0 0,0 4,4 5,6
91,2 1,8 4,4 0,0 1,8 0,9
93,9 1,7 0,6 0,0 1,7 2,1
90,5 1,2 1,8 0,6 4,3 1,6
totaal
176
175
81
86
96
124
90
113
477
507
2,5
bron: verhuisenquête Tilburg, DTB 1991
2.3 Woningen
In deze paragraaf komen de woningtypen die de huishoudens verlaten en betrokken hebben aan de orde. Het betreft hier de vertrekwoningen waarin de huishoudens zelfstandig woonden (=doorstromers) en die woning leeg achtergelaten hebben en de aankornstwoningen waarin de huishoudens zelfstandig wonen. 12
In 1990 bestond de groep huishoudens die naar een sociale huurwoning zijn verhuisd, voor 20% uit starters en 10% woonde op kamers. De doorstromers (70%) lieten een woning achter en deze woningen worden in de onderstaande analyses betrokken. 2.3.1 Eigendomscategorie Van de huishoudens die reeds in Tilburg woonden (in totaal 86%), komt bijna driekwart uit de sociale huursector (72%). Uit de Tilburgse koopsector komt ruim 10% en uit de Tilburgse particuliere huursector komt 18% (tabel 2.7). Huishoudens, die van buiten Tilburg naar de sociale huursector zijn verhuisd (in totaal bijna 14%), komen voor ruim de helft uit de sociale huursector (54%) en voor bijna éénderde uit de particuliere huursector (32%).
Van de huishoudens die uit het sociale huurbezit zijn verhuisd in 1990, is iets minder dan de helft in Tilburg gebleven en heeft ruim de helft Tilburg verlaten (tabel 2.8). De huishoudens die uit Tilburg vertrekken, zijn vooral jongere éénen tweepersoonshuishoudens. In Tilburg woonde 35% van deze vertrekkers in een galerijwoning en 55% woonde in een studenten- of HAT-eenheid. Met name deze laatste groep is buiten Tilburg in de particuliere huursector terecht gekomen. De helft van de uitverhuisden blijft in de sociale huursector (63% in Tilburg en 37% buiten Tilburg). De koopsector speelt voor de verhuisden binnen Tilburg een belangrijke rol; bijna een kwart is van de sociale huur- naar de koopsector gegaan. Voor de huishoudens die Tilburg verlaten hebben, kan hetzelfde gesteld worden: bijna 29% is naar de koopsector gegaan. Nog belangrijker is voor de uitverhuisden de particuliere huursector buiten Tilburg; 34% is daar terecht gekomen. De vraag in hoeverre de vertrekkende huishoudens zich aan de bovenkant van de woningmarkt bevinden, is van belang omdat de corporaties zich op deze groep willen richten. De huishoudens die naar de particuliere huursector buiten Tilburg verhuizen, zijn veelal jonger dan 35 jaar (76%). Dit geldt ook voor de voormalige huurders die nu in een koopwoning wonen (62%), ook al is de groep in de leeftijdsklasse 35-44 jaar daar ook relatief groot (18%). Het inkomen van de kopers buiten Tilburg is hoog; ruim 57% heeft een netto-inkomen boven de . 4000 gulden. In de particuliere huursector is dat aanzienlijk lager: 55% heeft een netto-inkomen tot 2500 gulden.
13
Tabel 2.7
Huishoudens die naar een corporatiewoning zijn verhuisd in 1990, naar eigendomscategorie van de vertrekwoning en woonplaats (in
%) in Tilburg
buiten Tilburg
totaal
koop sociale huur part. huur
10,5 72,1 17,5
13,5 54,1 32,4
10,9 69,5 19,5
totaal (verticaal) totaal (horizontaal)
229 86,1
37 13,9
266 266
eigendomscategorie vertrekwoning
bron: verhuisenquête Tilburg, OTB 1991
Tabel 2.8
Huishoudens die uit een corporatiewoning zijn verhuisd in 1990, naar eigendomscategorie van de aankomstwoning en woonplaats (in%) in Tilburg
buiten Tilburg
totaal
koop sociale huur part. huur
24,1 63,3 12,6
'}f!,,7 37,3 34,0
26,5
totaal (verticaal) totaal (horizontaal)
199 48,8
209 51,2
408 408
eigendomscategorie aankomstwoning
SO,O 23,5
bron: verhuisenquête Tilburg, OTB 1991
De huishoudens die buiten Tilburg een woning kopen, bestaan in 70% van de gevallen uit één of twee personen, de huurders van een particuliere huurwoning zelfs voor bijna 90%. De kopers gaan in 82% van de gevallen naar een eengezinshuis. terwijl 39% van de huurders in de particuliere huursector een eengezinshuis betrekt. Bijna 75% betaalt een huur van 450 gulden of meer. De helft van de kopers heeft een woning van meer dan 137.000 gulden gekocht. Het zijn dus vooral de huishoudens die buiten Tilburg een huis hebben gekocht, die zich aan de bovenkant van de woningmarkt bevinden. In hoeverre zij eventueel voor Tilburg behouden hadden kunnen worden, is op basis van dit onderzoek niet volledig duidelijk te maken. Wel is bekend dat slechts 14% van de kopers en 17% van de huurders in de particuliere huursector in Tilburg waren blijven wonen, wanneer de gewenste woning in Tilburg beschikbaar was. Geconcludeerd kan worden dat ruim 86% van de doorstromende huishoudens die naar een corporatiewoning zijn verhuisd, reeds in Tilburg woonde. Verder blijkt dat de meeste doorstromende huishoudens (72%) die uit Tilburg naar de 14
sociale huursector verhuisden, reeds een woning in de sociale huursector huurden. Van de huishoudens die in 1990 een woning in de sociale huursector verlaten hebben, is de helft naar een woning buiten Tilburg verhuisd. Deze groep is ongeveer gelijk over de drie eigendomscategorieën verdeeld. De andere helft die een woning in Tilburg verlaten heeft en binnen Tilburg is gebleven, is vooral (63%) in de sociale huursector gebleven. De koopsector is iets belangrijker voor de uitverhuisden dan voor de inverhuisden. 2.3.2 Woningtypen In tabel 2.9 zijn de woningtypen in de sociale huursector weergegeven die in
1990 verlaten zijn door huishoudens. De nadruk ligt op de totaalcijfers en niet op de cijfers per corporatie. Een uitsplitsing per corporatie geeft in sommige gevallen een -te laag aantal celvullingen, . zodat betrouwbare uitspraken niet mogelijk zijn. De cijfers per corporatie zijn ier illustratie opgenomen. De voorraadcijfers wijken .af van de cijfers die bij de verkenning van de woningmarkt ~ de kwalitatieve analyse van de vraag en het aanbod zijn gebruikt. Dit komt doordat daar gewerkt is met de cijfers uit de kartotheek, w~j de HATdenteneenheden niet zijn opgenomen. // e Uit tabel 2.9 blijkt dat de eengezinshuizen relatief weinig betrokken zijn bij de verhuizingen. In totaal is in 1990 ruim 19% van de verhuizende huishoudens afkomstig uit een eengezinshuis, terwijl de eengezinshuizen ruim 46% van de sociale huursector vormen1• Met name de eengezinshuizen met een kale huur tot 600 gulden zijn in beperkte mate bij de verhuizingen betrokken. De portiekwoningen zijn eveneens in 1990 in mindere mate bij de verhuizingen betrokken geweest, dan op basis van het aandeel in de voorraad kan worden verondersteld. In totaal is van alle huishoudens 5% uit een portiekwoning vertrokken en de sociale huurvoorraad bestaat voor 15% uit portiekwoningen. Dit percentage is gebaseerd op de woningkartotheek van de gemeente. Het aandeel is echter lager, omdat Woonstad minder portiekflats heeft dan in de kartotheek zijn opgenomen. De reden daarvan is onduidelijk. De galerijwoningen met een kale huur tot 450 gulden zijn oververtegenwoordigd in de verhuisstromen. Uit de goedkopere galerijwoningen is 10% van alle verhuisde huishoudens vertrokken en in de voorraad is slechts 2% een dergelijke woning. Voor de galerijwoningen met een kale huur tussen de 350 en 450 gulden zijn die cijfers respectievelijk 12 en 5%. De duurdere galerijwoningen fungeren naar evenredigheid als vertrekwoning (circa 13%). De HAT- en studenteneenheden dragen bijna een kwart bij aan de bij de verhuizingen betrokken woningtypen, terwijl de sociale huurvoorraad voor 16%
Voor zover de huren bekend zijn. In werkdocument 92-06 tabel 2.1 is aangegeven dat 49% van de sociale huursector uit eengezinshuizen bestaat. Het verschil wordt verklaard door ontbrekende informatie over de huren.
15
uit dergelijke woningen bestaat. De conclusie dat er veel wordt verhuisd uit de HAT- en studenteneenheden, is echter niet een opzienbarende. Uit seniorenwoningen wordt nauwelijks verhuisd, maar ook deze uitspraak is niet als opzienbarend te classificeren. De categorie 'overig' bestaat onder andere uit maisonnettes, duplex- en beneden/bovenwoningen. De conclusie is dat uit eengezinshuizen met een huur tot 600 gulden en uit portiekwoningen relatief weinig wordt verhuisd en dat uit de galerijwoningen met een huur tot 450 gulden en de HAT-eenheden relatief veel wordt verhuisd. In de tabellen 2.10 en 2.11 wordt aandacht besteed aan de typen vertrek- en aankomstwoning in Tilburg en buiten Tilburg. In tabel 2.7 is reeds een beschrijving gegeven van de eigendomscategorie waartoe de vertrekwoningen behoren. De koopsector in Tilburg maakt daarvan slechts 11% uit; hiervan is 5% een eengezinshuis. De woningen in Tilburg waaruit de doorstromers naar een sociale huurwoning zijn verhuisd, bestaan voor bijna 35% uit eengezinshuizen. De groep met een kale huur onder de 350 gulden vormt daarvan 13%. De portiekwoningen dragen 6% bij aan de vertrekwoningen en de galerijwoningen zorgen voor een aandeel van 23%. Studenten- en HAT-eenheden zijn in 12% van de gevallen een vertrekwoning van de doorstromers naar de sociale huursector geweest. De vertrekwoningen van buiten Tilburg vormen slechts 14% van alle vertrekwoningen. Uitspraken daarover zijn daarom nauwelijks te doen door het beperkte aantal cases per woningtype.
Tabel 2.9
Huishoudens in 1990 verhuisd uit de sociale huursector, verdeeld naar woningtype en woningcorporatie (in %)
woningtypefhuurklasse
SVW
VVT
WST
TBV
totaal
voorraad
eengezinshuur < 350 eengezinshuur 350-450 eengezinshuur 450-600 eengezinshuur > 600 portiek < 350 portiek 350-500 galerij < 350 galerij 350-450 galerij 450-600 studentenfHAT seniorenwoning overig
3,1 4,4 5,0 5,0 (1,9) 3,8 11,9 20,8 17,6 11,9 (1,9) 12,6
16,7 6,9 (2,8) (1,4) (1,4) 0,0 16,7 (5,6) 0,0 19,4 0,0 29,2
(1,5) (3,0) (6,0) (1,5) 0,0 (1,5) (3,0) (4,5) (6,0) 64,2 0,0 9,0
(2,5) (1,3) 6,3 12,5 (3,8) 6,3 (3,8) 7,5 18,8 15,0 (3,8) 18,8
5,2 3,9 4,9 5,2 1,8 3,1 10,1 11,9 12,4 23,5 1,5 16,8
12,9 12,3 13,6 7,2 8,6 6,7 2,3 5,4 12,9 15,8 2,4
159
72
67
80
378
29.370
totaal (abs. = 100%)
• aantal is gebaseerd op woningtypen waarvan huur bekend is en het aantal eenheden = minder dan 5 cases bron: verhuisenquête Tilburg, DTB 1991 en bewerking woningkartotheek Tilburg
o
16
Tabel 2.10
Huishoudens in 1990 verhuisd naar het corporatiebezit, verdeeld naar type vertrekwoning en vorige woonplaats (in %)
woningtype/huurprijs-klasse eenge~huur < 350 eengezinshuur 350-450 eenge~huur 450-600 eenge~huur > 600 eengezinskoop < 114.000 eenge~koop 114.00Q.137.ooo eenge~koop > 137.000 portiekhuur < 350 portiekhuur 350-500 portiekkoop galerijhuur < 350 galerij huur 350-450 galerijhuur 450-600 studenten/HAT seniorenwoning overig
totaal (verticaal) totaal (horizontaal)
Tilburg
buiten Tilburg
totaal
13,4 7,7 8,1 (1,4) 2,9 (1,0) (1,0) 4,8 (1,4) (0,5) 9,6 10,0 3,8 12,4 (1,0) 21,1
(3,0) 0,0 15,2 (9,1) 0,0 (3,0) 0,0 (3,0) (3,0) 0,0 (3,0) (9,1) (3,0) (12,1) (3,0) 33,3
12,0 6,6 9,1 2,5 2,5 (1,2) (0,8) 4,5 (1,7) (0,4) 8,7 9,9 3,7 12,4 (1,2) 22,8
209 86,4
33 13,6
242 242
bron: verhuisenquête Tilburg, OTB 1991
Tabel 2.11
Huishoudens in 1990 verhuisd uit het corporatiebezit, verdeeld naar type aankomstwoning en huidige woonplaats (in %) in Tilburg
buiten Tilburg
totaal
< 350 350-450 eenge~uur 450-600 eenge~uur > 600 eengezinskoop < 114.000 eengezinskoop 114.00Q.137.ooo eengezinskoop > 137.000 portiekhuur < 350 portiekhuur 350-500 portiekkoop galerijhuur < 350 galerijhuur 350-450 galerijhuur 450-600 galerijkoop studenten/HAT seniorenwoning overig
4,1 5,2 14,5 8,8 6,7 6,2 5,7 (1,6) 2,6 0,0 (0,5) 3,1 7,8 0,0 7,8 6,2 19,3
(0,5) (1,1) 15,3 18,0 3,2 6,9 10,6 0,0 (1,6) (1,6) 0,0 3,2 4,2 (0,5) 4,8 4,8 23,8
2,4 3,1 14,9 13,4 5,0 6,5 8,1 (0,8) 2,1 (0,8) (0,3) 3,1 6,0 (0,3) 6,3 5,5 27,0
totaal (verticaal) totaal (horizontaal)
193 50,5
189 49,5
382 382
woningtype/huur-prijsklasse eenge~huur
eenge~huur
o
minder dan 5 cases bron: verhuisenquête Tilburg, OTB 1991
17
De aankomstwoningen in Tilburg bestaan voor 51% uit eengezinshuizen, waarvan 33% een huurwoning is. De koopsector is belangrijker bij de aankomstwoningen dan bij de vertrekwoningen, zoals ook uit de tabellen 2.7 en 2.8 blijkt. In totaal is 20% van de uit de sociale huursector vertrokken huishoudens naar een eengezinskoophuis gegaan. De meeste eengezinshuizen in Tilburg qua huur en koopsom zijn in de goedkopere en middenklasse te vinden. Vanuit de sociale huurwoningen wordt nauwelijks naar de portiekwoningen verhuisd. Dit is ondermeer te verklaren uit het feit dat deze nauwelijks vrijkomen (zie tabel 2.9 en 2.10). Ook woningen in galerijflats met een huur tot 450 gulden worden door de doorstromers uit de sociale huursector nauwelijks betrokken; slechts 4% verhuist hiernaar, terwijl er juist veel woningen vrijkomen. De duurdere galerijwoningen zijn voor bijna 8% van de vertrekkers uit de sociale huursector een aankomstwoning. De HAT- en studenteneenheden hebben slechts een beperkte functie voor de doorstromers op' de Tilburgse woningmarkt. In 8% van de gevallen is er vanuit een sociale huurwoning (vaak een studentenwoning) naar een HAT- of studenteneenheid verhuisd. De seniorenwoningen vormen een relatief belangrijk type aankomstwoning; 6% van de huishoudens is ernaar toe verhuisd. Dit is een gevolg van de nieuw verhuurde seniorenwoningen in het bezit van SVW en TBV. Van de huishoudens die naar een woning buiten Tilburg zijn verhuisd, is bijna 56% in een eengezinshuis terecht gekomen, waarbij de duurdere huur- en koophuizen een groter aandeel vormen dan in Tilburg. Het zijn dan ook relatief veel huishoudens uit de hogere inkomensklassen die uit Tilburg verhuizen (zie tabel 2.4). De galerij- en portiekwoningen fungeren niet veel als aankomstwoning buiten Tilburg. Het woningtype 'overig' is bijna een kwart van alle typen buiten Tilburg. Dit zijn vaak bovenwoningen.
Tabel 2.12
Corporatiewoningen naar type die in 1990 verlaten zijn, verdeeld naar type aankomstwoning binnen Tilburg (in % per vertrekwoning) aankomstwoning
vertrekwoning 1 eengezins 2 galerijwoning 3 portiekwoning 4 HAT/stud.eenh. 5 bejaardenhuisv. 6 overig totaal
1
2
3
4
5
6
(1(10%)
72,0 54,7 66,7 14,6
6,0 4,7 8,3 9,6 0,0 6,3
0,0 0,0 0,0 39,0 0,0 3,1
4,0 4,7 25,0 0,0 3,1
10,0 18,8 0,0 19,5 0,0 28,1
SO
56,3
8,0 17,2 0,0 17,1 0,0 3,1
51,7
11,3
5,9
8,4
5,9
16,7
203
SO,O
• voor nummering zie vertrekwoningen bron: verhuisenquête Tilburg, OTB, 1991
18
totaal
SO,O
64 12 41 4 32
In tabel 2.12 wordt een relatie gelegd tussen het vertrekwoningtype in de
corporatiesector en de aankomstwoning in Tilburg. Zoals reeds uit tabel 2.11 op te maken is, verhuist ruim 51 % van de huishoudens uit de corporatiesector naar een eengezinshuis. Het blijkt echter dat ruim 72% van de vertrekkers uit een eengezinshuis in de corporatiesector naar een eengezinshuis gaat. Huishoudens die uit een galerijwoning verhuizen, gaan in ruim de helft van de gevallen naar een eengezinshuis en 17% blijft in een galerijwoning wonen. Verder blijkt 19% naar de categorie 'overig' te gaan. Dit zijn vooral beneden- en bovenwoningen. Het absoluut geringe aantal vertrekkers uit een portiekwoning gaat naar een eengezinshuis (67%) of naar een bejaardenwoning (25%). Opvallend is dat de portiekwoning ook voor de vertrekkers uit een dergelijke woning niet als aankomstwoning fungeert. Bij andere woningtypen is er wel een hoger percentage dat naar het zelfde woningtype verhuist. Vertrekkers uit studenten- en HAT-eenheden blijven in 39% van de cases in dergelijke woningen binnen Tilburg. Uit de toelichting bij tabel 2.8 is op te maken dat deze groep relatief vaak een woning buiten Tilburg huurt in de particuliere sector. Verder worden de galerijwoningen en de overige woningen bij deze vertrekkers in circa 18% van de gevallen als aankomstwoning genoemd. 2.3.3 EtTecten als gevolg van nieuwbouw
Deze paragraaf is gewijd aan de effecten van nieuwbouw op de woningmarkt. Aangegeven wordt welk woningtypen er vrijkomen door de in 1990 opgeleverde nieuwbouw. Er is een onderscheid gemaakt tussen de huishoudens, die naar nieuwbouw van de corporaties zijn verhuisd en de huishoudens, die uit het corporatiebezit zijn verhuisd naar een nieuwbouwwoning. In totaal blijkt 18% van de in 1990 verhuisde huishoudens naar een nieuwbouwwoning te zijn gegaan. Van de huishoudens die naar het corporatiebezit zijn gekomen, is 14% in een nieuwbouwwoning terecht gekomen. Van de huishoudens die uit het corporatiebezit zijn verhuisd, is 22% naar een nieuwbouwwoning gegaan. Het effect op de Tilburgse woningmarkt is alleen merkbaar in het geval het doorstromers betreft, die hun vorige woning leeg achter laten. Het blijkt dat 11 % van de nieuwbouw niet tot een nieuw woningaanbod heeft geleid. Wanneer . daarmee rekening wordt gehouden, veranderen de percentage enigszins: in totaal is 23% van alle verhuizingen gericht op een nieuwbouwwoning, is 22% van de woningen die men heeft betrokken, een nieuwe woning en blijkt 24% van de uitstromers richting nieuwbouw te zijn gegaan. De nieuwbouw in de corporatiesector bestond in 1990 voor 26% uit seniorenwoningen, voor 26% uit eengezinshuizen in de huurklasse 450 tot 600 gulden, voor 23% uit eengezinshuizen in de huurklasse boven 600 gulden en voor 13% uit galerijwoningen in de huurklasse 450 tot 600 gulden. De resterende 12% bestaat uit vijf verschillende woningtypen. In absolute zin gaat het in de enquête om 54 corporatiewoningen. Een uitsplitsing naar het woningtype dat beschikbaar is gekomen, levert absoluut gezien 19
geringe aantallen op. In onderstaand overzicht wordt toch per type nieuwbouwwoning in de corporatiesector aangegeven welke woningen er vrijkomen: • 14 eengezinshuiun in de huurlcJasse tussen 450 en 600 gulden: 1 eengezinshuurhuis tot 350 gulden, 2 idem tussen 350 en 450 gulden, 1 idem boven 600 gulden, 1 eengezinskoopwoning tot 114.00> gulden, 1 galerij tot 350 gulden, 3 galerijwoningen tussen 350 en 450 gulden, 2 maisonnettes en 3 overig/onbekend. • 12 eengezinshuiun in de huurlcJasse vanaf 600 gulden: 2 eengezinshuurhuizen tot 350 gulden, 1 idem tussen 350 en 450 gulden, 1 idem 450-600 gulden, 1 portiekwoning in de huurklasse tot 350 gulden, 1 idem tussen 350 en 500 gulden, 1 galerijwoning tussen 450 en 600 gulden, 1 HAT-eenheid, 1 maisonnette en 3 overig/onbekend.
• 7 galerijwoningen in de huurlcJasse tussen 450 en 600 gulden: 1 eengezinshuurhuis tussen 350 en 450 gulden, 2 portiekwoningen tot 350 gulden, 1 galerijwoning tussen 350 en 450 gulden en 3 bovenfbenedenwoningen. • 14 seniorenwoningen: 3 eengezinshuurhuizen in de huurklasse tot 350 gulden, 3 idem tussen 350 en 450 gulden, 2 galerijwoningen in de huurklasse tot 350 gulden, 3 idem tussen 350 en 450 gulden, 1 idem 450-600 gulden, 2 overig.
In 1990 is 24% van de huishoudens die uit het corporatiebezit zijn verhuisd, naar een nieuwbouwwoning gegaan. Hiervan ging 25% naar een eengezinshuis in de huurklasse tussen 450 en 600 gulden, 16% naar een eengezinshuis met een huur boven 600 gulden, 10% naar een eengezinshuis met een koopprijs tussen de 114.000 en 137.000 gulden, 21% naar een eengezinshuis met een koopprijs boven de 137.000 gulden, 9% naar een seniorenwoning en de resterende 19% wordt gevormd door zes woningtypen. In absolute zin gaat het om 82 nieuwbouwwoningen. In onderstaande overzicht wordt per type nieuwbouwwoning aangegeven welke woningtypen in de corporatiesector vrijkomen: • 20 eengezinshuiun in de huurlcJasse tussen de 450 en 600 gulden: 7 eengezinshuizen in de huurklasse tot 350 gulden, 1 idem 350-450 gulden, 1 portiekwoning in de huurklasse tot 350 gulden, 2 galerijwoningen in de huurklasse tot 350 gulden, 1 idem 350-450 gulden, 1 idem 450-600 gulden, 1 HAT-eenheid, 2 maisonnettes, 4 overig/onbekend.
• 13 eengezinshuizen in de huwfdasse vanaf 650 gulden: 1 eengezinshuis in de huurklasse tot 350 gulden, 1 idem 350-450 gulden, 2 idem 450-600 gulden, 1 idem vanaf 600 gulden, 3 galerijwoningen tot 350 gulden, 1 idem 350-450 gulden, 3 idem 450-600 gulden, 1 overig. • 8 eengezinshuiun in de kooplcJasse 114.()()(J..I37.()()(): 1 eengezinshuis in de huurklasse 450-600 gulden, 1 galerijwoning tot 350 gulden, 1 idem 350-450 gulden, 1 HAT-eenheid, 4 overig/onbekend.
20
• 17 eengezinshuizen in de koopklasse boven 137.()()() gulden:
1 eengezinshuis in de huurklasse tot 350 gulden, 5 idem boven 600 gulden, 1 galerijwoning in de huurklasse tot 350 gulden, 5 idem 350-450 gulden, 2 idem 450-600 gulden, 1 HATeenheid, 2 overig/onbekend.
• 7 seniorenwoningen: 1 eengezinshuis huurklasse tot 350 gulden, 1 idem huurklasse 350-450 gulden, 2 galerijwoningen huurklasse 450-600 gulden, 1 seniorenwoning, 2 onbekend/overig.
De verdeling van de beschikbare woningen door de nieuwbouw in de corporatiesector en de verdeling van het soort beschikbare corporatiewoningen als gevolg van nieuwbouw in Tilburg, is in tabel 2.13 weergegeven. Uit de eerste kolom is op te maken dat door nieuwbouw in de corporatiesector vooral goedkope eengezinshuurhuizen zijn vrijgekomen (14% tot 350 gulden en 17% tussen 350 en 450 gulden). Verder is het aandeel galerijwoningen met een huur tussen 350 en 450 gulden aanzienlijk (14%). Uit de tweede kolom wordt duidelijk dat door nieuwbouw in Tilburg in de sector vooral eengezinshuizen in .de huurklasse tot 450 gulden (13%), en galerijwoningen (ongeveer 13% in de drie huurklassen) beschikbaar komen.
Tabel 2.13
Woningen die beschikbaar komen door nieuwbouw in de corporatiesector en corporatiewoningen die beschikbaar komen door nieuwbouw in TIlburg
type
eengezinshuur < 350 eengezinshuur 350-450 eengezinshuur 450-600 eengezinshuur > 600 eengezinskoop < 114.000 portiek < 350 portiek 350-500 galerij < 350 galerij 350-450 galerij 450-600 HAT-eenheid senioren maisonnette overig/onbekend totaal (abs. = 100%)
nieuwbouw in corporatiesector
nieuwbouw in Tilburg
13,5 17,3 1,9 1,9 1,9 5,8 1,9 5,8 13,5 5,8 3,8 1,9 7,7 17,2
13,2 6,6 6,6 9,2 n.v.t. 1,3 0,0 11,8 11,8 14,5 9,2 1,3 2,6 11,8
54
82
bron: verhuisenquête Tilburg, OTB 1991
21
~rtrek-
'l'a_12.14
en aankomstgemeenten
Huishoudens die in 1990 naar en uit de sociale huursector verhuisd zijn, verdeeld naar vertrek- en aankomstgemeente (in %) uit sociaal huurbezit
naar sociaal
Tilburg regionale woningmarkt buiten regionale woningmarkt
84,4 0,9 14,8
48,1 11,2 40,7
totaal
359
437
vertrek-/ aankomstgemeente
huurbezit
bron: verhuisenquête Tilburg, OTB 1991
Bijna 85% van de huishoudens die naar het sociale huurbezit zijn verhuisd, is uit Tilburg afkomstig. De resterende 15% komt bijna volledig uit een gemeente buiten het woningmarktgebied Tilburg. De huishoudens die vertrekken, gaan voor ongeveer de helft naar een gemeente buiten Tilburg. Hiervan blijkt 11% in een gemeente in het woningmarktgebied van Tilburg de nieuwe woning te hebben betrokken (Goirle 4%. Loon op Zand: 2%. Dongen 1% en overig elk minder dan 1%). Ruim 40% is naar een gemeente buiten het woningmarktgebied Tilburg verhuisd.
2.4 Verhuismotieven In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de verhuismotieven. Allereerst worden alle redenen die de respondenten hebben opgegeven, op een rijtje gezet. Hierbij wordt een groepering gemaakt naar motieven in verband met de woning, met de buurt, met het huishouden en met overige redenen. Vanaf paragraaf 2.4.2 wordt doorgegaan op de verhuisredenen van de huishoudens die uit een sociale huurwoning in Tilburg verhuisd zijn naar een andere woning in of buiten Tilburg. Alleen die huishoudens die een woning leeg achtergelaten hebben en reeds zelfstandig in de vertrekwoning woonden, worden vanaf paragraaf 2.4.2 in beschouwing genomen. Ook wordt een relatie gelegd tussen het woningtype en de verhuisreden van de doorstromers. Deze paragraaf geeft verder inzicht in de relatie tussen buurt en verhuismotief. In de paragrafen 2.4.3 en 2.4.4 worden de verhuismotieven van de huishoudens respectievelijk naar leeftijdsklasse en naar grootteklasse weergegeven. De respondenten konden in de enquête maximaal vijf verhuisredenen opgeven.
22
2.4.1 Verhuismotieven van alle verhuisde huishoudens verhuisredenen van de huishoudens hebben in bijna 43% van de gevallen Wbetrekking op de woning. Dit geldt zowel voor de huishoudens die uit, als die ' naar het corporatiebezit zijn verhuisd. Van de verhuisredenen van de groep die naar het corporatiebezit is gekomen, h ruim een kwart betrekking_QP~n verandering in het huishouden (20% van de instromen e ulslióudens is een starter). Klachten over de buurt vormt bijna 17% van de redenen; aangezien bijna 85% reeds in Tilburg woonde voordat het in 1990 naar een corporatiewoning verhuisde, is dit een belangrijke reden. Verder heeft bijna 10% van de verhuisredenen met werk of studie te maken. . Bij de uitverhuisden (per definitie doorstromers) worden minder vaak veranderingen van het huishouden als verhuismotief opgegeven (17%) dan bij de inverhuisden. 19achten over de vorige buurt, waarin de corporatiewoning ligt die verlaten is, vo~en in totaal -bijna 22%~an de verhuisredenen.
WDe
Tabel 2.15 geeft een procentuele verdeling van de verhuisredenen. Aangezien de respondenten maximaal vijf verhuisredenen konden geven, is in tabel 2.16 en alle andere tabellen aangegeven welke fractie van de respondenten een bepaalde verhuisreden heeft genoemd. De huishoudens, die naar het corporatiebezit zijn verhuisd, geven als belangrijkste reden dat hun vorige woning te klein was (23%). Andere redenen die met de woning te maken hebben, worden door nog geen 10% van de respondenten genoemd. In het algemeen zijn de redenen die met het huishouden te maken hebben, van groter belang (tabel 2.16). De 20% starters onder deze huishoudens zorgen ervoor dat een veel genoemde reden het 'zelfstandig gaan wonen' is (20%). Ook 'trouwen/samenwonen' wordt nogal eens genoemd (10%).
Tabel 1.15
Verhuisredenen van huishoudens die in 1990 naar of uit het corporatiebezit in TIlburg verhuisd zijn (in % van het aantal verhuismotieven)
verhuisreden • woning • buurt . verandering in huishouden werk/studie overig totaal aantal redenen
naar corporatiebezit
42,9 16,8 25,6
uit corporatiebezit
42,9 21,7 17,0
9,5 5,2
13,5
1318
1434
5,0
bron: verhuisenquête Tilburg, OTB 1991
23
Tabel 2.16
Verhuisredenen van huishoudens die in 1990 naar of uit het corporatiebezit in Tilburg verhuisd zijn (in % van het aantal respondenten)
verhuisreden i.v.m. woning te klein geen tuin wilde kopen geluidsoYeriast snel beschikbaar vocht/tocht te groot te duur
naar corporatiebezit
uit corporatiebezit
~,1
Z1~
8,7 n.v.t. 8,9 6,0 6,7
12).
geen lift slechte verwarming slechte service woning afgebroken slecht sanitair wilde huren overige klachten
8,5 4,8 5,4 5,6 2,9 2,9 4,6 3,3
12,7 10,8 10,0 6,2 5,4 5,4 5,4 3,9 3,9 3,5 2,1 1,9 n.v.t. 4,6
i,y,m, buurt achteruitgang kleine criminaliteit overlast buurtbewoners vervuilingfverloedering geluidsoYerlast onvoldoende voorzieningen stank overig
,6 6,4 8,3 6,6 5,4 2,5 1,0 3,1
16,6 12,4 10,0 9,3 6,2 1,9 1,9 6,2
9,8 7,5 @ 4,2
'12)1
21,0 11,2 8,5 6,0 3,1
9,2
O~
5,4 3,1
17,6 14,9 7,5 14,7 482
onderhou~tie
i.v.m. huishouden huwelijk/samenwonen dichter bij familie gezondheidjhoge leeftijd geboorte kind zelfstandig wonen (echt)scheiding
~
~9
2mi& dichter bij werk verandering werkkring studie overig aantal respondenten bron: verhuisenquête Tilburg, 01'8 1991
24
cáW ~1,6
519
Verder is het motief 'hoge leeftijd/gezondheid' een factor van betekenis, doordat er relatief veel senioren naar het corporatiebezit zijn verhuisd in 1990 (14%). De studenten die naar een HAT- of studenteneenheid zijn verhuisd in 1990, rgeven als verhuisreden uiteraard 'studie' op (16%). De meeste huishoudens die naar het corporatiebezit verhuisd zijn in 1990, woonden reeds in Tilburg en daarom worden redenen die met het werk te maken hebben, niet zo vaak genoemd. pe redenen waarom huishoudens uit het corporatiebezit zijn verhuisd, hebben meer te maken met de woning en de buurt waarin men gewoond heeft. Een Yogische verklaring hiervoor is dat er uitsluitend doorstromers bij deze verhuizin~en betrokken zijn. De doorstromers geven vaker aan dat niet alleen het verkrijgen van woonruimte van belang is, maar dat de volgende stap in hun wooncarrière van groter belang is. Dit betekent dat er hogere eisen aan de nieuwe woning gesteld worden. De meest genoemde reden is dat de vorige (corporatie)woning te klein was (28%). Daarnaast wilden deze huishoudens vaak een woning met een tuin (22%). Ongeveer een kwart van de uitverhuisden is naar de koopsector verhuisd; het willen kopen van een woning is voor 13% een verhuisreden geweest. Klachten over de vorige woning worden niet zo veel genoemd; de meest genoemde reden (geluidsoverlast) is door 11% van de huishoudens als verhuisreden genoemd. De overige klachten over de woning worden door nog geen 10% genoemd. 'eruit kan worden geconcludeerd dat niet zo zeer de push-factoren (::.!legatieve actoren) van de vorige woning, maar de pull-factoren (=positieve factoren) van \ e aankomstwonjng een belangrijke rol bij hei.Y.erhuizen hehben ~.
I
De buurt heeft in negatief opzicht wel een rol gespeeld bij de beslissing om te verhuizen. Bijna 17% is verhuisd doordat de vorige buurt achteruit is gegaan en daarbij spelen kleine criminaliteit (12%), overlast van buurtbewoners (10%) en vervuiling/verloedering (9%) een rol van betekenis. \ In paragraaf 2.4.3 wordt nader ingegaan op de klachten over de woning per l woningtype en op de klachten over de buurt per SlRW-wijk. De huishoudens die het corporatiebezit verlaten, geven relatief vaak (21%) als verhuisreden 'huwelijk/samenwonen'; deze huishoudens hebben als (startende) alleenstaande een corporatiewoning betrokken en maken nu hun volgende stap in hun wooncarrière. De helft van de huishoudens is uit Tilburg vertrokken en ruim 40% is naar een woning buiten het woningmarktgebied Tilburg vertrokken. Een belangrijke reden daarvoor is dat men dichterbij het werk wil wonen (18%) of dat men van werkkring veranderd is (15%). Het 'studie'-motief is van minder belang (7%).
25
2.4.2 Verhuismotieven in relatie tot de vertrekwoning en de -buurt De verhuisredenen in tabel 2.17 hebben alleen betrekking op de redenen die met de woning te maken hebben. Verder zijn alleen de huishoudens in de analyse betrokken die hun vorige woning leeg achtergelaten hebben. Het onderscheid van portiekwoningen in huurklassen is vervallen, doordat er slechts in beperkte mate uit die portiekwoningen verhuisd is en er daarom te weinig cases per verhuisreden resteren. De belangrijkste reden 'vertrekwoning te klein' is vooral van belang bij de goedkopere eengezinshuurhuizen (30%), de portiekwoningen (42%), de goedko[ pere galerijwoningen (36%) en de HAT-/studenteneenheden (53%). Een woning met een tuin is niet van belang geweest voor de huishoudens uit een eengezinshuis, maar de huishoudens uit alle andere woningtypen (behalve HATen studenteneenheden) noemen dit motief geregeld. Hierbij valt op dat het vooral de huishoudens uit de galerijwoningen met een huur boven de 450 gulden zijn, die dit motief noemen. Het kopen van een woning wordt vooral door de huishoudens in de duurdere eengezinshuizen genoemd. De hogere woonlasten van een huurwoning verschillen niet zo veel van de woonlasten van een koopwoning en daarnaast is het kopen van een woning nog de enige manier om de woonsituatie te verbeteren voor deze huishoudens. Het zijn dan ook huishoudens met een hoger inkomen die de duurdere eengezinshuizen verlaten (zie ook paragraaf 5).
Tabel 2.17
Verhuisredenen gerelateerd aan· de vertrekwoning die leeg achtergelaten is, onderscheiden naar type vertrekwoning (in % van het aantal respondenten)
verhuisreden
te klein wilde een tuin wilde kopen geluidsoverlast vocht/tocht te groot te duur onderhoudssituatie overige klachten aantal resp.
egh* <350
egh 350450
egh egh 450- >600 600
por- galerij galerij galerij tiek <350 450350450 600
30,0 n.v.t.
n.v.t.
26,3 n.v.t. 31,6
42,1 31,6
25,0 0,0
33,3 33,3 40,0 0,0
0,0 n.v.t. 45,0 0,0
15
19
20
* egh = eengezinshuur - = minder dan 5 cases bron: verhuisenquête Tilburg, OTB 1991
26
13,0 54,3 19,6 13,0
0,0
0,0
0,0
0,0
20
0,0
35,9 28,2 15,4 23,1
0,0 0,0 0,0 0,0 19
12,8 0,0 39
52,1 25,0 14,6 10,4
12,5 10,4 10,4
46
48
stud. HAT
tötaal
52,7 12,1 5,5
'1:7,8 12,2 12,7 10,8 6,2 5,4 5,4 5,4 4,6
0,0 7,7
91
482
~ -
De verhuisreden 'woning te groot' wordt nauwelijks genoemd, maar in de eengezinshuizen (met een huur tot 450 gulden) is dit een veel genoemde reden. Het zijn vooral oudere huishoudens die deze reden opgeven. Klachten over de vorige woning worden niet veel genoemd (zie ook paragraaf 2.4.2). Enkele opvallende klachten per woningtype die als verhuismotief zijn genoemd, zijn: - geluidsoverlast in de eengezinshuizen met een huur tussen 350 en 450 gulden (33%) en de galerijwoningen met een huur onder de 350 gulden (23%); - vocht en tochtproblemen in de eengezinshuizen met een huur tussen de 350 en 450 gulden (33%). Verhuismotieven die met de vertrekbuurt te maken hebben, worden relatief veel genoemd (zie tabel 2.16). Uitgesplitst naar STRW-wijk geeft het volgende beeld: - achteruitgang buurt (totaal 17%): in de STRW-wijken Oerle (29%), Nieuw Groenewoud (45%), Wandelbos (19%), Stokbasselt (44%) en Heikant (23%) is deze reden door relatief veel huishoudens genoemd; - kleine criminaliteit (totaal 12%): in de wijken Centrum (22%), Oerle (24%), KorveljSt. Anna (27%), Wandelbos (16%), Stokbasselt (16%), Heikant (14%) en Quirijnstok (15%) wordt dit verhuismotief relatief veel genoemd; - overlast buurtbewoners (10%) wordt relatief veel genoemd in de STRW-wijken KorveljSt.Anna (19%), Jeruzalem (67%), Stokbasselt (16%), Heikant (9%) en Quirijnstok (9%); - vervuiling/verloedering (totaal 9%) is van belang als verhuisreden voor de huishoudens uit Stokbasselt (31 %). 2.4.3 Verhuismotieven en leeftijdsklasse Huishoudens uit de leeftijdsklasse 15-24 jaar geven als belangti·kste verhuisreden aan dat de vorige woning te klein was (49%). Dit zijn relatief vaak de (ex)bewoners Y!'" HAT- en stu~1!te~.!!heden. Verder staan huishoudens uit deze leeftijdsklasse aan het begin van hun wooncarrière en hebben ze als startend huishouden een woning geaccepteerd die relatief klein is, of is er sprake van het starten van een relat!e (is door 32% genoem~). _ Verder zijn redenen die met werk of studie te maken hebben van belang. De huishoudens uit de leeftijdsklasse 25-34 jaars tellen hogere eisen aan hun nieuwe woning en het zijn dan ook vooral de ull-factoren die een rol spelen bij hun beslissin te verhuizen. Het kopen van een woning- (17%) en een woning met een tuin (29%) zijn naast de te kleine ~oning (37%) veel genoemde redenen. De verandering van het hUiShOUdet·s ook een -belangrij~edell; huwelijk/samenwonen wordt door 26% genoe d en de geboorte van een kind is als motief door 12% aangegeven.
~lV 27
Tabel 2.18
Verhuisredenen van huishoudens die in 1990 uit het corporatiebezit in Tilburg verhuisd zijn, onderscheiden naar leeftijdsklasse (in % van het aantal respondenten) leeftijdsklasse
verhuisreden 15-24
25-34
35-54
55+
48,6
37,2 28,6 16,8 12,8 6,1
20,6 33,3 17,6 14,7 8,8
6,9 8,3
4,6 4,1
7,8
i.v.m. woW te klein geen tuin wilde kopen geluidsoverlast vocht/tocht te groot te duur onderhoudssituatie geen lift overige klachten i.y.m. buurt achteruitgang kleine criminaliteit overlast buurtbewoners vervuiling/verloedering geluidsoverlast overig i.v.m. huishouden huwelijk samenwonen dichter bij familie gezondheidjhdge leeftijd geboorte kind
30,6
0,0
0,0 32,4
8,3 12,5
totaal
27,8 22,2 12,7 10,8 6,2 5,4 5,4 5,4 3,9 4,6
3,6
0,0 7,8
10,2 13,8 9,7 10,2 7,1 8,2
29,4 13,7 13,7 12,7 7,8 6,9
31,9
25,5 7,7
15,7 9,8
2,8 22,2 · 43,1
21,0 11,2 8,5 6,0
13,7 5,9
0,0
17,6 14,9 7,5 14,7
0,0
12,5 6,9 9,7 6,9 8,3
12,2
16,6 12,4 10,0 9,3 6,2 6,2
2mÎ& dichter bij werk verandering werkkring studie overig aantal respondenten
16,2 18,9 16,2 13,5 37
23,5 21,4 4,6 12,8 196
9,8 102
0,0 23,6 72
482
- = minder dan 5 cases bron: verhuisenquête Tilburg, DTB 1991
L Daarnaast zijn redenen die met het werk te maken hebben, van belang gew::V (dicht bij werk noemt 24% en verandering van werkkring noemt 21%). In de leeftijdsklasse 3 - 4 'aar nemen de veranderin en in het huishouden en de werkmotieven een minder belangrijke rol in. Van groter belang zijn de verbetering van de woonsituatie door te verhuizen naar een meer aantrekkelijke woning (tuin 33%, kopen 18%). Daarnaast spelen verhuismotieven die met de buurt te maken hebben, een belangrijke rol (buurt gaat achteruit: 29%, overlast buurtbewoners 14%, kleine criminaliteit 14% en vervuiling/verloedering 13%). ({ De senioren geven als belangrijkste verhuisreden 'g~wndheid ho e leeftïd', waarbï het slechter ter been zijn en de beho~aan een llft een rol spelen
28
(13%). De woningen zijn ook vaak te groot geworden (31%) en men wil graag dichter bij familie wonen (22%). Verder speelt de achteruitgang van
2.4.4 Verhuismotieven en huishoudensgrootte De alleenstaanden geven aan dat het aangaan van een relatie (35%) een belangrijk motief is geweest om te verhuizen. Hiermee hangt samen dat de vertrekwoning te klein was (38%). De alleenstaanden (vaak jongeren) noemen verder relatief veel verhuismotieven in relatie tot werk en studie.
Tabel 2.19
Verhuisredenen van huishoudens die in 1990 uit het corporatiebezit in Tilburg verhuisd zijn, onderscheiden naar huishoudensgrootte (in % van het aantal respondenten)
verhuisreden i.v.m. woning te klein geen tuin wilde kopen geluidsoverlast vocht/tocht te groot te duur onderhoudssituatie geen lift overige klachten i.v.m. buurt achteruitgang kleine criminaliteit overlast buurtbewoners vervuiling/verloedering geluidsoverlast overig i,v,m, huishQ!.I!I!,n huwelijk/samenwonen dichter bij familie gezondheid/hoge leeftijd geboorte kind
~
1 persoon
2 personen
3 personen
37,7 16,0 8,6 8,6 4,6 5,7 6,9 5,7 4,6 2,9
16,2 33,1 18,5 13,1 6,2 9,2
27,5 37,3 17,6
12,0 11,4 8,6 7,4 5,1 8,6
20,8 16,2 9,2 13,1 9,2 5,4
34,9 10,3 7,4
7,7 13,1 15,4 8,5
16,0 17,1 8,0 15,4 175
20,0 13,8
9,8
14,3 11,9
11,5 130
11,8 51
11,9 42
13,7 7,8
6,2 6,2 3,8
4 personen
totaal
21,4 23,8 21,4 19,0 11,9 0,0
27,8 22,2 12,7 10,8 6,2 5,4 5,4 5,4 3,9 4,6
0,0 0,0
21,6 11,8 11,8 9,8
11,8 0,0 23,5
33,3 16,7 19,0 16,7 11,9
11,9
16,6 12,4 10,0 9,3 6,2 6,2 21,0 11,2 8,5 6,0
~ dichter bij werk verandering werkkring studie overig aantal respondenten
17,6 14,9 7,5 14,7 482
- = minder dan 5 cases bron: verhuisenquête Tilburg, DTB 1991
29
De tweepersoonshuishoudens noemen het verbeteren van de woonsituatie door te verhuizen als belangrijk verhuismotief; een woning met een tuin (33%) en het kopen van een woning (19%). De werkmotieven spelen ook een rol van betekenis (dichter bij werk: 20% en verandering van werkkring 14%). De klachten over de buurt worden vaker genoemd dan bij de alleenstaanden. De geboorte van een kind is ook een verhuismotief (9%). Voor de driepersoons- of grotere huishoudens is de verbetering van de woonsituatie (kopen en een woning met een tuin) belangrijk. Klachten over de woning (geluidsoverlast: 19% van de vier- of meerpersoonshuishoudens en vocht/tochtproblemen) worden door de grotere huishoudens genoemd. Daarnaast zijn ook de klachten over de buurt een veel genoemde verhuisreden, die vooral door de vier- of meerpersoonshuishoudens wordt genoemd. De driepersoonshuishoudens noemen de geboorte van een kind (24%) eveneens vaak als verhuisreden.
iJ iJ
De alleenstaanden staan vaak nog aan het begin van hun wooncarrière en daarom noemen zij verhuisredenen die te maken hebben met de grootte van de woning en de veranderingen in het huishouden. De grotere huishoudens zijn veelal ..verder gevorderd in hun wooncarrière en geven de verbetering van de woonsituatie en de klachten over de buurt als verhuismotief.
2.S Veranderingen in bewonerssamenstelling In deze paragraaf wordt ingegaan op de veranderingen die een gevolg zijn van de verhuizingen in 1990. Bekeken wordt welke veranderingen opgetreden zijn in de verschillende woningtypen, die reeds in paragraaf 2.3 aan de orde zijn geweest. Per woningtype worden de belangrijkste veranderingen in de samenstelling van de bevolking aangegeven. Aandacht wordt besteed aan de volgende huishoudenskenmerken: leeftijd, inkomen, grootte en positie op de woningmarkt (starter of doorstromer). Bekeken wordt welke huishoudens de woningtypen in de corporatiesector in Tilburg verlaten hebben en welke ernaar toe verhuisd zijn. Voor een cijfermatige onderbouwing wordt verwezen naar bijlage 2.
1. eengezinshuis huur onder 350 gulden
- de in- en uitstroom naar en uit dit woningtype speelt zich vooral af in de leeftijdsklasse boven de 35 jaar. Er gaan meer senioren weg en er komen wat meer jongere huishoudens naar dit type; - de huishoudens die uitverhuizen, bestaan overwegend uit twee of drie personen en de instromende huishoudens zijn vooral in de categorieën van twee personen en alleenstaanden te vinden; - de huishoudens die vertrekken en die naar dit type toekomen, hebben voor het grootste deel een inkomen tussen de 1100 en 2500 gulden en het aandeel
30
"
van de aandachtsgroep van het volkshuisvestingsbeleid is daardoor in beide categorieën groot; - huishoudens die naar dit woningtype verhuizen, zijn bijna alle doorstromers. 2. eengezinshuis huur tussen 350 en 450 gulden
zowel de leeftijdsklasse 25-35 jaar als die van 55 + verhuizen uit dit type en instromend zijn de huishoudens uit de leeftijdsklassen tussen de 25 en 55 jaar; het zijn vooral de tweepersoonshuishoudens die in 1990 uitverhuisden en ernaar toe kwamen vooral de driepersoons- en grotere huishoudens; het inkomen van de vertrekkende en instromende huishoudens is voor het grootste deel in de klasse tussen 1100 en 2500 gulden te vinden, maar bij de uitstromende huishoudens heeft een deel (21%) een inkomen tussen 2500 en 3500 gulden; de aandachtsgroepen van het volkshuisvestingsbeleid zijn in beide groepen groot; in de instromende groep behoort maar liefst 85% van de' huishoudens tot deze aandachtsgroepen; instromend zijn bijna uitsluitend doorstromers op de woningmarkt.
3. eengezinshuis huur tussen 450 en 600 gulden met name huishoudens uit de leeftijdsklasse 35-54 jaar verlaten dit woningtype, en huishoudens uit zowel de leeftijdsklasse van 25-34 als die van 35-54 jaar verhuizen ernaar toe; uitstromend zijn vooral driepersoonshuishoudens en ernaar toe zijn huishoudens verhuisd die vooral uit twee en vier personen bestaan; de uitstromende huishoudens hebben met name een inkomen boven de 2500 gulden, terwijl de huishoudens die naar dit woningtype gekomen zijn, vaak een inkomen tussen de 1100 en 2500 gulden hebben; de aandachtsgroep van het volkshuisvestingsbeleid onder de vertrekkende huishoudens is zeer klein, terwijl van de instromende huishoudens juist een groot deel wel ertoe behoort; bijna uitsluitend doorstromers verhuizen naar dit woningtype. 4. eengezinshuis huur vanaf 600 gulden - de vertrekkende huishoudens zijn in de leeftijdsklasse 35-54 jaar te vinden en de huishoudens die naar dit type komen, zijn zowel in de leeftijdsklasse 25-34 jaar als in de klasse 35-54 jaar te vinden; vooral de drie- en vier- of meerpersoonshuishoudens verhuizen uit dit woningtype en zij worden afgelost door huishoudens die uit twee, drie of vier en meer personen bestaan; de hogere-inkomensklassen (tussen 2500 en 5000 gulden) behoren overwegend tot de vertrekkers en de instromers zijn vooral in de inkomensklassen tussen de 1100 en 3500 gulden te vinden; in de instroom behoren meer huishoudens tot de aandachtsgroepen van het volkshuisvestingsbeleid dan in de uitstroom; uitsluitend doorstromers zijn in dit woningtype terecht gekomen. 31
5. portiekwoning - uit de portiekwoningen zijn vooral huishoudens uit de leeftijdsklasse 25-34 jaar verhuisd en naar dit type zijn huishoudens uit dezelfde leeftijdsklasse maar ook (een geringer aantal) uit de leeftijdsklasse 35-54 jaar gekomen; de in- en uitstroom bestaan vooral uit alleenstaanden en tweepersoonshuishoudens; de uitstroom is vooral te vinden in de inkomensklasse tussen 1100 en 2500 gulden, maar ook de hogere-inkomensklassen verlaten in beperkte mate de portiekwoning. De instroom is ook vooral in de inkomensklasse tussen 1100 en 2500 gulden te vinden. De lagere-inkomensklasse stromen meer dan er vertrekken; het aandeel van de aandachtsgroepen van het volkshuisvestingsbeleid is bij de vertrekkers geringer dan bij de huishoudens die naar c;lit woningtype verhuizen (39%); een kwart van de huishoudens die naar een portiekwoning verhuisd zijn, is een starter op de woningmarkt.
m
6. galerijwoning huur onder 350 gulden huishoudens uit de leeftijdsklasse tussen 25 en 34 jaar vormen het grootste deel van de uitstromers; daarnaast verlaten in geringere mate de hogere leeftijdsklassen ook dit type. Naar een galerijwoning met een huur onder 350 gulden verhuizen vooral de jongere huishouden en in mindere mate de huishoudens uit de leeftijdsklasse tussen 25 en 34 jaar; de in- en uitstroom bestaan voor het grootste deel uit een- en tweepersoonshuishoudens, waarbij de instroom vooral uit alleenstaanden bestaat; de uitstromende huishoudens hebben gemiddeld een hoger inkomen dan de instromende huishoudens, maar beide groepen bestaan vooral uit de inkomensgroep 1100 tot 2500 gulden; . zowel de huishoudens die vertrekken uit als de huishoudens die naar een galerijwoning met een huur onder 350 gulden verhuizen, zijn voor circa 40% tot de aandachtsgroepen van het volkshuisvestingsbeleid te rekenen; - ruim 40% van de instromende huishoudens is een starter op de woningmarkt.
7. galerijwoning huur tussen 350 en 450 gulden - de vertrekkende huishoudens zijn voor meer dan de helft te vinden in de leeftijdsklasse 25-34 jaar, de rest in de hogere leeftijdsklassen. Van de instromende huishoudens is ook het grootste deel in de leeftijdsklasse 25-35 jaar te vinden (44%); 22% komt uit leeftijdsklasse 15-24 jaar; de uitstroom bestaat uit vooral tweepersoonshuishoudens en de instroom uit alleenstaanden en in iets mindere mate uit tweepersoonshuishoudens; er vertrekken meer huishoudens met een hoger inkomen dan er naar toe verhuizen, waarbij de instroom vooral uit huishoudens uit de inkomensklasse tussen de 1100 en 2500 gulden bestaat; het aandeel van de aandachtsgroep van het volkshuisvestingsbeleid is ongeveer éénderde en iets groter dan bij de vertrekkers;
32
- bijna 17% van de instromende huishoudens is starter. 8. galerijwoning huur tussen 450 en 600 gulden
zowel de uit- als de instroom bestaat voor ruim 43% uit huishoudens in de leeftijdsklasse 25-34 jaar, waarbij de instroom gemiddeld jonger is dan de uitstroom; er vertrekken en komen vooral alleenstaanden en tweepersoonshuishoudens, waarbij de alleenstaanden in de groep die naar dit woningtype verhuist, groter · is dan de tweepersoonshuishoudens. In de groep vertrekkers is dat andersom; de uitstroom heeft een hoger inkomen dan de instroom, waarvan de meeste huishoudens in de inkomensklasse van 1HlO tot 2500 gulden per maand vallen; - de aandachtsgroep van het volkshuisvestingsbeleid is bij de inverhuisden groter (40%) dan bij de vertrekkers (21%); - 18% van de instromers is een starter op de woningmarkt. De HAT/studenteneenheden en de seniorenwoningen zijn zeer specifieke woningtypen en de huishoudens die er wonen vormen ook een speciale groep. De bespreking van de in- en uitstroom levert geen opzienbarende gegevens op. Voor deze woningtypen wordt verwezen naar bijlage 2.
2.6 Tevredenheid
In paragraaf 2.6.1 komt de vraag aan de orde of de huishoudens, die recent verhuisd zijn, naar tevredenheid in hun nieuwe woning wonen. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de huishoudens die nu in een sociale huurwoning in Tilburg wonen en zij die uit een dergelijke woning verhuisd zijn. Van de huishoudens, die uit Tilburg verdwenen zijn, wordt op een rijtje gezet hoeveel er eigenlijk in Tilburg hadden blijven wonen als de woning, die zij zochten, ook beschikbaar was. De redenen van ontevredenheid van huishoudens die nu in een corporatiewoning wonen, worden besproken en hierbij wordt per woningtype bekeken wat die redenen zijn. In vervolg hierop worden in paragraaf 2.6.2 mogelijk nieuwe verhuisplannen van de recent verhuisden naar een corporatiewoning in Tilburg bekeken en deze verhuisplannen worden onderscheiden naar buurt en woningtype waar de huishoudens wonen. 2.6.1 Tevredenheid over de huidige woning Aan de respondenten is gevraagd of zij in de woning van hun voorkeur terecht zijn gekomen of dat zij liever naar een andere woning waren verhuisd. In tabel 2.20 zijn de antwoorden gerubriceerd. Ongeveer 30% in beide groepen is naar een woning verhuisd die niet de eerste voorkeur heeft. Zo'n 61% geeft aan wel in een woning te wonen die de eerste voorkeur heeft.
33
In tabel 2.21 wordt nader ingegaan op de groep huishoudens die uit Tilburg vertrokken is. Gevraagd is of men in Tilburg was blijven wonen wanneer de gewenste woning in Tilburg wel beschikbaar was geweest. Slechts 15% geeft aan dat zij liever in Tilburg was blijven wonen als daar een woning beschikbaar was die zij zochten. Ruim driekwart geeft aan dat ze Tilburg niet met tegenzin verlaten heeft. De huishoudens die liever in Tilburg waren blijven wonen, behoren relatief vaak tot de huishoudens in de middelbare leeftijdsklassen (30% van de vertrokken huishoudens in de leeftijdsklasse 35-54 jaar). Ze bestaan relatief vaak uit drie of meer personen (28% van de vertrokken huishoudens uit de grootteklasse wil liever in Tilburg wonen). Ten slotte blijkt dat de huishoudens die liever in Tilburg waren blijven wonen, een relatief hoog inkomen hebben. In totaal wordt dat gesteld door 25% van de vertrokken huishoudens met een netto-inkomen tussen de 3500 en 5000 gulden.
De groep huishoudens die momenteel in een corporatiewoning in Tilburg woont, die niet de eerste voorkeur heeft, is in tabel 2.22 nader verdeeld over de verschillende woningtypen. Het blijkt dat de bewoners van de eengezinshuizen in alle huurklassen een gemiddelde score hebben op de vraag of men in de woning van zijn of haar voorkeur woont; een iets negatiever oordeel geven de huishoudens die in 1990 naar een eengezinshuis met een huur tussen de 350 en 450 gulden zijn verhuisd (38% niet in woning van eerste voorkeur) en iets positiever zijn de huishoudens die in een woning met een huur tussen 450 en 600 terecht zijn gekomen (26% ). Een veel groter deel van de huishoudens die naar een portiekwoning met een huur onder de 350 gulden, naar een galerijwoning met een huur onder de 350 gulden en naar een galerijwoning met een huur tussen 350 en 450 gulden zijn verhuisd, geeft een negatiever oordeel: respectievelijk 46, 45 en 48%. De huishoudens in een duurdere galerijwoning geven een gemiddelde score, maar de nieuwe bewoners van een seniorenwoning zijn voor verreweg het grootste deel in de woning van hun eerste voorkeur terecht gekomen (83%). De respondenten die niet in de woning van hun eerste voorkeur terecht zijn gekomen, hebben aangegeven wat er aan die woning mankeert. Dit is in tabel 2.23 uitgewerkt. De meeste huishoudens vinden hun huidige woning te klein; ruim 46% geeft aan dat men liever meer kamers had willen hebben. Met name de bewoners van de goedkopere galerijwoningen geven dit aan (huur tot 350 gulden en huur tussen 350 en 450 gulden). De bewoners van een HAT- of studenteneenheid noemen dit zelfs in 84% van de gevallen. In totaal geeft 36% aan dat ze liever in een andere wijk waren gaan wonen; meer dan gemiddeld wordt dit gemeld door huishoudens die naar een woning verhuisd zijn in Hasselt, KorveljSt.Anna, Nieuw Groenewoud, Wandelbos, Reeshof, Stokbasselt en Heikant.
34
Tabel 2.20
Huidige woning wel of niet eerste voorkeur, onderscheiden naar verhuizing naar of uit het sociale huurhezit in Tilburg (in %) naar sociaal huurbezit
uit sociaal huurbezit
eerste voorkeur niet de eerste voorkeur weet niet
61,1 31,3 7,6
61,6 29,8 8,6
totaal (abs. = 1()0%)
51:1
453
bron: verhuisenquête Tilburg, OTB 1991
Tabel 2.21
Wel of niet in TIlburg blijven wonen wanneer er een gewenste woning beschikbaar was geweest (in %)
~ nee weet niet
~ 76,7 8,4
totaal (abs. = 100%) bron: verhuïsenquête Tilburg, OTB 1991
Tabel 2.22
Huidige woning wel of niet eerste voorkeur, onderscheiden naar woningtype en huurklasse in de sociale huursector in Tilburg (in
%) wo~/huur~
eerste voorkeur
niet eerste voorkeur
eengezinshuur < 350 eengezinshuur 350-450 eengezinshuur 450-600 eengezinshuur > 600 portiek < 350 portiek 350-500 galerij < 350 galerij 350-450 galerij 450-600 HAT /studenteneenh. seniorenwoning overig
63,2 58,3 66,7 65,0 54,5 75,0 37,9 50,0 65,5 58,8 82,6 59,0
31,6 37,5 25,5 30,0 45,5 (25,0) 44,8 48,0 29,1 31,9 17,4 37,7
(5,3) (4,2) (7,8) (5,0) 0,0 0,0 17,2 (2,0) (5,5) 9,2 0,0 (3,3)
totaal
61,1
31,3
7,6
weet totaal niet (abs. = 1()0%) 19 24 51
20 11 8 29 50 55 119
46 61
51:1
o
= minder dan 5 cases bron: verhuisenquête Tilburg, DTB 1991
35
Tabel 2.23
Redenen dat de huidige woning niet de voorkeur heeft van huishoudens die in 1990 naar een corporatiewoning in Tilburg zijn verhuisd (in %)
liever meer kamers liever in een andere wijk liever een ander type liever betere kwaliteit liever een goedkopere woning liever een koopwoning liever in een andere gemeente liever minder kamers overig aantal respondenten
46,2 35,5 32,0 16,0 13,0
11,8 3,6
3,0 21,3 165
bron: verhuisenquête Tilburg, OTB 1991
Een ander type woning wordt gewenst door 32% van de huishoudens, die niet naar de woning van hun eerste voorkeur verhuisd zijn. Dit wordt vooral genoemd door huishoudens in de galerijwoning met een huur tussen de 350 en 450 gulden, door huishoudens in een eengezinshuis met een huur tussen 450 en 600 gulden en door huishoudens in een studenten/HAT-eenheid. Een betere kwaliteit wordt door 16% gewenst; een uitsplitsing naar woningtype is niet meer mogelijk door het beperkte aantal cases in deze antwoordcategorie. 2.6.2 Verhuisplannen Ten slotte wordt in tabel 2.24 ingegaan op de huidige verhuisplannen van de huishoudens die in 1990 naar een corporatiewoning in Tilburg zijn verhuisd. Gevraagd is of men binnen twee jaar gaat verhuizen. Van alle huishoudens zegt 41 % dat men geen verhuisplannen heeft en 22% weet het niet. Ongeveer 21% gaat eventueel verhuizen. Dit betekent dat ruim 16% zekere verhuisplannen heeft. Uitgesplitst naar woningtype blijkt dat van de huishoudens in de galerijwoningen met een huur onder de 350 gulden ruim 30% zekere verhuisplannen heeft. Hetzelfde geldt voor de huishoudens in de HATfstudenteneenheden. Helemaal geen verhuisplannen hebben vooral de huishoudens in de duurste eengezinshuizen (huur tussen 450 en 600 gulden: 55% geen verhuisplannen en 39% weet het niet, huur boven 600 gulden: 60% geen verhuisplannen en 20% weet het niet) en in de seniorenwoningen (83% geen verhuisplannen).
36
Tabel 2.24
Verhuisplannen van huishoudens die in 1990 naar een corporatiewoning in Tilburg verhuisd zijn (in %)
verhuisplannen
0,6 15,7
heeft al andere huisvesting verhuist zeker verhuist eventueel geen verhuisplannen weet niet
21,1 40,8 21,8
totaal (abs.= 100%)
527
bron: verhuisenquête Tilburg, OTB 1991
2.7
Samenvatting
Huishoudens
Ruim 20% van de huishoudens die in 1990 naar het corporatiebezit zijn verhuisd, is een starter op de woningmarkt. Met name bij Woonstad zijn veel nieuwe huurders starters. De doorstromers zijn vooral bij TBV te vinden (84%) en circa 75% van de huurders bij SVW en VVT is doorstromer. In het algemeen zijn het de huishoudens tot 35 jaar die uit en naar het corporatiebezit verhuizen. De vertrekkende huishoudens zijn voor bijna de helft tussen de 25 en 34 jaar, terwijl van de instromende huishoudens 30% jonger dan 35 jaar is. De meeste jongeren zijn naar het Woonstadbezit verhuisd. Het SVW- en TBVbezit is relatief vaak betrokken door senioren. De VVT ziet vooral huishoudens uit de leeftijdsklasse 25-34 jaar naar het bezit komen. Veel (55%) alleenstaanden verhuisden in 1990 naar een sociale huurwoning. Iets minder dan de helft van de vertrekkers is ook een alleenstaande. Het Woonstadbezit wordt betrokken of verlaten door bijna uitsluitend alleenstaanden. De overige drie corporaties zien (naast vooral alleenstaanden) relatief meer drie- en vierpersoonshuishoudens vertrekken en komen. Instromend zijn de lagere inkomensklassen (tussen de 1100 en 1835 gulden) en uitstromend zijn de hogere inkomensklassen. Het Woonstadbezit is vooral het 'domein' van de lagere inkomensgroepen. Uit het SVW- en TBV-bezit vertrekken de meeste hoge inkomensgroepen. Uit het VVT-bezit vertrekken vooral huishoudens met een inkomen tussen 1100 en 1835 gulden. Ruim driekwart van de instromende huishoudens behoort tot de aandachtsgroep van het volkshuisvestingsbeleid. Uitstromende huishoudens behoren in 50% van de gevallen tot deze groep. Woningtypen
Huishoudens die in 1990 naar het bezit zijn verhuisd, komen vooral uit Tilburg en laten in 72% van de gevallen een woning in de sociale huursector achter. De huishoudens, die vertrokken zijn in 1990, zijn voor de helft in Tilburg gebleven 37
en een groot deel daarvan (63%) binnen de sociale huursector. Een kwart van de vertrekkers heeft een woning gekocht in Tilburg. Veel vertrekkers blijken voormalige huurders van studenten- en RAT-eenheden te zijn. In 1990 is uit eengezinshuizen met een huur tot 600 gulden, seniorenwoningen en uit portiekwoningen weinig verhuisd. Uit galerijwoningen met een huur tot 450 gulden en uit de HATfstudenten-eenheden is relatief veel verhuisd. De aankornstwoningen in Tilburg zijn voor de helft eengezinshuizen en deze zijn in de goedkopere en middengroepen van de huur- en koopprijsklassen te vinden. Woningen in galerijflats met een huur tot 450 gulden worden nauwelijks betrokken. Het blijkt dat uit de eengezinshuizen veel naar een ander eengezinshuis in de sociale huursector is verhuisd. Door nieuwbouw in de corporatiesector zijn vooral goedkope eengezinshuurhuizen vrijgekomen (14% tot 350 gulden en 17% tussen 350 en 450 gulden). Verder is het aandeel galerijwoningen met een huur tussen 350 en 450 gulden aanzienlijk (14%). Door nieuwbouw in Tilburg zijn in de corporatiesector vooral eengezinshuizen in de huurklasse tot 450 gulden (13%) en galerijwoningen (ongeveer 13% in de drie huurklassen) beschikbaar gekomen. De huishoudens die uit Tilburg vertrokken zijn, hebben in 56% van de gevallen een eengezinshuis betrokken. Hierbij zijn relatief veel woningen in de hogere koop- en huurklassen. Andere gemeenten in het woningmarktgebied Tilburg zijn nauwelijks betrokken c.q. verlaten bij verhuisstromen van en naar de sociale huursector in Tilburg. Verhuismotieven
Van alle verhuisredenen heeft 43% betrekking op de woning. Dit geldt voor de in- en de uitverhuisden. De motieven om naar een sociale huurwoning te verhuizen heeft in 20% te maken met het huishouden (starten of samenwonen). Klachten over de buurt is bij de groep uitverhuisden van belang (22%). De belangrijkste verhuisreden is de te kleine woning: 23% van de inverhuisden en 28% van de uitverhuisden noemt dat. Huishoudens die uit de goedkopere eengezinshuurhuizen, portiekwoningen en goedkopere galerijwoningen en HAT/studenteneenheden verhuizen, noemen dit motief relatief vaak. De overstap naar de koopsector wordt vooral vanuit de duurdere eengezinshuurhuizen gemaakt. Het zijn niet zozeer de push-factoren (negatieve factoren) van de (Corporatie)woning, maar vooral de pull-factoren (positieve factoren) van de aankomstwoning die een belangrijke rol spelen bij de beslissing om te verhuizen. Een negatief oordeel over de buurt heeft wel een rol gespeeld bij de huishoudens die een corporatiewoning hebben verlaten. Vooral in de STRW-wijken Oerle, Wandelbos, Stokhasselt, Korvel/St. Anna, Heikant en Ouirijnstok worden buurtfactoren genoemd. De jongeren en alleenstaanden verhuizen vaak omdat de woning te klein is. Zij staan vaak aan het begin van hun wooncarrière en/of vormen een groter huishouden. De oudere en grotere huishoudens zijn vaak verder gevorderd in
38
hun wooncarrière en streven vooral naar een verbetering van hun woonsituatie; ze willen een eengezinshuis kopen en noemen relatief vaak klachten over de buurt. De huishoudens tot 35 jaar en de tweepersoonshuishoudens noemen de verandering van het huishouden als reden en ook de motieven in verband met het werk zijn van belang. De senioren willen vaak gelijkvloers, bij familie en kleiner wonen.
Tevredenheid Van de huishoudens die in 1990 uit of naar het sociale huurbezit zijn verhuisd, woont 30% niet in de woning van zijn eerste voorkeur. Van de huishoudens die uit Tilburg vertrokken zijn, zou 15% een woning in Tilburg hebben geaccepteerd, als die beschikbaar was. De 30% huishoudens die niet in de sociale huurwoning van zijn eerste voorkeur woont, heeft relatief vaak een portiekwoning (huur onder 350 gulden) of een galerijwoning (huur tot 450 gulden) betrokken. De redenen dat deze huishoudens niet in de woning van de eerste voorkeur wonen, hebben betrekking op de geringe grootte van de woning (goedkopere galerijwoningen en HAT-eenheden), de wijk (vooral huishoudens in Hasselt, Korvel/St. Anna, Nieuw Groenewoud, Wandelbos, Reeshof, Stokhasselt en Heikant) en het woningtype (galerijwoning met huur tussen 350 en 450 gulden, eengezinshuis met huur tussen 450 en 600 gulden en HAT-eenheden). In totaal heeft 16% van de huishoudens die in 1990 naar het corporatiebezit zijn verhuisd, weer zekere verhuisplannen. Relatief veel komt dit voor bij bewoners van galerijwoningen (huur tot 350 gulden) en HAT-eenheden.
39
40
3 INGESCHREVEN WONINGZOEKENDEN IN TILBURG
3.1 Inleiding In dit onderzoeksdeel is een analyse gemaakt van het woningzoekendenbestand van de Stichting Tilburgse Registratie Woningzoekenden (STRW). Op deze wijze wordt inzicht verkregen in de woningvraag van verhuisgeneigde huishoudens die meer actief op de woningmarkt zijn. De onderzoeksvragen die aan de orde komen zijn: - welke huishoudens hebben zich ingeschreven als woningzoekende; - in welke delen van de woningvoorraad wonen de woningzoekenden; - naar welke delen van de woningvoorraad willen de woningzoekenden verhuizen; - in hoeverre sluiten de woonwensen van de woningzoekenden aan op de woningtoewijzingen? Sinds 1 mei 1982 zijn de registratie en toewijzing van woonruimte in Tilburg centraal georganiseerd. De registratie van de woningzoekenden en de toewijzing van woningen vindt plaats binnen de Stichting Tilburgse Registratie Woningzoekenden (STRW), waarin de vier corporaties en de gemeente deelnemen. Alle gegevens van woningzoekenden zijn in één centraal gegevensbestand opgeslagen. Vanuit dit bestand worden, in gezamenlijk overleg tussen de corporaties en de gemeente, alle vrijkomende woningen toegewezen. De woningzoekenden hoeven zich dus slechts bij één woningbouwvereniging in te schrijven, om voor de woningen van alle Tilburgse woningbouwverenigingen in aanmerking te komen. Het woningzoekendenbestand is opgedeeld in een actief bestand (deze woningzoekenden draaien mee in de toewijzing) en een passief bestand (voor deze woningzoekenden wordt niet actief bemiddeld, zij hebben aangegeven voorlopig nog niet geholpen te willen worden en blijven in het passieve bestand tot het moment waarop zij zelf aangeven weer mee te willen draaien in de toewijzing). In verband met de introductie van het nieuwe systeem is het woningzoekendenbestand in 1991 niet opgeschoond. Op basis van de vervuilingscijfers in de jaren
41
1985-87 moet daarom rekening worden gehouden met een vervuiling van het bestand van circa 25%. De opschoning vindt in 1992 plaats. In september 1991 bestaat het passieve bestand uit 893 woningzoekenden en zijn in het actieve bestand de gegevens van 8896 woningzoekenden geregistreerd. De hierna volgende OTB-bewerking van het woningzoekendenbestand heeft alleen betrekking op het actieve bestand. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit vijf paragrafen. Na de inleidende paragraaf, zijn in paragraaf twee de kenmerken van de woningzoekenden geanalyseerd. In paragraaf drie wordt ingegaan op de kenmerken van de huidige woningen van de woningzoekenden. De woonwensen van de ingeschreven huishoudens en de woningen waarvoor men in aanmerking komt volgens de woonruimteverordening, komen in paragraaf vier aan bod. In paragraaf vijf wordt vervolgens nog dieper ingegaan op de kenmerken van de woningzoekenden die reeds een corporatiewoning bewonen. Ten slotte wordt in paragraaf zes het hoofdstuk samengevat.
3.2 Kenmerken van woningzoekenden in TIlburg In deze paragraaf zijn een aantal algemene kenmerken van de woningzoekenden geanalyseerd. Hierbij is in de meeste gevallen direct een onderscheid gemaakt naar starters en doorstromers op de Tilburgse woningmarkt. De kenmerken die aan de orde komen zijn: woningcorporatie van inschrijving, positie op de woningmarkt, leeftijd, nationaliteit, bruto-gezinsinkomen, inschrijvingsduur. De gegevens over de gezinsgrootte van de woningzoekenden zijn helaas niet voorhanden. In tabel 3.1 zijn de woningzoekenden onderscheiden naar de woningcorporatie waarbij zij zich hebben ingeschreven. De meeste woningzoekenden hebben zich ingeschreven bij de SVW (38%). Aangezien de inschrijving bij een bepaalde corporatie niet gerelateerd kan worden aan een directe voorkeur van de woningzoekende voor die corporatie, de inschrijving is immers geldig voor de woningen van alle corporaties, zijn hieraan geen directe conclusies te verbinden. Tabel 3.1 Woningzoekenden in het actieve bestand, onderscheiden naar woningcorporatie van inschrijving woningcorporatie
vvr
abs.
%
TBV
2.410 1.784 3.369 1.333
38 15
totaal
8.896
100
Woonstad SVW
bron: woningzoekendenbestand Tilburg, bewerking OTB, 1991
42
Z7
20
Tabel 3.2 Woningzoekenden in het actieve bestand, onderscheiden naar positie op de woningmarkt abs.
%
starter doorstromer binnen Tilburg doorstromer binnen stadsgewest doorstromer overige
4.382 4.072 113 329
49,3 45,8 1,3 3,7
totaal
8.896
100,0
positie op woningmarkt
bron: woningzoekendenbestand gemeente Tilburg, bewerking DTB, 1991
Tabel 3.3 Woningzoekenden in het actieve bestand, onderscheiden naar leeftijd en positie op de woningmarkt (in %) leeftijdsklasse Gaar)
15-24 25-34 35 - 44 45 - 54 55 - 64 65 -74 75+ totaal (abs.
= 100%)
starters
doorstromers
totaal woningzoekenden
47,5 39,5 6,8 3,0 1,6 0,9 0,8
6,8 29,6 18,4 12,6 11,7 14,9 5,9
'1Jj,9 34,5 12,7 7,9 6,7 8,0 3,4
4378
4.511
8.889
bron: woningzoekendenbestand gemeente Tilburg, bewerking DTB, 1991
Wanneer de woningzoekenden worden onderscheiden naar hun positie op de woningmarkt, blijkt dat bijna de helft (49%) starter op de Tilburgse woningmarkt is (tabel 3.2). Deze groep beschikt niet over zelfstandige woonruimte, welke na bemiddeling beschikbaar zou kunnen komen voor de Tilburgse woningmarkt. Ongeveer 46% van de ingeschreven woningzoekenden is doorstromer binnen de gemeente, 1% binnen het stadsgewest en 4% daarbuiten. Uit tabel 3.3 blijkt dat meer dan 60% van de woningzoekenden jonger is dan 35 jaar. Bij de starters is dat 87% en bij de doorstromers 36%. Ongeveer 33% van de doorstromers is ouder dan 55 jaar en kan dus tot de senioren gerekend worden. Van alle woningzoekenden is 18% ouder dan 55 jaar. In tabel 3.4 is de verdeling van de woningzoekenden in het actieve bestand naar
nationaliteit weergegeven. De woningzoekenden hebben overwegend de nederlandse nationaliteit (90%). Ongeveer 5% heeft de turkse nationaliteit en 3% de marokkaanse.
43
Tabel 3.4 Woningzoekenden in het actieve bestand, onderscheiden naar nationaliteit abs.
%
nederlands turks marokkaans overige middellandse zee vluchteling surinaams overig onbekend/niet ingevuld
7.m3 469 247 30 3 19 105 30
89,8 5,3 2,8 0,3 0,0 0,2 1,2 0,3
totaal
8.896
100,0
nationaliteit
bron: woningzoekendenbestand gemeente Tilburg, bewerking, OTB 1991
Tabel 3.5 Woningzoekenden in het actieve bestand, onderscheiden naar ink0mensklasse en positie op de woningmarkt (in %) bruto -gezinsinkomen per maand (tl.)
tot 1200 1200 - 1500 1500 - 1800 1800 - 2100 2100 - 2500 2500 - 3000 3000 - 3500 3500 - 4000 meer dan 4000 onbekend totaal (abs. = 100%)
starters
doorstromers
totaal woningzoekenden
32,9 12,4 8,0 9,0 12,7 10,3 4,9 3,1 4,1 2,6
14,6 14,5 10,8 9,5 11,5 13,7 9,2 4,9 8,9 2,4
23,6 13,5 9,4 9,3 12,1 12,0 7,1 4,0 6,5 2,5
4.382
4514
8.896
bron: woningzoekendenbestand gemeente Tilburg, bewerking OTB, 1991
Ongeveer 90% van de woningzoekenden beschikt over een bruto maandgezinsinkomen dat lager is dan modaal. De inkomensgroep tot 1200 gulden bruto per maand heeft met 24% het hoogste aandeel (tabel 3.5). Uit het onderscheid naar positie op de woningmarkt blijkt dat vooral een groot deel van de starters over een laag inkomen beschikt. Bij de doorstromers zijn de hogere inkomensklassen relatief meer gevuld. Het merendeel van de woningzoekenden (60%) is minder dan een jaar bij de corporaties ingeschreven (tabel 3.6). Ruim 24% één tot twee jaar, 11% twee tot vijf jaar, 4% vijf tot tien jaar en nog geen half procent is meer dan tien jaar ingeschreven. Uit het onderscheid naar starters en doorstromers blijkt dat meer doorstromers dan de starters op de woningmarkt, langer dan twee jaar staan ingeschreven. 44
Tabel 3.6 Woningzoekenden in het actieve bestand, onderscheiden naar inschrijvingsduur en positie op de woningmarkt (in %) inschrijvingsduur (in jaren)
starters
doorstromers
totaal
67,3 22,6 7,6 2,3 0,2
53,6 25,9 13,8 6,0 0,7
60,2
3.781
4.046
78ZT7
0-1 1-2 2-5 5 - 10 meer dan 10 totaal (abs. = 100%)
24,3 10,8 4,2 0,4
bron: woningzoekendenbestand gemeente Tilburg, bewerking OTB, 1991
Tabel 3.7 Woningzoekende starters in het actieve bestand, onderscheiden naar nationaliteit en inschrijvingsduur (in %) nationaliteit nederlands turks marokkaans overige mid. zee vluchteling surinaams overig onbekend totaal (abs. = 100%)
0-1 jaar
1-2 jaar
2-5 jaar
5-10 jaar
:. 10 jaar
totaal
67,9 55,5 57,0
7,2 17,0 7,0
2,3 2,5 (3,5)
0,2 (0,5)
90,3 5,3 2,3 0,3 0,0 0,2
50,0
22,4 24,5 32,6 50,0
(100,0) 83,3 SO,8 81,8
(16,7) 15,4 (9,1)
(3,8) (9,1)
2.540
856
289
0,3 86
7
3.778
- =0
o = minder dan 5 cases bron: woningzoekendenbestand gemeente Tilburg, bewerking OTB, 1991
In de tabellen 3.7 en 3.8 is de inschrijvingsduur van de woningzoekenden
gekoppeld aan hun nationaliteit. Hierbij is apart gekeken naar de doorstromers en de starters. Uit de tabellen is op te maken dat met name de doorstromers met een andere nationaliteit relatief iets langer staan ingeschreven dan de nederlandse woningzoekenden. Zo staat van de nederlandse woningzoekenden 13% twee tot vijf jaar ingeschreven, van de turkse 16% en van de marokkaanse 24%. Bij een inschrijvingsduur van meer dan vijf jaar zijn de verschillen aanmerkelijk minder. Bij starters zien we ongeveer hetzelfde patroon bij een inschrijvingsduur van één tot twee jaar; 22% van de nederlandse, 25% van de turkse en 33% van de marokkaanse woningzoekenden staat één tot twee jaar ingeschreven. Bij de inschrijvingsduur van twee tot vijf jaar is het percentage van de nederlandse en turkse woningzoekenden gelijk (7%), het percentage van de marokkaanse woningzoekenden dat zo lang is ingeschreven, ligt echter aanmerkelijk hoger (17%). 45
Tabel 3.8 Woningzoekende doorstromers in het actieve bestand, onderscheiden naar nationaliteit en inschrijvingsduur (in %) nationaliteit
0-1 jaar
1-2 jaar
2-5 jaar
5-10 jaar
meer dan 10 jaar
totaal
53,9 46,1 45,5 68,8
25,9 30,3 24,2 (25,0) (100,0)
13,4 16,2 23,5 (6,3)
6,0 7,5 6,1
0,7 (0,8)
89,1 5,7 3,3 0,4 0,0 0,2 1,0 0,3
242
27
nederlands turks marokkaans overige mid.zee vluchteling surinaams overig onbekend totaal (abs. = 100%)
SO,O 66,7 90,9
23,8
(20,0) (9,5) (9,1)
2.158
1.049
558
4.034
o = minder dan 5 cases - =0 o = afgerond op 0 bron: woningzoekendenbestand gemeente Tilburg, bewerking OTB, 1991
3.3
Huidige woningen van woningzoekenden
In deze paragraaf komen de huidige woningen van de woningzoekenden die zijn opgenomen in het actieve bestand, aan bod. Aangezien de starters op de woningmarkt nog niet over een woning beschikken, betreft het hier alleen de doorstromers. Alle doorstromers worden onderscheiden naar huidig woningtype, huidig aantal kamers en eigendomscategorie. Vervolgens wordt de groep doorstromers binnen Tilburg nader onderzocht naar eigendomscategorie, leeftijd, en inschrijvingsduur. In tabel 3.9 is te zien welk woningtype de woningzoekende doorstromers op het moment van inschrijving bewonen. Het merendeel van de woningzoekende doorstromers woont in een eengezinshuis (42%) of een flat (38%). Ongeveer 7% bewoont een HAT-woning, 3% een duplexwoning, 2% een maisonnette, eveneens 2% een bejaardenwoning, 1% een aangepaste woning, en 0.3% een drive-in woning. Van het totaal aantal huidige woningen van de woningzoekenden, zal na toewijzing ongeveer 49% vrijkomen, in totaal gaat het dan om circa 4338 woningen. De meeste doorstromers (46%) beschikken over een vierkamerwoning (tabel 3.10). Bijna een kwart bewoont een driekamerwoning, 14% een tweekamerwoning, 10% een vijfkamerwoning, 7% een eenkamerwoning en 2% een woning met zes of meer kamers.
46
Tabel 3.9 Woningzoekende doorstromers in het actieve bestand, onderscheiden naar huidig woningtype woningtype
abs.
%
eengezinshuis flat bejaardenwoning duplex-benedenjboven maisonnette drive-in HAT-woning aangepaste woning (handicap) ander type
1.891 1.703 68
170
42,3 38,1 1,5 3,1 2,4 0,3 7,2 1,3 3,8
totaal
4.471
100,0
138 106 12 323
60
bron: woningzoekendenbestand gemeente Tilburg, bewerking OTB, 1991
Tabel 3.10 Woningzoekende doorstromers in het actieve bestand, onderscheiden naar huidig kameraantal kameraantal
abs.
%
1 2 3 4 5 6
293
6,6 14,0
kamer kamers kamers kamers kamers of meer kamers
totaal
627 1.004 2.034 423 90 4.471
22,5 45,5 9,5 2,0 100,0
bron: woningzoekendenbestand gemeente Tilburg, bewerking OTB, 1991
Uit tabel 3.11 is op te maken dat ruim 90% van de woningzoekende doorstromers in Tilburg woont. Van alle doorstromers bewoont ongeveer 67% een corporatie-woning, 12% een particuliere huurwoning en eveneens 12% een koophuis. Ruim 2% van de doorstromers woont (elders) in het stadsgewest Tilburg en wil graag in Tilburg komen wonen. Van deze beperkte groep bewoont ruim 1% een corporatie-woning, ruim een half procent een particuliere huurwoning en bijna 1% een koophuis. Iets meer dan 7% van de doorstromers heeft zich vanuit een plaats buiten het stadsgewest Tilburg ingeschreven. Hiervan bewoont 5% een corporatie-woning, 2% een particuliere huurwoning en ongeveer 1% een koophuis.
47
Tabel 3.11 Woningroekende doorstromers, in het actieve bestand, onderscheiden naar eigendomscategorie abs.
%
koophuis in Tilburg corporatie-woning in Tilburg particuliere huur in Tilburg koophuis in stadsgewest corporatie-woning in stadsgewest particuliere huur in stadsgewest koophuis elders corporatie-woning elders particuliere huur elders
551 3.003 518 33 51
12,2
201 94
66,5 11,5 0,7 1,1 0,6 0,8 4,5 2,1
totaal
4514
100,0
eigendomscategorie
19 34
bron: woningzoekendenbestand gemeente Tilburg, bewerking DTB, 1991
In tabel 3.12 zijn de eerste drie eigendomscategorieën uit tabel 3.11 onderscheiden naar leeftijdsklasse. Het gaat hierbij om de woningzoekende doorstromers binnen Tilburg die op het moment van inschrijving beschikken over een koop-, corporatie- of een particuliere woning. In totaal zijn er 4069 cases. Hiervan is 14% eigenaar-bewoner, 74% huurder van een corporatie-woning en 13% huurder van een particuliere woning. Van alle woningzoekende doorstromers binnen Tilburg is relatief het hoogste percentage tussen de 25 en 34 jaar oud (29%). Onderscheiden naar eigendomscategorie zijn er echter enige verschillen waar te nemen. Zo zijn bij de categorie eigenaar-bewoners de leeftijdsklassen boven de 35 jaar hoger vertegenwoordigd dan bij de andere eigendomscategorieën. Ongeveer 24% bevindt zich in de leeftijdsklasse van 35 tot 44 jaar, 21% in de klasse van 65 tot 74 jaar, 16% in de klasse van 55 tot 64 jaar, 14% in zowel de klasse van 45 tot 54 jaar en 25 tot 34 jaar, 8% is ouder dan 75 jaar en slechts 4% is jonger dan 24 jaar. Van de woningzoekende doorstromers die een corporatie-woning huren, is ruim 31 % tussen de 25 en 34 jaar oud. Ongeveer 18% bevindt zich in de leeftijdsklasse van 35 tot 44 jaar, 14% in de klasse van 65 tot 74 jaar, 13% is tussen de 45 en 54 jaar oud en 11% tussen de 55 en 64 jaar. In de laagste en hoogste leeftijdsklassen bevindt zich respectievelijk 7% en 5% van deze eigendomscategorie. De categorie particuliere huurders die zich hebben ingeschreven voor een corporatie-woning, beschikt over het hoogste percentage woningzoekenden in de leeftijdsklasse tussen de 25 en 34 jaar, namelijk 33%. Ook de leeftijdsklassen van 15 tot 24 jaar en 75 + jaar zijn in deze eigendomscategorie sterker vertegenwoordigd dan bij de andere categorieën (beide met 9%).
48
Tabel 3.12 Woningzoekende doorstromers binnen Tilburg in het actieve bestand, onderscheiden naar leeftijd en eigendomscategorie (in %) leeftijdsklasse Gaar)
koopwoning corporatie-woning in Tilburg in Tilburg
particuliere huur in Tilburg
15 - 24 25-34 35 - 44 45 - 54 55 - 64 65 - 74 75+
3,6 14,4 23,5 13,6 15,6 21,1 8,2
6,8 31,3 18,0 13,2 11,4 13,9 5,4
8,9 33,0 14,1 8,9 10,6 15,8 8,7
totaal (abs. = 100%)
550
3.001
518
totaal 6,6 29,2 18,2 12,7 11,9 . 15,1 6,2 4.069
bron: woningzoekendenbestand gemeente Tilburg, bewerking OTB, 1991
Tabel 3.13 Woningzoekende doorstromers binnen Tilburg in het actieve bestand, onderscheiden naar inschrijvingsduur en eigendomscategorie (in %) inschrijvingsduur Gaar)
koopwoning corporatie-woning in Tilburg in Tilburg
particuliere huur in Tilburg
totaal
0-1 1-2 2-5 5 - 10 meer dan 10
55,1 20,3 11,6 9,7 2,4
53,5 U,,7 14,1 5,4 0,3
48,9 28,3 15,6 5,9 1,3
53,3 u,,0 14,0 6,0 0,7
totaal (abs. = 100%)
493
2.704
456
3.653
bron: woningzoekendenbestand gemeente Tilburg, bewerking OTB, 1991
In tabel 3.13 zijn de woningzoekende doorstromers binnen Tilburg onderscheiden naar inschrijvingsduur en eigendornscategorie. In totaal gaat het hier om 3653 cases. Van alle eigendornscategorieën staat ruim 79% nog niet langer dan twee jaar ingeschreven in het woningzoekendenbestand van Tilburg. Wanneer de eigendornscategorieën afzonderlijk bekeken worden, blijkt dat de woningzoekenden die reeds een corporatie-woning huren de kortste inschrijvingsduur hebben. Ongeveer 80% is minder dan twee jaar geleden ingeschreven, 14% twee tot vijf jaar, 5% vijf tot tien jaar en nog geen half procent staat al langer dan 10 jaar ingeschreven. Van de particuliere huurders staat 77% minder dan twee jaar ingeschreven, ongeveer 16% tussen de twee en vijf jaar, 6% tussen de vijf en tien jaar en 1% meer dan tien jaar.
49
Van de eigenaar-bewoners staat 75% minder dan twee jaar ingeschreven, 12% tussen de twee en vijf jaar, 10% tussen de vijf en tien jaar en 2% meer dan tien jaar. Van de eigenaar-bewoners staat dus, in verhouding tot de andere eigendomscategorieën, een relatief hoog percentage al meer dan vijf jaar ingeschreven.
3.4
Woonwensen van woningzoekenden in Tilburg
In deze paragraaf worden de woonwensen van de woningzoekenden in Tilburg geanalyseerd. Gekeken wordt welk woningtype en welk aantal kamers de woningzoekenden prefereren. Vervolgens wordt gekeken voor welk woningtype de woningzoekenden in het woningzoekendenbestand zijn opgenomen. Van alle woningzoekenden in het actieve bestand geeft 42% de voorkeur aan een flat (tabel 3.14). Hiervan heeft 42% de voorkeur voor een vierkamerflat, 36% voor een driekamerflat, 16% voor een tweekamerflat, 5% voor een eenkamerflat en 2% voor een flat met vijf of meer kamers. Voor 31% van de woningzoekenden is de eengezinswoning het gewenste woningtype. Hiervan geeft 85% de voorkeur aan een eengezinswoning met vier of meer kamers, 13% aan een driekamerwoning en 2% aan een één- of tweekamerwoning. Verder voelt ongeveer 8% van de woningzoekenden veel voor een RAT-woning, 7% voor een duplexwoning, 4% voor een bejaardenwoning, 3% voor een maisonnette en 2% voor een aangepaste woning.
Tabel 3.14 Gewenst woningtype van de woningzoekenden in het actieve woningzoekendenbestand, onderscheiden naar positie op de woningmarkt (in%) woningtype eengezinshuis flat bejaardenwoning duplexwoning maisonnette drive-in HAT-eenheid aangepaste woning overig totaal (abs. = 100%)
starters
doorstromers
totaal woningzoekenden
17,6 52,0 0,4 10,0 2,9 0,4 14,7 0,8 1,1
43,8 32,3 9,5 4,4 2,6 0,9 2,2 1,6 5,2
31,0 42,0 3,9 7). 2,7 0,4 8,4 1,2 3).
4.319
4.028
8.780
bron: woningzoekendenbestand gemeente Tilburg, bewerking OTB, 1991
50
Tabel 3.15 aantal kamers
1-2 3 4 5 meer dan 6 totaal (abs. = 1()0%)
VVoningzoekenden onderscheiden naar gewenst kamers en positie op de woningmarkt (in %)
aantal
starters
doorstromers
totaal
31,0 49,6
11,5
39,0
17,5 1,5 0,4
38,3 8,7 2,3
21,2 44,2 28,1
4319
4.461
5,2 1,4 8.780
bron: woningzoekendenbestand gemeente Tilburg, bewerking DTB, 1991
In de OTB-enquête kwam het eengezinshuis als meest gewenste woningtype uit de bus en scoorden de flatwoningen relatief laag. Uit het onderscheid naar positie op de woningmarkt blijkt dat het met name de starters zijn die het liefst een flat zouden willen bewonen, 52% geeft dit aan. De doorstromers geven de voorkeur aan een eengezinshuis (44%). Ongeveer 44% van de woningzoekenden zou het liefst in aanmerking komen voor een woning met drie kamers. Ruim 28% wil een vierkamerwoning, 21% een één- of tweekamerwoning, 5% een vijfkamerwoning en 1% zou graag een woning met zes of meer kamers willen bewonen (tabel 3.15). Het gewenste woningtype is niet altijd het woningtype waarvoor men, na toetsing aan de woonruimteverordening, wordt ingeschreven. In tabel 3.16 is weergegeven voor welke woningtypen de woningzoekenden zijn opgenomen in het bestand. Ongeveer 69% komt in aanmerking voor een flat, 21% voor een eengezinshuis, 4% voor een bejaardenwoning, 3% voor een duplexwoning, 1% voor een maisonnette, 1% voor een drive-in woning, niemand voor een HAT-eenheid en 1% voor een aangepaste woning. Wanneer de gegevens uit tabel 3.16 worden vergeleken met die uit tabel 3.14, blijkt dat de woonwensen van veel woningzoekenden niet worden gehonoreerd. Zo wenst 31 % van alle woningzoekenden een eengezinshuis, terwijl slechts 21% voor dit type in aanmerking komt. Het zijn met name de starters die hier moeten inleveren; voor 18% is dit het gewenste type, slechts 5% komt er voor in aanmerking. Voor de flats is de situatie precies andersom; 42% geeft dit type op als gewenst woningtype, en 69% is er voor ingeschreven. Alleen bij de bejaardenwoning komt het percentage dat dit type wenst overeen met het percentage woningzoekenden die voor dit woningtype zijn ingeschreven.
51
Tabel 3.16 Woningtype waarvoor de woningzoekenden in bet actieve bestand zijn ingeschreven cq. waarvoor men in de toewijzing meedraait (getoetst aan woonruimteverordening) (in %) woningtype eengezinshuis flat bejaardenwoning duplexwoning maisonnette drive-in HAT-eenheid aangepaste woning overig totaal (abs.
= 100%)
starters
doorstromers
totaal woningzoekenden
5,3 89,6 0,3 3,3 0,7 0,1
39,8 53,4 7,5 2,2 2,7 0,9
· 20,9 68,7 3,6 2,6 1,4 0,5
0,3 0,3
1,0 3,4
0,6 1,7
4374
4.059
8.833
bron: woningzoekendenbestand gemeente Tilburg, bewerking OTB, 1991
3.5
Kenmerken van woningzoekenden uit corporatie-woningen
In het woningzoekendenbestand in Tilburg zijn 3003 woningzoekenden ingeschreven die op het moment van inschrijving een corporatie-woning bewonen. De leeftijdsverdeling van deze categorie (tabel 3.17) komt erg overeen met de leeftijdsverdeling van alle doorstromende woningzoekenden (zie tabel 3.3). Alleen het percentage senioren (boven de 55 jaar) ligt iets lager. De leeftijdsklasse van 25 tot 34 jaar is het sterkst vertegenwoordigd met 31 %. Ruim 86% van de woningzoekenden uit corporatie-woningen bezit de nederlandse nationaliteit (tabel 3.18). Dit is ongeveer 4% minder dan het gemiddelde van alle woningzoekenden (zie tabel 3.4). Ongeveer 7% heeft de turkse nationaliteit (bij alle woningzoekenden 5%) en 4% heeft de marokkaanse nationaliteit (bij alle woningzoekenden 3%). De andere nationaliteiten zijn bij de woningzoekenden uit corporatie-woningen ook iets hoger vertegenwoordigd dan bij alle woningzoekenden. De laagste inkomensklassen zijn bij de woningzoekenden uit de corporatiewoningen iets hoger vertegenwoordigd dan bij alle doorstromers. Het hoogste percentage (16%) beschikt over een inkomen tussen de 1500 en 1800 gulden bruto per maand (tabel 3.19).
52
Tabel 3.17 Woningzoekenden leeftijd
uit
corporatie-woningen, onderscheiden %
abs.
6,8 31,3 18,0 13,3 11,4 13,9 5,4
939 539 399 343 416 163
100,0
3.003
leeftijdsklasse Gaar)
15-24 25-34 35 - 44 45 - 54 55 - 64 65 - 74 75+ totaal
naar
204
bron: woningzoekendenbestand gemeente Tilburg, bewerking DTB, 1991
Tabel 3.18 Woningzoekenden nationaliteit
uit
corporatie-woningen, onderscheiden
naar
abs.
%
overig
2.591 216 130 8 2 11 45
86,3 7). 4,3 0,3 0,1 0,4 1,5
totaal
3.003
100,0
nationaliteit nederlands turks marokkaans overige middellandse zee vluchteling
surinaams
bron: woningzoekendenbestand Tilburg, bewerking DTB, 1991
Tabel 3.19 Woningzoekenden inkomensklasse bruto gezinsinkomen per maand (ft.) tot 1200 1200 -1500 1500 - 1800 1800 - 2100 2100 - 2500 2500 - 3000 3000 - 3500 3500 - 4000 meer dan 4000 onbekend totaal
uit
corporatie-woningen, onderscheiden
naar
abs.
%
474
15,8
484
58
16,1 11,4 9,8 11,5 13,4 9,0 4,0 7,3 1,9
3.003
100,0
341 294 344 402 269 119 218
bron: woningzoekendenbestand gemeente Tilburg, bewerking DTB, 1991
53
Tabel 3.20 Woningzoekenden uit corporatie-woningen, onderscheiden naar inschrijvingsduur abs.
totaal
0-1 1-2 2-5 5 - 10 meer dan 10
1.741 722 382 7 5
53,5 ']Jj,7 14,1 5,4 0,3
totaal
3.003
100,0
inschrijvingsduur (in jaren)
bron: woningzoekendenbestand gemeente Tilburg, bewerking OTB, 1991
Tabel 3.21 Woningzoekenden uit corporatie-woningen, onderscheiden huidig woningtype
naar
abs.
%
eengezinshuis flat bejaardenwoning duplex-benedenfboven maisonnette drive-in HAT-woning aangepaste woning ander type
1.078 1357 48 99 80 8 19 41
36,1 45,4 1,6 3,3 2,7 0,3 9,1 0,6 1,4
totaal
3.003
100,0
woningtype
273
bron: woningzoekendenbestand gemeente Tilburg, bewerking OTB, 1991
In paragraaf drie (tabel 3.13) werd al duidelijk dat de woningzoekenden uit corporatie-woningen het minst lang zijn inschreven in het woningzoekendenbestand. In tabel 3.20 is de inschrijvingsduur voor deze categorie nogmaals weergegeven. Ongeveer 80% is minder dan twee jaar geleden ingeschreven, 14% twee tot vijf jaar, 5% vijf tot tien jaar en nog geen half procent meer dan 10 jaar. De verhoudingen tussen de woningtypen van woningzoekenden die op het moment van inschrijving reeds in een corporatiewoning wonen, verschilt enigszins van die van alle woningzoekenden. Van alle woningzoekenden bewoont het grootste deel een eengezinshuis (42%). Bij de woningzoekenden uit de corporatie-woningen is dat 36% (tabel 3.21). Het percentage flatbewoners ligt bij deze categorie hoger dan bij alle woningzoekenden; respectievelijk 45% en 38%. Ook het percentage bewoners van een HAT-woning ligt hoger; 9%, bij alle woningzoekenden 7%.
54
Tabel 3.22 Woningzoekenden uit huidig kameraantal
corporatie-woningen,
onderscheiden
naar
abs.
%
1 kamer 2 kamers 3 kamers 4 kamers 5 kamers 6 of meer kamers onbekend
241 411 698 1.417 195 27 14
8,1 13,8 23,4 47,4 6,5 0,9 0,5
totaal
3.003
100,0
kameraantal
bron: woningzoekendenhestand gemeente Tilburg, bewerking OTB, 1991
De verhoudingen tussen de kameraantallen van de woningzoekendén uit corporatie-woningen komen redelijk overeen met die van alle woningzoekenden. De meeste (47%) beschikken over een vierkamerwoning, 23% heeft een driekamerwoning, 14% een tweekamerwoning, 8% een eenkamerwoning, 7% een vijfkamerwoning en 1% een zes- of mèer kamerwoning.
3.6
Samenvatting
Kenmerken van ingeschreven woningzoekenden
In totaal zijn 8896 woningzoekenden opgenomen in het actieve woningzoekendenbestand van de gemeente Tilburg. Hiervan heeft 90% de nederlandse nationaliteit. Bijna de helft van de ingeschrevenen begeeft zich voor het eerst op de woningmarkt, en is dus aan te merken als starter. Meer dan 60% van de woningzoekenden is jonger dan 35 jaar. Het merendeel bestaat uit starters. Ongeveer 90% van de woningzoekenden verdient niet meer dan 3000 gulden bruto per maand. Meer dan de helft van de woningzoekenden staat minder dan een jaar ingeschreven. De doorstromers staan relatief langer ingeschreven dan de starters. Woningzoekenden met een buitenlandse nationaliteit staan relatief iets langer ingeschreven dan de woningzoekenden met de nederlandse nationaliteit. Huidige woningen van de woningzoekenden
Het merendeel van de woningzoekende doorstromers bewoont op het moment van inschrijving een eengezinshuis of een flat. De meeste doorstromers beschikken over een woning met vier of drie kamers. Na de woningtoewijzing komt 49% van de huidige woningen van alle woningzoekenden vrij, dat zijn circa 4338 woningen.
55
Ruim 90% van de woningzoekenden is afkomstig uit Tilburg. Ongeveer 67% van alle woningzoekenden huurt op het moment van inschrijving in het woningzoekendenbestand al een woning van een Tilburgse woningcorporatie. Van de woningzoekenden binnen Tilburg huurt bijna tweederde een woning van een woningcorporatie. Uit het onderscheid naar leeftijdsklasse en eigendomscategorie blijkt dat de klasse van 25 tot 34 met 29% het hoogst vertegenwoordigd is bij de huurders. Bij de eigenaar-bewoners is de klasse 35 tot 44 jaar het meest gevuld. Uit het onderscheid naar inschrijvingsduur en eigendomscategorie is gebleken dat de huurders van corporatie-woningen relatief het minst lang staan ingeschreven.
Gewenst woningtype en woningtoewijzing Het meest gewenste woningtype is de flat. Het zijn met name de starters, die de voorkeur geven aan dit woningtype. Het percentage woningzoekenden dat in de toewijzing meedraait voor een flat, ligt echter beduidend hoger dan het percentage woningzoekenden dat dit woningtype wenst. Ook het eengèzinshuis is, met name bij de doorstromers, populair. Van de woningzoekenden die in dit woningtype zouden willen wonen, komt echter maar tweederde voor de toewijzing voor dit woningtype in aanmerking. Wat het aantal kamers betreft, blijkt dat zowel de doorstromers als de starters de voorkeur geven aan een driekamerwoning.
Kenmerken van de woningzoekenden uit corporatie-woningen Van de ingeschreven woningzoekenden, die op het moment van inschrijving reeds een corporatie-woning huren, is een groot deel (31 %) tussen de 25 en 34 jaar oud. De woningzoekenden hebben overwegend de nederlandse nationaliteit. Meer dan 75% van de verhuisgeneigde huurders van de corporatie-woningen heeft een brutomaandinkomen dat lager is dan modaal. Ongeveer 90% van de woningzoekenden staat minder dan twee jaar ingeschreven in het woningzoekendenbestand van Tilburg. De verhuisgeneigden laten met name flats en eengezinshuizen achter. Bijna 50% van de woningzoekenden bewoont een vierkamerwoning.
56
BIJLAGE 1
RESPONS-ANALYSE
Voor het onderzoek onder de huishoudens die in 1990 van en naar het corporatiebezit in Tilburg zijn verhuisd, zijn in totaal 3000 huishoudens aangeschreven. Zowel de groep 'naarverhuisden' als de groep 'uitverhuisden' bestaan elk uit 1500 huishoudens (tabel b2 en b3). Half maart 1991 hebben deze huishoudens een brief en enquête gekregen. Tot begin april 1991 hebben zij de mogelijkheid gehad om de enquête aan het OTB terug te sturen. Er zijn ongeveer 85 enveloppen als onbestelbaar door de P1T teruggestuurd. Voor zover bekend waren er 15 enquêtes gericht aan personen die niet verhuisd maar overleden waren in 1990. Onduidelijk is of dit in het bestand van 3000 nog vaker is voorgekomen. Verder zijn er nog 30 enquêtes teruggestuurd, nadat begonnen was met de analyse van de bestanden. In tabel bI is aangegeven dat de totale respons van de inverhuisden 37,3% is en die van de uitverhuisden 33,7%. Dit is iets lager dan verwacht, maar het is onduidelijk in hoeverre de bestanden van elk 1500 namen en adressen biet goed waren. Op basis van ervaringen in andere gemeenten kan wel worden gesteld dat er relatief veel enveloppen door de P1T zijn teruggestuurd. De respons is echter in absolute aantallen (in: 531 en uit: 488) groot genoeg als basis voor de uitgevoerde analyses. Aangezien van de huishoudens die verhuisd zijn in 1990, geen andere gegevens bekend zijn dan de naam van verhuurder van de vorige of huidige corporatiewoning, kan er alleen een reponsanalyse uitgevoerd worden op basis van dat gegeven.
Tabel bI
Aantal verstuurde en ontvangen enquêtes
uit corporatiebezit naar corp.bezit
verstuurd
onbestelbaar
overleden/te laat
1500 1500
28 54
23 23
respons 488 = 33,7% 531 = 37,3%
57
Tabel b2
Respons van enquête onder huishoudens die in 1990 verhuisd zijn naar het corporatie bezit in Tilburg verstuurd
SVW VVT Woonstad TBV onbekend totaal
foutief .)
abs.
% ••
35.0 26.0 21.5 17.5
27 20 5 0 23
180 86 140 114 11
34,6 16,5 26,9 21,9
100.0
75
531
100,0
abs.
%
525 390 323 262 1500
respons
.) onbestelbaar, overleden, te laat •• ) aantal ontvangen per corp./totaal ontvangen minus onbekend
Tabel b3
Respons van enquête onder huishoudens die in 1990 verhuisd zijn uit het corporatiebezit in Tilburg verstuurd
SVW VVT Woonstad TBV onbekend totaal
foutief .)
abs.
%••
35.0 26.0 21.5 17.5
15 6 4 3 23
178 83 100 90 37
39,5 18,4 22,2 20,0
100.0
51
488
100,0
abs.
%
526 390 323 262 1500
respons
.) onbestelbaar, overleden, te laat •• ) aantal ontvangen per corp./totaal ontvangen minus onbekend
Uit tabel b2 blijkt dat de huurders van het woningen van de VVT die er in 1990 zijn komen wonen, relatief minder vaak de enquête hebben teruggezonden dan de huurders van de andere corporaties. Van alle verzonden enquêtes is 26% aan VVT-huurders gericht en van alle ontvangen enquêtes is slechts 16,5% van deze groep huurders afkomstig. De huurders van de andere corporaties zijn naar evenredigheid (SVW) aanwezig in de respons of enigszins oververtegenwoordigd (TBVen Woonstad). Uit tabel b3 blijkt hetzelfde als uit tabel b2; de voormalige huurders van de VVT zijn enigszins ondervertegenwoordigd in de respons. Er is sprake van een lichte oververtegenwoordiging van de ex-huurders van het SVW- en het TBVbezit. De voormalige huurders van woningen in het bezit van de Woonstad zijn naar evenredigheid vertegenwoordigd in de respons. De corporaties hebben niet de beschikking over meer geautomatiseerde gegevens van de verhuisde huishoudens dan het adres.
58
Op basis van de lokale WBO-enquête kan er een iets uitgebreidere respons-analyse uitgevoerd worden. Als populatiegegevens zijn de gegevens van huishoudens genomen die in de enquête aangegeven hebben in 1989 of 1990 naar of uit een corporatiewoning verhuisd te zijn. Het jaar 1989 is er ook bij betrokken om aan voldoende cases te komen. In de lokale WBO-enquête hebben 55 huishoudens aangegeven dat ze in 1989 of 1990 uit een corporatiewoning verhuisd zijn en 113 huishoudens hebben aangegeven dat ze in die jaren naar een corporatiewoning gekomen zijn. Het absolute verschil wordt verklaard door het feit dat de steekproef van de huishoudens, die momenteel van een corporatie huren, opgehoogd is met een faktor 2. Uit tabel b4 blijkt dat er in de verhuisenquête sprake is van een redelijke afspiegeling van de huidige verhuurders. De Woonstad is iets oververtegenwoordigd en TBV juist iets ondervertegenwoordigd, maar deze afwijkingen zijn gering te noemen. Niet bekend uit de WBO-enquête is de naam van de verhuurder van een corporatiewoning waaruit de huishoudens in 1989 of in 1990 verhuisd zijn.
Tabel b4
Huishoudens verhuisd naar een corporatiewoning in 1989 of 1990, verdeeld naar huidige verhuurder (in %) enquête WBO
verhuisenquête
Woonstad TBV SVW
16,2 22,5 27,0 34,2
16,5 26,9 21,9 34,6
abs.= 100%
111
520
vvr
bron: verhuisenquête en WBO-enquête Tilburg, OTB, 1991
Tabel bS
Huishoudens verhuisd uit en naar een corporatiewoning in 1989 of 1990, verdeeld naar woningtype (in %) uit
eengezinshuis ouderenhuisvesting studenten/HAT -eenheid galerijwoning portiekwoning overige eenheden abs.= 100%
naar
enquête WBO
verhuisenquête
enquête WBO
verhuisenquête
29,1 1,8 3,6 38,2 20,0 7,3
22,3 1,3 28,5 33,0 8,4 6,4
30,1 3,5 4,4 37,2 21,2 3,5
26,0 8,9 24,6 28,5 7,0 5,0
55
466
113
516
bron: verhuisenquête en WBO·enquête Tilburg, OTB, 1991
59
Op basis van tabel b5 is op te maken dat er een afwijking bestaat tussen de populatie uit de WBO-enquête en de respons op de verhuisenquête. Het blijkt dat. de portiekwoningen zijn ondervertegenwoordigd en de studenten- en HATeenheden oververtegenwoordigd. Dit geldt zowel voor de huishoudens die naar als die uit het corporatiebezit zijn verhuisd. De studenten- en HAT-eenheden zijn vooral in bezit van Woonstad. De huurders van deze eenheden verhuizen in het algemeen erg snel. Hun aandeel in de groep huishoudens die uit of naar het bezit van Woonstad zijn verhuisd, is groot. Aannemelijk is dat deze groep relatief veel enquêtes heeft gekregen en ingevuld. De groep huishoudens die bij Woonstad in een portiekwoning heeft gewoond of er sinds 1990 in woont, is daardoor kleiner. Dit verklaart de scheve verdeling. Op basis van de aangeleverde adressen was dit voordat de enquêtes verstuurd en verwerkt waren. niet aan te geven. De huishoudens die in 1990 naar een bejaardenwoning verhuisd zijn, blijken ook iets meer in de verhuisenquête terug te vinden te zijn. Dit heeft te maken met het feit dat SVW en TBV in 1990 een aantal van dergelijke complexen opgeleverd heeft gekregen. In de onderzoeksdelen zal met de onder- en oververtegenwoordiging van genoemde woningtypen rekening worden gehouden. De overige woningtypen in de groep die naar en uit de corporatiewoningen zijn verhuisd, zijn naar evenredigheid vertegenwoordigd. Doordat de studentenhuisvesting een relatief groot aandeel in de respons van verhuisde huishoudens heeft, is het aandeel een- en tweekamerwoningen ook groter dan in de populatie. De portiekwoningen. die vooral uit drie- en vierkamerwoningen bestaan, zijn daardoor minder vertegenwoordigd in de respons.
Tabel b6
Huishoudens verhuisd uit en naar een corporatiewoning in 1989 of 1990, verdeeld naar woninggrootte (in %) naar
uit enquête WBO
verhuisenquête
enquête WBO
verhuisenquête
1-2 kamers 3 kamers 4 kamers 5 kamers ~6 kamers
9,1 34,5 47,3 9,1 0,0
37,1 19,5 32,9 8,3 2,2
19,5 26,5 44,2 7,1 2,7
34,6 ']J3,7 29,3 4,5 2,9
abs.= 100%
55
447
113
512
bron: verhuisenquête en WBO-enquête Tilburg, OTB, 1991
60
Tabel b7
Huishoudens verhuisd uit en naar een corporatiewoning in 1989 of 1990, verdeeld naar leeftijdsklasse (in %) uit
15-34 jaar 35-54 jaar 55+ jaar abs.= 100%
naar
enquête WBO
verhuisenquête
enquête WBO
verhuisenquête
49,1 34,6 16,4
60,3 22,8 16,8
58,5 27,4 14,1
60,7 17,5 21,8
55
469
113
504
bron: verhuisenquête en WBO-enquête Tilburg, OTB, 1991
Het zijn met name de jonge huishoudens die verhuizen. Dit blijkt uit alle verhuisonderzoeken. Deze huishoudens staan aan het begin van hun woonkarrière en verhuizen om een betere woning te krijgen. Dit geldt niet alleen voor de huishoudens die naar of uit studenten- en RAT-eenheden verhuizen, maar ook voor de andere woningtypen. De oververtegenwoordiging van de jongere leeftijdsklassen als gevolg van het aandeel van de studentenhuisvesting is daarom niet zo opvallend als bij de verdeling van de woningtypen. In het algemeen geldt wel dat de leeftijdsklasse 35-54 jaar iets ondervertegenwoordigd is. De senioren komen iets meer voor bij de huishoudens die naar een corporatiewoning zijn verhuisd. De verklaring hiervoor is reeds bij tabel b2 gegeven. Conclusies: - de studenten die uit en naar het corporatiebezit (en met name dat van de Woonstad) zijn verhuisd, zijn oververtegenwoordigd in de verhuisenquête; - de senioren die naar het corporatiebezit (en met name dat van TBV en SVW) zijn verhuisd, zijn enigszins oververtegenwoordigd; - de grotere non-response van de voormalige en huidige huurders van VVT heeft, voor zover bekend, niet tot een scheve verdeling geleid. Uitspraken over VVT kunnen daarom zonder enig voorbehoud gedaan worden.
61
62
BULAGE2 VERANDERINGEN IN BEWONERS SAMEN STELLING DOOR VERHUIZINGEN, NAAR WONING-
TYPE
Type woning: eengezinshuur onder 350 gulden positie woningmarkt leeftijdsklasse
grootte huishouden
inkomensklasse
aandachtsgroep
starter doorstromer 15-24 25-34 35-54 55+ 1 2 3 4+ < 1100 1100-2500 2500-3500 3500-5000 > 5000 ja nee
uit
naar
n.v.t. n.v.t. 0.0 (15.8) 52.6 31.6 (15.8) 26.3 36.8 (21.1) 0.0 94.4 0.0 (5.6) 0.0 83.3 (16.7)
(15.8) 84.2 (16.7) (22.2) 44.4 (16.7) 26.3 42.1 (21.1) (10.5) (6.3) 87.5 (6.3) 0.0 0.0 68.8 31.3
o
= minder dan 5 cases bron: verhuisenquête Tilburg, OTB 1991
63
Type woning: eengezinshuur tussen 350 en 450 gulden positie woningmarkt leeftijdsklasse
grootte huishouden
inkomensklasse
aandachtsgroep
starter doorstromer 15-24 25-34 35-54 55+ 1 2 3 4+ < 1100 1100-2500 2500-3500 3500-5000 > 5000 ja nee
uit
naar
n.v.t. n.v.t. 0.0 40.0 (20.0) 40.0 (14.3) 57.1 0.0 (28.6) 0.0 78.6 21.4 0.0 0.0 61.5 38.5
(4.3) 95.7 (8.3) 37.5 37.5 (16.7) (16.7) (12.5) 33.3 37.5 (5.0) 85.0 (10.0) 0.0 0.0 85.0 (15.0)
uit
naar
n.v.t. n.v.t. 0.0 (21.1) 57.9 (21.1) (11.1) (22.2) 44.4 (22.2) 0.0 (11.8) 52.9 35.3 0.0 (11.8) 88.2
(2.1) 97.9 10.0 44.0 34.0 12.0 0.0 34.0 24.0 42.0 (2.1) 72.9 22.9 (2.1) 0.0 75.0 25.0
o
= minder dan 5 cases bron: verhuisenquête Tilburg, DTB 1991 Type woning: eengezinshuur tussen 450 en 600 gulden positie woningmarkt leeftijdsklasse
grootte huishouden
inkomensklasse
aandachtsgroep
o
starter doorstromer 15-24 25-34 35-54 55+ 1 2 3 4+ < 1100 1100-2500 2500-3500 3500-5000 > 5000 ja nee
= minder dan 5 cases bron: verhuisenquête Tilburg, DTB 1991
64
Type woning: eengezinshuur vanaf 600 gulden
positie woningmarkt leeftijdsklasse
starter doorstromer 15-24
25-34 35-54 55+ 1 2 3 4+
grootte huishouden
inkomensklasse
aandachtsgroep
< 1100 1100-2500 2500-3500 3500-5000 > 5000 ja nee
uit
naar
n.V.t. n.v.t. 0.0 (15.0) 70.0 (15.0) (5.0) (15.0) 35.0 45.0 0.0 (22.2) 33.3 33.3 (11.1) (22.2) 77.8
0.0 100.0 (5.0) 45.0 35.0 (15.0) 0.0 30.0 (20.0) 50.0 (53) 42.1 42.1 (10.5) 0.0 47.4 52.6
uit
naar
n.v.t. n.v.t. 0.0 73.7 (10.5) (15.8) 47.4 31.6 (21.1) 0.0 0.0 42.1 26.3 (21.1) (105) (15.8) 84.2
26.3 73.6 (21.1) 42.1 263 (105) 68.4 26.3 0.0 53 11.1
o
= minder dan 5 cases bron: verhuisenquête Tilburg, DTB 1991
Type woning: portiek
positie woningmarkt leeftijdsklasse
starter doorstromer 15-24
25-34 35-54 55+ 1 2 3 4+
grootte huishouden
inkomensklasse
aandachtsgroep
< 1100 1100-2500 2500-3500 3500-5000 > 5000 ja nee
66.7 22.2 0.0 0.0 38.9 61.1
o
= minder dan 5 cases bron: verhuisenquête Tilburg, DTB 1991
65
Type woning: galerij huur onder 350 gulden positie woningmarkt leeftijdsklasse
grootte huishouden
inkomensklasse
aandachtsgroep
starter doorstromer 15-24 25-34 35-54 55+ 1 2 3 4+ < 1100 1100-2500 2500-3500 3500-5000 > 5000 ja nee
uit
naar
n.v.t. n.v.t. (10.3) 56.4 17.9 15.4 51.3 35.9 7.7 5.1 17.1 40.0 (11.4) 28.6 (2.9) 42.9 57.1
42.9 57.1) 41.4 27.6 17.2 (13.8) 75.0 17.9 (7.1) 0.05 (143) 78.6 (7.1) 0.0 0.0 40.7 593
uit
naar
n.v.t. n.v.t. (2.3) 54.5 27.3 15.9 15.6 66.7 (8.9) (8.9) (2.3) 37.2 20.9 39.5 0.0 28.6 71.4
16.7 83.3 22.0 44.0 22.0 12.0 54.0 38.0 (6.0) (2.0) (2.1) 78.7 19.1 0.0 0.0 31.9 68.1
o
= minder dan 5 cases bron: verhuisenquête Tilburg, OTB 1991
Type woning: galerij huur tussen 350 en 450 gulden positie woningmarkt leeftijdsklasse
grootte huishouden
inkomensklasse
aandachtsgroep
o
starter doorstromer 15-24 25-34 35-54 55+ 1 2 3 4+ < 1100 1100-2500 2500-3500 3500-5000 > 5000 ja nee
= minder dan 5 cases bron: verhuisenquête Tilburg, OTB 1991
66
Type woning: galerij huur tussen 450 en 600 gulden
positie woningmarkt
starter doorstromer
15-
leeftijdsklasse
25-34 35-54 55+ 1 2 3 4+
grootte huishouden
inkomensklasse
aandachtsgroep
< 1100 1100-2500 2500-3500 3500-5000 > 5000 ja nee
uit
naar
n.v.t. n.v.t. (4.2) 43.8 31.3 20.8 32.6 50.0 10.9 (6.5) (4.7) 25.6 23.3 39.5 (7.0) 20.9 79.1
18.2 81.8 20.0 43.6 16.4 20.0 50.9 41.8 (5.5) (1.8) 9.4 67.9 17.0 (5.7) 0.0 41.5 58.5
uit
naar
n.v.t. n.v.t. 22.1 67.4 5.8 (4.7) 93.6 6.4 0.0 0.0 15.4 43.6 15.4 19.2 6.4 25.6 74.4
44.4 55.6 78.4 19.6 (1.0) (1.0) 94.1 5.9 0.0 0.0 78.1 19.0 (3.8) 0.0 0.0 80.6 19.4
o
= minder dan 5 cases bron: verhuisenquête Tilburg, DTB 1991
Type woning: HAT/studenteneenheden
positie woningmarkt
starter doorstromer
leeftijdsklasse
15-24
grootte huishouden
25-34 35-54 55+ 1 2 3 4+
inkomensklasse
aandachtsgroep
< 1100 1100-2500 2500-3500 3500-5000 > 5000 ja nee
o
= minder dan 5 cases bron: verhuisenquête Tilburg, DTB 1991
67
Type woning: seniorenwoning
positie woningmarkt leeftijdsklasse
starter doorstromer 15-24
25-34
grootte huishouden
inkomensklasse
aandachtsgroep
o
35-54 55+ 1 2 3 4+ < 1100 1100-2500 2500-3500 3500-5000 > 5000 ja nee
= minder dan 5 cases bron: verhuisenquête Tilburg, OTB 1991
68
uit
naar
n.v.t. n.v.t. 0.0 0.0 0.0 100.0 833 (16.7) 0.0 0.0 0.0 (66.7) (333) 0.0 0.0 (16.7) 833
(4.5) 95.5 0.0 0.0 0.0 100.0 60.5 39.5 0.0 0.0 11.6 69.8 163 (2.3) 0.0 36.6 63.4
L