Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders in Tilburg 2010
Een nulmeting van hun positie op de terreinen van onderwijs, arbeid en uitkering en criminaliteit
J. de Boom
A. Weltevrede
P. van Wensveen
M. van San
P. Hermus
Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders in Tilburg 2010 Een nulmeting van hun positie op de terreinen van onderwijs, arbeid en uitkering en criminaliteit Auteurs: J. de Boom, A. Weltevrede, P. van Wensveen, M. van San en P. Hermus Rotterdam: Risbo, Erasmus Universiteit. September 2010 Secretariaat Risbo Erasmus Universiteit Rotterdam Postbus 1738 3000 DR Rotterdam tel.: 010-4082124 fax: 010-4081141 © Copyright Risbo. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van de Directie van het Instituut.
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1
Inleiding
5
1.1
Inleiding
5
1.2
Methode
6
1.3
Leeswijzer
7
1.4
Opbouw van het rapport
8
Hoofdstuk 2
Demografie en Migratie
9
2.1
Inleiding
9
2.2
Bevolkingssamenstelling
9
2.3
Geslacht
11
2.4
Generatie
12
2.5
Leeftijd
13
2.6
Burgerlijke staat
15
2.7
Buitenlandse migratie
17
Hoofdstuk 3
Onderwijs
19
3.1
Inleiding
19
3.2
Gebruikte begrippen en databron
19
3.3
Leerlingen en deelnemers
21
3.4
Nieuwe voortijdig schoolverlaters
25
Hoofdstuk 4
Arbeid en Uitkering
31
4.1
Inleiding
31
4.2
Gebruikte begrippen en databronnen
31
4.3
Werkzoekenden
32
4.4
Uitkeringen
38
Hoofdstuk 5
Criminaliteit
43
5.1
Inleiding
43
5.2
Gebruikte begrippen en databron
43
5.3
Verdachten 2009
45
5.4
Verdachten 2005-2009
51
5.5
Pleegcarrière
52
5.6
Aard van de criminaliteit
53
iii
Inhoudsopgave
Bijlage bij hoofdstuk 2
55
Bijlage bij hoofdstuk 3
57
Bijlage bij hoofdstuk 4
59
Bijlage bij hoofdstuk 5
65
Begrippenlijst
69
Technische toelichting
75
iv
Hoofdstuk 1
1.1
Inleiding
Inleiding Veel Marokkaans-Nederlandse en Antilliaans-Nederlandse jongeren boeken goede resultaten in het hoger en wetenschappelijk onderwijs en op de arbeidsmarkt. Echter met een deel van deze jongeren gaat het niet goed: zij zijn oververtegenwoordigd in de criminaliteit, de schooluitval en de werkloosheid. De maatschappij ondervindt hier grote hinder van. Deze oververtegenwoordiging rechtvaardigt een extra inspanning van het Rijk, de gemeenten en de VNG. In een tweetal samenwerkingsverbanden werken Rijk, gemeenten en VNG samen om de oververtegenwoordiging van Marokkaans-Nederlandse en Antilliaans-Nederlandse jongeren bij vroegtijdig schoolverlaten, werkloosheid en criminaliteit terug te dringen. Om de situatie goed in beeld te krijgen is voor iedere gemeente een eerste monitor gemaakt. In deze monitor staan de cijfers over schooluitval, de werkloosheid en de criminaliteit onder deze groepen jongeren. Met deze monitor, die jaarlijks zal worden uitgevoerd, beschikt iedere gemeente uit de samenwerkingsverbanden over actuele en gelijksoortige cijfers. Het gaat om complexe problemen en de cijfers spreken. De cijfers moeten echter steeds in de lokale context uitgelegd worden. Zo zijn er grote verschillen in de aard en de omvang van de problematiek tussen de gemeenten onderling en moeten bij de percentages dus ook steeds de absolute aantallen betrokken worden. Maar ook geven de cijfers geen beeld hoe het op andere terreinen met deze jongeren gaat. Voorop staat dat tegen criminaliteit en overlast hard moet worden opgetreden. Net zo vanzelf spreekt dat een harde aanpak alléén niet voldoende is en dat deze jongeren ook perspectief moet worden geboden. De betrokkenheid en de inzet van de Marokkaans-Nederlandse en AntilliaansNederlandse gemeenschap is bij deze aanpak essentieel. De hierbij gekozen aanpak laat zich samenvatten als 'grenzen stellen en perspectief bieden'. De samenwerkingsverbanden streven naar een scherper beeld van de effecten van het beleid. De jaarlijkse monitor heeft daarin een belangrijke functie, net als het systematisch in beeld brengen van wat werkt en wat niet werkt in de aanpak van de problemen. De urgentie om resultaten te boeken is hoog. De betrokken bestuurders willen dat ook kunnen aantonen met feiten en
5
Hoofdstuk 1
cijfers. Met de monitor kunnen gemeenten en het Rijk ook vergelijken waar de overeenkomsten en waar de verschillen zitten en waar de gemeenten dus van elkaar kunnen leren. De uitkomsten van de monitor zullen onderdeel zijn van jaarlijks bestuurlijk overleg tussen het Rijk en de gemeenten.
1.2
Methode Het achterliggende doel van het monitorsysteem is betrouwbare en actuele informatie op te leveren over de maatschappelijke positie van Antilliaanse Nederlanders in de 22 Antillianengemeenten 1 en van Marokkaanse Nederlanders in de 22 gemeenten behorende tot het samenwerkingsverband aanpak Marokkaans-Nederlandse risicojongeren 2 om zo de voortgang van de verschillende aanpakken te kunnen monitoren. De monitor is gebaseerd op informatie uit bestaande registratiesystemen zoals de registratie van personen in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA), de registratie van leerlingen in de Basisregistratie Onderwijs (BRON) en registraties van verdachten van misdrijven in het Herkenningsdienstsysteem (HKS) van de politie. De gegevens zijn opgevraagd bij de bronnen die uit het oogpunt van uniformiteit van de gegevens en haalbaarheid het meest geschikt waren. Essentieel in de monitor is dat de gegevens op persoonsniveau zijn opgevraagd en gekoppeld. Dit maakt het onderzoek flexibel en geeft de mogelijkheid dwarsverbanden te leggen tussen de informatie uit de diverse bronnen. De monitor sluit qua methodiek aan bij de werkwijze die sinds 2007 in Rotterdam wordt gevolgd. Met het oog op de privacy van de betrokkenen zijn de persoonsgebonden nummers aan de bron versleuteld zodat ze niet meer terug te herleiden zijn naar personen (zie figuur 1.1). Pas na versleuteling van de identificerende persoonsnummers werden de bestanden met persoonsgegevens geleverd aan Risbo. Risbo heeft vervolgens de uit de diverse bronnen afkomstige gegevens op basis van het versleutelde persoonsnummer aan elkaar gekoppeld. Deze gegevens zijn ten slotte omgewerkt tot een voor onderzoeksdoeleinden geschikt onderzoeksbestand waarop de benodigde analyses zijn uitgevoerd.
1
2
6
Het betreft de gemeenten: Almere, Amersfoort, Amsterdam, Breda, Capelle a/d IJssel, Den Haag, Den Helder, Dordrecht, Eindhoven, Groningen, Hellevoetsluis, Leeuwarden, Lelystad, Nijmegen, Rotterdam, Schiedam, Spijkenisse, Tilburg, Vlaardingen, Vlissingen, Zoetermeer en Zwolle. Het betreft de gemeenten: Amersfoort, Amsterdam, Culemborg, Den Haag, Ede, Eindhoven, Gorinchem, Gouda, Helmond, Leiden, Lelystad, Maassluis, Nijmegen, Oosterhout, Roosendaal, Rotterdam, Schiedam, 's-Hertogenbosch, Tilburg, Utrecht, Veenendaal, Zeist.
Inleiding
Figuur 1.1:
Versleutelingproces persoonsgebonden nummers
1.3
Leeswijzer Om de leesbaarheid van het rapport te vergemakkelijken en eventuele onduidelijkheden te voorkomen worden in deze leeswijzer enkele punten toegelicht. In het rapport gebruiken we in navolging van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) zoveel mogelijk de termen Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders in plaats van Antillianen en Marokkanen. De definitie van Antilliaanse en Marokkaanse Nederlander sluit echter naadloos aan bij de door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gehanteerde definitie voor Antilliaan en Marokkaan. Een Antilliaanse Nederlander is een op de Nederlandse Antillen of Aruba geboren persoon van wie ten minste één ouder in het buitenland geboren is (eerste generatie) of een in Nederland geboren persoon van wie de moeder op de Nederlandse Antillen of Aruba is geboren of, in het geval de moeder in Nederland is geboren, de vader op de Nederlandse Antillen of Aruba is geboren (de tweede generatie). Een Marokkaanse Nederlander is een in Marokko geboren persoon van wie ten minste één ouder in het buitenland geboren is (eerste generatie) of een in Nederland geboren persoon van wie de moeder in Marokko is geboren of, in het geval de moeder in Nederland is geboren, de vader in Marokko is geboren (de tweede generatie). 3 In de tabellen en figuren worden Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders om praktische reden met de kortere term ‘Antilliaans’ en ‘Marokkaans’ aangeduid. Dit geldt eveneens voor de overige onderscheiden groepen. In het rapport wordt nog een groot aantal andere begrippen gebruikt. Voor een volledig overzicht van de in dit rapport gehanteerde begrippen en definities verwijzen we naar de begrippenlijst. In de figuren in deze rapportage worden niet alleen de resultaten voor de Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders gepresenteerd maar, om de resultaten in perspectief te kunnen plaatsen, ook van andere herkomstgroepen
7
Hoofdstuk 1
en de totale bevolking van de gemeente. Naast Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders onderscheiden we Surinaamse en Turkse Nederlanders. De overige migranten en hun nakomelingen worden samengenomen in twee categorieën te weten: ‘overig niet-westers’ voor migranten (en hun nakomelingen) uit de niet-westerse landen en ‘westers’ voor migranten (en hun nakomelingen) uit de westerse landen. Ten slotte onderscheiden we autochtone Nederlanders. In de meeste figuren worden percentages weergegeven en beschreven. Deze moeten echter met de nodige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd, aangezien ze soms gebaseerd zijn op een klein aantal personen. Dit geldt met name wanneer er voor een kleine gemeente uitgesplitst wordt naar herkomstgroep en verdere achtergrondkenmerken. In de tekst worden op diverse plaatsen ook aantallen genoemd. Voor een volledig overzicht van absolute aantallen, de populatieomvang, verdere uitsplitsingen et cetera wordt verwezen naar de tabellen in de bijlagen bij de hoofdstukken. Aantallen worden alleen gepresenteerd als de populatie groter is dan 5.
1.4
Opbouw van het rapport In deze monitor wordt informatie gepresenteerd over migratie en demografische kenmerken (hoofdstuk 2), onderwijspositie en voortijdig schoolverlaten (hoofdstuk 3), arbeid en uitkeringen (hoofdstuk 4) en criminaliteit (hoofdstuk 5). In hoofdstuk 5 wordt tevens ingegaan op de vraag of en in welke mate factoren zoals voortijdig schoolverlaten en uitkeringsafhankelijkheid, samenhangen met criminaliteit. Deze monitor gaat in op de situatie van de Antilliaans- en MarokkaansNederlandse bevolking. Samen met voorliggende rapportage verschijnen er twee overkoepelende rapportages waarin de gegevens van de betrokken gemeenten zijn samengevoegd.
3
8
Voor uitzonderingen en specificaties zie: http://www.cbs.nl/nlNL/menu/methoden/begrippen/default.htm?ConceptID=315
Hoofdstuk 2
2.1
Demografie en Migratie
Inleiding Om inzicht te krijgen in de omvang en samenstelling van de Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders in de gemeente Tilburg zetten we in dit hoofdstuk hun demografische kenmerken en hun migratiegeschiedenis uiteen. Achtereenvolgens gaan we in op de volgende kenmerken: bevolkingssamenstelling (paragraaf 2.2), geslacht (paragraaf 2.3), generatie (paragraaf 2.4), leeftijd (paragraaf 2.5), burgerlijke staat (paragraaf 2.6) en buitenlandse migratie (paragraaf 2.7).
2.2
Bevolkingssamenstelling Per 1 januari 2009 telt Tilburg in totaal 203.487 inwoners (zie tabel b2.1 in de bijlage bij dit hoofdstuk). Hiervan zijn 4.157 inwoners (2,0 procent) van Antilliaanse en 5.247 inwoners (2,6 procent) van Marokkaanse herkomst. Zij vormen hiermee kleinere groepen dan de Turkse (3,7 procent), maar grotere groepen dan de Surinaamse Nederlanders (1,6 procent) in Tilburg. Nederland heeft per 1 januari 2009 bijna 16,5 miljoen inwoners. Hiervan zijn er bijna 135.000 (0,8 procent) van Antilliaanse en bijna 342.000 (2,1 procent) van Marokkaanse herkomst.
9
Hoofdstuk 2
Antilliaans Marokkaans Surinaams 2,0% 2,6% 1,6% Turks 3,7%
ov. niet-w esters 3,9%
w esters 8,7%
autochtoon 77,5%
Figuur 2.1:
Bevolking naar herkomstgroep, 1 januari 2009 (in procenten van de totale bevolking) bron: GBA, bewerking Risbo
10
Demografie en Migratie
2.3
Geslacht Van de Antilliaans-Nederlandse bevolking in Tilburg is 51,0 procent vrouw en 49,0 procent man (zie figuur 2.2). Van de Marokkaans-Nederlandse bevolking is 48,0 procent vrouw en 52,0 procent man. De laatste groep wijkt enigszins af van de totale bevolking van Tilburg waarvan 49,6 procent man en 50,4 procent vrouw is.
Antilliaans
51,0
49,0
Marokkaans
48,0
52,0
Surinaams
51,2
48,8
Turks
52,5
47,5
ov. niet-w esters
51,2
48,8
w esters
48,8
51,2
autochtoon
49,4
50,6
totaal
49,6
50,4
0%
10%
20%
30%
40%
50% Man
Figuur 2.2:
60%
70%
80%
Vrouw
Bevolking naar geslacht, 1 januari 2009 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep) bron: GBA, bewerking Risbo
11
90%
100%
Hoofdstuk 2
2.4
Generatie In figuur 2.3 wordt de allochtone bevolking uitgesplitst naar eerste en tweede generatie. Allochtonen die niet in Nederland, maar in het herkomstland geboren zijn, worden tot de eerste generatie gerekend. In Nederland geboren personen met één of twee in het herkomstland geboren ouders worden tot de tweede generatie gerekend. Voor een uitgebreide toelichting op de definities verwijzen we naar de begrippenlijst en technische toelichting in de bijlagen. Van de Antilliaans-Nederlandse inwoners van Tilburg is ongeveer een derde (34,6 procent) in Nederland geboren. De tweede generatie Antilliaanse Nederlanders is hiermee in relatieve zin de kleinste van de verschillende onderscheiden herkomstgroepen. Van de bevolking van Marokkaanse herkomst is meer dan de helft van de tweede generatie (52,5 procent).
34,6
65,4
Antilliaans
52,5
47,5
Marokkaans
54,7
Surinaams
45,3
48,9
51,1
Turks
ov. niet-w esters
67,1
w esters
32,9
42,9
totaal 0%
57,1
51,8 10%
20%
30%
48,2 40%
50%
1e generatie
Figuur 2.3:
60%
70%
80%
2e generatie
Bevolking naar generatie, 1 januari 2009 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep) bron: GBA, bewerking Risbo
12
90%
100%
Demografie en Migratie
2.5
Leeftijd In figuur 2.4 wordt de leeftijdsopbouw van Antilliaans- en MarokkaansNederlandse inwoners van Tilburg vergeleken met andere herkomstgroepen en de totale bevolking in Tilburg. De Marokkaans-Nederlandse bevolking kent in vergelijking met de andere herkomstgroepen het grootste aandeel minderjarigen. Een kwart van de Marokkaanse Nederlanders is jonger dan 12 jaar. Van de Antilliaans-Nederlandse inwoners van Tilburg is een vijfde (19,3 procent) jonger dan twaalf jaar. Deze percentages verschillen sterk van de totale bevolking van Tilburg waarvan 13,3 procent jonger is dan twaalf jaar. Van de Antilliaans-Nederlandse bevolking is slechts 2,1 procent 65 jaar of ouder, van de Marokkaans-Nederlandse bevolking 4,4 procent. Dit verschilt sterk van de totale bevolking van Tilburg waarvan 13,5 procent 65 jaar of ouder is.
Antilliaans
19,3
10,6
25,5
Marokkaans Surinaams
19,3
Turks
20,1
ov. niet-w esters
10,4 8,4
10,3
10,8
autochtoon
12,1
totaal
13,3
8,5
4,6
11,8
6,0
0%
Figuur 2.4:
35,0
13,1
12,7 12,5 26,4
28,3
27,0
29,9
13,5
80% 45-64 jaar
13
1,5
15,4
25,2 60%
3,9
13,1
65 jaar e.o.
Bevolking naar leeftijd, 1 januari 2009 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep) bron: GBA, bewerking Risbo
4,0
37,2
25-44 jaar
4,4
21,8
17,1
18-24 jaar
2,1
13,1
39,4
40% 12-17 jaar
18,2
32,8
11,7
20% 0-11 jaar
11,6
33,8
11,2
6,4
33,3
13,6
23,3
w esters
16,5
100%
Hoofdstuk 2
Figuur 2.5a laat zien dat er een samenhang is tussen leeftijd en generatie; hoe hoger de leeftijd, hoe groter het aandeel eerste generatie migranten. Het grootste deel van de Antilliaans-Nederlandse kinderen dat jonger dan 19 jaar is, is in Tilburg geboren. Vanaf de leeftijdsgroep 20-24 jaar is de eerste generatie Antilliaanse Nederlanders in Tilburg groter dan de tweede generatie. Er zijn nauwelijks nog Antilliaanse Nederlanders van 40 jaar en ouder die tot de tweede generatie migranten behoren.
600 2e generatie 1e generatie 500
400
300
200
Figuur 2.5a:
Antilliaanse Nederlanders naar leeftijd en generatie, 1 januari 2009 (in absolute aantallen) bron: GBA, bewerking Risbo
14
75+
70-74
65-69
60-64
55-59
50-54
45-49
40-44
35-39
30-34
25-29
20-24
15-19
10-14
5-9
0-4
100
Demografie en Migratie
Voor de Marokkaanse Nederlanders geldt dat het overgrote deel van de Marokkaans-Nederlandse jongeren in Nederland is geboren (tweede generatie) (figuur 2.5b). Vanaf de leeftijdsgroep 30-34 jaar is de eerste generatie groter dan de tweede generatie. Onder de Marokkaanse Nederlanders van 35 jaar en ouder is het aandeel tweede generatie zeer beperkt.
600 2e generatie 1e generatie 500
400
300
200
Figuur 2.5b:
75+
70-74
65-69
60-64
55-59
50-54
45-49
40-44
35-39
30-34
25-29
20-24
15-19
10-14
5-9
0-4
100
Marokkaanse Nederlanders naar leeftijd en generatie, 1 januari 2009 (in absolute aantallen) bron: GBA, bewerking Risbo
2.6
Burgerlijke staat Van alle inwoners van Tilburg van 16 jaar en ouder is 40,7 procent ongehuwd, minder dan de helft gehuwd (44,6 procent) en de rest gescheiden (8,8 procent) of weduwe/weduwnaar (5,9 procent) (zie figuur 2.6). Bij de Antilliaans-Nederlandse bevolking zien we een heel ander beeld. Het aandeel ongehuwden onder Antilliaanse Nederlanders is veel groter dan gemiddeld. Maar liefst 69,1 procent van de Antilliaanse Nederlanders is ongehuwd, een vijfde gehuwd en van 1,2 procent is de partner overleden (zie figuur 2.6). Het aandeel personen dat gescheiden is (9,7 procent), verschilt niet veel van het gemiddelde onder alle inwoners van Tilburg. Het overgrote deel van de Marokkaans-Nederlandse bevolking is gehuwd (55,1 procent). Het aandeel ongehuwden (34,9 procent) en het aandeel weduwen/weduwnaren ligt met 1,5 procent lager dan gemiddeld.
15
Hoofdstuk 2
Het lage aandeel weduwen/weduwnaren in de migrantengroepen komt onder andere door de leeftijdsopbouw van de migrantengroepen (zie figuur 2.4). Aangezien de migrantengroepen relatief minder ouderen kennen dan gemiddeld, is het aandeel weduwen/weduwnaren logischerwijze ook kleiner dan gemiddeld.
55,1
34,9
Marokkaans
28,7
53,9
Surinaams
31,8
autochtoon
39,3
totaal
40,7
0%
10%
20%
10,2
45,5
8,5
44,6 30% Ongehuw d
40% Gehuw d
50%
60%
Gescheiden
8,8
70%
80%
90%
Weduw staat
Bevolking (16 jaar en ouder) naar burgerlijke staat, 1 januari 2009 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep) bron: GBA, bewerking Risbo
16
8,5
1,5
2,1
2,0
7,1
40,9
43,6
w esters
1,2
10,4
59,5
ov. niet-w esters
9,7
15,3
59,6
28,0
Turks
Figuur 2.6:
20,1
69,1
Antilliaans
1,5
5,4
6,6
5,9
100%
Demografie en Migratie
2.7
Buitenlandse migratie In figuur 2.7a wordt de immigratie en emigratie van Antillianen sinds 1988 jaar weergegeven. Met immigratie bedoelen we hier de vestiging van Antillianen (en Arubanen) vanuit het buitenland in Tilburg, met emigratie het vertrek van Antillianen (en Arubanen) vanuit Tilburg naar het buitenland. We zien een golfbeweging in het aantal Antillianen dat vanuit het buitenland naar Tilburg migreert. In de periode 1988-1991 komen jaarlijks gemiddeld rond de 300 Antillianen vanuit het buitenland naar Tilburg. In de jaren erna daalt dit cijfer tot 116 in 1994. Vanaf 1998 neemt de immigratie sterk toe met het grootste aantal migranten in het jaar 2000. In dat jaar komen er 523 Antillianen naar Tilburg. De sterke toename van het aantal immigranten wordt gevolgd door een scherpe afname in de jaren daarna. In 2005 komen er nog slechts 83 Antillianen naar Tilburg. In 2004 zijn er een groot aantal emigranten. In dat jaar vertrekken er 273 Antillianen vanuit Tilburg naar het buitenland, terwijl er zich 94 in Tilburg vestigen. Er is in de periode 2002-2007 sprake van een vertrekoverschot. Pas in 2008 en 2009 is er weer sprake van een licht vestigingsoverschot. In 2009 liggen de aantallen vertrekkende (99) en vestigende (111) Antillianen dicht bij elkaar.
Immigratie 550
Emigratie
500 450 400 350 300 250 200 150 100 50 0 1988
Figuur 2.7 a:
1989
1990
1991
1992
1993
1994
1995 1996
1997 1998
1999 2000
2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009
Buitenlandse migratie van Antillianen, 1988-2009 (in absolute aantallen) bron: CBS, statline
17
Hoofdstuk 2
Het aantal Marokkanen dat in de periode 1988–2009 vanuit het buitenland naar Tilburg migreert, wordt eveneens door een golfbeweging gekenmerkt (zie figuur 2.7b). In 1988 komen er nog 126 Marokkanen naar Tilburg. Hoewel de aantallen in de jaren erna wisselen, is er een dalende trend waarneembaar die eindigt in 1994 met 41 immigranten. De immigratie neemt vervolgens gestaag toe tot 1998. In de periode 1998-2003 schommelt de immigratie tussen de 73 en 87 personen. Na deze periode daalt de komst van Marokkanen. In 2008 en 2009 is er sprake van een vertrekoverschot. Dit was sinds het lichte vertrekoverschot van 1995 niet meer voorgekomen. In 2008 vestigen zich 19 Marokkanen in Tilburg en vertrekken er 41. In 2009 is de situatie omgedraaid en is er weer sprake van een vestigingsoverschot. Er komen 32 Marokkaanse immigranten en er emigreren er 14. Immigratie 140
Emigratie
120
100
80
60
40
20
0 1988
Figuur 2.7b :
1989
1990
1991
1992
1993
1994
1995 1996
1997 1998
1999 2000
2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009
Buitenlandse migratie van Marokkanen, 1988-2009 (in absolute aantallen) bron: CBS, statline
18
Hoofdstuk 3
3.1
Onderwijs
Inleiding Een goede opleiding is belangrijk voor de latere positie op de arbeidsmarkt. Een laag opleidingsniveau leidt in het algemeen tot geringere arbeidsmarktkansen, zowel in termen van participatie als het niveau waarop men werkzaam wordt. Een van de hoofddoelstellingen van het beleid gericht op Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders is daarom het terugdringen van voortijdig schoolverlaten. In paragraaf 3.4 presenteren we cijfers over nieuwe voortijdig schoolverlaters, gaan we in op hun achtergrondkenmerken en bekijken we of (en zo ja in welke mate) er een oververtegenwoordiging is van Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse nieuwe voortijdig schoolverlaters ten opzichte van de totale bevolking van de 22 gemeenten. In paragraaf 3.2 wordt eerst kort ingegaan op de gebruikte begrippen en de databron. Vervolgens staan we in paragraaf 3.3 stil bij de positie van jongeren in de leeftijd 12 t/m 22 jaar in het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs.
3.2
Gebruikte begrippen en databron
Leerlingen, deelnemers en voortijdig schoolverlaters In deze paragraaf gaan we kort in op de gebruikte begrippen. In paragraaf 3.3 rapporteren we over jongeren in de leeftijd van 12 t/m 22 jaar in het voortgezet onderwijs (vo), middelbaar beroepsonderwijs (mbo) en hoger onderwijs (ho). De cijfers hebben uitsluitend betrekking op het bekostigde onderwijs. Jongeren die particulier onderwijs volgen blijven buiten beschouwing. In dit hoofdstuk gebruiken we voor jongeren die onderwijs volgen in het algemeen de term leerlingen. Leerlingen die een mbo-opleiding volgen worden ook wel aangeduid als deelnemers. In schema 3.1 is, ter verduidelijking van de gebruikte termen en de niveaus, het Nederlandse onderwijsstelsel schematisch weergegeven.
19
Hoofdstuk 3
Schema 3.1:
Het Nederlandse onderwijsstelsel bron: CBS
In paragraaf 3.4 gaan we in op nieuwe voortijdig schoolverlaters (vsv-ers). Onder de nieuwe vsv-ers worden alle leerlingen van 12 t/m 22 jaar verstaan, die in een schooljaar zonder startkwalificatie (diploma van havo, vwo of mbo met minimaal niveau 2) het onderwijs verlaten. Voor de berekening van het percentage nieuwe vsv-ers is het aantal nieuwe vsv-ers in het schooljaar 2008/2009 gedeeld door het totaal aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs in de leeftijd van 12 t/m 22 jaar in de gemeente per 1 januari 2009 en vermenigvuldigd met 100.
Data De in dit hoofdstuk gepresenteerde onderwijsgegevens zijn gebaseerd op registraties in de Basisregistratie Onderwijs (BRON) en aangeleverd door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Alle leerlingen in het bekostigd voorgezet en middelbaar beroepsonderwijs staan in BRON geregistreerd.
20
Onderwijs
Cijfers schooljaar 2008/2009 In maart is het aantal voortijdig schoolverlaters van voorgaand schooljaar bekend. Deze gegevens hebben de status ‘voorlopig’ omdat het gaat om gegevens die zijn aangeleverd door de onderwijsinstellingen, maar nog niet zijn gecontroleerd door een accountant. Door de accountantscontrole en door inschrijfmutaties die met terugwerkende kracht worden verwerkt, kunnen er verschillen ontstaan tussen de voorlopige en definitieve cijfers. De definitieve cijfers zijn steeds in oktober bekend. Een voorbeeld: de voorlopige vsv-cijfers van schooljaar 2008-2009 zijn in maart 2010 bekend en worden in oktober 2010 definitief vastgesteld. 4 Koppeling Nieuwe voortijdig schoolverlaters in schooljaar 2008/2009 zijn op basis van het versleutelde burgerservicenummer (BSN) gekoppeld aan het bevolkingsbestand per 1 januari 2009. Indien het nummer in een van de bestanden niet bekend is, kan er geen koppeling worden gemaakt. Jongeren waarvan geen nummer bekend is, zijn in onderstaande tabellen dus niet opgenomen. Ook jongeren die in de loop van 2009 in de gemeente zijn gaan wonen, vallen buiten onderstaande analyses. De in dit hoofdstuk gepresenteerde cijfers kunnen daardoor licht afwijken van eerder door DUO gepresenteerde cijfers.
3.3
Leerlingen en deelnemers Figuur 3.1 gaat in op de positie van 12-22-jarige jongeren in het bekostigde onderwijs. We zien dat 44,1 procent van de 12-22-jarige leerlingen uit Tilburg voortgezet onderwijs volgt, een vijfde (20,1 procent) middelbaar beroepsonderwijs (mbo) volgt en de resterende 35,8 procent hoger beroepsonderwijs (hbo) of wetenschappelijk onderwijs (wo) volgt. 5 Van de Antilliaans-Nederlandse leerlingen volgt 46,6 procent voortgezet onderwijs en een bovengemiddeld groot deel een mbo-opleiding (32,7 procent). Een op de vijf van de Antilliaans-Nederlandse leerlingen volgt hoger onderwijs (20,7 procent). Dit aandeel ligt lager dan het gemiddelde van 35,8 procent. Meer dan de helft van de Marokkaans Nederlandse jongeren (55,1 procent) volgt voorgezet onderwijs. Het aandeel Marokkaans Nederlandse jongeren in het middelbare beroeps onderwijs ligt met een percentage van 34,2 procent
4 5
21
OCW (2010). Handleiding vsv-cijferproducten, p. 17 Een deel van de 12-jarige (en ook 13-jarigen) volgt nog basisonderwijs. Hierover is in de monitor geen informatie beschikbaar.
Hoofdstuk 3
hoger dan gemiddeld, het aandeel Marokkaans Nederlandse jongeren in het hoger onderwijs ligt met een percentage van 10,7 procent veel lager dan gemiddeld.
Antilliaans
46,6
Marokkaans
34,2
55,1
Surinaams
51,3
Turks
0%
20%
41,6
17,7
39,4 35,8
20,1
44,1 10%
27,0
18,1
42,8
totaal
10,4
25,1
40,3
autochtoon
18,6 35,1
47,8
w esters
10,7
30,1
54,6
ov. niet-w esters
30%
Voortgezet onderw ijs
Figuur 3.1:
20,7
32,7
40%
50%
60%
Middelbaar beroeps onderw ijs
70%
80%
90%
100%
Hoger onderw ijs
Leerlingen in het voortgezet onderwijs, mbo en hoger onderwijs naar etnische herkomst, 1 januari 2009 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep) bron: BRON, DUO, bewerking Risbo
22
Onderwijs
3.3.1
Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse leerlingen in het voortgezet onderwijs In deze paragraaf gaan we in op schoolgaande jongeren in het voortgezet onderwijs. In figuur 3.2 wordt per herkomstgroep aangegeven welk deel van de leerlingen praktijkonderwijs, vmbo, havo en vwo volgt. 6
10,6
Antilliaans Marokkaans
6,7
Surinaams
6,0
Turks
5,8
40,3
43,3
9,3
14,5
49,9
4,3
45,8
autochtoon 1,4
3,6
43,1
totaal 2,3
4,7
43,5
0%
20%
5,9
40%
5,0
5,1
8,1
13,2
11,2
7,4
8,1
11,9
12,1
5,6
14,1
7,0
8,8
43,5
w esters 1,6
6,3
14,2
41,4
ov. niet-w esters 3,2
Figuur 3.2:
12,2
12,0
60%
9,2
9,8
11,2
9,5
5,9
5,2 1,2
11,2
9,6
10,6
14,6
15,7
14,4
2,5
2,3
4,6 3,3
10,4
4,0
15,4
2,2
16,3
1,6
14,4
80%
praktijkonderw ijs
vo leerjaar 1-2, alg, lj 3
vmbo bb, leerjaar 3-4
vmbo kb, leerjaar 3-4
vmbo tl-gl, leerjaar 3-4
havo, leerjaar 3-5
vw o, leerjaar 3-6
overig vo
1,9
100%
Leerlingen in het voortgezet onderwijs naar onderwijsniveau en etnische herkomst, 1 januari 2009 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep) bron: BRON, DUO, bewerking Risbo
Uit figuur 3.2 wordt duidelijk dat een bovengemiddeld groot deel van de Antilliaans-Nederlandse vo-leerlingen in Tilburg praktijkonderwijs volgt (10,6 procent). Ook het aandeel van de Marokkaans-Nederlandse jongeren dat praktijkonderwijs volgt (6,7 procent) is hoger dan gemiddeld (2,3 procent). Het praktijkonderwijs is bestemd voor leerlingen die niet in staat zijn om een diploma te behalen in het vmbo. Het beoogt de leerlingen op te leiden voor zeer eenvoudig werk op de arbeidsmarkt. Stages zijn daarbij een essentieel onderdeel. Binnen het vmbo volgen Antilliaans-Nederlandse jongeren vaker dan gemiddeld de lagere leerweg (de basisberoepsgerichte leerweg) van het vmbo.
6
23
Leerlingen in het speciaal onderwijs zijn in deze figuur buiten beschouwing gelaten. Het speciaal onderwijs is voor leerlingen met een functiebeperking (zie schema 3.1). Hierover is in de monitor geen informatie beschikbaar.
Hoofdstuk 3
Onder jongeren van Marokkaanse herkomst in het vo is het aandeel vmbo-ers in de lagere leerweg met 14,2 procent ook groter dan onder de totale groep leerlingen uit Tilburg (5,9 procent). We zien verder dat het aandeel van de Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse leerlingen in de bovenbouw van de havo en in de bovenbouw van het vwo veel lager is dan gemiddeld. Van de totale groep 12-22-jarige vo-leerlingen uit Tilburg zit 14,4 procent in de bovenbouw van de havo en zit 14,4 procent in de bovenbouw van het vwo. Onder Antilliaans-Nederlandse jongeren liggen deze percentages op respectievelijk 8,1 en 5,9 procent. Van de MarokkaansNederlandse leerlingen volgt 9,2 procent de bovenbouw van de havo en 5,2 procent de bovenbouw van het vwo. 3.3.2
Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse deelnemers in het mbo Figuur 3.3 heeft betrekking op schoolgaande jongeren in de leeftijd t/m 22 jaar in het mbo. Het mbo kent met name in de beroepsbegeleidende leerweg een aanzienlijk aantal leerlingen dat ouder is dan 22 jaar. Deze blijven hier buiten beschouwing omdat er geen gegevens over beschikbaar zijn. Van alle Antilliaans-Nederlandse deelnemers aan het mbo volgt 12,5 procent een assistent-opleiding, dat wil zeggen een opleiding op het laagste niveau binnen het middelbaar beroepsonderwijs. Dit percentage is hoger dan bij de andere herkomstgroepen. Verder zien we dat 30,4 procent van de AntilliaansNederlandse deelnemers de basisberoepsopleiding (niveau 2) en 21,9 procent de vakopleiding (niveau 3) volgt. Van de Antilliaanse Nederlanders in het mbo volgt 35,3 procent een opleiding op het hoogste niveau, namelijk een middenkader- of specialistenopleiding. Antilliaanse Nederlanders blijven op het hoogste niveau achter bij de andere herkomstgroepen. Het grootste gedeelte (42,2) van de Marokkaans-Nederlandse deelnemers in het mbo onderwijs volgt niveau 4. Dit aandeel ligt iets onder het gemiddelde van alle deelnemers in het mbo in Tilburg. Verder zien we dat een benedengemiddeld aandeel (15,7 procent) de vakopleiding (niveau 3) volgt en een bovengemiddeld aandeel (34,9 procent) van de Marokkaans-Nederlandse deelnemers de basisberoepsopleiding volgt. 7,2 procent volgt een assistentopleiding, dat wil zeggen een opleiding op het laagste niveau binnen het mbo. Dit percentage is hoger dan het gemiddelde van 4,6 procent.
24
Onderwijs
Antilliaans
12,5
Marokkaans
7,2
Surinaams
8,7
Turks
30,4 34,9
w esters
36,3 47,6 50,5
22,0
20%
30%
mbo niveau 1
Figuur 3.3:
22,7
23,1
25,7 10%
43,7
21,7
23,5
4,6
0%
17,5
25,9
autochtoon 2,8 totaal
48,4
30,2
4,9
42,2
19,0
32,1
10,8
35,3
15,7
23,8
6,7
ov. niet-w esters
21,9
40%
47,7 50%
mbo niveau 2
60% mbo niveau 3
70%
80%
90%
100%
mbo niveau 4
Leerlingen (12-22 jaar) aan het mbo naar niveau en etnische herkomstgroep, 1 januari 2009 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep) bron: BRON, DUO, bewerking Risbo
3.4
Nieuwe voortijdig schoolverlaters In figuur 3.4 is het aandeel nieuwe voortijdig schoolverlaters in de leeftijd van 12 t/m 22 jaar opgenomen dat per 1 januari 2009 in Tilburg woont en in het schooljaar 2008/2009 de school voortijdig heeft verlaten (zie ook tabel b3.2 in de bijlage). In Tilburg wonen per 1 januari 2009 14.617 jongeren van 12 t/m 22 jaar die voortgezet onderwijs of middelbaar beroepsonderwijs volgen. In het schooljaar 2008/2009 hebben er hiervan 740 (5,1 procent) de school voortijdig verlaten. We zien dat het aandeel nieuwe voortijdig schoolverlaters met name onder Antilliaans-Nederlandse jongeren hoog is. Van de 509 AntilliaansNederlandse jongeren die voortgezet onderwijs of middelbaar beroepsonderwijs volgden hebben er 49 (9,6 procent) de school voortijdig verlaten. Onder Marokkaans-Nederlandse jongeren ligt het percentage nieuwe voortijdig schoolverlaters ongeveer gelijk aan dat van de totale groep leerlingen. Van de Marokkaans-Nederlandse jongeren heeft 5,8 procent de school voortijdig verlaten (36 van de 618 Marokkaans-Nederlandse jongeren die voortgezet onderwijs of middelbaar beroepsonderwijs volgen).
25
Hoofdstuk 3
Oververtegenwoordiging Een belangrijke doelstelling van het beleid is het terugdringen van de oververtegenwoordiging van voortijdig schoolverlaters. De oververtegenwoordiging geeft aan in hoeverre de vsv-cijfers onder de Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse jongeren afwijken van de vsv-cijfers onder de totale groep jongeren in de gemeente. De oververtegenwoordiging wordt berekend door het verschil tussen het aandeel nieuwe voortijdig schoolverlaters in de totale groep en de groep van Antilliaanse (of Marokkaanse) Nederlanders te delen door het aandeel in de totale groep. Van alle jongeren die voortgezet of middelbaar beroepsonderwijs volgden is 5,8 procent een nieuwe voortijdig schoolverlater. Van de Antilliaans-Nederlandse jongeren heeft 9,6 procent de school voortijdig verlaten. De oververtegenwoordiging van de Antilliaans-Nederlandse nieuwe voortijdig schoolverlaters komt daarmee uit op 90 procent (=((9,6-5,1)/5,1)*100=90%). Van de Marokkaans-Nederlandse jongeren heeft 5,8 procent de school voortijdig verlaten. De oververtegenwoordiging van de MarokkaansNederlandse nieuwe voortijdig schoolverlaters komt daarmee uit op 15 procent (=((5,8-5,1)/5,1)*100=15%). 7 In de tabellen b3.3 en b3.4 in de bijlage wordt het aantal, het percentage nieuwe voortijdig schoolverlaters en de oververtegenwoordiging gepresenteerd voor alle 22 Antillianen gemeenten en de 22 gemeenten van het samenwerkingsverband Marokkaanse Nederlanders.
7
Het percentage oververtegenwoordiging is berekend op basis van de niet-afgeronde percentages.
26
Onderwijs
Antilliaans
9,6
Marokkaans
5,8
Surinaams
8,2
Turks
5,5
ov. niet-w esters
5,8
w esters
6,1
autochtoon
4,5
totaal
5,1
0,0
Figuur 3.4:
2,0
4,0
6,0
8,0
10,0
Nieuwe voortijdig schoolverlaters (12-22 jaar) naar etnische herkomst, in schooljaar 2008/2009 (in procenten van betreffende deelpopulatie) bron: BRON, DUO, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
3.4.1
Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse nieuwe voortijdig schoolverlaters naar achtergrondkenmerken In figuur 3.5a en b splitsen we de vsv cijfers uit naar geslacht, generatie en leeftijd. Het aandeel voortijdig schoolverlaters onder de eerste generatie is groter dan onder de tweede generatie en bij jongens groter dan bij de meisjes. Dit beeld zien we bij zowel de jongeren van Antilliaanse herkomst, als bij de jongeren van Marokkaanse herkomst. Onder Antilliaans-Nederlandse jongens is het aandeel voortijdig schoolverlaters 13,5 procent, onder de Antilliaans-Nederlandse meisjes is dat 6,3 procent. Onder de eerste generatie Antilliaanse Nederlanders is het aandeel vsv-ers groter dan onder de tweede generatie (respectievelijk 11,7 procent versus 8,1 procent). Onder Marokkaans-Nederlandse jongens is het aandeel vsv meer dan tweeënhalf keer zo groot als onder meisjes (respectievelijk 8,3 procent versus 3,3 procent) (zie figuur 3.5b). Onder de eerste generatie Marokkaanse Nederlanders is het aandeel vsv-ers bijna drie keer zo groot als onder de tweede generatie (respectievelijk 14,0 procent versus 5,0 procent).
27
Hoofdstuk 3
Bij Antilliaans-Nederlandse jongeren is er bij de groep van de 17-19-jarigen het meeste sprake van uitval (16,9 procent) en bij de Marokkaans-Nederlandse jongeren is het aandeel voortijdig schoolverlaters onder de 21- en 22-jarigen relatief het hoogst (12,2 procent). In het mbo komt voortijdig schoolverlaten veel vaker voor dan in het vo.
Antilliaanse Nederlanders
9,6 Nieuw vsv 08/09 (%)
totale bevolking
5,1
13,5 M an
5,5 6,3
Vrouw
4,6
11,7 1e generat ie
9,2 8,1
2e generat ie
5,5
4,3
12-16 jaar
1,6 16,9
17-19 jaar
10,9 13,9
20-22 jaar
8,9
4,5
vo
1,7 15,4
mbo
11,5 0,0
Figuur 3.5a:
3,0
6,0
9,0
12,0
15,0
18,0
Aandeel nieuwe vsv-ers (12-22 jaar) onder Antilliaanse Nederlanders naar achtergrondkenmerken, in schooljaar 2008/2009 (in procenten van betreffende deelpopulatie) bron: BRON, DUO, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
28
Onderwijs
M arokkaanse Nederlanders
5,8 Nieuw vsv 08/09 (%)
t ot ale bevolking
5,1
8,3 M an
5,5 3,3
Vrouw
4,6
14,0 1e generat ie
9,2 5,0
2e generat ie
5,5
2,3
12-16 jaar
1,6 9,9
17-19 jaar
10,9 12,2
20-22 jaar
8,9
2,4
vo
1,7 10,7
mbo
11,5 0,0
Figuur 3.5b:
3,0
6,0
9,0
12,0
15,0
Aandeel nieuwe vsv-ers (12-22 jaar) onder Marokkaanse Nederlanders, naar achtergrondkenmerken, in schooljaar 2008/2009 (in procenten van betreffende deelpopulatie) bron: BRON, DUO, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
29
18,0
Hoofdstuk 4
4.1
Arbeid en Uitkering
Inleiding In dit hoofdstuk gaan we in op de arbeids- en uitkeringsituatie van de Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse bevolking. In paragraaf 4.2 wordt allereerst kort ingegaan op de gebruikte begrippen en databronnen. Vervolgens wordt in paragraaf 4.3 gerapporteerd over het aandeel niet-werkende werkzoekenden. Het aandeel werkzoekenden onder Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders is landelijk bezien hoger dan in de totale bevolking. Het reduceren van deze oververtegenwoordiging van Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders op dit terrein is een belangrijke doelstelling van het beleid gericht op Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders. In paragraaf 4.4 gaan we vervolgens in op het aandeel en de achtergronden van Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse uitkeringsontvangers (WWB en IOA).
4.2
Gebruikte begrippen en databronnen
Niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsontvangers In deze paragraaf gaan we kort in op de gebruikte begrippen. In paragraaf 4.3 rapporteren we over niet-werkende werkzoekenden (NWW) in de leeftijd van 15 t/m 64 jaar. Een niet-werkende werkzoekende is gedefinieerd als een persoon die bij een vestiging van het UWV WERKbedrijf is ingeschreven als een werkzoekende zonder werk of als werkzoekende die minder dan twaalf uur per week werkt met een inschrijfdatum en geen uitschrijfdatum. In paragraaf 4.4 gaan we in op personen die een uitkering ontvangen in het kader van de Wet werk en bijstand (WWB) en/of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, respectievelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen (IOAW en IOAZ). 8 Veelal wordt gerapporteerd over het percentage niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsontvangers. Deze percentages zijn berekend door het aantal
8
31
In enkele gemeenten zijn ook enkele personen die een uitkering ontvangen in het kader Wet inkomensvoorziening kunstenaars (WIK) in het bestand opgenomen.
Hoofdstuk 4
NWW-ers (respectievelijk het aantal uitkeringsontvangers) te delen door het aantal personen in de leeftijd van 15 t/m 64 jaar (de potentiële beroepsbevolking) en te vermenigvuldigen met 100. 9 Data De in dit hoofdstuk gepresenteerde gegevens over niet-werkende werkzoekenden zijn gebaseerd op registraties afkomstig van het UWV WERKbedrijf. Het UWV WERKbedrijf levert aan veel gemeenten jaarlijks een databestand met niet-werkende werkzoekenden per 31 december. Dit databestand is, met toestemming van UWV WERKbedrijf, door de gemeenten aan Risbo doorgeleverd. Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van het bestand met werkzoekenden die per 31-12-2008 bij het UWV WERKbedrijf stonden ingeschreven. De cijfers over uitkeringen zijn afkomstig van de gemeentelijke of regionale uitkeringsinstanties. De cijfers hebben 1-1-2009 als peildatum.
4.3
Werkzoekenden In Tilburg wonen per 1 januari 2009 142.574 personen van 15 t/m 64 jaar. Daarvan staan er 5.179 (3,6 procent) als niet-werkende werkzoekende bij het UWV WERKbedrijf ingeschreven. Van de 3.056 Antilliaanse Nederlanders van 15 t/m 64 jaar zijn er 234 (7,7 procent) als niet-werkende werkzoekende geregistreerd. Van de 3.402 Marokkaanse Nederlanders van 15 t/m 64 jaar zijn er 305 (9,0 procent) als niet-werkende werkzoekende geregistreerd (zie figuur 4.1 en tabel b4.1 in de bijlage). Het aandeel niet-werkende werkzoekenden onder Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders is dus aanzienlijk hoger dan in de totale bevolking van Tilburg (zie tabel b4.1 in de bijlage). Van de 916 Antilliaanse Nederlanders van 15 t/m 24 jaar, zijn er 38 werkzoekend (4,1 procent). Van de 878 Marokkaanse Nederlanders van15 t/m 24 jaar die in Tilburg wonen, zijn er 37 werkzoekend (4,2 procent). Bij beide groepen is het percentage hoger dan het gemiddelde van 1,9 procent.
9
32
Een beperkt aantal personen onder de 18 jaar ontvangt een uitkering. In principe heeft een persoon jonger dan 18 jaar geen recht op bijzondere bijstand, maar zijn de ouders financieel verantwoordelijk voor de jongere. Alleen op grond van zéér dringende redenen kan een persoon jonger dan 18 jaar toch recht hebben op bijzondere bijstand. Daarnaast moet vaststaan dat de behoefte aan bijzondere bijstand op geen enkele andere manier kan worden verholpen (bron: http://loketaltena.rechtopbijstand.nl/inhoud/index/pid/916).
Arbeid en Uitkering
Oververtegenwoordiging De oververtegenwoordiging wordt berekend door het verschil tussen het aandeel werkzoekenden in de totale groep en de groep van Antilliaanse of Marokkaanse Nederlanders te delen door het aandeel in de totale groep. De oververtegenwoordiging van de Antilliaans-Nederlandse werkzoekenden ten opzichte van de totale bevolking komt voor Tilburg uit op 111 procent (=((7,73,6)/3,6)*100=111%). 10 Voor jonge werkzoekenden (15 t/m 24 jaar) van Antilliaanse afkomst is de oververtegenwoordiging 122 procent. De oververtegenwoordiging van de Marokkaans-Nederlandse werkzoekenden ten opzichte van de totale bevolking komt voor Tilburg uit op 147 procent (=((9,0-3,6)/3,6)*100=147 procent). Voor jonge werkzoekenden (15 t/m 24 jaar) van Marokkaanse afkomst is de oververtegenwoordiging 126 procent. In de tabellen b4.5 en b4.6 in de bijlage wordt het aantal en het percentage werkzoekenden en de oververtegenwoordiging gepresenteerd voor alle 22 Antillianengemeenten en de 22 gemeenten van het Samenwerkingsverband aanpak Marokkaans-Nederlandse risicojongeren.
Antilliaans
7,7
Marokkaans
9,0
Surinaams
5,9
Turks
8,0
ov.niet-w esters
10,6
w esters
4,0
autochtoon
2,7
totaal
3,6
0,0
Figuur 4.1:
5,0
10,0
15,0
20,0
25,0
30,0
Werkzoekenden (15-64 jaar) naar etnische herkomst, 31 december 2008 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep) bron: UWV WERKbedrijf, bewerking Risbo
10
Het percentage oververtegenwoordiging is berekend op basis van de niet-afgeronde percentages.
33
Hoofdstuk 4
4.3.1
Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse werkzoekenden naar achtergrondkenmerken In figuur 4.2a en 4.2b wordt het aandeel werkzoekenden uitgesplitst naar geslacht, leeftijd en generatie. In figuur 4.2a zien we dat van de AntilliaansNederlandse vrouwen een iets groter deel (8,2 procent) werkzoekend is dan van de Antilliaans-Nederlandse mannen (7,0 procent). Van alle jongeren in de leeftijd van 15 t/m 24 jaar is 1,9 procent als werkzoekende ingeschreven bij UWV WERKbedrijf (zie b4.1 in de bijlage). Het aandeel werkzoekenden onder Antilliaans-Nederlandse jongeren in deze leeftijdsgroep is met 4,1 procent ruim twee keer zo hoog. Verder geldt: hoe ouder men is, hoe hoger het percentage werkzoekenden. Van de 55-64-jarige Antilliaanse Nederlanders is één op de acht werkzoekend. Het percentage werkzoekenden onder de eerste generatie Antilliaanse Nederlanders is met 8,9 procent veel hoger dan onder de tweede generatie (2,3 procent). Dit kan deels het gevolg zijn van het verschil in de leeftijdsopbouw tussen de eerste en tweede generatie. De tweede generatie Antilliaanse Nederlanders is gemiddeld genomen jonger (zie figuur 2.5a) en het aandeel werkzoekenden onder jongeren is veel kleiner dan onder ouderen. Ook als we hiervoor corrigeren door generaties te vergelijken binnen de onderscheiden leeftijdsgroepen is het aandeel werkzoekenden onder de eerste generatie Antilliaanse Nederlanders hoger dan onder de tweede generatie Antilliaanse Nederlanders.
34
Arbeid en Uitkering
3,6
totale bevolking
7,0
Man
3,6 8,2
Vrouw
3,6
8,9 8,7
1e generatie 2,3
2e generatie
3,4
4,1
15-24 jaar
1,9 6,2
25-34 jaar
2,8 10,3
35-44 jaar
4,1 10,5
45-54 jaar
4,7 12,7
55-64 jaar
5,1
5,9
15-24 jaar, 1e generatie
4,7 1,6 2,3
15-24 jaar, 2e generatie
7,2 6,4
25-34 jaar, 1e generatie 1,5
25-34 jaar, 2e generatie
3,9
0,0
Figuur 4.2a:
Antilliaanse Nederlanders
7,7
Bevollking (15-64 jaar)
5,0
10,0
15,0
20,0
25,0
30,0
Aandeel Antilliaans-Nederlandse werkzoekenden (15–64 jaar) naar achtergrondkenmerken, 31 december 2008 (in procenten van betreffende deelpopulatie) bron: UWV WERKbedrijf, bewerking Risbo
In figuur 4.2b zien we dat het percentage werkzoekenden onder MarokkaansNederlandse mannen en onder Marokkaans-Nederlandse vrouwen zeer weinig verschilt (respectievelijk 9,2 procent en 8,7 procent). Bij de Marokkaanse Nederlanders is het percentage werkzoekenden, net als bij de Antilliaanse Nederlanders, onder de eerste generatie veel hoger dan onder de tweede generatie (11,1 versus 5,0 procent). Ook hier kan dit deels het gevolg zijn van het verschil in de leeftijdsopbouw tussen de eerste en tweede generatie. De tweede generatie Marokkaanse Nederlanders is gemiddeld
35
Hoofdstuk 4
genomen veel jonger (zie figuur 2.5b) en het aandeel werkzoekenden onder jongeren is veel kleiner dan onder ouderen. Als we hiervoor corrigeren zien we dat binnen de leeftijdscategorie van 15-24 jaar het aandeel werkzoekenden onder de eerste generatie Marokkaanse Nederlanders nog steeds hoger is dan onder de tweede generatie Marokkaanse Nederlanders. In de leeftijdscategorie van 25-34 jaar is er nauwelijks verschil tussen Marokkaanse Nederlanders van de eerste en tweede generatie. In het algemeen geldt dat het aandeel werkzoekenden verder toeneemt naarmate de leeftijd stijgt. Onder de Marokkaans-Nederlandse bevolking zien we dit beeld ook, echter het hoogste aandeel werkzoekenden vinden we onder de 45-54-jarige Marokkaanse Nederlanders (16,4 procent). Dit percentage ligt ver boven het gemiddelde. Van de totale groep 45-54 jarigen in Tilburg is gemiddeld 4,7 procent werkzoekend. Opgemerkt wordt dat het aantal werkzoekenden in specifieke subcategorieën soms beperkt is en dat de resultaten van deze analyses daarom voorzichtig moeten worden geïnterpreteerd. Voor absolute aantallen wordt verwezen naar tabel b4.1 in de bijlage.
36
Arbeid en Uitkering
3,6
Man
3,6
totale bevolking
9,2 8,7
Vrouw
3,6
11,1
1e generatie
8,7 5,0
2e generatie
3,4
4,2
15-24 jaar
1,9 7,8
25-34 jaar
2,8 11,6
35-44 jaar
4,1 16,4
45-54 jaar
4,7 9,5
55-64 jaar
5,1
7,4
15-24 jaar, 1e generatie
4,7 3,6
15-24 jaar, 2e generatie
2,3
7,9
25-34 jaar, 1e generatie
6,4 7,7
25-34 jaar, 2e generatie
3,9
0,0
Figuur 4.2b:
Marokkaanse Nederlanders
9,0
Bevollking (15-64 jaar)
5,0
10,0
15,0
20,0
25,0
30,0
Aandeel Marokkaans-Nederlandse werkzoekenden (15–64 jaar) naar achtergrondkenmerken, 31 december 2008 (in procenten van betreffende deelpopulatie) bron: UWV WERKbedrijf, bewerking Risbo
Kenmerken van werkzoekenden In tabel b4.3 in de bijlage wordt stilgestaan bij enkele andere kenmerken van de werkzoekenden, namelijk; duur, fasering, opleidingsniveau en beroepsniveau. We zien hier dat van de Marokkaans-Nederlandse werkzoekenden een derde en van de Antilliaans-Nederlandse bijna de helft korter dan 6 maanden werkzoekend is. Van alle werkzoekenden in Tilburg is 36 procent korter dan 6 maanden werkzoekend.
37
Hoofdstuk 4
Van de Marokkaans-Nederlandse werkzoekenden is een relatief groot deel laagopgeleid. De Antilliaanse Nederlanders hebben relatief vaak een vmboopleiding. Ook zoeken beide groepen vaker dan de gemiddelde werkzoekende werk op een elementair niveau. Voor meer uitsplitsingen zoals naar fasering, etc. verwijzen we naar tabel b4.3 in de bijlage .
4.4
Uitkeringen Van de 15-64-jarige inwoners in Tilburg zijn er 4.470 (3,1 procent) afhankelijk van een uitkering in het kader van de WWB of de IOA (zie figuur 4.3 en tabel b4.2 in de bijlage). Van de 3.056 15-64 jarige Antilliaanse Nederlanders ontvangen er 294 een uitkering (9,6 procent) en van de 3.402 Marokkaanse Nederlanders krijgen er 255 (7,5 procent) een uitkering. Van de 15-64-jarige Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders is een aanzienlijk groter deel afhankelijk van een uitkering dan van de totale bevolking van Tilburg. Er wonen in Tilburg 30.466 jongeren in de leeftijd van 15 t/m 24 jaar. Daarvan ontvangen er 394 (1,3 procent) een uitkering. Van de 916 AntilliaansNederlandse jongeren zijn er 35 afhankelijk van een uitkering (3,8 procent). Van de 878 Marokkaans-Nederlandse jongeren krijgen er 10 (1,1 procent) een uitkering.
Oververtegenwoordiging De oververtegenwoordiging wordt berekend door het verschil tussen het aandeel uitkeringsontvangers in de totale groep en de groep van Antilliaanse of Marokkaanse Nederlanders te delen door het aandeel in de totale groep. De oververtegenwoordiging van de Antilliaans-Nederlandse uitkeringsontvangers is 207 procent (=((9,6-3,1)/3,1)*100=207 procent). 11 Voor jonge Antilliaans-Nederlandse uitkeringsontvangers is de oververtegenwoordiging 195 procent. Voor de Marokkaans-Nederlandse uitkeringsontvangers bedraagt de oververtegenwoordiging 139 procent (=((7,53,1)/3,1)*100=139 procent). Voor jonge Marokkaans-Nederlandse uitkeringsontvangers is er sprake van een ondervertegenwoordiging van 12 procent. In de tabellen b4.7 en b4.8 in de bijlage wordt het aantal en het percentage uitkeringsontvangers en de oververtegenwoordiging gepresenteerd voor alle 22 Antillianengemeenten en de 22 gemeenten van het Samenwerkingsverband aanpak Marokkaans-Nederlandse risicojongeren.
11
Het percentage oververtegenwoordiging is berekend op basis van de niet-afgeronde percentages.
38
Arbeid en Uitkering
Antilliaans
9,6
Marokkaans
7,5
Surinaams
6,5
Turks
6,0
ov.niet-w esters
13,9
w esters
3,2
autochtoon
2,1
totaal
3,1
0,0
Figuur 4.3:
5,0
10,0
15,0
20,0
25,0
30,0
Personen (15-64 jaar) met een WWB- of IOA uitkering, 1 januari 2009 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep) bron: gemeentelijke of regionale uitkeringsinstanties, bewerking Risbo
4.4.1
Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse uitkeringsontvangers naar achtergrondkenmerken In figuur 4.4a zien we dat Antilliaans-Nederlandse vrouwen veel vaker afhankelijk zijn van een uitkering dan Antilliaans-Nederlandse mannen en dat de uitkeringsafhankelijkheid onder ouderen veel groter is dan onder jongeren. Verder zien we dat de tweede generatie veel minder vaak afhankelijk is van een uitkering dan de eerste generatie (zie figuur 4.4a). Dit verschil blijft zichtbaar als we controleren voor het generatie-effect. Van de 15-24-jarigen heeft 5,7 procent van de eerste generatie een uitkering, van de tweede generatie heeft 1,1 procent een uitkering. Uit figuur 4.4b blijkt dat Marokkaans-Nederlandse mannen iets minder vaak afhankelijk zijn van een uitkering dan Marokkaans-Nederlandse vrouwen. Verder blijkt dat de tweede generatie Marokkaanse Nederlanders uit Tilburg veel minder vaak afhankelijk van een uitkering is dan de eerste generatie. Evenals bij alle andere bevolkingsgroepen is de uitkeringsafhankelijkheid onder Marokkaans-Nederlandse ouderen veel groter dan onder MarokkaansNederlandse jongeren. Dit is deels het gevolg van het verschil in de leeftijdsopbouw tussen de eerste en tweede generatie Marokkaanse Nederlanders. De tweede generatie is gemiddeld genomen veel jonger en het
39
Hoofdstuk 4
aandeel uitkeringsontvangers onder jongeren is veel kleiner dan onder ouderen. We corrigeren hiervoor door generaties te vergelijken binnen de onderscheiden leeftijdsgroepen. In de leeftijdsgroep 15 t/m 24 jaar is het aandeel uitkeringsontvangers onder de eerste generatie Marokkaanse Nederlanders (2,7 procent) aanzienlijk hoger dan onder de tweede generatie Marokkaanse Nederlanders (0,8 procent). In de opvolgende leeftijdsgroep van 25 t/m 34 jaar is het verschil tussen het aandeel uitkeringsontvangers in de eerste generatie (6,8 procent) en de tweede generatie (5,9 procent) iets beperkter.
3,1
totale bevolking
5,5
Man
2,6 13,6
Vrouw
3,7
11,4
1e generatie
9,2 2,1 2,4
2e generatie
3,8
15-24 jaar
1,3 9,2
25-34 jaar
2,9 12,3
35-44 jaar
3,6 13,7
45-54 jaar
3,7 17,5
55-64 jaar
4,4
5,7 5,3
15-24 jaar, 1e generatie 1,1 0,8
15-24 jaar, 2e generatie
10,3
25-34 jaar, 1e generatie
7,2 3,6 3,6
25-34 jaar, 2e generatie 0,0
Figuur 4.4a:
Antilliaanse Nederlanders
9,6
Bevollking (15-64 jaar)
5,0
10,0
15,0
20,0
25,0
30,0
Aandeel Antilliaanse Nederlanders (15–64 jaar) met een WWB/IOA uitkering naar achtergrondkenmerken, 31 december 2008 (in procenten van betreffende deelpopulatie) bron: gemeentelijke of regionale uitkeringsinstanties
40
Arbeid en Uitkering
3,1
totale bevolking
7,1
Man
2,6 7,9
Vrouw
3,7
9,9 9,2
1e generatie 3,0 2,4
2e generatie
1,1 1,3
15-24 jaar
6,4
25-34 jaar
2,9 10,2
35-44 jaar
3,6 14,5
45-54 jaar
3,7 13,2
55-64 jaar
4,4
2,7
15-24 jaar, 1e generatie
5,3 0,8 0,8
15-24 jaar, 2e generatie
6,8 7,2
25-34 jaar, 1e generatie
5,9
25-34 jaar, 2e generatie
3,6
0,0
Figuur 4.4b:
Marokkaanse Nederlanders
7,5
Bevollking (15-64 jaar)
5,0
10,0
15,0
20,0
25,0
30,0
Aandeel Marokkaanse Nederlanders (15–64 jaar) met een WWB- of IOA uitkering naar achtergrondkenmerken, 1 januari 2009 (in procenten van betreffende deelpopulatie) bron: gemeentelijke of regionale uitkeringsinstanties
Kenmerken van uitkeringsontvangers In tabel b4.4 in de bijlage worden ook cijfers gepresenteerd over de uitkeringsduur. We zien daar dat van de Antilliaans- en MarokkaansNederlandse uitkeringsontvangers een groot gedeelte al langdurig afhankelijk is van een uitkering, maar het percentage Antilliaanse Nederlanders en Marokkaanse Nederlanders is lager dan de totale groep langdurige uitkeringsontvangers in Tilburg.
41
Hoofdstuk 4
Van de Antilliaans-Nederlandse uitkeringsontvangers is 35,0 procent 5 jaar of langer afhankelijk van een uitkering, van de Marokkaans-Nederlandse uitkeringsontvangers is dat 31,4 procent. Het gemiddelde in Tilburg is 38,5 procent.
42
Hoofdstuk 5
5.1
Criminaliteit
Inleiding Het huidige beleid richt zich tevens op het verminderen van criminaliteit. In dit hoofdstuk wordt stilgestaan bij de omvang en aard van criminaliteit onder de Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse bevolking in Tilburg. Daarbij wordt een vergelijking gemaakt met het aandeel verdachten onder andere grote herkomstgroepen en onder de totale bevolking van Tilburg. In paragraaf 5.2 wordt kort ingegaan op de gebruikte begrippen en de databron. In paragraaf 5.3 wordt aandacht geschonken aan de omvang van de criminaliteit onder de Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse bevolking van Tilburg in het jaar 2009. Vervolgens gaan we in op de achtergrondkenmerken en de oververtegenwoordiging van Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse verdachten in de bevolking van Tilburg. In paragraaf 5.4 worden verdachtencijfers gepresenteerd voor de periode 2005-2009. Het gaat hier om welk deel van de per 1 januari 2009 in Tilburg ingeschreven bevolking op enig moment in de periode 2005-2009 minimaal één keer in aanraking met de politie is gekomen op verdenking van betrokkenheid bij een misdrijf. Vervolgens komt in paragraaf 5.5 de pleegcarrière aan de orde en wordt in paragraaf 5.6 ingegaan op het type misdrijven waar Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders van verdacht worden.
5.2
Gebruikte begrippen en databron
Verdachten, antecedenten en misdrijven In deze paragraaf gaan we kort in op de gebruikte begrippen. We maken onderscheid tussen verdachten, antecedenten en misdrijven. Er wordt eerst gerapporteerd over (het percentage) verdachten. Een persoon staat als verdachte geregistreerd indien tegen hem proces-verbaal is opgemaakt ter zake van één of meer misdrijven/delicten. Zo’n proces-verbaal wordt een antecedent genoemd. In een proces-verbaal of antecedent kunnen meerdere misdrijven worden geregistreerd. Men kan hierbij denken aan een winkeldiefstal waarbij ook mishandeling heeft plaatsgevonden. Indien van deze gebeurtenis
43
Hoofdstuk 5
proces-verbaal wordt opgemaakt, zullen hierin meerdere wetsartikelen worden vermeld. Uiteraard komt het ook voor dat in een bepaald jaar een persoon meer dan één keer met de politie in aanraking komt op verdenking van een misdrijf. Van een persoon die in een bepaald jaar drie keer is opgepakt door de politie voor een misdrijf en waartegen evenzoveel keer proces-verbaal is opgemaakt staan dan drie antecedenten geregistreerd. Het totaal aantal geregistreerde antecedenten en misdrijven in een bepaalde periode is dus bijna per definitie groter dan het totaal aantal geregistreerde verdachten. In paragraaf 5.5. wordt nagegaan of een verdachte eenmalig of vaker verdacht is geweest van een misdrijf. Hiervoor wordt de term pleegcarrière gebruikt. Verdachten worden onderscheiden naar first offenders (hier beginners genoemd), meerplegers en veelplegers. Voor verdere uitleg zie paragraaf 5.5. en de begrippenlijst en technische toelichting in de bijlagen. Databron Voor dit hoofdstuk maken we gebruik van verdachtenregistraties uit het zogenaamde Herkenningsdienstsysteem (HKS). De gegevens zijn afkomstig van de Dienst IPOL van het Korps Landelijke politiediensten (KLPD). De Dienst IPOL verzamelt jaarlijks data vanuit het HKS. In het HKS worden verdachten geregistreerd tegen wie een proces-verbaal is opgemaakt wegens een misdrijf. Het is de overtuiging van de politie dat het daders zijn. Voor deze personen is proces-verbaal van opsporing gemaakt en verstuurd naar het Openbaar Ministerie. De rechter moet zich er nog over uitspreken. We rapporteren dus over verdachten en niet over veroordeelden.
Cijfers 2009 De cijfers over het meest recent verlopen jaar (hier dus 2009) zijn altijd voorlopige cijfers. Deze cijfers worden in het eerste kwartaal van het komende jaar (2011) pas definitief. Dit geldt echter voor alle bevolkingsgroepen zodat het vergelijken van percentages wel mogelijk is.
Koppeling Geregistreerde verdachten in 2009 zijn op basis van het versleutelde persoonsnummer aan elkaar gekoppeld aan het bevolkingsbestand per 1 januari 2009. Indien het persoonsnummer in de verdachtenregistratie niet bekend is, kan er per definitie geen koppeling worden gemaakt met het bevolkingsbestand. Verdachten zonder valide persoonsnummer zijn in onderstaande tabellen dus niet opgenomen. Ook verdachten die in de loop van 2009 in de gemeente zijn gaan wonen, vallen buiten onderstaande analyses.
44
Criminaliteit
De gepresenteerde verdachtenpercentages en aantallen kunnen daardoor verschillen van de door de Dienst IPOL gepresenteerde cijfers. Voor meer informatie over het HKS verwijzen we naar de begrippenlijst en technische toelichting in de bijlagen.
5.3
Verdachten 2009 Tilburg telt per 1 januari 2009 176.386 inwoners van 12 jaar of ouder. Hiervan komen er in 2009 2.384 in aanraking met de politie op verdenking van een misdrijf en worden als verdachte in het HKS geregistreerd. Van de bevolking van 12 jaar en ouder wordt in 2009 dus 1,4 procent verdacht van een misdrijf (zie figuur 5.1, en tabel b5.1 in de bijlage). Per 1 januari 2009 wonen in Tilburg 3.353 Antilliaanse Nederlanders van 12 jaar of ouder. Hiervan worden er in 2009 161 (4,8 procent) verdacht van een misdrijf. Van de Marokkaanse Nederlanders wordt 4,3 procent verdacht van een misdrijf (168 verdachten van de 3.908 Marokkaanse Nederlanders van 12 jaar en ouder).
Antilliaans
4,8
Marokkaans
4,3
Surinaams
2,8
Turks
3,5
ov. niet-w esters
2,9
w esters
1,3
autochtoon
1,0
totaal
1,4
0,0
Figuur 5.1:
2,0
4,0
6,0
8,0
Verdachten (12 jaar en ouder), in 2009 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep per 1 januari 2009) bron: HKS, bewerking Risbo, voorlopige cijfers.
45
10,0
Hoofdstuk 5
Oververtegenwoordiging De oververtegenwoordiging wordt berekend door het verschil tussen het aandeel verdachten in de totale groep en de groep van Antilliaanse of Marokkaanse Nederlanders te delen door het aandeel in de totale groep. Van de totale bevolking in Tilburg is 1,4 procent verdacht en van de AntilliaansNederlandse bevolking van 12 jaar en ouder is 4,8 procent verdacht. De oververtegenwoordiging komt daarmee uit op 255 procent (=((4,81,4)/1,4)*100=255 procent). 12 Er wonen in Tilburg 36.870 jongeren in de leeftijd van 12 t/m 24 jaar. Daarvan worden er in 2009 1.065 verdacht (2,9 procent). Van de 1.124 Antilliaans-Nederlandse 12-24-jarige jongeren worden er 82 verdacht (7,3 procent). Dit is een oververtegenwoordiging van 153 procent (zie tabel b5.4 in de bijlage). Van de Marokkaans-Nederlandse bevolking van 12 jaar en ouder wordt 4,3 procent verdacht. De oververtegenwoordiging ten opzichte van de totale bevolking is 218 procent. Van de 1153 Marokkaans-Nederlandse jongeren worden er 109 verdacht (9,5 procent). Dit is een oververtegenwoordiging van 153 procent (zie tabel b5.5 in de bijlage). In de bijlagen wordt ook het aantal en het percentage verdachten en de oververtegenwoordiging gepresenteerd voor alle 22 Antillianengemeenten en de 22 gemeenten van het samenwerkingsverband aanpak Marokkaans-Nederlandse risicojongeren.
5.3.1
Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse verdachten naar achtergrondkenmerken In figuur 5.2a 5.2b wordt het aandeel verdachten uitgesplitst naar subgroepen. Verdachten naar geslacht Mannen worden veel vaker verdacht dan vrouwen. Dit geldt voor zowel de Antilliaanse als voor de Marokkaanse Nederlanders. Van alle vrouwen van 12 jaar en ouder in Tilburg wordt in 2009 0,5 procent verdacht. Van de mannen wordt 2,2 procent verdacht van een misdrijf. We zien dat AntilliaansNederlandse vrouwen relatief vaak worden verdacht. In 2009 wordt 2,5 procent van de Antilliaans-Nederlandse vrouwen verdacht van een misdrijf. Dit percentage ligt vijf keer hoger dan bij de totale vrouwelijke bevolking van Tilburg. Van de Marokkaans-Nederlandse vrouwen wordt in 2009 1,3 procent verdacht van een misdrijf. Marokkaans-Nederlandse vrouwen worden dus
12
Het percentage oververtegenwoordiging is berekend op basis van de niet-afgeronde percentages.
46
Criminaliteit
relatief minder vaak verdacht dan Antilliaans-Nederlandse vrouwen, maar nog steeds relatief vaker dan de totale vrouwelijke bevolking van Tilburg. Verdachten naar leeftijd en generatie Van de minderjarige Antilliaanse Nederlanders wordt 6,6 procent verdacht, van de jongvolwassenen 7,7 procent, van de 25-44 jarigen 4,0 procent en van de 45-64-jarigen 3,0 procent. Het aandeel verdachten onder de 45-64-jarige Antilliaanse Nederlanders verschilt veel van het gemiddelde in Tilburg, dat onder de één procent ligt (0,7 procent). De criminaliteit onder de MarokkaansNederlandse bevolking heeft een andere opbouw. Van de MarokkaansNederlandse minderjarigen wordt 8,2 procent verdacht, van de jongvolwassenen 10,5 procent. Onder de groep 25-44 jarige Marokkaanse Nederlanders is het percentage verdachten 2,9 waarmee het aanzienlijk lager is dan onder de Marokkaans-Nederlandse minderjarigen. In de leeftijdsgroep van 45-64 jaar is het aandeel Marokkaans-Nederlandse verdachten vergelijkbaar met het gemiddelde in Tilburg. Onder Antilliaanse Nederlanders van de eerste generatie is het aandeel verdachten met 4,6 procent iets lager dan onder de tweede generatie (5,6 procent). Onder Marokkaanse Nederlanders lijkt het verschil tussen de eerste en tweede generatie in het percentage verdachten op het eerste gezicht veel groter. Van de eerste generatie Marokkaanse Nederlanders is 2,1 procent verdacht, van de tweede generatie 8,2 procent. Een en ander hangt echter sterk samen met het verschil in leeftijdsopbouw tussen de eerste en tweede generatie Marokkaanse Nederlanders. De tweede generatie is gemiddeld genomen veel jonger en, zoals eerder werd aangeven, het aandeel verdachten onder jongeren is in het algemeen groter dan onder ouderen. Om te voorkomen dat verschillen in verdachtenpercentages tussen generaties onterecht worden toegeschreven aan een generatie-effect, terwijl er eigenlijk sprake is van een leeftijdseffect, is in figuur 5.2b de analyse ook gemaakt voor Marokkaans-Nederlandse jongeren in de leeftijd van 12 t/m 24 jaar. We zien dat het verschil tussen de generaties na de correctie voor leeftijd vrijwel verdwijnt. Verdachten naar onderwijsniveau en voortijdig schoolverlaten Schoolgaande jongeren die onderwijs volgen op een laag niveau, hebben een grotere kans om in aanraking te komen met de politie op verdenking van een misdrijf dan jongeren die onderwijs volgen op een hoog niveau. 13 Deze
13
47
De opleidingen zijn gecodeerd in drie onderwijsniveaus. Praktijkonderwijs, vmbo bb, vmbo kb, mbo 1 en mbo 2 zijn gecategoriseerd als laag niveau; onderbouw vo, vmbo-tl, vmbo gl, mbo 3 en mbo 4 als middelbaar niveau; havo, vwo, hbo en wo als hoog niveau.
Hoofdstuk 5
samenhang zien we zowel bij de totale groep als bij Antilliaans- en MarokkaansNederlandse jongeren in de leeftijd van 12 t/m 22 jaar. Van de Antilliaans-Nederlandse niet voortijdig schoolverlaters wordt 6,3 procent verdacht en van de Antilliaans-Nederlandse voortijdig schoolverlaters wordt 18,4 procent verdacht. Antilliaans-Nederlandse voortijdig schoolverlaters komen dus vaker in aanraking met de politie dan Antilliaans-Nederlandse jongeren die de school niet voortijdig hebben verlaten. Van de Marokkaans-Nederlandse niet voortijdig schoolverlaters wordt 9,3 procent verdacht, van de MarokkaansNederlandse voortijdig schoolverlaters 27,8 procent. Marokkaans-Nederlandse voortijdig schoolverlaters komen dus ook vaker in aanraking met de politie dan Marokkaans-Nederlandse jongeren die de school niet voortijdig hebben verlaten. Deze samenhang tussen voortijdig schoolverlaten en criminaliteit zien we ook bij alle andere onderscheiden groepen (zie tabel b5.1 in de bijlage). Verdachten naar werk en uitkeringsafhankelijkheid Onder de totale bevolking in Tilburg en onder de Antilliaans-Nederlandse bevolking zien we dat werkzoekenden vaker worden verdacht dan niet werkzoekenden. Van de Antilliaans-Nederlandse werkzoekenden is 9,4 procent verdacht, van de Antilliaans-Nederlandse niet werkzoekenden 4,5 procent. Onder de Marokkaanse Nederlanders is het onderscheid minder groot. Het percentage verdachten onder Marokkaans-Nederlandse niet werkzoekenden ligt op 4,3 procent, onder Marokkaans-Nederlandse werkzoekenden op 5,6 procent. Personen met een uitkering worden vaker verdacht dan personen zonder uitkering. Dit beeld zien we zowel bij de Antilliaans-Nederlandse bevolking, de Marokkaans-Nederlandse bevolking als de totale bevolking. Van de Antilliaanse Nederlanders met een uitkering wordt 10,2 procent verdacht. Van de Antilliaanse Nederlanders zonder uitkering wordt 4,3 procent verdacht. Van de Marokkaanse Nederlanders met een uitkering wordt 6,7 procent verdacht, van de Marokkaanse Nederlanders zonder uitkering 4,2 procent.
48
Criminaliteit
4,8
Verdachten (12 jaar e.o.)
Antilliaanse Nederlanders
1,4
totale bev olking 7,2
Man
2,2 2,5
Vrouw
0,5
4,6
1e generatie
2,4 5,6
2e generatie
3,1
6,6
12-17 jaar
2,9
18-24 jaar
2,9
7,7 4,0
25-44 jaar
1,5 3,0
45-64 jaar
0,7
7,5
12-24 jaar,1e generatie
5,0
12-24 jaar,2e generatie
5,2
7,1
9,3
12-24 jaar, man
4,6 5,3
12-24 jaar, v rouw
1,2
12,7
schoolgaand, laag niv o
8,0 5,0
schoolgaand, mid. niv o
2,5 0,5 0,8
schoolgaand, hoog niv o
6,3
geen nw v sv 0809
2,9 18,4
nw v sv 0809
10,5
4,5
niet werkzoekend
1,5 9,4
werkzoekend
3,9
4,3
geen WWB uitkering
1,4 10,2
WWB uitkering
5,3
0,0
Figuur 5.2a:
5,0
10,0
15,0
20,0
25,0
30,0
Aandeel Antilliaans-Nederlandse verdachten (12 jaar e.o.) naar achtergrondkenmerken, in 2009 (in procenten van betreffende deelpopulatie) bron: HKS, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
49
Hoofdstuk 5
Marokkaanse Nederlanders
4,3
Verdachten (12 jaar e.o.)
1,4
totale bev olking 7,0
Man
2,2 1,3
Vrouw
0,5
2,1 2,4
1e generatie
8,2
2e generatie
3,1
8,2
12-17 jaar
2,9 10,5
18-24 jaar
2,9 2,9
25-44 jaar
1,5 0,9 0,7
45-64 jaar
9,7
12-24 jaar,1e generatie
5,0 9,4
12-24 jaar,2e generatie
5,2
16,0
12-24 jaar, man
4,6 2,7
12-24 jaar, v rouw
1,2
16,1
schoolgaand, laag niv o
8,0 5,9
schoolgaand, mid. niv o
2,5 4,3
schoolgaand, hoog niv o
0,8
9,3
geen nw v sv 0809
2,9 27,8
nw v sv 0809
10,5
4,3
niet werkzoekend
1,5 5,6
werkzoekend
3,9
4,2
geen WWB uitkering
1,4 6,7
WWB uitkering
5,3
0,0
Figuur 5.2b:
5,0
10,0
15,0
20,0
25,0
30,0
Aandeel Marokkaans-Nederlandse verdachten (12 jaar e.o.) naar achtergrondkenmerken, in 2009 (in procenten van betreffende deelpopulatie) bron: HKS, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
50
Criminaliteit
5.4
Verdachten 2005-2009 Tot op heden is ingegaan op de betrokkenheid bij criminaliteit in een specifiek onderzoeksjaar. Er is dus gekeken naar welk deel van de bevolking van Tilburg in 2009 werd verdacht van een delict. Voor een trendanalyse zou dezelfde methodiek gehanteerd kunnen worden. Voor elk jaar wordt dan onderzocht welk deel van de bevolking in een bepaald jaar als verdachte staat geregistreerd bij de politie. Een trendanalyse is echter nog niet mogelijk. Het is wel mogelijk na te gaan welk deel van de per 1 januari 2009 ingeschreven bevolking op enig moment in de gehele periode 2005-2009 minimaal één keer in aanraking met de politie is gekomen op verdenking van betrokkenheid bij een misdrijf.
Antilliaans
18,0
Marokkaans
15,3
Surinaams
13,8
Turks
14,3
ov. niet-w esters
11,4
w esters
6,0
autochtoon
5,1
totaal
6,3
0,0
Figuur 5.3:
5,0
10,0
15,0
20,0
25,0
Verdachten 12 jaar en ouder in de periode 2005-2009 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep per 1 januari 2009) bron: HKS, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
Van de gehele bevolking van twaalf jaar en ouder die per 1 januari 2009 in Tilburg wonen is in de periode 2005-2009 6,3 procent minimaal één keer in aanraking gekomen met de politie op verdenking van een misdrijf. In figuur 5.3 zien we dat dit percentage onder de Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders veel hoger ligt dan dit gemiddelde. Van de Antilliaanse Nederlanders van twaalf jaar en ouder die per 1 januari 2009 in Tilburg wonen, is in de periode 2005-2009 18 procent minimaal één keer in aanraking gekomen met de politie op verdenking van een misdrijf. Van de Marokkaanse
51
Hoofdstuk 5
Nederlanders van twaalf jaar en ouder is 15,3 procent in de afgelopen vijf jaar minimaal één keer in aanraking gekomen met de politie (zie figuur 5.3). Uitsplitsing van dit gegeven naar leeftijd en geslacht laat zien dat voor bepaalde subgroepen dit cijfer nog aanzienlijk hoger ligt (zie tabel b5.2 in de bijlage). Van de 12-24-jarige Antilliaans-Nederlandse mannen is in de periode 2005-2009 32,5 procent één keer of meer in aanraking gekomen met de politie, van de Marokkaans-Nederlandse mannen in deze leeftijdsgroep ligt dit met 42 procent nog hoger. Van alle 12-24-jarige mannen in Tilburg is in de periode 2005-2009 16,7 procent in aanraking gekomen met de politie op verdenking van een misdrijf.
5.5
Pleegcarrière In deze paragraaf wordt stilgestaan bij de pleegcarrière van verdachten. Hierbij gaat het erom of een verdachte eenmalig of vaker verdacht is geweest van een misdrijf. Verdachten worden onderscheiden naar first offenders (hier beginners genoemd), meerplegers en veelplegers. Het indelen van verdachten in deze categorieën gebeurt aan de hand van het aantal processen-verbaal van aanhouding dat tegen hen is opgemaakt. Met behulp van het aantal processen-verbaal van aanhouding per individu zijn alle verdachten gecategoriseerd. Een first offender is een verdachte tegen wie niet eerder een proces-verbaal van aanhouding is opgemaakt. Een meerpleger is een verdachte tegen wie 2-5 processen-verbaal (voor strafrechtelijk minderjarigen) of 2-10 processen-verbaal (voor strafrechtelijk meerderjarigen) zijn opgemaakt. Wanneer iemand in een bepaald kalenderjaar voor het eerst als verdachte wordt aangehouden en in hetzelfde jaar nogmaals, dan wordt hij in de jaarcijfers als meerpleger gecategoriseerd. Bij respectievelijk meer dan 5 of meer dan 10 processen-verbaal is men veelpleger.
52
Criminaliteit
29,2
Antilliaans Marokkaans
49,1
25,6
21,7
50,0
24,4
38,7
Surinaams
52,0
45,2
Turks
43,8
ov. niet-w esters
43,8
11,1
46,0
10,2
w esters
45,0
38,8
autochtoon
44,8
40,0
42,2
totaal 0%
20%
16,3
15,2
42,3
40% beginner
Figuur 5.4:
9,3
60% meerpleger
15,5
80%
100%
veelpleger
Verdachten (12 jaar e.o.) naar pleegcarrière (in procenten van betreffende deelpopulatie) bron: HKS, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
Wanneer we in figuur 5.4 de pleegcarrière van alle verdachten uit Tilburg bekijken zien we dat ongeveer vier op de tien beginner is (42,2 procent), en een even groot gedeelte meerpleger (42,3 procent) en bijna één op de zes (15,5 procent) veelpleger. Voor de Antilliaans-Nederlandse verdachten valt op dat een relatief kleiner deel beginner (29,2 procent) en een groter deel (49,1 procent) meerpleger of veelpleger (21,7 procent) is. Onder de Marokkaans-Nederlandse verdachten is maar liefst een op de vier van de verdachten veelpleger (24,4 procent). Ook het percentage meerplegers is bij de Marokkaanse Nederlanders met 50,0 procent aanzienlijk hoger dan onder de totale groep verdachten uit Tilburg. Het aandeel beginners is met 25,6 procent veel lager dan gemiddeld.
5.6
Aard van de criminaliteit Tot op heden is ingegaan op de vraag of en in welke mate personen worden verdacht van criminaliteit. In paragraaf 5.1 is het verschil uitgelegd tussen verdachten, antecedenten en misdrijven. Het gegeven dat van één verdachte meerdere misdrijven kunnen worden geregistreerd, maakt de analyse en de interpretatie van de aard van de criminaliteit aanzienlijk complexer dan de analyse van de omvang van de criminaliteit. Er zijn verschillende mogelijkheden
53
Hoofdstuk 5
om de aard van de criminaliteit in kaart te brengen. Vaak wordt dit gedaan op het niveau van het delict. Daarbij wordt de omvang van een bepaald type delict gerelateerd aan het totale aantal gepleegde delicten. Omdat een dergelijke analyse op het niveau van het delict uitsluitend ingaat op de door de verdachten gepleegde delicten raakt de relatie met de relatieve omvang van de criminaliteit uit beeld. We presenteren daarom een analyse van de aard van de criminaliteit waarin ook deze relatieve omvang van de criminaliteit is verdisconteerd. In deze analyse wordt het aantal verdachten van een bepaald type delict gerelateerd aan de bevolking. Daarbij wordt een uitsplitsing gemaakt naar herkomstgroep. In figuur 5.5 is deze analyse grafisch weergegeven. Ten opzichte van de totale bevolking zijn Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders oververtegenwoordigd op elke onderscheiden delictcategorie. Onder de Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse bevolking komen vermogensdelicten opvallend veel voor. De Antilliaans-Nederlandse groep springt er ook bij geweldsdelicten boven uit en de Marokkaans-Nederlandse groep bij openbare orde delicten.
Antilliaans
Marokkaans
Surinaams
Turks
ov. niet-w esters
w esters verdacht geweldsdelict (%)
autochtoon
verdacht vermo gensdelict (%) verdacht o penbare o rde (%) verdacht verkeersdelict (%)
totaal
verdacht drugsdelict (%)
0,0
Figuur 5.5:
0,5
1,0
1,5
Verdachten (12 jaar e.o.) en delicttype (in procenten van betreffende deelpopulatie) bron: HKS, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
54
2,0
2,5
Bijlage bij hoofdstuk 2
Tabel b2.1:
Demografische kerncijfers bevolking, 1 januari 2009 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep en absolute aantallen)
Antilliaans aantal Bevolkingsomvang (N)
%
4.157
Aandeel in de bevolking (%)
Marokkaans aantal
%
5.247 2,0
Surinaams aantal
%
3.282 2,6
Turks aantal
%
7.539 1,6
ov. niet-westers aantal
%
7.899 3,7
westers aantal
%
17.614 3,9
autochtoon aantal
%
157.749 8,7
totaal aantal
%
203.487 77,5
100,0
Geslacht Man
2.038
49,0
2.728
52,0
1.603
48,8
3.956
52,5
4.047
51,2
8.603
48,8
78.002
49,4 100.977
49,6
Vrouw
2.119
51,0
2.519
48,0
1.679
51,2
3.583
47,5
3.852
48,8
9.011
51,2
79.747
50,6 102.510
50,4
1e generatie
2.719
65,4
2.493
47,5
1.796
54,7
3.855
51,1
5.297
67,1
7.550
42,9
-
-
23.710
51,8
2e generatie
1.438
34,6
2.754
52,5
1.486
45,3
3.684
48,9
2.602
32,9
10.064
57,1
-
-
22.028
48,2
13,3
Generatie
Leeftijd 0-11 jaar
804
19,3
1.339
25,5
635
19,3
1.519
20,1
1.837
23,3
1.813
10,3
19.154
12,1
27.101
12-17 jaar
439
10,6
546
10,4
277
8,4
816
10,8
675
8,5
818
4,6
9.448
6,0
13.019
6,4
18-24 jaar
685
16,5
607
11,6
446
13,6
985
13,1
1.348
17,1
2.078
11,8
17.702
11,2
23.851
11,7
25-44 jaar
1.385
33,3
1.837
35,0
1.075
32,8
2.967
39,4
2.938
37,2
5.954
33,8
44.634
28,3
60.790
29,9
45-64 jaar
755
18,2
687
13,1
717
21,8
958
12,7
986
12,5
4.649
26,4
42.566
27,0
51.318
25,2
65 jaar e.o.
89
2,1
231
4,4
132
4,0
294
3,9
115
1,5
2.302
13,1
24.245
15,4
27.408
13,5
Leeftijd, generatie 0-11 jaar, 1e generatie
79
9,8
19
1,4
29
4,6
34
2,2
136
7,4
268
14,8
-
-
565
7,1
0-11 jaar, 2e generatie
725
90,2
1.320
98,6
606
95,4
1.485
97,8
1.701
92,6
1.545
85,2
-
-
7.382
92,9 22,7
12-17 jaar, 1e generatie
164
37,4
40
7,3
48
17,3
55
6,7
325
48,1
179
21,9
-
-
811
12-17 jaar, 2e generatie
275
62,6
506
92,7
229
82,7
761
93,3
350
51,9
639
78,1
-
-
2.760
77,3
18-24 jaar, 1e generatie
453
66,1
125
20,6
125
28,0
217
22,0
1.044
77,4
936
45,0
-
-
2.900
47,2
18-24 jaar, 2e generatie
232
33,9
482
79,4
321
72,0
768
78,0
304
22,6
1.142
55,0
-
-
3.249
52,8
25-44 jaar, 1e generatie
1.199
86,6
1.391
75,7
785
73,0
2.298
77,5
2.722
92,6
3.017
50,7
-
-
11.412
70,6
25-44 jaar, 2e generatie
186
13,4
446
24,3
290
27,0
669
22,5
216
7,4
2.937
49,3
-
-
4.744
29,4
45-64 jaar, 1e generatie
739
97,9
687 100,0
70,0
45-64 jaar, 2e generatie
16
2,1
65 jaar e.o., 1e generatie
85
95,5
65 jaar e.o., 2e generatie
4
4,5
0
685
95,5
957
99,9
961
97,5
2.099
45,1
-
-
6.128
0,0
32
4,5
1
0,1
25
2,5
2.550
54,9
-
-
2.624
30,0
231 100,0
124
93,9
294 100,0
109
94,8
1.051
45,7
-
-
1.894
59,9
0,0
8
6,1
6
5,2
1.251
54,3
-
-
1.269
40,1
0
0
0,0
Burgerlijke staat Ongehuwd
2.133
69,1
1.241
34,9
1.326
53,9
1.537
28,0
3.342
59,5
6.650
43,6
52.096
39,3
68.325
40,7
Gehuwd
619
20,1
1.957
55,1
706
28,7
3.274
59,6
1.788
31,8
6.245
40,9
60.238
45,5
74.827
44,6
Gescheiden
298
9,7
301
8,5
375
15,3
570
10,4
401
7,1
1.552
10,2
11.320
8,5
14.817
8,8
Weduwstaat
36
1,2
52
1,5
51
2,1
110
2,0
83
1,5
822
5,4
8.790
6,6
9.944
5,9
55
Bijlage bij hoofdstuk 3
Tabel b3.1:
Leerlingen (12-22 jaar) in het voortgezet onderwijs, mbo en hoger onderwijs naar etnische herkomst, 1 januari 2009 (in procenten)
Antilliaans aantal
%
Marokkaans aantal
Surinaams
%
aantal
%
Turks aantal
%
ov. niet-westers aantal
%
westers aantal
%
autochtoon aantal
totaal
%
aantal
%
Schoolsoort vo
320
46,6
402
55,1
215
51,3
605
54,6
529
47,8
638
40,3
7.505
42,8
10.214
44,1
mbo
224
32,7
249
34,2
126
30,1
389
35,1
278
25,1
286
18,1
3.105
17,7
4.657
20,1
ho
142
20,7
78
10,7
78
18,6
115
10,4
299
27,0
659
41,6
6.905
39,4
8.276
35,8
Voortgezet onderwijs praktijkonderwijs
34
10,6
27
6,7
13
6,0
35
5,8
17
3,2
10
1,6
102
1,4
238
2,3
129
40,3
174
43,3
89
41,4
263
43,5
264
49,9
292
45,8
3.237
43,1
4.448
43,5
vmbo bb, leerjaar 3-4
39
12,2
57
14,2
20
9,3
88
14,5
23
4,3
23
3,6
356
4,7
606
5,9
vmbo kb, leerjaar 3-4
20
6,3
28
7,0
19
8,8
45
7,4
43
8,1
32
5,0
381
5,1
568
5,6
vmbo tl-gl, leerjaar 3-4
45
14,1
53
13,2
24
11,2
68
11,2
50
9,5
76
11,9
908
12,1
1.224
12,0
havo, leerjaar 3-5
26
8,1
37
9,2
21
9,8
58
9,6
56
10,6
93
14,6
1.177
15,7
1.468
14,4
vwo, leerjaar 3-6
19
5,9
21
5,2
24
11,2
28
4,6
55
10,4
98
15,4
1.224
16,3
1.469
14,4
8
2,5
5
1,2
5
2,3
20
3,3
21
4,0
14
2,2
120
1,6
193
1,9
vo leerjaar 1-2, alg, lj 3
overig vo Mbo mbo niveau 1
28
12,5
18
7,2
11
8,7
26
6,7
30
10,8
14
4,9
88
2,8
215
4,6
mbo niveau 2
68
30,4
87
34,9
30
23,8
125
32,1
84
30,2
74
25,9
731
23,5
1.199
25,7
mbo niveau 3
49
21,9
39
15,7
24
19,0
68
17,5
63
22,7
62
21,7
718
23,1
1.023
22,0
mbo niveau 4
79
35,3
105
42,2
61
48,4
170
43,7
101
36,3
136
47,6
1.568
50,5
2.220
47,7
Hoger onderwijs hbo
93
65,5
45
57,7
52
66,7
84
73,0
98
32,8
329
49,9
3.662
53,0
4.363
52,7
wo
49
34,5
33
42,3
26
33,3
31
27,0
201
67,2
330
50,1
3.243
47,0
3.913
47,3
Tabel b3.2:
Nieuwe vsv-ers (12-22 jaar) naar achtergrondkenmerken, in schooljaar 2008/2009 (absolute aantallen en in procenten van betreffende deelpopulatie)
Antilliaans
Marokkaans
Surinaams
Turks
ov. niet-westers
westers
pop. vsv 08/09
pop. vsv 08/09
pop. vsv 08/09
pop. vsv 08/09
pop. vsv 08/09
pop. vsv 08/09
autochtoon pop.
vsv 08/09
totaal pop.
vsv 08/09
N
N
%
N
N
%
N
N
%
N
N
%
N
N
%
N
N
%
N
N
%
N
N
%
509
49
9,6
618
36
5,8
328
27
8,2
958
53
5,5
789
46
5,8
915
56
6,1
10500
473
4,5
14617
740
5,1
Man
237
32 13,5
314
26
8,3
165
14
8,5
498
37
7,4
393
24
6,1
449
28
6,2
5368
250
4,7
7424
411
5,5
Vrouw
272
17
304
10
3,3
163
13
8,0
460
16
3,5
396
22
5,6
466
28
6,0
5132
223
4,3
7193
329
4,6
1e generatie
214
25 11,7
2e generatie
295
24
8,1
Leerlingen vo/mbo Geslacht
6,3
Generatie 57 561
8 14,0 28
71
5,0
257
9 12,7 18
7,0
5
75 883
10 13,3
446
32
7,2
220
16
7,3
-
-
-
1083
100
9,2
43
4,9
343
14
4,1
695
40
5,8
-
-
-
3034
167
5,5
5
1,0
420
7
1,7
543
8
1,5
6651
100
1,5
8924
145
1,6
40 11,4
261
26 10,0
278
35 12,6
2972
311 10,5
4304
471 10,9
108
13 12,0
94
13 13,8
877
1389
124
8,9
1,7
Leeftijd 12-16 jaar
276
12
4,3
353
8
2,3
178
2,8
503
17-19 jaar
154
26 16,9
191
19
9,9
97
14 14,4
351
20-22 jaar
79
11 13,9
74
9 12,2
53
8 15,1
104
8
7,7
6
1,1
511
10
2,0
628
42 11,0
276
34 12,3
284
62
7,1
Schoolsoort vo
286
13
4,5
375
mbo
221
34 15,4
242
57
2,4
202
26 10,7
9
125
3,0
570
20 16,0
6
383
1,0
7401
119
1,6
9973
169
47 16,5
6
3073
328 10,7
4604
531 11,5
Bijlage bij Hoofdstuk 3
Tabel b3.3:
Over- danwel ondervertegenwoordiging van Antilliaans-Nederlandse voortijdig schoolverlaters (12-22 jaar) in de 22 gemeenten, in schooljaar 2008/2009 (absolute aantallen, in procenten van betreffende bevolkingsgroep en oververtegenwoordiging (ovvt))
12 t/m 22 jaar totaal pop. N 43.742 44.782 32.329 17.960 14.617 10.367 9.758 10.906 14.160 12.582 10.058 5.365 6.042 5.910 5.880 11.325 9.288 5.452 4.532 6.643 3.446 3.347 288.491
Rotterdam Amsterdam Den Haag Almere Tilburg Groningen Dordrecht Zoetermeer Eindhoven Breda Nijmegen Capelle a/d IJssel Spijkenisse Lelystad Schiedam Amersfoort Zwolle Vlaardingen Den Helder Leeuwarden Vlissingen Hellevoetsluis Totaal
Tabel b3.4:
vsv N 2.518 2.124 1.561 818 740 398 507 398 571 521 414 221 280 300 263 381 308 205 217 245 148 129 13.267
pop. % 5,8 4,7 4,8 4,6 5,1 3,8 5,2 3,6 4,0 4,1 4,1 4,1 4,6 5,1 4,5 3,4 3,3 3,8 4,8 3,7 4,3 3,9 4,6
N 2.469 987 1.129 570 509 335 397 321 258 251 192 236 216 219 219 213 189 139 150 103 104 88 9.294
Antilliaans vsv N 225 69 88 32 49 12 34 18 15 20 16 22 18 17 12 10 12 13 11 9 11 5 718
% 9,1 7,0 7,8 5,6 9,6 3,6 8,6 5,6 5,8 8,0 8,3 9,3 8,3 7,8 5,5 4,7 6,3 9,4 7,3 8,7 10,6 5,7 7,7
ovvt 58 47 61 23 90 -7 65 54 44 92 102 126 80 53 23 40 91 149 53 137 146 47 68
Over- danwel ondervertegenwoordiging van Marokkaans-Nederlandse voortijdig schoolverlaters (12-22 jaar) in de 22 gemeenten, in schooljaar 2008/2009 (absolute aantallen, in procenten van betreffende bevolkingsgroep en oververtegenwoordiging (ovvt))
12 t/m 22 jaar totaal pop.
vsv N 44.782 43.742 16.050 32.329 5.863 14.160 14.617 7.388 10.047 11.325 6.205 6.683 10.058 4.375 5.594 9.618 5.910 5.880 2.505 2.709 4.498 2.454 266.792
Amsterdam Rotterdam Utrecht Den Haag Gouda Eindhoven Tilburg Leiden 's-Hertogenbosch Amersfoort Roosendaal Helmond Nijmegen Zeist Veenendaal Ede Lelystad Schiedam Culemborg Gorinchem Oosterhout Maassluis Totaal
58
N 2.124 2.518 780 1.561 205 571 740 330 452 381 244 282 414 171 194 330 300 263 85 109 177 81 12.312
pop. % 4,7 5,8 4,9 4,8 3,5 4,0 5,1 4,5 4,5 3,4 3,9 4,2 4,1 3,9 3,5 3,4 5,1 4,5 3,4 4,0 3,9 3,3 4,6
N 8.545 4.989 3.154 3.176 778 629 618 616 553 477 456 361 463 378 409 335 247 233 252 217 160 209 27.255
Marokkaans vsv N 430 320 214 172 47 43 36 27 51 32 28 16 35 33 17 25 13 16 14 8 11 5 1.593
% 5,0 6,4 6,8 5,4 6,0 6,8 5,8 4,4 9,2 6,7 6,1 4,4 7,6 8,7 4,2 7,5 5,3 6,9 5,6 3,7 6,9 2,4 5,8
ovvt 6 11 40 12 73 70 15 -2 105 99 56 5 84 123 20 118 4 54 64 -8 75 -28 27
Bijlage bij hoofdstuk 4
Tabel b4.1:
Personen (15-64 jaar), die per 1 januari 2009 in de gemeente wonen en per 31 december 2008 als werkzoekenden staan geregistreerd (absolute aantallen en in procenten van betreffende deelpopulatie)
Antilliaans pop.
N
NWW
Marokkaans pop.
Surinaams pop.
N
NWW
Turks pop.
N
NWW
ov.niet-westers pop.
N
NWW
N
%
westers pop.
N
NWW
N
%
autochtoon pop.
NWW
%
totaal pop.
NWW
N
%
N
%
N
%
N
%
N
N
N
N
%
3056 234
7,7
3402 305
9,0
2371 141
5,9
5311 426
8,0
5607 593 10,6 13079 520
4,0 109748
2960
2,7 142574
5179
3,6
Man
1504 106
7,0
1745 161
9,2
1134
65
5,7
2764 199
7,2
2901 317 10,9
6427 240
3,7
55601
1526
2,7
72076
2614
3,6
Vrouw
1552 128
8,2
1657 144
8,7
1237
76
6,1
2547 227
8,9
2706 276 10,2
6652 280
4,2
54147
1434
2,6
70498
2565
3,6
2482 221
1629 115
7,1
3508 368 10,5
4935 579 11,7
6151 287
4,7
-
-
-
20931
1816
8,7
3,5
1803
6928 233
3,4
-
-
-
11895
403
3,4
Totale bevolking (15-64)
N
NWW
Geslacht
Generatie 1e generatie
8,9
2226 246 11,1
574
13
2,3
1176
15-24 jaar
916
38
4,1
878
37
4,2
579
24
4,1
1386
29
25-34 jaar
775
48
6,2
1025
80
7,8
548
29
5,3
1526
91
35-44 jaar
610
63 10,3
812
94 11,6
527
29
5,5
1441 173 12,0
45-54 jaar
503
53 10,5
414
68 16,4
478
40
8,4
672 109 16,2
55-64 jaar
252
32 12,7
273
26
9,5
239
19
7,9
286
15-24 jaar,1e generatie
544
32
5,9
148
11
7,4
159
11
6,9
253
15-24 jaar,2e generatie
372
6
1,6
730
26
3,6
420
13
3,1
1133
25-34 jaar,1e generatie
638
46
7,2
621
49
7,9
306
16
5,2
923
62
6,7
25-34 jaar,2e generatie
137
2
1,5
404
31
7,7
242
13
5,4
603
29
4,8
35-44 jaar,1e generatie
561
59 10,5
770
92 11,9
479
29
6,1
35-44 jaar,2e generatie
49
48
0
0,0
2e generatie
59
5,0
742
26
58
3,2
672
14
2,1
2,1
1683
96
5,7
2476
39
1,6
22548
306
1,4
30466
569
1,9
6,0
1736 159
9,2
3198
81
2,5
20885
337
1,6
29693
825
2,8
1202 181 15,1
2756 102
3,7
23749
645
2,7
31097
1287
4,1
692 101 14,6
2457 140
5,7
22281
771
3,5
27497
1282
4,7
8,4
294
56 19,0
2192 158
7,2
20285
901
4,4
23821
1216
5,1
5
2,0
1252
90
7,2
1035
12
1,2
-
-
-
3391
161
4,7
24
2,1
431
6
1,4
1441
27
1,9
-
-
-
4527
102
2,3
1557 154
9,9
1772
44
2,5
-
-
-
5817
371
6,4
2,8
1426
37
2,6
-
-
-
2991
117
3,9
1165 179 15,4
1245
54
4,3
-
-
-
5595
581 10,4
1511
48
3,2
-
-
-
1753
Leeftijd
24
Leeftijd, generatie
4
8,2
42
59
2
4,8
1375 168 12,2 66
5
7,6
179
37
5
2
5,4
61
3,5
Bijlage bij Hoofdstuk 4
Tabel b4.2:
Personen (15-64 jaar), die per 1 januari 2009 in de gemeente wonen met een WWB- of IOA uitkering naar achtergrondkenmerken, 1 januari 2009 (absolute aantallen en in procenten van betreffende deelpopulatie)
Antilliaans
Marokkaans
Surinaams
Turks
ov.niet-westers
westers
pop. WWB/IOA
pop. WWB/IOA
pop. WWB/IOA
pop. WWB/IOA
pop. WWB/IOA
pop. WWB/IOA
N
N
N
% 7,5
N
%
2371 154
N
6,5
N
%
5311 317
N
6,0
N
N
%
N
N
N
N
3,2 109748
2256
%
totaal pop.
WWB/IOA
N
% 9,6
Man
1504
5,5
1745 124
7,1
1134
45
4,0
2764 137
5,0
2901 369 12,7
6427 171
2,7
55601
934
1,7
72076
1863
2,6
Vrouw
1552 211 13,6
1657 131
7,9
1237 109
8,8
2547 180
7,1
2706 411 15,2
6652 243
3,7
54147
1322
2,4
70498
2607
3,7
2482 282 11,4
2226 220
9,9
1629 138
8,5
3508 280
8,0
4935 766 15,5
6151 237
3,9
-
-
-
20931
1923
9,2
1176
3,0
2,2
1803
2,1
6928 177
2,6
-
-
-
11895
291
2,4
5607 780 13,9 13079 414
%
WWB/IOA
3056 294
Totale bevolking (15-64)
3402 255
autochtoon pop.
N
N
%
2,1 142574
4470
3,1
Geslacht 83
Generatie 1e generatie 2e generatie
574
12
2,1
35
742
16
37
15-24 jaar
916
35
3,8
878
10
1,1
579
15
2,6
1386
16
25-34 jaar
775
71
9,2
1025
66
6,4
548
29
5,3
1526
60
35-44 jaar
610
75 12,3
812
83 10,2
527
43
8,2
1441 142
45-54 jaar
503
69 13,7
414
60 14,5
478
44
9,2
672
55-64 jaar
252
44 17,5
273
36 13,2
239
23
9,6
286
32 11,2
15-24 jaar,1e generatie
544
31
5,7
148
4
2,7
159
14
8,8
253
8
3,2
15-24 jaar,2e generatie
372
4
1,1
730
6
0,8
420
1
0,2
1133
8
0,7
25-34 jaar,1e generatie
638
66 10,3
25-34 jaar,2e generatie
137
35-44 jaar,1e generatie
561
35-44 jaar,2e generatie
49
672
14
2,1
1,2
1683 114
6,8
2476
24
1,0
22548
180
0,8
30466
394
1,3
3,9
1736 234 13,5
3198
66
2,1
20885
339
1,6
29693
865
2,9
9,9
1202 211 17,6
2756
93
3,4
23749
482
2,0
31097
1129
3,6
67 10,0
692 126 18,2
2457
92
3,7
22281
573
2,6
27497
1031
3,7
294
2192 139
6,3
20285
682
3,4
23821
1051
4,4
8,9
1035
11
1,1
-
-
-
3391
179
5,3
0,7
1441
13
0,9
-
-
-
4527
35
0,8
1557 225 14,5
1772
32
1,8
-
-
-
5817
417
7,2
1426
34
2,4
-
-
-
2991
109
3,6
595 10,6
Leeftijd
95 32,3
Leeftijd, generatie
621
42
6,8
306
17
5,6
923
35
3,8
3,6
404
24
5,9
242
12
5,0
603
25
4,1
72 12,8
770
78 10,1
479
42
8,8
42
5 11,9
48
1
2,1
5
3
6,1
60
1375 138 10,0 66
4
6,1
1252 111 431
179
3
9
5,0
1165 211 18,1 37
0
0,0
1245
54
4,3
-
-
-
5595
1511
39
2,6
-
-
-
1753
52
3,0
Bijlage bij Hoofdstuk 4
Tabel b4.3:
Werkzoekenden (15-64 jaar) naar duur, fase, opleidings- en beroepsniveau en etnische herkomst, 31 december 2008 (absolute aantallen en procenten)
Antilliaans aantal
Marokkaans
Surinaams
Turks
ov. niet-westers
westers
autochtoon
totaal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
36,0
Duur 0-6 maanden
110
47,0
102
33,4
68
48,2
141
33,1
205
34,6
175
33,7
1.065
36,0
1.866
7-12 maanden
25
10,7
26
8,5
12
8,5
42
9,9
84
14,2
59
11,3
320
10,8
568
11,0
1-2 jaar
14
6,0
28
9,2
14
9,9
49
11,5
59
9,9
74
14,2
317
10,7
555
10,7
2-5 jaar
44
18,8
74
24,3
27
19,1
103
24,2
124
20,9
101
19,4
668
22,6
1.141
22,0
meer dan 5 jaar
41
17,5
75
24,6
20
14,2
91
21,4
121
20,4
111
21,3
590
19,9
1.049
20,3
Fase 1
51
24,3
46
16,8
41
33,3
73
19,7
95
18,9
125
26,5
671
24,8
1.102
23,6
Fase 2
35
16,7
41
15,0
17
13,8
56
15,1
73
14,5
94
19,9
557
20,6
873
18,7
Fase 3
109
51,9
151
55,1
56
45,5
211
56,9
291
57,9
208
44,1
1.196
44,2
2.222
47,7
Fase 4
15
7,1
36
13,1
9
7,3
31
8,4
44
8,7
45
9,5
283
10,5
463
9,9
geen of lager onderwijs
50
21,4
114
37,4
38
27,0
218
51,2
271
45,7
109
21,0
552
18,6
1.352
26,1
vmbo
93
39,7
91
29,8
43
30,5
111
26,1
139
23,4
138
26,6
882
29,8
1.497
28,9
havo/vwo/mbo
81
34,6
81
26,6
51
36,2
76
17,8
130
21,9
187
36,0
1.012
34,2
1.618
31,2
hbo/wo
10
4,3
19
6,2
9
6,4
21
4,9
53
8,9
85
16,4
514
17,4
711
13,7
Elementair
96
44,0
134
48,7
53
39,8
235
58,5
295
59,5
133
27,9
622
22,4
1.568
32,8
Laag
82
37,6
95
34,5
55
41,4
112
27,9
120
24,2
180
37,8
1.060
38,2
1.704
35,7
Middelbaar
31
14,2
35
12,7
20
15,0
37
9,2
61
12,3
112
23,5
670
24,1
966
20,2
9
4,1
11
4,0
5
3,8
18
4,5
20
4,0
51
10,7
424
15,3
538
11,3
Fasering UWV
Opleidingsniveau
Beroepsniveau
Hoger/wetenschappelijk
Tabel b4.4:
Personen (15-64 jaar) met een WWB- of IOA uitkering naar uitkeringsduur, 1 januari 2009 (absolute aantallen en procenten)
Antilliaans aantal
%
Marokkaans
Surinaams
Turks
ov. niet-westers
westers
autochtoon
totaal
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
14,0
Uitkeringsduur (WWB/IOA) 0-6 maanden
57
19,4
36
14,1
21
13,6
40
12,6
119
15,3
50
12,1
302
13,4
625
7-12 maanden
33
11,2
30
11,8
12
7,8
35
11,0
115
14,7
48
11,6
202
9,0
475
10,6
1-2 jaar
40
13,6
38
14,9
14
9,1
46
14,5
153
19,6
50
12,1
311
13,8
652
14,6
2-5 jaar meer dan 5 jaar
61
20,7
71
27,8
55
35,7
97
30,6
171
21,9
93
22,5
449
19,9
997
22,3
103
35,0
80
31,4
52
33,8
99
31,2
222
28,5
173
41,8
992
44,0
1.721
38,5
61
Bijlage bij Hoofdstuk 4
Tabel b4.5:
Rotterdam Amsterdam Den Haag Almere Tilburg Groningen Dordrecht Zoetermeer Eindhoven Breda Nijmegen Capelle a/d IJssel Spijkenisse Lelystad Schiedam Amersfoort Zwolle Vlaardingen Den Helder Leeuwarden Vlissingen Hellevoetsluis 22 gemeenten
Tabel b4.6:
Amsterdam Rotterdam Utrecht Den Haag Gouda Eindhoven Tilburg Leiden 's-Hertogenbosch Amersfoort Roosendaal Helmond Nijmegen Zeist Veenendaal Ede Lelystad Schiedam Culemborg Gorinchem Oosterhout Maassluis Totaal
Over- danwel ondervertegenwoordiging van Antilliaans-Nederlandse werkzoekenden (15-64 jaar en 15-24 jaar) in de 22 gemeenten, 31 december 2008 (absolute aantallen, in procenten van betreffende bevolkingsgroep en oververtegenwoordiging (ovvt))
15 t/m 64 jaar totaal pop. werkzoekend pop. N N % N 405.970 29.100 7,2 14.547 553.675 38.005 6,9 8.957 335.137 15.273 4,6 8.320 131.347 6.299 4,8 3.244 142.574 5.179 3,6 3.056 139.817 7.606 5,4 2.363 79.996 2.455 3,1 2.128 84.638 2.962 3,5 1.760 146.415 6.024 4,1 1.865 116.318 4.615 4,0 1.529 116.834 7.185 6,1 1.480 44.532 1.450 3,3 1.414 50.292 1.410 2,8 1.232 51.673 2.223 4,3 1.167 51.167 2.220 4,3 1.201 96.561 3.261 3,4 1.201 80.888 2.810 3,5 992 46.185 2.178 4,7 907 39.154 1.546 3,9 846 65.177 3.579 5,5 649 29.715 1.141 3,8 494 27.690 614 2,2 424 2.835.755 147.135 5,2 59.776
Antilliaans werkzoekend N % 1.651 11,3 749 8,4 703 8,4 294 9,1 234 7,7 340 14,4 190 8,9 128 7,3 109 5,8 149 9,7 186 12,6 109 7,7 68 5,5 108 9,3 136 11,3 94 7,8 106 10,7 110 12,1 106 12,5 90 13,9 37 7,5 22 5,2 5.719 9,6
ovvt 58 22 85 89 111 164 191 108 42 146 104 137 97 115 161 132 208 157 217 153 95 134 84
15 t/m 24 jaar totaal pop. werkzoekend pop. N N % N 81.320 1.394 1,7 4.375 97.282 2.316 2,4 2.059 59.769 1.083 1,8 2.427 25.240 681 2,7 890 30.466 569 1,9 916 41.877 483 1,2 764 14.636 204 1,4 586 16.335 225 1,4 490 27.812 329 1,2 550 22.565 287 1,3 438 27.658 486 1,8 446 7.981 69 0,9 404 9.393 92 1,0 344 9.062 168 1,9 357 8.983 137 1,5 304 16.062 209 1,3 327 15.981 209 1,3 328 8.095 126 1,6 241 6.881 150 2,2 228 15.295 281 1,8 238 5.198 91 1,8 149 4.675 41 0,9 129 552.566 9.630 1,7 16.990
Antilliaans werkzoekend N % 147 3,4 92 4,5 87 3,6 45 5,1 38 4,1 37 4,8 24 4,1 19 3,9 13 2,4 12 2,7 24 5,4 13 3,2 7 2,0 10 2,8 10 3,3 9 2,8 17 5,2 14 5,8 14 6,1 12 5,0 6 4,0 1 0,8 651 3,8
ovvt 96 88 98 87 122 320 194 182 100 115 206 272 108 51 116 112 296 273 182 174 130 -12 120
Over- danwel ondervertegenwoordiging van Marokkaans-Nederlandse werkzoekenden (15-64 jaar en 15-24 jaar) in de 22 gemeenten, 31 december 2008 (absolute aantallen, in procenten van betreffende bevolkingsgroep en oververtegenwoordiging (ovvt)
15 t/m 64 jaar totaal Marokkaans pop. werkzoekend pop. werkzoekend N N % N N % 553.675 38.005 6,9 44.616 6.591 14,8 405.970 29.100 7,2 24.042 3.821 15,9 220.180 7.303 3,3 16.321 1.510 9,3 335.137 15.273 4,6 16.975 1.697 10,0 47.347 2.077 4,4 4.063 597 14,7 146.415 6.024 4,1 3.432 348 10,1 142.574 5.179 3,6 3.402 305 9,0 85.269 3.449 4,0 3.224 503 15,6 95.516 3.424 3,6 2.910 279 9,6 96.561 3.261 3,4 2.717 283 10,4 51.479 1.501 2,9 2.228 159 7,1 59.332 3.488 5,9 2.193 323 14,7 116.834 7.185 6,1 2.201 365 16,6 38.950 1.013 2,6 2.117 166 7,8 70.375 51.673 51.167 18.325 23.034 36.150 20.956 2.666.919
1.854 2.223 2.220 668 742 1.051 614 135.654
62
2,6 4,3 4,3 3,6 3,2 2,9 2,9 5,1
1.453 1.408 1.319 1.100 1.067 725 793 138.306
183 121 124 179 70 51 80 17.755
12,6 8,6 9,4 16,3 6,6 7,0 10,1 12,8
ovvt 115 122 179 119 235 146 147 286 167 208 145 151 170 201
15 t/m 24 jaar totaal Marokkaans pop. werkzoekend pop. werkzoekend N N % N N % 97.282 2.316 2,4 12.408 475 3,8 81.320 1.394 1,7 6.685 177 2,6 49.860 474 1,0 4.404 116 2,6 59.769 1.083 1,8 4.836 173 3,6 8.629 99 1,1 1.156 29 2,5 27.812 329 1,2 884 19 2,1 30.466 569 1,9 878 37 4,2 18.552 189 1,0 838 31 3,7 16.118 222 1,4 825 21 2,5 16.062 209 1,3 686 19 2,8 8.867 86 1,0 635 10 1,6 9.717 280 2,9 535 30 5,6 27.658 486 1,8 635 38 6,0 7.261 54 0,7 633 10 1,6
ovvt 61 54 177 97 119 82 126 263 85 113 62 95 241 112
378 100 117 346 104 142 244 152
14.720 9.062 8.983 3.117 3.925 5.872 3.562 508.614
209 -57 159 27 63 49 95 95
136 168 137 18 50 64 28 8.391
0,9 1,9 1,5 0,6 1,3 1,1 0,8 1,6
456 375 355 272 338 185 261 38.280
13 3 14 2 7 3 4 1.231
2,9 0,8 3,9 0,7 2,1 1,6 1,5 3,2
Bijlage bij Hoofdstuk 4
Tabel b4.7:
Rotterdam Amsterdam Den Haag Almere Tilburg Groningen Dordrecht Zoetermeer Eindhoven Breda Nijmegen Capelle a/d IJssel Spijkenisse Lelystad Schiedam Amersfoort Zwolle Vlaardingen Den Helder Leeuwarden Vlissingen Hellevoetsluis Totaal
Tabel b4.8:
Amsterdam Rotterdam Utrecht Den Haag Gouda Eindhoven Tilburg Leiden 's-Hertogenbosch Amersfoort Roosendaal Helmond Nijmegen Zeist Veenendaal Ede Lelystad Schiedam Culemborg Gorinchem Oosterhout Maassluis Totaal
Over- danwel ondervertegenwoordiging van Antilliaans-Nederlandse uitkeringsontvangers (15-64 jaar en 15-24 jaar) in de 22 gemeenten, 1 januari 2009 (absolute aantallen, in procenten van betreffende bevolkingsgroep en oververtegenwoordiging (ovvt))
15 t/m 64 jaar totaal pop. WWB/IOA pop. N N % N 405.970 29.186 7,2 14.547 553.675 34.931 6,3 8.957 335.137 16.158 4,8 8.320 131.347 3.385 2,6 3.244 142.574 4.470 3,1 3.056 139.817 8.241 5,9 2.363 84.638 146.415 116.318 116.834 44.532 50.292 51.673 51.167 96.561 80.888 46.185 39.154 65.177 29.715 27.690 2.755.759
2.549 4.964 3.233 4.936 1.482 1.360 1.259 1.824 2.320 2.246 1.947 1.267 2.932 1.154 548 130.392
3,0 3,4 2,8 4,2 3,3 2,7 2,4 3,6 2,4 2,8 4,2 3,2 4,5 3,9 2,0 4,7
1.760 1.865 1.529 1.480 1.414 1.232 1.167 1.201 1.201 992 907 846 649 494 424 57.648
Antilliaans WWB/IOA N % 2.317 15,9 976 10,9 794 9,5 215 6,6 294 9,6 447 18,9 159 160 134 146 151 92 70 144 90 114 146 134 81 46 38 6.748
9,0 8,6 8,8 9,9 10,7 7,5 6,0 12,0 7,5 11,5 16,1 15,8 12,5 9,3 9,0 11,7
ovvt 122 73 98 157 207 221
15 t/m 24 jaar totaal Antilliaans pop. WWB/IOA pop. WWB/IOA N N % N N % 81.320 1.160 1,4 4.375 161 3,7 97.282 691 0,7 2.059 28 1,4 59.769 897 1,5 2.427 67 2,8 25.240 248 1,0 890 26 2,9 30.466 394 1,3 916 35 3,8 41.877 471 1,1 764 50 6,5
ovvt 158 91 84 197 195 482
200 153 215 133 221 176 146 236 212 314 282 389 177 140 353 147
16.335 27.812 22.565 27.658 7.981 9.393 9.062 8.983 16.062 15.981 8.095 6.881 15.295 5.198 4.675 537.930
213 207 133 175 295 92 151 202 138 518 227 273 84 48 34 186
309 379 199 248 90 71 81 88 124 134 144 89 244 94 27 6.182
1,9 1,4 0,9 0,9 1,1 0,8 0,9 1,0 0,8 0,8 1,8 1,3 1,6 1,8 0,6 1,1
490 550 438 446 404 344 357 304 327 328 241 228 238 149 129 16.404
29 23 9 11 18 5 8 9 6 17 14 11 7 4 1 539
5,9 4,2 2,1 2,5 4,5 1,5 2,2 3,0 1,8 5,2 5,8 4,8 2,9 2,7 0,8 3,3
Over- danwel ondervertegenwoordiging van Marokkaans-Nederlandse uitkeringsontvangers (15-64 jaar en 1524 jaar) in de 22 gemeenten, 1 januari 2009 (absolute aantallen, in procenten van betreffende bevolkingsgroep en oververtegenwoordiging (ovvt))
15 t/m 64 jaar totaal Marokkaans pop. WWB/IOA pop. WWB/IOA N N % N N % 553.675 34.931 6,3 44.616 5.538 12,4 405.970 29.186 7,2 24.042 3.441 14,3 220.180 6.128 2,8 16.321 1.295 7,9 335.137 16.158 4,8 16.975 1.657 9,8 47.347 1.103 2,3 4.063 309 7,6 146.415 4.964 3,4 3.432 327 9,5 142.574 4.470 3,1 3.402 255 7,5 85.269 2.888 3,4 3.224 389 12,1 95.516 2.965 3,1 2.910 315 10,8 96.561 2.320 2,4 2.717 213 7,8 51.479 816 1,6 2.228 111 5,0 59.332 1.908 3,2 2.193 179 8,2 116.834 4.936 4,2 2.201 249 11,3 38.950 695 1,8 2.117 126 6,0 40.866 914 2,2 1.844 165 8,9 70.375 1.149 1,6 1.453 131 9,0 51.673 1.259 2,4 1.408 76 5,4 51.167 1.824 3,6 1.319 112 8,5 18.325 393 2,1 1.100 113 10,3 23.034 469 2,0 1.067 41 3,8 36.150 563 1,6 725 46 6,3 20.956 557 2,7 793 76 9,6 2.707.785 120.596 4,5 140.150 15.164 10,8
63
ovvt 97 99 185 102 226 181 139 256 249 226 214 154 168 234 300 452 122 138 379 89 307 261 143
15 t/m 24 jaar totaal Marokkaans pop. WWB/IOA pop. WWB/IOA N N % N N % 97.282 691 0,7 12.408 135 1,1 81.320 1.160 1,4 6.685 157 2,3 49.860 381 0,8 4.404 77 1,7 59.769 897 1,5 4.836 122 2,5 8.629 38 0,4 1.156 5 0,4 27.812 379 1,4 884 24 2,7 30.466 394 1,3 878 10 1,1 18.552 117 0,6 838 11 1,3 16.118 126 0,8 825 9 1,1 16.062 124 0,8 686 8 1,2 8.867 31 0,3 635 5 0,8 9.717 139 1,4 535 21 3,9 27.658 248 0,9 635 15 2,4 7.261 25 0,3 633 3 0,5 7.923 61 0,8 507 14 2,8 14.720 77 0,5 456 7 1,5 9.062 81 0,9 375 3 0,8 8.983 88 1,0 355 4 1,1 3.117 21 0,7 272 5 1,8 3.925 20 0,5 338 2 0,6 5.872 22 0,4 185 0 0,0 3.562 30 0,8 261 5 1,9 516.537 5.150 1,0 38.787 642 1,7
ovvt 53 65 129 68 -2 99 -12 108 40 51 125 174 163 38 259 193 -10 15 173 16 -100 127 66
Bijlage bij hoofdstuk 5
Tabel b5.1:
Verdachten (12 jaar e.o.) naar achtergrondkenmerken, in 2009 (absolute aantallen en in procenten van betreffende deelpopulatie)
Antilliaans pop.
N
verdacht
Marokkaans pop.
Surinaams pop.
verdacht
Turks pop.
N
verdacht
ov. niet-westers pop.
N
verdacht
N
%
westers pop.
N
verdacht
N
%
autochtoon pop.
verdacht
%
totaal pop.
verdacht
N
%
N
%
N
N
%
N
%
N
N
N
N
%
3353 161
4,8
3908 168
4,3
2647
75
2,8
6020 208
3,5
6062 176
2,9 15801 209
1,3 138595
1387
1,0 176386
2384
1,4
Man
1627 117
7,2
2046 143
7,0
1276
56
4,4
3161 181
5,7
3127 150
4,8
7646 165
2,2
68249
1128
1,7
87132
1940
2,2
Vrouw
1726
44
2,5
1862
25
1,3
1371
19
1,4
2859
27
0,9
2935
26
0,9
8155
44
0,5
70346
259
0,4
89254
444
0,5
2640 121
4,6
2474
51
2,1
1767
39
2,2
3821 104
2,7
5161 149
2,9
7282
83
1,1
-
-
-
23145
547
2,4
5,6
1434 117
8,2
880
36
4,1
2199 104
4,7
3,0
8519 126
1,5
-
-
-
14646
450
3,1
Bevolking (12 jr eo)
N
verdacht
Geslacht
Generatie 1e generatie 2e generatie
713
40
901
27
Leeftijd 12-17 jaar
439
29
6,6
546
45
8,2
277
13
4,7
816
40
4,9
675
36
5,3
818
25
3,1
9448
189
2,0
13019
377
2,9
18-24 jaar
685
53
7,7
607
64 10,5
446
29
6,5
985
49
5,0
1348
59
4,4
2078
56
2,7
17702
378
2,1
23851
688
2,9
25-44 jaar
1385
56
4,0
1837
53
2,9
1075
21
2,0
2967 100
3,4
2938
69
2,3
5954
79
1,3
44634
545
1,2
60790
923
1,5
45-64 jaar
755
23
3,0
687
6
0,9
717
12
1,7
958
18
1,9
986
12
1,2
4649
46
1,0
42566
237
0,6
51318
354
0,7
65 jaar e.o.
89
-
-
231
-
-
132
-
-
294
-
-
115
-
-
2302
-
-
24245
38
0,2
27408
42
0,2
12-24 jaar,1e generatie
617
46
7,5
165
16
9,7
173
13
7,5
272
12
4,4
1369
72
5,3
1115
28
2,5
-
-
-
3711
187
5,0
12-24 jaar,2e generatie
507
36
7,1
988
93
9,4
550
29
5,3
1529
77
5,0
654
23
3,5
1781
53
3,0
-
-
-
6009
311
5,2
12-24 jaar, man
572
53
9,3
588
94 16,0
360
31
8,6
930
76
8,2
1029
83
8,1
1413
58
4,1
13482
449
3,3
18374
844
4,6
12-24 jaar, vrouw
552
29
5,3
565
15
363
11
3,0
871
13
1,5
994
12
1,2
1483
23
1,6
13668
118
0,9
18496
221
1,2
Leeftijd, generatie
Leeftijd, geslacht
2,7
Schoolsoort schoolgaand, laag nivo
189
24 12,7
217
35 16,1
319
18
5,6
197
23 11,7
153
11
7,2
1658
105
6,3
2826
226
8,0
schoolgaand, mid. nivo
302
15
5,0
371
22
5,9
198
93
10 10,8 9
4,5
586
24
4,1
484
18
3,7
555
13
2,3
6178
116
1,9
8674
217
2,5
schoolgaand, hoog nivo
195
1
0,5
141
6
4,3
128
2
1,6
204
6
2,9
425
7
1,6
875
11
1,3
9679
59
0,6
11647
92
0,8
859
54
6,3
950
88
9,3
558
29
5,2
1478
67
4,5
1465
74
5,1
2140
61
2,9
21653
459
2,1
29103
832
2,9
9 18,4
36
10 27,8
27
5 18,5
53
7 13,2
46
4
8,7
56
6 10,7
473
37
7,8
740
2,9 12559 178
1,4 106788
1181
2,9
3,5
Nieuw vsv 08/09 geen nw vsv0809 nw vsv0809
49
78 10,5
Werk niet werkzoekend werkzoekend
2822 128 234
4,5
22
9,4
2762 120
4,3
3097 132 305
17
4,3
2230
70
3,1
5,6
141
1
0,7
4,2
2217
68
3,1
6,7
154
3
1,9
4885 170 426
3,5
21
4,9
4994 172
3,4
5014 147 593
17
520
18
2960
107
2,9 12665 171
1,4 107492
1168
3,1
6,0
1,1 137395
2006
1,5
5179
203
3,9
1,1 138104
1971
1,4
238
5,3
3,6
Uitkering geen WWB uitkering WWB uitkering
294
30 10,2
3147 132 255
65
17
317
19
6,0
4827 140 780
24
414
25
2256
120
5,3
4470
Bijlage bij Hoofdstuk 5
Tabel b5.2:
Personen (12 jaar e.o.) die per 1 januari 2009 in de gemeente wonen en in de periode 2005-2009 werden verdacht van een delict naar achtergrondkenmerken (absolute aantallen en in procenten van betreffende bevolkingsgroep)
Antilliaans pop.
N Bevolking (12 jr eo)
verdacht
N
%
Marokkaans pop.
N
verdacht
N
%
Surinaams pop.
N
verdacht
N
%
Turks pop.
N
verdacht
N
%
ov. niet-westers pop.
N
verdacht
N
%
westers pop.
N
verdacht
N
%
autochtoon pop.
verdacht
N
N
%
totaal pop.
N
verdacht
N
%
3353 605 18,0
3908 596 15,3
2647 366 13,8
6020 860 14,3
6062 689 11,4 15801 944
6,0 138595
7003
5,1 176386 11063
6,3
Man
1627 428 26,3
2046 482 23,6
1276 276 21,6
3161 738 23,3
3127 558 17,8
7646 715
9,4
68249
5411
7,9
87132
8608
9,9
Vrouw
1726 177 10,3
1862 114
6,1
1371
2859 122
2935 131
4,5
8155 229
2,8
70346
1592
2,3
89254
2455
2,8
1e generatie
2640 471 17,8
2474 233
9,4
1767 244 13,8
3821 468 12,2
5161 595 11,5
7282 384
5,3
-
-
-
23145
2395 10,3
2e generatie
713 134 18,8
1434 363 25,3
880 122 13,9
2199 392 17,8
8519 560
6,6
-
-
-
14646
1665 11,4
528
Geslacht
90
6,6
4,3
Generatie
901
94 10,4
675
93 13,8
Leeftijd 12-17 jaar
439
79 18,0
546 115 21,1
277
33 11,9
816 107 13,1
8,1
9448
5,6
13019
1021
18-24 jaar
685 184 26,9
607 197 32,5
446 101 22,6
985 207 21,0
1348 198 14,7
2078 226 10,9
17702
1851 10,5
23851
2964 12,4
25-44 jaar
1385 250 18,1
1837 243 13,2
1075 152 14,1
2967 446 15,0
2938 328 11,2
5954 405
6,8
44634
2851
6,4
60790
4675
7,7
4649 221
4,8
42566
1533
3,6
51318
2122
4,1
-
-
24245
240
1,0
27408
281
1,0
1115 103
9,2
-
-
-
3711
623 16,8
1781 189 10,6
-
-
-
6009
983 16,4
18374
3061 16,7
45-64 jaar
755
65 jaar e.o.
89
91 12,1
687
38
5,5
717
-
231
-
-
132
12-24 jaar,1e generatie
617 150 24,3
165
49 29,7
173
55 31,8
12-24 jaar,2e generatie
507 113 22,3
988 263 26,6
550
79 14,4
12-24 jaar, man
572 186 32,5
588 247 42,0
360
95 26,4
930 265 28,5
12-24 jaar, vrouw
552
565
363
39 10,7
871
-
76 10,6 -
-
958
93
9,7
986
70
7,1
294
-
-
115
-
-
818
2302
66
7,8
Leeftijd, generatie 272
42 15,4
1529 272 17,8
1369 224 16,4 654
67 10,2
Leeftijd, geslacht
77 13,9
65 11,5
49
5,6
1029 235 22,8 994
56
5,6
1413 226 16,0
13482
1483
13668
66
4,5
1807 13,4 572
4,2
18496
924
5,0
Schoolsoort schoolgaand, laag nivo
189
73 38,6
217
84 38,7
93
31 33,3
319
76 23,8
197
60 30,5
153
42 27,5
1658
357 21,5
2826
723 25,6
schoolgaand, mid. nivo
302
42 13,9
371
77 20,8
198
23 11,6
586
68 11,6
484
59 12,2
555
43
7,7
6178
370
6,0
8674
682
7,9
schoolgaand, hoog nivo
195
15
141
14
9,9
128
204
18
425
18
875
44
5,0
9679
315
3,3
11647
430
3,7
950 252 26,5
558
93 16,7
2140 215 10,0
21653
1752
8,1
29103
2954 10,2
27
8 29,6
127 26,8
740
238 32,2
7,7
6
4,7
8,8
4,2
Nieuw vsv 08/09 geen nw vsv0809 nw vsv0809
859 177 20,6 49
28 57,1
36
25 69,4
1478 248 16,8 53
18 34,0
1465 217 14,8 46
14 30,4
56
18 32,1
473
Werk niet werkzoekend werkzoekend
2822 515 18,2 234
68 29,1
3097 488 15,8 305
67 22,0
2230 324 14,5 141
29 20,6
4885 737 15,1 426
82 19,2
5014 581 11,6 12559 838 593
83 14,0
520
6,7 106788
65 12,5
2960
6195
5,8 137395
448 15,1
5179
9678
7,0
842 16,3
Uitkering geen WWB uitkering WWB uitkering
2762 492 17,8 294
91 31,0
3147 501 15,9 255
66
54 21,2
2217 319 14,4 154
34 22,1
4994 749 15,0 317
70 22,1
4827 560 11,6 12665 814 780 104 13,3
414
6,4 107492
89 21,5
2256
6110
5,7 138104
533 23,6
4470
9545
6,9
975 21,8
Bijlage bij Hoofdstuk 5
Tabel b5.3:
Verdachten (12 jaar e.o.) naar pleegcarrière, antecendeten en delicten van verdachten, in 2009 (absolute aantallen en in procenten van betreffende bevolkingsgroep)
Antilliaans aantal Verdachten (N)
%
161 100,0
Marokkaans aantal
%
168 100,0
Surinaams aantal
%
75 100,0
Turks aantal
ov. niet-westers
%
aantal
208 100,0
176
westers
% aantal 100,0
autochtoon
% aantal
209 100,0
totaal
% aantal
1.387 100,0
%
2.384 100,0
Pleegcarrière beginner
47
29,2
43
25,6
29
38,7
94
45,2
77
43,8
94
45,0
621
44,8
1005
42,2
meerpleger
79
49,1
84
50,0
39
52,0
91
43,8
81
46,0
81
38,8
554
40,0
1009
42,3
veelpleger
35
21,7
41
24,4
7
9,3
23
11,1
18
10,2
34
16,3
211
15,2
369
15,5
239
219
323 100,0
280
Antecedenten 2009
216
217
Delicten 2009
264 100,0
284 100,0
90 104 100,0
100,0
235
1.615
2.831
331 100,0
1.935 100,0
3.521 100,0
waaronder geweldsdelicten
67
25,4
51
18,0
19
18,3
91
28,2
91
32,5
67
20,2
430
22,2
816
23,2
104
39,4
151
53,2
33
31,7
92
28,5
100
35,7
134
40,5
651
33,6
1.265
35,9
openbare orde
23
8,7
39
13,7
12
11,5
18
5,6
38
13,6
28
8,5
223
11,5
381
10,8
verkeer
33
12,5
15
5,3
23
22,1
57
17,6
28
10,0
48
14,5
380
19,6
584
16,6
drugs
26
9,8
11
3,9
13
12,5
56
17,3
8
2,9
35
10,6
139
7,2
288
8,2
overig
11
4,2
17
6,0
4
3,8
9
2,8
15
5,4
19
5,7
112
5,8
187
5,3
vermogensdelicten
verdacht als % bevolking verdacht totaal (%)
4,8
4,3
2,8
3,5
2,9
1,3
1,0
1,4
verdacht geweldsdelict (%)
1,5
1,0
0,5
1,2
1,0
0,3
0,3
0,4 0,5
verdacht vermogensdelict (%)
2,3
2,3
1,0
1,0
1,1
0,5
0,3
verdacht openbare orde (%)
0,6
0,9
0,3
0,3
0,4
0,2
0,1
0,2
verdacht verkeersdelict (%)
0,8
0,4
0,8
0,7
0,4
0,3
0,3
0,3
verdacht drugsdelict (%)
0,5
0,2
0,4
0,7
0,1
0,2
0,1
0,1
verdacht overig delict (%)
0,2
0,4
0,1
0,1
0,1
0,1
0,1
0,1
67
Bijlage bij Hoofdstuk 5
Tabel b5.4:
Over- danwel, ondervertegenwoordiging van Antilliaans-Nederlandse verdachten (12 jaar en ouder en 12 t/m 24 jaar) in de 22 gemeenten, in 2009 (absolute aantallen, in procenten van betreffende bevolkingsgroep en oververtegenwoordiging (ovvt))
12 jaar en ouder totaal pop. Rotterdam Amsterdam Den Haag Almere Tilburg Groningen Dordrecht Zoetermeer Eindhoven Breda Nijmegen Capelle a/d IJssel Spijkenisse Lelystad Schiedam Amersfoort Zwolle Vlaardingen Den Helder Leeuwarden Vlissingen Hellevoetsluis Totaal
Tabel b5.5:
N 508.671 657.759 413.517 153.197 176.386 164.811 101.819 103.963 185.763 148.465 142.865 56.334 61.829 61.958 65.163 118.731 99.863 61.525 50.283 81.785 39.285 34.264 3.488.236
verdacht N % 10.413 2,0 11.988 1,8 10.136 2,5 2.816 1,8 2.384 1,4 2.713 1,6 1.999 2,0 1.637 1,6 1.952 1,1 1.205 0,8 1.923 1,3 814 1,4 834 1,3 1.135 1,8 1.125 1,7 1.829 1,5 1.191 1,2 905 1,5 774 1,5 1.270 1,6 684 1,7 447 1,3 60.174 1,7
pop. N 16.130 9.939 9.175 3.578 3.353 2.572 2.391 1.992 2.034 1.686 1.641 1.571 1.401 1.319 1.325 1.351 1.099 999 941 698 560 483 66.238
Antilliaans verdacht N % 1.155 7,2 568 5,7 606 6,6 214 6,0 161 4,8 238 9,3 192 8,0 111 5,6 94 4,6 42 2,5 81 4,9 95 6,0 64 4,6 86 6,5 70 5,3 94 7,0 71 6,5 76 7,6 84 8,9 59 8,5 59 10,5 33 6,8 4.253 6,4
ovvt 250 214 169 225 255 462 309 254 340 207 267 318 239 256 206 352 442 417 480 444 505 424 272
Antilliaans verdacht N % 479 8,8 199 7,9 251 8,6 103 9,1 82 7,3 111 12,3 54 7,1 56 8,8 47 7,1 12 2,2 37 6,9 37 7,2 32 7,1 42 9,2 28 6,9 35 8,4 40 10,1 33 10,6 45 15,0 24 8,7 20 10,2 21 12,4 1.788 8,5
ovvt 110 97 70 139 153 381 69 131 214 29 194 118 124 125 87 146 240 221 308 211 118 260 136
Over- danwel, ondervertegenwoordiging van Marokkaans-Nederlandse verdachten (12 jaar en ouder en 12 t/m 24 jaar) in de 22 gemeenten, in 2009 (absolute aantallen, in procenten van betreffende bevolkingsgroep en oververtegenwoordiging (ovvt))
12 jaar en ouder totaal pop. Amsterdam Rotterdam Utrecht Den Haag Gouda Eindhoven Tilburg Leiden 's-Hertogenbosch Amersfoort Roosendaal Helmond Nijmegen Zeist Veenendaal Ede Lelystad Schiedam Culemborg Gorinchem Oosterhout Maassluis Totaal
12 t/m 24 jaar totaal pop. verdacht pop. N N % N 99.841 4.188 4,2 5.449 117.194 4.698 4,0 2.514 74.809 3.775 5,0 2.919 33.274 1.268 3,8 1.130 36.870 1.065 2,9 1.124 45.981 1.175 2,6 904 18.828 792 4,2 759 20.999 803 3,8 634 33.906 770 2,3 660 28.289 489 1,7 537 32.327 764 2,4 533 10.339 343 3,3 512 12.007 379 3,2 452 11.713 477 4,1 459 11.525 428 3,7 404 21.372 734 3,4 415 19.868 588 3,0 397 10.434 346 3,3 310 8.903 326 3,7 301 18.144 509 2,8 275 6.683 311 4,7 197 6.136 212 3,5 169 679.442 24.440 3,6 21.054
N 657.759 508.671 257.593 413.517 60.078 185.763 176.386 102.734 119.007 118.731 67.100 73.900 142.865 51.735 51.661 90.446 61.958 65.163 22.904 29.503 46.840 27.151 3.331.465
verdacht N % 11.988 1,8 10.413 2,0 4.719 1,8 10.136 2,5 1.040 1,7 1.952 1,1 2.384 1,4 1.714 1,7 1.428 1,2 1.829 1,5 737 1,1 1.095 1,5 1.923 1,3 814 1,6 638 1,2 976 1,1 1.135 1,8 1.125 1,7 242 1,1 469 1,6 656 1,4 356 1,3 57.769 1,7
68
Marokkaans pop. verdacht N N % 51.123 2.298 4,5 27.664 1.272 4,6 19.256 1.265 6,6 19.283 1.189 6,2 4.804 342 7,1 3.991 123 3,1 3.908 168 4,3 3.752 211 5,6 3.315 170 5,1 3.141 190 6,0 2.610 117 4,5 2.536 93 3,7 2.519 130 5,2 2.409 154 6,4 2.201 107 4,9 1.719 115 6,7 1.591 80 5,0 1.474 76 5,2 1.350 35 2,6 1.248 76 6,1 870 48 5,5 905 36 4,0 161.669 8.295 5,1
ovvt 147 125 259 152 311 193 218 237 327 293 308 147 283 306 294 520 174 199 145 283 294 203 196
12 t/m 24 jaar totaal Marokkaans pop. verdacht pop. verdacht N N % N N % 117.194 4.698 4,0 15.946 1.371 8,6 99.841 4.188 4,2 8.948 748 8,4 57.130 1.991 3,5 5.813 756 13,0 74.809 3.775 5,0 6.238 662 10,6 11.257 480 4,3 1.497 206 13,8 33.906 770 2,3 1.165 68 5,8 36.870 1.065 2,9 1.153 109 9,5 21.875 677 3,1 1.119 108 9,7 20.647 539 2,6 1.072 101 9,4 21.372 734 3,4 896 104 11,6 11.766 334 2,8 856 68 7,9 12.819 433 3,4 710 51 7,2 32.327 764 2,4 808 74 9,2 9.356 389 4,2 781 98 12,5 10.430 283 2,7 691 70 10,1 19.075 471 2,5 604 72 11,9 11.713 477 4,1 470 44 9,4 11.525 428 3,7 452 36 8,0 4.282 94 2,2 405 23 5,7 5.205 212 4,1 438 51 11,6 7.901 324 4,1 274 37 13,5 4.598 148 3,2 344 29 8,4 635.898 23.274 3,7 50.680 4.886 9,6
ovvt 114 99 273 110 223 157 227 212 261 238 180 113 288 202 273 383 130 114 159 186 229 162 163
Begrippenlijst
Allochtoon 14 Een allochtoon is gedefinieerd als een persoon van wie ten minste één van de ouders in het buitenland geboren is. Definitie conform CBS
Antilliaanse Nederlander Een op de Nederlandse Antillen of Aruba geboren persoon van wie ten minste één ouder in het buitenland geboren is (eerste generatie) of een in Nederland geboren persoon van wie de moeder op de Nederlandse Antillen of Aruba is geboren of, in het geval de moeder in Nederland is geboren, de vader op de Nederlandse Antillen of Aruba is geboren (de tweede generatie). Definitie conform CBS Autochtoon Persoon van wie de beide ouders in Nederland zijn geboren. Definitie conform CBS Eerste generatie allochtoon Persoon die in het buitenland is geboren en van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren. Definitie conform CBS
First offender (of beginner) Verdachte van een misdrijf tegen wie voor het eerst een proces-verbaal van aanhouding is opgemaakt. IOAW Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW). De wet biedt een inkomensgarantie op het niveau van het sociaal minimum aan oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, van wie het recht op uitkering op grond van de Werkloosheidswet is geëindigd. Bron: CBS
14
69
Voor uitzonderingen en specificaties zie: http://www.cbs.nl/nlNL/menu/methoden/begrippen/default.htm?ConceptID=315
IOAZ Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ). De wet biedt een inkomensgarantie op het niveau van het sociaal minimum aan oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, van wie het inkomen duurzaam minder bedraagt dan het sociaal minimum en die als gevolg daarvan het bedrijf of beroep hebben beëindigd. Bron: CBS Marokkaanse Nederlander Een in Marokko geboren persoon van wie ten minste één ouder in het buitenland geboren is (eerste generatie) of een in Nederland geboren persoon van wie de moeder in Marokko is geboren of, in het geval de moeder in Nederland is geboren, de vader in Marokko is geboren (de tweede generatie). Definitie conform CBS Meerpleger Meerderjarige verdachte van misdrijven tegen wie 2 t/m 10 processenverbaal van aanhouding zijn opgemaakt, waarvan ten minste één in het peiljaar. Of een minderjarige verdachte van misdrijven tegen wie 2 t/m 5 processen-verbaal van aanhouding zijn opgemaakt, waarvan ten minste één in het peiljaar. Bron: KLPD-Dienst IPOL Middelbaar beroepsonderwijs (mbo) Het mbo leidt op tot kwalificaties op vier niveaus. Mbo niveau 1 (assistent) ligt op een lager niveau dan de basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo en lijkt qua inhoud op de meest eenvoudige opleidingen van het vroegere leerlingwezen. De assistentenopleiding kan sinds 2004/05 ook gevolgd worden door leerlingen van het vmbo die niet in staat zijn de normale basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo te volgen. Mbo niveaus 2-4 (basisberoepsbeoefenaar, zelfstandig beroepsbeoefenaar, middenkaderfunctionaris/specialist) komen overeen met de andere opleidingen van het leerlingwezen en het vroegere (k)mbo. Bron: CBS
Misdrijf Strafbaar feit van de ernstige soort dat als zodanig is omschreven en strafbaar is gesteld in de strafwetten. Voor de indeling van misdrijven zie technische toelichting. Bron: KLPD-Dienst IPOL
70
NWW Niet-werkende werkzoekende (nww) Een niet-werkende werkzoekende is een persoon die bij een vestiging van het UWV WERKbedrijf is ingeschreven als een werkzoekende zonder werk of als werkzoekende die minder dan twaalf uur per week werkt met een inschrijfdatum en geen uitschrijfdatum.
Niet-westerse allochtoon Tot de niet-westerse allochtonen worden personen gerekend van wie ten minste één ouder is geboren in Turkije, Marokko, Suriname, de Nederlandse Antillen of Aruba, of in een ander land in Azië (m.u.v. Japan en Indonesië), Afrika of Latijns Amerika. Definitie conform CBS. In deze monitor wordt onder andere gerapporteerd over de vier grote niet westerse allochtone groepen in Nederland (Antilliaanse, Marokkaanse, Surinaamse en Turkse Nederlanders). Niet westerse allochtonen uit andere herkomstlanden worden samengenomen tot een groep ‘overige niet-westerse allochtonen’ veelal afgekort als ‘ov-niet westers’.
Nieuwe voortijdig schoolverlaters (vsv-ers) Onder de nieuwe vsv-ers worden alle leerlingen van 12 t/m 22 jaar verstaan, die in een schooljaar zonder startkwalificatie (diploma van havo, vwo of mbo met minimaal niveau 2) het onderwijs verlaten. Oververtegenwoordiging Oververtegenwoordiging is een percentage dat wordt berekend door het verschil tussen het aandeel in de doelgroep en de totale groep te delen door het aandeel in de totale groep. Indien het gevonden percentage in de doelgroep kleiner is dan in de totale groep is er sprake van een negatieve uitkomst, dit wordt aangeduid met ondervertegenwoordiging. Het percentage oververtegenwoordiging wordt berekend op basis van de niet afgeronde percentages. Potentiële beroepsbevolking Het deel van de bevolking dat gelet op zijn leeftijd in aanmerking komt voor deelname aan het arbeidsproces. Iedereen van 15 t/m 64 jaar wordt tot de potentiële beroepsbevolking gerekend.
Startkwalificatie Diploma van havo, vwo of mbo met minimaal niveau 2.
71
Tweede generatie allochtoon 15 Persoon die in Nederland is geboren en van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren. Definitie conform CBS Veelpleger Meerderjarige verdachte van misdrijven tegen wie meer dan 10 processen-verbaal van aanhouding zijn opgemaakt, waarvan ten minste één in het peiljaar. Of een minderjarige verdachte van misdrijven tegen wie meer dan 5 processen-verbaal van aanhouding zijn opgemaakt, waarvan ten minste één in het peiljaar. Bron: KLPD- Dienst IPOL Verdachte Persoon van 12 jaar of ouder tegen wie een proces-verbaal is opgemaakt, omdat een redelijk vermoeden bestaat dat hij een strafbaar feit heeft gepleegd. Bron: KLPD- Dienst IPOL
Vmbo-bb De basisberoepsgerichte leerweg is te beschouwen als de opvolger van de laagste niveau's van het vbo en is bedoeld als vooropleiding voor de basisberoepsopleiding, niveau 2 van de kwalificatiestructuur van het mbo. Bron: CBS Vmbo-kb De kaderberoepsgerichte leerweg is te beschouwen als de opvolger van de hoogste niveau's van het vbo en is de minimale vooropleiding voor de vakopleiding en de middenkaderopleiding, respectievelijk op niveau 3 en 4 van de kwalificatiestructuur van het mbo. Bron: CBS Vmbo-gl De gemengde leerweg is te beschouwen als een tussenvorm van de theoretische leerweg en de beroepsgerichte leerwegen, heeft hetzelfde niveau als de theoretische leerweg, maar heeft ook een beroepsgericht vak. De gemengde leerweg geeft toegang tot de middenkaderopleiding, niveau 4 van de kwalificatiestructuur van het mbo. Bron: CBS
15
72
Een tweede generatie allochtoon heeft als herkomstgroepering het geboorteland van de moeder, tenzij dat ook Nederland is. In dat geval is de herkomstgroepering bepaald door het geboorteland van de vader.
Vmbo-tl De theoretische leerweg is te beschouwen als de opvolger van de mavo en geeft toegang tot de middenkaderopleiding, niveau 4 van de kwalificatiestructuur van het mbo. Het is na diplomering tevens mogelijk door te stromen naar het vierde leerjaar havo. Bron: CBS Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) Voortzetting m.i.v. augustus 1999 van het mavo en vbo. Het bereidt voor op het middelbaar beroepsonderwijs, heeft een duur van vier jaar en kent vier leerwegen: de theoretische leerweg, de gemengde leerweg, de kaderberoepsgerichte leerweg en de basisberoepsgerichte leerweg. Bron: CBS WWB Wet werk en bijstand (WWB). Wettelijke sociale voorziening die op 1 januari 2004 in werking is getreden ter vervanging van de Algemene bijstandswet (ABW), de Wet inschakeling werkzoekenden (WIW) en het Besluit In- en Doorstroombanen (ID-banen). Bron: CBS Westerse allochtoon Westerse allochtonen zijn gedefinieerd als personen van wie ten minste één van de ouders geboren is in één van de landen in Europa (exclusief Turkije), Noord-Amerika, Oceanië, Indonesië of Japan. In de tabellen en grafieken is dit veelal afgekort als ‘westers’. Definitie conform CBS
73
Technische toelichting
Het doel van het monitorsysteem is betrouwbare en actuele informatie op te leveren over de maatschappelijke positie van Antilliaanse en of Marokkaanse Nederlanders in de betrokken gemeenten om zo de voortgang van de verschillende aanpakken te kunnen monitoren. De informatiebehoefte spitst zich toe op vier basisdimensies te weten: demografie, onderwijs, arbeidsparticipatie en criminaliteit. Methodiek: koppeling van de diverse registraties Bovenstaande informatie is niet in een enkele registratie beschikbaar en is afkomstig van verschillende bronnen. Om optimaal in de informatiebehoefte te kunnen voorzien is voor een systeem gekozen waarmee dwarsverbanden kunnen worden gemaakt tussen informatie die beschikbaar is in deze verschillende registratiesystemen. Deze verbanden kunnen alleen worden gemaakt door bestaande registraties op persoonsniveau aan elkaar te koppelen. Dit betekent dat informatie over de demografische en geografische factoren, data over voortijdig school verlaten, gegevens over verdachten en werkzoekenden en uitkeringsontvangers op persoonsniveau met behulp van een unieke versleutelde identificatiesleutel aan elkaar zijn gekoppeld.
Versleuteling Met het oog op de privacy zijn de persoonsgebonden nummers aan de bron versleuteld zodat ze niet meer terug te herleiden zijn naar personen (zie figuur 1.1 in hoofdstuk 1). Pas na versleuteling van de identificerende persoonsnummers zijn de bestanden met persoonsgegevens geleverd aan Risbo. Koppeling in 4 stappen Stap 1 de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) als basis. Als basis dienen alle in de GBA ingeschreven personen op de gekozen peildatum 1-1-2009. Elke inwoner van Nederland is verplicht ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) van de gemeente waarin men woont.
75
Stap 2 koppeling van onderwijsgegevens. In stap 2 wordt informatie gekoppeld over leerlingen en voortijdig schoolverlaters uit de Basisregistratie Onderwijs (BRON). Alle leerlingen in het bekostigd voorgezet en middelbaar beroepsonderwijs staan in BRON geregistreerd. De gegevens zijn aangeleverd door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Leerlingen en nieuwe voortijdig schoolverlaters in schooljaar 2008/2009 zijn op basis van het versleutelde burgerservicenummer (BSN) gekoppeld aan het bevolkingsbestand per 1 januari 2009. Indien het nummer in een van de bestanden niet bekend is, kan er geen koppeling worden gemaakt. Jongeren waarvan geen nummer bekend is en jongeren die in de loop van 2009 vanuit een niet in het onderzoek betrokken gemeente in een van de betrokken gemeente is komen wonen, komen in het onderzoeksbestand dus niet voor.
Stap 3 koppeling van niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsontvangers. In stap 3 worden, wederom op basis van het versleutelde BSN, gegevens gekoppeld over werkzoekenden (UWV WERKbedrijf) en uitkeringsgerechtigden (gemeentelijke sociale dienst).
Stap 4 koppeling van verdachtenregistraties in HKS. In stap 4 worden ten slotte gegevens over verdachten gekoppeld aan het GBA-bestand. In het HKS geregistreerde verdachten zijn op basis van het versleutelde GBA-nummer gekoppeld aan het bevolkingsbestand per 1 januari 2009. Dit GBA-nummer was in het HKS in het verleden niet altijd evengoed ingevuld maar in de laatste jaren is de vulling van het GBA-nummer in het HKS sterk verbeterd. Indien het GBA-nummer in de verdachtenregistratie niet bekend is, kan er per definitie geen koppeling worden gemaakt met het bevolkingsbestand. Verdachten zonder valide GBA-nummer zijn in het onderzoeksbestand dus niet opgenomen. Ook verdachten die in de loop van 2009 vanuit een niet in het onderzoek betrokken gemeente in een van de betrokken gemeenten is komen wonen, vallen buiten de analyse die voor dit rapport zijn gedaan. Databronnen
Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) Als basis dienen alle in de GBA ingeschreven personen op de gekozen peildatum 1-1-2009. Elke inwoner van Nederland is verplicht
76
ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) van de gemeente waarin men woont. In de GBA wordt een groot aantal (demografische) kenmerken geregistreerd. In het onderzoeksbestand zijn naast het versleutelde GBA-nummer en het versleutelde burgerservicenummer de volgende kenmerken opgenomen: Geboortejaar, geboorteland, geslacht, geboorteland moeder, geboorteland vader, nationaliteit, jaar inschrijving in de gemeente, land vanwaar ingeschreven, jaar vestiging in Nederland, postcode (eerste vier posities), wijk, buurt, burgerlijke staat, positie in het gezin. Positie in het gezin is geen rubriek in de GBA registratie. Deze moet door de gemeenten worden geconstrueerd op basis van burgerlijke staat, het exacte adres en gegevens over kinderen. Dit is vaak lastig. Positie in het gezin is daardoor niet uniform voor alle gemeenten. Door een aantal gemeenten zijn geen gegevens over de positie in het gezin aangeleverd.
Basisregistratie Onderwijs (BRON) In de Basisregistratie Onderwijs (BRON) staan alle leerlingen in het bekostigd voorgezet en middelbaar beroepsonderwijs geregistreerd. Deze gegevens zijn aangeleverd door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO).
Cijfers schooljaar 2008/2009 In maart is het aantal voortijdig schoolverlaters van voorgaand schooljaar bekend. Deze gegevens hebben de status ‘voorlopig’ omdat het gaat om gegevens die zijn aangeleverd door de onderwijsinstellingen, maar nog niet zijn gecontroleerd door een accountant. Door de accountantscontrole en door inschrijfmutaties die met terugwerkende kracht worden verwerkt, kunnen er verschillen ontstaan tussen de voorlopige en definitieve cijfers. De definitieve cijfers zijn steeds in oktober bekend. De voorlopige vsv-cijfers van schooljaar 2008-2009 zijn dus in maart 2010 bekend en worden in oktober 2010 definitief vastgesteld.
Informatie niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsontvangers Gegevens over niet-werkende werkzoekenden zijn gebaseerd op registraties afkomstig van het UWV WERKbedrijf. Het UWV WERKbedrijf levert aan veel gemeenten jaarlijks een databestand met niet-werkende werkzoekenden per 31 december. Dit databestand is, met toestemming van het UWV WERKbedrijf, door de gemeenten aan Risbo doorgeleverd. Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van het bestand met
77
werkzoekenden die per 31-12-2008 bij het UWV WERKbedrijf stonden ingeschreven. De cijfers over uitkeringen zijn afkomstig van de gemeentelijke of regionale uitkeringsinstanties. De cijfers hebben 1-12009 als peildatum.
Het Herkenningsdienstsysteem (HKS) Voor dit onderzoek maken we gebruik van verdachtenregistraties uit het zogenaamde Herkenningsdienstsysteem (HKS). De gegevens zijn afkomstig van de Dienst IPOL van het Korps Landelijke politiediensten (KLPD). De Dienst IPOL verzamelt jaarlijks data vanuit het HKS. In het HKS worden verdachten geregistreerd tegen wie een proces-verbaal is opgemaakt wegens een misdrijf. In het HKS worden alleen misdrijven en verdachten van misdrijven geregistreerd (voor indeling misdrijven zie onderstaande tabel). Het is de overtuiging van de politie dat het daders zijn. Voor deze personen is proces-verbaal van opsporing gemaakt en verstuurd naar het Openbaar Ministerie. De rechter moet zich er nog over uitspreken. We rapporteren dus over verdachten en niet over veroordeelden. Overtredingen en verdachten van overtredingen worden hierin dus niet geregistreerd. 16 Indeling delicten Geweldsdelicten
Vermogensdelicten
Openbare orde
Verkeersdelicten
Drugsdelicten
Overige delicten
16
78
Bedreiging (SR285) Moord en doodslag (poging) (SR287-SR292) Moord en doodslag (voltooid) (SR287-SR292) Mishandeling (SR300-SR306) Diefstal met geweld (SR312) Afpersing (SR317) Verkrachting (SR242) Aanranding (SR246) Muntmisdrijven (SR208-SR211, SR213-SR214) Overige valsheid (SR216-SR232, SR234) Eenvoudige diefstal (SR310) Diefstal verbreking (SR311.) Overige gekwalificeerde diefstal (ov. SR311.) Verduistering (SR321-SR323) Bedrog (SR326-SR337, SR339) Heling (SR416, SR417) Tegen openbare orde (SR131-SR136, SR138-SR151A) Gemeengevaarlijke. misdrijven (SR157, SR158) Tegen openbaar gezag (SR177-SR206) Overige vernieling (SR350-SR354) Schennis eerbaarheid (SR239) Overige seksuele misdrijven (SR243-245, SR247-249) Rijden onder invloed (WVW26,WV8) Verlaten plaats ongeval (WVW30, WV7) Rijden na ontzegging (WVW32, WV9) Weigeren bloedproef (WV163, WVW) Dood/letsel door schuld (WVW36, WV6, WV175) Joyriding (WVW37, WV176.2, WV11) Overig misdrijven WVW Middelenlijst I (harddrugs) Middelenlijst II (softdrugs) Overige opiumwet Overige misdrijven SR Wet Wapens & munitie Misdrijven andere wetten
Een misdrijf is daarbij gedefinieerd als een strafbaar feit van de ernstige soort dat als zodanig is omschreven en strafbaar gesteld in de wet (bron: Landelijke Criminaliteitskaart 2005).
Cijfers 2009 De cijfers over het meest recent verlopen jaar (hier dus 2009) zijn altijd voorlopige cijfers. Deze cijfers worden in het eerste kwartaal van het komende jaar (2011) pas definitief. Dit geldt echter voor alle bevolkingsgroepen zodat het vergelijken van verdachtenpercentages wel mogelijk is. Representativiteit en validiteit Het HKS levert geen complete beschrijving van de criminaliteit in Nederland. SCP zegt daarover in het jaarrapport integratie 2007 het volgende: “Volgens de slachtofferenquête van het CBS zijn in 2003 4,8 miljoen delicten ondervonden door burgers van 15 jaar en ouder. Slechts 1,7 miljoen delicten zijn bij de politie gemeld. Dit leidde tot een aantal van bijna 215.000 in het HKS geregistreerde verdachten met in totaal bijna 400.000 delicten. Gemiddeld wordt naar schatting dus minder dan een kwart van de geregistreerde delicten opgehelderd. Delicten die onbekend blijven bij de politie of delicten waarvan geen proces-verbaal is opgemaakt, worden niet in het HKS geregistreerd.”
Ook is het HKS mogelijk enigszins selectief. SCP zegt daarover: “Al met al mogen we concluderen dat er wellicht enige selectiviteit bestaat in het optreden van de politie, waardoor niet-westerse allochtonen enigszins oververtegenwoordigd zijn in het HKS. Overtuigend bewijs hiervoor ontbreekt echter.”
17
79
2
SCP (2009). Jaarrapport Integratie 2007, p 230-231.
17