Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders in Rotterdam 2010
Een nulmeting van hun positie op de terreinen van onderwijs, arbeid en uitkering en criminaliteit
J. de Boom
A. Weltevrede
P. van Wensveen
M. van San
P. Hermus
Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders in Rotterdam 2010 Een nulmeting van hun positie op de terreinen van onderwijs, arbeid en uitkering en criminaliteit Auteurs: J. de Boom, A. Weltevrede, P. van Wensveen, M. van San en P. Hermus Rotterdam: Risbo, Erasmus Universiteit. September 2010 Secretariaat Risbo Erasmus Universiteit Rotterdam Postbus 1738 3000 DR Rotterdam tel.: 010-4082124 fax: 010-4081141 © Copyright Risbo. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van de Directie van het Instituut.
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1
Inleiding
5
1.1
Inleiding
5
1.2
Methode
6
1.3
Leeswijzer
7
1.4
Opbouw van het rapport
8
Hoofdstuk 2
Demografie en Migratie
9
2.1
Inleiding
9
2.2
Bevolkingssamenstelling
9
2.3
Geslacht
11
2.4
Generatie
12
2.5
Leeftijd
13
2.6
Burgerlijke staat
16
2.7
Buitenlandse migratie
17
Hoofdstuk 3
Onderwijs
19
3.1
Inleiding
19
3.2
Gebruikte begrippen en databron
19
3.3
Leerlingen en deelnemers
21
3.4
Nieuwe voortijdig schoolverlaters
25
Hoofdstuk 4
Arbeid en Uitkering
29
4.1
Inleiding
29
4.2
Gebruikte begrippen en databronnen
29
4.3
Werkzoekenden
30
4.4
Uitkeringen
36
Hoofdstuk 5
Criminaliteit
41
5.1
Inleiding
41
5.2
Gebruikte begrippen en databron
41
5.3
Verdachten 2009
43
5.4
Verdachten 2005-2009
49
5.5
Pleegcarrière
50
5.6
Aard van de criminaliteit
51
iii
Inhoudsopgave
Bijlage bij hoofdstuk 2
53
Bijlage bij hoofdstuk 3
55
Bijlage bij hoofdstuk 4
57
Bijlage bij hoofdstuk 5
63
Begrippenlijst
67
Technische toelichting
73
iv
Hoofdstuk 1
1.1
Inleiding
Inleiding Veel Marokkaans-Nederlandse en Antilliaans-Nederlandse jongeren boeken goede resultaten in het hoger en wetenschappelijk onderwijs en op de arbeidsmarkt. Echter met een deel van deze jongeren gaat het niet goed: zij zijn oververtegenwoordigd in de criminaliteit, de schooluitval en de werkloosheid. De maatschappij ondervindt hier grote hinder van. Deze oververtegenwoordiging rechtvaardigt een extra inspanning van het Rijk, de gemeenten en de VNG. In een tweetal samenwerkingsverbanden werken Rijk, gemeenten en VNG samen om de oververtegenwoordiging van Marokkaans-Nederlandse en Antilliaans-Nederlandse jongeren bij vroegtijdig schoolverlaten, werkloosheid en criminaliteit terug te dringen. Om de situatie goed in beeld te krijgen is voor iedere gemeente een eerste monitor gemaakt. In deze monitor staan de cijfers over schooluitval, de werkloosheid en de criminaliteit onder deze groepen jongeren. Met deze monitor, die jaarlijks zal worden uitgevoerd, beschikt iedere gemeente uit de samenwerkingsverbanden over actuele en gelijksoortige cijfers. Het gaat om complexe problemen en de cijfers spreken. De cijfers moeten echter steeds in de lokale context uitgelegd worden. Zo zijn er grote verschillen in de aard en de omvang van de problematiek tussen de gemeenten onderling en moeten bij de percentages dus ook steeds de absolute aantallen betrokken worden. Maar ook geven de cijfers geen beeld hoe het op andere terreinen met deze jongeren gaat. Voorop staat dat tegen criminaliteit en overlast hard moet worden opgetreden. Net zo vanzelf spreekt dat een harde aanpak alléén niet voldoende is en dat deze jongeren ook perspectief moet worden geboden. De betrokkenheid en de inzet van de Marokkaans-Nederlandse en AntilliaansNederlandse gemeenschap is bij deze aanpak essentieel. De hierbij gekozen aanpak laat zich samenvatten als 'grenzen stellen en perspectief bieden'. De samenwerkingsverbanden streven naar een scherper beeld van de effecten van het beleid. De jaarlijkse monitor heeft daarin een belangrijke functie, net als het systematisch in beeld brengen van wat werkt en wat niet werkt in de aanpak van de problemen. De urgentie om resultaten te boeken is hoog. De betrokken bestuurders willen dat ook kunnen aantonen met feiten en
5
Hoofdstuk 1
cijfers. Met de monitor kunnen gemeenten en het Rijk ook vergelijken waar de overeenkomsten en waar de verschillen zitten en waar de gemeenten dus van elkaar kunnen leren. De uitkomsten van de monitor zullen onderdeel zijn van jaarlijks bestuurlijk overleg tussen het Rijk en de gemeenten.
1.2
Methode Het achterliggende doel van het monitorsysteem is betrouwbare en actuele informatie op te leveren over de maatschappelijke positie van Antilliaanse Nederlanders in de 22 Antillianengemeenten 1 en van Marokkaanse Nederlanders in de 22 gemeenten behorende tot het samenwerkingsverband aanpak Marokkaans-Nederlandse risicojongeren 2 om zo de voortgang van de verschillende aanpakken te kunnen monitoren. De monitor is gebaseerd op informatie uit bestaande registratiesystemen zoals de registratie van personen in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA), de registratie van leerlingen in de Basisregistratie Onderwijs (BRON) en registraties van verdachten van misdrijven in het Herkenningsdienstsysteem (HKS) van de politie. De gegevens zijn opgevraagd bij de bronnen die uit het oogpunt van uniformiteit van de gegevens en haalbaarheid het meest geschikt waren. Essentieel in de monitor is dat de gegevens op persoonsniveau zijn opgevraagd en gekoppeld. Dit maakt het onderzoek flexibel en geeft de mogelijkheid dwarsverbanden te leggen tussen de informatie uit de diverse bronnen. De monitor sluit qua methodiek aan bij de werkwijze die sinds 2007 in Rotterdam wordt gevolgd. Met het oog op de privacy van de betrokkenen zijn de persoonsgebonden nummers aan de bron versleuteld zodat ze niet meer terug te herleiden zijn naar personen (zie figuur 1.1). Pas na versleuteling van de identificerende persoonsnummers werden de bestanden met persoonsgegevens geleverd aan Risbo. Risbo heeft vervolgens de uit de diverse bronnen afkomstige gegevens op basis van het versleutelde persoonsnummer aan elkaar gekoppeld. Deze gegevens zijn ten slotte omgewerkt tot een voor onderzoeksdoeleinden geschikt onderzoeksbestand waarop de benodigde analyses zijn uitgevoerd.
1
2
6
Het betreft de gemeenten: Almere, Amersfoort, Amsterdam, Breda, Capelle a/d IJssel, Den Haag, Den Helder, Dordrecht, Eindhoven, Groningen, Hellevoetsluis, Leeuwarden, Lelystad, Nijmegen, Rotterdam, Schiedam, Spijkenisse, Tilburg, Vlaardingen, Vlissingen, Zoetermeer en Zwolle. Het betreft de gemeenten: Amersfoort, Amsterdam, Culemborg, Den Haag, Ede, Eindhoven, Gorinchem, Gouda, Helmond, Leiden, Lelystad, Maassluis, Nijmegen, Oosterhout, Roosendaal, Rotterdam, Schiedam, 's-Hertogenbosch, Tilburg, Utrecht, Veenendaal, Zeist.
Inleiding
Figuur 1.1:
Versleutelingproces persoonsgebonden nummers
1.3
Leeswijzer Om de leesbaarheid van het rapport te vergemakkelijken en eventuele onduidelijkheden te voorkomen worden in deze leeswijzer enkele punten toegelicht. In het rapport gebruiken we in navolging van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) zoveel mogelijk de termen Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders in plaats van Antillianen en Marokkanen. De definitie van Antilliaanse en Marokkaanse Nederlander sluit echter naadloos aan bij de door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gehanteerde definitie voor Antilliaan en Marokkaan. Een Antilliaanse Nederlander is een op de Nederlandse Antillen of Aruba geboren persoon van wie ten minste één ouder in het buitenland geboren is (eerste generatie) of een in Nederland geboren persoon van wie de moeder op de Nederlandse Antillen of Aruba is geboren of, in het geval de moeder in Nederland is geboren, de vader op de Nederlandse Antillen of Aruba is geboren (de tweede generatie). Een Marokkaanse Nederlander is een in Marokko geboren persoon van wie ten minste één ouder in het buitenland geboren is (eerste generatie) of een in Nederland geboren persoon van wie de moeder in Marokko is geboren of, in het geval de moeder in Nederland is geboren, de vader in Marokko is geboren (de tweede generatie). 3 In de tabellen en figuren worden Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders om praktische reden met de kortere term ‘Antilliaans’ en ‘Marokkaans’ aangeduid. Dit geldt eveneens voor de overige onderscheiden groepen. In het rapport wordt nog een groot aantal andere begrippen gebruikt. Voor een volledig overzicht van de in dit rapport gehanteerde begrippen en definities verwijzen we naar de begrippenlijst. In de figuren in deze rapportage worden niet alleen de resultaten voor de Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders gepresenteerd maar, om de resultaten in perspectief te kunnen plaatsen, ook van andere herkomstgroepen
7
Hoofdstuk 1
en de totale bevolking van de gemeente. Naast Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders onderscheiden we Surinaamse en Turkse Nederlanders. De overige migranten en hun nakomelingen worden samengenomen in twee categorieën te weten: ‘overig niet-westers’ voor migranten (en hun nakomelingen) uit de niet-westerse landen en ‘westers’ voor migranten (en hun nakomelingen) uit de westerse landen. Ten slotte onderscheiden we autochtone Nederlanders. In de meeste figuren worden percentages weergegeven en beschreven. Deze moeten echter met de nodige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd, aangezien ze soms gebaseerd zijn op een klein aantal personen. Dit geldt met name wanneer er voor een kleine gemeente uitgesplitst wordt naar herkomstgroep en verdere achtergrondkenmerken. In de tekst worden op diverse plaatsen ook aantallen genoemd. Voor een volledig overzicht van absolute aantallen, de populatieomvang, verdere uitsplitsingen et cetera wordt verwezen naar de tabellen in de bijlagen bij de hoofdstukken. Aantallen worden alleen gepresenteerd als de populatie groter is dan 5.
1.4
Opbouw van het rapport In deze monitor wordt informatie gepresenteerd over migratie en demografische kenmerken (hoofdstuk 2), onderwijspositie en voortijdig schoolverlaten (hoofdstuk 3), arbeid en uitkeringen (hoofdstuk 4) en criminaliteit (hoofdstuk 5). In hoofdstuk 5 wordt tevens ingegaan op de vraag of en in welke mate factoren zoals voortijdig schoolverlaten en uitkeringsafhankelijkheid, samenhangen met criminaliteit. Deze monitor gaat in op de situatie van de Antilliaans- en MarokkaansNederlandse bevolking. Samen met voorliggende rapportage verschijnen er twee overkoepelende rapportages waarin de gegevens van de betrokken gemeenten zijn samengevoegd.
3
8
Voor uitzonderingen en specificaties zie: http://www.cbs.nl/nlNL/menu/methoden/begrippen/default.htm?ConceptID=315
Hoofdstuk 2
2.1
Demografie en Migratie
Inleiding Om inzicht te krijgen in de omvang en samenstelling van de Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders in de gemeente Rotterdam zetten we in dit hoofdstuk hun demografische kenmerken en migratiegeschiedenis uiteen. Achtereenvolgens gaan we in op de volgende kenmerken: bevolkingssamenstelling (paragraaf 2.2), geslacht (paragraaf 2.3), generatie (paragraaf 2.4), leeftijd (paragraaf 2.5), burgerlijke staat (paragraaf 2.6) en buitenlandse migratie (paragraaf 2.7).
2.2
Bevolkingssamenstelling Per 1 januari 2009 telt Rotterdam in totaal 587.158 inwoners (zie tabel b2.1 in de bijlage bij dit hoofdstuk). Hiervan zijn 20.261 inwoners (3,5 procent) van Antilliaanse herkomst en 38.157 inwoners (6,5 procent) van Marokkaanse herkomst. Zij vormen hiermee kleinere groepen dan de Turkse (7,9 procent) en Surinaamse Nederlanders (8,9 procent) in Rotterdam. Nederland heeft per 1 januari 2009 bijna 16,5 miljoen inwoners hiervan zijn er bijna 135.000 (0,8 procent) van Antilliaanse en bijna 342.000 (2,1 procent) van Marokkaanse herkomst.
9
Hoofdstuk 2
Antilliaans 3,5%
Marokkaans 6,5% Surinaams 8,9%
Turks 7,9% autochtoon 53,1% ov. niet-w esters 9,8%
w esters 10,4%
Figuur 2.1:
Bevolking naar herkomstgroep, 1 januari 2009 (in procenten van de totale bevolking) bron: GBA, bewerking Risbo
10
Demografie en Migratie
2.3
Geslacht Van de Antilliaanse Nederlanders in Rotterdam is 51,7 procent vrouw en 48,3 procent man (zie figuur 2.2). Bij de Marokkaanse Nederlanders is de man vrouw verhouding tegengesteld. Van de Marokkaanse Nederlanders is 48,8 procent vrouw en 51,2 procent man. Hiermee wijken beide groepen enigszins af van de totale bevolking van Rotterdam waarvan 49,1 procent man en 50,9 procent vrouw is.
48,3
Antilliaans
51,7
51,2
Marokkaans
48,8
47,1
Surinaams
52,9
Turks
51,0
49,0
ov. niet-w esters
49,8
50,2
w esters
48,6
51,4
autochtoon
48,9
51,1
totaal
49,1
50,9
0%
10%
20%
30%
40%
50% Man
Figuur 2.2:
60%
70%
80%
Vrouw
Bevolking naar geslacht, 1 januari 2009 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep) bron: GBA, bewerking Risbo
11
90%
100%
Hoofdstuk 2
2.4
Generatie In figuur 2.3 wordt de allochtone bevolking uitgesplitst naar eerste en tweede generatie. Allochtonen die niet in Nederland, maar in het herkomstland geboren zijn, worden tot de eerste generatie gerekend. In Nederland geboren personen met één of twee in het herkomstland geboren ouders worden tot de tweede generatie gerekend. Voor een uitgebreide toelichting op de definities verwijzen we naar de begrippenlijst en technische toelichting in de bijlagen. Van de Antilliaans-Nederlandse inwoners van Rotterdam is een derde (33,3 procent) in Nederland geboren. De tweede generatie Antilliaanse Nederlanders is in relatieve zin de kleinste van de verschillende onderscheiden allochtone bevolkingsgroepen, waarvan gemiddeld 43,5 procent van de tweede generatie is. Van de bevolking van Marokkaanse herkomst is meer dan de helft van de tweede generatie (51,1 procent). De tweede generatie onder de Marokkaanse Nederlanders van Rotterdam is hiermee in relatieve zin de grootste van de verschillende onderscheiden bevolkingsgroepen.
66,7
Antilliaans
33,3
48,9
Marokkaans
51,1
57,9
Surinaams
42,1
50,7
Turks
49,3
64,5
ov. niet-w esters
35,5
53,3
w esters
56,5
totaal 0%
46,7
10%
20%
30%
43,5 40%
50%
1e generatie
Figuur 2.3:
60%
70%
80%
2e generatie
Bevolking naar generatie, 1 januari 2009 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep) bron: GBA, bewerking Risbo
12
90%
100%
Demografie en Migratie
2.5
Leeftijd In figuur 2.4 wordt de leeftijdsopbouw van Antilliaans- en MarokkaansNederlandse inwoners van Rotterdam vergeleken met andere herkomstgroepen in Rotterdam. De Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders zijn relatief jong. Onder de Marokkaanse Nederlanders is het aandeel minderjarigen (0-17jarigen) het grootst van alle herkomstgroepen (39,2 procent). Ook het aandeel minderjarigen onder de Antilliaanse Nederlanders is met 30,8 procent veel groter dan het gemiddelde van 19,9 procent. Het aandeel jongvolwassenen (1824 jaar) is vergeleken met de andere herkomstgroepen bij de Antilliaanse Nederlanders het grootst (16,5 procent). Van de Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders is slechts een klein deel 65 jaar of ouder (respectievelijk 2,5 procent en 3,6 procent). Dit verschilt sterk van de totale bevolking van Rotterdam waarvan 14,3 procent 65 jaar of ouder is.
Antilliaans
20,4
10,4
27,5
Marokkaans Surinaams
14,0
Turks
8,9
10,6
autochtoon totaal
9,9
8,3 4,4
4,6
0%
32,5
13,0
37,3
28,0 31,1
40% 12-17 jaar
18-24 jaar
21,9
60%
14,3
80% 45-64 jaar
65 jaar e.o.
Bevolking naar leeftijd, 1 januari 2009 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep) bron: GBA, bewerking Risbo
13
3,5
12,2
24,1
25-44 jaar
4,1
19,6 24,6
27,0
3,6
5,3
15,0
36,7
10,5
2,5
24,7
38,4
20% 0-11 jaar
Figuur 2.4:
12,3
9,8
6,5
16,6
33,9
14,3
8,6
13,4
11,8
13,3 11,3
17,6
w esters
33,7
11,7
20,0
ov. niet-w esters
16,5
100%
Hoofdstuk 2
Figuur 2.5a laat zien dat er een samenhang is tussen leeftijd en generatie; hoe hoger de leeftijd, hoe groter het aandeel eerste generatie migranten. Het grootste deel van de Antilliaans-Nederlandse kinderen tot en met 9 jaar, is in Nederland geboren. In de leeftijdsgroep 20-24 jaar is de eerste generatie Antilliaanse Nederlanders in Rotterdam al beduidend groter dan de tweede generatie. Er zijn nauwelijks nog Antilliaanse Nederlanders van 45 jaar en ouder die tot de tweede generatie migranten behoren.
3 000 2e generatie 1e generatie 2 500
2 000
1 500
1 000
Figuur 2.5a:
Antilliaanse Nederlanders naar leeftijd en generatie, 1 januari 2009 (in absolute aantallen) bron: GBA, bewerking Risbo
14
75+
70-74
65-69
60-64
55-59
50-54
45-49
40-44
35-39
30-34
25-29
20-24
15-19
10-14
5-9
0-4
500
Demografie en Migratie
Voor de Marokkaanse Nederlanders geldt dat het overgrote deel van de jongeren in Nederland is geboren (figuur 2.5b). Vanaf de leeftijdsgroep 25-29 jaar is de eerste generatie relatief groter dan de tweede generatie. Onder de Marokkaanse Nederlanders van 35 jaar en ouder is het aandeel tweede generatie zeer beperkt.
5 000 2e generatie 4 500
1e generatie
4 000 3 500 3 000 2 500 2 000 1 500 1 000
Figuur 2.5b:
Marokkaanse Nederlanders naar leeftijd en generatie, 1 januari 2009 (in absolute aantallen) bron: GBA, bewerking Risbo
15
75+
70-74
65-69
60-64
55-59
50-54
45-49
40-44
35-39
30-34
25-29
20-24
15-19
10-14
5-9
0-4
500
Hoofdstuk 2
2.6
Burgerlijke staat Van alle inwoners van Rotterdam van 16 jaar en ouder is 42,8 procent ongehuwd, 38,7 procent gehuwd en de rest gescheiden (11,9 procent) of weduwe/weduwnaar (6,6 procent) (zie figuur 2.6). Bij de Antilliaanse Nederlanders zien we een heel ander beeld. Het aandeel ongehuwden onder Antilliaanse Nederlanders is veel groter dan gemiddeld. Bijna driekwart procent van de Antilliaanse Nederlanders is ongehuwd, ongeveer één op de zeven is gehuwd en van minder dan een procent is de partner overleden (zie figuur 2.6). Van de Marokkaanse Nederlanders is een veel groter deel gehuwd (55,8 procent). Het aandeel Marokkaanse Nederlanders dat is gescheiden (8,6 procent) is iets lager dan gemiddeld en het aandeel weduwen/weduwnaren (1,3 procent) ligt ver onder het gemiddelde. Het lage aandeel weduwen/weduwnaren in de migrantengroepen komt onder andere door de leeftijdsopbouw van de migrantengroepen (zie figuur 2.4). Aangezien de migrantengroepen relatief minder ouderen kennen dan gemiddeld, is het aandeel weduwen/weduwnaren logischerwijze ook kleiner dan gemiddeld.
55,8
34,2
Marokkaans
22,9
53,3
Surinaams
31,6
0%
2,2
11,1
38,7
42,8
totaal
20%
40% Ongehuw d
Gehuw d
11,9
60% Gescheiden
80% Weduw staat
Bevolking (16 jaar en ouder) naar burgerlijke staat, 1 januari 2009 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep) bron: GBA, bewerking Risbo
16
1,3
2,0
1,7
11,0
40,1
39,1
autochtoon
8,6
12,7
35,3
48,7
w esters
0,9
10,1
54,0
ov. niet-w esters
10,8
21,6
59,5
28,5
Turks
Figuur 2.6:
14,5
73,8
Antilliaans
5,1
9,7
6,6
100%
Demografie en Migratie
2.7
Buitenlandse migratie In figuur 2.7a wordt de immigratie en emigratie van Antillianen sinds 1988 weergegeven. Met immigratie bedoelen we hier de vestiging van Antillianen (en Arubanen) vanuit het buitenland in Rotterdam, met emigratie het vertrek van Antillianen (en Arubanen) vanuit Rotterdam naar het buitenland. In de afgelopen 22 jaar fluctueert het aantal Antillianen dat vanuit het buitenland naar Rotterdam migreert sterk. In de periode 1988-1991 komen jaarlijks gemiddeld zo’n duizend Antillianen vanuit het buitenland naar Rotterdam. In de eerste helft van de jaren negentig is de immigratie met gemiddeld ongeveer zeshonderd immigranten per jaar aanzienlijk lager. Vanaf 1996 neemt de immigratie sterk toe met als hoogtepunt het jaar 2000. In dat jaar komen er bijna tweeduizend Antillianen naar Rotterdam. De sterke toename van het aantal immigranten wordt gevolgd door een al even scherpe afname in de jaren daarna. In 2005 komen er nog slechts 370 Antillianen naar Rotterdam. In datzelfde jaar vertrekken er bijna 1.100 vanuit Rotterdam naar het buitenland. Sinds 2005 neemt de immigratie weer toe en de emigratie juist af. In 2007 houden immigratie (555 personen) en emigratie (619 personen) elkaar daardoor nagenoeg in evenwicht. In 2008 en 2009 is er weer sprake van een vestigingsoverschot. In 2009 komen er 692 Antillianen naar Nederland en de emigratie bedraagt 440.
Immigratie 2.500
Emigratie
2.000
1.500
1.000
500
0 1988
Figuur 2.7a:
1989
1990
1991 1992
1993
1994
1995 1996
1997 1998
1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009
Buitenlandse migratie van Antilliaanse Nederlanders, 1988-2009 (in absolute aantallen) bron: CBS, statline
17
Hoofdstuk 2
Ook het aantal Marokkanen dat vanuit het buitenland naar Rotterdam migreert fluctueert in de afgelopen 22 jaar sterk (figuur 2.7b). In 1989 komen 1.200 Marokkanen vanuit het buitenland naar Rotterdam. De immigratie neemt vervolgens tot het midden van de jaren negentig van de vorige eeuw sterk af tot ruim 400 in 1995. Vanaf 1996 neemt de immigratie vervolgens weer toe tot 820 in 1998. Na deze piek schommelen de immigratiecijfers in de periode 19992004 tussen de 446 en 683. In 2007 bereikt de immigratie een dieptepunt. Er komen 200 Marokkanen naar Rotterdam en er vertrekken 336 personen van Marokkaanse origine. Ook in de twee daaropvolgende jaren is de immigratie vanuit Marokko beperkt. In 2009 komen er 230 Marokkanen van het buitenland naar Rotterdam en emigreren er 156.
Immigratie 1.400
Emigratie
1.200
1.000
800
600
400
200
0 1988
Figuur 2.7b :
1989
1990
1991 1992
1993
1994
1995 1996
1997 1998
1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009
Buitenlandse migratie van Marokkaanse Nederlanders, 1988-2009 (in absolute aantallen) bron: CBS, statline
18
Hoofdstuk 3
3.1
Onderwijs
Inleiding Een goede opleiding is belangrijk voor de latere positie op de arbeidsmarkt. Een laag opleidingsniveau leidt in het algemeen tot geringere arbeidsmarktkansen, zowel in termen van participatie als het niveau waarop men werkzaam wordt. Een van de hoofddoelstellingen van het beleid gericht op Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders is daarom het terugdringen van voortijdig schoolverlaten. In paragraaf 3.4 presenteren we cijfers over nieuwe voortijdig schoolverlaters, gaan we in op hun achtergrondkenmerken en bekijken we of (en zo ja in welke mate) er een oververtegenwoordiging is van Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse nieuwe voortijdig schoolverlaters ten opzichte van de totale bevolking van de 22 gemeenten. In paragraaf 3.2 wordt eerst kort ingegaan op de gebruikte begrippen en de databron. Vervolgens staan we in paragraaf 3.3 stil bij de positie van jongeren in de leeftijd 12 t/m 22 jaar in het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs.
3.2
Gebruikte begrippen en databron
Leerlingen, deelnemers en voortijdig schoolverlaters In deze paragraaf gaan we kort in op de gebruikte begrippen. In paragraaf 3.3 rapporteren we over jongeren in de leeftijd van 12 t/m 22 jaar in het voortgezet onderwijs (vo), middelbaar beroepsonderwijs (mbo) en hoger onderwijs (ho). De cijfers hebben uitsluitend betrekking op het bekostigde onderwijs. Jongeren die particulier onderwijs volgen blijven buiten beschouwing. In dit hoofdstuk gebruiken we voor jongeren die onderwijs volgen in het algemeen de term leerlingen. Leerlingen die een mbo-opleiding volgen worden ook wel aangeduid als deelnemers. In schema 3.1 is, ter verduidelijking van de gebruikte termen en de niveaus, het Nederlandse onderwijsstelsel schematisch weergegeven.
19
Hoofdstuk 3
Schema 3.1:
Het Nederlandse onderwijsstelsel bron: CBS
In paragraaf 3.4 gaan we in op nieuwe voortijdig schoolverlaters (vsv-ers). Onder de nieuwe vsv-ers worden alle leerlingen van 12 t/m 22 jaar verstaan, die in een schooljaar zonder startkwalificatie (diploma van havo, vwo of mbo met minimaal niveau 2) het onderwijs verlaten. Voor de berekening van het percentage nieuwe vsv-ers is het aantal nieuwe vsv-ers in het schooljaar 2008/2009 gedeeld door het totaal aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs in de leeftijd van 12 t/m 22 jaar in de gemeente per 1 januari 2009 en vermenigvuldigd met 100.
Data De in dit hoofdstuk gepresenteerde onderwijsgegevens zijn gebaseerd op registraties in de Basisregistratie Onderwijs (BRON) en aangeleverd door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Alle leerlingen in het bekostigd voorgezet en middelbaar beroepsonderwijs staan in BRON geregistreerd.
20
Onderwijs
Cijfers schooljaar 2008/2009 In maart is het aantal voortijdig schoolverlaters van voorgaand schooljaar bekend. Deze gegevens hebben de status ‘voorlopig’ omdat het gaat om gegevens die zijn aangeleverd door de onderwijsinstellingen, maar nog niet zijn gecontroleerd door een accountant. Door de accountantscontrole en door inschrijfmutaties die met terugwerkende kracht worden verwerkt, kunnen er verschillen ontstaan tussen de voorlopige en definitieve cijfers. De definitieve cijfers zijn steeds in oktober bekend. Een voorbeeld: de voorlopige vsv-cijfers van schooljaar 2008-2009 zijn in maart 2010 bekend en worden in oktober 2010 definitief vastgesteld. 4 Koppeling Nieuwe voortijdig schoolverlaters in schooljaar 2008/2009 zijn op basis van het versleutelde burgerservicenummer (BSN) gekoppeld aan het bevolkingsbestand per 1 januari 2009. Indien het nummer in een van de bestanden niet bekend is, kan er geen koppeling worden gemaakt. Jongeren waarvan geen nummer bekend is, zijn in onderstaande tabellen dus niet opgenomen. Ook jongeren die in de loop van 2009 in de gemeente zijn gaan wonen, vallen buiten onderstaande analyses. De in dit hoofdstuk gepresenteerde cijfers kunnen daardoor licht afwijken van eerder door DUO gepresenteerde cijfers.
3.3
Leerlingen en deelnemers Figuur 3.1 gaat in op de positie van 12-22-jarige jongeren in het bekostigde onderwijs. We zien dat bijna de helft van de 12-22-jarige leerlingen uit Rotterdam voortgezet onderwijs volgt (48,8 procent), meer dan een kwart middelbaar beroepsonderwijs (mbo) volgt (27,4 procent) en de resterende 23,8 procent hoger beroepsonderwijs (hbo) of wetenschappelijk onderwijs (wo) volgt. 5 Het aandeel Antilliaans-Nederlandse leerlingen dat nog op het voortgezet onderwijs zit (44,7 procent) is kleiner dan van de totale groep leerlingen. Van de Antilliaans-Nederlandse leerlingen volgt een bovengemiddeld groot deel een mbo-opleiding (37,5 procent). Het aandeel Marokkaans-Nederlandse leerlingen dat voortgezet onderwijs volgt (56,8 procent) is groter dan gemiddeld. Ook het aandeel Marokkaans-Nederlandse mbo-leerlingen (32,6 procent) is groter dan in de totale leerlingpopulatie (27,4 procent). Een relatief klein deel van de
4 5
21
OCW (2010). Handleiding vsv-cijferproducten, p. 17 Een deel van de 12-jarige (en ook 13-jarigen) volgt nog basisonderwijs. Hierover is in de monitor geen informatie beschikbaar.
Hoofdstuk 3
Marokkaans-Nederlandse leerlingen volgt hoger onderwijs (10,6 procent). Bij de Antilliaans-Nederlandse leerlingen is dit aandeel hoger (17,8 procent), maar wel lager dan het gemiddelde van 23,8 procent.
Antilliaans Marokkaans
w esters
46,3
19,7
autochtoon
46,0
21,9
10%
20%
30%
Voortgezet onderw ijs
Figuur 3.1:
33,9 32,1 23,8
27,4
48,8
0%
21,8
29,1
49,1
totaal
11,6
32,3
56,1
ov. niet-w esters
17,1
35,4
47,5
Turks
10,6
32,6
56,8
Surinaams
17,8
37,5
44,7
40%
50%
60%
Middelbaar beroeps onderw ijs
70%
80%
90%
100%
Hoger onderw ijs
Leerlingen in het voortgezet onderwijs, mbo en hoger onderwijs naar etnische herkomst, 1 januari 2009 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep) bron: BRON, DUO, bewerking Risbo
3.3.1
Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse leerlingen in het voortgezet onderwijs In deze paragraaf gaan we in op schoolgaande jongeren in het voortgezet onderwijs. In figuur 3.2 wordt per herkomstgroep aangegeven welk deel van de 12-22 jarige leerlingen praktijkonderwijs, vmbo, havo en vwo volgt. 6
6
22
Leerlingen in het speciaal onderwijs zijn in deze figuur buiten beschouwing gelaten. Het speciaal onderwijs is voor leerlingen met een functiebeperking (zie schema 3.1). Hierover is in de monitor geen informatie beschikbaar.
Onderwijs
Marokkaans
6,3
Surinaams
5,2
Turks
6,9
ov. niet-w esters
6,0
6,0
39,6
autochtoon 2,8
20%
40%
7,5
5,8
60%
4,3
3,5
19,2
14,5
10,9
11,8
2,6
17,6
13,3
10,8
7,0
12,4
9,0
10,1
5,7
8,0
41,0
5,0
0%
Figuur 3.2:
4,8
41,6
w esters 3,3
totaal
8,5
40,4
3,0
7,9
10,1
12,4
7,8
10,3
41,9
2,6
9,5
11,7
12,1
8,3
9,1
41,2
3,9 1,7
7,2
10,7
11,3
8,9
10,5
42,6
5,2
8,7
8,4
12,8
46,2
13,1
Antilliaans
12,3
13,4
80%
praktijkonderw ijs
vo leerjaar 1-2, alg, lj 3
vmbo bb, leerjaar 3-4
vmbo kb, leerjaar 3-4
vmbo tl-gl, leerjaar 3-4
havo, leerjaar 3-5
vw o, leerjaar 3-6
overig vo
1,2
2,3
100%
Leerlingen in het voortgezet onderwijs naar onderwijsniveau en etnische herkomst, 1 januari 2009 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep) bron: BRON, DUO, bewerking Risbo
Uit figuur 3.2 wordt duidelijk dat een bovengemiddeld groot deel van de Antilliaans-Nederlandse jongeren in Rotterdam praktijkonderwijs volgt (13,1 procent). Ook het aandeel Marokkaans-Nederlandse jongeren dat praktijkonderwijs volgt (6,3 procent) is iets groter dan gemiddeld (5,0 procent). Het praktijkonderwijs is bestemd voor leerlingen die niet in staat zijn om een diploma te behalen in het vmbo. Het beoogt de leerlingen op te leiden voor zeer eenvoudig werk op de arbeidsmarkt. Stages zijn daarbij een essentieel onderdeel. Binnen het vmbo volgen Antilliaans-Nederlandse jongeren vaker dan andere groepen de lagere leerweg (de basisberoepsgerichte leerweg) van het vmbo. Ook onder jongeren van Marokkaanse herkomst is het aandeel vmbo-ers in de lagere leerweg met 10,5 procent iets groter dan onder de totale groep leerlingen uit Rotterdam (8,0 procent). We zien verder dat het aandeel van de Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse leerlingen in de bovenbouw van de havo en in de bovenbouw van het vwo lager is dan gemiddeld. Van de totale groep 12-22 jarige vo-leerlingen uit Rotterdam zit 12,3 procent in de bovenbouw van de havo en 13,4 procent in de bovenbouw van het vwo. Onder Antilliaans-Nederlandse jongeren liggen deze percentages op respectievelijk 5,2 en 3,9 procent. Van de Marokkaans-
23
Hoofdstuk 3
Nederlandse leerlingen volgt 10,7 procent de bovenbouw van de havo en 7,2 procent de bovenbouw van het vwo. 3.3.2
Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse deelnemers in het mbo Figuur 3.3 heeft betrekking op schoolgaande jongeren in de leeftijd t/m 22 jaar in het mbo. Het mbo kent met name in de beroepsbegeleidende leerweg een aanzienlijk aantal leerlingen dat ouder is dan 22 jaar. Deze blijven hier buiten beschouwing omdat er geen gegevens over beschikbaar zijn.
Antilliaans
Surinaams
6,2
Turks
7,1
ov. niet-w esters w esters
totaal
26,1 28,5
0%
10%
20%
30%
mbo niveau 1
Figuur 3.3:
24,6
41,8
25,4
41,6 37,3
23,8
31,5
7,4
34,2
25,3
30,7
4,5
34,2
20,3
38,4
7,5
autochtoon
39,4
24,3
30,1
9,8
35,1
21,7
34,6
8,6
Marokkaans
25,3
22,7
35,3
16,6
40%
50%
mbo niveau 2
60% mbo niveau 3
70%
80%
90%
100%
mbo niveau 4
Leerlingen (12-22 jaar) aan het mbo naar niveau en etnische herkomstgroep, 1 januari 2009 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep) bron: BRON, DUO, bewerking Risbo
Figuur 3.3 laat zien dat van alle Antilliaans-Nederlandse deelnemers aan het mbo 16,6 procent een assistent-opleiding volgt, dat wil zeggen een opleiding op het laagste niveau binnen het middelbaar beroepsonderwijs. 7 Dit percentage is veel hoger dan gemiddeld. Verder zien we dat ongeveer een kwart (25,3 procent) van de Antilliaans-Nederlandse deelnemers een opleiding op het hoogste niveau (niveau 4) van het mbo volgt. Antilliaanse Nederlanders blijven daarmee achter bij de andere herkomstgroepen.
7
24
Deze cijfers wijken enigszins af van eerder in de Monitor Antilliaanse en Marokkaanse Rotterdammers 2010 gepubliceerde cijfers als gevolg van gebruik van verschillende databronnen.
Onderwijs
Van alle Marokkaans-Nederlandse deelnemers volgt 8,6 procent een assistentopleiding. Het grootste deel, namelijk 35,1 procent, van de Marokkaans Nederlandse deelnemers volgt een mbo-opleiding op het hoogste niveau. Dit percentage is vergelijkbaar met het gemiddelde van 37,3 procent. MarokkaansNederlandse deelnemers in mbo wijken qua verdeling over de niveaus nauwelijks af van deelnemers in het mbo in Rotterdam.
3.4
Nieuwe voortijdig schoolverlaters In figuur 3.4 is het aandeel nieuwe voortijdig schoolverlaters in de leeftijd van 12 t/m 22 jaar opgenomen dat per 1 januari 2009 in Rotterdam woont en in het schooljaar 2008/2009 de school voortijdig heeft verlaten. In Rotterdam wonen per 1 januari 2009 43.742 jongeren van 12 t/m 22 jaar die voortgezet onderwijs of middelbaar beroepsonderwijs volgen. In het schooljaar 2008/2009 hebben er hiervan 2.518 (5,8 procent) de school voortijdig verlaten (zie ook tabel b3.2 in de bijlage). Van de 2.469 Antilliaans-Nederlandse jongeren die voortgezet onderwijs of middelbaar beroepsonderwijs volgden hebben er 225 (9,1 procent) de school voortijdig verlaten. 8 Van de Marokkaans-Nederlandse jongeren heeft 6,4 procent de school voortijdig verlaten (320 van de 4.989 MarokkaansNederlandse jongeren die voortgezet onderwijs of middelbaar beroepsonderwijs volgen). We zien dat het aandeel nieuwe voortijdig schoolverlaters onder Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse jongeren groter is dan gemiddeld. Oververtegenwoordiging Een belangrijke doelstelling van het beleid is het terugdringen van de oververtegenwoordiging van voortijdig schoolverlaters. De oververtegenwoordiging geeft aan in hoeverre de vsv-cijfers onder de Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse jongeren afwijken van de vsv-cijfers onder de totale groep jongeren in de gemeente. De oververtegenwoordiging wordt berekend door het verschil tussen het aandeel nieuwe voortijdig schoolverlaters in de totale groep en de groep van Antilliaanse (of Marokkaanse) Nederlanders te delen door het aandeel in de totale groep. Van alle jongeren die voortgezet of middelbaar beroepsonderwijs volgden is 5,8 procent een nieuwe voortijdig schoolverlater. Van de Antilliaans-Nederlandse jongeren heeft 9,1 procent de school voortijdig verlaten. De
8
25
Deze cijfers wijken enigszins af van eerder in de Monitor Antilliaanse en Marokkaanse Rotterdammers 2010 gepubliceerde cijfers als gevolg van een gebruik van een enigszins gewijzigde berekeningsmethode.
Hoofdstuk 3
oververtegenwoordiging van de Antilliaans-Nederlandse nieuwe voortijdig schoolverlaters komt daarmee uit op 58 procent (=((9,1-5,8)/5,8)*100=58%). 9 Van de Marokkaans-Nederlandse jongeren heeft 6,4 procent de school voortijdig verlaten. De oververtegenwoordiging van de MarokkaansNederlandse nieuwe voortijdig schoolverlaters komt daarmee uit op 11 procent (=((6,4-5,8)/5,8)*100=11%). In de tabellen b3.3 en b3.4 in de bijlage wordt het aantal, het percentage nieuwe voortijdig schoolverlaters en de oververtegenwoordiging gepresenteerd voor alle 22 Antillianengemeenten en de 22 gemeenten van het samenwerkingsverband Marokkaanse Nederlanders.
Antilliaans
9,1
Marokkaans
6,4
Surinaams
6,9
Turks
5,7
ov. niet-w esters
6,2
w esters
5,0
autochtoon
4,7
totaal
5,8
0,0
Figuur 3.4:
2,0
4,0
6,0
8,0
10,0
Nieuwe voortijdig schoolverlaters (12-22 jaar) naar etnische herkomst, in schooljaar 2008/2009 (in procenten van betreffende deelpopulatie) bron: BRON, DUO, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
3.4.1
Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse nieuwe voortijdig schoolverlaters naar achtergrondkenmerken In figuur 3.5a en b splitsen we de vsv-cijfers uit naar geslacht, generatie en leeftijd. Het aandeel voortijdig schoolverlaters onder de eerste generatie is groter dan onder de tweede generatie en onder jongens groter dan onder meisjes. Vooral dit laatste verschil zien we bij de Marokkaans-Nederlandse jongeren terug.
9
Het percentage oververtegenwoordiging is berekend op basis van de niet-afgeronde percentages.
26
Onderwijs
Onder Marokkaans-Nederlandse jongens is het aandeel vsv-ers bijna tweeënhalf keer zo hoog als onder meisjes (respectievelijk 9,2 procent versus 3,8 procent) (zie figuur 3.5b). Onder de eerste generatie Marokkaanse Nederlanders is het aandeel vsv-ers iets hoger dan onder de tweede generatie (respectievelijk 7,4 procent versus 6,3 procent). Onder Antilliaans-Nederlandse mannen is het aandeel voortijdig schoolverlaters 10,8 procent onder de Antilliaans-Nederlandse vrouwen is dat 7,6 procent. Onder de eerste generatie Antilliaanse Nederlanders is het aandeel vsv-ers 10,9 procent en onder de tweede generatie 7,3 procent.
Antilliaanse Nederlanders
9,1 Nieuw vsv 08/ 09 (%)
totale bevolking
5,8
10,8 M an
7,0 7,6
Vrouw
4,6
10,9 1e generatie
8,1 7,3
2e generatie
5,9
3,2
12-16 jaar
1,7 15,2
17-19 jaar
11,7 15,5
20-22 jaar
10,6
3,5
vo
1,8 13,8
mbo
11,8 0,0
Figuur 3.5a:
5,0
10,0
15,0
20,0
Aandeel nieuwe vsv-ers (12-22 jaar) onder Antilliaanse Nederlanders naar achtergrondkenmerken, in schooljaar 2008/2009 (in procenten van betreffende deelpopulatie) bron: BRON, DUO, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
Bij Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse jongeren is het aandeel voortijdig schoolverlaters zowel onder de 17-19-jarigen (respectievelijk 15,2 en 12,6 procent) als onder de 20-22-jarigen (respectievelijk 15,5 en 13,0 procent)
27
Hoofdstuk 3
relatief hoog. Ten slotte zien we dat voortijdig schoolverlaten in het mbo veel vaker voorkomt dan in het vo.
M arokkaanse Nederlanders
6,4 Nieuw vsv 08/ 09 (%)
t ot ale bevolking
5,8
9,2 M an
7,0 3,8
Vrouw
4,6
7,4 1e generatie
8,1 6,3
2e generatie
5,9
2,0
12-16 jaar
1,7 12,6
17-19 jaar
11,7 13,0
20-22 jaar
10,6
1,8
vo
1,8 13,4
mbo
11,8 0,0
Figuur 3.5b:
5,0
10,0
Aandeel nieuwe vsv-ers (12-22 jaar) onder Marokkaanse Nederlanders naar achtergrondkenmerken, in schooljaar 2008/2009 (in procenten van betreffende deelpopulatie) bron: BRON, DUO, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
28
15,0
Hoofdstuk 4
4.1
Arbeid en Uitkering
Inleiding In dit hoofdstuk gaan we in op de arbeids- en uitkeringsituatie van de Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse bevolking. In paragraaf 4.2 wordt allereerst kort ingegaan op de gebruikte begrippen en databronnen. Vervolgens wordt in paragraaf 4.3 gerapporteerd over het aandeel niet-werkende werkzoekenden onder Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders. Daarbij wordt een vergelijking gemaakt met het aandeel werkzoekenden onder andere grote herkomstgroepen en onder de totale bevolking in de gemeente. Het aandeel werkzoekenden onder Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders is landelijk bezien hoger dan in de totale bevolking. Het reduceren van deze oververtegenwoordiging van Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders op dit terrein is een belangrijke doelstelling van het beleid gericht op Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders. In paragraaf 4.4 gaan we vervolgens in op het aandeel en de achtergronden van Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse uitkeringsontvangers (WWB en IOA).
4.2
Gebruikte begrippen en databronnen
Niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsontvangers In deze paragraaf gaan we kort in op de gebruikte begrippen. In paragraaf 4.3 rapporteren we over niet-werkende werkzoekenden (NWW) in de leeftijd van 15 t/m 64 jaar. Een niet-werkende werkzoekende is gedefinieerd als een persoon die bij een vestiging van het UWV WERKbedrijf is ingeschreven als een werkzoekende zonder werk of als werkzoekende die minder dan twaalf uur per week werkt met een inschrijfdatum en geen uitschrijfdatum. In paragraaf 4.4 gaan we in op personen die een uitkering ontvangen in het kader van de Wet werk en bijstand (WWB) en/of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, respectievelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen (IOAW en IOAZ). 10
10
29
In enkele gemeenten zijn ook enkele personen die een uitkering ontvangen in het kader Wet inkomensvoorziening kunstenaars (WIK) in het bestand opgenomen.
Hoofdstuk 4
Veelal wordt gerapporteerd over het percentage niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsontvangers. Deze percentages zijn berekend door het aantal NWW-ers (respectievelijk het aantal uitkeringsontvangers) te delen door het aantal personen in de leeftijd van 15 t/m 64 jaar (de potentiële beroepsbevolking) en te vermenigvuldigen met 100. 11 Data De in dit hoofdstuk gepresenteerde gegevens over niet-werkende werkzoekenden zijn gebaseerd op registraties afkomstig van het UWV WERKbedrijf. Het UWV WERKbedrijf levert aan veel gemeenten jaarlijks een databestand met niet-werkende werkzoekenden per 31 december. Dit databestand is, met toestemming van UWV WERKbedrijf, door de gemeenten aan Risbo doorgeleverd. Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van het bestand met werkzoekenden die per 31-12-2008 bij het UWV WERKbedrijf stonden ingeschreven. De cijfers over uitkeringen zijn afkomstig van de gemeentelijke of regionale uitkeringsinstanties. De cijfers hebben 1-1-2009 als peildatum.
4.3
Werkzoekenden In Rotterdam wonen per 1 januari 2009 405.970 personen van 15 t/m 64 jaar. Daarvan staan er 29.100 (7,2 procent) als niet-werkende werkzoekende bij het UWV WERKbedrijf ingeschreven. Van de 14.547 Antilliaanse Nederlanders van 15 t/m 64 jaar zijn er 1.651 (11,3 procent) als niet-werkende werkzoekende geregistreerd. 12 Van de 24.042 Marokkaanse Nederlanders van 15 t/m 64 jaar zijn er 3.821 (15,9 procent) als niet-werkende werkzoekende geregistreerd (zie figuur 4.1). Het aandeel niet-werkende werkzoekenden onder Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders is dus hoger dan in de totale bevolking van Rotterdam. Van de 4.375 Antilliaanse Nederlanders van 15 t/m 24 jaar die in Rotterdam wonen, zijn er 147 werkzoekend (3,4 procent). Van de 6.685 Marokkaanse Nederlanders van 15 t/m 24 jaar die in Rotterdam wonen, zijn er 177
11
12
30
Een beperkt aantal personen onder de 18 jaar ontvangt een uitkering. In principe heeft een persoon jonger dan 18 jaar geen recht op bijzondere bijstand, maar zijn de ouders financieel verantwoordelijk voor de jongere. Alleen op grond van zéér dringende redenen kan een persoon jonger dan 18 jaar toch recht hebben op bijzondere bijstand. Daarnaast moet vaststaan dat de behoefte aan bijzondere bijstand op geen enkele andere manier kan worden verholpen (bron: http://loketaltena.rechtopbijstand.nl/inhoud/index/pid/916). Als gevolg van afronding wijkt dit cijfer 0,1 procent af van het in de Monitor Antilliaanse en Marokkaanse Rotterdammers 2010 gepubliceerde cijfer.
Arbeid en Uitkering
werkzoekend (2,6 procent). Het aandeel werkzoekenden is in beide groepen groter dan het gemiddelde van 1,7 procent in de totale bevolking.
Antilliaans
11,3
Marokkaans
15,9
Surinaams
8,5
Turks
12,5
ov.niet-w esters
11,9
w esters
5,5
autochtoon
4,1
totaal
7,2
0,0
Figuur 4.1:
5,0
10,0
15,0
20,0
25,0
30,0
Werkzoekenden (15-64 jaar) naar etnische herkomst, 31 december 2008 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep) bron: UWV WERKbedrijf, bewerking Risbo
Oververtegenwoordiging De oververtegenwoordiging wordt berekend door het verschil tussen het aandeel werkzoekenden in de totale groep en de groep van Antilliaanse of Marokkaanse Nederlanders te delen door het aandeel in de totale groep. De oververtegenwoordiging van de Antilliaans-Nederlandse werkzoekenden ten opzichte van de totale bevolking komt voor Rotterdam uit op 58 procent (=((11,3-7,2)/7,2)*100=58%). 13 Voor jonge werkzoekenden (15 t/m 24 jaar) van Antilliaanse afkomst is de oververtegenwoordiging 96 procent. De oververtegenwoordiging van de Marokkaans-Nederlandse werkzoekenden ten opzichte van de totale bevolking komt voor Rotterdam uit op 122 procent (=((15,9-7,2)/7,2)*100=122%). Voor jonge werkzoekenden (15 t/m 24 jaar) van Marokkaanse afkomst is de oververtegenwoordiging 54 procent. In de tabellen b4.5 en b4.6 in de bijlage wordt het aantal en het percentage werkzoekenden en de oververtegenwoordiging gepresenteerd voor alle 22 Antillianengemeenten en de 22 gemeenten van het Samenwerkingsverband aanpak Marokkaans-Nederlandse risicojongeren. 13
Het percentage oververtegenwoordiging is berekend op basis van de niet-afgeronde percentages.
31
Hoofdstuk 4
4.3.1
Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse werkzoekenden naar achtergrondkenmerken In figuur 4.2a en b wordt het aandeel werkzoekenden uitgesplitst naar geslacht, leeftijd en generatie (zie ook tabel b4.1 in de bijlage). In figuur 4.2a zien we dat van de Antilliaans-Nederlandse vrouwen een groter deel (13,5 procent) werkzoekend is dan van de Antilliaans-Nederlandse mannen (9,0 procent). Het percentage werkzoekenden onder de eerste generatie Antilliaanse Nederlanders is met 13,1 procent veel hoger dan onder de tweede generatie (3,3 procent). Dit kan deels het gevolg zijn van het verschil in de leeftijdsopbouw tussen de eerste en tweede generatie. De tweede generatie Antilliaanse Nederlanders is gemiddeld genomen iets jonger (zie figuur 2.5a) en het aandeel werkzoekenden onder jongeren is veel kleiner dan onder ouderen. Als we hiervoor corrigeren door generaties te vergelijken binnen de onderscheiden leeftijdsgroepen blijft het aandeel werkzoekenden onder de eerste generatie Antilliaanse Nederlanders hoger dan onder de tweede generatie Antilliaanse Nederlanders. Van alle jongeren in de leeftijd van 15 t/m 24 jaar is 1,7 procent als werkzoekende ingeschreven bij UWV WERKbedrijf. Het aandeel werkzoekenden onder Antilliaans-Nederlandse jongeren in deze leeftijdsgroep is met 3,4 procent twee maal zo hoog. Over het algemeen dat het aandeel werkzoekenden toeneemt naarmate de leeftijd stijgt. Van de 55-64-jarige Antilliaanse Nederlanders is 19,5 procent werkzoekend. Voor absolute aantallen wordt verwezen naar tabel b4.1 in de bijlage.
32
Arbeid en Uitkering
7,2
totale bevolking
9,0
Man
6,5 13,5
Vrouw
7,8
13,1 13,1
1e generatie 3,3
2e generatie
4,1
3,4
15-24 jaar
1,7 9,9
25-34 jaar
5,6 16,7
35-44 jaar
9,1 18,6
45-54 jaar
10,3 19,5
55-64 jaar
10,0
4,0 3,5
15-24 jaar, 1e generatie 2,2 1,8
15-24 jaar, 2e generatie
11,0
25-34 jaar, 1e generatie
9,8 5,0
25-34 jaar, 2e generatie
6,0
0,0
Figuur 4.2a:
Antilliaanse Nederlanders
11,3
Bevollking (15-64 jaar)
5,0
10,0
15,0
20,0
25,0
30,0
Aandeel Antilliaans-Nederlandse werkzoekenden (15–64 jaar) naar achtergrondkenmerken, 31 december 2008 (in procenten van betreffende deelpopulatie) bron: UWV WERKbedrijf, bewerking Risbo
33
Hoofdstuk 4
In figuur 4.2b zien we dat het percentage werkzoekenden onder MarokkaansNederlandse mannen iets hoger ligt dan onder Marokkaans-Nederlandse vrouwen (respectievelijk 16,4 procent en 15,4 procent). Bij de Marokkaanse Nederlanders is het percentage werkzoekenden, net als bij de Antilliaanse Nederlanders, onder de eerste generatie veel hoger dan onder de tweede generatie (20,8 versus 4,5 procent). Ook als we hiervoor corrigeren door generaties te vergelijken binnen de onderscheiden leeftijdsgroepen is het aandeel werkzoekenden onder de eerste generatie Marokkaanse Nederlanders nog steeds hoger dan onder de tweede generatie Marokkaanse Nederlanders. Het verschil is echter wel kleiner geworden. Het aandeel werkzoekenden onder Marokkaans-Nederlandse jongeren in de leeftijd van 25 t/m 34 jaar is met 14,7 procent veel hoger dan onder de totale bevolking van Rotterdam (5,6 procent). In het algemeen geldt dat het aandeel werkzoekenden toeneemt naarmate de leeftijd stijgt. Onder de MarokkaansNederlandse bevolking zien we soortgelijk beeld, echter het hoogste aandeel werkzoekenden vinden we onder de 45-54-jarige Marokkaanse Nederlanders (27,0 procent). Het percentage werkzoekenden onder de 55-64-jarige Marokkaanse Nederlanders is iets lager (23,5 procent).
34
Arbeid en Uitkering
7,2
totale bevolking
16,4
Man
6,5 15,4
Vrouw
7,8
20,8
1e generatie
13,1 4,5 4,1
2e generatie
2,6
15-24 jaar
1,7 14,7
25-34 jaar
5,6 24,2
35-44 jaar
9,1 27,0
45-54 jaar
10,3 23,5
55-64 jaar
10,0
4,5
15-24 jaar, 1e generatie
3,5 2,1 1,8
15-24 jaar, 2e generatie
16,7
25-34 jaar, 1e generatie
9,8 10,1
25-34 jaar, 2e generatie
6,0
0,0
Figuur 4.2b:
Marokkaanse Nederlanders
15,9
Bevollking (15-64 jaar)
5,0
10,0
15,0
20,0
25,0
30,0
Aandeel Marokkaans-Nederlandse werkzoekenden (15–64 jaar) naar achtergrondkenmerken, 31 december 2008 (in procenten van betreffende deelpopulatie) bron: UWV WERKbedrijf, bewerking Risbo
Kenmerken van werkzoekenden In tabel b4.3 in de bijlage wordt stilgestaan bij enkele andere kenmerken van de werkzoekenden, namelijk; duur, fasering, opleidingsniveau en beroepsniveau. Marokkaans-Nederlandse werkzoekenden zijn vaak lager opgeleid dan de gemiddelde werkzoekende. Ook zoeken ze veel vaker werk op een elementair niveau dan de gemiddelde werkzoekende in Rotterdam. Bij de AntilliaansNederlandse werkzoekenden zijn deze verschillen minder duidelijk. Voor meer uitsplitsingen zoals naar fase verwijzen we naar tabel b4.3 in de bijlage.
35
Hoofdstuk 4
4.4
Uitkeringen Van de 405.970 15-64-jarige inwoners in Rotterdam zijn er 29.186 (7,2 procent) afhankelijk van een uitkering in het kader van de WWB of de IOA (zie figuur 4.3 en tabel b4.2 in de bijlage). 2.317 op de 14.547 (15,9 procent) Antilliaanse Nederlanders van 15 t/m 64 jaar krijgen een uitkering. Van de 24.042 Marokkaanse Nederlanders krijgen er 3.441 (14,3 procent) een uitkering. In deze twee groepen is er een groter deel afhankelijk van een uitkering dan onder de totale bevolking van Rotterdam. Er zijn 81.320 jongeren in Rotterdam waarvan er 1.160 (1,4 procent) een uitkering ontvangen. Onder de AntilliaansNederlandse jongeren zijn er 161 van de 4.375 (3,7 procent) afhankelijk van een uitkering. Van de 6.685 Marokkaans-Nederlandse jongeren krijgen er 157 (2,3 procent) een uitkering. De Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse jongeren ontvangen vaker dan gemiddeld een uitkering. Oververtegenwoordiging De oververtegenwoordiging wordt berekend door het verschil tussen het aandeel uitkeringsontvangers in de totale groep en de groep van Antilliaanse of Marokkaanse Nederlanders te delen door het aandeel in de totale groep. De oververtegenwoordiging van de Antilliaans-Nederlandse uitkeringsontvangers is 122 procent (=((15,9-7,2)/7,2)*100=122 procent). 14 Voor jonge Antilliaans-Nederlandse uitkeringsontvangers is de oververtegenwoordiging 158 procent. Voor de Marokkaans-Nederlandse uitkeringsontvangers bedraagt de oververtegenwoordiging 99 procent (=((14,37,2)/7,2)*100=99 procent). Voor jonge Marokkaans-Nederlandse uitkeringsontvangers is de oververtegenwoordiging 65 procent. In de tabellen b4.7 en b4.8 in de bijlage wordt het aantal en het percentage uitkeringsontvangers en de oververtegenwoordiging gepresenteerd voor alle 22 Antillianengemeenten en de 22 gemeenten van het Samenwerkingsverband aanpak Marokkaans-Nederlandse risicojongeren.
14
Het percentage oververtegenwoordiging is berekend op basis van de niet-afgeronde percentages.
36
Arbeid en Uitkering
Antilliaans
15,9
Marokkaans
14,3
Surinaams
9,8
Turks
9,1
ov.niet-w esters
11,9
w esters
5,2
autochtoon
4,4
totaal
7,2
0,0
Figuur 4.3:
5,0
10,0
15,0
20,0
25,0
30,0
Personen (15-64 jaar) met een WWB- of IOA uitkering, 1 januari 2009 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep) bron: gemeentelijke of regionale uitkeringsinstanties, bewerking Risbo
4.4.1
Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse uitkeringsontvangers naar achtergrondkenmerken In figuur 4.4a zien we dat Antilliaans-Nederlandse vrouwen (20,0 procent) veel vaker afhankelijk zijn van een uitkering dan Antilliaans-Nederlandse mannen (11,5 procent) en dat de uitkeringsafhankelijkheid onder ouderen veel groter is dan onder jongeren. In de leeftijdscategorie 55-64 jaar is het aandeel uitkeringsafhankelijken 29,5 procent tegenover 10,7 procent onder de totale bevolking. Verder zien we dat de tweede generatie veel minder vaak afhankelijk is van een uitkering dan de eerste generatie. 15 Dit kan deels het gevolg zijn van het verschil in de leeftijdsopbouw tussen de eerste en tweede generatie. Als we hiervoor corrigeren zien we dat binnen de leeftijdsgroepen 15-24 en 25-34 jaar het aandeel uitkeringsontvangers onder de eerste generatie Antilliaanse Nederlanders nog steeds hoger is dan onder de tweede generatie Antilliaanse Nederlanders. Het verschil is wel minder groot. .
15
37
Als gevolg van afronding wijken deze cijfers iets af van de eerder in de Monitor Antilliaanse en Marokkaanse Rotterdammers 2010 gepubliceerde cijfer.
Hoofdstuk 4
7,2
totale bevolking
11,5
Man
6,2 20,0
Vrouw
8,1
18,5
1e generatie
12,8 4,0 4,2
2e generatie
3,7
15-24 jaar
1,4 14,9
25-34 jaar
5,6 23,8
35-44 jaar
8,9 24,6
45-54 jaar
10,3 29,5
55-64 jaar
10,7
4,9
15-24 jaar, 1e generatie
3,3 1,6 1,4
15-24 jaar, 2e generatie
16,6
25-34 jaar, 1e generatie
9,6 7,2
25-34 jaar, 2e generatie
6,4
0,0
Figuur 4.4a:
Antilliaanse Nederlanders
15,9
Bevollking (15-64 jaar)
5,0
10,0
15,0
20,0
25,0
30,0
Aandeel Antilliaanse Nederlanders (15–64 jaar) met een WWB/IOA uitkering naar achtergrondkenmerken, 31 december 2008 (in procenten van betreffende deelpopulatie) bron: gemeentelijke of regionale uitkeringsinstanties
Uit figuur 4.4b blijkt dat Marokkaans-Nederlandse mannen (15,9 procent) iets vaker afhankelijk zijn van een uitkering dan Marokkaans-Nederlandse vrouwen (12,7 procent). Evenals bij alle andere bevolkingsgroepen is de uitkeringsafhankelijkheid onder Marokkaans-Nederlandse ouderen veel groter dan onder MarokkaansNederlandse jongeren. Onder de 55-64-jarigen is het aandeel uitkeringsafhankelijken 27,7 procent. Verder blijkt dat de tweede generatie Marokkaanse Nederlanders uit Rotterdam veel minder vaak afhankelijk van een uitkering is dan de eerste generatie. We 38
Arbeid en Uitkering
corrigeren hiervoor door generaties te vergelijken binnen de onderscheiden leeftijdsgroepen. In de leeftijdsgroep 15 t/m 24 jaar en de opvolgende leeftijdsgroep van 25 t/m 34 jaar is het aandeel uitkeringsontvangers onder de eerste generatie Marokkaanse Nederlanders nog steeds groter dan onder de tweede generatie Marokkaanse Nederlanders. Het verschil tussen de generaties is binnen deze leeftijdsgroepen echter wel (veel) kleiner.
7,2
totale bevolking
15,9
Man
6,2 12,7
Vrouw
8,1
18,4
1e generatie
12,8 4,9 4,2
2e generatie
2,3
15-24 jaar
1,4 13,4
25-34 jaar
5,6 20,1
35-44 jaar
8,9 23,5
45-54 jaar
10,3 27,7
55-64 jaar
10,7
4,4
15-24 jaar, 1e generatie
3,3 1,7 1,4
15-24 jaar, 2e generatie
13,8
25-34 jaar, 1e generatie
9,6 12,5
25-34 jaar, 2e generatie
6,4
0,0
Figuur 4.4b:
Marokkaanse Nederlanders
14,3
Bevollking (15-64 jaar)
5,0
10,0
15,0
20,0
25,0
30,0
Aandeel Marokkaanse Nederlanders (15–64 jaar) met een WWB- of IOA uitkering naar achtergrondkenmerken, 1 januari 2009 (in procenten van betreffende deelpopulatie) bron: gemeentelijke of regionale uitkeringsinstanties
39
Hoofdstuk 4
Kenmerken van uitkeringsontvangers In tabel b4.4 in de bijlage worden cijfers gepresenteerd over de uitkeringsduur. We zien daar dat van de Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse uitkeringsontvangers een groot gedeelte al langdurig afhankelijk is van een uitkering. Dit geldt overigens ook voor de totale groep uitkeringsontvangers in Rotterdam. Van de Antilliaans-Nederlandse uitkeringsontvangers is 40,4 procent 5 jaar of langer afhankelijk van een uitkering, van de MarokkaansNederlandse uitkeringsontvangers is dat 45,2 procent langdurig afhankelijk van een uitkering. Van de totale groep uitkeringsontvangers in Rotterdam is een iets groter deel uitkeringsafhankelijk (48,7 procent).
40
Hoofdstuk 5
5.1
Criminaliteit
Inleiding Het huidige beleid richt zich tevens op het verminderen van criminaliteit. In dit hoofdstuk wordt stilgestaan bij de omvang en aard van criminaliteit onder de Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse bevolking in Rotterdam. Daarbij wordt een vergelijking gemaakt met het aandeel verdachten onder andere grote herkomstgroepen en onder de totale bevolking van Rotterdam. In paragraaf 5.2 wordt kort ingegaan op de gebruikte begrippen en de databron. In paragraaf 5.3 wordt aandacht geschonken aan de omvang van de criminaliteit onder de Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse bevolking van Rotterdam in het jaar 2009. Vervolgens gaan we in op de achtergrondkenmerken en de oververtegenwoordiging van Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse verdachten in de bevolking van Rotterdam. In paragraaf 5.4 worden verdachtencijfers gepresenteerd voor de periode 20052009. Het gaat hier om welk deel van de per 1 januari 2009 in Rotterdam ingeschreven bevolking op enig moment in de periode 2005-2009 minimaal één keer in aanraking met de politie is gekomen op verdenking van betrokkenheid bij een misdrijf. Vervolgens komt in paragraaf 5.5 de pleegcarrière aan de orde en wordt in paragraaf 5.6 ingegaan op het type misdrijven waar Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders van verdacht worden.
5.2
Gebruikte begrippen en databron
Verdachten, antecedenten en misdrijven In deze paragraaf gaan we kort in op de gebruikte begrippen. We maken onderscheid tussen verdachten, antecedenten en misdrijven. Er wordt eerst gerapporteerd over (het percentage) verdachten. Een persoon staat als verdachte geregistreerd indien tegen hem proces-verbaal is opgemaakt ter zake van één of meer misdrijven/delicten. Zo’n proces-verbaal wordt een antecedent genoemd. In een proces-verbaal of antecedent kunnen meerdere misdrijven worden geregistreerd. Men kan hierbij denken aan een winkeldiefstal waarbij ook mishandeling heeft plaatsgevonden. Indien van deze gebeurtenis
41
Hoofdstuk 5
proces-verbaal wordt opgemaakt, zullen hierin meerdere wetsartikelen worden vermeld. Uiteraard komt het ook voor dat in een bepaald jaar een persoon meer dan één keer met de politie in aanraking komt op verdenking van een misdrijf. Van een persoon die in een bepaald jaar drie keer is opgepakt door de politie voor een misdrijf en waartegen evenzoveel keer proces-verbaal is opgemaakt staan dan drie antecedenten geregistreerd. Het totaal aantal geregistreerde antecedenten en misdrijven in een bepaalde periode is dus bijna per definitie groter dan het totaal aantal geregistreerde verdachten. In paragraaf 5.5. wordt nagegaan of een verdachte eenmalig of vaker verdacht is geweest van een misdrijf. Hiervoor wordt de term pleegcarrière gebruikt. Verdachten worden onderscheiden naar first offenders (hier beginners genoemd), meerplegers en veelplegers. Voor verdere uitleg zie paragraaf 5.5. en de begrippenlijst en technische toelichting in de bijlagen. Databron Voor dit hoofdstuk maken we gebruik van verdachtenregistraties uit het zogenaamde Herkenningsdienstsysteem (HKS). De gegevens zijn afkomstig van de Dienst IPOL van het Korps Landelijke politiediensten (KLPD). De Dienst IPOL verzamelt jaarlijks data vanuit het HKS. In het HKS worden verdachten geregistreerd tegen wie een proces-verbaal is opgemaakt wegens een misdrijf. Het is de overtuiging van de politie dat het daders zijn. Voor deze personen is proces-verbaal van opsporing gemaakt en verstuurd naar het Openbaar Ministerie. De rechter moet zich er nog over uitspreken. We rapporteren dus over verdachten en niet over veroordeelden.
Cijfers 2009 De cijfers over het meest recent verlopen jaar (hier dus 2009) zijn altijd voorlopige cijfers. Deze cijfers worden in het eerste kwartaal van het komende jaar (2011) pas definitief. Dit geldt echter voor alle bevolkingsgroepen zodat het vergelijken van percentages wel mogelijk is.
Koppeling Geregistreerde verdachten in 2009 zijn op basis van het versleutelde persoonsnummer aan elkaar gekoppeld aan het bevolkingsbestand per 1 januari 2009. Indien het persoonsnummer in de verdachtenregistratie niet bekend is, kan er per definitie geen koppeling worden gemaakt met het bevolkingsbestand. Verdachten zonder valide persoonsnummer zijn in onderstaande tabellen dus niet opgenomen. Ook verdachten die in de loop van 2009 in de gemeente zijn gaan wonen, vallen buiten onderstaande analyses.
42
Criminaliteit
De gepresenteerde verdachtenpercentages en aantallen kunnen daardoor verschillen van de door de Dienst IPOL gepresenteerde cijfers. Voor meer informatie over het HKS verwijzen we naar de begrippenlijst en technische toelichting in de bijlagen.
5.3
Verdachten 2009 Rotterdam telt per 1 januari 2009 508.671 inwoners van 12 jaar of ouder. Hiervan komen er in 2009 10.413 in aanraking met de politie op verdenking van een misdrijf en worden als verdachte in het HKS geregistreerd. Van de bevolking van 12 jaar en ouder wordt in 2009 2,0 procent verdacht van een misdrijf (zie figuur 5.1, en tabel b5.1 in de bijlage). Per 1 januari 2009 wonen in Rotterdam 16.130 Antilliaanse Nederlanders van 12 jaar of ouder. Hiervan worden er in 2009 1.115 (7,2 procent) verdacht van een misdrijf. Van de 27.664 Marokkaanse Nederlanders van 12 jaar en ouder worden er 1.272 (4,6 procent) verdacht van een misdrijf.
Antilliaans
7,2
Marokkaans
4,6
Surinaams
3,8
Turks
2,9
ov. niet-w esters
2,4
w esters
1,4
autochtoon
1,2
totaal
2,0
0,0
Figuur 5.1:
2,0
4,0
6,0
8,0
Verdachten (12 jaar en ouder), in 2009 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep per 1 januari 2009) bron: HKS, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
43
10,0
Hoofdstuk 5
Oververtegenwoordiging De oververtegenwoordiging wordt berekend door het verschil tussen het aandeel verdachten in de totale groep en de groep van Antilliaanse of Marokkaanse Nederlanders te delen door het aandeel in de totale groep. Van de totale bevolking in Rotterdam wordt 2,0 procent verdacht en van de Antilliaans-Nederlandse bevolking van 12 jaar en ouder is 7,2 procent verdacht. De oververtegenwoordiging komt daarmee uit op 250 procent (=((7,22,0)/2,0)*100=250 procent). 16 Er wonen in Rotterdam 99.841 jongeren in de leeftijd van 12 t/m 24 jaar. In 2009 worden er daarvan 4.188 verdacht (4,2 procent). Van de 5.449 Antilliaans-Nederlandse 12-24-jarige jongeren worden er 479 verdacht (8,8 procent). Dit is een oververtegenwoordiging van 110 procent (zie tabel b5.4 in de bijlage). Van de Marokkaans-Nederlandse bevolking van 12 jaar en ouder wordt 4,6 procent verdacht. De oververtegenwoordiging ten opzichte van de totale bevolking is 125 procent (=((4,6-2,0)/2,0)*100=125 procent) Van de 8.948 Marokkaans-Nederlandse jongeren worden er 748 verdacht (8,4 procent). Dit is een oververtegenwoordiging van 99 procent (zie tabel b5.5 in de bijlage). In de bijlage wordt ook het aantal en het percentage verdachten en de oververtegenwoordiging gepresenteerd voor alle 22 Antillianengemeenten en de 22 gemeenten van het samenwerkingsverband aanpak MarokkaansNederlandse risicojongeren.
5.3.1
Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse verdachten naar achtergrondkenmerken In figuur 5.2a en 5.2b wordt het aandeel verdachten uitgesplitst naar subgroepen. Verdachten naar geslacht Mannen worden veel vaker verdacht dan vrouwen. Dit geldt voor zowel Antilliaanse als voor de Marokkaanse Nederlanders. Van alle vrouwen van 12 jaar en ouder in Rotterdam wordt in 2009 0,8 procent verdacht. We zien dat Antilliaans-Nederlandse vrouwen relatief vaak worden verdacht. In 2009 wordt 3,9 procent van de Antilliaans-Nederlandse vrouwen verdacht van een misdrijf. Dit percentage ligt bijna vijf keer hoger dan bij de totale vrouwelijke bevolking van Rotterdam. Van de Marokkaans-Nederlandse vrouwen wordt in 2009 1,4 procent verdacht van een misdrijf. Marokkaans-Nederlandse vrouwen worden dus minder vaak verdacht dan Antilliaans-Nederlandse vrouwen, maar vaker dan de totale vrouwelijke bevolking van Rotterdam. 16
Het percentage oververtegenwoordiging is berekend op basis van de niet-afgeronde percentages.
44
Criminaliteit
Van de mannen wordt 3,4 procent verdacht van een misdrijf. Bij de AntilliaansNederlandse mannen ligt dit percentage op 10,7 procent en bij de MarokkaansNedrlands mannen op 7,6 procent. Verdachten naar leeftijd en generatie Leeftijd is een belangrijke indicator voor crimineel gedrag. Het is een bekend gegeven dat de kans op crimineel gedrag vanaf het 12e tot (ongeveer) het 18e levensjaar sterk toeneemt, dan stabiliseert om vervolgens vanaf ongeveer het 20e levensjaar af te nemen. 17 Dit beeld zien we bij de Marokkaanse Nederlanders wel, maar in veel mindere mate bij de Antilliaanse Nederlanders. Van de minderjarige Antilliaanse Nederlanders wordt 8,6 procent verdacht, van de jongvolwassenen 8,9 procent en van de 25-44-jarigen 7,7 procent. Het aandeel verdachten onder de 25-44-jarige Antilliaanse Nederlanders is nauwelijks lager dan onder Antilliaans-Nederlandse minderjarigen (zie figuur 5.2a). De criminaliteit onder de Marokkaans-Nederlandse bevolking heeft een andere opbouw. Van de Marokkaans-Nederlandse minderjarigen wordt 7,5 procent verdacht, van de jongvolwassenen 9,2 procent. Onder de groep 25-44-jarige Marokkaanse Nederlanders is het percentage verdachten 3,6 procent waarmee het aanzienlijk lager is dan onder de Marokkaans-Nederlandse minderjarigen (zie figuur 5.2b).
Onder Antilliaanse Nederlanders van de eerste generatie is het aandeel verdachten met 7,3 procent iets hoger dan onder de tweede generatie (6,8 procent). Het verschil is echter relatief klein. Onder Marokkaanse Nederlanders lijkt het verschil tussen de eerste en tweede generatie in het percentage verdachten op het eerste gezicht veel groter. Van de eerste generatie Marokkaanse Nederlanders is 3,0 procent verdacht, van de tweede generatie 7,7 procent. Een en ander hangt echter sterk samen met het verschil in leeftijdsopbouw tussen de eerste en tweede generatie Marokkaanse Nederlanders. De tweede generatie is gemiddeld genomen veel jonger en, zoals eerder werd aangeven, het aandeel verdachten onder jongeren is in het algemeen groter dan onder ouderen. Om te voorkomen dat verschillen in verdachtenpercentages tussen generaties worden toegeschreven aan een generatie-effect, terwijl er eigenlijk sprake is van een leeftijdseffect, is in figuur 5.2b de analyse nogmaals gemaakt voor jongeren in de leeftijd van 12 t/m 24 jaar. We zien dat het verschil tussen de generaties na de correctie voor leeftijd verdwenen is. Voor de Antilliaanse herkomstgroep zien we nauwelijks verschil.
17
45
Zie bijvoorbeeld Hirschi, T. en M. Gottfredson (1983). ‘Age and the explanation of crime’. In: The American Journal of Sociology, jg. 89, nr. 3, p. 552-584.
Hoofdstuk 5
Verdachten naar onderwijsniveau en voortijdig schoolverlaten Schoolgaande jongeren die onderwijs volgen op een laag niveau, hebben een grotere kans om in aanraking te komen met de politie op verdenking van een misdrijf dan jongeren die onderwijs volgen op een hoog niveau. 18 Deze samenhang zien we zowel bij de totale groep als bij Antilliaans- en MarokkaansNederlandse jongeren in de leeftijd van 12 t/m 22 jaar. Van de Antilliaans-Nederlandse niet voortijdig schoolverlaters wordt 8,7 procent verdacht en van de Antilliaans-Nederlandse voortijdig schoolverlaters wordt 16,0 procent verdacht. Van de Marokkaans-Nederlandse niet voortijdig schoolverlaters wordt 7,9 procent verdacht, van de Marokkaans-Nederlandse voortijdig schoolverlaters 23,1 procent. Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse voortijdig schoolverlaters komen dus vaker in aanraking met de politie dan Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse jongeren die de school niet voortijdig hebben verlaten. Het verschil is bij de Marokkaans-Nederlandse leerlingen groter dan bij de Antilliaans-Nederlandse leerlingen. Deze samenhang tussen voortijdig schoolverlaten en criminaliteit zien we ook bij de totale groep jongeren (zie tabel b5.1 in de bijlage). Verdachten naar werk en uitkeringsafhankelijkheid Onder de totale bevolking in Rotterdam en onder de Antilliaans-Nederlandse bevolking zien we dat werkzoekenden vaker worden verdacht dan niet werkzoekenden. Van de Antilliaans-Nederlandse werkzoekenden is 11,1 procent verdacht, van de Antilliaans-Nederlandse niet werkzoekenden 7,0 procent. Onder de Marokkaanse Nederlanders is er nauwelijks verschil. Het percentage verdachten onder Marokkaans-Nederlandse niet werkzoekenden ligt op 4,9 procent, onder Marokkaans-Nederlandse werkzoekenden op 4,0 procent. Personen met een uitkering worden vaker verdacht dan personen zonder uitkering. Dit beeld zien we zowel bij de Antilliaans-Nederlandse bevolking, de Marokkaans-Nederlandse bevolking als de totale bevolking. Van de Antilliaanse Nederlanders met een uitkering wordt 11,9 procent verdacht. Van de Antilliaanse Nederlanders zonder uitkering wordt 6,6 procent verdacht. Van de Marokkaanse Nederlanders met een uitkering wordt 5,6 procent verdacht, van de Marokkaanse Nederlanders zonder uitkering 4,6 procent.
18
46
De opleidingen zijn gecodeerd in drie onderwijsniveaus. Praktijkonderwijs, vmbo bb, vmbo kb, mbo 1 en mbo 2 zijn gecategoriseerd als laag niveau; onderbouw vo, vmbo-tl, vmbo gl, mbo 3 en mbo 4 als middelbaar niveau; havo, vwo, hbo en wo als hoog niveau.
Criminaliteit
7,2
Verdachten (12 jaar e.o.)
Antilliaanse Nederlanders
2,0
totale bev olking 10,7
Man
3,4 3,9
Vrouw
0,8
7,3
1e generatie
2,7 6,8
2e generatie
4,1
8,6
12-17 jaar
4,1 8,9
18-24 jaar
4,3 7,7
25-44 jaar
2,4 4,4
45-64 jaar
1,2
9,3
12-24 jaar,1e generatie
5,1 8,1
12-24 jaar,2e generatie
5,5
13,2
12-24 jaar, man
6,9 4,7
12-24 jaar, v rouw
1,5
13,1
schoolgaand, laag niv o
8,4 6,1
schoolgaand, mid. niv o
3,5 1,6 1,4
schoolgaand, hoog niv o
8,7
geen nw v sv 0809
4,1 16,0
nw v sv 0809
13,1
7,0
niet werkzoekend
2,3 11,1
werkzoekend
3,7
6,6
geen WWB uitkering
2,2 11,9
WWB uitkering
5,0
0,0
Figuur 5.2a:
5,0
10,0
15,0
20,0
25,0
Aandeel Antilliaans-Nederlandse verdachten (12 jaar e.o.) naar achtergrondkenmerken, in 2009 (in procenten van betreffende deelpopulatie) bron: HKS, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
47
Hoofdstuk 5
Marokkaanse Nederlanders
4,6
Verdachten (12 jaar e.o.)
2,0
totale bev olking 7,6
Man
3,4 1,4
Vrouw
0,8
3,0 2,7
1e generatie
7,7
2e generatie
4,1
12-17 jaar
4,1
7,5 9,2
18-24 jaar
4,3 3,6
25-44 jaar
2,4 1,5 1,2
45-64 jaar
8,4
12-24 jaar,1e generatie
5,1 8,3
12-24 jaar,2e generatie
5,5
14,7
12-24 jaar, man
6,9 2,1
12-24 jaar, v rouw
1,5
13,3
schoolgaand, laag niv o
8,4 6,2
schoolgaand, mid. niv o
3,5 3,0
schoolgaand, hoog niv o
1,4
7,9
geen nw v sv 0809
4,1 23,1
nw v sv 0809
13,1
4,9
niet werkzoekend
2,3 4,0 3,7
werkzoekend
4,6
geen WWB uitkering
2,2 5,6
WWB uitkering
5,0
0,0
Figuur 5.2b:
5,0
10,0
15,0
20,0
25,0
Aandeel Marokkaans-Nederlandse verdachten (12 jaar e.o.) naar achtergrondkenmerken, in 2009 (in procenten van betreffende deelpopulatie) bron: HKS, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
48
Criminaliteit
5.4
Verdachten 2005-2009 Tot op heden is ingegaan op de betrokkenheid bij criminaliteit in een specifiek onderzoeksjaar. Er is dus gekeken naar welk deel van de bevolking van Rotterdam in 2009 werd verdacht van een delict. Voor een trendanalyse zou dezelfde methodiek gehanteerd kunnen worden. Voor elk jaar wordt dan onderzocht welk deel van de bevolking in een bepaald jaar als verdachte staat geregistreerd bij de politie. Een trendanalyse is echter nog niet mogelijk. Het is wel mogelijk na te gaan welk deel van de per 1 januari 2009 ingeschreven bevolking op enig moment in de gehele periode 2005-2009 minimaal één keer in aanraking met de politie is gekomen op verdenking van betrokkenheid bij een misdrijf.
Antilliaans
23,7
Marokkaans
17,0
Surinaams
15,8
Turks
11,6
ov. niet-w esters
11,6
w esters
6,8
autochtoon
6,0
totaal
9,0
0,0
Figuur 5.3:
5,0
10,0
15,0
20,0
25,0
Verdachten 12 jaar en ouder in de periode 2005-2009 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep per 1 januari 2009) bron: HKS, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
In figuur 5.3 zien we dat van de gehele bevolking van twaalf jaar en ouder die per 1 januari 2009 in Rotterdam woont in de periode 2005-2009 9,0 procent minimaal één keer in aanraking is gekomen met de politie op verdenking van een misdrijf. Dit percentage ligt onder de Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders veel hoger dan het gemiddelde. Van de Antilliaanse Nederlanders van twaalf jaar en 49
Hoofdstuk 5
ouder die per 1 januari 2009 in Rotterdam wonen, is in de periode 2005-2009 23,7 procent minimaal één keer in aanraking gekomen met de politie op verdenking van een misdrijf. Van de Marokkaanse Nederlanders van twaalf jaar en ouder is 17,0 procent in de afgelopen vijf jaar minimaal één keer in aanraking gekomen met de politie. Uitsplitsing van dit gegeven naar leeftijd en geslacht laat zien dat voor bepaalde subgroepen dit cijfer nog aanzienlijk hoger ligt (zie tabel b5.2 in de bijlage). Van de 12-24-jarige Antilliaans-Nederlandse mannen is in de periode 2005-2009 36,5 procent één keer of meer in aanraking gekomen met de politie, van de Marokkaans-Nederlandse mannen in deze leeftijdsgroep ligt dit met 41,5 procent nog hoger. Gemiddeld is in Rotterdam 23,3 procent van de 12-24-jarige mannen in aanraking geweest met de politie.
5.5
Pleegcarrière In deze paragraaf wordt stilgestaan bij de pleegcarrière van verdachten. Hierbij gaat het erom of een verdachte eenmalig of vaker verdacht is geweest van een misdrijf. Verdachten worden onderscheiden naar first offenders (hier beginners genoemd), meerplegers en veelplegers. Het indelen van verdachten in deze categorieën gebeurt aan de hand van het aantal processen-verbaal van aanhouding dat tegen hen is opgemaakt. Met behulp van het aantal processen-verbaal van aanhouding per individu zijn alle verdachten gecategoriseerd. Een first offender is een verdachte tegen wie niet eerder een proces-verbaal van aanhouding is opgemaakt. Een meerpleger is een verdachte tegen wie 2-5 processen-verbaal (voor strafrechtelijk minderjarigen) of 2-10 processen-verbaal (voor strafrechtelijk meerderjarigen) zijn opgemaakt. Wanneer iemand in een bepaald kalenderjaar voor het eerst als verdachte wordt aangehouden en in hetzelfde jaar nogmaals, dan wordt hij in de jaarcijfers als meerpleger gecategoriseerd. Bij respectievelijk meer dan 5 of meer dan 10 processen-verbaal is men veelpleger.
50
Criminaliteit
25,0
Antilliaans
53,1
Marokkaans
27,9
Surinaams
28,3
50,2
34,8
ov. niet-w esters
34,7
18,2
55,9
12,4
52,5
31,6
0%
11,4
48,2
33,1
totaal
9,3
54,0
39,5
autochtoon
14,4
52,6
20%
40% beginner
Figuur 5.4:
22,0
53,5
Turks
w esters
21,8
60% meerpleger
15,8
80%
100%
veelpleger
Verdachten (12 jaar e.o.) naar pleegcarrière, 1 januari 2009 (in procenten van betreffende deelpopulatie) bron: HKS, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
Van alle verdachten uit Rotterdam bekijken is bijna een derde beginner (31,6 procent), de overgrote meerderheid meerpleger (52,6 procent) en bijna één op de zes (15,8 procent) veelpleger (zie figuur 5.4). Voor de Antilliaans-Nederlandse verdachten valt op dat een relatief kleiner deel beginner (25,0 procent) en een groter deel, namelijk 21,8 procent veelpleger is. De verdeling onder de Marokkaans-Nederlandse verdachten is vergelijkbaar met de Antilliaanse herkomstgroep. 50,2 procent van de MarokkaansNederlandse is meerpleger en 22,0 procent is veelpleger.
5.6
Aard van de criminaliteit Tot op heden is ingegaan op de vraag of en in welke mate personen worden verdacht van criminaliteit. In paragraaf 5.1 is het verschil uitgelegd tussen verdachten, antecedenten en misdrijven. Het gegeven dat van één verdachte meerdere misdrijven kunnen worden geregistreerd, maakt de analyse en de interpretatie van de aard van de criminaliteit aanzienlijk complexer dan de analyse van de omvang van de criminaliteit. Er zijn verschillende mogelijkheden om de aard van de criminaliteit in kaart te brengen. Vaak wordt dit gedaan op het niveau van het delict. Daarbij wordt de omvang van een bepaald type delict gerelateerd aan het totale aantal gepleegde delicten. Omdat een dergelijke
51
Hoofdstuk 5
analyse op het niveau van het delict uitsluitend ingaat op de door de verdachten gepleegde delicten raakt de relatie met de relatieve omvang van de criminaliteit uit beeld. We presenteren daarom een analyse van de aard van de criminaliteit waarin ook deze relatieve omvang van de criminaliteit is verdisconteerd. In deze analyse wordt het aantal verdachten van een bepaald type delict gerelateerd aan de bevolking. Daarbij wordt een uitsplitsing gemaakt naar herkomstgroep. In figuur 5.5 is deze analyse grafisch weergegeven. De verdeling van delicttypes is onder de Antilliaans- en MarokkaansNederlandse verdachten vergelijkbaar. Beiden zijn opvallend vaak verdacht van vermogensdelicten, gevolgd door geweldsdelicten. Het aandeel verkeers- en openbare orde delicten is vergelijkbaar met de andere herkomstgroepen.
Antilliaans
Marokkaans
Surinaams
Turks
ov. niet-w esters
w esters verdacht geweldsdelict (%)
autochtoon
verdacht vermo gensdelict (%) verdacht o penbare o rde (%) verdacht verkeersdelict (%)
totaal
verdacht drugsdelict (%)
0,0
Figuur 5.5:
0,5
1,0
1,5
2,0
2,5
Verdachten (12 jaar e.o.) en delicttype, 1 januari 2009 (in procenten van betreffende deelpopulatie) bron: HKS, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
52
3,0
Bijlage bij hoofdstuk 2
Tabel b2.1:
Demografische kerncijfers bevolking, 1 januari 2009 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep en absolute aantallen)
Antilliaans aantal Bevolkingsomvang (N)
%
20.261
Aandeel in de bevolking (%)
Marokkaans aantal
%
38.157 3,5
Surinaams aantal
%
52.206 6,5
Turks aantal
%
46.200 8,9
ov. niet-westers aantal
%
57.335 7,9
westers aantal
%
61.226 9,8
autochtoon aantal
%
311.773 10,4
totaal aantal
%
587.158 53,1
100,0
Geslacht Man
9.778
48,3
19.530
51,2
24.590
47,1
23.563
51,0
28.527
49,8
29.726
48,6 152.411
48,9 288.125
49,1
10.483
51,7
18.627
48,8
27.616
52,9
22.637
49,0
28.808
50,2
31.500
51,4 159.362
51,1 299.033
50,9
1e generatie
13.521
66,7
18.670
48,9
30.249
57,9
23.411
50,7
37.004
64,5
32.656
53,3
-
- 155.511
56,5
2e generatie
6.740
33,3
19.487
51,1
21.957
42,1
22.789
49,3
20.331
35,5
28.570
46,7
-
- 119.874
43,5
Vrouw Generatie
Leeftijd 0-11 jaar
4.131
20,4
10.493
27,5
7.321
14,0
9.238
20,0
10.092
17,6
6.476
10,6
30.736
9,9
78.487
12-17 jaar
2.109
10,4
4.451
11,7
4.624
8,9
5.218
11,3
4.763
8,3
2.699
4,4
14.429
4,6
38.293
6,5
18-24 jaar
3.340
16,5
4.497
11,8
6.955
13,3
5.678
12,3
8.219
14,3
5.984
9,8
26.875
8,6
61.548
10,5
25-44 jaar
6.818
33,7
12.404
32,5
17.675
33,9
17.243
37,3
21.014
36,7
23.539
38,4
84.206
27,0 182.899
31,1
45-64 jaar
3.354
16,6
4.953
13,0
12.884
24,7
6.907
15,0
11.248
19,6
15.069
24,6
87.336
28,0 141.751
24,1
509
2,5
1.359
3,6
2.747
5,3
1.916
4,1
1.999
3,5
7.459
12,2
68.191
21,9
14,3
65 jaar e.o.
84.180
13,4
Leeftijd, generatie 0-11 jaar, 1e generatie
608
14,7
352
3,4
286
3,9
257
2,8
750
7,4
1.243
19,2
-
-
3.496
7,3
0-11 jaar, 2e generatie
3.523
85,3
10.141
96,6
7.035
96,1
8.981
97,2
9.342
92,6
5.233
80,8
-
-
44.255
92,7
12-17 jaar, 1e generatie
943
44,7
466
10,5
578
12,5
301
5,8
1.206
25,3
880
32,6
-
-
4.374
18,3
12-17 jaar, 2e generatie
1.166
55,3
3.985
89,5
4.046
87,5
4.917
94,2
3.557
74,7
1.819
67,4
-
-
19.490
81,7
18-24 jaar, 1e generatie
2.340
70,1
1.279
28,4
1.669
24,0
1.213
21,4
4.470
54,4
3.215
53,7
-
-
14.186
40,9
18-24 jaar, 2e generatie
1.000
29,9
3.218
71,6
5.286
76,0
4.465
78,6
3.749
45,6
2.769
46,3
-
-
20.487
59,1
25-44 jaar, 1e generatie
5.830
85,5
10.261
82,7
12.305
69,6
12.822
74,4
17.536
83,4
13.714
58,3
-
-
72.468
73,4
25-44 jaar, 2e generatie
988
14,5
2.143
17,3
5.370
30,4
4.421
25,6
3.478
16,6
9.825
41,7
-
-
26.225
26,6
45-64 jaar, 1e generatie
3.297
98,3
4.953 100,0
12.690
98,5
6.905 100,0
11.102
98,7
8.909
59,1
-
-
47.856
87,9
45-64 jaar, 2e generatie
57
1,7
65 jaar e.o., 1e generatie
503
98,8
65 jaar e.o., 2e generatie
6
1,2
0,0
194
1,5
2
0,0
146
1,3
6.160
40,9
-
-
6.559
12,1
1.359 100,0
0
2.721
99,1
1.913
99,8
1.940
97,0
4.695
62,9
-
-
13.131
82,1
3
0,2
59
3,0
2.764
37,1
-
-
2.858
17,9
0
0,0
26
0,9
Burgerlijke staat Ongehuwd
10.851
73,8
8.453
34,2
22.351
53,3
9.537
28,5
23.875
54,0
25.795
48,7 106.333
39,1 207.195
42,8
Gehuwd
2.138
14,5
13.781
55,8
9.591
22,9
19.925
59,5
13.953
31,6
18.686
35,3 108.971
40,1 187.045
38,7
Gescheiden
1.587
10,8
2.129
8,6
9.076
21,6
3.369
10,1
5.611
12,7
5.837
11,0
30.049
11,1
57.658
11,9
Weduwstaat
125
0,9
320
1,3
908
2,2
670
2,0
735
1,7
2.683
5,1
26.463
9,7
31.904
6,6
53
Bijlage bij hoofdstuk 3
Tabel b3.1:
Leerlingen (12-22 jaar) in het voortgezet onderwijs, mbo en hoger onderwijs naar etnische herkomst, 1 januari 2009 (in procenten)
Antilliaans aantal
%
Marokkaans aantal
Surinaams
%
aantal
%
Turks aantal
%
ov. niet-westers
westers
autochtoon
totaal
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
48,8
Schoolsoort vo
1.449
44,7
3.323
56,8
3.370
47,5
3.953
56,1
3.705
49,1
2.091
46,3
11.182
46,0
29.073
mbo
1.215
37,5
1.907
32,6
2.510
35,4
2.276
32,3
2.198
29,1
890
19,7
5.315
21,9
16.311
27,4
575
17,8
620
10,6
1.209
17,1
815
11,6
1.641
21,8
1.532
33,9
7.809
32,1
14.201
23,8
ho Voortgezet onderwijs praktijkonderwijs
190
13,1
209
6,3
175
5,2
272
6,9
223
6,0
70
3,3
312
2,8
1.451
5,0
vo leerjaar 1-2, alg, lj 3
669
46,2
1.414
42,6
1.390
41,2
1.657
41,9
1.498
40,4
869
41,6
4.430
39,6
11.927
41,0
vmbo bb, leerjaar 3-4
186
12,8
349
10,5
305
9,1
409
10,3
315
8,5
100
4,8
676
6,0
2.340
8,0
vmbo kb, leerjaar 3-4
121
8,4
295
8,9
280
8,3
309
7,8
278
7,5
119
5,7
645
5,8
2.047
7,0
vmbo tl-gl, leerjaar 3-4
126
8,7
374
11,3
407
12,1
491
12,4
333
9,0
212
10,1
1.212
10,8
3.155
10,9
havo, leerjaar 3-5
76
5,2
356
10,7
393
11,7
398
10,1
459
12,4
279
13,3
1.624
14,5
3.585
12,3
vwo, leerjaar 3-6
57
3,9
239
7,2
319
9,5
313
7,9
439
11,8
369
17,6
2.149
19,2
3.885
13,4
overig vo
24
1,7
87
2,6
101
3,0
104
2,6
160
4,3
73
3,5
134
1,2
683
2,3
Mbo mbo niveau 1
202
16,6
164
8,6
156
6,2
161
7,1
215
9,8
67
7,5
237
4,5
1.202
7,4
mbo niveau 2
429
35,3
660
34,6
755
30,1
875
38,4
675
30,7
232
26,1
1.516
28,5
5.142
31,5
mbo niveau 3
276
22,7
413
21,7
609
24,3
462
20,3
556
25,3
219
24,6
1.352
25,4
3.887
23,8
mbo niveau 4
308
25,3
670
35,1
990
39,4
778
34,2
752
34,2
372
41,8
2.210
41,6
6.080
37,3
hbo
376
65,4
488
78,7
860
71,1
614
75,3
1.001
61,0
742
48,4
4.087
52,3
8.168
57,5
wo
199
34,6
132
21,3
349
28,9
201
24,7
640
39,0
790
51,6
3.722
47,7
6.033
42,5
Hoger onderwijs
Tabel b3.2:
Nieuwe vsv-ers (12-22 jaar) naar achtergrondkenmerken, in schooljaar 2008/2009 (absolute aantallen en in procenten van betreffende deelpopulatie)
Antilliaans
Marokkaans
Surinaams
Turks
ov. niet-westers
westers
pop. vsv 08/09
pop. vsv 08/09
pop. vsv 08/09
pop. vsv 08/09
pop. vsv 08/09
pop. vsv 08/09
N
N
N
N
vsv 08/09
totaal pop.
vsv 08/09
N
%
N
%
N
%
N
%
N
N
%
N
%
N
N
%
N
N
%
2469 225
9,1
4989 320
6,4
5664 388
6,9
5914 336
5,7
5663
349
6,2
2899 145
5,0
16144
755
4,7
43742
2518
5,8
Man
1146 124 10,8
2404 221
9,2
2777 224
8,1
2904 220
7,6
2758
210
7,6
1497
83
5,5
8255
431
5,2
21741
1513
7,0
Vrouw
1323 101
2585
99
3,8
2887 164
5,7
3010 116
3,9
2905
139
4,8
1402
62
4,4
7889
324
4,1
22001
1005
4,6
672
Leerlingen vo/mbo
N
autochtoon pop.
Geslacht
7,6
Generatie 1e generatie
1250 136 10,9
2e generatie
1219
89
7,3
1267
41
3,2
50
7,4
4317 270
6,3
2938
2,0
78
8,9
4784 310
880
6,5
3033
1,7
36
7,8
1794
118
6,6
951
66
6,9
-
-
-
6006
484
8,1
5455 300
459
5,5
3869
231
6,0
1948
79
4,1
-
-
-
21592
1279
5,9
3405
1,7
3056
53
1,7
1756
24
1,4
9952
146
1,5
25407
433
1,7
1861 220 11,8
1780
213 12,0
853
90 10,6
4730
507 10,7
13226
1541 11,7
827
83 10,0
290
31 10,7
1462
102
7,0
5109
544 10,6
175
1,6
27603
528 10,1
15992
Leeftijd 12-16 jaar 17-19 jaar
724 110 15,2
20-22 jaar
478
74 15,5
60
1473 185 12,6 578
75 13,0
52
1805 216 12,0 826 120 14,5
57
648
59
9,1
3679
61
1,7
3477
2219 259 11,7
2167
Schoolsoort vo
1258
mbo
1195 165 13,8
44
3,5
3108
55
1,8
1866 250 13,4
55
3194
52
1,6
2448 314 12,8
71
2,0
259 12,0
2021
1,6
10866
871 105 12,1
33
5226
491
1,8
1880 11,8
Bijlage bij Hoofdstuk 3
Tabel b3.3:
Over- danwel ondervertegenwoordiging van Antilliaans-Nederlandse voortijdig schoolverlaters (12-22 jaar) in de 22 gemeenten, in schooljaar 2008/2009 (absolute aantallen, in procenten van betreffende bevolkingsgroep en oververtegenwoordiging (ovvt))
12 t/m 22 jaar totaal pop. N 43.742 44.782 32.329 17.960 14.617 10.367 9.758 10.906 14.160 12.582 10.058 5.365 6.042 5.910 5.880 11.325 9.288 5.452 4.532 6.643 3.446 3.347 288.491
Rotterdam Amsterdam Den Haag Almere Tilburg Groningen Dordrecht Zoetermeer Eindhoven Breda Nijmegen Capelle a/d IJssel Spijkenisse Lelystad Schiedam Amersfoort Zwolle Vlaardingen Den Helder Leeuwarden Vlissingen Hellevoetsluis Totaal
Tabel b3.4:
vsv N 2.518 2.124 1.561 818 740 398 507 398 571 521 414 221 280 300 263 381 308 205 217 245 148 129 13.267
pop. % 5,8 4,7 4,8 4,6 5,1 3,8 5,2 3,6 4,0 4,1 4,1 4,1 4,6 5,1 4,5 3,4 3,3 3,8 4,8 3,7 4,3 3,9 4,6
N 2.469 987 1.129 570 509 335 397 321 258 251 192 236 216 219 219 213 189 139 150 103 104 88 9.294
Antilliaans vsv N 225 69 88 32 49 12 34 18 15 20 16 22 18 17 12 10 12 13 11 9 11 5 718
% 9,1 7,0 7,8 5,6 9,6 3,6 8,6 5,6 5,8 8,0 8,3 9,3 8,3 7,8 5,5 4,7 6,3 9,4 7,3 8,7 10,6 5,7 7,7
ovvt 58 47 61 23 90 -7 65 54 44 92 102 126 80 53 23 40 91 149 53 137 146 47 68
Over- danwel ondervertegenwoordiging van Marokkaans-Nederlandse voortijdig schoolverlaters (12-22 jaar) in de 22 gemeenten, in schooljaar 2008/2009 (absolute aantallen, in procenten van betreffende bevolkingsgroep en oververtegenwoordiging (ovvt))
12 t/m 22 jaar totaal pop.
vsv N 44.782 43.742 16.050 32.329 5.863 14.160 14.617 7.388 10.047 11.325 6.205 6.683 10.058 4.375 5.594 9.618 5.910 5.880 2.505 2.709 4.498 2.454 266.792
Amsterdam Rotterdam Utrecht Den Haag Gouda Eindhoven Tilburg Leiden 's-Hertogenbosch Amersfoort Roosendaal Helmond Nijmegen Zeist Veenendaal Ede Lelystad Schiedam Culemborg Gorinchem Oosterhout Maassluis Totaal
56
N 2.124 2.518 780 1.561 205 571 740 330 452 381 244 282 414 171 194 330 300 263 85 109 177 81 12.312
pop. % 4,7 5,8 4,9 4,8 3,5 4,0 5,1 4,5 4,5 3,4 3,9 4,2 4,1 3,9 3,5 3,4 5,1 4,5 3,4 4,0 3,9 3,3 4,6
N 8.545 4.989 3.154 3.176 778 629 618 616 553 477 456 361 463 378 409 335 247 233 252 217 160 209 27.255
Marokkaans vsv N 430 320 214 172 47 43 36 27 51 32 28 16 35 33 17 25 13 16 14 8 11 5 1.593
% 5,0 6,4 6,8 5,4 6,0 6,8 5,8 4,4 9,2 6,7 6,1 4,4 7,6 8,7 4,2 7,5 5,3 6,9 5,6 3,7 6,9 2,4 5,8
ovvt 6 11 40 12 73 70 15 -2 105 99 56 5 84 123 20 118 4 54 64 -8 75 -28 27
Bijlage bij hoofdstuk 4
Tabel b4.1:
Personen (15-64 jaar), die per 1 januari 2009 in de gemeente wonen en per 31 december 2008 als werkzoekenden staan geregistreerd (absolute aantallen en in procenten van betreffende deelpopulatie)
Antilliaans pop.
N
NWW
N
%
Marokkaans pop.
N
NWW
N
%
Surinaams pop.
N
NWW
N
Totale bevolking (15-64) 14547 1651 11,3 24042 3821 15,9 39939 3383
%
Turks pop.
N
NWW
N
%
ov.niet-westers pop.
N
NWW
N
%
westers pop.
N
NWW
N
8,5 32474 4049 12,5 42961 5113 11,9 45975 2546
%
autochtoon pop.
NWW
N
N
5,5 206032
8537
%
totaal pop.
N
NWW
N
%
4,1 405970 29100
7,2
Geslacht Man
6953
9,0 12177 1999 16,4 18591 1342
7,2 16377 1804 11,0 21216 2370 11,2 22461 1126
5,0 105667
4012
3,8 203442 13278
6,5
Vrouw
7594 1026 13,5 11865 1822 15,4 21348 2041
9,6 16097 2245 13,9 21745 2743 12,6 23514 1420
6,0 100365
4525
4,5 202528 15822
7,8
625
Generatie 1e generatie 2e generatie
11930 1565 13,1 16763 3495 20,8 27011 2817 10,4 21091 3562 16,9 33851 4849 14,3 26321 1709
6,5
-
-
- 136967 17997 13,1
837
4,3
-
-
-
62971
2566
4,1
1,7
2617
86
3,3
7279
326
4,5 12928
566
4,4 11383
487
4,3
9110
264
2,9 19654
15-24 jaar
4375
147
3,4
6685
177
2,6
9380
224
2,4
8324
176
2,1 10699
314
2,9
25-34 jaar
3943
391
9,9
6676
981 14,7
8698
586
6,7
8917
945 10,6 12039 1179
35-44 jaar
2875
479 16,7
5728 1385 24,2
8977
869
9,7
8326 1504 18,1
45-54 jaar
2160
401 18,6
3248
877 27,0
8336 1112 13,3
4439 1048 23,6
7473 1377 18,4
55-64 jaar
1194
233 19,5
1705
401 23,5
4548
2468
3775
780 20,7
15-24 jaar,1e generatie
2803
112
4,0
1549
70
4,5
2016
55
2,7
1364
54
4,0
5213
237
4,5
3698
52
15-24 jaar,2e generatie
1572
35
2,2
5136
107
2,1
7364
169
2,3
6960
122
1,8
5486
77
1,4
3669
31
25-34 jaar,1e generatie
3246
356 11,0
4646
776 16,7
4244
281
6,6
5016
632 12,6
9054 1027 11,3
7847
279
3,6
-
-
-
34053
3351
9,8
25-34 jaar,2e generatie
697
2030
205 10,1
4454
305
6,8
3901
313
2985
5142
138
2,7
-
-
-
19209
1148
6,0
35-44 jaar,1e generatie
2584
5615 1371 24,4
8061
800
9,9
7806 1452 18,6
5933 15,4
35-44 jaar,2e generatie
291
916
69
7,5
Leeftijd
592 13,0
376 15,2
7367
83
1,1
34490
273
0,8
81320
1394
9,8 12989
417
3,2
41363
778
1,9
94625
5277
5,6
8975 1463 16,3 10550
642
6,1
42843
1699
4,0
88274
8041
9,1
7882
685
8,7
44514
2546
5,7
78052
8046 10,3
7187
719 10,0
42822
3241
7,6
63699
6342 10,0
1,4
-
-
-
16643
580
3,5
0,8
-
-
-
30187
541
1,8
Leeftijd, generatie
35
5,0
465 18,0 14
4,8
113
57
14 12,4
520
8,0
52 10,0
152
5,1
8482 1442 17,0 493
21
4,3
5867
403
6,9
-
-
-
38415
4683
239
5,1
-
-
-
7016
409
5,8
Bijlage bij Hoofdstuk 4
Tabel b4.2:
Personen (15-64 jaar), die per 1 januari 2009 in de gemeente wonen met een WWB- of IOA uitkering naar achtergrondkenmerken, 1 januari 2009 (absolute aantallen en in procenten van betreffende deelpopulatie)
Antilliaans
Marokkaans
Surinaams
Turks
ov.niet-westers
westers
pop. WWB/IOA
pop. WWB/IOA
pop. WWB/IOA
pop. WWB/IOA
pop. WWB/IOA
pop. WWB/IOA
N
N
%
N
N
%
N
N
Totale bevolking (15-64) 14547 2317 15,9 24042 3441 14,3 39939 3933
%
N
N
%
N
N
%
N
N
%
autochtoon pop.
WWB/IOA
%
totaal pop.
N
WWB/IOA
N
N
N
%
9,8 32474 2954
9,1 42961 5131 11,9 45975 2413
5,2 206032
8997
4,4 405970 29186
7,2
8,0 16377 1334
8,1 21216 2241 10,6 22461
Geslacht Man
6953
995
4,4 105667
3928
3,7 203442 12713
6,2
Vrouw
7594 1516 20,0 11865 1510 12,7 21348 2450 11,5 16097 1620 10,1 21745 2890 13,3 23514 1418
6,0 100365
5069
5,1 202528 16473
8,1
801 11,5 12177 1931 15,9 18591 1483
Generatie 1e generatie 2e generatie
11930 2213 18,5 16763 3087 18,4 27011 3302 12,2 21091 2558 12,1 33851 4893 14,5 26321 1505 2617
104
4,0
15-24 jaar
4375
161
25-34 jaar
3943
35-44 jaar
2875
45-54 jaar
2160
55-64 jaar
631
4,9 11383
396
3,5
9110
238
2,6 19654
1,1 10699
300
2,8
908
5,7
-
-
- 136967 17558 12,8
4,6
-
-
-
7279
354
4,9 12928
62971
2631
4,2
3,7
6685
157
2,3
9380
196
2,1
8324
91
588 14,9
6676
896 13,4
8698
707
8,1
8917
708
685 23,8
5728 1153 20,1
8977
964 10,7
8326 1047 12,6
531 24,6
3248
763 23,5
8336 1261 15,1
4439
739 16,6
1194
352 29,5
1705
472 27,7
4548
2468
369 15,0
15-24 jaar,1e generatie
2803
136
4,9
1549
68
4,4
2016
48
2,4
1364
33
15-24 jaar,2e generatie
1572
25
1,6
5136
89
1,7
7364
148
2,0
6960
58
25-34 jaar,1e generatie
3246
538 16,6
4646
643 13,8
4244
336
7,9
5016
430
8,6
9054 1102 12,2
7847
207
2,6
-
-
-
34053
3256
9,6
25-34 jaar,2e generatie
697
2030
253 12,5
4454
371
8,3
3901
278
7,1
2985
4,6
5142
140
2,7
-
-
-
19209
1230
6,4
35-44 jaar,1e generatie
2584
5615 1141 20,3
8061
878 10,9
7806
987 12,6
8482 1390 16,4
5867
339
5,8
-
-
-
38415
5399 14,1
35-44 jaar,2e generatie
291
520
60 11,5
4683
270
5,8
-
-
-
7016
Leeftijd
805 17,7
7367
62
0,8
34490
193
0,6
81320
1160
1,4
7,9 12039 1240 10,3 12989
347
2,7
41363
832
2,0
94625
5318
5,6
8975 1415 15,8 10550
609
5,8
42843
1981
4,6
88274
7854
8,9
7473 1368 18,3
7882
637
8,1
44514
2724
6,1
78052
8023 10,3
3775
808 21,4
7187
758 10,5
42822
3267
7,6
63699
6831 10,7
2,4
5213
239
4,6
3698
33
0,9
-
-
-
16643
557
3,3
0,8
5486
61
1,1
3669
29
0,8
-
-
-
30187
410
1,4
Leeftijd, generatie
50
7,2
664 25,7 21
7,2
113
58
12 10,6
916
86
9,4
493
138
25
5,1
474
6,8
Bijlage bij Hoofdstuk 4
Tabel b4.3:
Werkzoekenden (15-64 jaar) naar duur, fase, opleidings- en beroepsniveau en etnische herkomst, 31 december 2008 (absolute aantallen en procenten)
Antilliaans aantal
%
0-6 maanden
429
7-12 maanden
155
1-2 jaar
191
Marokkaans aantal
%
26,0
611
9,4
283
11,6
387
Surinaams
Turks
ov. niet-westers
westers
autochtoon
totaal
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
16,0
905
26,8
856
21,1
1.163
22,8
616
24,2
1.791
21,0
6.371
21,9
7,4
326
9,6
328
8,1
545
10,7
273
10,7
688
8,1
2.598
8,9
10,1
375
11,1
342
8,4
571
11,2
265
10,4
821
9,6
2.952
10,1
Duur
2-5 jaar
393
23,8
1.065
27,9
775
22,9
1.033
25,5
1.269
24,8
572
22,5
1.952
22,9
7.059
24,3
meer dan 5 jaar
483
29,3
1.474
38,6
1.002
29,6
1.490
36,8
1.564
30,6
819
32,2
3.283
38,5
10.115
34,8
Fase 1
281
17,3
415
11,0
661
19,9
596
15,0
664
13,2
473
18,9
1.388
16,5
4.478
15,6
Fase 2
266
16,4
458
12,2
552
16,6
543
13,6
718
14,3
411
16,4
1.371
16,3
4.319
15,1
Fase 3
524
32,2
1.206
32,0
871
26,2
987
24,8
1.740
34,7
689
27,5
2.023
24,0
8.040
28,1
Fase 4
555
34,1
1.684
44,8
1.235
37,2
1.853
46,6
1.892
37,7
929
37,1
3.647
43,3
11.795
41,2
geen of lager onderwijs
421
25,6
2.141
56,1
857
25,4
1.993
49,3
2.504
49,0
649
25,6
1.833
21,5
10.398
35,8
vmbo
705
42,8
931
24,4
1.244
36,8
1.143
28,3
1.291
25,3
779
30,7
3.245
38,1
9.338
32,1
havo/vwo/mbo
468
28,4
614
16,1
1.091
32,3
759
18,8
910
17,8
730
28,8
2.398
28,2
6.970
24,0
53
3,2
131
3,4
185
5,5
151
3,7
406
7,9
381
15,0
1.038
12,2
2.345
8,1
Elementair
642
39,8
2.032
53,7
1.034
31,4
2.047
51,2
2.637
52,5
720
29,4
1.657
20,7
10.769
38,3
Laag
604
37,4
1.198
31,6
1.309
39,8
1.280
32,0
1.367
27,2
839
34,3
3.267
40,9
9.864
35,0
Middelbaar
317
19,7
449
11,9
762
23,1
520
13,0
785
15,6
591
24,1
2.007
25,1
5.431
19,3
50
3,1
108
2,9
187
5,7
152
3,8
233
4,6
298
12,2
1.058
13,2
2.086
7,4
Fasering UWV
Opleidingsniveau
hbo/wo Beroepsniveau
Hoger/wetenschappelijk
Tabel b4.4:
Personen (15-64 jaar) met een WWB- of IOA uitkering naar uitkeringsduur, 1 januari 2009 (absolute aantallen en procenten)
Antilliaans aantal
%
Marokkaans aantal
%
Surinaams
Turks
ov. niet-westers
westers
autochtoon
totaal
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
11,0
Uitkeringsduur (WWB/IOA) 0-6 maanden
313
13,5
332
9,6
488
12,4
314
10,6
730
14,2
250
10,4
798
8,9
3.225
7-12 maanden
251
10,8
307
8,9
379
9,6
259
8,8
638
12,4
234
9,7
570
6,3
2.638
9,0
1-2 jaar
339
14,6
464
13,5
472
12,0
353
11,9
742
14,5
308
12,8
793
8,8
3.471
11,9
2-5 jaar
478
20,6
783
22,8
765
19,5
648
21,9
981
19,1
445
18,4
1.552
17,3
5.652
19,4
meer dan 5 jaar
936
40,4
1.555
45,2
1.829
46,5
1.380
46,7
2.040
39,8
1.176
48,7
5.284
58,7
14.200
48,7
59
Bijlage bij Hoofdstuk 4
Tabel b4.5:
Rotterdam Amsterdam Den Haag Almere Tilburg Groningen Dordrecht Zoetermeer Eindhoven Breda Nijmegen Capelle a/d IJssel Spijkenisse Lelystad Schiedam Amersfoort Zwolle Vlaardingen Den Helder Leeuwarden Vlissingen Hellevoetsluis 22 gemeenten
Tabel b4.6:
Amsterdam Rotterdam Utrecht Den Haag Gouda Eindhoven Tilburg Leiden 's-Hertogenbosch Amersfoort Roosendaal Helmond Nijmegen Zeist Veenendaal Ede Lelystad Schiedam Culemborg Gorinchem Oosterhout Maassluis Totaal
Over- danwel ondervertegenwoordiging van Antilliaans-Nederlandse werkzoekenden (15-64 jaar en 15-24 jaar) in de 22 gemeenten, 31 december 2008 (absolute aantallen, in procenten van betreffende bevolkingsgroep en oververtegenwoordiging (ovvt))
15 t/m 64 jaar totaal pop. werkzoekend pop. N N % N 405.970 29.100 7,2 14.547 553.675 38.005 6,9 8.957 335.137 15.273 4,6 8.320 131.347 6.299 4,8 3.244 142.574 5.179 3,6 3.056 139.817 7.606 5,4 2.363 79.996 2.455 3,1 2.128 84.638 2.962 3,5 1.760 146.415 6.024 4,1 1.865 116.318 4.615 4,0 1.529 116.834 7.185 6,1 1.480 44.532 1.450 3,3 1.414 50.292 1.410 2,8 1.232 51.673 2.223 4,3 1.167 51.167 2.220 4,3 1.201 96.561 3.261 3,4 1.201 80.888 2.810 3,5 992 46.185 2.178 4,7 907 39.154 1.546 3,9 846 65.177 3.579 5,5 649 29.715 1.141 3,8 494 27.690 614 2,2 424 2.835.755 147.135 5,2 59.776
Antilliaans werkzoekend N % 1.651 11,3 749 8,4 703 8,4 294 9,1 234 7,7 340 14,4 190 8,9 128 7,3 109 5,8 149 9,7 186 12,6 109 7,7 68 5,5 108 9,3 136 11,3 94 7,8 106 10,7 110 12,1 106 12,5 90 13,9 37 7,5 22 5,2 5.719 9,6
ovvt 58 22 85 89 111 164 191 108 42 146 104 137 97 115 161 132 208 157 217 153 95 134 84
15 t/m 24 jaar totaal pop. werkzoekend pop. N N % N 81.320 1.394 1,7 4.375 97.282 2.316 2,4 2.059 59.769 1.083 1,8 2.427 25.240 681 2,7 890 30.466 569 1,9 916 41.877 483 1,2 764 14.636 204 1,4 586 16.335 225 1,4 490 27.812 329 1,2 550 22.565 287 1,3 438 27.658 486 1,8 446 7.981 69 0,9 404 9.393 92 1,0 344 9.062 168 1,9 357 8.983 137 1,5 304 16.062 209 1,3 327 15.981 209 1,3 328 8.095 126 1,6 241 6.881 150 2,2 228 15.295 281 1,8 238 5.198 91 1,8 149 4.675 41 0,9 129 552.566 9.630 1,7 16.990
Antilliaans werkzoekend N % 147 3,4 92 4,5 87 3,6 45 5,1 38 4,1 37 4,8 24 4,1 19 3,9 13 2,4 12 2,7 24 5,4 13 3,2 7 2,0 10 2,8 10 3,3 9 2,8 17 5,2 14 5,8 14 6,1 12 5,0 6 4,0 1 0,8 651 3,8
ovvt 96 88 98 87 122 320 194 182 100 115 206 272 108 51 116 112 296 273 182 174 130 -12 120
Over- danwel ondervertegenwoordiging van Marokkaans-Nederlandse werkzoekenden (15-64 jaar en 15-24 jaar) in de 22 gemeenten, 31 december 2008 (absolute aantallen, in procenten van betreffende bevolkingsgroep en oververtegenwoordiging (ovvt)
15 t/m 64 jaar totaal Marokkaans pop. werkzoekend pop. werkzoekend N N % N N % 553.675 38.005 6,9 44.616 6.591 14,8 405.970 29.100 7,2 24.042 3.821 15,9 220.180 7.303 3,3 16.321 1.510 9,3 335.137 15.273 4,6 16.975 1.697 10,0 47.347 2.077 4,4 4.063 597 14,7 146.415 6.024 4,1 3.432 348 10,1 142.574 5.179 3,6 3.402 305 9,0 85.269 3.449 4,0 3.224 503 15,6 95.516 3.424 3,6 2.910 279 9,6 96.561 3.261 3,4 2.717 283 10,4 51.479 1.501 2,9 2.228 159 7,1 59.332 3.488 5,9 2.193 323 14,7 116.834 7.185 6,1 2.201 365 16,6 38.950 1.013 2,6 2.117 166 7,8 70.375 51.673 51.167 18.325 23.034 36.150 20.956 2.666.919
1.854 2.223 2.220 668 742 1.051 614 135.654
60
2,6 4,3 4,3 3,6 3,2 2,9 2,9 5,1
1.453 1.408 1.319 1.100 1.067 725 793 138.306
183 121 124 179 70 51 80 17.755
12,6 8,6 9,4 16,3 6,6 7,0 10,1 12,8
ovvt 115 122 179 119 235 146 147 286 167 208 145 151 170 201
15 t/m 24 jaar totaal Marokkaans pop. werkzoekend pop. werkzoekend N N % N N % 97.282 2.316 2,4 12.408 475 3,8 81.320 1.394 1,7 6.685 177 2,6 49.860 474 1,0 4.404 116 2,6 59.769 1.083 1,8 4.836 173 3,6 8.629 99 1,1 1.156 29 2,5 27.812 329 1,2 884 19 2,1 30.466 569 1,9 878 37 4,2 18.552 189 1,0 838 31 3,7 16.118 222 1,4 825 21 2,5 16.062 209 1,3 686 19 2,8 8.867 86 1,0 635 10 1,6 9.717 280 2,9 535 30 5,6 27.658 486 1,8 635 38 6,0 7.261 54 0,7 633 10 1,6
ovvt 61 54 177 97 119 82 126 263 85 113 62 95 241 112
378 100 117 346 104 142 244 152
14.720 9.062 8.983 3.117 3.925 5.872 3.562 508.614
209 -57 159 27 63 49 95 95
136 168 137 18 50 64 28 8.391
0,9 1,9 1,5 0,6 1,3 1,1 0,8 1,6
456 375 355 272 338 185 261 38.280
13 3 14 2 7 3 4 1.231
2,9 0,8 3,9 0,7 2,1 1,6 1,5 3,2
Bijlage bij Hoofdstuk 4
Tabel b4.7:
Rotterdam Amsterdam Den Haag Almere Tilburg Groningen Dordrecht Zoetermeer Eindhoven Breda Nijmegen Capelle a/d IJssel Spijkenisse Lelystad Schiedam Amersfoort Zwolle Vlaardingen Den Helder Leeuwarden Vlissingen Hellevoetsluis Totaal
Tabel b4.8:
Amsterdam Rotterdam Utrecht Den Haag Gouda Eindhoven Tilburg Leiden 's-Hertogenbosch Amersfoort Roosendaal Helmond Nijmegen Zeist Veenendaal Ede Lelystad Schiedam Culemborg Gorinchem Oosterhout Maassluis Totaal
Over- danwel ondervertegenwoordiging van Antilliaans-Nederlandse uitkeringsontvangers (15-64 jaar en 15-24 jaar) in de 22 gemeenten, 1 januari 2009 (absolute aantallen, in procenten van betreffende bevolkingsgroep en oververtegenwoordiging (ovvt))
15 t/m 64 jaar totaal pop. WWB/IOA pop. N N % N 405.970 29.186 7,2 14.547 553.675 34.931 6,3 8.957 335.137 16.158 4,8 8.320 131.347 3.385 2,6 3.244 142.574 4.470 3,1 3.056 139.817 8.241 5,9 2.363 84.638 146.415 116.318 116.834 44.532 50.292 51.673 51.167 96.561 80.888 46.185 39.154 65.177 29.715 27.690 2.755.759
2.549 4.964 3.233 4.936 1.482 1.360 1.259 1.824 2.320 2.246 1.947 1.267 2.932 1.154 548 130.392
3,0 3,4 2,8 4,2 3,3 2,7 2,4 3,6 2,4 2,8 4,2 3,2 4,5 3,9 2,0 4,7
1.760 1.865 1.529 1.480 1.414 1.232 1.167 1.201 1.201 992 907 846 649 494 424 57.648
Antilliaans WWB/IOA N % 2.317 15,9 976 10,9 794 9,5 215 6,6 294 9,6 447 18,9 159 160 134 146 151 92 70 144 90 114 146 134 81 46 38 6.748
9,0 8,6 8,8 9,9 10,7 7,5 6,0 12,0 7,5 11,5 16,1 15,8 12,5 9,3 9,0 11,7
ovvt 122 73 98 157 207 221
15 t/m 24 jaar totaal Antilliaans pop. WWB/IOA pop. WWB/IOA N N % N N % 81.320 1.160 1,4 4.375 161 3,7 97.282 691 0,7 2.059 28 1,4 59.769 897 1,5 2.427 67 2,8 25.240 248 1,0 890 26 2,9 30.466 394 1,3 916 35 3,8 41.877 471 1,1 764 50 6,5
ovvt 158 91 84 197 195 482
200 153 215 133 221 176 146 236 212 314 282 389 177 140 353 147
16.335 27.812 22.565 27.658 7.981 9.393 9.062 8.983 16.062 15.981 8.095 6.881 15.295 5.198 4.675 537.930
213 207 133 175 295 92 151 202 138 518 227 273 84 48 34 186
309 379 199 248 90 71 81 88 124 134 144 89 244 94 27 6.182
1,9 1,4 0,9 0,9 1,1 0,8 0,9 1,0 0,8 0,8 1,8 1,3 1,6 1,8 0,6 1,1
490 550 438 446 404 344 357 304 327 328 241 228 238 149 129 16.404
29 23 9 11 18 5 8 9 6 17 14 11 7 4 1 539
5,9 4,2 2,1 2,5 4,5 1,5 2,2 3,0 1,8 5,2 5,8 4,8 2,9 2,7 0,8 3,3
Over- danwel ondervertegenwoordiging van Marokkaans-Nederlandse uitkeringsontvangers (15-64 jaar en 1524 jaar) in de 22 gemeenten, 1 januari 2009 (absolute aantallen, in procenten van betreffende bevolkingsgroep en oververtegenwoordiging (ovvt))
15 t/m 64 jaar totaal Marokkaans pop. WWB/IOA pop. WWB/IOA N N % N N % 553.675 34.931 6,3 44.616 5.538 12,4 405.970 29.186 7,2 24.042 3.441 14,3 220.180 6.128 2,8 16.321 1.295 7,9 335.137 16.158 4,8 16.975 1.657 9,8 47.347 1.103 2,3 4.063 309 7,6 146.415 4.964 3,4 3.432 327 9,5 142.574 4.470 3,1 3.402 255 7,5 85.269 2.888 3,4 3.224 389 12,1 95.516 2.965 3,1 2.910 315 10,8 96.561 2.320 2,4 2.717 213 7,8 51.479 816 1,6 2.228 111 5,0 59.332 1.908 3,2 2.193 179 8,2 116.834 4.936 4,2 2.201 249 11,3 38.950 695 1,8 2.117 126 6,0 40.866 914 2,2 1.844 165 8,9 70.375 1.149 1,6 1.453 131 9,0 51.673 1.259 2,4 1.408 76 5,4 51.167 1.824 3,6 1.319 112 8,5 18.325 393 2,1 1.100 113 10,3 23.034 469 2,0 1.067 41 3,8 36.150 563 1,6 725 46 6,3 20.956 557 2,7 793 76 9,6 2.707.785 120.596 4,5 140.150 15.164 10,8
61
ovvt 97 99 185 102 226 181 139 256 249 226 214 154 168 234 300 452 122 138 379 89 307 261 143
15 t/m 24 jaar totaal Marokkaans pop. WWB/IOA pop. WWB/IOA N N % N N % 97.282 691 0,7 12.408 135 1,1 81.320 1.160 1,4 6.685 157 2,3 49.860 381 0,8 4.404 77 1,7 59.769 897 1,5 4.836 122 2,5 8.629 38 0,4 1.156 5 0,4 27.812 379 1,4 884 24 2,7 30.466 394 1,3 878 10 1,1 18.552 117 0,6 838 11 1,3 16.118 126 0,8 825 9 1,1 16.062 124 0,8 686 8 1,2 8.867 31 0,3 635 5 0,8 9.717 139 1,4 535 21 3,9 27.658 248 0,9 635 15 2,4 7.261 25 0,3 633 3 0,5 7.923 61 0,8 507 14 2,8 14.720 77 0,5 456 7 1,5 9.062 81 0,9 375 3 0,8 8.983 88 1,0 355 4 1,1 3.117 21 0,7 272 5 1,8 3.925 20 0,5 338 2 0,6 5.872 22 0,4 185 0 0,0 3.562 30 0,8 261 5 1,9 516.537 5.150 1,0 38.787 642 1,7
ovvt 53 65 129 68 -2 99 -12 108 40 51 125 174 163 38 259 193 -10 15 173 16 -100 127 66
Bijlage bij hoofdstuk 5
Tabel b5.1:
Verdachten (12 jaar e.o.) naar achtergrondkenmerken, in 2009 (absolute aantallen en in procenten van betreffende deelpopulatie)
Antilliaans pop.
N Bevolking (12 jr eo)
verdacht
N
16130 1155
%
Marokkaans pop.
N
verdacht
N
7,2 27664 1272
%
Surinaams pop.
N
verdacht
N
%
Turks pop.
N
verdacht
N
%
ov. niet-westers pop.
N
verdacht
N
%
westers pop.
verdacht
N
N
4,6 44885 1701
3,8 36962 1070
2,9 47243 1154
2,4 54750
785
%
autochtoon pop.
verdacht
%
totaal pop.
N
verdacht
N
N
N
%
1,4 281037
3276
1,2 508671 10413
2,0
Geslacht Man
7706 824 10,7 14188 1083
7,6 20821
136 9
6,6 18821 933
5,0 23394 957
4,1 26442 619
2,3 136438
2643
1,9 247810
8428
3,4
Vrouw
8424 331
3,9 13476 189
1,4 24064 332
1,4 18141 137
0,8 23849 197
0,8 28308 166
0,6 144599
633
0,4 260861
1985
0,8
1e generatie
12913 937
7,3 18318 550
3,0 29963 946
3,2 23154 452
2,0 36254 756
2,1 31413 405
1,3
-
-
- 152015
4046
2,7
2e generatie
3217 218
6,8
9346 722
7,7 14922 755
5,1 13808 618
4,5 10989 398
3,6 23337 380
1,6
-
-
-
3091
4,1
12-17 jaar
2109 181
8,6
4451 333
7,5
4624 199
4,3
5218 202
3,9
4763 179
3,8
2699
83
3,1
14429
376
2,6
38293
1553
4,1
18-24 jaar
3340 298
8,9
4497 415
9,2
6955 457
6,6
5678 300
5,3
8219 321
3,9
5984 167
2,8
26875
677
2,5
61548
2635
4,3
Generatie
75619
Leeftijd
25-44 jaar
6818 523
7,7 12404 445
3,6 17675 732
4,1 17243 480
2,8 21014 485
2,3 23539 393
1,7
84206
1355
1,6 182899
4413
2,4
45-64 jaar
3354 147
4,4
4953
73
1,5 12884 304
2,4
6907
82
1,2 11248 166
1,5 15069 121
0,8
87336
739
0,8 141751
1632
1,2
-
-
1359
-
-
-
-
1916
-
-
68191
129
0,2
180
0,2
12-24 jaar,1e generatie
3283 304
9,3
1745 147
8,4
2247 126
5,6
1514
52
3,4
5676 198
3,5
4095 112
2,7
-
-
-
18560
939
5,1
12-24 jaar,2e generatie
2166 175
8,1
7203 601
8,3
9332 530
5,7
9382 450
4,8
7306 302
4,1
4588 138
3,0
-
-
-
39977
2196
5,5
65 jaar e.o.
509
2747
-
1999
-
-
7459
-
84180
Leeftijd, generatie
Leeftijd, geslacht 12-24 jaar, man
2628 347 13,2
4428 651 14,7
5797 541
9,3
5541 435
7,9
6523 409
6,3
4233 197
4,7
20810
847
4,1
49960
3427
6,9
12-24 jaar, vrouw
2821 132
4520
5782 115
2,0
5355
1,3
6459
1,4
4450
1,2
20494
206
1,0
49881
761
1,5
4,7
97
2,1
67
91
53
Schoolsoort schoolgaand, laag nivo
1128 148 13,1
1677 223 13,3
1671 138
8,3
2026 132
6,5
1706 125
7,3
588
42
7,1
3386
210
6,2
12182
1018
8,4
schoolgaand, mid. nivo
1364
83
6,1
2817 174
6,2
3343 133
4,0
3372 114
3,4
3100 104
3,4
1570
52
3,3
8431
189
2,2
23997
849
3,5
schoolgaand, hoog nivo
747
12
1,6
1356
41
3,0
2075
43
2,1
1646
33
2,0
2738
34
1,2
2355
31
1,3
12489
131
1,0
23406
325
1,4
4179 365
8,7
7449 589
7,9
9110 501
5,5
8958 397
4,4
9879 361
3,7
6372 192
3,0
31959
822
2,6
77906
3227
4,1
17 11,7
755
70
9,3
2518
2804
Nieuw vsv 08/09 geen nw vsv0809 nw vsv0809
225
36 16,0
320
74 23,1
388
48 12,4
336
37 11,0
349
47 13,5
145
329 13,1
Werk niet werkzoekend werkzoekend
12896 901
7,0 20221 982
1651 183 11,1
3821 154
4,9 36556 4,0
141 7
3383 214
3,9 28425 904
3,2 37848 951
2,5 43429 680
1,6 197495
6,3
2,4
2,6
2,1
4049
97
5113 132
2546
53
8537
239
2682
1,4 376870
8639
2,3
2,8
1072
3,7
29100
Uitkering geen WWB uitkering WWB uitkering
12230 808
6,6 20601 945
2317 276 11,9
3441 191
63
4,6 36006 5,6
134 9
3933 282
3,7 29520 909
3,1 37830 922
2,4 43562 638
1,5 197035
7,2
3,1
3,1
3,9
2954
92
5131 161
2413
95
8997
361
1,4 376784
8253
2,2
4,0
1458
5,0
29186
Bijlage bij Hoofdstuk 5
Tabel b5.2:
Personen (12 jaar e.o.) die per 1 januari 2009 in de gemeente wonen en in de periode 2005-2009 werden verdacht van een delict naar achtergrondkenmerken (absolute aantallen en in procenten van betreffende bevolkingsgroep)
Antilliaans pop.
N Bevolking (12 jr eo)
verdacht
N
%
Marokkaans pop.
N
verdacht
N
%
Surinaams pop.
N
verdacht
N
%
Turks pop.
N
verdacht
N
%
ov. niet-westers pop.
N
verdacht
N
%
westers pop.
N
verdacht
N
16130 3828 23,7 27664 4705 17,0 44885 7097 15,8 36962 4291 11,6 47243 5457 11,6 54750 3746
%
autochtoon pop.
N
verdacht
N
6,8 281037 16725
%
totaal pop.
N
verdacht
N
%
6,0 508671 45849
9,0
Geslacht Man
7706 2643 34,3 14188 3813 26,9 20821 5402 25,9 18821 3687 19,6 23394 4172 17,8 26442 2777 10,5 136438 13036
9,6 247810 35530 14,3
Vrouw
8424 1185 14,1 13476
2,6 260861 10319
892
6,6 24064 1695
7,0 18141
604
3,3 23849 1285
5,4 28308
969
3,4 144599
3689
4,0
Generatie 1e generatie
9,2 36254 3810 10,5 31413 1875
6,0
-
-
- 152015 17423 11,5
3217
703 21,9
9346 2354 25,2 14922 2960 19,8 13808 2166 15,7 10989 1647 15,0 23337 1871
8,0
-
-
-
12-17 jaar
2109
461 21,9
4451
9,0
18-24 jaar
3340
930 27,8
4497 1401 31,2
25-44 jaar
6818 1795 26,3 12404 2024 16,3 17675 3093 17,5 17243 2159 12,5 21014 2515 12,0 23539 1817
7,7
84206
6682
7,9 182899 20085 11,0
45-64 jaar
3354
835
5,5
87336
4488
5,1 141751
65 jaar e.o.
509
2e generatie
12913 3125 24,2 18318 2351 12,8 29963 4137 13,8 23154 2125
75619 11701 15,5
Leeftijd
618 18,4 -
893 20,1
4953
349
-
1359
-
4624
676 14,6
6955 1707 24,5
7,0 12884 1544 12,0 -
2747
449 25,7
2247
5218
572 11,0
5678 1061 18,7
6907
464
-
1916
-
445 19,8
1514
-
4763
578 12,1
2699
285 10,6
14429
1299
8219 1363 16,6
5984
653 10,9
26875
3253 12,1
6,7 11248
9241
6,5
7459
-
-
68191
1003
1,5
84180
1391
1,7
788 13,9
4095
370
9,0
-
-
-
18560
3119 16,8
7306 1153 15,8
4588
568 12,4
-
-
-
39977
7461 18,7
1999
213 14,1
5676
-
8,4 15069
4764 12,4
61548 10368 16,8
-
-
943
38293
Leeftijd, generatie 12-24 jaar,1e generatie
3283
854 26,0
1745
12-24 jaar,2e generatie
2166
537 24,8
7203 1845 25,6
12-24 jaar, man
2628
960 36,5
4428 1836 41,5
5797 1803 31,1
5541 1403 25,3
6523 1454 22,3
4233
683 16,1
20810
3483 16,7
49960 11622 23,3
12-24 jaar, vrouw
2821
431 15,3
4520
458 10,1
5782
580 10,0
5355
230
4,3
6459
487
4450
255
5,7
20494
1069
5,2
49881
3510
schoolgaand, laag nivo
1128
428 37,9
1677
617 36,8
1671
535 32,0
2026
429 21,2
1706
481 28,2
588
162 27,6
3386
796 23,5
12182
3448 28,3
schoolgaand, mid. nivo
1364
240 17,6
2817
534 19,0
3343
469 14,0
3372
339 10,1
3100
356 11,5
1570
176 11,2
8431
715
8,5
23997
2829 11,8
schoolgaand, hoog nivo
747
1356
170 12,5
2075
163
1646
117
2738
165
6,0
2355
125
5,3
12489
610
4,9
23406
1399
9879 1413 14,3
6372
714 11,2
31959
3414 10,7
145
58 40,0
755
210 27,8
9332 1938 20,8
9382 1420 15,1
Leeftijd, geslacht
7,5
7,0
Schoolsoort
49
6,6
7,9
7,1
6,0
Nieuw vsv 08/09 geen nw vsv0809 nw vsv0809
4179 1041 24,9 225
98 43,6
7449 1783 23,9 320
195 60,9
9110 1742 19,1 388
151 38,9
8958 1246 13,9 336
122 36,3
349
133 38,1
77906 11353 14,6 2518
967 38,4
Werk niet werkzoekend werkzoekend
12896 3141 24,4 20221 3725 18,4 36556 6066 16,6 28425 3614 12,7 37848 4556 12,0 43429 3197 1651
526 31,9
3821
661 17,3
3383
800 23,6
4049
492 12,2
5113
696 13,6
2546
7,4 197495 14278
317 12,5
8537
7,2 376870 38577 10,2
1154 13,5
29100
4646 16,0
Uitkering geen WWB uitkering WWB uitkering
12230 2848 23,3 20601 3634 17,6 36006 5813 16,1 29520 3654 12,4 37830 4451 11,8 43562 3077 2317
819 35,3
3441
64
752 21,9
3933 1053 26,8
2954
452 15,3
5131
801 15,6
2413
7,1 197035 13714
437 18,1
8997
7,0 376784 37191
1718 19,1
29186
9,9
6032 20,7
Bijlage bij Hoofdstuk 5
Tabel b5.3:
Verdachten (12 jaar e.o.) naar pleegcarrière, antecendeten en delicten van verdachten, in 2009 (absolute aantallen en in procenten van betreffende bevolkingsgroep)
Antilliaans aantal Verdachten (N)
%
1.155 100,0
Marokkaans aantal
%
1.272 100,0
Surinaams aantal
%
1.701 100,0
Turks aantal
ov. niet-westers
%
aantal
%
1.070 100,0
1.154
100,0
westers aantal
%
785 100,0
autochtoon aantal
%
3.276 100,0
totaal aantal
%
10.413 100,0
Pleegcarrière beginner
289
25,0
354
27,9
481
28,3
372
34,8
400
34,7
310
39,5
1083
33,1
3289
31,6
meerpleger
613
53,1
638
50,2
910
53,5
598
55,9
623
54,0
378
48,2
1719
52,5
5479
52,6
veelpleger
252
21,8
279
22,0
310
18,2
99
9,3
131
11,4
97
12,4
473
14,4
1641
15,8
Antecedenten 2009
1.835
2.117
2.637
1.617
1.776
Delicten 2009
2.087 100,0
2.378 100,0
2.943 100,0
1.803 100,0
1.984
100,0
1.136
5.054
16.172
1.247 100,0
5.546 100,0
17.988 100,0
waaronder geweldsdelicten
549
26,3
500
21,0
759
25,8
487
27,0
430
21,7
216
17,3
990
17,9
3.931
vermogensdelicten
694
33,3
784
33,0
683
23,2
332
18,4
500
25,2
315
25,3
1.126
20,3
4.434
21,9 24,6
openbare orde
221
10,6
308
13,0
334
11,3
263
14,6
243
12,2
135
10,8
790
14,2
2.294
12,8
verkeer
407
19,5
545
22,9
948
32,2
575
31,9
658
33,2
502
40,3
2.240
40,4
5.875
32,7
drugs
56
2,7
123
5,2
96
3,3
49
2,7
72
3,6
39
3,1
151
2,7
586
3,3
overig
160
7,7
118
5,0
123
4,2
97
5,4
81
4,1
40
3,2
249
4,5
868
4,8
verdacht als % bevolking verdacht totaal (%)
7,2
4,6
3,8
2,9
2,4
1,4
1,2
2,0
verdacht geweldsdelict (%)
2,2
1,2
1,2
1,0
0,6
0,3
0,3
0,5 0,6
verdacht vermogensdelict (%)
2,5
1,7
1,0
0,6
0,7
0,4
0,3
verdacht openbare orde (%)
1,1
0,8
0,5
0,6
0,4
0,2
0,2
0,3
verdacht verkeersdelict (%)
1,4
1,1
1,2
0,8
0,8
0,6
0,5
0,7
verdacht drugsdelict (%)
0,3
0,3
0,2
0,1
0,1
0,1
0,0
0,1
verdacht overig delict (%)
0,9
0,4
0,2
0,2
0,1
0,1
0,1
0,1
65
Bijlage bij Hoofdstuk 5
Tabel b5.4:
Over- danwel, ondervertegenwoordiging van Antilliaans-Nederlandse verdachten (12 jaar en ouder en 12 t/m 24 jaar) in de 22 gemeenten, in 2009 (absolute aantallen, in procenten van betreffende bevolkingsgroep en oververtegenwoordiging (ovvt))
12 jaar en ouder totaal pop. Rotterdam Amsterdam Den Haag Almere Tilburg Groningen Dordrecht Zoetermeer Eindhoven Breda Nijmegen Capelle a/d IJssel Spijkenisse Lelystad Schiedam Amersfoort Zwolle Vlaardingen Den Helder Leeuwarden Vlissingen Hellevoetsluis Totaal
Tabel b5.5:
N 508.671 657.759 413.517 153.197 176.386 164.811 101.819 103.963 185.763 148.465 142.865 56.334 61.829 61.958 65.163 118.731 99.863 61.525 50.283 81.785 39.285 34.264 3.488.236
verdacht N % 10.413 2,0 11.988 1,8 10.136 2,5 2.816 1,8 2.384 1,4 2.713 1,6 1.999 2,0 1.637 1,6 1.952 1,1 1.205 0,8 1.923 1,3 814 1,4 834 1,3 1.135 1,8 1.125 1,7 1.829 1,5 1.191 1,2 905 1,5 774 1,5 1.270 1,6 684 1,7 447 1,3 60.174 1,7
pop. N 16.130 9.939 9.175 3.578 3.353 2.572 2.391 1.992 2.034 1.686 1.641 1.571 1.401 1.319 1.325 1.351 1.099 999 941 698 560 483 66.238
Antilliaans verdacht N % 1.155 7,2 568 5,7 606 6,6 214 6,0 161 4,8 238 9,3 192 8,0 111 5,6 94 4,6 42 2,5 81 4,9 95 6,0 64 4,6 86 6,5 70 5,3 94 7,0 71 6,5 76 7,6 84 8,9 59 8,5 59 10,5 33 6,8 4.253 6,4
ovvt 250 214 169 225 255 462 309 254 340 207 267 318 239 256 206 352 442 417 480 444 505 424 272
Antilliaans verdacht N % 479 8,8 199 7,9 251 8,6 103 9,1 82 7,3 111 12,3 54 7,1 56 8,8 47 7,1 12 2,2 37 6,9 37 7,2 32 7,1 42 9,2 28 6,9 35 8,4 40 10,1 33 10,6 45 15,0 24 8,7 20 10,2 21 12,4 1.788 8,5
ovvt 110 97 70 139 153 381 69 131 214 29 194 118 124 125 87 146 240 221 308 211 118 260 136
Over- danwel, ondervertegenwoordiging van Marokkaans-Nederlandse verdachten (12 jaar en ouder en 12 t/m 24 jaar) in de 22 gemeenten, in 2009 (absolute aantallen, in procenten van betreffende bevolkingsgroep en oververtegenwoordiging (ovvt))
12 jaar en ouder totaal pop. Amsterdam Rotterdam Utrecht Den Haag Gouda Eindhoven Tilburg Leiden 's-Hertogenbosch Amersfoort Roosendaal Helmond Nijmegen Zeist Veenendaal Ede Lelystad Schiedam Culemborg Gorinchem Oosterhout Maassluis Totaal
12 t/m 24 jaar totaal pop. verdacht pop. N N % N 99.841 4.188 4,2 5.449 117.194 4.698 4,0 2.514 74.809 3.775 5,0 2.919 33.274 1.268 3,8 1.130 36.870 1.065 2,9 1.124 45.981 1.175 2,6 904 18.828 792 4,2 759 20.999 803 3,8 634 33.906 770 2,3 660 28.289 489 1,7 537 32.327 764 2,4 533 10.339 343 3,3 512 12.007 379 3,2 452 11.713 477 4,1 459 11.525 428 3,7 404 21.372 734 3,4 415 19.868 588 3,0 397 10.434 346 3,3 310 8.903 326 3,7 301 18.144 509 2,8 275 6.683 311 4,7 197 6.136 212 3,5 169 679.442 24.440 3,6 21.054
N 657.759 508.671 257.593 413.517 60.078 185.763 176.386 102.734 119.007 118.731 67.100 73.900 142.865 51.735 51.661 90.446 61.958 65.163 22.904 29.503 46.840 27.151 3.331.465
verdacht N % 11.988 1,8 10.413 2,0 4.719 1,8 10.136 2,5 1.040 1,7 1.952 1,1 2.384 1,4 1.714 1,7 1.428 1,2 1.829 1,5 737 1,1 1.095 1,5 1.923 1,3 814 1,6 638 1,2 976 1,1 1.135 1,8 1.125 1,7 242 1,1 469 1,6 656 1,4 356 1,3 57.769 1,7
66
Marokkaans pop. verdacht N N % 51.123 2.298 4,5 27.664 1.272 4,6 19.256 1.265 6,6 19.283 1.189 6,2 4.804 342 7,1 3.991 123 3,1 3.908 168 4,3 3.752 211 5,6 3.315 170 5,1 3.141 190 6,0 2.610 117 4,5 2.536 93 3,7 2.519 130 5,2 2.409 154 6,4 2.201 107 4,9 1.719 115 6,7 1.591 80 5,0 1.474 76 5,2 1.350 35 2,6 1.248 76 6,1 870 48 5,5 905 36 4,0 161.669 8.295 5,1
ovvt 147 125 259 152 311 193 218 237 327 293 308 147 283 306 294 520 174 199 145 283 294 203 196
12 t/m 24 jaar totaal Marokkaans pop. verdacht pop. verdacht N N % N N % 117.194 4.698 4,0 15.946 1.371 8,6 99.841 4.188 4,2 8.948 748 8,4 57.130 1.991 3,5 5.813 756 13,0 74.809 3.775 5,0 6.238 662 10,6 11.257 480 4,3 1.497 206 13,8 33.906 770 2,3 1.165 68 5,8 36.870 1.065 2,9 1.153 109 9,5 21.875 677 3,1 1.119 108 9,7 20.647 539 2,6 1.072 101 9,4 21.372 734 3,4 896 104 11,6 11.766 334 2,8 856 68 7,9 12.819 433 3,4 710 51 7,2 32.327 764 2,4 808 74 9,2 9.356 389 4,2 781 98 12,5 10.430 283 2,7 691 70 10,1 19.075 471 2,5 604 72 11,9 11.713 477 4,1 470 44 9,4 11.525 428 3,7 452 36 8,0 4.282 94 2,2 405 23 5,7 5.205 212 4,1 438 51 11,6 7.901 324 4,1 274 37 13,5 4.598 148 3,2 344 29 8,4 635.898 23.274 3,7 50.680 4.886 9,6
ovvt 114 99 273 110 223 157 227 212 261 238 180 113 288 202 273 383 130 114 159 186 229 162 163
Begrippenlijst
Allochtoon 19 Een allochtoon is gedefinieerd als een persoon van wie ten minste één van de ouders in het buitenland geboren is. Definitie conform CBS
Antilliaanse Nederlander Een op de Nederlandse Antillen of Aruba geboren persoon van wie ten minste één ouder in het buitenland geboren is (eerste generatie) of een in Nederland geboren persoon van wie de moeder op de Nederlandse Antillen of Aruba is geboren of, in het geval de moeder in Nederland is geboren, de vader op de Nederlandse Antillen of Aruba is geboren (de tweede generatie). Definitie conform CBS Autochtoon Persoon van wie de beide ouders in Nederland zijn geboren. Definitie conform CBS Eerste generatie allochtoon Persoon die in het buitenland is geboren en van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren. Definitie conform CBS
First offender (of beginner) Verdachte van een misdrijf tegen wie voor het eerst een proces-verbaal van aanhouding is opgemaakt. IOAW Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW). De wet biedt een inkomensgarantie op het niveau van het sociaal minimum aan oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, van wie het recht op uitkering op grond van de Werkloosheidswet is geëindigd. Bron: CBS
19
67
Voor uitzonderingen en specificaties zie: http://www.cbs.nl/nlNL/menu/methoden/begrippen/default.htm?ConceptID=315
IOAZ Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ). De wet biedt een inkomensgarantie op het niveau van het sociaal minimum aan oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, van wie het inkomen duurzaam minder bedraagt dan het sociaal minimum en die als gevolg daarvan het bedrijf of beroep hebben beëindigd. Bron: CBS Marokkaanse Nederlander Een in Marokko geboren persoon van wie ten minste één ouder in het buitenland geboren is (eerste generatie) of een in Nederland geboren persoon van wie de moeder in Marokko is geboren of, in het geval de moeder in Nederland is geboren, de vader in Marokko is geboren (de tweede generatie). Definitie conform CBS Meerpleger Meerderjarige verdachte van misdrijven tegen wie 2 t/m 10 processenverbaal van aanhouding zijn opgemaakt, waarvan ten minste één in het peiljaar. Of een minderjarige verdachte van misdrijven tegen wie 2 t/m 5 processen-verbaal van aanhouding zijn opgemaakt, waarvan ten minste één in het peiljaar. Bron: KLPD-Dienst IPOL Middelbaar beroepsonderwijs (mbo) Het mbo leidt op tot kwalificaties op vier niveaus. Mbo niveau 1 (assistent) ligt op een lager niveau dan de basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo en lijkt qua inhoud op de meest eenvoudige opleidingen van het vroegere leerlingwezen. De assistentenopleiding kan sinds 2004/05 ook gevolgd worden door leerlingen van het vmbo die niet in staat zijn de normale basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo te volgen. Mbo niveaus 2-4 (basisberoepsbeoefenaar, zelfstandig beroepsbeoefenaar, middenkaderfunctionaris/specialist) komen overeen met de andere opleidingen van het leerlingwezen en het vroegere (k)mbo. Bron: CBS
Misdrijf Strafbaar feit van de ernstige soort dat als zodanig is omschreven en strafbaar is gesteld in de strafwetten. Voor de indeling van misdrijven zie technische toelichting. Bron: KLPD-Dienst IPOL
68
NWW Niet-werkende werkzoekende (nww) Een niet-werkende werkzoekende is een persoon die bij een vestiging van het UWV WERKbedrijf is ingeschreven als een werkzoekende zonder werk of als werkzoekende die minder dan twaalf uur per week werkt met een inschrijfdatum en geen uitschrijfdatum.
Niet-westerse allochtoon Tot de niet-westerse allochtonen worden personen gerekend van wie ten minste één ouder is geboren in Turkije, Marokko, Suriname, de Nederlandse Antillen of Aruba, of in een ander land in Azië (m.u.v. Japan en Indonesië), Afrika of Latijns Amerika. Definitie conform CBS. In deze monitor wordt onder andere gerapporteerd over de vier grote niet westerse allochtone groepen in Nederland (Antilliaanse, Marokkaanse, Surinaamse en Turkse Nederlanders). Niet westerse allochtonen uit andere herkomstlanden worden samengenomen tot een groep ‘overige niet-westerse allochtonen’ veelal afgekort als ‘ov-niet westers’.
Nieuwe voortijdig schoolverlaters (vsv-ers) Onder de nieuwe vsv-ers worden alle leerlingen van 12 t/m 22 jaar verstaan, die in een schooljaar zonder startkwalificatie (diploma van havo, vwo of mbo met minimaal niveau 2) het onderwijs verlaten. Oververtegenwoordiging Oververtegenwoordiging is een percentage dat wordt berekend door het verschil tussen het aandeel in de doelgroep en de totale groep te delen door het aandeel in de totale groep. Indien het gevonden percentage in de doelgroep kleiner is dan in de totale groep is er sprake van een negatieve uitkomst, dit wordt aangeduid met ondervertegenwoordiging. Het percentage oververtegenwoordiging wordt berekend op basis van de niet afgeronde percentages. Potentiële beroepsbevolking Het deel van de bevolking dat gelet op zijn leeftijd in aanmerking komt voor deelname aan het arbeidsproces. Iedereen van 15 t/m 64 jaar wordt tot de potentiële beroepsbevolking gerekend.
Startkwalificatie Diploma van havo, vwo of mbo met minimaal niveau 2.
69
Tweede generatie allochtoon 20 Persoon die in Nederland is geboren en van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren. Definitie conform CBS Veelpleger Meerderjarige verdachte van misdrijven tegen wie meer dan 10 processen-verbaal van aanhouding zijn opgemaakt, waarvan ten minste één in het peiljaar. Of een minderjarige verdachte van misdrijven tegen wie meer dan 5 processen-verbaal van aanhouding zijn opgemaakt, waarvan ten minste één in het peiljaar. Bron: KLPD- Dienst IPOL Verdachte Persoon van 12 jaar of ouder tegen wie een proces-verbaal is opgemaakt, omdat een redelijk vermoeden bestaat dat hij een strafbaar feit heeft gepleegd. Bron: KLPD- Dienst IPOL
Vmbo-bb De basisberoepsgerichte leerweg is te beschouwen als de opvolger van de laagste niveau's van het vbo en is bedoeld als vooropleiding voor de basisberoepsopleiding, niveau 2 van de kwalificatiestructuur van het mbo. Bron: CBS Vmbo-kb De kaderberoepsgerichte leerweg is te beschouwen als de opvolger van de hoogste niveau's van het vbo en is de minimale vooropleiding voor de vakopleiding en de middenkaderopleiding, respectievelijk op niveau 3 en 4 van de kwalificatiestructuur van het mbo. Bron: CBS Vmbo-gl De gemengde leerweg is te beschouwen als een tussenvorm van de theoretische leerweg en de beroepsgerichte leerwegen, heeft hetzelfde niveau als de theoretische leerweg, maar heeft ook een beroepsgericht vak. De gemengde leerweg geeft toegang tot de middenkaderopleiding, niveau 4 van de kwalificatiestructuur van het mbo. Bron: CBS
20
70
Een tweede generatie allochtoon heeft als herkomstgroepering het geboorteland van de moeder, tenzij dat ook Nederland is. In dat geval is de herkomstgroepering bepaald door het geboorteland van de vader.
Vmbo-tl De theoretische leerweg is te beschouwen als de opvolger van de mavo en geeft toegang tot de middenkaderopleiding, niveau 4 van de kwalificatiestructuur van het mbo. Het is na diplomering tevens mogelijk door te stromen naar het vierde leerjaar havo. Bron: CBS Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) Voortzetting m.i.v. augustus 1999 van het mavo en vbo. Het bereidt voor op het middelbaar beroepsonderwijs, heeft een duur van vier jaar en kent vier leerwegen: de theoretische leerweg, de gemengde leerweg, de kaderberoepsgerichte leerweg en de basisberoepsgerichte leerweg. Bron: CBS WWB Wet werk en bijstand (WWB). Wettelijke sociale voorziening die op 1 januari 2004 in werking is getreden ter vervanging van de Algemene bijstandswet (ABW), de Wet inschakeling werkzoekenden (WIW) en het Besluit In- en Doorstroombanen (ID-banen). Bron: CBS Westerse allochtoon Westerse allochtonen zijn gedefinieerd als personen van wie ten minste één van de ouders geboren is in één van de landen in Europa (exclusief Turkije), Noord-Amerika, Oceanië, Indonesië of Japan. In de tabellen en grafieken is dit veelal afgekort als ‘westers’. Definitie conform CBS
71
Technische toelichting
Het doel van het monitorsysteem is betrouwbare en actuele informatie op te leveren over de maatschappelijke positie van Antilliaanse en of Marokkaanse Nederlanders in de betrokken gemeenten om zo de voortgang van de verschillende aanpakken te kunnen monitoren. De informatiebehoefte spitst zich toe op vier basisdimensies te weten: demografie, onderwijs, arbeidsparticipatie en criminaliteit. Methodiek: koppeling van de diverse registraties Bovenstaande informatie is niet in een enkele registratie beschikbaar en is afkomstig van verschillende bronnen. Om optimaal in de informatiebehoefte te kunnen voorzien is voor een systeem gekozen waarmee dwarsverbanden kunnen worden gemaakt tussen informatie die beschikbaar is in deze verschillende registratiesystemen. Deze verbanden kunnen alleen worden gemaakt door bestaande registraties op persoonsniveau aan elkaar te koppelen. Dit betekent dat informatie over de demografische en geografische factoren, data over voortijdig school verlaten, gegevens over verdachten en werkzoekenden en uitkeringsontvangers op persoonsniveau met behulp van een unieke versleutelde identificatiesleutel aan elkaar zijn gekoppeld.
Versleuteling Met het oog op de privacy zijn de persoonsgebonden nummers aan de bron versleuteld zodat ze niet meer terug te herleiden zijn naar personen (zie figuur 1.1 in hoofdstuk 1). Pas na versleuteling van de identificerende persoonsnummers zijn de bestanden met persoonsgegevens geleverd aan Risbo. Koppeling in 4 stappen Stap 1 de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) als basis. Als basis dienen alle in de GBA ingeschreven personen op de gekozen peildatum 1-1-2009. Elke inwoner van Nederland is verplicht ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) van de gemeente waarin men woont.
73
Stap 2 koppeling van onderwijsgegevens. In stap 2 wordt informatie gekoppeld over leerlingen en voortijdig schoolverlaters uit de Basisregistratie Onderwijs (BRON). Alle leerlingen in het bekostigd voorgezet en middelbaar beroepsonderwijs staan in BRON geregistreerd. De gegevens zijn aangeleverd door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Leerlingen en nieuwe voortijdig schoolverlaters in schooljaar 2008/2009 zijn op basis van het versleutelde burgerservicenummer (BSN) gekoppeld aan het bevolkingsbestand per 1 januari 2009. Indien het nummer in een van de bestanden niet bekend is, kan er geen koppeling worden gemaakt. Jongeren waarvan geen nummer bekend is en jongeren die in de loop van 2009 vanuit een niet in het onderzoek betrokken gemeente in een van de betrokken gemeente is komen wonen, komen in het onderzoeksbestand dus niet voor.
Stap 3 koppeling van niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsontvangers. In stap 3 worden, wederom op basis van het versleutelde BSN, gegevens gekoppeld over werkzoekenden (UWV WERKbedrijf) en uitkeringsgerechtigden (gemeentelijke sociale dienst).
Stap 4 koppeling van verdachtenregistraties in HKS. In stap 4 worden ten slotte gegevens over verdachten gekoppeld aan het GBA-bestand. In het HKS geregistreerde verdachten zijn op basis van het versleutelde GBA-nummer gekoppeld aan het bevolkingsbestand per 1 januari 2009. Dit GBA-nummer was in het HKS in het verleden niet altijd evengoed ingevuld maar in de laatste jaren is de vulling van het GBA-nummer in het HKS sterk verbeterd. Indien het GBA-nummer in de verdachtenregistratie niet bekend is, kan er per definitie geen koppeling worden gemaakt met het bevolkingsbestand. Verdachten zonder valide GBA-nummer zijn in het onderzoeksbestand dus niet opgenomen. Ook verdachten die in de loop van 2009 vanuit een niet in het onderzoek betrokken gemeente in een van de betrokken gemeenten is komen wonen, vallen buiten de analyse die voor dit rapport zijn gedaan. Databronnen
Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) Als basis dienen alle in de GBA ingeschreven personen op de gekozen peildatum 1-1-2009. Elke inwoner van Nederland is verplicht
74
ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) van de gemeente waarin men woont. In de GBA wordt een groot aantal (demografische) kenmerken geregistreerd. In het onderzoeksbestand zijn naast het versleutelde GBA-nummer en het versleutelde burgerservicenummer de volgende kenmerken opgenomen: Geboortejaar, geboorteland, geslacht, geboorteland moeder, geboorteland vader, nationaliteit, jaar inschrijving in de gemeente, land vanwaar ingeschreven, jaar vestiging in Nederland, postcode (eerste vier posities), wijk, buurt, burgerlijke staat, positie in het gezin. Positie in het gezin is geen rubriek in de GBA registratie. Deze moet door de gemeenten worden geconstrueerd op basis van burgerlijke staat, het exacte adres en gegevens over kinderen. Dit is vaak lastig. Positie in het gezin is daardoor niet uniform voor alle gemeenten. Door een aantal gemeenten zijn geen gegevens over de positie in het gezin aangeleverd.
Basisregistratie Onderwijs (BRON) In de Basisregistratie Onderwijs (BRON) staan alle leerlingen in het bekostigd voorgezet en middelbaar beroepsonderwijs geregistreerd. Deze gegevens zijn aangeleverd door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO).
Cijfers schooljaar 2008/2009 In maart is het aantal voortijdig schoolverlaters van voorgaand schooljaar bekend. Deze gegevens hebben de status ‘voorlopig’ omdat het gaat om gegevens die zijn aangeleverd door de onderwijsinstellingen, maar nog niet zijn gecontroleerd door een accountant. Door de accountantscontrole en door inschrijfmutaties die met terugwerkende kracht worden verwerkt, kunnen er verschillen ontstaan tussen de voorlopige en definitieve cijfers. De definitieve cijfers zijn steeds in oktober bekend. De voorlopige vsv-cijfers van schooljaar 2008-2009 zijn dus in maart 2010 bekend en worden in oktober 2010 definitief vastgesteld.
Informatie niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsontvangers Gegevens over niet-werkende werkzoekenden zijn gebaseerd op registraties afkomstig van het UWV WERKbedrijf. Het UWV WERKbedrijf levert aan veel gemeenten jaarlijks een databestand met niet-werkende werkzoekenden per 31 december. Dit databestand is, met toestemming van het UWV WERKbedrijf, door de gemeenten aan Risbo doorgeleverd. Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van het bestand met
75
werkzoekenden die per 31-12-2008 bij het UWV WERKbedrijf stonden ingeschreven. De cijfers over uitkeringen zijn afkomstig van de gemeentelijke of regionale uitkeringsinstanties. De cijfers hebben 1-12009 als peildatum.
Het Herkenningsdienstsysteem (HKS) Voor dit onderzoek maken we gebruik van verdachtenregistraties uit het zogenaamde Herkenningsdienstsysteem (HKS). De gegevens zijn afkomstig van de Dienst IPOL van het Korps Landelijke politiediensten (KLPD). De Dienst IPOL verzamelt jaarlijks data vanuit het HKS. In het HKS worden verdachten geregistreerd tegen wie een proces-verbaal is opgemaakt wegens een misdrijf. In het HKS worden alleen misdrijven en verdachten van misdrijven geregistreerd (voor indeling misdrijven zie onderstaande tabel). Het is de overtuiging van de politie dat het daders zijn. Voor deze personen is proces-verbaal van opsporing gemaakt en verstuurd naar het Openbaar Ministerie. De rechter moet zich er nog over uitspreken. We rapporteren dus over verdachten en niet over veroordeelden. Overtredingen en verdachten van overtredingen worden hierin dus niet geregistreerd. 21 Indeling delicten Geweldsdelicten
Vermogensdelicten
Openbare orde
Verkeersdelicten
Drugsdelicten
Overige delicten
21
76
Bedreiging (SR285) Moord en doodslag (poging) (SR287-SR292) Moord en doodslag (voltooid) (SR287-SR292) Mishandeling (SR300-SR306) Diefstal met geweld (SR312) Afpersing (SR317) Verkrachting (SR242) Aanranding (SR246) Muntmisdrijven (SR208-SR211, SR213-SR214) Overige valsheid (SR216-SR232, SR234) Eenvoudige diefstal (SR310) Diefstal verbreking (SR311.) Overige gekwalificeerde diefstal (ov. SR311.) Verduistering (SR321-SR323) Bedrog (SR326-SR337, SR339) Heling (SR416, SR417) Tegen openbare orde (SR131-SR136, SR138-SR151A) Gemeengevaarlijke. misdrijven (SR157, SR158) Tegen openbaar gezag (SR177-SR206) Overige vernieling (SR350-SR354) Schennis eerbaarheid (SR239) Overige seksuele misdrijven (SR243-245, SR247-249) Rijden onder invloed (WVW26,WV8) Verlaten plaats ongeval (WVW30, WV7) Rijden na ontzegging (WVW32, WV9) Weigeren bloedproef (WV163, WVW) Dood/letsel door schuld (WVW36, WV6, WV175) Joyriding (WVW37, WV176.2, WV11) Overig misdrijven WVW Middelenlijst I (harddrugs) Middelenlijst II (softdrugs) Overige opiumwet Overige misdrijven SR Wet Wapens & munitie Misdrijven andere wetten
Een misdrijf is daarbij gedefinieerd als een strafbaar feit van de ernstige soort dat als zodanig is omschreven en strafbaar gesteld in de wet (bron: Landelijke Criminaliteitskaart 2005).
Cijfers 2009 De cijfers over het meest recent verlopen jaar (hier dus 2009) zijn altijd voorlopige cijfers. Deze cijfers worden in het eerste kwartaal van het komende jaar (2011) pas definitief. Dit geldt echter voor alle bevolkingsgroepen zodat het vergelijken van verdachtenpercentages wel mogelijk is. Representativiteit en validiteit Het HKS levert geen complete beschrijving van de criminaliteit in Nederland. SCP zegt daarover in het jaarrapport integratie 2007 het volgende: “Volgens de slachtofferenquête van het CBS zijn in 2003 4,8 miljoen delicten ondervonden door burgers van 15 jaar en ouder. Slechts 1,7 miljoen delicten zijn bij de politie gemeld. Dit leidde tot een aantal van bijna 215.000 in het HKS geregistreerde verdachten met in totaal bijna 400.000 delicten. Gemiddeld wordt naar schatting dus minder dan een kwart van de geregistreerde delicten opgehelderd. Delicten die onbekend blijven bij de politie of delicten waarvan geen proces-verbaal is opgemaakt, worden niet in het HKS geregistreerd.”
Ook is het HKS mogelijk enigszins selectief. SCP zegt daarover: “Al met al mogen we concluderen dat er wellicht enige selectiviteit bestaat in het optreden van de politie, waardoor niet-westerse allochtonen enigszins oververtegenwoordigd zijn in het HKS. Overtuigend bewijs hiervoor ontbreekt echter.”
22
77
2
SCP (2009). Jaarrapport Integratie 2007, p 230-231.
22