Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders in Amersfoort 2011
De positie op de terreinen van onderwijs, arbeid en uitkering en criminaliteit (meting 2)
J. de Boom P. van Wensveen A. Weltevrede P. Hermus Y. Seidler M. van San
Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders in Amersfoort 2011 De positie op de terreinen van onderwijs, arbeid en uitkering en criminaliteit (meting 2) Auteurs: J. de Boom, P. van Wensveen, A. Weltevrede, P. Hermus Y. Seidler en M. van San Rotterdam: Risbo, Erasmus Universiteit. Oktober 2011 Secretariaat Risbo Erasmus Universiteit Rotterdam Postbus 1738 3000 DR Rotterdam tel.: 010-4082124 fax: 010-4081141 © Copyright Risbo. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van de Directie van het Instituut.
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1
Inleiding
5
1.1
Inleiding
5
1.2
Methode
6
1.3
Leeswijzer
7
1.4
Opbouw van het rapport
8
Hoofdstuk 2
Demografie en Migratie
11
2.1
Inleiding
11
2.2
Bevolkingssamenstelling
11
2.3
Geslacht
13
2.4
Generatie
14
2.5
Leeftijd
15
2.6
Burgerlijke staat
17
2.7
Buitenlandse migratie
19
Hoofdstuk 3
Onderwijs
21
3.1
Inleiding
21
3.2
Gebruikte begrippen en databron
21
3.3
Leerlingen en deelnemers
24
3.4
Nieuwe voortijdig schoolverlaters
27
Hoofdstuk 4
Arbeid en Uitkering
33
4.1
Inleiding
33
4.2
Gebruikte begrippen en databronnen
33
4.3
Werkzoekenden
34
4.4
Uitkeringen
43
Hoofdstuk 5
Criminaliteit
51
5.1
Inleiding
51
5.2
Gebruikte begrippen en databron
51
5.3
Verdachten 2010
53
5.4
Verdachten 2006-2010
62
5.5
Pleegcarrière
63
5.6
Aard van de criminaliteit
64
iii
Inhoudsopgave
Bijlage bij hoofdstuk 2
67
Bijlage bij hoofdstuk 3
69
Bijlage bij hoofdstuk 4
75
Bijlage bij hoofdstuk 5
85
Begrippenlijst
93
Technische toelichting
99
iv
Hoofdstuk 1
1.1
Inleiding
Inleiding Met een groot deel van de Antilliaans-Nederlandse en MarokkaansNederlandse jongeren gaat het goed, zij boeken goede resultaten in het hoger en wetenschappelijk onderwijs en doen het goed op de arbeidsmarkt. Een ander deel van deze jongeren heeft echter nog steeds met achterstanden te maken. Zij zijn oververtegenwoordigd in de registratie van voortijdig schoolverlaters, werkzoekenden, uitkeringsontvangers en verdachten. In een tweetal samenwerkingsverbanden werken Rijk en gemeenten samen om de problemen aan te pakken en oververtegenwoordiging van AntilliaansNederlandse en Marokkaans-Nederlandse jongeren op deze aspecten te reduceren. Voor de betrokken gemeenten en het Rijk is het belangrijk dat de ontwikkelingen in hun gemeenten kunnen worden gevolgd, onderling vergeleken en gerelateerd aan de gekozen aanpak. Daarom is besloten om de positie van Antilliaans-Nederlandse en Marokkaans-Nederlandse jongeren op de terreinen van onderwijs, arbeid en uitkering en criminaliteit, jaarlijks in kaart te brengen zodat alle gemeenten over actuele en gelijksoortige cijfers beschikken. In 2010 heeft Risbo een nulmeting (over het jaar 2009) uitgevoerd voor de gemeenten die zijn aangesloten bij de Aanpak Antilliaans-Nederlandse en Marokkaans-Nederlandse risicojongeren. In de voorliggende rapportage worden de resultaten van de eerste vervolgmeting over het jaar 2010 beschreven. Voor de kernaspecten voortijdig schoolverlaten, werkloosheid, uitkeringsafhankelijkheid en criminaliteit wordt er tevens ingegaan op de ontwikkeling van deze aspecten ten opzichte van de situatie in 2009. De monitor geeft een cijfermatig beeld van de positie van Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders op bovengenoemde aspecten. Om de resultaten in perspectief te kunnen plaatsen wordt er daarnaast ook gerapporteerd over andere grote bevolkingsgroepen. In dit rapport worden geen verklaringen gegeven voor de vaak achtergestelde positie van Antilliaans-Nederlandse en Marokkaans-Nederlandse jongeren. Interpretatie van de cijfers vergt echter enige nuance. Zo moet gerealiseerd worden dat de sociaal economische uitgangspositie van Antilliaanse en Marokkaanse (en andere niet-westerse) migranten en hun kinderen vaak
5
Hoofdstuk 1
minder gunstig is dan die van westerse migranten en autochtonen. In combinatie met verschillen in de gezinssituatie, opvoeding en taalbeheersing van de ouders kan dit er voor zorgen dat Antilliaans-Nederlandse en Marokkaans-Nederlandse kinderen ten opzichte van autochtone kinderen met een achterstand in het basisonderwijs instromen en hier ook in het vervolg van de schoolloopbaan hinder van ondervinden. Ook voor de oververtegenwoordiging van Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders in de verdachtenregistraties worden in dit rapport geen verklaringen geboden. In diverse onderzoeken is echter aangetoond dat voor criminaliteit onder etnische minderheden (groten)deels algemene verklaringen van toepassing zijn.1 Zo zijn zowel voor Antilliaanse en Marokkaanse als voor autochtone Nederlanders sociaaleconomische factoren, opvoeding en gebrek aan sociale controle belangrijke verklarende factoren voor crimineel gedrag. Doordat deze factoren vaker voorkomen bij Antilliaanse en Marokkaanse dan bij autochtone Nederlanders, komt ook crimineel gedrag bij deze groep vaker voor. Kortom het voorliggende rapport laat alleen de cijfers zien maar gaat niet in op mogelijke interpretaties en verklaringen van de resultaten.
1.2
Methode Het achterliggende doel van het monitorsysteem is betrouwbare en actuele informatie op te leveren over de maatschappelijke positie van Antilliaanse Nederlanders in de 22 Antillianengemeenten2 en van Marokkaanse Nederlanders in de 22 gemeenten behorende tot het samenwerkingsverband aanpak Marokkaans-Nederlandse risicojongeren3 om zo de voortgang van de verschillende aanpakken te kunnen monitoren. De monitor is gebaseerd op informatie uit bestaande registratiesystemen zoals de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) en het Herkenningsdienstsysteem (HKS) van de politie. De gegevens zijn opgevraagd bij de bronnen die uit het oogpunt van uniformiteit van de gegevens en haalbaarheid het meest geschikt waren. Essentieel in de monitor is dat de gegevens op persoonsniveau zijn opgevraagd en gekoppeld. Dit maakt het onderzoek flexibel en geeft de mogelijkheid dwarsverbanden te leggen tussen de informatie uit de diverse bronnen.
1 2
3
6
Zie bijvoorbeeld SCP (2009). Jaarrapport integratie 2009. Het betreft de gemeenten: Almere, Amersfoort, Amsterdam, Breda, Capelle a/d IJssel, Den Haag, Den Helder, Dordrecht, Eindhoven, Groningen, Hellevoetsluis, Leeuwarden, Lelystad, Nijmegen, Rotterdam, Schiedam, Spijkenisse, Tilburg, Vlaardingen, Vlissingen, Zoetermeer en Zwolle. Het betreft de gemeenten: Amersfoort, Amsterdam, Culemborg, Den Haag, Ede, Eindhoven, Gorinchem, Gouda, Helmond, Leiden, Lelystad, Maassluis, Nijmegen, Oosterhout, Roosendaal, Rotterdam, Schiedam, 's-Hertogenbosch, Tilburg, Utrecht, Veenendaal, Zeist.
Inleiding
De monitor sluit qua methodiek aan bij de werkwijze die sinds 2007 in Rotterdam wordt gevolgd en bij de werkwijze van de nulmeting van vorig jaar. Met het oog op de privacy van de betrokkenen zijn de persoonsgebonden nummers met behulp van een encryptieprogramma en een unieke code aan de bron versleuteld zodat ze niet meer terug te herleiden zijn naar personen (zie figuur 1.1). Pas na versleuteling van de identificerende persoonsnummers werden de bestanden met persoonsgegevens geleverd aan Risbo. Risbo heeft vervolgens de uit de diverse bronnen afkomstige gegevens op basis van het versleutelde persoonsnummer aan elkaar gekoppeld. Deze gegevens zijn ten slotte omgewerkt tot een voor onderzoeksdoeleinden geschikt onderzoeksbestand waarop de benodigde analyses zijn uitgevoerd.
Figuur 1.1:
1.3
Versleutelingproces persoonsgebonden nummers
Leeswijzer In het rapport gebruiken we in navolging van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) zoveel mogelijk de termen Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders in plaats van Antillianen en Marokkanen. De definitie van Antilliaanse en Marokkaanse Nederlander sluit echter naadloos aan bij de door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gehanteerde definitie voor Antilliaan en Marokkaan. Een Antilliaanse Nederlander is een op de Nederlandse Antillen of Aruba geboren persoon van wie ten minste één ouder in het buitenland geboren is (eerste generatie) of een in Nederland geboren persoon van wie de moeder op de Nederlandse Antillen of Aruba is geboren of, in het geval de moeder in Nederland is geboren, de vader op de Nederlandse Antillen of Aruba is geboren (de tweede generatie). Een Marokkaanse Nederlander is een in Marokko geboren persoon van wie ten minste één ouder in het buitenland geboren is (eerste generatie) of een in Nederland geboren persoon van wie de moeder in Marokko is geboren of, in het geval de moeder in Nederland is geboren, de
7
Hoofdstuk 1
vader in Marokko is geboren (de tweede generatie).4 In de tabellen en figuren worden Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders om praktische reden met de kortere term ‘Antilliaans’ en ‘Marokkaans’ aangeduid. Dit geldt eveneens voor de overige onderscheiden groepen. In het rapport wordt nog een groot aantal andere begrippen gebruikt. Voor een volledig overzicht van de in dit rapport gehanteerde begrippen en definities verwijzen we naar de begrippenlijst. In de figuren in deze rapportage worden niet alleen de resultaten voor de Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders gepresenteerd maar, om de resultaten in perspectief te kunnen plaatsen, ook van andere herkomstgroepen en de totale bevolking van de gemeente. Naast Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders onderscheiden we Surinaamse en Turkse Nederlanders. De overige migranten en hun nakomelingen worden samengenomen in twee categorieën te weten: ‘overig niet-westers’ voor migranten (en hun nakomelingen) uit de niet-westerse landen en ‘westers’ voor migranten (en hun nakomelingen) uit de westerse landen. Ten slotte onderscheiden we autochtone Nederlanders. In de meeste figuren worden percentages weergegeven en beschreven. Deze moeten echter met de nodige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd, aangezien ze soms gebaseerd zijn op een klein aantal personen. Dit geldt met name wanneer er voor een kleine gemeente uitgesplitst wordt naar herkomstgroep en verdere achtergrondkenmerken. In de tekst worden op diverse plaatsen ook aantallen genoemd. Voor een volledig overzicht van absolute aantallen, de populatieomvang, verdere uitsplitsingen et cetera wordt verwezen naar de tabellen in de bijlagen bij de hoofdstukken. Aantallen en percentages worden alleen gepresenteerd als de populatie groter is dan 5 personen.
1.4
Opbouw van het rapport In deze monitor wordt informatie gepresenteerd over migratie en demografische kenmerken (hoofdstuk 2), onderwijspositie en voortijdig schoolverlaten (hoofdstuk 3), arbeid en uitkeringen (hoofdstuk 4) en criminaliteit (hoofdstuk 5). In hoofdstuk 5 wordt tevens ingegaan op de vraag of en in welke mate factoren zoals voortijdig schoolverlaten en uitkeringsafhankelijkheid, samenhangen met criminaliteit.
4
8
Voor uitzonderingen en specificaties zie: http://www.cbs.nl/nlNL/menu/methoden/begrippen/default.htm?ConceptID=315
Inleiding
Deze monitor gaat in op de situatie van de Antilliaans- en MarokkaansNederlandse bevolking. Samen met voorliggende rapportage verschijnen er twee overkoepelende rapportages waarin de gegevens van de betrokken gemeenten zijn samengevoegd.
9
Hoofdstuk 2
2.1
Demografie en Migratie
Inleiding Om inzicht te krijgen in de omvang en samenstelling van de Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders in de gemeente Amersfoort zetten we in dit hoofdstuk hun demografische kenmerken en hun migratiegeschiedenis uiteen. Achtereenvolgens gaan we in op de volgende kenmerken: bevolkingssamenstelling (paragraaf 2.2), geslacht (paragraaf 2.3), generatie (paragraaf 2.4), leeftijd (paragraaf 2.5), burgerlijke staat (paragraaf 2.6) en buitenlandse migratie (paragraaf 2.7).
2.2
Bevolkingssamenstelling Per 1 januari 2010 telt Amersfoort in totaal 144.858 inwoners (zie tabel b2.1). Hiervan zijn 1.680 inwoners (1,2 procent) van Antilliaanse en 4.426 inwoners (3,1 procent) van Marokkaanse herkomst. De groep Turkse Nederlanders is met 4,1 procent groter, de groep van Surinaamse Nederlanders is met 1,1 procent kleiner dan de groep Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders. Nederland heeft per 1 januari 2010 bijna 16,6 miljoen inwoners. Hiervan zijn er ruim 138.000 (0,8 procent) van Antilliaanse en ruim 349.000 (2,1 procent) van Marokkaanse herkomst.
11
Hoofdstuk 2
Antilliaans 1,2%
Marokkaans 3,1%
Surinaams 1,1%
Turks 4,1% ov. niet-w esters 4,6%
w esters 8,5%
autochtoon 77,4% Figuur 2.1: Bevolking naar herkomstgroep, 1 januari 2010 (in procenten van de totale bevolking) Bron: GBA, bewerking Risbo
3,5% 3,0% 2,5% 2,0% 1,5% 1,0% Marokkanen
0,5%
Antillianen 0,0% 1996
Figuur 2.1a:
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
Aandeel Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders, 1996-2010 (in procenten van de totale bevolking) Bron: CBS, statline, bewerking Risbo
Het aandeel Marokkaanse Nederlanders neemt in de afgelopen jaren geleidelijk toe van 2,3 procent in 1996 tot 3,1 procent in 2010. Het aandeel Antilliaanse Nederlanders is in de afgelopen 10 jaar vrijwel niet veranderd en schommelt rond de 1 procent.
12
Demografie en Migratie
2.3
Geslacht Van de Antilliaans-Nederlandse bevolking in Amersfoort is 50,2 procent vrouw en 49,8 procent man (zie figuur 2.2). Van de Marokkaans-Nederlandse bevolking is 48,9 procent vrouw en 51,1 procent man. Hiermee wijken beide groepen enigszins af van de totale bevolking van Amersfoort waarvan 49,1 procent man is en 50,9 procent vrouw.
49,8
Antilliaans
50,2
51,3
Marokkaans
48,7
49,1
Surinaams
50,9
Turks
51,2
48,8
ov. niet-w esters
50,3
49,7
46,3
w esters
53,7
autochtoon
49,1
50,9
totaal
49,1
50,9
0%
10%
20%
30%
40%
50% Man
Figuur 2.2:
60%
70%
80%
Vrouw
Bevolking naar geslacht, 1 januari 2010 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep) Bron: GBA, bewerking Risbo
13
90%
100%
Hoofdstuk 2
2.4
Generatie In figuur 2.3 wordt de allochtone bevolking uitgesplitst naar eerste en tweede generatie. Allochtonen die niet in Nederland, maar in het herkomstland geboren zijn, worden tot de eerste generatie gerekend. In Nederland geboren personen met één of twee in het herkomstland geboren ouders worden tot de tweede generatie gerekend. Voor een uitgebreide toelichting op de definities verwijzen we naar de begrippenlijst en technische toelichting in de bijlagen. Van de Antilliaans-Nederlandse inwoners van Amersfoort is 44,8 procent in Nederland geboren. De tweede generatie Antilliaanse Nederlanders is in relatieve zin de kleinste van de verschillende onderscheiden bevolkingsgroepen. Van de bevolking van Marokkaanse herkomst is meer dan de helft (52,2 procent) van de tweede generatie. Dit percentage is iets hoger dan de omvang van de tweede generatie onder de totale groep allochtonen in Amersfoort.
44,8
55,2
Antilliaans
Marokkaans
47,8
52,2
Surinaams
47,1
52,9
48,5
51,5
Turks
ov. niet-w esters
34,6
65,4
w esters
63,5
36,5
totaal 0%
51,8
48,2 10%
20%
30%
40%
50%
1e generatie
Figuur 2.3:
60%
70%
80%
90%
2e generatie
Allochtone bevolking naar generatie, 1 januari 2010 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep) Bron: GBA, bewerking Risbo
14
100%
Demografie en Migratie
2.5
Leeftijd In figuur 2.4 wordt de leeftijdsopbouw van Antilliaans- en MarokkaansNederlandse inwoners van Amersfoort vergeleken met andere herkomstgroepen en de totale bevolking in Amersfoort. De Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse bevolking is in vergelijking met de totale bevolking relatief jong. Ruim een kwart van de Marokkaans-Nederlandse bevolking is jonger dan twaalf jaar. Onder de Antilliaans-Nederlandse bevolking zijn met name de minderjarigen (0-17 jaar) en de jongvolwassenen (18-24-jarigen) oververtegenwoordigd. Van zowel de Antilliaans- als de MarokkaansNederlandse bevolking is slechts een klein deel 65 jaar of ouder (respectievelijk 3,9 procent en 5,0 procent). Dit verschilt sterk van de totale bevolking van Amersfoort waarvan 11,9 procent 65 jaar of ouder is.
17,6
Antilliaans
11,4 27,5
Marokkaans 17,6
Surinaams
9,0
12,5
w esters autochtoon
16,4
totaal
17,0
5,5
10,0 6,8 7,1 7,4
0%
34,6
11,9
14,5
34,8
16,7 29,5
18-24 jaar
25-44 jaar
80% 45-64 jaar
65 jaar e.o.
Bevolking naar leeftijd, 1 januari 2010 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep) Bron: GBA, bewerking Risbo
15
2,5
13,2
25,3 60%
4,2
12,9
26,5
30,8 40%
12-17 jaar
6,6
37,1
29,8
7,6
5,0
22,4
11,4
7,0
3,9
12,1
33,9
32,8
20% 0-11 jaar
23,0
11,1
10,5 10,8
24,5
ov. niet-w esters
30,3
9,6
21,5
Turks
Figuur 2.4:
13,8
11,9
100%
Hoofdstuk 2
Figuur 2.5a laat zien dat er een samenhang is tussen leeftijd en generatie; hoe hoger de leeftijd, hoe groter het aandeel eerste generatie migranten. Het grootste deel van de Antilliaanse Nederlanders onder de 20 jaar is in Amersfoort geboren. Vanaf de leeftijdsgroep 20-24 jaar is de eerste generatie Antilliaanse Nederlanders in Amersfoort groter dan de tweede generatie. Er zijn nauwelijks nog Antilliaanse Nederlanders van 45 jaar of ouder die tot de tweede generatie migranten behoren.
200 2e generatie 180
1e generatie
160 140 120 100 80 60 40
Figuur 2.5a:
Antilliaanse Nederlanders naar leeftijd en generatie, 1 januari 2010 (in absolute aantallen) Bron: GBA, bewerking Risbo
16
75+
70-74
65-69
60-64
55-59
50-54
45-49
40-44
35-39
30-34
25-29
20-24
15-19
10-14
5-9
0-4
20
Demografie en Migratie
Voor de Marokkaanse Nederlanders geldt dat het overgrote deel van de Marokkaans-Nederlandse jongeren in Nederland is geboren (tweede generatie) (figuur 2.5b). Vanaf de leeftijdsgroep 25-29 jaar is de eerste generatie groter dan de tweede generatie. Onder de Marokkaanse Nederlanders van 35 jaar en ouder is het aandeel tweede generatie zeer beperkt.
600 2e generatie 1e generatie 500
400
300
200
Figuur 2.5b:
75+
70-74
65-69
60-64
55-59
50-54
45-49
40-44
35-39
30-34
25-29
20-24
15-19
10-14
5-9
0-4
100
Marokkaanse Nederlanders naar leeftijd en generatie, 1 januari 2010 (in absolute aantallen) Bron: GBA, bewerking Risbo
2.6
Burgerlijke staat Van alle inwoners van Amersfoort van 16 jaar en ouder is ongeveer een derde ongehuwd, de helft gehuwd en de rest gescheiden (9,1 procent) of weduwe/weduwnaar (5,4 procent) (zie figuur 2.6). Bij de Antilliaans-Nederlandse bevolking zien we een heel ander beeld. Het aandeel ongehuwden onder Antilliaanse Nederlanders is veel groter dan gemiddeld. Meer dan 60 procent van de Antilliaanse Nederlanders is ongehuwd, ruim een kwart gehuwd en van één procent is de partner overleden (zie figuur 2.6). Het aandeel personen dat gescheiden is (12,1 procent) is groter dan onder alle inwoners van Amersfoort. De burgerlijke staat van de Marokkaanse Nederlanders lijkt veel op de burgerlijke staat van de totale bevolking, met uitzondering van het aantal weduwen/weduwnaren dat met 1,9 procent aanzienlijk lager ligt dan gemiddeld.
17
Hoofdstuk 2
Ook de Antilliaans-Nederlandse bevolking kent een klein deel weduwen/weduwnaren. Dit komt onder andere door de leeftijdsopbouw onder de migrantengroepen (zie figuur 2.4). Aangezien de migrantengroepen relatief minder ouderen kennen dan gemiddeld, is het aandeel weduwen/weduwnaren logischerwijze ook kleiner dan gemiddeld.
Antilliaans
25,5
61,2 57,5
31,4
Marokkaans
42,0
46,4
ov. niet-w esters
1,3
1,9
15,9
62,7
25,6
Turks
9,2
34,7
47,8
Surinaams
12,1
47,7
1,5
9,1
2,6
9,2
2,4
w esters
35,0
autochtoon
34,4
50,9
8,7
6,0
totaal
35,0
50,4
9,1
5,4
0%
10%
20%
30% Ongehuw d
Figuur 2.6:
40% Gehuw d
50%
60%
Gescheiden
12,0
70%
80%
90%
Weduw staat
Bevolking (16 jaar en ouder) naar burgerlijke staat, 1 januari 2010 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep) Bron: GBA, bewerking Risbo
18
5,3
100%
Demografie en Migratie
2.7
Buitenlandse migratie In figuur 2.7a wordt de immigratie en emigratie van Antillianen in de afgelopen 22 jaar weergegeven. Met immigratie bedoelen we hier de vestiging van Antillianen (en Arubanen) vanuit het buitenland in Amersfoort, met emigratie het vertrek van Antillianen (en Arubanen) vanuit Amersfoort naar het buitenland. We zien dat het aantal Antillianen dat vanuit het buitenland naar Amersfoort migreert (sterk) fluctueert. In de periode 1988-1993 loopt de jaarlijkse migratie terug van 63 naar 30. Daarna begint een voorzichtige stijging die na 1997 sterk doorzet. Op het hoogtepunt in 2000 komen 117 Antillianen vanuit het buitenland naar Amersfoort. Ook in 2001 is de instroom nog hoog. In de jaren daarna volgt een scherpe afname. In 2004 komen er nog slechts 33 Antillianen naar Amersfoort. In datzelfde jaar vertrekken er 56 vanuit Amersfoort naar het buitenland. Er is dus sprake van een vertrekoverschot. Dit blijft het geval tot 2009, met uitzondering van 2008. In 2010 is het aantal immigranten wederom hoger dan het aantal emigranten. Dat jaar vestigen 36 Antillianen zich in Amersfoort en vertrekken er 32.
Immigratie 140
Emigratie
120
100
80
60
40
20
0 1988 1989 1990
Figuur 2.7a:
1991 1992
1993 1994
1995 1996
1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
Buitenlandse migratie van Antillianen, 1988-2010 (in absolute aantallen) Bron: CBS, statline
19
Hoofdstuk 2
Het aantal Marokkanen dat vanuit het buitenland naar Amersfoort migreert, lag in de periode 1988-1993 tussen de 58 en 89 per jaar, in 1994 was er sterke daling naar 24 personen. In de daarop volgende jaren steeg het aantal immigranten weer om vanaf 2001 weer te dalen. In de periode 2005-2009 schommelt de immigratie tussen de 18 en de 25 Marokkanen. De emigratie is in de afgelopen twintig jaar slechts één jaar groter geweest dan de immigratie. Dat was in 2006 toen 35 Marokkaanse Nederlanders vertrokken naar het buitenland en 25 Marokkanen arriveerden in Amersfoort. In de andere jaren is steeds sprake geweest van een vestigingsoverschot. In 2010 vestigen zich 19 Marokkaanse immigranten in Amersfoort en vertrekken er 12 emigranten.
Immigratie 100
Emigratie
90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 1988 1989 1990
Figuur 2.7b :
1991 1992 1993
1994
1995 1996
1997 1998
1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
Buitenlandse migratie van Marokkanen, 1988-2010 (in absolute aantallen) Bron: CBS, statline
20
Hoofdstuk 3
3.1
Onderwijs
Inleiding Een goede opleiding is belangrijk voor de latere positie op de arbeidsmarkt. Een laag opleidingsniveau leidt in het algemeen tot geringere arbeidsmarktkansen, zowel in termen van participatie als het niveau waarop men werkzaam wordt. In paragraaf 3.2 wordt eerst kort ingegaan op de gebruikte begrippen en de databron. Vervolgens staan we in paragraaf 3.3 stil bij de positie van jongeren in de leeftijd 12 t/m 22 jaar in het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs. Een van de hoofddoelstellingen van het beleid is het terugdringen van voortijdig schoolverlaten onder Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders. In paragraaf 3.4 presenteren we cijfers over nieuwe voortijdig schoolverlaters in het schooljaar 2009/2010. We bekijken of (en zo ja in welke mate) er een oververtegenwoordiging is van Antilliaans-Nederlandse en Marokkaans-Nederlandse nieuwe voortijdig schoolverlaters ten opzichte van de totale bevolking van de gemeente en of zich hierin ten opzichte van het schooljaar 2008/2009 veranderingen hebben voorgedaan.
3.2
Gebruikte begrippen en databron
Leerlingen, deelnemers en voortijdig schoolverlaters In deze paragraaf gaan we kort in op de gebruikte begrippen. In paragraaf 3.3 rapporteren we over jongeren in de leeftijd van 12 t/m 22 jaar in het voortgezet onderwijs (vo), middelbaar beroepsonderwijs (mbo) en hoger onderwijs (ho). De cijfers hebben uitsluitend betrekking op het bekostigde onderwijs. Jongeren die particulier onderwijs volgen blijven buiten beschouwing. In dit hoofdstuk gebruiken we voor jongeren die onderwijs volgen in het algemeen de term leerlingen. Leerlingen die een mbo-opleiding volgen worden ook wel aangeduid als deelnemers. In schema 3.1 is, ter verduidelijking van de gebruikte termen en de niveaus, het Nederlandse onderwijsstelsel schematisch weergegeven.
21
Hoofdstuk 3
Schema 3.1: Het Nederlandse onderwijsstelsel Bron: CBS
In paragraaf 3.4 gaan we in op nieuwe voortijdig schoolverlaters (vsv-ers). Onder de nieuwe vsv-ers worden alle leerlingen van 12 t/m 22 jaar verstaan, die in een schooljaar zonder startkwalificatie (diploma van havo, vwo of mbo met minimaal niveau 2) het onderwijs verlaten. Voor de berekening van het percentage nieuwe vsv-ers is het aantal nieuwe vsv-ers in het schooljaar 2009/2010 gedeeld door het totaal aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs in de leeftijd van 12 t/m 22 jaar in de gemeente per 1 januari 2010 en vermenigvuldigd met 100.
Data De in dit hoofdstuk gepresenteerde onderwijsgegevens zijn gebaseerd op registraties in de Basisregistratie Onderwijs (BRON) en aangeleverd door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Alle leerlingen in het bekostigd voorgezet en middelbaar beroepsonderwijs staan in BRON geregistreerd.
22
Onderwijs
Voorlopige cijfers In maart is het aantal voortijdig schoolverlaters van voorgaand schooljaar bekend. Deze gegevens hebben de status ‘voorlopig’ omdat het gaat om gegevens die zijn aangeleverd door de onderwijsinstellingen, maar nog niet zijn gecontroleerd door een accountant. Door de accountantscontrole en door inschrijfmutaties die met terugwerkende kracht worden verwerkt, kunnen er verschillen ontstaan tussen de voorlopige en definitieve cijfers. De definitieve cijfers zijn steeds in oktober bekend. Een voorbeeld: de voorlopige vsv-cijfers van schooljaar 2009/2010 zijn in maart 2011 bekend en worden in oktober 2011 definitief vastgesteld.5 In dit rapport presenteren we de voorlopige cijfers. Dit geldt zowel voor de cijfers van het schooljaar 2008/2009 als die van het schooljaar 2009/2010. Koppeling Nieuwe voortijdig schoolverlaters in het schooljaar 2008/2009 en 2009/2010 zijn op basis van het versleutelde burgerservicenummer (BSN) gekoppeld aan het bevolkingsbestand per 1 januari 2009 en 2010. Indien het nummer in een van de bestanden niet bekend is, kan er geen koppeling worden gemaakt. Jongeren waarvan geen nummer bekend is, zijn in onderstaande tabellen dus niet opgenomen. Ook jongeren die in de loop van 2010 vanuit een niet in het onderzoek betrokken gemeente in een van de betrokken gemeente zijn komen wonen, vallen buiten onderstaande analyses. De in dit hoofdstuk gepresenteerde cijfers kunnen daardoor licht afwijken van eerder door DUO gepresenteerde cijfers.
5
23
OCW (2010). Handleiding vsv-cijferproducten, p. 17
Hoofdstuk 3
3.3
Leerlingen en deelnemers Figuur 3.1 gaat in op de positie van 12 t/m 22-jarige jongeren in het bekostigde onderwijs. We zien dat zes op de tien leerlingen van 12-22-jaar uit Amersfoort voortgezet onderwijs volgen, bijna een kwart middelbaar beroepsonderwijs volgt (22,9 procent) en de resterende 16,8 procent hoger beroepsonderwijs of wetenschappelijk onderwijs.6 Het aandeel Antilliaans-Nederlandse en Marokkaans-Nederlandse leerlingen dat voortgezet onderwijs volgt (respectievelijk 53,1 en 52,3 procent) is iets kleiner dan van de totale groep leerlingen. Van de Antilliaans-Nederlandse leerlingen volgt een bovengemiddeld groot deel een mbo-opleiding (34,1 procent). Bij de Marokkaans-Nederlandse leerlingen is dit aandeel met 37,7 procent nog groter. Een relatief klein deel van de Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse leerlingen volgt hoger onderwijs (respectievelijk 12,8 en 10,1 procent).
Antilliaans
53,1
Marokkaans
52,3
Surinaams
51,3
Turks
12,8
34,1
10,1
37,7
14,7
34,0
11,4
35,6
53,0
ov. niet-w esters
59,9
25,9
14,2
w esters
60,8
24,0
15,2
autochtoon
61,6
20,2
18,2
totaal
60,3
22,9
16,8
0%
10%
20%
30%
Voortgezet onderw ijs
Figuur 3.1:
40%
50%
60%
Middelbaar beroeps onderw ijs
70%
80%
90%
100%
Hoger onderw ijs
Leerlingen in het voortgezet onderwijs, mbo en hoger onderwijs naar etnische herkomst, 1 januari 2010 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep) Bron: BRON, DUO, bewerking Risbo
6
24
Een deel van de 12-jarigen (en ook 13-jarigen) volgt nog basisonderwijs. Hierover is in de monitor geen informatie beschikbaar.
Onderwijs
3.3.1
Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse leerlingen in het voortgezet onderwijs In deze paragraaf gaan we in op schoolgaande jongeren in de leeftijd van 12 t/m 22 in het voortgezet onderwijs. In figuur 3.2 wordt per herkomstgroep aangegeven welk deel van de leerlingen praktijkonderwijs, vmbo, havo en vwo volgt.7
11,7
Antilliaans
36,6
7,2
Marokkaans
41,0
Surinaams 3,0
ov. niet-w esters
8,9
11,4
40,8
w esters 1,9
4,5
39,3
autochtoon 2,2
20%
3,7
40%
4,9
6,9
15,2
14,5
11,7
9,9
14,9
8,6
13,3
11,1
10,4
2,7 4,1
41,1
0%
4,6
3,3 4,2
41,6
totaal 3,2
Figuur 3.2:
6,9
38,6
5,0
7,6
9,7
41,6
11,6
Turks
9,0
13,5
60%
2,8 2,1
11,9
8,8
3,0
4,3 3,4
22,1
17,4
10,2
11,0
1,4
17,3
16,2
9,9
11,7
16,3
3,2
2,6
20,6
1,5
18,7
1,9
80%
praktijkonderw ijs
vo leerjaar 1-2, alg, lj 3
vmbo bb, leerjaar 3-4
vmbo kb, leerjaar 3-4
vmbo tl-gl, leerjaar 3-4
havo, leerjaar 3-5
vw o, leerjaar 3-5
overig vo
100%
Leerlingen in het voortgezet onderwijs naar onderwijsniveau en etnische herkomst, 1 januari 2010 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep) Bron: BRON, DUO, bewerking Risbo
Uit figuur 3.2 wordt duidelijk dat een bovengemiddeld groot deel van de Antilliaans-Nederlandse jongeren in Amersfoort praktijkonderwijs volgt (11,7 procent). Ook het aandeel van de Marokkaans-Nederlandse jongeren dat praktijkonderwijs volgt (7,2 procent) is hoger dan het gemiddelde van 3,2 procent. Het praktijkonderwijs is bestemd voor leerlingen die niet in staat zijn om een diploma te behalen in het vmbo. Het beoogt de leerlingen op te leiden voor zeer eenvoudig werk op de arbeidsmarkt. Stages zijn daarbij een essentieel onderdeel.
Binnen het vmbo volgen Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse jongeren vaker dan gemiddeld de laagste leerweg (de basisberoepsgerichte leerweg)
25
Hoofdstuk 3
van het vmbo. Gemiddeld volgt 3,7 procent deze leerweg. Van de Antilliaanse jongeren is dat 9,0 procent, van de Marokkaans-Nederlandse jongeren 9,7 procent. We zien verder dat van de totale groep leerlingen van 12 t/m 22 jaar uit Amersfoort 16,3 procent in de bovenbouw van de havo zit en 18,7 procent in de bovenbouw van het vwo. Onder Antilliaans-Nederlandse jongeren liggen deze percentages lager, namelijk op respectievelijk 15,2 en 11,7 procent. Ook onder de Marokkaans-Nederlandse jongeren is het aandeel havo en vwo leerlingen benedengemiddeld. Van de Marokkaans-Nederlandse jongeren zit 11,0 procent van de leerlingen in de bovenbouw van de havo en 2,8 procent in de bovenbouw van het vwo. Met name dit laatste percentage is relatief laag (zie figuur 3.2). 3.3.2
Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse deelnemers in het mbo Figuur 3.3 heeft betrekking op de 12 t/m 22-jarige schoolgaande jongeren in het mbo. Het mbo kent met name in de beroepsbegeleidende leerweg een aanzienlijk aantal leerlingen dat ouder is dan 22 jaar. Deze blijven hier buiten beschouwing omdat er geen gegevens over beschikbaar zijn.
Antilliaans Marokkaans
7,5
38,7
5,7
23,0 31,3
Turks 3,2
31,0
6,2
autochtoon 2,5
0%
45,5
21,1
52,0
21,9
23,6
54,4
20,8 20%
30%
mbo niveau 1
Figuur 3.3:
47,6
21,9
21,3
10%
52,2
18,2
23,8
totaal 3,2
54,1
13,4
26,4
w esters 3,1
37,6
17,2
Surinaams 3,0
ov. niet-w esters
16,1
40%
52,4 50%
mbo niveau 2
60% mbo niveau 3
70%
80%
90%
100%
mbo niveau 4
Leerlingen (12-22 jaar) aan het mbo naar niveau en etnische herkomstgroep, 1 januari 2010 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep) Bron: BRON, DUO, bewerking Risbo
7
26
Leerlingen in het speciaal onderwijs zijn in deze figuur buiten beschouwing gelaten. Het speciaal onderwijs is voor leerlingen met een functiebeperking (zie schema 3.1). Hierover is in de monitor geen informatie beschikbaar.
Onderwijs
Figuur 3.3 laat zien dat de Antilliaans-Nederlandse jongeren vaker dan gemiddeld een assistent-opleiding (niveau 1) volgen. Met 7,5 procent ligt het percentage duidelijk hoger dan het gemiddelde van 3,2 procent. Van de Antilliaanse Nederlanders in het mbo volgt een relatief klein deel (37,6 procent) een opleiding op het hoogste niveau, namelijk een middenkader- of specialistenopleiding. Ook onder de Marokkaans-Nederlandse deelnemers die mbo onderwijs volgen is er sprake van een kleine oververtegenwoordiging op het laagste niveau van het mbo. 15,7 procent van de Marokkaans-Nederlandse deelnemers volgt een mbo-opleiding op niveau 1. Het grootste deel, namelijk 54,1 procent van de Marokkaans-Nederlandse deelnemers, volgt een mbo-opleiding op het hoogste niveau (niveau 4).
3.4
Nieuwe voortijdig schoolverlaters In deze paragraaf gaan we in op nieuwe voortijdig schoolverlaters (vsv-ers). We bekijken het aandeel nieuwe voortijdig schoolverlaters onder Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse jongeren en relateren dit aan het aandeel nieuwe voortijdig schoolverlaters onder alle jongeren in Amersfoort. We maken daarbij tevens een vergelijking tussen het aandeel nieuwe voortijdig schoolverlaters in de schooljaren 2008/2009 en 2009/2010. In figuur 3.4 is het aandeel nieuwe voortijdig schoolverlaters in de leeftijd van 12 t/m 22 jaar per schooljaar opgenomen.
27
Hoofdstuk 3
12,0 10,8
10,0
8,0 6,8
6,7 5,8
6,0 5,2
5,1
4,7
4,5 4,0
4,0 3,1
2,9
2,5
3,4
3,1
3,5
2,7
2,0
0,0
Figuur 3.4:
08/09 09/10
08/09 09/10
08/09 09/10
08/09 09/10
08/09 09/10
08/09 09/10
08/09 09/10
08/09 09/10
Antilliaans
Marokkaans
Surinaams
Turks
ov. niet-w esters
w esters
autochtoon
totaal
Nieuwe voortijdig schoolverlaters (12-22 jaar) naar etnische herkomst, schooljaar 2008/2009 en 2009/2010 (in procenten van betreffende deelpopulatie) Bron: BRON, DUO, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
Per 1 januari 2010 wonen er in Amersfoort 11.630 jongeren van 12 t/m 22 jaar die voortgezet onderwijs of middelbaar beroepsonderwijs volgen (zie tabel 3.1). In het schooljaar 2009/2010 hebben er hiervan 403 (3,5 procent) de school voortijdig verlaten. Het aandeel nieuwe voortijdig schoolverlaters is iets gestegen ten opzichte van het schooljaar 2008/2009 toen 3,4 procent van de jongeren zonder startkwalificatie uitstroomde. Van de 220 Antilliaans-Nederlandse jongeren die voortgezet onderwijs of middelbaar beroepsonderwijs volgen hebben er 15 (6,8 procent) de school voortijdig verlaten. Het aandeel Antilliaans-Nederlandse jongeren dat de school voortijdig verlaat is toegenomen ten opzichte van het schooljaar 2008/2009, toen 4,7 procent de school voortijdig verliet. Van de 479 MarokkaansNederlandse jongeren hebben er 25 (5,2 procent) de school voortijdig verlaten. Het aandeel Marokkaans-Nederlandse jongeren dat de school voortijdig verlaat is afgenomen ten opzichte van het schooljaar 2008/2009 waarin 6,7 procent de school voortijdig verliet. Oververtegenwoordiging Een belangrijke doelstelling van het beleid is het terugdringen van de oververtegenwoordiging van Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse voortijdig schoolverlaters. De oververtegenwoordiging wordt berekend door het verschil
28
Onderwijs
tussen het aandeel nieuwe voortijdig schoolverlaters in de totale groep en de groep van Antilliaanse (of Marokkaanse) Nederlanders te delen door het aandeel in de totale groep.8 In tabel 3.1 is per herkomstgroep het aantal en aandeel nieuwe voortijdig schoolverlaters en de oververtegenwoordiging weergegeven. Van alle jongeren die voortgezet of middelbaar beroepsonderwijs volgen is 3,5 procent een nieuwe voortijdig schoolverlater. Van de AntilliaansNederlandse jongeren heeft 6,8 procent de school voortijdig verlaten. De oververtegenwoordiging van de Antilliaans-Nederlandse nieuwe voortijdig schoolverlaters komt daarmee uit op 97 procent.9 Dat is 57 procentpunten hoger dan de oververtegenwoordiging van 40 procent in het schooljaar 2008/2009. Onder Antilliaans-Nederlandse schoolverlaters gaat het om een toename van 5 personen. Onder de totale groep schoolverlaters gaat het om een toename van 22 personen. Van de Marokkaans-Nederlandse jongeren heeft 5,2 procent de school voortijdig verlaten. De oververtegenwoordiging van de MarokkaansNederlandse nieuwe voortijdig schoolverlaters komt daarmee uit op 51 procent. In het vorige schooljaar was de oververtegenwoordiging 48 procentpunten hoger (99 procent). Onder Marokkaans-Nederlandse schoolverlaters gaat het om een afname van 7 personen.
Tabel 3.1:
Nieuwe voortijdig schoolverlaters (12-22 jaar) naar etnische herkomst, schooljaar 2008/2009 en 2009/2010 Antilliaans
leerlingen vo/mbo 12 t/m 22 jaar
08/09
09/10
Marokkaans verschil
08/09
09/10
totaal verschil
08/09
09/10
verschil
213
220
477
479
11.325
11.630
nieuw voortijdig schoolverlaten (N)
10
15
5
32
25
-7
381
403
22
nieuw voortijdig schoolverlaten (%)
4,7
6,8
2,1
6,7
5,2
-1,5
3,4
3,5
0,1
oververtegenwoordiging (%)
40
97
57
99
51
-48
nvt
nvt
nvt
Bron: BRON, DUO, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
In de tabellen b3.3 en b3.4 in de bijlage wordt het aantal, het percentage nieuwe voortijdig schoolverlaters en de oververtegenwoordiging gepresenteerd voor alle 22 Antillianengemeenten en de 22 gemeenten van het samenwerkingsverband Marokkaanse Nederlanders.
8
9
29
Een rekenvoorbeeld: als van alle jongeren in de gemeente 5% de school voortijdig verlaat en van de jongeren in de herkomstgroep 7,5% dan is de oververtegenwoordiging: ((7,5-5)/5)*100=50% Het percentage oververtegenwoordiging is berekend op basis van de niet-afgeronde percentages.
Hoofdstuk 3
3.4.1
Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse nieuwe voortijdig schoolverlaters naar achtergrondkenmerken In figuur 3.5a en 3.5b splitsen we de vsv-cijfers uit naar geslacht, generatie en leeftijd. Het aantal Antilliaans-Nederlandse en Marokkaans-Nederlandse voortijdig schoolverlaters is (zeer) beperkt. De resultaten van deze analyses waarin wordt uitgesplitst naar subgroepen moeten daarom voorzichtig worden geïnterpreteerd. Voor absolute aantallen wordt verwezen naar tabel b3.2 in de bijlage. Doorgaans is het aandeel voortijdig schoolverlaters onder jongens groter dan onder meisjes. Ook bij de jongeren van Antilliaanse herkomst in Amersfoort is dat het geval. Onder Antilliaans-Nederlandse meisjes is het aandeel voortijdig schoolverlaters 2,7 procent, onder de Antilliaans-Nederlandse jongens 11,1 procent. Ant illiaanse Nederlanders
6,8 Nieuw vsv (%)
totale bevolking
3,5
11,1 M an
4,2 2,7
Vrouw
2,7
10,4 1e generatie
6,7 5,2
2e generatie
12-16 jaar
5,1
0,0 0,9 19,7
17-19 jaar
8,4 5,7
20-22 jaar
vo
8,2
0,0 1,0 16,3
mbo
9,0 0,0
Figuur 3.5a:
5,0
10,0
15,0
20,0
Aandeel nieuwe vsv-ers (12-22 jaar) onder Antilliaanse Nederlanders naar achtergrondkenmerken, in schooljaar 2009/2010 (in procenten van betreffende deelpopulatie) Bron: BRON, DUO, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
30
Onderwijs
Onder de eerste generatie Antilliaanse Nederlanders is het aandeel vsv-ers duidelijk hoger dan onder de tweede generatie (respectievelijk 10,4 procent versus 5,2 procent).
Als we kijken naar de Marokkaanse Nederlandse voortijdig schoolverlaters, dan blijkt het aandeel vsv-ers onder jongens veel hoger dan onder meisjes (respectievelijk 10,0 procent versus 0,4 procent) (zie figuur 3.5b). De omvang van eerste generatie Marokkaanse Nederlanders in de leeftijd van 12 t/m 22 jaar is met 27 personen klein. Van deze groep heeft in schooljaar 2009/2010 niemand de school voortijdig verlaten.. Bij zowel Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse jongeren is het aandeel voortijdig schoolverlaters met name in het mbo relatief hoog (respectievelijk 16,3 en 9,7 procent). M arokkaanse Nederlanders
5,2 Nieuw vsv (%)
totale bevolking
3,5
10,0 M an
4,2 0,4
Vrouw
2,7
0,0 1e generatie
6,7 5,5
2e generatie
5,1
0,8
12-16 jaar
0,9 11,8
17-19 jaar
8,4 8,1
20-22 jaar
8,2
0,7
vo
1,0 9,7
mbo
9,0 0,0
Figuur 3.5b:
5,0
10,0
15,0
Aandeel nieuwe vsv-ers (12-22 jaar) onder Marokkaanse Nederlanders, naar achtergrondkenmerken, in schooljaar 2009/2010 (in procenten van betreffende deelpopulatie) Bron: BRON, DUO, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
31
20,0
Hoofdstuk 4
4.1
Arbeid en Uitkering
Inleiding In dit hoofdstuk gaan we in op de arbeids- en uitkeringsituatie van de Antilliaans-Nederlandse en Marokkaans-Nederlandse bevolking. In paragraaf 4.2 wordt allereerst kort ingegaan op de gebruikte begrippen en databronnen. Vervolgens wordt in paragraaf 4.3 gerapporteerd over het aandeel nietwerkende werkzoekenden. Het aandeel werkzoekenden onder Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders is landelijk bezien hoger dan in de totale bevolking. Het reduceren van de oververtegenwoordiging van Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders op dit terrein is een belangrijke doelstelling van het beleid gericht op Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders. We bekijken of er ten opzichte van de totale bevolking van de gemeente een oververtegenwoordiging is van Antilliaans-Nederlandse en MarokkaansNederlandse werkzoekenden en of zich hierin ten opzichte van 2009 veranderingen hebben voorgedaan. In paragraaf 4.4 doen we een soortgelijke analyse voor het aandeel uitkeringsontvangers onder Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders.
4.2
Gebruikte begrippen en databronnen
Niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsontvangers In deze paragraaf gaan we kort in op de gebruikte begrippen. In paragraaf 4.3 rapporteren we over niet-werkende werkzoekenden (NWW) in de leeftijd van 15 t/m 64 jaar. Een niet-werkende werkzoekende is gedefinieerd als een persoon die bij een vestiging van het UWV WERKbedrijf is ingeschreven als een werkzoekende zonder werk of als werkzoekende die minder dan twaalf uur per week werkt met een inschrijfdatum en geen uitschrijfdatum. In paragraaf 4.4 gaan we in op personen die een uitkering ontvangen in het kader van de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet investeren in jongeren (WIJ) en/of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze
33
Hoofdstuk 4
werknemers, respectievelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen (IOAW en IOAZ).10 Veelal wordt gerapporteerd over het percentage niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsontvangers. Deze percentages zijn berekend door het aantal NWW-ers (respectievelijk het aantal uitkeringsontvangers) te delen door het aantal personen in de leeftijd van 15 t/m 64 jaar (de potentiële beroepsbevolking) en te vermenigvuldigen met 100. Data De in dit hoofdstuk gepresenteerde gegevens over niet-werkende werkzoekenden zijn gebaseerd op registraties afkomstig van het UWV WERKbedrijf. Het UWV WERKbedrijf levert aan veel gemeenten jaarlijks een databestand met niet-werkende werkzoekenden per 31 december. Dit databestand is, met toestemming van UWV WERKbedrijf, door de gemeenten aan Risbo doorgeleverd. Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van het bestand met werkzoekenden die per 31-12-2009 bij het UWV WERKbedrijf stonden ingeschreven. De cijfers over uitkeringen zijn afkomstig van de gemeentelijke of regionale uitkeringsinstanties. De cijfers hebben 1-1-2010 als peildatum.
4.3
Werkzoekenden In figuur 4.1a is het aandeel werkzoekenden in de leeftijd van 15 t/m 64 jaar in 2009 en 2010 opgenomen. Per 1 januari 2010 wonen in Amersfoort 97.575 personen van 15 t/m 64 jaar. Daarvan staan er 3.613 (3,7 procent) als nietwerkende werkzoekende bij het UWV WERKbedrijf ingeschreven. Het aandeel niet-werkende werkzoekenden is gestegen ten opzichte van 2009. Toen stond 3,4 procent van de 15 t/m 64-jarigen als niet-werkende werkzoekende ingeschreven. (zie ook tabel 4.1) Van de 1.228 Antilliaanse Nederlanders van 15 t/m 64 jaar zijn er 107 (8,7 procent) als niet-werkende werkzoekende geregistreerd. Het aandeel Antilliaans-Nederlandse werkzoekenden is toegenomen ten opzichte van 2009, toen 7,8 procent als niet werkende werkzoekende stond ingeschreven. Van de 2.771 Marokkaanse Nederlanders van 15 t/m 64 jaar zijn er 247 (8,9 procent) als niet-werkende werkzoekende geregistreerd. Dit aandeel is kleiner dan het percentage van 10,4 in 2009.
10
34
In een paar gemeenten zijn ook enkele personen die een uitkering ontvangen in het kader van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars (WIK) in het bestand opgenomen. Deze blijven in de navolgende analyses buiten beschouwing.
Arbeid en Uitkering
14,0 12,8 12,0 11,2 10,4 10,0 8,9
8,7 8,0
7,8 7,3
7,6 6,9
6,0
5,6 4,3 3,8
4,0
3,4
3,7
2,7 2,2 2,0
0,0
Figuur 4.1a:
2009 2010
2009 2010
2009 2010
2009 2010
2009 2010
Antilliaans
Marokkaans
Surinaams
Turks
ov. niet-w esters w esters
2009 2010
2009 2010
2009 2010
autochtoon
totaal
Werkzoekenden (15-64 jaar) naar etnische herkomst, per 1 januari 2009 en 2010 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep) Bron: UWV WERKbedrijf, bewerking Risbo
Oververtegenwoordiging Het aandeel niet-werkende werkzoekenden onder Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders is groter dan in de totale bevolking van Amersfoort. Een doelstelling van het beleid is het terugdringen van de oververtegenwoordiging van Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse niet-werkende werkzoekenden. De oververtegenwoordiging geeft aan in hoeverre het percentage Antilliaansen Marokkaans-Nederlandse werkzoekenden afwijkt van dat onder de hele bevolking in de gemeente. De oververtegenwoordiging wordt berekend door het verschil tussen het aandeel werkzoekenden in de totale groep en de groep van Antilliaanse (of Marokkaanse) Nederlanders te delen door het aandeel in de totale groep. 11 In tabel 4.1 is per herkomstgroep het aantal en aandeel werkzoekenden onder 15 t/m 64-jarigen en het percentage oververtegenwoordiging weergegeven voor de afgelopen twee jaar. Van alle 15 t/m 64-jarigen is 3,7 procent werkzoekend. Van de Antilliaanse Nederlanders in de leeftijd van 15 t/m 64 jaar is 8,7 procent werkzoekend. De oververtegenwoordiging van de Antilliaans-Nederlandse werkzoekenden ten 11
35
Een rekenvoorbeeld: als van alle 15-64 jarigen in de gemeente 8% al werkzoekende staat ingeschreven en van de 15-64 jarigen in de herkomstgroep 10% dan is de oververtegenwoordiging: ((10-8)/8)*100=25%
Hoofdstuk 4
opzichte van de totale bevolking is 135 procent.12 Dat is 3 procentpunten hoger dan de oververtegenwoordiging van 132 procent in 2009. Onder de AntilliaansNederlandse werkzoekenden gaat het om een toename van 13 personen, onder de totale groep werkzoekenden om een toename van 325 personen. Van de 15 t/m 64-jarige Marokkaanse Nederlanders is 8,9 procent werkzoekend. De oververtegenwoordiging van de Marokkaans-Nederlandse werkzoekenden is 141 procent. Dat is 67 procentpunten lager dan de oververtegenwoordiging van 208 procent in 2009. Onder MarokkaansNederlandse werkzoekenden gaat het om een afname van 36 personen. Tabel 4.1: Werkzoekenden (15-64 jaar) naar etnische herkomst, per 1 januari 2009 en 2010 Antilliaans
Marokkaans
2009
2010
1.201
1.228
werkzoekenden
94
107
% werkzoekenden
7,8
8,7
oververtegenwoordiging
132
135
3
bevolking van 15 t/m 64 jaar
verschil
totaal
2009
2010
verschil
2009
2010
2.717
2.771
13
283
247
0,9
10,4
8,9
208
141
-67
96.561
97.575
-36
3.261
3.613
352
-1,5
3,4
3,7
0,3
nvt
nvt
nvt
Bron: UWV WERKbedrijf, bewerking Risbo
12
36
Het percentage oververtegenwoordiging is berekend op basis van de niet-afgeronde percentages.
verschil
Arbeid en Uitkering
Jongeren In deze paragraaf kijken we naar het aandeel werkzoekenden onder Antilliaansen Marokkaans-Nederlandse jongeren in vergelijking met het aandeel werkzoekenden onder alle jongeren in Amersfoort. Als we figuur 4.1a vergelijken met figuur 4.1b zien we dat het aandeel werkzoekenden onder jongeren van 15 t/m 24 jaar lager is dan onder ouderen. Er wonen 16.299 jongeren van 15 t/m 24 jaar in Amersfoort (zie ook tabel 4.2). Daarvan staan er 287 (1,8 procent) als werkzoekende geregistreerd. Het aandeel werkzoekende jongeren is toegenomen in vergelijking met 2009. Toen was 1,3 procent als werkzoekende ingeschreven (zie figuur 4.1b). Van de 333 Antilliaanse Nederlanders jongeren zijn er 19 (5,7 procent) werkzoekend. In 2009 was het percentage werkzoekenden lager, namelijk 2,8 procent. Van de 702 Marokkaanse Nederlanders van 15 t/m 24 jaar zijn er 27 (3,8 procent) werkzoekend. In 2009 was dit 2,8 procent. Ook onder MarokkaansNederlandse jongeren is het aandeel werkzoekenden afgelopen jaar gestegen. 14,0
12,0
10,0
8,0
5,7
6,0
3,8
4,0 2,8
3,7
3,6 3,0
2,8
2,9
2,5 2,0
1,8
2,0 1,0
1,3
1,3
0,9
0,4 0,0
Figuur 4.1b:
2009 2010
2009 2010
2009 2010
2009 2010
2009 2010
Antilliaans
Marokkaans
Surinaams
Turks
ov. niet-w esters w esters
2009 2010
2009 2010
2009 2010
autochtoon
totaal
Werkzoekenden (15-24 jaar) naar etnische herkomst, per 1 januari 2009 en 2010 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep) Bron: UWV WERKbedrijf, bewerking Risbo
37
Hoofdstuk 4
Oververtegenwoordiging In tabel 4.2 is per herkomstgroep het aantal en aandeel werkzoekenden onder 15 t/m 24-jarigen en het oververtegenwoordigingpercentage weergegeven voor de afgelopen twee jaar. De oververtegenwoordiging van de AntilliaansNederlandse werkzoekende jongeren ten opzichte van de totale groep jongeren is 224 procent. Dit is 112 procentpunten hoger dan de oververtegenwoordiging van 112 procent in 2009. Onder de Antilliaans-Nederlandse werkzoekende jongeren gaat het om een toename van 10 personen, onder de totale groep jongeren om een toename van 78 personen. De oververtegenwoordiging van de 15 t/m 24-jarige Marokkaans-Nederlandse werkzoekenden ten opzichte van de totale bevolking komt voor Amersfoort uit op 118 procent. Dat is 5 procentpunten hoger dan de oververtegenwoordiging van 113 procent in 2009. Onder Marokkaans-Nederlandse werkzoekende jongeren gaat het om een toename van 8 personen. Tabel 4.2: Werkzoekenden (15-24 jaar) naar etnische herkomst, per 1 januari 2009 en 2010 Antilliaans
Marokkaans
2009
2010
327
333
9
19
10
% werkzoekenden
2,8
5,7
oververtegenwoordiging
112
224
jongeren van 15 t/m 24 jaar werkzoekenden
verschil
totaal
2009
2010
verschil
2009
2010
686
702
19
27
8
2,9
2,8
3,8
112
113
118
verschil
16.062
16.299
209
287
78
1,0
1,3
1,8
0,5
5
nvt
nvt
nvt
Bron: UWV WERKbedrijf, bewerking Risbo
In de tabellen b4.5 en b4.6 in de bijlage wordt het aantal en het percentage werkzoekenden en de oververtegenwoordiging gepresenteerd voor alle 22 Antillianengemeenten en de 22 gemeenten van het samenwerkingsverband Marokkaanse Nederlanders.
4.3.1
Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse werkzoekenden naar achtergrondkenmerken In figuur 4.2a en 4.2b wordt het aandeel werkzoekenden uitgesplitst naar geslacht, leeftijd en generatie. Het aantal Antilliaans-Nederlandse en Marokkaans-Nederlandse werkzoekenden is diverse subgroepen (zeer) beperkt. De resultaten van deze analyses waarin wordt uitgesplitst naar subgroepen moeten daarom voorzichtig worden geïnterpreteerd. Voor absolute aantallen wordt verwezen naar tabel b4.1 in de bijlage. In figuur 4.2a zien we dat van de Antilliaans-Nederlandse mannen een groter deel (9,4 procent) werkzoekend is dan van de Antilliaans-Nederlandse vrouwen (8,1 procent).
38
Arbeid en Uitkering
Het percentage werkzoekenden onder de eerste generatie Antilliaanse Nederlanders is met 11,0 procent veel hoger dan onder de tweede generatie (4,3 procent). Dit kan deels het gevolg zijn van het verschil in de leeftijdsopbouw tussen de eerste en tweede generatie. De tweede generatie Antilliaanse Nederlanders is gemiddeld genomen jonger (zie figuur 2.5a) en het aandeel werkzoekenden onder jongeren is veel kleiner dan onder ouderen. Ook als we hiervoor corrigeren door generaties te vergelijken binnen de onderscheiden leeftijdsgroepen is het aandeel werkzoekenden onder de eerste generatie Antilliaanse Nederlanders hoger dan onder de tweede generatie Antilliaanse Nederlanders. Van alle jongeren in de leeftijd van 15 t/m 24 jaar is 1,8 procent als werkzoekende ingeschreven bij UWV WERKbedrijf (zie ook b4.1 in de bijlage). Het aandeel werkzoekenden onder Antilliaans-Nederlandse jongeren in deze leeftijdsgroep is met 5,4 procent hoger. Verder geldt: hoe ouder men is, hoe hoger het percentage werkzoekenden. Van de 55-64-jarige Antilliaanse Nederlanders is 14,0 procent werkzoekend, in de totale groep 55-64-jarigen in Amersfoort is 4,2 procent werkzoekend.
39
Hoofdstuk 4
3,7
totale bevolking
9,4
Man
3,8 8,1
Vrouw
3,6
11,0
1e generatie
9,3 4,3 3,8
2e generatie
5,7
15-24 jaar
1,8 8,5
25-34 jaar
3,5 6,8
35-44 jaar
4,1 11,9
45-54 jaar
4,6 14,0
55-64 jaar
4,2
7,4
15-24 jaar, 1e generatie
4,3 4,6
15-24 jaar, 2e generatie
2,4
10,1
25-34 jaar, 1e generatie
7,7 6,6
25-34 jaar, 2e generatie
5,0
0,0
Figuur 4.2a:
Antilliaanse Nederlanders
8,7
Bevollking (15-64 jaar)
5,0
10,0
15,0
20,0
25,0
30,0
Aandeel Antilliaans-Nederlandse werkzoekenden (15-64 jaar) naar achtergrondkenmerken, per 1 januari 2010 (in procenten van betreffende deelpopulatie) Bron: UWV WERKbedrijf, bewerking Risbo
40
Arbeid en Uitkering
In figuur 4.2b zien we dat het percentage werkzoekenden onder MarokkaansNederlandse mannen hoger ligt dan onder Marokkaans-Nederlandse vrouwen (respectievelijk 10,0 procent en 7,9 procent). Bij de Marokkaanse Nederlanders is het percentage werkzoekenden, net als bij de Antilliaanse Nederlanders, onder de eerste generatie veel hoger dan onder de tweede generatie. Ook hier kan dit deels het gevolg zijn van het verschil in de leeftijdsopbouw tussen de eerste en tweede generatie. De tweede generatie Marokkaanse Nederlanders is gemiddeld genomen veel jonger (zie figuur 2.5b) en het aandeel werkzoekenden onder jongeren is veel kleiner dan onder ouderen. Ook als we hiervoor corrigeren door generaties te vergelijken binnen de onderscheiden leeftijdsgroepen is het aandeel werkzoekenden onder de eerste generatie onder de 15-24-jarigen hoger dan bij de tweede generatie Marokkaanse Nederlanders (7,8 procent tegenover 3,2 procent bij de 15-24jarigen). Onder de 25-34-jarigen is er nauwelijks verschil tussen de generaties. Het aandeel werkzoekenden onder Marokkaans-Nederlandse jongeren in de leeftijd van 15 t/m 24 jaar is met 3,8 procent hoger dan onder de totale bevolking van Amersfoort (1,8 procent). Het aantal Marokkaans-Nederlandse jonge werkzoekenden is (zeer) beperkt. Deze resultaten moeten daarom voorzichtig moeten worden geïnterpreteerd. Voor absolute aantallen wordt verwezen naar tabel b4.2 in de bijlage. In het algemeen geldt dat het aandeel werkzoekenden verder toeneemt naarmate de leeftijd stijgt. Onder de Marokkaans-Nederlandse bevolking zien we dit beeld ook, echter het hoogste aandeel werkzoekenden vinden we onder de 45-54 jarige Marokkaanse Nederlanders (14,4 procent). Dit percentage ligt ver boven het gemiddelde. Van de totale groep 45-54-jarigen in Amersfoort is 4,6 procent werkzoekend.
41
Hoofdstuk 4
3,7
Man
3,8
totale bevolking
10,0 7,9
Vrouw
3,6
10,9
1e generatie
9,3 4,9
2e generatie
3,8
3,8
15-24 jaar
1,8 7,9
25-34 jaar
3,5 11,3
35-44 jaar
4,1 14,4
45-54 jaar
4,6 12,4
55-64 jaar
4,2
15-24 jaar, 1e generatie
4,3
7,8 3,2 2,4
15-24 jaar, 2e generatie
7,7 7,7
25-34 jaar, 1e generatie
8,3
25-34 jaar, 2e generatie
5,0
0,0
Figuur 4.2b:
Marokkaanse Nederlanders
8,9
Bevollking (15-64 jaar)
5,0
10,0
15,0
20,0
25,0
30,0
Aandeel Marokkaans-Nederlandse werkzoekenden (15-64 jaar) naar achtergrondkenmerken, per 1 januari 2010 (in procenten van betreffende deelpopulatie) Bron: UWV WERKbedrijf, bewerking Risbo
Kenmerken van werkzoekenden In tabel b4.3 in de bijlage wordt stilgestaan bij enkele andere kenmerken van de werkzoekenden, namelijk; duur, opleidingsniveau en beroepsniveau. We zien dat van de Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse werkzoekenden 53,3 respectievelijk 42,9 procent korter dan 6 maanden werkzoekend is. De Marokkaans-Nederlandse werkzoekenden zijn in het algemeen lager opgeleid dan de gemiddelde werkzoekende in Amersfoort. Ook het
42
Arbeid en Uitkering
beroepsniveau van Marokkaanse Nederlanders is lager dan dat van de totale groep werkzoekenden. Voor de Antilliaans-Nederlandse werkzoekenden zijn deze verschillen minder groot.
4.4
Uitkeringen In deze paragraaf staan personen die afhankelijk zijn van een uitkering centraal. Van de 97.575 inwoners in Amersfoort in de leeftijd van 15 t/m 64 jaar zijn er 2.302 (2,4 procent) afhankelijk van een uitkering in het kader van de WWB, WIJ of de IOA (zie figuur 4.3a en tabel 4.3). In 2009 was 2,4 procent van de 15 t/m 64-jarigen afhankelijk van een uitkering. Het aandeel personen dat afhankelijk is van een uitkering is dus vergelijkbaar met het percentage in 2009. Van de 1.228 Antilliaanse Nederlanders van 15 t/m 64 jaar ontvangen er 107 (8,7 procent) een uitkering. Het aandeel uitkeringsafhankelijke Antilliaanse Nederlanders is hoger dan in 2009. Toen was 7,5 procent van de 15-64-jarige Antilliaanse Nederlanders afhankelijk van een uitkering. Van de 2.771 Marokkaanse Nederlanders krijgen er 193 (7,0 procent) een uitkering. De uitkeringsafhankelijkheid van Marokkaanse Nederlanders is gedaald ten opzichte van 2009, toen 7,8 procent afhankelijk was van een uitkering.
43
Hoofdstuk 4
14,0 12,8 12,1 12,0
10,0 8,7 8,0
7,8 7,5 7,0 6,6 5,8
6,0
4,7
4,5
4,0 2,9
2,8 2,4
2,0
1,3
2,4
1,3
0,0
Figuur 4.3a:
2009 2010
2009 2010
2009 2010
2009 2010
2009 2010
Antilliaans
Marokkaans
Surinaams
Turks
ov. niet-w esters w esters
2009 2010
2009 2010
2009 2010
autochtoon
totaal
Personen (15-64 jaar) met een WWB, WIJ of IOA uitkering naar etnische herkomst, per 1 januari 2009 en 2010 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep) Bron: gemeentelijke of regionale uitkeringsinstantie, bewerking Risbo
Oververtegenwoordiging Het aandeel Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders dat afhankelijk is van een uitkering is groter dan van de totale bevolking van Amersfoort. Een doelstelling van het beleid is om deze oververtegenwoordiging te verminderen. De oververtegenwoordiging geeft aan in hoeverre het percentage Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders met een uitkering afwijkt van dat onder de hele bevolking in de gemeente. De oververtegenwoordiging wordt berekend door het verschil tussen het aandeel uitkeringsontvangers in de totale groep en de groep van Antilliaanse (of Marokkaanse) Nederlanders te delen door het aandeel in de totale groep.13 In tabel 4.3 is per herkomstgroep het aantal en aandeel uitkeringsontvangers onder 15 t/m 64-jarigen en de oververtegenwoordiging weergegeven. In 2010 is van alle 15 t/m 64-jarigen 2,4 procent afhankelijk van een uitkering. Onder Antilliaanse Nederlanders in deze leeftijdscategorie is de uitkeringsafhankelijkheid 8,7 procent. De oververtegenwoordiging van de Antilliaans-Nederlandse uitkeringsontvangers bedraagt 269 procent.14 Dat is 57
13
14
44
Een rekenvoorbeeld: als van alle 15-64 jarigen in de gemeente 6% afhankelijk is van een uitkering en van de 15-64 jarigen in de herkomstgroep 12% dan is de oververtegenwoordiging: ((12-6)/6)*100=100% Het percentage oververtegenwoordiging is berekend op basis van de niet-afgeronde percentages.
Arbeid en Uitkering
procentpunten hoger dan in 2009, toen deze 212 procent bedroeg. Bij de Antilliaanse Nederlanders met een uitkering gaat het om een toename van 17 personen, onder de totale groep om een afname van 18 personen. In 2010 ontvangt 7,0 procent van de 15 t/m 64-jarige Marokkaanse Nederlanders een uitkering. De oververtegenwoordiging komt in 2010 uit op 195 procent. Dat is 31 procentpunten lager dan de oververtegenwoordiging van 226 procent in 2009. Onder Marokkaans-Nederlandse uitkeringsontvangers gaat het om een afname van 20 personen. Tabel 4.3: Personen (15-64 jaar) met een WWB, WIJ of IOA uitkering naar etnische herkomst, per 1 januari 2009 en 2010 Antilliaans
bevolking van 15 t/m 64 jaar uitkeringen (N)
Marokkaans
2009
2010
verschil
1.201
1.228
90
107
17
totaal
2009
2010
verschil
2.717
2.771
213
193
-20
2009
2010
verschil
96.561
97.575
2.320
2.302
-18
uitkeringen (%)
7,5
8,7
1,2
7,8
7,0
-0,8
2,4
2,4
0,0
oververtegenwoordiging (%)
212
269
57
226
195
-31
nvt
nvt
nvt
Bron: gemeentelijke of regionale uitkeringsinstantie, bewerking Risbo
45
Hoofdstuk 4
Jongeren In deze paragraaf kijken we naar de mate van uitkeringsafhankelijkheid van Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse jongeren in vergelijking met de uitkeringsafhankelijkheid van alle jongeren in Amersfoort. Als we figuur 4.3b vergelijken met figuur 4.3a, blijkt dat de uitkeringsafhankelijkheid van 15 t/m 24 jarige jongeren veel kleiner is dan van 15 t/m 64 jarigen. Er zijn in Amersfoort 16.299 jongeren. Daarvan ontvangen er 144 (0,9 procent) een uitkering. Dit betekent een lichte toename in vergelijking met 2009 toen 0,8 procent van de jongeren een uitkering ontving. Van de 333 Antilliaans-Nederlandse jongeren zijn 13 (3,9 procent) afhankelijk van een uitkering. Dat was in 2009 1,8 procent. Van de 702 MarokkaansNederlandse jongeren krijgen 11 (1,6 procent) een uitkering. We zien dat het percentage Marokkaans-Nederlandse jongeren ten opzichte van 2009 toegenomen is. Toen ontving 1,2 procent van de Marokkaans-Nederlandse jongeren een uitkering.
14,0
12,0
10,0
8,0
6,0
3,9
4,0
3,0 2,4 2,0
1,9
1,8
1,6 1,2
1,5
1,4
1,2
1,1
0,7
0,5
0,5
0,8
0,9
0,0
Figuur 4.3b:
2009 2010
2009 2010
2009 2010
2009 2010
2009 2010
2009 2010
Antilliaans
Marokkaans
Surinaams
Turks
ov. niet-w esters w esters
2009 2010
2009 2010
autochtoon
totaal
Personen (15-24 jaar) met een WWB, WIJ of IOA uitkering naar etnische herkomst, per 1 januari 2009 en 2010 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep) Bron: gemeentelijke of regionale uitkeringsinstantie, bewerking Risbo
46
Arbeid en Uitkering
Oververtegenwoordiging In tabel 4.4 is het aantal en aandeel uitkeringsontvangers en het oververtegenwoordigingpercentage onder 15 t/m 24-jarigen weergegeven. De oververtegenwoordiging van de 15 t/m 24-jarige Antilliaans-Nederlandse uitkeringsontvangers komt voor 2010 uit op 342 procent. Dat is 204 procentpunten hoger dan de oververtegenwoordiging van 138 procent in 2009. Onder de jonge Antilliaanse Nederlanders met een uitkering gaat het om een toename van 7 personen, onder de totale groep jongeren om een toename van 20 personen. Voor de 15 t/m 24-jarige Marokkaans-Nederlandse uitkeringsontvangers is de oververtegenwoordiging 77 procent, dat is 26 procentpunten hoger dan de oververtegenwoordiging van 51 procent in 2009. Onder jonge MarokkaansNederlandse uitkeringsontvangers gaat het om een toename van 3 personen. Tabel 4.4: Personen (15-24 jaar) met een WWB, WIJ of IOA uitkering naar etnische herkomst, per 1 januari 2009 en 2010 Antilliaans
jongeren van 15 t/m 24 jaar
2009
2010
Marokkaans verschil
2009
2010
totaal verschil
2009
2010
verschil
327
333
686
702
16.062
16.299
uitkeringen (N)
6
13
7
8
11
3
124
144
20
uitkeringen (%)
1,8
3,9
2,1
1,2
1,6
0,4
0,8
0,9
0,1
oververtegenwoordiging (%)
138
342
204
51
77
26
nvt
nvt
nvt
Bron: gemeentelijke of regionale uitkeringsinstantie, bewerking Risbo
In de tabellen b4.7 en b4.8 in de bijlage wordt het aantal en het percentage uitkeringsontvangers en de oververtegenwoordiging gepresenteerd voor alle 22 Antillianengemeenten en de 22 gemeenten van het samenwerkingsverband Marokkaanse Nederlanders.
4.4.1
Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse uitkeringsontvangers naar achtergrondkenmerken In figuur 4.4a en 4.4b wordt het aandeel uitkeringsontvangers uitgesplitst naar geslacht, leeftijd en generatie. Het aantal Antilliaans- en MarokkaansNederlandse uitkeringsontvangers is in diverse subgroepen (zeer) beperkt. De resultaten van deze analyses waarin wordt uitgesplitst naar subgroepen moeten daarom voorzichtig worden geïnterpreteerd. Voor absolute aantallen wordt verwezen naar tabel b4.2 in de bijlage. In figuur 4.4a zien we dat Antilliaans-Nederlandse vrouwen veel vaker afhankelijk zijn van een uitkering dan Antilliaans-Nederlandse mannen en dat de uitkeringsafhankelijkheid onder ouderen veel groter is dan onder jongeren.
47
Hoofdstuk 4
Verder zien we dat de tweede generatie veel minder vaak afhankelijk is van een uitkering dan de eerste generatie. Dit kan deels het gevolg zijn van het verschil in de leeftijdsopbouw tussen de eerste en tweede generatie. Als we hiervoor corrigeren zien we dat het aandeel uitkeringsontvangers onder de eerste generatie Antilliaanse Nederlanders nog steeds hoger is dan onder de tweede generatie Antilliaanse Nederlanders.
2,4
totale bevolking
4,2
Man
2,0 13,0
Vrouw
2,7
11,5
1e generatie
8,7 3,3
2e generatie
2,0
3,9
15-24 jaar
0,9 7,7
25-34 jaar
2,2 8,4
35-44 jaar
2,5 14,0
45-54 jaar
2,9 13,3
55-64 jaar
3,2
15-24 jaar, 1e generatie
3,2
5,1 3,0
15-24 jaar, 2e generatie
1,2
10,1
25-34 jaar, 1e generatie
7,7 5,0
25-34 jaar, 2e generatie
2,8
0,0
Figuur 4.4a:
Antilliaanse Nederlanders
8,7
Bevollking (15-64 jaar)
5,0
10,0
15,0
20,0
25,0
30,0
Aandeel Antilliaanse Nederlanders (15-64 jaar) met een WWB, WIJ of IOA uitkering naar achtergrondkenmerken, per 1 januari 2010 (in procenten van betreffende deelpopulatie) Bron: gemeentelijke of regionale uitkeringsinstanties
48
Arbeid en Uitkering
Uit figuur 4.4b blijkt dat er nauwelijks verschil is tussen de uitkeringsafhankelijkheid Marokkaans-Nederlandse mannen en MarokkaansNederlandse vrouwen. Verder blijkt dat de tweede generatie Marokkaanse Nederlanders uit Amersfoort veel minder vaak afhankelijk van een uitkering is dan de eerste generatie. Dit is deels het gevolg van het verschil in de leeftijdsopbouw tussen de eerste en tweede generatie Marokkaanse Nederlanders. De tweede generatie is gemiddeld genomen veel jonger en het aandeel uitkeringsontvangers onder jongeren is veel kleiner dan onder ouderen. We corrigeren hiervoor door generaties te vergelijken binnen de onderscheiden leeftijdsgroepen. Na correctie blijft het verschil tussen de eerste en tweede generatie voor de 15-24-jarigen bestaan. In de opvolgende leeftijdsgroep van 25 t/m 34 jaar is het verschil nagenoeg verdwenen.
Kenmerken van uitkeringsontvangers In tabel b4.4 in de bijlage worden cijfers gepresenteerd over de uitkeringsduur. Van de Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse uitkeringsontvangers is een groot deel al langdurig afhankelijk van een uitkering. Dit geldt overigens ook voor de totale groep uitkeringsontvangers in Amersfoort. Van de Antilliaans-Nederlandse uitkeringsontvangers is 28 procent 5 jaar of langer afhankelijk van een uitkering, van de Marokkaans-Nederlandse uitkeringsontvangers is dat 28,5 procent. Van alle uitkeringsontvangers van Amersfoort is een nog iets groter deel (32,2 procent) al 5 jaar of langer afhankelijk van een uitkering.
49
Hoofdstuk 4
2,4
totale bevolking
6,9
Man
2,0 7,0
Vrouw
2,7
8,9 8,7
1e generatie 3,0
2e generatie
2,0
1,6 0,9
15-24 jaar
6,9
25-34 jaar
2,2 7,6
35-44 jaar
2,5 14,7
45-54 jaar
2,9 10,2
55-64 jaar
3,2
2,9 3,2
15-24 jaar, 1e generatie 1,3 1,2
15-24 jaar, 2e generatie
7,2 7,7
25-34 jaar, 1e generatie
6,5
25-34 jaar, 2e generatie
2,8
0,0
Figuur 4.4b:
Marokkaanse Nederlanders
7,0
Bevollking (15-64 jaar)
5,0
10,0
15,0
20,0
Aandeel Marokkaanse Nederlanders (15-64 jaar) met een WWB, WIJ of IOA uitkering naar achtergrondkenmerken, per 1 januari 2010 (in procenten van betreffende deelpopulatie) Bron: gemeentelijke of regionale uitkeringsinstanties
50
25,0
30,0
Hoofdstuk 5
5.1
Criminaliteit
Inleiding Het huidige beleid richt zich tevens op het verminderen van criminaliteit. In dit hoofdstuk wordt stilgestaan bij de omvang en aard van criminaliteit onder de Antilliaans-Nederlandse en Marokkaans-Nederlandse bevolking in Amersfoort. Daarbij wordt een vergelijking gemaakt met het aandeel verdachten onder andere grote herkomstgroepen en onder de totale bevolking van Amersfoort. In paragraaf 5.2 wordt kort ingegaan op de gebruikte begrippen en de databron. In paragraaf 5.3 wordt aandacht geschonken aan de omvang van de criminaliteit onder de Antilliaans-Nederlandse en Marokkaans-Nederlandse bevolking in het jaar 2010. We bekijken of er ten opzichte van de totale bevolking van de gemeente een oververtegenwoordiging is van AntilliaansNederlandse en Marokkaans-Nederlandse verdachten en of zich hierin ten opzichte van 2009 veranderingen hebben voorgedaan. Vervolgens gaan we in op de achtergrondkenmerken en de oververtegenwoordiging van AntilliaansNederlandse en Marokkaans-Nederlandse verdachten in de bevolking van Amersfoort. In paragraaf 5.4 worden verdachtencijfers gepresenteerd voor de periode 2006-2010. Het gaat hier om welk deel van de per 1 januari 2010 in Amersfoort ingeschreven bevolking op enig moment in de periode 2006-2010 minimaal één keer in aanraking met de politie is gekomen op verdenking van betrokkenheid bij een misdrijf. Vervolgens komt in paragraaf 5.5 de pleegcarrière aan de orde en wordt in paragraaf 5.6 ingegaan op het type misdrijven waar Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders van verdacht worden.
5.2
Gebruikte begrippen en databron
Verdachten, antecedenten en misdrijven In deze paragraaf gaan we kort in op de gebruikte begrippen. We maken onderscheid tussen verdachten, antecedenten en misdrijven. Er wordt eerst gerapporteerd over (het percentage) verdachten. Een persoon staat als verdachte geregistreerd indien tegen hem proces-verbaal is opgemaakt ter
51
Hoofdstuk 5
zake van één of meer misdrijven/delicten. Zo’n proces-verbaal wordt een antecedent genoemd. In een proces-verbaal of antecedent kunnen meerdere misdrijven worden geregistreerd. Men kan hierbij denken aan een winkeldiefstal waarbij ook mishandeling heeft plaatsgevonden. Indien van deze gebeurtenis proces-verbaal wordt opgemaakt, zullen hierin meerdere wetsartikelen worden vermeld. Uiteraard komt het ook voor dat in een bepaald jaar een persoon meer dan één keer met de politie in aanraking komt op verdenking van een misdrijf. Van een persoon die in een bepaald jaar drie keer is opgepakt door de politie voor een misdrijf en waartegen evenzoveel keer proces-verbaal is opgemaakt staan dan drie antecedenten geregistreerd. Het totaal aantal geregistreerde antecedenten en misdrijven in een bepaalde periode is dus bijna per definitie groter dan het totaal aantal geregistreerde verdachten. In paragraaf 5.5 wordt nagegaan of een verdachte eenmalig of vaker verdacht is geweest van een misdrijf. Hiervoor wordt de term pleegcarrière gebruikt. Verdachten worden onderscheiden naar beginners, meerplegers en veelplegers. Voor verdere uitleg zie paragraaf 5.5 en de begrippenlijst en technische toelichting in de bijlagen. Databron Voor dit hoofdstuk maken we gebruik van verdachtenregistraties uit het zogenaamde Herkenningsdienstsysteem (HKS). De gegevens zijn afkomstig van de Dienst IPOL van het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD). De Dienst IPOL verzamelt jaarlijks data vanuit het HKS. In het HKS worden verdachten geregistreerd tegen wie een proces-verbaal is opgemaakt wegens een misdrijf. Het is de overtuiging van de politie dat het daders zijn. Voor deze personen is proces-verbaal van opsporing gemaakt en verstuurd naar het Openbaar Ministerie. De rechter moet zich er nog over uitspreken. We rapporteren dus over verdachten en niet over veroordeelden. Cijfers 2010 De cijfers over het meest recent verlopen jaar (hier dus 2010) zijn altijd voorlopige cijfers. Deze cijfers worden in het eerste kwartaal van het komende jaar (2012) pas definitief. De daderaantallen lopen in vrijwel alle korpsen sinds 2008 terug. Dit wordt mogelijk mede veroorzaakt door de invoering van het nieuwe bedrijfsprocessensysteem BVH (Basisvoorziening Handhaving). De invoering van dit systeem heeft de administratieve druk bij de korpsen opgevoerd waardoor in sommige regio’s ook de registratie in HKS onder tijdsdruk kwam te staan met als gevolg registratieachterstanden in HKS. In de technische toelichting is hier nader op ingegaan. Dit geldt echter voor alle bevolkingsgroepen zodat het vergelijken van percentages wel mogelijk is.
52
Criminaliteit
Koppeling Geregistreerde verdachten in 2010 zijn op basis van het versleutelde persoonsnummer gekoppeld aan het bevolkingsbestand per 1 januari 2010. Indien het persoonsnummer in de verdachtenregistratie niet bekend is, kan er per definitie geen koppeling worden gemaakt met het bevolkingsbestand. Verdachten zonder valide persoonsnummer zijn in onderstaande tabellen dus niet opgenomen. in een van de betrokken gemeenten zijn komen wonen, vallen buiten onderstaande analyses. De gepresenteerde verdachtenpercentages en aantallen kunnen daardoor verschillen van de door de Dienst IPOL gepresenteerde cijfers. Voor meer informatie over het HKS verwijzen we naar de begrippenlijst en technische toelichting in de bijlagen.
5.3
Verdachten 2010 In deze paragraaf gaan we in op verdachten van 12 jaar en ouder. Per 1 januari 2010 telt Amersfoort 120.238 inwoners van 12 jaar of ouder. In het jaar 2010 komen er hiervan 1.405 (1,2 procent) in aanraking met de politie op verdenking van een misdrijf en worden als verdachte in het HKS geregistreerd (zie figuur 5.1a, en tabel 5.1). Het percentage verdachten is ten opzichte van 2009 (1,5 procent) gedaald. Van de 1.384 Antilliaanse Nederlanders van 12 jaar of ouder worden er 56 (4,0 procent) verdacht van een misdrijf. Dit is minder dan in 2009. Toen werd 7,0 procent verdacht van een misdrijf. Van de 3.209 Marokkaanse Nederlanders van 12 jaar en ouder worden 159 (5,0 procent) personen verdacht. Het percentage verdachten onder Marokkaanse Nederlanders is lager dan in 2009, toen 6 procent werd verdacht van een misdrijf.
53
Hoofdstuk 5
12,0
10,0
8,0 7,0 6,0 6,0 5,0 4,0
4,0
3,9
4,0 3,3
3,4
2,3
2,5
2,0 1,3
1,5 1,1
1,1
1,2 0,8
0,0
Figuur 5.1a:
2009 2010
2009 2010
2009 2010
2009 2010
2009 2010
2009 2010
2009 2010
2009 2010
Antilliaans
Marokkaans
Surinaams
Turks
ov. niet-w esters
w esters
autochtoon
totaal
Verdachten (12 jaar en ouder), in 2009 en 2010 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep per 1 januari) Bron: HKS, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
Oververtegenwoordiging De oververtegenwoordiging geeft aan in welke mate het verdachtenpercentage van Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders afwijkt van dat van de hele bevolking in de gemeente. De oververtegenwoordiging wordt berekend door het verschil tussen het aandeel verdachten in de totale groep en de groep van Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse te delen door het aandeel in de totale groep.15 In tabel 5.1 is per herkomstgroep het aantal en aandeel verdachten van 12 jaar en ouder en het percentage oververtegenwoordiging weergegeven. Van alle personen van 12 jaar en ouder staat 1,2 procent geregistreerd als verdachte. Van de Antilliaanse Nederlanders van 12 jaar en ouder is 4,0 procent verdacht. De oververtegenwoordiging van Antilliaans-Nederlandse verdachten van 12 jaar en ouder komt uit op 246 procent.16 Dat is 106 procentpunten lager dan de oververtegenwoordiging in 2009 die toen 352 procent bedroeg. Onder
15
16
54
Een rekenvoorbeeld: als van alle personen van 12 jaar en ouder in de gemeente 3% wordt verdacht en van de personen van 12 jaar en ouder in de herkomstgroep 6% dan is de oververtegenwoordiging: ((63)/3)*100=100% Het percentage oververtegenwoordiging is berekend op basis van de niet-afgeronde percentages.
Criminaliteit
de Antilliaans-Nederlandse verdachten gaat het om een afname van 38 personen, onder de totale groep om een afname van 424 personen. Van Marokkaanse Nederlanders van 12 jaar en ouder staat 5,0 procent geregistreerd als verdachte. De oververtegenwoordiging voor de MarokkaansNederlandse verdachten van 12 jaar en ouder is 324 procent, dat is 31 procentpunten hoger dan de oververtegenwoordiging van 293 procent in 2009. Onder Marokkaans-Nederlandse verdachten gaat het om een afname van 31 personen. Tabel 5.1: Personen (12 jaar en ouder) verdacht van een misdrijf, naar etnische herkomst, 2009 en 2010 Antilliaans
bevolking 12 jaar en ouder
2009
2010
1.351
1.384
94
56
verdacht (N)
Marokkaans verschil
-38
totaal
2009
2010
verschil
3.141
3.209
190
159
-31
2009
2010
verschil
118.731
120.238
1.829
1.405
-424
verdacht (%)
7,0
4,0
-3,0
6,0
5,0
-1,0
1,5
1,2
-0,3
oververtegenwoordiging (%)
352
246
-106
293
324
31
nvt
nvt
nvt
Bron: HKS, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
55
Hoofdstuk 5
Jongeren In figuur 5.1b is het percentage verdachten onder jongeren opgenomen. Als we deze figuur vergelijken met figuur 5.1a zien we dat het percentage verdachten onder jongeren is in het algemeen groter dan onder ouderen. Er wonen in Amersfoort 21.733 jongeren in de leeftijd van 12 t/m 24 jaar (zie ook tabel 5.2). In 2010 worden er daarvan 619 verdacht, dat is 2,8 procent. Het aandeel verdachte jongeren is kleiner dan in 2009. Toen werd 3,4 procent van alle 12 t/m 24-jarige jongeren verdacht van een misdrijf. Van de 423 Antilliaans-Nederlandse 12 t/m 24-jarige jongeren worden er 31 (7,3 procent) verdacht. Dat is minder dan de 8,4 procent in 2009. Van de 917 Marokkaans-Nederlandse jongeren worden er 101 (11,0 procent) verdacht. Dat is minder dan het percentage in 2009 (11,6 procent).
12,0
11,6 11,0
10,0
8,4 8,0 7,3
6,1 6,0
6,0 5,4
5,3
4,2 3,8
4,0
3,6
3,4 2,8
2,8 2,4 2,0 2,0
0,0
Figuur 5.1b:
2009 2010
2009 2010
2009 2010
2009 2010
2009 2010
2009 2010
2009 2010
2009 2010
Antilliaans
Marokkaans
Surinaams
Turks
ov. niet-w esters
w esters
autochtoon
totaal
Verdachten (12-24 jaar), in 2009 en 2010 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep per 1 januari) Bron: HKS, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
56
Criminaliteit
Oververtegenwoordiging In tabel 5.2 is per herkomstgroep het aantal en aandeel verdachten onder 12 t/m 24-jarigen en het oververtegenwoordigingpercentage weergegeven voor de afgelopen twee jaar. De oververtegenwoordiging van Antilliaans-Nederlandse verdachten van 12 t/m 24 jaar komt uit op 157 procent. Dat is 11 procentpunten hoger dan de oververtegenwoordiging van 146 procent in 2009. Onder de jonge Antilliaans-Nederlandse verdachten gaat het om een afname van 4 personen, onder de totale groep jongeren om een afname van 115 personen. De oververtegenwoordiging voor de Marokkaans-Nederlandse verdachten van 12 t/m 24 jaar bedraagt 287 procent. Dat is 49 procentpunten hoger dan de oververtegenwoordiging van 238 procent in 2009. Onder jonge MarokkaansNederlandse verdachten gaat het om een afname van 3 personen. Tabel 5.2: Personen (12-24 jaar) verdacht van een misdrijf, naar etnische herkomst, 2009 en 2010 Antilliaans
jongeren 12 t/m 24 jaar
2009
2010
Marokkaans verschil
2009
2010
totaal verschil
2009
2010
verschil
415
423
896
917
21.372
21.733
verdacht (N)
35
31
-4
104
101
-3
734
619
-115
verdacht (%)
8,4
7,3
-1,1
11,6
11,0
-0,6
3,4
2,8
-0,6
oververtegenwoordiging (%)
146
157
11
238
287
49
nvt
nvt
nvt
Bron: HKS, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
In de tabellen b5.4 en b5.5 wordt ook het aantal en het percentage verdachten en de oververtegenwoordiging gepresenteerd voor alle 22 Antillianengemeenten en de 22 gemeenten van het samenwerkingsverband Marokkaanse Nederlanders.
5.3.1
Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse verdachten naar achtergrondkenmerken In de figuren 5.2a en 5.3b wordt het aandeel verdachten uitgesplitst naar subgroepen. Het aantal Antilliaans- en Marokkaans verdachten is diverse subgroepen (zeer) beperkt. De resultaten van deze analyses waarin wordt uitgesplitst naar subgroepen moeten daarom voorzichtig worden geïnterpreteerd. Voor absolute aantallen wordt verwezen naar tabel b3.2 in de bijlage.
Verdachten naar geslacht Mannen worden veel vaker verdacht dan vrouwen. Dit geldt voor zowel de Antilliaanse als voor de Marokkaanse Nederlanders. Van alle vrouwen van 12 57
Hoofdstuk 5
jaar en ouder in Amersfoort wordt in 2010 0,5 procent verdacht. Van de mannen wordt 1,9 procent verdacht van een misdrijf. In 2010 wordt 1,8 procent van de Antilliaans-Nederlandse vrouwen verdacht van een misdrijf. Dit percentage ligt ruim drie keer zo hoog als onder de totale vrouwelijke bevolking van Amersfoort. Van de Marokkaans-Nederlandse vrouwen wordt in 2010 1,2 procent verdacht van een misdrijf. Marokkaans-Nederlandse vrouwen worden dus relatief minder vaak verdacht dan Antilliaans-Nederlandse vrouwen, maar relatief vaker dan de totale vrouwelijke bevolking van Amersfoort. Verdachten naar leeftijd en generatie Leeftijd is een belangrijke indicator voor crimineel gedrag. Het is een bekend gegeven dat de kans op crimineel gedrag vanaf het 12e tot (ongeveer) het 18e levensjaar sterk toeneemt, dan stabiliseert om vervolgens vanaf ongeveer het 20e levensjaar af te nemen.17 We zien dit beeld zowel onder de Antilliaanse Nederlanders als onder Marokkaanse Nederlanders in Amersfoort. Van de minderjarige Antilliaanse Nederlanders wordt 5,2 procent verdacht, van de jongvolwassenen 9,1 procent en van de 25-44 jarigen 3,1 procent (zie figuur 5.2a). Van de Marokkaans-Nederlandse minderjarigen wordt 8,7 procent verdacht, van de jongvolwassenen 13,0 procent. Onder de groep 25-44 jarige Marokkaanse Nederlanders is het percentage verdachten met 3,4 procent aanzienlijk lager (zie figuur 5.2b). Onder Antilliaanse Nederlanders van de eerste generatie is het aandeel verdachten met 4,4 procent iets hoger dan onder de tweede generatie (3,5 procent). Het verschil is echter relatief klein. Onder Marokkaanse Nederlanders lijkt het verschil tussen de eerste en tweede generatie in het percentage verdachten op het eerste gezicht veel groter. Van de eerste generatie Marokkaanse Nederlanders is 2,7 procent verdacht, van de tweede generatie 9,3 procent. Een en ander hangt echter sterk samen met het verschil in leeftijdsopbouw tussen de eerste en tweede generatie Marokkaanse Nederlanders. De tweede generatie is gemiddeld genomen veel jonger en het aandeel verdachten onder jongeren is in het algemeen groter dan onder ouderen. Om te voorkomen dat verschillen in verdachtenpercentages tussen generaties onterecht worden toegeschreven aan een generatie-effect, terwijl er eigenlijk sprake is van een leeftijdseffect, is in figuur 5.2b de analyse opnieuw gemaakt maar nu voor Marokkaans-Nederlandse jongeren in de leeftijd van 12 t/m 24 jaar. We zien dat het verschil tussen de generaties na de correctie voor leeftijd veel kleiner is geworden (9,9 versus 11,2 procent).
17
58
Zie bijvoorbeeld Hirschi, T. en M. Gottfredson (1983). ‘Age and the explanation of crime’. In: The American Journal of Sociology, jg. 89, nr. 3, p. 552-584.
Criminaliteit
Verdachten naar onderwijsniveau en voortijdig schoolverlaten Schoolgaande jongeren die onderwijs volgen op een laag niveau, hebben een grotere kans om in aanraking te komen met de politie op verdenking van een misdrijf dan jongeren die onderwijs volgen op een hoog niveau.18 Deze samenhang zien we zowel bij de totale groep als bij Antilliaans- en MarokkaansNederlandse jongeren in de leeftijd van 12 t/m 22 jaar. Het algemene beeld is dat van de voortijdig schoolverlaters een groter deel wordt verdacht dan van de niet voortijdig schoolverlaters. Van de voortijdig schoolverlaters wordt 13,2 procent verdacht en van de niet voortijdig schoolverlaters 2,7 procent. Ook bij de Antilliaans-Nederlandse en MarokkaansNederlandse jongeren zien we dit beeld. Van de Antilliaans-Nederlandse niet voortijdig schoolverlaters wordt 6,2 procent verdacht, van de AntilliaansNederlandse voortijdig schoolverlaters 40,0 procent Van de Marokkaans-Nederlandse niet voortijdig schoolverlaters wordt 10,8 procent verdacht, van de Marokkaans-Nederlandse voortijdig schoolverlaters 32,0 procent (zie tabel b5.1 in de bijlage). Verdachten naar werk en uitkeringsafhankelijkheid Onder de totale bevolking in Amersfoort en onder de Antilliaans-Nederlandse bevolking zien we dat werkzoekenden vaker worden verdacht dan niet werkzoekenden. Van de Antilliaans-Nederlandse werkzoekenden is 8,4 procent verdacht, van de Antilliaans-Nederlandse niet werkzoekenden 4,0 procent. Onder de Marokkaanse Nederlanders is er nauwelijks verschil. Het percentage verdachten onder Marokkaans-Nederlandse werkzoekenden ligt op 5,7 procent, onder Marokkaans-Nederlandse niet werkzoekenden op 5,3 procent. Personen met een uitkering worden vaker verdacht dan personen zonder uitkering. Ook onder Marokkaanse Nederlanders zien we dit beeld. Van de Marokkaanse Nederlanders met een uitkering wordt 7,8 procent verdacht, van de Marokkaanse Nederlanders zonder uitkering 5,1 procent. Bij de Antilliaans-Nederlandse bevolking zien we een tegengesteld beeld. Van de Antilliaanse Nederlanders met een uitkering wordt 1,9 verdacht. Van de Antilliaanse Nederlanders zonder uitkering wordt 4,6 procent verdacht.
18
59
De opleidingen zijn gecodeerd in drie onderwijsniveaus. Praktijkonderwijs, vmbo bb, vmbo kb, mbo 1 en mbo 2 zijn gecategoriseerd als laag niveau; onderbouw vo, vmbo-tl, vmbo gl, mbo 3 en mbo 4 als middelbaar niveau; havo, vwo, hbo en wo als hoog niveau.
Hoofdstuk 5
4,0
Verdachten (12 jaar e.o.)
Antilliaanse Nederlanders
1,2
totale bev olking 6,4
Man
1,9 1,8
Vrouw
0,5
4,4
1e generatie
2,1 3,5 2,6
2e generatie
5,2
12-17 jaar
2,5 9,1
18-24 jaar
3,2 3,1
25-44 jaar
1,2 2,3
45-64 jaar
0,6
10,0
12-24 jaar,1e generatie
5,6 5,7 4,9
12-24 jaar,2e generatie
11,3
12-24 jaar, man
4,5 3,3
12-24 jaar, v rouw
1,1
13,1
schoolgaand, laag niv o
8,3 3,8
schoolgaand, mid. niv o
2,3 1,2 0,6
schoolgaand, hoog niv o
6,2
geen nieuw v sv
2,7 40,0
nieuw v sv
13,2
4,0
niet werkzoekend
1,3 8,4
werkzoekend
3,8
4,6
geen uitkering
1,2 1,9
uitkering
6,0
0,0
Figuur 5.2a:
10,0
20,0
30,0
40,0
Aandeel Antilliaans-Nederlandse verdachten (12 jaar e.o.) naar achtergrondkenmerken, in 2010 (in procenten van betreffende deelpopulatie) Bron: HKS, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
60
Criminaliteit
Marokkaanse Nederlanders
5,0
Verdachten (12 jaar e.o.)
1,2
totale bev olking 8,6
Man
1,9 1,2 0,5
Vrouw
2,7 2,1
1e generatie
9,3
2e generatie
2,6
12-17 jaar
2,5
8,7 13,0
18-24 jaar
3,2 3,4
25-44 jaar
1,2 1,1 0,6
45-64 jaar
9,9
12-24 jaar,1e generatie
5,6 11,2
12-24 jaar,2e generatie
4,9
19,6
12-24 jaar, man
4,5 2,4
12-24 jaar, v rouw
1,1
17,2
schoolgaand, laag niv o
8,3 9,2
schoolgaand, mid. niv o
2,3 3,7
schoolgaand, hoog niv o
0,6
10,8
geen nieuw v sv
2,7 32,0
nieuw v sv
13,2
5,3
niet werkzoekend
1,3 5,7
werkzoekend
3,8
5,1
geen uitkering
1,2 7,8
uitkering
6,0
0,0
Figuur 5.2b:
10,0
20,0
30,0
40,0
Aandeel Marokkaans-Nederlandse verdachten (12 jaar e.o.) naar achtergrondkenmerken, in 2010 (in procenten van betreffende deelpopulatie) Bron: HKS, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
61
Hoofdstuk 5
5.4
Verdachten 2006-2010 Tot op heden is ingegaan op de betrokkenheid bij criminaliteit in een specifiek onderzoeksjaar. Er is dus gekeken naar welk deel van de bevolking van Amersfoort in 2010 werd verdacht van een delict. In deze paragraaf gaan we na welk deel van de per 1 januari 2010 ingeschreven bevolking op enig moment in de gehele periode 2006-2010 minimaal één keer in aanraking met de politie is gekomen op verdenking van een misdrijf.
Antilliaans
17,8
Marokkaans
16,9
Surinaams
12,5
Turks
10,8
ov. niet-w esters
11,4
w esters
4,9
autochtoon
4,0
totaal
5,2
0,0 Figuur 5.3:
5,0
10,0
15,0
20,0
25,0
Verdachten 12 jaar en ouder in de periode 2006-2010 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep per 1 januari 2009) Bron: HKS, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
Van de gehele bevolking van twaalf jaar en ouder die per 1 januari 2010 in Amersfoort woont, is in de periode 2006-2010 5,2 procent minimaal één keer in aanraking gekomen met de politie op verdenking van een misdrijf. In figuur 5.3 zien we dat dit percentage onder de Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders veel hoger ligt dan dit gemiddelde. Van de Antilliaanse Nederlanders van twaalf jaar en ouder die per 1 januari 2010 in Amersfoort wonen, is in de periode 2006-2010 17,8 procent minimaal één keer in aanraking gekomen met de politie op verdenking van een misdrijf. Van de Marokkaanse Nederlanders van twaalf jaar en ouder is 16,9 procent in de afgelopen vijf jaar minimaal één keer in aanraking gekomen met de politie (zie figuur 5.3). Uitsplitsing van dit gegeven naar leeftijd en geslacht laat zien dat voor bepaalde 62
Criminaliteit
subgroepen dit cijfer nog aanzienlijk hoger ligt. Van de 12-24-jarige AntilliaansNederlandse mannen is in de periode 2006-2010 31,9 procent één keer of meer in aanraking gekomen met de politie. Van de Marokkaans-Nederlandse mannen in deze leeftijdsgroep is dit met 44,6 procent nog hoger (zie tabel b5.2 in de bijlage). Van alle 12-24 jarige mannen in Amersfoort is in de periode 2006-2010 14,6 procent in aanraking gekomen met de politie.
5.5
Pleegcarrière In deze paragraaf wordt stilgestaan bij de pleegcarrière van verdachten. Hierbij gaat het erom of een verdachte eenmalig of vaker verdacht is geweest van een misdrijf. Verdachten worden onderscheiden naar beginners, meerplegers en veelplegers. Het indelen van verdachten in deze categorieën gebeurt aan de hand van het aantal processen-verbaal van aanhouding dat tegen hen is opgemaakt. Een beginner is een verdachte tegen wie niet eerder een procesverbaal van aanhouding is opgemaakt.19 Een meerpleger is een verdachte tegen wie 2-5 processen-verbaal (voor strafrechtelijk minderjarigen) of 2-10 processen-verbaal (voor strafrechtelijk meerderjarigen) zijn opgemaakt en een veelpleger is een verdachte tegen wie meer dan 5 processen-verbaal (voor strafrechtelijk minderjarigen) of meer dan 10 processen-verbaal (voor strafrechtelijk meerderjarigen) zijn opgemaakt.
19
63
Wanneer iemand in een bepaald kalenderjaar voor het eerst als verdachte wordt aangehouden en in hetzelfde jaar nogmaals, dan wordt hij in de jaarcijfers als meerpleger gecategoriseerd.
Hoofdstuk 5
25,0
Antilliaans Marokkaans
57,1
26,4
54,7
22,7
Surinaams
18,9
45,5
31,8
39,6
Turks
49,1
43,3
ov. niet-w esters w esters
12,6
40,7
41,9
0%
11,8
38,7
46,3
totaal
11,3
44,9
48,7
autochtoon
13,0
43,9
20%
40% beginner
Figuur 5.4:
17,9
60% meerpleger
14,2
80%
100%
veelpleger
Verdachten (12 jaar e.o.) naar pleegcarrière, 1 januari 2010 (in procenten van betreffende deelpopulatie) Bron: HKS, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
Wanneer we in figuur 5.4 de pleegcarrière van alle verdachten uit Amersfoort bekijken blijkt dat ruim veertig procent beginner is (41,9 procent) en een vergelijkbaar aandeel meerpleger (43,9 procent). Meer dan één op de tien is veelpleger (14,2 procent). Voor de Antilliaans-Nederlandse verdachten valt op dat een kleiner deel, namelijk een kwart, beginner is. Meer dan de helft (57,1 procent) is meerpleger is en bijna één op de vijf verdachten is veelpleger (17,9 procent). Bij de Marokkaans-Nederlandse verdachten zien we soortgelijke verdeling als bij de Antilliaans-Nederlandse verdachten. Ruim een kwart is beginner (26,4 procent), de helft meerpleger (54,7 procent) en 18,9 procent veelpleger.
5.6
Aard van de criminaliteit Tot op heden is ingegaan op de vraag of en in welke mate personen worden verdacht van criminaliteit. In paragraaf 5.1 is het verschil uitgelegd tussen verdachten, antecedenten en misdrijven. Het gegeven dat van één verdachte meerdere misdrijven kunnen worden geregistreerd, maakt de analyse en de interpretatie van de aard van de criminaliteit aanzienlijk complexer dan de analyse van de omvang van de criminaliteit. Er zijn verschillende mogelijkheden om de aard van de criminaliteit in kaart te brengen. Vaak wordt dit gedaan op het niveau van het delict. Daarbij wordt de omvang van een bepaald type delict
64
Criminaliteit
gerelateerd aan het totale aantal gepleegde delicten. Omdat een dergelijke analyse op het niveau van het delict uitsluitend ingaat op de door de verdachten gepleegde delicten raakt de relatie met de relatieve omvang van de criminaliteit uit beeld. We presenteren daarom een analyse van de aard van de criminaliteit waarin ook deze relatieve omvang van de criminaliteit is verdisconteerd. In deze analyse wordt het aantal verdachten van een bepaald type delict gerelateerd aan de bevolking. Daarbij wordt een uitsplitsing gemaakt naar herkomstgroep. In figuur 5.5 is deze analyse grafisch weergegeven. Ten opzichte van de totale bevolking zijn Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders oververtegenwoordigd op nagenoeg elke onderscheiden delictcategorie. In vergelijking met de andere groepen komen onder de Antilliaans-Nederlandse bevolking geweldsdelicten veel voor. Onder de Marokkaans-Nederlandse bevolking komen vermogensdelicten relatief het vaakst voor. Verder is het aandeel drugsdelicten onder deze groep opvallend groot.
Antilliaans
Marokkaans
Surinaams
Turks
ov. niet-w esters
w esters verdacht geweldsdelict (%)
autochtoon
verdacht vermo gensdelict (%) verdacht o penbare o rde (%) verdacht verkeersdelict (%)
totaal
verdacht drugsdelict (%)
0,0
Figuur 5.5:
0,5
1,0
1,5
2,0
Verdachten (12 jaar e.o.) en delicttype, 1 januari 2010 (in procenten van betreffende deelpopulatie) Bron: HKS, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
65
2,5
Bijlage bij hoofdstuk 2
Tabel b2.1:
Demografische kerncijfers bevolking, 1 januari 2010 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep en absolute aantallen)
Antilliaans aantal Bevolkingsomvang (N)
%
1.680
Aandeel in de bevolking (%)
Marokkaans aantal
%
4.426 1,2
Surinaams aantal
%
1.600 3,1
Turks aantal
%
5.949 1,1
ov. niet-westers aantal
%
6.674 4,1
westers aantal
%
12.340 4,6
autochtoon aantal
%
112.189 8,5
totaal aantal
%
144.858 77,4
100,0
Geslacht Man
837
49,8
2.272
51,3
785
49,1
3.045
51,2
3.357
50,3
5.718
46,3
55.070
49,1
71.084
49,1
Vrouw
843
50,2
2.154
48,7
815
50,9
2.904
48,8
3.317
49,7
6.622
53,7
57.119
50,9
73.774
50,9
1e generatie
927
55,2
2.116
47,8
754
47,1
3.065
51,5
4.365
65,4
4.509
36,5
-
-
15.736
48,2
2e generatie
753
44,8
2.310
52,2
846
52,9
2.884
48,5
2.309
34,6
7.831
63,5
-
-
16.933
51,8
0-11 jaar
296
17,6
1.217
27,5
282
17,6
1.281
21,5
1.638
24,5
1.547
12,5
18.359
16,4
24.620
17,0
12-17 jaar
192
11,4
426
9,6
144
9,0
641
10,8
666
10,0
675
5,5
7.915
7,1
10.659
7,4
18-24 jaar
231
13,8
491
11,1
168
10,5
708
11,9
764
11,4
833
6,8
7.879
7,0
11.074
7,6
25-44 jaar
509
30,3
1.532
34,6
542
33,9
2.209
37,1
2.324
34,8
4.048
32,8
33.473
29,8
44.637
30,8
45-64 jaar
386
23,0
537
12,1
358
22,4
863
14,5
1.112
16,7
3.641
29,5
29.742
26,5
36.639
25,3
65 jaar e.o.
66
3,9
223
5,0
106
6,6
247
4,2
170
2,5
1.596
12,9
14.821
13,2
17.229
11,9
Generatie
Leeftijd
Leeftijd, generatie 0-11 jaar, 1e generatie
32
10,8
15
1,2
2
0,7
16
1,2
166
10,1
178
11,5
-
-
409
6,5
0-11 jaar, 2e generatie
264
89,2
1.202
98,8
280
99,3
1.265
98,8
1.472
89,9
1.369
88,5
-
-
5.852
93,5
12-17 jaar, 1e generatie
54
28,1
20
4,7
9
6,3
43
6,7
286
42,9
131
19,4
-
-
543
19,8
12-17 jaar, 2e generatie
138
71,9
406
95,3
135
93,8
598
93,3
380
57,1
544
80,6
-
-
2.201
80,2
18-24 jaar, 1e generatie
106
45,9
91
18,5
27
16,1
160
22,6
574
75,1
260
31,2
-
-
1.218
38,1
18-24 jaar, 2e generatie
125
54,1
400
81,5
141
83,9
548
77,4
190
24,9
573
68,8
-
-
1.977
61,9
25-44 jaar, 1e generatie
305
59,9
1.230
80,3
299
55,2
1.738
78,7
2.100
90,4
1.528
37,7
-
-
7.200
64,5
25-44 jaar, 2e generatie
204
40,1
302
19,7
243
44,8
471
21,3
224
9,6
2.520
62,3
-
-
3.964
35,5
45-64 jaar, 1e generatie
365
94,6
537 100,0
324
90,5
861
99,8
1.077
96,9
1.525
41,9
-
-
4.689
68,0
45-64 jaar, 2e generatie
21
5,4
2
0,2
35
3,1
2.116
58,1
-
-
2.208
32,0
65 jaar e.o., 1e generatie
65
98,5
247 100,0
162
95,3
887
55,6
-
-
1.677
69,6
65 jaar e.o., 2e generatie
1
1,5
Ongehuwd
774
Gehuwd
322
Gescheiden Weduwstaat
0,0
34
9,5
223 100,0
0
93
87,7
0
0,0
13
12,3
0
0,0
8
4,7
709
44,4
-
-
731
30,4
61,2
918
31,4
589
47,8
1.086
25,6
2.125
46,4
3.611
35,0
30.436
34,4
39.539
35,0
25,5
1.680
57,5
428
34,7
2.659
62,7
1.927
42,0
4.929
47,7
45.045
50,9
56.990
50,4
153
12,1
268
9,2
196
15,9
384
9,1
423
9,2
1.234
12,0
7.677
8,7
10.335
9,1
16
1,3
55
1,9
19
1,5
111
2,6
109
2,4
551
5,3
5.281
6,0
6.142
5,4
Burgerlijke staat
Bron: GBA, bewerking Risbo
67
Bijlage bij hoofdstuk 2
Tabel b2.1a:
Demografische kerncijfers bevolking, per 1 januari 2009 en 2010 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep)
Antilliaans
Marokkaans
Surinaams
Turks
ov. niet-westers
2009
2010
2009
2010
2009
2010
2009
2010
2009
2010
1649
1680
4322
4426
1552
1600
5883
5949
6536
6674
1,2
1,2
3,0
3,1
1,1
1,1
4,1
4,1
4,6
Man
50,0
49,8
51,1
51,3
49,9
49,1
51,3
51,2
Vrouw
50,0
50,2
48,9
48,7
50,1
50,9
48,7
48,8
1e generatie
56,9
55,2
49,0
47,8
47,6
47,1
52,3
2e generatie
43,1
44,8
51,0
52,2
52,4
52,9
47,7
Aandeel in de bevolking (%)
westers
autochtoon
totaal
2009
2010
2009
2010 2009 2010 11218 14485 12170 12340 111099 9 143211 8
4,6
8,5
8,5
77,6
77,4
50,3
50,3
46,4
46,3
49,1
49,1
49,1
49,1
49,7
49,7
53,6
53,7
50,9
50,9
50,9
50,9
51,5
66,2
65,4
36,9
36,5
0,0
-
48,8
48,2
48,5
33,8
34,6
63,1
63,5
0,0
-
51,2
51,8
100,0 100,0
Geslacht
Generatie
Leeftijd 0-11 jaar
18,1
17,6
27,3
27,5
18,0
17,6
22,4
21,5
25,2
24,5
12,2
12,5
16,4
16,4
17,1
17,0
12-17 jaar
11,8
11,4
9,7
9,6
8,9
9,0
10,8
10,8
10,2
10,0
5,6
5,5
6,9
7,1
7,3
7,4
18-24 jaar
13,4
13,8
11,1
11,1
11,1
10,5
11,7
11,9
11,9
11,4
6,6
6,8
7,0
7,0
7,6
7,6
25-44 jaar
30,6
30,3
35,5
34,6
33,9
33,9
37,4
37,1
34,5
34,8
33,8
32,8
30,6
29,8
31,5
30,8
45-64 jaar
22,4
23,0
11,5
12,1
21,6
22,4
13,6
14,5
15,8
16,7
28,9
29,5
26,0
26,5
24,7
25,3
65 jaar e.o.
3,8
3,9
5,0
5,0
6,4
6,6
4,1
4,2
2,4
2,5
12,9
12,9
13,1
13,2
11,8
11,9
0-11 jaar, 1e generatie
15,1
10,8
1,3
1,2
1,1
0,7
1,6
1,2
12,3
10,1
10,8
11,5
-
-
7,2
6,5
0-11 jaar, 2e generatie
84,9
89,2
98,7
98,8
98,9
99,3
98,4
98,8
87,7
89,9
89,2
88,5
-
-
92,8
93,5
12-17 jaar, 1e generatie
30,9
28,1
5,0
4,7
8,0
6,3
7,3
6,7
50,1
42,9
19,6
19,4
-
-
22,1
19,8
12-17 jaar, 2e generatie
69,1
71,9
95,0
95,3
92,0
93,8
92,7
93,3
49,9
57,1
80,4
80,6
-
-
77,9
80,2
18-24 jaar, 1e generatie
47,5
45,9
20,1
18,5
13,9
16,1
26,9
22,6
77,9
75,1
32,5
31,2
-
-
40,6
38,1
18-24 jaar, 2e generatie
52,5
54,1
79,9
81,5
86,1
83,9
73,1
77,4
22,1
24,9
67,5
68,8
-
-
59,4
61,9
25-44 jaar, 1e generatie
62,6
59,9
83,0
80,3
58,4
55,2
81,3
78,7
90,3
90,4
37,4
37,7
-
-
65,2
64,5
25-44 jaar, 2e generatie
37,4
40,1
17,0
19,7
41,6
44,8
18,7
21,3
9,7
9,6
62,6
62,3
-
-
34,8
35,5
45-64 jaar, 1e generatie
95,1
94,6
100,0 100,0
68,0
45-64 jaar, 2e generatie
4,9
5,4
65 jaar e.o., 1e generatie
98,4
98,5
65 jaar e.o., 2e generatie
1,6
1,5
0,0
Ongehuwd
61,1
61,2
Gehuwd
24,7
25,5
Gescheiden
12,8
Weduwstaat
1,3
Leeftijd, generatie
90,5
90,5
99,8
99,8
96,8
96,9
42,6
41,9
-
-
67,9
0,0
9,5
9,5
0,2
0,2
3,2
3,1
57,4
58,1
-
-
32,1
32,0
100,0 100,0
90,0
87,7
100,0 100,0
94,2
95,3
57,3
55,6
-
-
70,5
69,6
0,0
10,0
12,3
0,0
0,0
5,8
4,7
42,7
44,4
-
-
29,5
30,4
31,7
31,4
47,7
47,8
25,7
25,6
47,4
46,4
35,2
35,0
34,2
34,4
34,9
35,0
57,5
57,5
34,4
34,7
63,0
62,7
41,6
42,0
47,7
47,7
51,1
50,9
50,6
50,4
12,1
9,0
9,2
16,3
15,9
8,7
9,1
8,9
9,2
11,9
12,0
8,6
8,7
9,0
9,1
1,3
1,7
1,9
1,6
1,5
2,6
2,6
2,1
2,4
5,2
5,3
6,1
6,0
5,5
5,4
0,0
Burgerlijke staat
Bron: GBA, bewerking Risbo
68
Bijlage bij hoofdstuk 3
Tabel b3.1:
Leerlingen (12-22 jaar) in het voortgezet onderwijs, mbo en hoger onderwijs naar etnische herkomst, 1 januari 2010 (in procenten)
Antilliaans aantal
%
Marokkaans aantal
Surinaams
%
aantal
%
Turks aantal
%
ov. niet-westers aantal
%
westers aantal
%
autochtoon aantal
%
totaal aantal
%
Schoolsoort vo
145
53,1
290
52,3
101
51,3
466
53,0
561
59,9
575
60,8
6.492
61,6
8.630
60,3
mbo
93
34,1
209
37,7
67
34,0
313
35,6
242
25,9
227
24,0
2.128
20,2
3.279
22,9
ho
35
12,8
56
10,1
29
14,7
100
11,4
133
14,2
144
15,2
1.912
18,2
2.409
16,8
Voortgezet onderwijs praktijkonderwijs
17
11,7
21
7,2
3
3,0
54
11,6
28
5,0
11
1,9
140
2,2
274
3,2
vo leerjaar 1-2, alg, lj 3
53
36,6
119
41,0
42
41,6
180
38,6
229
40,8
226
39,3
2.700
41,6
3.549
41,1
vmbo bb, leerjaar 3-4
13
9,0
28
9,7
7
6,9
53
11,4
25
4,5
19
3,3
177
2,7
322
3,7
vmbo kb, leerjaar 3-4
11
7,6
42
14,5
9
8,9
40
8,6
26
4,6
24
4,2
268
4,1
420
4,9
vmbo tl-gl, leerjaar 3-4
10
6,9
34
11,7
10
9,9
62
13,3
62
11,1
60
10,4
643
9,9
881
10,2
havo, leerjaar 3-5
22
15,2
32
11,0
15
14,9
41
8,8
76
13,5
93
16,2
1.128
17,4
1.407
16,3
vwo, leerjaar 3-5
17
11,7
8
2,8
12
11,9
20
4,3
97
17,3
127
22,1
1.336
20,6
1.617
18,7
2
1,4
6
2,1
3
3,0
16
3,4
18
3,2
15
2,6
100
1,5
160
1,9
overig vo Mbo mbo niveau 1
7
7,5
12
5,7
2
3,0
10
3,2
15
6,2
7
3,1
53
2,5
106
3,2
mbo niveau 2
36
38,7
48
23,0
21
31,3
97
31,0
64
26,4
54
23,8
453
21,3
773
23,6
mbo niveau 3
15
16,1
36
17,2
9
13,4
57
18,2
53
21,9
48
21,1
465
21,9
683
20,8
mbo niveau 4
35
37,6
113
54,1
35
52,2
149
47,6
110
45,5
118
52,0
1.157
54,4
1.717
52,4
hbo
28
80,0
45
80,4
23
79,3
83
83,0
91
68,4
107
74,3
1.510
79,0
1.887
78,3
wo
7
20,0
11
19,6
6
20,7
17
17,0
42
31,6
37
25,7
402
21,0
522
21,7
Hoger onderwijs
Bron: BRON, DUO, bewerking Risbo
69
Bijlage bij hoofdstuk 3
Tabel b3.1a:
Leerlingen (12-22 jaar) in het voortgezet onderwijs, mbo en hoger onderwijs naar etnische herkomst, per 1 januari 2009 en 2010 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep)
Antilliaans 2009
2010
Marokkaans 2009
2010
Surinaams 2009
2010
Turks 2009
2010
ov. niet-westers 2009
2010
westers 2009
2010
autochtoon 2009
2010
totaal 2009
2010
Schoolsoort vo
56,8
53,1
50,4
52,3
56,4
51,3
53,4
53,0
59,8
59,9
59,8
60,8
61,6
61,6
60,3
60,3
mbo
31,2
34,1
39,0
37,7
32,6
34,0
35,9
35,6
25,2
25,9
24,3
24,0
20,4
20,2
23,1
22,9
ho
12,0
12,8
10,5
10,1
11,0
14,7
10,7
11,4
15,0
14,2
16,0
15,2
18,0
18,2
16,7
16,8
Voortgezet onderwijs praktijkonderwijs
12,6
11,7
9,5
7,2
3,9
3,0
11,5
11,6
4,1
5,0
2,2
1,9
2,3
2,2
3,4
3,2
vo leerjaar 1-2, alg, lj 3
37,7
36,6
43,1
41,0
31,4
41,6
39,2
38,6
40,4
40,8
41,9
39,3
41,1
41,6
40,9
41,1
vmbo bb, leerjaar 3-4
7,3
9,0
7,4
9,7
7,8
6,9
10,2
11,4
3,9
4,5
4,6
3,3
3,2
2,7
4,0
3,7
vmbo kb, leerjaar 3-4
7,3
7,6
13,4
14,5
8,8
8,9
10,2
8,6
5,9
4,6
3,5
4,2
4,0
4,1
4,8
4,9
vmbo tl-gl, leerjaar 3-4
9,3
6,9
11,0
11,7
16,7
9,9
15,9
13,3
9,8
11,1
9,9
10,4
10,3
9,9
10,7
10,2
havo, leerjaar 3-5
11,9
15,2
11,0
11,0
15,7
14,9
8,1
8,8
13,8
13,5
13,9
16,2
17,1
17,4
15,9
16,3
vwo, leerjaar 3-5
13,9
11,7
3,5
2,8
13,7
11,9
2,6
4,3
17,0
17,3
21,6
22,1
20,4
20,6
18,5
18,7
0,0
1,4
1,1
2,1
2,0
3,0
2,2
3,4
5,2
3,2
2,6
2,6
1,5
1,5
1,8
1,9
overig vo Mbo mbo niveau 1
8,4
7,5
10,0
5,7
1,7
3,0
8,4
3,2
10,0
6,2
3,6
3,1
2,7
2,5
4,5
3,2
mbo niveau 2
26,5
38,7
23,3
23,0
25,4
31,3
28,6
31,0
22,3
26,4
19,8
23,8
22,3
21,3
23,0
23,6
mbo niveau 3
15,7
16,1
14,2
17,2
10,2
13,4
16,9
18,2
17,0
21,9
22,5
21,1
19,3
21,9
18,5
20,8
mbo niveau 4
49,4
37,6
52,5
54,1
62,7
52,2
46,1
47,6
50,7
45,5
54,1
52,0
55,7
54,4
54,0
52,4
hbo
90,6
80,0
74,6
80,4
75,0
79,3
79,3
83,0
74,3
68,4
76,7
74,3
79,3
79,0
78,8
78,3
wo
9,4
20,0
25,4
19,6
25,0
20,7
20,7
17,0
25,7
31,6
23,3
25,7
20,7
21,0
21,2
21,7
Hoger onderwijs
Bron: BRON, DUO, bewerking Risbo
70
Bijlage bij hoofdstuk 3
Tabel b3.2:
Nieuwe vsv-ers (12-22 jaar) naar achtergrondkenmerken, in schooljaar 2009/2010 (absolute aantallen en in procenten van betreffende deelpopulatie)
Antilliaans
Marokkaans
Surinaams
Turks
ov. niet-westers
westers
pop. vsv 09/10
pop. vsv 09/10
pop. vsv 09/10
pop. vsv 09/10
pop. vsv 09/10
pop. vsv 09/10
totaal
vsv 09/10
pop.
vsv 09/10
N
N
%
N
N
%
N
%
N
N
%
N
N
%
N
N
%
N
N
%
N
N
%
220
15
6,8
479
25
5,2
166
18 10,8
725
37
5,1
774
31
4,0
794
46
5,8
8472
231
2,7
11630
403
3,5
Man
108
12 11,1
241
24 10,0
81
12 14,8
376
26
6,9
376
15
4,0
419
26
6,2
4276
132
3,1
5877
247
4,2
Vrouw
112
349
11
3,2
398
16
4,0
375
20
5,3
4196
99
2,4
5753
156
2,7
Leerlingen vo/mbo
N
autochtoon pop.
Geslacht
3
2,7
238
1
0,4
85
6
7,1
1
7,1
61
4
6,6
402
26
6,5
164
11
6,7
-
-
-
735
49
6,7
17 11,2
664
33
5,0
372
5
1,3
630
35
5,6
-
-
-
2423
123
5,1
Generatie 1e generatie
67
2e generatie
153
7 10,4
27
0
0,0
14
8
5,2
452
25
5,5
152
0
0,0
265
2
0,8
91
2,2
395
5
1,3
448
7
1,6
485
12
2,5
5808
40
0,7
7611
68
0,9
13 19,7
152
18 11,8
57
13 22,8
238
17
7,1
249
19
7,6
220
22 10,0
2090
155
7,4
3072
257
8,4
18
3 16,7
92
15 16,3
77
5
6,5
89
12 13,5
574
36
6,3
947
78
8,2
Leeftijd 12-16 jaar
119
17-19 jaar
66
20-22 jaar
35
2
5,7
62
5
8,1
0
0,0
269
2
0,7
98
15 16,3
207
20
9,7
67
2
Schoolsoort vo mbo
128 92
2,0
412
5
1,2
533
8
1,5
564
13
2,3
6350
55
0,9
8354
85
1,0
15 22,4
2
309
28
9,1
241
23
9,5
226
29 12,8
2107
161
7,6
3249
291
9,0
Bron: BRON, DUO, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
Tabel b3.2a:
Nieuwe vsv-ers (12-22 jaar) naar achtergrondkenmerken, schooljaar 2008/2009 en 2009/2010 (in procenten van de betreffende deelpopulatie)
Antilliaans
Marokkaans
Surinaams
Turks
ov. niet-westers
westers
autochtoon
totaal
percentage vsv
percentage vsv
percentage vsv
percentage vsv
percentage vsv
percentage vsv
percentage vsv
percentage vsv
08/09
09/10
08/09
09/10
08/09
09/10
08/09
09/10
08/09
09/10
08/09
09/10
08/09
09/10
08/09
09/10
4,7
6,8
6,7
5,2
2,5
10,8
4,5
5,1
3,1
4,0
2,9
5,8
3,1
2,7
3,4
3,5
Man
3,2
11,1
10,0
10,0
4,1
14,8
4,7
6,9
3,3
4,0
2,1
6,2
3,7
3,1
3,9
4,2
Vrouw
5,8
2,7
3,6
0,4
1,2
7,1
4,3
3,2
2,8
4,0
3,9
5,3
2,5
2,4
2,9
2,7
1e generatie
4,5
10,4
10,8
0,0
7,7
7,1
7,2
6,6
3,0
6,5
4,1
6,7
.
.
4,2
6,7
2e generatie
4,8
5,2
6,4
5,5
2,1
11,2
4,2
5,0
3,2
1,3
2,7
5,6
.
.
4,0
5,1
Leerlingen vo/mbo Geslacht
Generatie
Leeftijd 12-16 jaar
0,8
0,0
1,6
0,8
0,0
2,2
1,3
1,3
1,9
1,6
0,6
2,5
0,7
0,7
0,8
0,9
17-19 jaar
9,4
19,7
14,0
11,8
6,1
22,8
9,6
7,1
5,5
7,6
6,4
10,0
8,5
7,4
8,5
8,4
20-22 jaar
10,3
5,7
8,1
8,1
5,9
16,7
6,0
16,3
2,5
6,5
7,7
13,5
7,7
6,3
7,1
8,2
Schoolsoort vo mbo
0,8
0,0
0,8
0,7
0,0
2,0
1,0
1,2
1,7
1,5
1,5
2,3
0,8
0,9
0,9
1,0
11,1
16,3
12,8
9,7
6,8
22,4
8,6
9,1
5,7
9,5
5,6
12,8
9,0
7,6
8,8
9,0
Bron: BRON, DUO, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
71
Bijlage bij hoofdstuk 3
Tabel b3.3:
Oververtegenwoordiging van Antilliaans-Nederlandse voortijdig schoolverlaters (12-22 jaar) in de 22 gemeenten, schooljaar 2009/2010 (absolute aantallen, in procenten van betreffende bevolkingsgroep en oververtegenwoordiging (ovvt)) 12 t/m 22 jaar populatie
Rotterdam Amsterdam Den Haag Almere Tilburg Groningen Dordrecht Zoetermeer Eindhoven Breda Nijmegen Capelle a/d IJssel Spijkenisse Lelystad Schiedam Amersfoort Zwolle Vlaardingen Den Helder Leeuwarden Vlissingen Hellevoetsluis Totaal 22 AG
N 43.607 45.362 32.867 18.076 14.704 10.524 9.746 10.734 14.155 12.673 10.396 5.395 6.041 5.915 5.866 11.630 9.240 5.416 4.453 7.219 3.411 3.282 290.712
totaal voortijdig schoolverlaters N % 2.371 5,4 2.391 5,3 1.415 4,3 788 4,4 605 4,1 413 3,9 487 5,0 481 4,5 637 4,5 439 3,5 416 4,0 200 3,7 269 4,5 308 5,2 249 4,2 403 3,5 323 3,5 195 3,6 183 4,1 307 4,3 116 3,4 128 3,9 13.124 4,5
populatie N 2.533 1.001 1.165 578 508 380 396 340 259 261 219 266 230 232 225 220 185 141 147 106 104 89 9.585
Antilliaans voortijdig schoolverlaters N % 232 9,2 78 7,8 76 6,5 40 6,9 44 8,7 22 5,8 39 9,8 23 6,8 22 8,5 21 8,0 10 4,6 20 7,5 17 7,4 15 6,5 13 5,8 15 6,8 22 11,9 8 5,7 10 6,8 10 9,4 5 4,8 4 4,5 746 7,8
ovvt % 68 48 52 59 111 48 97 51 89 132 14 103 66 24 36 97 240 58 66 122 41 15 72
Bron: BRON, DUO, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
Tabel b3.3a:
Oververtegenwoordiging van Antilliaans-Nederlandse voortijdig schoolverlaters (12-22 jaar) in de 22 gemeenten, schooljaar 2008/2009 en 2009/2010 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep en oververtegenwoordiging) 12 t/m 22 jaar Antilliaans
totaal
Rotterdam Amsterdam Den Haag Almere Tilburg Groningen Dordrecht Zoetermeer Eindhoven Breda Nijmegen Capelle a/d IJssel Spijkenisse Lelystad Schiedam Amersfoort Zwolle Vlaardingen Den Helder Leeuwarden Vlissingen Hellevoetsluis Totaal 22 AG
2008/2009 5,8 4,7 4,8 4,6 5,1 3,8 5,2 3,6 4,0 4,1 4,1 4,1 4,6 5,1 4,5 3,4 3,3 3,8 4,8 3,7 4,3 3,9 4,6
2009/2010 5,4 5,3 4,3 4,4 4,1 3,9 5,0 4,5 4,5 3,5 4,0 3,7 4,5 5,2 4,2 3,5 3,5 3,6 4,1 4,3 3,4 3,9 4,5
Bron: BRON, DUO, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
72
08/09 9,1 7,0 7,8 5,6 9,6 3,6 8,6 5,6 5,8 8,0 8,3 9,3 8,3 7,8 5,5 4,7 6,3 9,4 7,3 8,7 10,6 5,7 7,7
09/10 9,2 7,8 6,5 6,9 8,7 5,8 9,8 6,8 8,5 8,0 4,6 7,5 7,4 6,5 5,8 6,8 11,9 5,7 6,8 9,4 4,8 4,5 7,8
oververtegenwoordiging 08/09 09/10 verschil 58 68 10 47 48 1 61 52 -9 23 59 36 90 111 21 -7 48 55 65 97 32 54 51 -3 44 89 45 92 132 40 102 14 -88 126 103 -23 80 66 -14 53 24 -29 23 36 13 40 97 57 91 240 149 149 58 -91 53 66 13 137 122 -15 146 41 -105 47 15 -32 68 72 4
Bijlage bij hoofdstuk 3
Tabel b3.4:
Oververtegenwoordiging van Marokkaans-Nederlandse voortijdig schoolverlaters (12-22 jaar) in de 22 gemeenten, in schooljaar 2009/2010 (absolute aantallen, in procenten van betreffende bevolkingsgroep en oververtegenwoordiging (ovvt)) 12 t/m 22 jaar populatie
Amsterdam Rotterdam Utrecht Den Haag Gouda Eindhoven Tilburg Leiden ‘s-Hertogenbosch Amersfoort Roosendaal Helmond Nijmegen Zeist Veenendaal Ede Lelystad Schiedam Culemborg Gorinchem Oosterhout Maassluis Totaal 22 MG
N 45.362 43.607 16.565 32.867 5.925 14.155 14.704 7.319 10.122 11.630 6.242 6.729 10.396 4.447 5.514 9.611 5.915 5.866 2.527 2.794 4.461 2.505 269.263
totaal voortijdig schoolverlaters N % 2.391 5,3 2.371 5,4 722 4,4 1.415 4,3 216 3,6 637 4,5 605 4,1 305 4,2 392 3,9 403 3,5 200 3,2 292 4,3 416 4,0 155 3,5 164 3,0 295 3,1 308 5,2 249 4,2 79 3,1 104 3,7 130 2,9 86 3,4 11.935 4,4
populatie N 8.738 5.036 3.241 3.303 791 668 639 623 542 479 462 375 455 391 405 341 255 247 255 222 182 210 27.860
Marokkaans voortijdig schoolverlaters N % 528 6,0 307 6,1 214 6,6 178 5,4 58 7,3 50 7,5 38 5,9 38 6,1 38 7,0 25 5,2 29 6,3 20 5,3 24 5,3 24 6,1 14 3,5 20 5,9 15 5,9 15 6,1 16 6,3 20 9,0 9 4,9 9 4,3 1.689 6,1
ovvt % 15 12 51 25 101 66 45 46 81 51 96 23 32 76 16 91 13 43 101 142 70 25 37
Bron: BRON, DUO, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
Tabel b3.4a:
Oververtegenwoordiging van Marokkaans-Nederlandse voortijdig schoolverlaters (12-22 jaar) in de 22 gemeenten, schooljaar 2008/2009 en 2009/2010 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep en oververtegenwoordiging) 12 t/m 22 jaar Marokkaans
totaal
Amsterdam Rotterdam Utrecht Den Haag Gouda Eindhoven Tilburg Leiden ‘s-Hertogenbosch Amersfoort Roosendaal Helmond Nijmegen Zeist Veenendaal Ede Lelystad Schiedam Culemborg Gorinchem Oosterhout Maassluis Totaal 22 MG
2008/2009 4,7 5,8 4,9 4,8 3,5 4,0 5,1 4,5 4,5 3,4 3,9 4,2 4,1 3,9 3,5 3,4 5,1 4,5 3,4 4,0 3,9 3,3 4,6
2009/2010 5,3 5,4 4,4 4,3 3,6 4,5 4,1 4,2 3,9 3,5 3,2 4,3 4,0 3,5 3,0 3,1 5,2 4,2 3,1 3,7 2,9 3,4 4,4
Bron: BRON, DUO, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
73
08/09 5,0 6,4 6,8 5,4 6,0 6,8 5,8 4,4 9,2 6,7 6,1 4,4 7,6 8,7 4,2 7,5 5,3 6,9 5,6 3,7 6,9 2,4 5,8
09/10 6,0 6,1 6,6 5,4 7,3 7,5 5,9 6,1 7,0 5,2 6,3 5,3 5,3 6,1 3,5 5,9 5,9 6,1 6,3 9,0 4,9 4,3 6,1
oververtegenwoordiging 08/09 09/10 verschil 6 15 9 11 12 1 40 51 11 12 25 13 73 101 28 70 66 -4 15 45 30 -2 46 48 105 81 -24 99 51 -48 56 96 40 5 23 18 84 32 -52 123 76 -47 20 16 -4 118 91 -27 4 13 9 54 43 -11 64 101 37 -8 142 150 75 70 -5 -28 25 53 27 37 10
Bijlage bij hoofdstuk 4
Tabel b4.1:
Personen (15-64 jaar), die per 1 januari 2010 in de gemeente wonen en als werkzoekende staan geregistreerd (absolute aantallen en in procenten van betreffende deelpopulatie)
Antilliaans pop.
N Totale bevolking (15-64)
NWW
Marokkaans pop.
N
NWW
Surinaams pop.
NWW
Turks pop.
N
NWW
ov.niet-westers pop.
N
NWW
N
%
westers pop.
N
NWW
autochtoon pop.
NWW
totaal pop.
NWW
N
%
N
%
N
N
%
N
%
N
%
N
N
%
N
N
%
1228 107
8,7
2771 247
8,9
1145
84
7,3
4111 282
6,9
4518 506 11,2
8855 381
4,3
74947
2006
2,7
97575
3613
3,7
Geslacht Man
597
56
9,4
1384 138 10,0
546
30
5,5
2096 141
6,7
2273 265 11,7
4146 186
4,5
37469
1046
2,8
48511
1862
3,8
Vrouw
631
51
8,1
1387 109
7,9
599
54
9,0
2015 141
7,0
2245 241 10,7
4709 195
4,1
37478
960
2,6
49064
1751
3,6
1e generatie
806
89 11,0
1870 203 10,9
657
62
9,4
2788 230
8,2
3926 489 12,5
3385 180
5,3
-
-
-
13432
1253
9,3
2e generatie
422
18
4,3
901
44
4,9
488
22
4,5
1323
3,9
592
17
5470 201
3,7
-
-
-
9196
354
3,8
15-24 jaar
333
19
5,7
702
27
3,8
245
9
3,7
1039
31
3,0
1082
31
2,9
1166
23
2,0
11732
147
1,3
16299
287
1,8
25-34 jaar
259
22
8,5
806
64
7,9
259
14
5,4
1089
78
7,2
1215 107
8,8
1734
67
3,9
14422
333
2,3
19784
685
3,5
35-44 jaar
250
17
6,8
726
82 11,3
283
24
8,5
1120
90
8,0
1109 164 14,8
2314 113
4,9
19051
525
2,8
24853
1015
4,1
45-54 jaar
236
28 11,9
360
52 14,4
243
24
9,9
560
61 10,9
803 154 19,2
2068
96
4,6
16904
554
3,3
21174
969
4,6
55-64 jaar
150
21 14,0
177
22 12,4
115
13 11,3
303
22
309
50 16,2
1573
82
5,2
12838
447
3,5
15465
657
4,2
15-24 jaar,1e generatie
136
10
7,4
103
8
7,8
34
2
5,9
189
9
4,8
749
28
3,7
332
9
2,7
-
-
-
1543
66
4,3
15-24 jaar,2e generatie
197
9
4,6
599
19
3,2
211
7
3,3
850
22
2,6
333
3
0,9
834
14
1,7
-
-
-
3024
74
2,4
25-34 jaar,1e generatie
138
14 10,1
530
41
7,7
93
5
5,4
679
51
7,5
1037 101
9,7
708
32
4,5
-
-
-
3185
244
7,7
25-34 jaar,2e generatie
121
8
6,6
276
23
8,3
166
9
5,4
410
27
6,6
3,4
1026
35
3,4
-
-
-
2177
108
5,0
35-44 jaar,1e generatie
167
16
9,6
700
80 11,4
206
20
9,7
1059
87
8,2
820
54
6,6
-
-
-
4015
415 10,3
35-44 jaar,2e generatie 83 1 1,2 Bron: UWV WERKbedrijf, bewerking Risbo
26
77
4
5,2
61
3
4,9
1494
59
3,9
-
-
-
1787
Generatie
52
2,9
Leeftijd
7,3
Leeftijd, generatie
75
2
7,7
178
6
1063 158 14,9 46
6 13,0
75
4,2
Bijlage bij hoofdstuk 4
Tabel b4.1a:
Personen (15-64 jaar) die als werkzoekende staan geregistreerd, per 1 januari 2009 en 2010 (in procenten van betreffende deelpopulatie)
Antilliaans
Marokkaans
Surinaams
Turks
ov. niet-westers
westers
autochtoon
totaal
werkzoekend (%) werkzoekend (%) werkzoekend (%) werkzoekend (%) werkzoekend (%) werkzoekend (%) werkzoekend (%) werkzoekend (%)
2009
2010
2009
2010
2009
2010
2009
2010
2009
2010
2009
2010
2009
2010
2009
2010
7,8
8,7
10,4
8,9
5,6
7,3
7,6
6,9
12,8
11,2
3,8
4,3
2,2
2,7
3,4
3,7
Man
6,4
9,4
11,0
10,0
3,1
5,5
6,7
6,7
12,2
11,7
3,7
4,5
2,0
2,8
3,2
3,8
Vrouw
9,2
8,1
9,8
7,9
7,8
9,0
8,5
7,0
13,4
10,7
3,9
4,1
2,3
2,6
3,6
3,6
1e generatie
10,9
11,0
13,4
10,9
7,0
9,4
9,6
8,2
14,4
12,5
5,4
5,3
.
.
10,4
9,3
2e generatie
1,5
4,3
3,6
4,9
3,6
4,5
3,0
3,9
1,8
2,9
2,8
3,7
.
.
2,8
3,8
15-24 jaar
2,8
5,7
2,8
3,8
0,4
3,7
2,5
3,0
3,6
2,9
1,0
2,0
0,9
1,3
1,3
1,8
25-34 jaar
5,4
8,5
9,3
7,9
8,3
5,4
6,8
7,2
11,7
8,8
3,1
3,9
1,4
2,3
2,9
3,5
Totale bevolking (15-64) Geslacht
Generatie
Leeftijd
35-44 jaar
7,7
6,8
14,3
11,3
6,0
8,5
10,5
8,0
16,1
14,8
3,8
4,9
2,1
2,8
3,7
4,1
45-54 jaar
11,7
11,9
18,1
14,4
6,9
9,9
12,8
10,9
20,1
19,2
4,5
4,6
2,9
3,3
4,3
4,6
55-64 jaar
18,6
14,0
16,5
12,4
7,8
11,3
8,1
7,3
21,8
16,2
5,9
5,2
3,4
3,5
4,4
4,2
15-24 jaar,1e generatie
4,2
7,4
1,8
7,8
0,0
5,9
4,7
4,8
4,8
3,7
1,5
2,7
.
.
3,8
4,3
15-24 jaar,2e generatie
1,6
4,6
3,0
3,2
0,5
3,3
1,9
2,6
0,3
0,9
0,9
1,7
.
.
1,5
2,4
25-34 jaar,1e generatie
8,2
10,1
11,1
7,7
9,4
5,4
7,4
7,5
13,3
9,7
4,0
4,5
.
.
9,2
7,7
25-34 jaar,2e generatie
1,8
6,6
4,9
8,3
7,5
5,4
5,5
6,6
2,8
3,4
2,5
3,4
.
.
3,7
5,0
35-44 jaar,1e generatie
10,7
9,6
14,5
11,4
6,6
9,7
10,9
8,2
16,4
14,9
5,5
6,6
.
.
11,6
10,3
35-44 jaar,2e generatie 1,3 1,2 Bron: UWV WERKbedrijf, bewerking Risbo
5,9
7,7
4,1
5,2
2,2
4,9
7,1
13,0
2,8
3,9
.
.
2,9
4,2
Leeftijd, generatie
76
Bijlage bij hoofdstuk 4
Tabel b4.2:
Personen (15-64 jaar), die per 1 januari 2010 in de gemeente wonen met een WWB, WIJ of IOA uitkering (absolute aantallen en in procenten van betreffende deelpopulatie)
Antilliaans pop.
N Totale bevolking (15-64)
uitkering
N
%
1228 107
8,7
Marokkaans pop.
N
uitkering
Surinaams pop.
uitkering
N
%
N
N
%
2771 193
7,0
1145
75
6,6
Turks pop.
N
uitkering
N
%
4111 185
4,5
ov.niet-westers pop.
N
uitkering
N
%
4518 546 12,1
westers pop.
N
uitkering
autochtoon pop.
uitkering
totaal pop.
uitkering
N
%
N
N
%
N
N
%
8855 252
2,8
74947
944
1,3
97575
2302
2,4
Geslacht Man
597
25
4,2
1384
96
6,9
546
22
4,0
2096
65
3,1
2273 288 12,7
4146 105
2,5
37469
376
1,0
48511
977
2,0
Vrouw
631
82 13,0
1387
97
7,0
599
53
8,8
2015 120
6,0
2245 258 11,5
4709 147
3,1
37478
568
1,5
49064
1325
2,7
1e generatie
806
93 11,5
1870 166
8,9
657
53
8,1
2788 162
5,8
3926 542 13,8
3385 159
4,7
-
-
-
13432
1175
8,7
2e generatie
422
14
3,3
901
27
3,0
488
22
4,5
1323
1,7
592
4
0,7
5470
1,7
-
-
-
9196
183
2,0
15-24 jaar
333
13
3,9
702
11
1,6
245
6
2,4
1039
15
1,4
1082
21
1,9
1166
18
1,5
11732
60
0,5
16299
144
0,9
25-34 jaar
259
20
7,7
806
56
6,9
259
25
9,7
1089
41
3,8
1215 124 10,2
1734
41
2,4
14422
132
0,9
19784
439
2,2
35-44 jaar
250
21
8,4
726
55
7,6
283
15
5,3
1120
61
5,4
1109 184 16,6
2314
66
2,9
19051
209
1,1
24853
611
2,5
45-54 jaar
236
33 14,0
360
53 14,7
243
16
6,6
560
45
8,0
803 135 16,8
2068
63
3,0
16904
266
1,6
21174
611
2,9
55-64 jaar
150
20 13,3
177
18 10,2
115
13 11,3
303
23
7,6
309
82 26,5
1573
64
4,1
12838
277
2,2
15465
497
3,2
Generatie
23
93
Leeftijd
Leeftijd, generatie 15-24 jaar,1e generatie
136
7
5,1
103
3
2,9
34
1
2,9
189
6
3,2
749
21
2,8
332
11
3,3
-
-
-
1543
49
3,2
15-24 jaar,2e generatie
197
6
3,0
599
8
1,3
211
5
2,4
850
9
1,1
333
0
0,0
834
7
0,8
-
-
-
3024
35
1,2
25-34 jaar,1e generatie
138
14 10,1
708
30
4,2
-
-
-
3185
245
7,7
25-34 jaar,2e generatie
121
1026
11
1,1
-
-
-
2177
62
2,8
35-44 jaar,1e generatie
167
35-44 jaar,2e generatie
83
530
38
7,2
93
13 14,0
679
29
4,3
5,0
276
18
6,5
166
12
7,2
410
12
2,9
19 11,4
700
54
7,7
206
12
5,8
1059
59
5,6
26
1
3,8
77
3
3,9
61
2
3,3
6
2
2,4
Bron: gemeentelijke of regionale uitkeringsinstantie, bewerking Risbo
77
1037 121 11,7 178
3
1,7
1063 184 17,3 46
0
0,0
820
39
4,8
-
-
-
4015
367
9,1
1494
27
1,8
-
-
-
1787
35
2,0
Bijlage bij hoofdstuk 4
Tabel b4.2a:
Personen (15-64 jaar) met een WWB, WIJ of IOA uitkering, per 1 januari 2009 en 2010 (in procenten van betreffende deelpopulatie)
Totale bevolking (15-64)
Antilliaans
Marokkaans
Surinaams
Turks
ov. niet-westers
westers
autochtoon
totaal
uitkering (%)
uitkering (%)
uitkering (%)
uitkering (%)
uitkering (%)
uitkering (%)
uitkering (%)
uitkering (%)
2009
2010
2009
2010
2009
2010
2009
2010
2009
2010
2009
2010
2009
2010
2009
2010
7,5
8,7
7,8
7,0
5,8
6,6
4,7
4,5
12,8
12,1
2,9
2,8
1,3
1,3
2,4
2,4
Geslacht Man
3,3
4,2
6,3
6,9
2,8
4,0
2,8
3,1
10,9
12,7
2,0
2,5
0,9
1,0
1,7
2,0
11,5
13,0
9,4
7,0
8,7
8,8
6,7
6,0
14,8
11,5
3,6
3,1
1,7
1,5
3,1
2,7
1e generatie
10,3
11,5
10,3
8,9
8,1
8,1
6,5
5,8
14,5
13,8
5,2
4,7
.
.
9,3
8,7
2e generatie
1,8
3,3
2,3
3,0
2,8
4,5
0,7
1,7
0,7
0,7
1,4
1,7
.
.
1,4
2,0
15-24 jaar
1,8
3,9
1,2
1,6
1,2
2,4
0,7
1,4
3,0
1,9
1,1
1,5
0,5
0,5
0,8
0,9
25-34 jaar
4,7
7,7
7,8
6,9
9,9
9,7
3,6
3,8
11,0
10,2
2,0
2,4
0,7
0,9
2,1
2,2 2,5
Vrouw Generatie
Leeftijd
35-44 jaar
8,5
8,4
9,1
7,6
4,9
5,3
7,2
5,4
16,2
16,6
2,7
2,9
1,2
1,1
2,5
45-54 jaar
11,7
14,0
14,7
14,7
6,0
6,6
7,2
8,0
18,7
16,8
3,8
3,0
1,5
1,6
2,9
2,9
55-64 jaar
17,8
13,3
16,5
10,2
9,7
11,3
9,5
7,6
30,2
26,5
4,3
4,1
2,6
2,2
3,7
3,2
15-24 jaar,1e generatie
3,5
5,1
0,9
2,9
3,0
2,9
2,8
3,2
4,0
2,8
2,4
3,3
.
.
3,2
3,2
15-24 jaar,2e generatie
0,5
3,0
1,2
1,3
0,9
2,4
0,1
1,1
0,3
0,0
0,6
0,8
.
.
0,6
1,2
25-34 jaar,1e generatie
4,8
10,1
9,2
7,2
15,6
14,0
4,3
4,3
12,9
11,7
3,9
4,2
.
.
8,0
7,7
25-34 jaar,2e generatie
4,5
5,0
4,5
6,5
6,2
7,2
2,2
2,9
0,6
1,7
0,7
1,1
.
.
2,0
2,8
35-44 jaar,1e generatie
11,8
11,4
9,2
7,7
5,7
5,8
7,6
5,6
16,8
17,3
5,4
4,8
.
.
9,9
9,1
35-44 jaar,2e generatie
1,3
2,4
5,9
3,8
2,7
3,9
0,0
3,3
2,4
0,0
1,2
1,8
.
.
1,3
2,0
Leeftijd, generatie
Bron: gemeentelijke of regionale uitkeringsinstantie, bewerking Risbo
78
Bijlage bij hoofdstuk 4
Tabel b4.3:
Werkzoekenden (15-64 jaar) naar duur, opleidings- en beroepsniveau en etnische herkomst, per 1 januari 2010 (absolute aantallen en procenten)
Antilliaans aantal
Marokkaans
%
aantal
%
Surinaams aantal
Turks
%
aantal
ov. niet-westers
westers
autochtoon
totaal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
Werkloosheidsduur 0-6 maanden
57
53,3
106
42,9
40
47,6
123
43,6
185
36,6
185
48,6
1.026
51,1
1.722
47,7
7-12 maanden
17
15,9
37
15,0
17
20,2
51
18,1
90
17,8
69
18,1
375
18,7
656
18,2
1-2 jaar
13
12,1
28
11,3
7
8,3
40
14,2
65
12,8
42
11,0
195
9,7
390
10,8
2-5 jaar
9
8,4
35
14,2
11
13,1
33
11,7
85
16,8
42
11,0
203
10,1
418
11,6
11
10,3
41
16,6
9
10,7
35
12,4
81
16,0
43
11,3
207
10,3
427
11,8
26
24,3
97
39,3
16
19,0
124
44,0
206
40,7
73
19,2
269
13,4
811
22,4
vmbo
43
40,2
75
30,4
36
42,9
70
24,8
97
19,2
76
19,9
459
22,9
856
23,7
havo/vwo/mbo
29
27,1
58
23,5
23
27,4
72
25,5
133
26,3
146
38,3
711
35,4
1.172
32,4
9
8,4
17
6,9
9
10,7
16
5,7
70
13,8
86
22,6
567
28,3
774
21,4
20,1
meer dan 5 jaar Opleidingsniveau (NWW)
hbo/wo Beroepsniveau (NWW) Elementair
18
18,2
82
37,8
17
23,3
113
43,1
165
39,2
61
17,4
213
11,2
669
Lager
43
43,4
70
32,3
29
39,7
74
28,2
129
30,6
97
27,7
555
29,1
997
30,0
Middelbaar
31
31,3
48
22,1
21
28,8
57
21,8
89
21,1
109
31,1
597
31,3
952
28,6
7
7,1
17
7,8
6
8,2
18
6,9
38
9,0
83
23,7
540
28,3
709
21,3
Hoger/wetenschappelijk Bron: UWV WERKbedrijf, bewerking Risbo
Tabel b4.3a:
Werkzoekenden (15-64 jaar) naar duur, opleidings- en beroepsniveau en etnische herkomst, per 1 januari 2009 en 2010 (in procenten)
Antilliaans 2009
2010
Marokkaans 2009
2010
Surinaams 2009
2010
Turks 2009
2010
ov. niet-westers 2009
westers
autochtoon
totaal
2010
2009
2010
2009
2010
2009
2010
Werkloosheidsduur 0-6 maanden
29,8
53,3
31,1
42,9
25,8
47,6
35,9
43,6
30,9
36,6
34,3
48,6
34,2
51,1
33,2
47,7
7-12 maanden
19,1
15,9
13,8
15,0
17,7
20,2
17,4
18,1
16,1
17,8
15,2
18,1
13,5
18,7
14,8
18,2
1-2 jaar
11,7
12,1
16,3
11,3
14,5
8,3
13,8
14,2
12,6
12,8
15,2
11,0
14,5
9,7
14,2
10,8
2-5 jaar
27,7
8,4
21,2
14,2
25,8
13,1
18,1
11,7
21,3
16,8
18,5
11,0
21,1
10,1
20,9
11,6
meer dan 5 jaar
11,7
10,3
17,7
16,6
16,1
10,7
14,8
12,4
19,1
16,0
16,7
11,3
16,7
10,3
16,9
11,8
Fase 1
20,3
0,0
17,4
0,0
23,1
0,0
25,7
0,0
17,3
0,0
25,0
0,0
30,8
0,0
25,9
0,0
Fase 2
16,5
0,0
14,0
0,0
11,5
0,0
15,9
0,0
8,9
0,0
21,6
0,0
21,3
0,0
17,8
0,0
Fase 3
29,1
0,0
26,4
0,0
17,3
0,0
29,6
0,0
32,0
0,0
22,4
0,0
20,7
0,0
24,2
0,0
Fase 4
34,2
0,0
42,1
0,0
48,1
0,0
28,8
0,0
41,8
0,0
31,0
0,0
27,2
0,0
32,1
0,0
24,5
24,3
50,2
39,3
16,1
19,0
55,3
44,0
52,0
40,7
25,1
19,2
19,2
13,4
31,6
22,4
vmbo
40,4
40,2
29,0
30,4
43,5
42,9
23,0
24,8
17,7
19,2
19,7
19,9
27,3
22,9
25,3
23,7
havo/vwo/mbo
26,6
27,1
18,4
23,5
30,6
27,4
18,1
25,5
19,7
26,3
36,4
38,3
29,0
35,4
26,2
32,4
8,5
8,4
2,5
6,9
9,7
10,7
3,6
5,7
10,6
13,8
18,8
22,6
24,6
28,3
16,9
21,4
Elementair
26,6
18,2
49,4
37,8
21,8
23,3
47,0
43,1
48,3
39,2
21,5
17,4
15,3
11,2
27,3
20,1
Lager
49,4
43,4
28,1
32,3
40,0
39,7
31,3
28,2
24,6
30,6
31,5
27,7
32,0
29,1
31,1
30,0
Middelbaar
22,8
31,3
17,4
22,1
27,3
28,8
14,2
21,8
19,5
21,1
28,2
31,1
27,8
31,3
24,3
28,6
1,3
7,1
5,1
7,8
10,9
8,2
7,5
6,9
7,6
9,0
18,8
23,7
24,9
28,3
17,4
21,3
Fasering UWV
Opleidingsniveau (NWW)
hbo/wo Beroepsniveau (NWW)
Hoger/wetenschappelijk Bron: UWV WERKbedrijf, bewerking Risbo
79
Bijlage bij hoofdstuk 4
Tabel b4.4:
Personen (15-64 jaar) met een WWB, WIJ of IOA uitkering naar uitkeringsduur, per 1 januari 2010 (absolute aantallen en procenten)
Antilliaans aantal
%
Marokkaans aantal
Surinaams
%
aantal
%
Turks aantal
ov. niet-westers
%
aantal
%
westers aantal
autochtoon
totaal
%
aantal
%
aantal
%
Uitkeringsduur 0-6 maanden
33
30,8
37
19,2
24
32,0
34
18,4
109
20,0
55
21,8
170
18,0
462
20,1
7-12 maanden
12
11,2
31
16,1
8
10,7
27
14,6
74
13,6
29
11,5
124
13,1
305
13,2
1-2 jaar
15
14,0
29
15,0
9
12,0
31
16,8
96
17,6
37
14,7
101
10,7
318
13,8
2-5 jaar
17
15,9
41
21,2
9
12,0
39
21,1
130
23,8
59
23,4
180
19,1
475
20,6
meer dan 5 jaar
30
28,0
55
28,5
25
33,3
54
29,2
137
25,1
72
28,6
369
39,1
742
32,2
Bron: gemeentelijke of regionale uitkeringsinstantie, bewerking Risbo
Tabel b4.4a:
Personen (15-64 jaar) met een WWB, WIJ of IOA uitkering naar uitkeringsduur, per 1 januari 2009 en 2010 (in procenten)
Antilliaans 2009
2010
Marokkaans 2009
2010
Surinaams 2009
2010
Turks 2009
2010
ov. niet-westers 2009
westers
autochtoon
totaal
2010
2009
2010
2009
2010
2009
2010
20,1
Uitkeringsduur 0-6 maanden
17,8
30,8
17,8
19,2
10,8
32,0
15,8
18,4
16,2
20,0
12,3
21,8
12,0
18,0
14,1
7-12 maanden
15,6
11,2
12,2
16,1
13,8
10,7
14,2
14,6
10,3
13,6
12,3
11,5
10,3
13,1
11,3
13,2
1-2 jaar
14,4
14,0
16,0
15,0
16,9
12,0
11,1
16,8
19,7
17,6
19,0
14,7
13,3
10,7
15,7
13,8
2-5 jaar
14,4
15,9
20,7
21,2
23,1
12,0
21,6
21,1
23,3
23,8
23,8
23,4
19,2
19,1
20,9
20,6
meer dan 5 jaar
37,8
28,0
33,3
28,5
35,4
33,3
37,4
29,2
30,6
25,1
32,5
28,6
45,1
39,1
37,9
32,2
Bron: gemeentelijke of regionale uitkeringsinstantie, bewerking Risbo
80
Bijlage bij hoofdstuk 4
Tabel b4.5:
Oververtegenwoordiging van Antilliaans-Nederlandse werkzoekenden (15-64 jaar en 15-24 jaar) in de 22 gemeenten, per 1 januari 2010 (absolute aantallen, in procenten van betreffende bevolkingsgroep en oververtegenwoordiging (ovvt))
Rotterdam Amsterdam Den Haag Almere Tilburg Groningen Dordrecht Zoetermeer Eindhoven Breda Nijmegen Capelle a/d IJssel Spijkenisse Lelystad Schiedam Amersfoort Zwolle Vlaardingen Den Helder Leeuwarden Vlissingen Hellevoetsluis Totaal 22 AG
populatie N 410.714 561.854 339.986 133.298 143.257 142.694 79.863 84.852 147.249 117.073 117.667 44.475 50.751 51.745 51.549 97.575 81.597 46.151 38.998 65.544 29.531 27.657 2.864.080
15 t/m 64 jaar totaal Antilliaans werkzoekend populatie werkzoekend N % N N % 32.636 7,9 15.249 1.970 12,9 41.084 7,3 9.059 831 9,2 17.962 5,3 8.667 824 9,5 7.015 5,3 3.379 364 10,8 6.697 4,7 3.138 328 10,5 8.318 5,8 2.482 363 14,6 3.105 3,9 2.150 234 10,9 3.931 4,6 1.815 172 9,5 9.013 6,1 1.913 208 10,9 5.967 5,1 1.563 167 10,7 8.464 7,2 1.510 215 14,2 1.782 4,0 1.444 116 8,0 2.236 4,4 1.258 135 10,7 2.875 5,6 1.182 162 13,7 3.217 6,2 1.224 197 16,1 3.613 3,7 1.228 107 8,7 3.657 4,5 1.023 139 13,6 2.594 5,6 884 146 16,5 1.627 4,2 875 112 12,8 4.257 6,5 681 129 18,9 1.263 4,3 503 46 9,1 814 2,9 425 27 6,4 172.127 6,0 61.652 6.992 11,3
ovvt % 63 25 80 105 124 151 180 105 78 110 98 100 144 147 158 135 203 194 207 192 114 116 89
populatie N 82.198 98.963 60.553 25.747 30.832 43.501 14.499 16.382 28.205 23.056 28.278 7.985 9.434 8.943 9.097 16.299 15.945 8.205 6.909 15.464 5.160 4.632 560.287
15 t/m 24 jaar totaal Antilliaans werkzoekend populatie werkzoekend N % N N % 2.416 2,9 4.608 234 5,1 2.478 2,5 2.058 109 5,3 1.632 2,7 2.502 105 4,2 852 3,3 917 63 6,9 918 3,0 913 62 6,8 676 1,6 812 42 5,2 352 2,4 617 39 6,3 418 2,6 493 27 5,5 676 2,4 544 41 7,5 446 1,9 447 19 4,3 916 3,2 454 32 7,0 127 1,6 437 14 3,2 260 2,8 345 13 3,8 266 3,0 345 25 7,2 254 2,8 326 23 7,1 287 1,8 333 19 5,7 328 2,1 336 19 5,7 182 2,2 215 17 7,9 170 2,5 239 11 4,6 408 2,6 248 14 5,6 119 2,3 155 9 5,8 94 2,0 132 5 3,8 14.275 2,5 17.476 942 5,4
ovvt % 73 112 56 108 128 233 160 115 214 120 118 101 37 144 153 224 175 256 87 114 152 87 112
Bron: UWV WERKbedrijf, bewerking Risbo
Tabel b4.5a:
Oververtegenwoordiging van Antilliaans-Nederlandse werkzoekenden (15-64 jaar en 15-24 jaar) in de 22 gemeenten, per 1 januari 2009 en 2010 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep en oververtegenwoordiging) totaal
Rotterdam Amsterdam Den Haag Almere Tilburg Groningen Dordrecht Zoetermeer Eindhoven Breda Nijmegen Capelle a/d IJssel Spijkenisse Lelystad Schiedam Amersfoort Zwolle Vlaardingen Den Helder Leeuwarden Vlissingen Hellevoetsluis Totaal 22 AG
2009 7,2 6,9 4,6 4,8 3,6 5,4 3,1 3,5 4,1 4,0 6,1 3,3 2,8 4,3 4,3 3,4 3,5 4,7 3,9 5,5 3,8 2,2 5,2
2010 7,9 7,3 5,3 5,3 4,7 5,8 3,9 4,6 6,1 5,1 7,2 4,0 4,4 5,6 6,2 3,7 4,5 5,6 4,2 6,5 4,3 2,9 6,0
15 t/m 64 jaar Antilliaans oververtegenwoordiging 2009 2010 2009 2010 verschil 11,3 12,9 58 63 5 8,4 9,2 22 25 3 8,4 9,5 85 80 -5 9,1 10,8 89 105 16 7,7 10,5 111 124 13 14,4 14,6 164 151 -13 8,9 10,9 191 180 -11 7,3 9,5 108 105 -3 5,8 10,9 42 78 36 9,7 10,7 146 110 -36 12,6 14,2 104 98 -6 7,7 8,0 137 100 -37 5,5 10,7 97 144 47 9,3 13,7 115 147 32 11,3 16,1 161 158 -3 7,8 8,7 132 135 3 10,7 13,6 208 203 -5 12,1 16,5 157 194 37 12,5 12,8 217 207 -10 13,9 18,9 153 192 39 7,5 9,1 95 114 19 5,2 6,4 134 116 -18 9,6 11,3 84 89 5
Bron: UWV WERKbedrijf, bewerking Risbo
81
15 t/m 24 jaar Antilliaans
totaal 2009 1,7 2,4 1,8 2,7 1,9 1,2 1,4 1,4 1,2 1,3 1,8 0,9 1,0 1,9 1,5 1,3 1,3 1,6 2,2 1,8 1,8 0,9 1,7
2010 2,9 2,5 2,7 3,3 3,0 1,6 2,4 2,6 2,4 1,9 3,2 1,6 2,8 3,0 2,8 1,8 2,1 2,2 2,5 2,6 2,3 2,0 2,5
2009 3,4 4,5 3,6 5,1 4,1 4,8 4,1 3,9 2,4 2,7 5,4 3,2 2,0 2,8 3,3 2,8 5,2 5,8 6,1 5,0 4,0 0,8 3,8
2010 5,1 5,3 4,2 6,9 6,8 5,2 6,3 5,5 7,5 4,3 7,0 3,2 3,8 7,2 7,1 5,7 5,7 7,9 4,6 5,6 5,8 3,8 5,4
oververtegenwoordiging 2009 2010 verschil 96 73 -23 88 112 24 98 56 -42 87 108 21 122 128 6 320 233 -87 194 160 -34 182 115 -67 100 214 114 115 120 5 206 118 -88 272 101 -171 108 37 -71 51 144 93 116 153 37 112 224 112 296 175 -121 273 256 -17 182 87 -95 174 114 -60 130 152 22 -12 87 99 120 112 -8
Bijlage bij hoofdstuk 4
Tabel b4.6:
Oververtegenwoordiging van Marokkaans-Nederlandse werkzoekenden (15-64 jaar en 15-24 jaar) in de 22 gemeenten, per 1 januari 2010 (absolute aantallen, in procenten van betreffende bevolkingsgroep en oververtegenwoordiging (ovvt))
Amsterdam Rotterdam Utrecht Den Haag Gouda Eindhoven Tilburg Leiden ‘s-Hertogenbosch Amersfoort Roosendaal Helmond Nijmegen Zeist Veenendaal Ede Lelystad Schiedam Culemborg Gorinchem Oosterhout Maassluis Totaal 22 MG
populatie N 561.854 410.714 225.209 339.986 47.436 147.249 143.257 85.375 96.628 97.575 51.374 59.495 117.667 38.677 40.768 70.418 51.745 51.549 18.388 23.020 35.946 20.972 2.735.302
15 t/m 64 jaar totaal Marokkaans werkzoekend populatie werkzoekend N % N N % 41.084 7,3 45.489 6.648 14,6 32.636 7,9 24.773 3.946 15,9 9.326 4,1 16.701 1.726 10,3 17.962 5,3 17.391 1.826 10,5 2.275 4,8 4.144 599 14,5 9.013 6,1 3.502 450 12,8 6.697 4,7 3.455 362 10,5 4.018 4,7 3.242 536 16,5 4.430 4,6 2.979 327 11,0 3.613 3,7 2.771 247 8,9 2.047 4,0 2.302 222 9,6 4.315 7,3 2.225 355 16,0 8.464 7,2 2.250 443 19,7 1.230 3,2 2.159 156 7,2 1.668 4,1 1.921 239 12,4 2.191 3,1 1.450 206 14,2 2.875 5,6 1.419 162 11,4 3.217 6,2 1.359 183 13,5 835 4,5 1.134 200 17,6 910 4,0 1.080 88 8,1 1.516 4,2 778 76 9,8 879 4,2 799 105 13,1 161.201 5,9 143.323 19.102 13,3
ovvt % 100 100 150 99 201 110 124 251 139 141 142 120 174 127 204 357 105 116 288 106 132 214 126
populatie N 98.963 82.198 51.354 60.553 8.720 28.205 30.832 18.922 16.390 16.299 8.883 9.742 28.278 7.143 7.848 14.722 8.943 9.097 3.204 3.933 5.984 3.573 523.786
15 t/m 24 jaar totaal Marokkaans werkzoekend populatie werkzoekend N % N N % 2.478 2,5 12.268 503 4,1 2.416 2,9 6.930 313 4,5 654 1,3 4.482 152 3,4 1.632 2,7 4.801 225 4,7 136 1,6 1.165 36 3,1 676 2,4 894 34 3,8 918 3,0 880 58 6,6 324 1,7 822 42 5,1 347 2,1 815 39 4,8 287 1,8 702 27 3,8 159 1,8 660 16 2,4 423 4,3 544 28 5,1 916 3,2 618 54 8,7 80 1,1 647 12 1,9 185 2,4 532 29 5,5 194 1,3 452 23 5,1 266 3,0 352 13 3,7 254 2,8 374 13 3,5 59 1,8 286 9 3,1 91 2,3 329 14 4,3 142 2,4 210 10 4,8 68 1,9 252 12 4,8 12.705 2,4 39.015 1.662 4,3
ovvt % 64 54 166 74 98 59 121 198 126 118 35 19 170 66 131 286 24 24 71 84 101 150 76
Bron: UWV WERKbedrijf, bewerking Risbo
Tabel b4.6a:
Oververtegenwoordiging van Marokkaans-Nederlandse werkzoekenden (15-64 jaar en 15-24 jaar) in de 22 gemeenten, per 1 januari 2009 en 2010 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep en oververtegenwoordiging) totaal
Amsterdam Rotterdam Utrecht Den Haag Gouda Eindhoven Tilburg Leiden ‘s-Hertogenbosch Amersfoort Roosendaal Helmond Nijmegen Zeist Veenendaal Ede Lelystad Schiedam Culemborg Gorinchem Oosterhout Maassluis Totaal 22 MG
2009 6,9 7,2 3,3 4,6 4,4 4,1 3,6 4,0 3,6 3,4 2,9 5,9 6,1 2,6 2,6 4,3 4,3 3,6 3,2 2,9 2,9 5,1
2010 7,3 7,9 4,1 5,3 4,8 6,1 4,7 4,7 4,6 3,7 4,0 7,3 7,2 3,2 4,1 3,1 5,6 6,2 4,5 4,0 4,2 4,2 5,9
15 t/m 64 jaar Marokkaans oververtegenwoordiging 2009 2010 2009 2010 verschil 14,8 14,6 115 100 -15 15,9 15,9 122 100 -22 9,3 10,3 179 150 -29 10,0 10,5 119 99 -20 14,7 14,5 235 201 -34 10,1 12,8 146 110 -36 9,0 10,5 147 124 -23 15,6 16,5 286 251 -35 9,6 11,0 167 139 -28 10,4 8,9 208 141 -67 7,1 9,6 145 142 -3 14,7 16,0 151 120 -31 16,6 19,7 170 174 4 7,8 7,2 201 127 -74 12,4 204 12,6 14,2 378 357 -21 8,6 11,4 100 105 5 9,4 13,5 117 116 -1 16,3 17,6 346 288 -58 6,6 8,1 104 106 2 7,0 9,8 142 132 -10 10,1 13,1 244 214 -30 12,8 13,3 152 126 -26
Bron: UWV WERKbedrijf, bewerking Risbo
82
15 t/m 24 jaar Marokkaans
totaal 2009 2,4 1,7 1,0 1,8 1,1 1,2 1,9 1,0 1,4 1,3 1,0 2,9 1,8 0,7 0,9 1,9 1,5 0,6 1,3 1,1 0,8 1,6
2010 2,5 2,9 1,3 2,7 1,6 2,4 3,0 1,7 2,1 1,8 1,8 4,3 3,2 1,1 2,4 1,3 3,0 2,8 1,8 2,3 2,4 1,9 2,4
2009 3,8 2,6 2,6 3,6 2,5 2,1 4,2 3,7 2,5 2,8 1,6 5,6 6,0 1,6 2,9 0,8 3,9 0,7 2,1 1,6 1,5 3,2
2010 4,1 4,5 3,4 4,7 3,1 3,8 6,6 5,1 4,8 3,8 2,4 5,1 8,7 1,9 5,5 5,1 3,7 3,5 3,1 4,3 4,8 4,8 4,3
oververtegenwoordiging 2009 2010 verschil 61 64 3 54 54 0 177 166 -11 97 74 -23 119 98 -21 82 59 -23 126 121 -5 263 198 -65 85 126 41 113 118 5 62 35 -27 95 19 -76 241 170 -71 112 66 -46 131 209 286 77 -57 24 81 159 24 -135 27 71 44 63 84 21 49 101 52 95 150 55 95 76 -19
Bijlage bij hoofdstuk 4
Tabel b4.7:
Oververtegenwoordiging van Antilliaans-Nederlandse uitkeringsontvangers (15-64 jaar en 15-24 jaar) in de 22 gemeenten, per 1 januari 2010 (absolute aantallen, in procenten van betreffende bevolkingsgroep en oververtegenwoordiging (ovvt)) 15 t/m 64 jaar totaal
Rotterdam Amsterdam Den Haag Almere Tilburg Groningen Dordrecht Zoetermeer Eindhoven Breda Nijmegen Capelle a/d IJssel Spijkenisse Lelystad Schiedam Amersfoort Zwolle Vlaardingen Den Helder Leeuwarden Vlissingen Hellevoetsluis Totaal 22 AG
populatie N 410.714 561.854 339.986 133.298 143.257 142.694 79.863 84.852 147.249 117.073 117.667 44.475 50.751 51.745 51.549 97.575 81.597 46.151 38.998 65.544 29.531 27.657 2.864.080
uitkering populatie N % N 34.464 8,4 15.249 36.343 6,5 9.059 18.047 5,3 8.667 4.136 3,1 3.379 5.141 3,6 3.138 8.538 6,0 2.482 2.965 3,7 2.150 2.147 2,5 1.815 5.472 3,7 1.913 3.446 2,9 1.563 5.026 4,3 1.510 1.833 4,1 1.444 1.577 3,1 1.258 1.553 3,0 1.182 2.038 4,0 1.224 2.302 2,4 1.228 2.511 3,1 1.023 1.545 3,3 884 1.260 3,2 875 3.469 5,3 681 1.341 4,5 503 613 2,2 425 145.767 5,1 61.652
15 t/m 24 jaar Antilliaans uitkering N % 2.571 16,9 1.037 11,4 948 10,9 261 7,7 363 11,6 485 19,5 280 13,0 121 6,7 181 9,5 130 8,3 145 9,6 200 13,9 111 8,8 100 8,5 166 13,6 107 8,7 126 12,3 99 11,2 138 15,8 127 18,6 63 12,5 31 7,3 7.790 12,6
totaal ovvt % 101 77 106 149 222 227 251 163 155 183 125 236 184 182 243 269 300 235 388 252 176 229 148
populatie N 82.198 98.963 60.553 25.747 30.832 43.501 14.499 16.382 28.205 23.056 28.278 7.985 9.434 8.943 9.097 16.299 15.945 8.205 6.909 15.464 5.160 4.632 560.287
uitkering N % 1.808 2,2 786 0,8 1.199 2,0 332 1,3 491 1,6 612 1,4 154 1,1 194 1,2 336 1,2 243 1,1 288 1,0 141 1,8 100 1,1 147 1,6 134 1,5 144 0,9 172 1,1 81 1,0 58 0,8 380 2,5 123 2,4 26 0,6 7.949 1,4
populatie
N 4.608 2.058 2.502 917 913 812 617 493 544 447 454 437 345 345 326 333 336 215 239 248 155 132 17.476
Antilliaans uitkering N % 248 5,4 27 1,3 89 3,6 31 3,4 45 4,9 54 6,7 21 3,4 16 3,2 24 4,4 13 2,9 10 2,2 25 5,7 12 3,5 17 4,9 12 3,7 13 3,9 17 5,1 8 3,7 6 2,5 16 6,5 6 3,9 2 1,5 712 4,1
ovvt % 145 65 80 162 210 373 220 174 270 176 116 224 228 200 150 342 369 277 199 163 62 170 187
Bron: gemeentelijke of regionale uitkeringsinstantie, bewerking Risbo
Tabel b4.7a:
Oververtegenwoordiging van Antilliaans-Nederlandse uitkeringsontvangers (15-64 jaar en 15-24 jaar) in de 22 gemeenten, per 1 januari 2009 en 2010 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep en oververtegenwoordiging) totaal
Rotterdam Amsterdam Den Haag Almere Tilburg Groningen Dordrecht Zoetermeer Eindhoven Breda Nijmegen Capelle a/d IJssel Spijkenisse Lelystad Schiedam Amersfoort Zwolle Vlaardingen Den Helder Leeuwarden Vlissingen Hellevoetsluis Totaal 22 AG
2009 7,2 6,3 4,8 2,6 3,1 5,9 3,0 3,4 2,8 4,2 3,3 2,7 2,4 3,6 2,4 2,8 4,2 3,2 4,5 3,9 2,0 4,7
2010 8,4 6,5 5,3 3,1 3,6 6,0 3,7 2,5 3,7 2,9 4,3 4,1 3,1 3,0 4,0 2,4 3,1 3,3 3,2 5,3 4,5 2,2 5,1
15 t/m 64 jaar Antilliaans oververtegenwoordiging 2009 2010 2009 2010 verschil 15,9 16,9 122 101 -21 10,9 11,4 73 77 4 9,5 10,9 98 106 8 6,6 7,7 157 149 -8 9,6 11,6 207 222 15 18,9 19,5 221 227 6 13,0 251 9,0 6,7 200 163 -37 8,6 9,5 153 155 2 8,8 8,3 215 183 -32 9,9 9,6 133 125 -8 10,7 13,9 221 236 15 7,5 8,8 176 184 8 6,0 8,5 146 182 36 12,0 13,6 236 243 7 7,5 8,7 212 269 57 11,5 12,3 314 300 -14 16,1 11,2 282 235 -47 15,8 15,8 389 388 -1 12,5 18,6 177 252 75 9,3 12,5 140 176 36 9,0 7,3 353 229 -124 11,7 12,6 147 148 1
Bron: gemeentelijke of regionale uitkeringsinstantie, bewerking Risbo
83
15 t/m 24 jaar Antilliaans
totaal 2009 1,4 0,7 1,5 1,0 1,3 1,1 1,9 1,4 0,9 0,9 1,1 0,8 0,9 1,0 0,8 0,8 1,8 1,3 1,6 1,8 0,6 1,1
2010 2,2 0,8 2,0 1,3 1,6 1,4 1,1 1,2 1,2 1,1 1,0 1,8 1,1 1,6 1,5 0,9 1,1 1,0 0,8 2,5 2,4 0,6 1,4
2009 3,7 1,4 2,8 2,9 3,8 6,5 5,9 4,2 2,1 2,5 4,5 1,5 2,2 3,0 1,8 5,2 5,8 4,8 2,9 2,7 0,8 3,3
2010 5,4 1,3 3,6 3,4 4,9 6,7 3,4 3,2 4,4 2,9 2,2 5,7 3,5 4,9 3,7 3,9 5,1 3,7 2,5 6,5 3,9 1,5 4,1
oververtegenwoordiging 2009 2010 verschil 158 145 -13 91 65 -26 84 80 -4 197 162 -35 195 210 15 482 373 -109 220 213 174 -39 207 270 63 133 176 43 175 116 -59 295 224 -71 92 228 136 151 200 49 202 150 -52 138 342 204 518 369 -149 227 277 50 273 199 -74 84 163 79 48 62 14 34 170 136 186 187 1
Bijlage bij hoofdstuk 4
Tabel b4.8:
Oververtegenwoordiging van Marokkaans-Nederlandse uitkeringsontvangers (15-64 jaar en 15-24 jaar) in de 22 gemeenten, per 1 januari 2010 (absolute aantallen, in procenten van betreffende bevolkingsgroep en oververtegenwoordiging (ovvt)) 15 t/m 64 jaar totaal
Amsterdam Rotterdam Utrecht Den Haag Gouda Eindhoven Tilburg Leiden ‘s-Hertogenbosch Amersfoort Roosendaal Helmond Nijmegen Zeist Veenendaal Ede Lelystad Schiedam Culemborg Gorinchem Oosterhout Maassluis Totaal 22 MG
populatie N 561.854 410.714 225.209 339.986 47.436 147.249 143.257 85.375 96.628 97.575 51.374 59.495 117.667 38.677 40.768 70.418 51.745 51.549 18.388 23.020 35.946 20.972 2.735.302
uitkering populatie N % N 36.343 6,5 45.489 34.464 8,4 24.773 7.735 3,4 16.701 18.047 5,3 17.391 1.359 2,9 4.144 5.472 3,7 3.502 5.141 3,6 3.455 2.888 3,4 3.242 2.864 3,0 2.979 2.302 2,4 2.771 1.167 2,3 2.302 2.167 3,6 2.225 5.026 4,3 2.250 886 2,3 2.159 1.241 3,0 1.921 1.258 1,8 1.450 1.553 3,0 1.419 2.038 4,0 1.359 418 2,3 1.134 550 2,4 1.080 546 1,5 778 647 3,1 799 134.112 4,9 143.323
15 t/m 24 jaar Marokkaans uitkering N % 5.730 12,6 5.012 20,2 1.855 11,1 1.875 10,8 447 10,8 346 9,9 336 9,7 416 12,8 264 8,9 193 7,0 179 7,8 208 9,3 291 12,9 163 7,5 248 12,9 144 9,9 91 6,4 135 9,9 118 10,4 60 5,6 51 6,6 82 10,3 18.244 12,7
totaal ovvt % 95 141 223 103 277 166 171 279 199 195 242 157 203 230 324 456 114 151 358 133 332 233 160
populatie N 98.963 82.198 51.354 60.553 8.720 28.205 30.832 18.922 16.390 16.299 8.883 9.742 28.278 7.143 7.848 14.722 8.943 9.097 3.204 3.933 5.984 3.573 523.786
uitkering N % 786 0,8 1.808 2,2 481 0,9 1.199 2,0 50 0,6 336 1,2 491 1,6 133 0,7 167 1,0 144 0,9 72 0,8 231 2,4 288 1,0 45 0,6 101 1,3 96 0,7 147 1,6 134 1,5 27 0,8 38 1,0 22 0,4 45 1,3 6.841 1,3
populatie
N 12.268 6.930 4.482 4.801 1.165 894 880 822 815 702 660 544 618 647 532 452 352 374 286 329 210 252 39.015
Marokkaans uitkering N % 131 1,1 279 4,0 111 2,5 183 3,8 14 1,2 13 1,5 32 3,6 21 2,6 17 2,1 11 1,6 8 1,2 24 4,4 24 3,9 14 2,2 32 6,0 11 2,4 4 1,1 12 3,2 8 2,8 6 1,8 0 0,0 8 3,2 963 2,5
ovvt % 34 83 164 93 110 22 128 263 105 77 50 86 281 243 367 273 -31 118 232 89 -100 152 89
Bron: gemeentelijke of regionale uitkeringsinstantie, bewerking Risbo
Tabel b4.8a:
Oververtegenwoordiging van Marokkaans-Nederlandse uitkeringsontvangers (15-64 jaar en 15-24 jaar) in de 22 gemeenten, per 1 januari 2009 en 2010 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep en oververtegenwoordiging) totaal
Amsterdam Rotterdam Utrecht Den Haag Gouda Eindhoven Tilburg Leiden ‘s-Hertogenbosch Amersfoort Roosendaal Helmond Nijmegen Zeist Veenendaal Ede Lelystad Schiedam Culemborg Gorinchem Oosterhout Maassluis Totaal 22 MG
2009 6,3 7,2 2,8 4,8 2,3 3,4 3,1 3,4 3,1 2,4 1,6 3,2 4,2 1,8 2,2 1,6 2,4 3,6 2,1 2,0 1,6 2,7 4,5
2010 6,5 8,4 3,4 5,3 2,9 3,7 3,6 3,4 3,0 2,4 2,3 3,6 4,3 2,3 3,0 1,8 3,0 4,0 2,3 2,4 1,5 3,1 4,9
15 t/m 64 jaar Marokkaans oververtegenwoordiging 2009 2010 2009 2010 verschil 12,4 12,6 97 95 -2 14,3 20,2 99 141 42 7,9 11,1 185 223 38 9,8 10,8 102 103 1 7,6 10,8 226 277 51 9,5 9,9 181 166 -15 7,5 9,7 139 171 32 12,1 12,8 256 279 23 10,8 8,9 249 199 -50 7,8 7,0 226 195 -31 5,0 7,8 214 242 28 8,2 9,3 154 157 3 11,3 12,9 168 203 35 6,0 7,5 234 230 -4 8,9 12,9 300 324 24 9,0 9,9 452 456 4 5,4 6,4 122 114 -8 8,5 9,9 138 151 13 10,3 10,4 379 358 -21 3,8 5,6 89 133 44 6,3 6,6 307 332 25 9,6 10,3 261 233 -28 10,8 12,7 143 160 17
Bron: gemeentelijke of regionale uitkeringsinstantie, bewerking Risbo
84
15 t/m 24 jaar Marokkaans
totaal 2009 0,7 1,4 0,8 1,5 0,4 1,4 1,3 0,6 0,8 0,8 0,3 1,4 0,9 0,3 0,8 0,5 0,9 1,0 0,7 0,5 0,4 0,8 1,0
2010 0,8 2,2 0,9 2,0 0,6 1,2 1,6 0,7 1,0 0,9 0,8 2,4 1,0 0,6 1,3 0,7 1,6 1,5 0,8 1,0 0,4 1,3 1,3
2009 1,1 2,3 1,7 2,5 0,4 2,7 1,1 1,3 1,1 1,2 0,8 3,9 2,4 0,5 2,8 1,5 0,8 1,1 1,8 0,6 0,0 1,9 1,7
2010 1,1 4,0 2,5 3,8 1,2 1,5 3,6 2,6 2,1 1,6 1,2 4,4 3,9 2,2 6,0 2,4 1,1 3,2 2,8 1,8 0,0 3,2 2,5
oververtegenwoordiging 2009 2010 verschil 53 34 -19 65 83 18 129 164 35 68 93 25 -2 110 112 99 22 -77 -12 128 140 108 263 155 40 105 65 51 77 26 125 50 -75 174 86 -88 163 281 118 38 243 205 259 367 108 193 273 80 -10 -31 -21 15 118 103 173 232 59 16 89 73 -100 -100 0 127 152 25 66 89 23
Bijlage bij hoofdstuk 5
Tabel b5.1:
Verdachten (12 jaar e.o.) naar achtergrondkenmerken, in 2010 (absolute aantallen en in procenten van betreffende deelpopulatie per 1 januari)
Antilliaans pop.
verdacht
Marokkaans pop.
Surinaams pop.
verdacht
Turks pop.
N
verdacht
ov. niet-westers pop.
N
verdacht
N
%
westers pop.
N
verdacht
autochtoon pop.
verdacht
%
totaal pop.
verdacht
N
N
%
N
%
N
N
%
N
%
N
%
N
N
N
N
%
1384
56
4,0
3209 159
5,0
1318
44
3,3
4668 106
2,3
5036 127
2,5 10793 119
1,1
93830
794
0,8 120238
1405
1,2
Man
677
43
6,4
1636 140
8,6
632
39
6,2
2379
98
4,1
2504 100
4,0
4938
83
1,7
45636
600
1,3
58402
1103
1,9
Vrouw
707
13
1,8
1573
19
1,2
686
5
0,7
2289
8
0,3
2532
27
1,1
5855
36
0,6
48194
194
0,4
61836
302
0,5
1e generatie
895
39
4,4
2101
56
2,7
752
21
2,8
3049
51
1,7
4199 108
2,6
4331
44
1,0
-
-
-
15327
319
2,1
2e generatie
489
17
3,5
1108 103
9,3
566
23
4,1
1619
55
3,4
837
19
2,3
6462
75
1,2
-
-
-
11081
292
2,6
12-17 jaar
192
10
5,2
426
37
8,7
144
6
4,2
641
32
5,0
666
27
4,1
675
19
2,8
7915
137
1,7
10659
268
2,5
18-24 jaar
231
21
9,1
491
64 13,0
168
11
6,5
708
25
3,5
764
27
3,5
833
23
2,8
7879
180
2,3
11074
351
3,2
25-44 jaar
509
16
3,1
1532
52
3,4
542
19
3,5
2209
42
1,9
2324
56
2,4
4048
46
1,1
33473
305
0,9
44637
536
1,2
45-64 jaar
386
9
2,3
537
6
1,1
358
8
2,2
863
7
0,8
1112
17
1,5
3641
26
0,7
29742
155
0,5
36639
228
0,6
65 jaar e.o.
66
-
-
223
-
-
106
-
-
247
-
-
170
-
-
1596
-
-
14821
17
0,1
17229
22
0,1
Bevolking (12 jr eo)
N
verdacht
Geslacht
Generatie
Leeftijd
Leeftijd, generatie 12-24 jaar,1e generatie
160
16 10,0
111
11
9,9
36
2
5,6
203
12
5,9
860
37
4,3
391
20
5,1
-
-
-
1761
98
5,6
12-24 jaar,2e generatie
263
15
5,7
806
90 11,2
276
15
5,4
1146
45
3,9
570
17
3,0
1117
22
2,0
-
-
-
4178
204
4,9
Leeftijd, geslacht
423
31
7,3
917 101 11,0
312
17
5,4
1349
57
4,2
1430
54
3,8
1508
42
2,8
15794
317
2,0
21733
619
2,8
12-24 jaar, man
213
24 11,3
460
90 19,6
159
13
8,2
694
50
7,2
729
41
5,6
755
32
4,2
7901
245
3,1
10911
495
4,5
12-24 jaar, vrouw
210
457
11
2,4
153
4
2,6
655
7
1,1
701
13
1,9
753
10
1,3
7893
72
0,9
10822
124
1,1
8,3
7
3,3
Schoolsoort schoolgaand, laag nivo
84
151
26 17,2
42
4
9,5
254
22
8,7
158
15
9,5
115
6
5,2
1091
74
6,8
1895
158
schoolgaand, mid. nivo
106
11 13,1 4
3,8
295
27
9,2
91
4
4,4
451
11
2,4
425
15
3,5
407
14
3,4
4351
67
1,5
6126
142
2,3
schoolgaand, hoog nivo
83
1
1,2
109
4
3,7
64
1
1,6
174
2
1,1
353
5
1,4
424
2
0,5
5090
22
0,4
6297
37
0,6
337
21
6,2
751
81 10,8
243
14
5,8
1117
48
4,3
1172
44
3,8
1202
32
2,7
13200
243
1,8
18022
483
2,7
6 40,0
25
8 32,0
18
2 11,1
37
5 13,5
31
2
6,5
46
5 10,9
231
25 10,8
403
Nieuw vsv geen nieuw vsv nieuw vsv
15
53 13,2
Werk niet werkzoekend werkzoekend
1121
45
4,0
107
9
8,4
1121
52
4,6
107
2
1,9
2524 133
5,3
1061
40
3,8
3829
91
2,4
4012
95
2,4
8474
98
1,2
72941
681
0,9
93962
1183
1,3
14
5,7
84
3
3,6
282
8
2,8
506
22
4,3
381
14
3,7
2006
69
3,4
3613
139
3,8
2578 132
5,1
1070
39
3,6
3926
93
2,4
3972
96
2,4
8603
95
1,1
74003
676
0,9
95273
1183
1,2
7,8
75
4
5,3
185
6
3,2
546
21
3,8
252
17
6,7
944
74
7,8
2302
139
6,0
247
Uitkering geen uitkering uitkering
193
Bron: HKS, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
85
15
Bijlage bij hoofdstuk 5
Tabel b5.1a:
Verdachten (12 jaar e.o.) naar achtergrondkenmerken, in 2009 en 2010 (in procenten van betreffende deelpopulatie per 1 januari 2009 respectievelijk 2010)
Bevolking (12 jr eo)
Antilliaans
Marokkaans
Surinaams
Turks
ov. niet-westers
westers
autochtoon
totaal
verdacht (%)
verdacht (%)
verdacht (%)
verdacht (%)
verdacht (%)
verdacht (%)
verdacht (%)
verdacht (%)
2009
2010
2009
2010
2009
2010
2009
2010
2009
2010
2009
2010
2009
2010
2009
2010
7,0
4,0
6,0
5,0
4,0
3,3
3,4
2,3
3,9
2,5
1,3
1,1
1,1
0,8
1,5
1,2
Geslacht Man
9,9
6,4
9,9
8,6
7,2
6,2
6,0
4,1
6,6
4,0
2,1
1,7
1,8
1,3
2,6
1,9
Vrouw
4,2
1,8
2,1
1,2
1,1
0,7
0,7
0,3
1,2
1,1
0,6
0,6
0,4
0,4
0,6
0,5
1e generatie
7,4
4,4
4,2
2,7
3,3
2,8
2,2
1,7
4,0
2,6
1,6
1,0
-
-
3,2
2,1
2e generatie
6,1
3,5
9,8
9,3
5,0
4,1
5,8
3,4
3,3
2,3
1,0
1,2
-
-
3,1
2,6
Generatie
Leeftijd 12-17 jaar
6,7
5,2
12,2
8,7
7,2
4,2
6,5
5,0
5,8
4,1
2,9
2,8
1,8
1,7
3,0
2,5
18-24 jaar
10,0
9,1
11,1
13,0
5,2
6,5
5,5
3,5
4,9
3,5
4,1
2,8
2,9
2,3
3,9
3,2
25-44 jaar
7,3
3,1
4,4
3,4
4,6
3,5
2,8
1,9
4,2
2,4
1,4
1,1
1,2
0,9
1,6
1,2
45-64 jaar
6,0
2,3
3,6
1,1
2,4
2,2
1,6
0,8
1,8
1,5
0,7
0,7
0,8
0,5
0,9
0,6
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
0,2
0,1
0,2
0,1
12-24 jaar,1e generatie
6,7
10,0
10,3
9,9
8,6
5,6
3,4
5,9
5,9
4,3
6,1
5,1
-
-
6,0
5,6
12-24 jaar,2e generatie
9,6
5,7
11,8
11,2
5,8
5,4
6,5
3,9
4,4
3,0
2,7
2,0
-
-
6,4
4,9
Leeftijd, geslacht
7,9
14,9
8,6
15,4
6,7
13,2
4,0
7,4
3,4
7,0
2,1
4,1
2,2
3,5
4,0
7,4
12,7
11,3
19,1
19,6
10,3
8,2
10,2
7,2
8,5
5,6
5,2
4,2
3,9
3,1
5,6
4,5
4,3
3,3
4,4
2,4
1,9
2,6
1,4
1,1
1,9
1,9
1,9
1,3
0,9
0,9
1,3
1,1
schoolgaand, laag nivo
14,3
13,1
18,9
17,2
10,8
9,5
11,1
8,7
16,8
9,5
8,3
5,2
6,5
6,8
9,4
8,3
schoolgaand, mid. nivo
5,2
3,8
7,9
9,2
3,4
4,4
4,9
2,4
4,7
3,5
3,5
3,4
2,1
1,5
2,9
2,3
schoolgaand, hoog nivo
2,5
1,2
3,6
3,7
1,8
1,6
1,2
1,1
1,1
1,4
1,2
0,5
0,7
0,4
0,9
0,6
65 jaar e.o. Leeftijd, generatie
12-24 jaar, man 12-24 jaar, vrouw Schoolsoort
Nieuw vsv geen nieuw vsv
9,5
6,2
11,3
10,8
-
5,8
6,0
4,3
5,5
3,8
3,2
2,7
2,2
1,8
3,3
2,7
nieuw vsv
0,0
40,0
43,8
32,0
-
11,1
18,8
13,5
22,2
6,5
4,5
10,9
8,9
10,8
13,1
13,2
Werk niet werkzoekend werkzoekend
6,7
4,0
5,9
5,3
3,6
3,8
3,3
2,4
3,9
2,4
1,3
1,2
1,2
0,9
1,6
1,3
17,0
8,4
12,0
5,7
12,9
3,6
4,3
2,8
5,9
4,3
5,4
3,7
4,9
3,4
6,2
3,8
6,9
4,6
6,0
5,1
4,0
3,6
3,3
2,4
3,9
2,4
1,3
1,1
1,2
0,9
1,6
1,2
14,4
1,9
12,2
7,8
6,2
5,3
5,3
3,2
5,7
3,8
6,3
6,7
8,6
7,8
7,8
6,0
Uitkering geen uitkering uitkering
Bron: HKS, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
86
Bijlage bij hoofdstuk 5
Tabel b5.2:
Personen (12 jaar e.o.) die per 1 januari 2010 in de gemeente wonen en in de periode 2006-2010 werden verdacht van een delict naar achtergrondkenmerken (absolute aantallen en in procenten van betreffende bevolkingsgroep)
Antilliaans pop.
N Bevolking (12 jr eo)
verdacht
N
%
1384 247 17,8
Marokkaans pop.
N
verdacht
N
%
3209 543 16,9
Surinaams pop.
N
verdacht
N
%
1318 165 12,5
Turks pop.
N
verdacht
N
%
4668 505 10,8
ov. niet-westers pop.
N
verdacht
N
%
westers pop.
N
verdacht
autochtoon pop.
verdacht
N
%
N
N
5036 575 11,4 10793 534
4,9
93830
3718
%
totaal pop.
verdacht
N
N
%
4,0 120238
6287
5,2
Geslacht Man
677 174 25,7
1636 439 26,8
632 131 20,7
2379 445 18,7
Vrouw
707
1573 104
6,6
686
34
2289
73 10,3
5,0
2504 460 18,4
4938 389
7,9
45636
2864
6,3
58402
4902
8,4
60
2,6
2532 115
4,5
5855 145
2,5
48194
854
1,8
61836
1385
2,2
9,0
4199 503 12,0
4331 213
4,9
-
-
-
15327
1502
9,8
6462 321
5,0
-
-
-
11081
1067
9,6
598
5,6
Generatie 1e generatie
895 176 19,7
2101 251 11,9
752
84 11,2
3049 275
2e generatie
489
71 14,5
1108 292 26,4
566
81 14,3
1619 230 14,2
12-17 jaar
192
29 15,1
426
82 19,2
144
16 11,1
641
18-24 jaar
231
65 28,1
491 182 37,1
168
40 23,8
708 121 17,1
1532 231 15,1
2209 246 11,1
837
72
8,6
666
65
9,8
Leeftijd
25-44 jaar
509
95 18,7
45-64 jaar
386
56 14,5
65 jaar e.o.
66
-
542
68 12,5
537
40
7,4
358
38 10,6
-
223
-
-
106
-
-
73 11,4
764 136 17,8
5,9
7915
293
3,7
10659
833 114 13,7
675
40
7879
789 10,0
11074
1447 13,1
2324 283 12,2
4048 225
5,6
33473
1497
4,5
44637
2645
5,9
863
61
7,1
1112
89
8,0
3641 142
3,9
29742
1001
3,4
36639
1427
3,9
247
-
-
170
-
-
-
14821
138
0,9
17229
170
1,0
1596
-
Leeftijd, generatie 12-24 jaar,1e generatie
160
45 28,1
111
28 25,2
36
9 25,0
12-24 jaar,2e generatie
263
49 18,6
806 236 29,3
276
47 17,0
1146 169 14,7
203
25 12,3
12-24 jaar, man
213
68 31,9
460 205 44,6
159
43 27,0
694 168 24,2
12-24 jaar, vrouw
210
26 12,4
457
153
13
655
860 145 16,9
59 15,1
-
-
-
1761
311 17,7
95
8,5
-
-
-
4178
652 15,6
729 155 21,3
755 117 15,5
7901
836 10,6
10911
1592 14,6
701
753
7893
246
10822
570
56
9,8
391 1117
Leeftijd, geslacht
59 12,9
8,5
26
4,0
46
6,6
37
4,9
3,1
453
4,2
Schoolsoort schoolgaand, laag nivo
84
29 34,5
151
58 38,4
42
11 26,2
254
57 22,4
158
58 36,7
115
24 20,9
1091
183 16,8
1895
420 22,2
schoolgaand, mid. nivo
106
17 16,0
295
73 24,7
91
13 14,3
451
46 10,2
425
43 10,1
407
45 11,1
4351
209
4,8
6126
446
7,3
schoolgaand, hoog nivo
83
174
15
353
18
424
2
2,4
109
7
6,4
64
2
3,1
751 201 26,8
243
38 15,6
18
7 38,9
8,6
5,1
7
1,7
5090
99
1,9
6297
150
2,4
1202 107
8,9
13200
808
6,1
18022
1528
8,5
15 32,6
231
55 23,8
403
Nieuw vsv geen nieuw vsv nieuw vsv
337
65 19,3
15
10 66,7
25
19 76,0
1117 153 13,7 37
15 40,5
1172 156 13,3 31
9 29,0
46
130 32,3
Werk niet werkzoekend werkzoekend
1121 200 17,8 107
39 36,4
2524 446 17,7 247
69 27,9
1061 143 13,5 84
17 20,2
3829 441 11,5 282
45 16,0
4012 465 11,6 506
94 18,6
8474 457 381
5,4
72941
57 15,0
2006
3296
4,5
93962
233 11,6
3613
5448
5,8
554 15,3
Uitkering geen uitkering uitkering
1121 201 17,9 107
38 35,5
2578 452 17,5 193
Bron: HKS, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
87
63 32,6
1070 138 12,9 75
22 29,3
3926 454 11,6 185
32 17,3
3972 454 11,4 546 105 19,2
8603 454 252
5,3
74003
60 23,8
944
3289
4,4
95273
240 25,4
2302
5442
5,7
560 24,3
Bijlage bij hoofdstuk 5
Tabel b5.2a:
Personen (12 jaar e.o.) die per 1 januari 2010 in de gemeente wonen en werden verdacht van een delict in de periode 2005-2009 en 2006-2010 naar achtergrondkenmerken (absolute aantallen en in procenten van betreffende bevolkingsgroep)
Antilliaans
Marokkaans
Surinaams
Turks
ov. niet-westers
westers
autochtoon
totaal
verdacht (%)
verdacht (%)
verdacht (%)
verdacht (%)
verdacht (%)
verdacht (%)
verdacht (%)
verdacht (%)
05-09
06-10
05-09
06-10
05-09
06-10
05-09
06-10
05-09
06-10
05-09
06-10
05-09
06-10
05-09
06-10
19,1
17,8
17,8
16,9
13,6
12,5
12,0
10,8
11,8
11,4
5,1
4,9
4,2
4,0
5,5
5,2
Man
27,1
25,7
27,9
26,8
22,3
20,7
20,4
18,7
19,8
18,4
8,2
7,9
6,7
6,3
8,9
8,4
Vrouw
11,6
10,3
7,4
6,6
5,5
5,0
3,1
2,6
3,8
4,5
2,4
2,5
1,9
1,8
2,3
2,2
1e generatie
20,5
19,7
13,1
11,9
12,0
11,2
9,9
9,0
12,3
12,0
5,2
4,9
-
-
10,4
9,8
2e generatie
16,4
14,5
27,3
26,4
15,8
14,3
16,1
14,2
9,0
8,6
5,0
5,0
-
-
10,1
9,6
12-17 jaar
17,0
15,1
23,4
19,2
16,7
11,1
12,9
11,4
12,1
9,8
6,0
5,9
3,8
3,7
6,2
5,6
18-24 jaar
31,2
28,1
32,8
37,1
23,7
23,8
19,0
17,1
17,1
17,8
14,8
13,7
10,9
10,0
13,7
13,1
Bevolking (12 jr eo) Geslacht
Generatie
Leeftijd
25-44 jaar
19,6
18,7
16,4
15,1
13,5
12,5
12,1
11,1
12,3
12,2
5,5
5,6
4,7
4,5
6,2
5,9
45-64 jaar
14,4
14,5
9,1
7,4
10,4
10,6
7,9
7,1
8,2
8,0
4,2
3,9
3,6
3,4
4,1
3,9
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
1,0
0,9
1,0
1,0
65 jaar e.o. Leeftijd, generatie 12-24 jaar,1e generatie
29,7
28,1
23,9
25,2
28,6
25,0
12,1
12,3
17,4
16,9
14,9
15,1
-
-
17,9
17,7
12-24 jaar,2e generatie
21,2
18,6
29,1
29,3
19,6
17,0
16,9
14,7
10,1
9,8
9,2
8,5
-
-
16,8
15,6
12-24 jaar, man
34,1
31,9
43,9
44,6
33,3
27,0
27,4
24,2
23,8
21,3
15,8
15,5
11,4
10,6
15,7
14,6
12-24 jaar, vrouw
15,2
12,4
13,6
12,9
7,7
8,5
3,9
4,0
4,9
6,6
5,6
4,9
3,3
3,1
4,3
4,2
Leeftijd, geslacht
Schoolsoort schoolgaand, laag nivo
34,3
34,5
44,0
38,4
32,4
26,2
24,1
22,4
37,6
36,7
22,2
20,9
17,1
16,8
23,1
22,2
schoolgaand, mid. nivo
15,7
16,0
25,2
24,7
12,4
14,3
12,4
10,2
11,4
10,1
9,1
11,1
5,0
4,8
7,5
7,3
schoolgaand, hoog nivo
4,9
2,4
11,6
6,4
3,6
3,1
5,9
8,6
5,4
5,1
1,9
1,7
2,2
1,9
2,7
2,4
geen nieuw vsv
23,6
19,3
27,0
26,8
-
15,6
16,4
13,7
15,1
13,3
9,6
8,9
6,6
6,1
9,3
8,5
nieuw vsv
60,0
66,7
75,0
76,0
-
38,9
28,1
40,5
40,7
29,0
18,2
32,6
24,8
23,8
31,0
32,3
niet werkzoekend
19,3
17,8
18,4
17,7
14,0
13,5
12,5
11,5
12,1
11,6
5,6
5,4
4,7
4,5
6,0
5,8
werkzoekend
31,9
36,4
29,0
27,9
27,4
20,2
17,8
16,0
17,2
18,6
14,9
15,0
16,0
11,6
18,1
15,3
geen uitkering
19,8
17,9
18,8
17,5
14,3
12,9
12,7
11,6
12,5
11,4
5,6
5,3
4,7
4,4
6,1
5,7
uitkering
26,7
35,5
27,7
32,6
21,5
29,3
16,3
17,3
14,6
19,2
18,7
23,8
23,4
25,4
20,6
24,3
Nieuw vsv
Werk
Uitkering
Bron: HKS, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
88
Bijlage bij hoofdstuk 5
Tabel b5.3:
Verdachten (12 jaar e.o.) naar pleegcarrière, antecendeten en delicten van verdachten, in 2010 (absolute aantallen en in procenten van betreffende bevolkingsgroep)
Antilliaans aantal Verdachten (N)
%
56 100,0
Marokkaans aantal
%
159 100,0
Surinaams aantal
%
44 100,0
Turks aantal
ov. niet-westers
%
aantal
%
106 100,0
127
100,0
westers aantal
%
119 100,0
autochtoon aantal
%
794 100,0
totaal aantal
%
1.405 100,0
Pleegcarrière beginner
14
25,0
42
26,4
10
22,7
42
39,6
55
43,3
58
48,7
368
46,3
589
41,9
meerpleger
32
57,1
87
54,7
20
45,5
52
49,1
57
44,9
46
38,7
323
40,7
617
43,9
veelpleger
10
17,9
30
18,9
14
31,8
12
11,3
15
11,8
15
12,6
103
13,0
199
14,2
Antecedenten 2010
73
218
57
125
187
Delicten 2010
89 100,0
337 100,0
69 100,0
171 100,0
244
146 100,0
976
167 100,0
1.782
1.535 100,0
2.612 100,0
waaronder geweldsdelicten
30
33,7
65
19,3
14
20,3
55
32,2
64
26,2
35
21,0
277
18,0
540
vermogensdelicten
22
24,7
138
40,9
36
52,2
58
33,9
90
36,9
60
35,9
610
39,7
1.014
20,7 38,8
openbare orde
22
24,7
50
14,8
4
5,8
30
17,5
53
21,7
35
21,0
333
21,7
527
20,2
verkeer
8
9,0
22
6,5
5
7,2
16
9,4
18
7,4
21
12,6
181
11,8
271
10,4
drugs
3
3,4
37
11,0
4
5,8
2
1,2
7
2,9
3
1,8
49
3,2
105
4,0
overig
4
4,5
25
7,4
6
8,7
10
5,8
12
4,9
13
7,8
85
5,5
155
5,9
verdacht als % bevolking verdacht totaal (%)
4,0
5,0
3,3
2,3
2,5
1,1
0,8
1,2
verdacht geweldsdelict (%)
1,7
1,4
0,9
0,9
1,0
0,3
0,2
0,3
verdacht vermogensdelict (%)
1,3
2,0
1,8
0,8
0,9
0,4
0,3
0,4
verdacht openbare orde (%)
1,3
1,0
0,3
0,5
0,6
0,3
0,2
0,3
verdacht verkeersdelict (%)
0,4
0,6
0,4
0,3
0,3
0,1
0,2
0,2
verdacht drugsdelict (%)
0,2
0,6
0,2
0,0
0,1
0,0
0,0
0,1
verdacht overig delict (%)
0,3
0,7
0,3
0,2
0,2
0,1
0,1
0,1
Bron: HKS, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
89
Bijlage bij hoofdstuk 5
Tabel b5.3a:
Verdachten (12 jaar e.o.) naar pleegcarrière, antecedenten en delicten van verdachten, in 2009 en 2010 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep)
Antilliaans 2009
2010
Marokkaans 2009
2010
Surinaams 2009
2010
Turks 2009
ov. niet-westers
westers
autochtoon
totaal
2010
2009
2010
2009
2010
2009
2010
2009
2010
41,9
Verdachten (N) Pleegcarrière beginner
24,5
25,0
32,6
26,4
29,4
22,7
37,4
39,6
36,6
43,3
50,0
48,7
47,1
46,3
42,2
meerpleger
54,3
57,1
49,5
54,7
49,0
45,5
50,3
49,1
51,8
44,9
44,1
38,7
40,9
40,7
44,9
43,9
veelpleger
21,3
17,9
17,9
18,9
21,6
31,8
12,3
11,3
11,5
11,8
5,9
12,6
12,0
13,0
12,9
14,2
100,0 100,0
100,0
100,0
Antecedenten 2010 Delicten 2010
100,0 100,0
100,0 100,0
100,0 100,0
100,0 100,0
100,0 100,0
100,0 100,0
waaronder geweldsdelicten
25,6
33,7
24,2
19,3
21,5
20,3
27,2
32,2
24,5
26,2
26,6
21,0
20,1
18,0
22,6
20,7
vermogensdelicten
32,6
24,7
40,5
40,9
36,6
52,2
39,4
33,9
34,8
36,9
34,6
35,9
31,2
39,7
33,9
38,8
openbare orde
13,4
24,7
10,7
14,8
22,6
5,8
13,3
17,5
21,4
21,7
13,3
21,0
18,2
21,7
16,8
20,2
verkeer
11,6
9,0
10,4
6,5
14,0
7,2
10,0
9,4
11,2
7,4
13,8
12,6
20,1
11,8
15,9
10,4
drugs
9,3
3,4
8,3
11,0
4,3
5,8
2,5
1,2
2,8
2,9
5,9
1,8
3,6
3,2
4,4
4,0
overig
7,6
4,5
5,8
7,4
1,1
8,7
7,5
5,8
5,3
4,9
5,9
7,8
6,8
5,5
6,4
5,9
verdacht als % bevolking verdacht totaal (%)
7,0
4,0
6,0
5,0
4,0
3,3
3,4
2,3
3,9
2,5
1,3
1,1
1,1
0,8
1,5
1,2
verdacht geweldsdelict (%)
2,3
1,7
1,9
1,4
1,4
0,9
1,3
0,9
1,3
1,0
0,4
0,3
0,3
0,2
0,4
0,3
verdacht vermogensdelict (%)
2,3
1,3
2,8
2,0
1,4
1,8
1,3
0,8
1,3
0,9
0,4
0,4
0,3
0,3
0,5
0,4
verdacht openbare orde (%)
1,3
1,3
0,9
1,0
0,9
0,3
0,6
0,5
1,0
0,6
0,2
0,3
0,2
0,2
0,3
0,3
verdacht verkeersdelict (%)
1,2
0,4
0,9
0,6
0,9
0,4
0,6
0,3
0,6
0,3
0,2
0,1
0,3
0,2
0,3
0,2
verdacht drugsdelict (%)
0,8
0,2
0,7
0,6
0,2
0,2
0,1
0,0
0,1
0,1
0,1
0,0
0,1
0,0
0,1
0,1
verdacht overig delict (%)
0,9
0,3
0,6
0,7
0,1
0,3
0,4
0,2
0,3
0,2
0,1
0,1
0,1
0,1
0,1
0,1
Bron: HKS, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
90
Bijlage bij hoofdstuk 5
Tabel b5.4:
Oververtegenwoordiging van Antilliaans-Nederlandse verdachten (12 jaar en ouder en 12 t/m 24 jaar) in de 22 gemeenten, in 2010 (absolute aantallen, in procenten van betreffende bevolkingsgroep en oververtegenwoordiging (ovvt)) 12 jaar en ouder totaal
Rotterdam Amsterdam Den Haag Almere Tilburg Groningen Dordrecht Zoetermeer Eindhoven Breda Nijmegen Capelle a/d IJssel Spijkenisse Lelystad Schiedam Amersfoort Zwolle Vlaardingen Den Helder Leeuwarden Vlissingen Hellevoetsluis Totaal 22 AG
populatie N 513.563 667.339 419.148 155.494 177.735 168.011 101.935 104.625 187.025 149.621 144.033 56.497 63.005 62.483 65.526 120.238 100.823 61.615 50.301 82.310 39.318 34.419 3.525.064
verdacht populatie N % N 9.357 1,8 16.869 10.775 1,6 10.081 9.704 2,3 9.545 2.568 1,7 3.709 1.950 1,1 3.438 2.473 1,5 2.698 1.822 1,8 2.412 1.447 1,4 2.052 2.202 1,2 2.100 1.908 1,3 1.737 2.083 1,4 1.692 714 1,3 1.609 735 1,2 1.445 1.084 1,7 1.348 996 1,5 1.342 1.405 1,2 1.384 1.028 1,0 1.144 783 1,3 974 562 1,1 967 1.377 1,7 728 709 1,8 565 407 1,2 488 56.089 1,6 68.327
12 t/m 24 jaar Antilliaans verdacht N % 995 5,9 501 5,0 619 6,5 190 5,1 143 4,2 241 8,9 197 8,2 96 4,7 96 4,6 101 5,8 98 5,8 91 5,7 74 5,1 76 5,6 68 5,1 56 4,0 87 7,6 57 5,9 63 6,5 73 10,0 59 10,4 28 5,7 4.009 5,9
totaal ovvt % 224 208 180 210 279 507 357 238 288 356 300 348 339 225 233 246 646 361 483 499 479 385 269
populatie N 100.591 119.008 75.705 33.577 37.235 47.738 18.653 20.853 34.255 28.717 32.927 10.342 11.955 11.601 11.545 21.733 19.750 10.531 8.823 18.241 6.608 6.059 686.447
verdacht N % 3.702 3,7 4.259 3,6 3.445 4,6 1.113 3,3 882 2,4 1.039 2,2 680 3,6 656 3,1 824 2,4 752 2,6 776 2,4 299 2,9 325 2,7 471 4,1 407 3,5 619 2,8 499 2,5 306 2,9 230 2,6 506 2,8 321 4,9 180 3,0 22.291 3,2
populatie
N 5.654 2.491 2.975 1.138 1.109 956 782 628 657 559 549 546 458 449 414 423 415 277 305 283 199 174 21.441
Antilliaans verdacht N % 412 7,3 183 7,3 262 8,8 77 6,8 58 5,2 101 10,6 77 9,8 47 7,5 42 6,4 43 7,7 41 7,5 44 8,1 36 7,9 33 7,3 24 5,8 31 7,3 44 10,6 21 7,6 26 8,5 29 10,2 26 13,1 15 8,6 1.672 7,8
ovvt % 98 105 94 104 121 385 170 138 166 194 217 179 189 81 64 157 320 161 227 269 169 190 140
Bron: HKS, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
Tabel b5.4a:
Oververtegenwoordiging van Antilliaans-Nederlandse verdachten (12 jaar en ouder en 12 t/m 24 jaar) in de 22 gemeenten, in 2009 en 2010 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep en oververtegenwoordiging)
totaal
Rotterdam Amsterdam Den Haag Almere Tilburg Groningen Dordrecht Zoetermeer Eindhoven Breda Nijmegen Capelle a/d IJssel Spijkenisse Lelystad Schiedam Amersfoort Zwolle Vlaardingen Den Helder Leeuwarden Vlissingen Hellevoetsluis Totaal 22 AG
2009 2,0 1,8 2,5 1,8 1,4 1,6 2,0 1,6 1,1 0,8 1,3 1,4 1,3 1,8 1,7 1,5 1,2 1,5 1,5 1,6 1,7 1,3 1,7
2010 1,8 1,6 2,3 1,7 1,1 1,5 1,8 1,4 1,2 1,3 1,4 1,3 1,2 1,7 1,5 1,2 1,0 1,3 1,1 1,7 1,8 1,2 1,6
12 jaar en ouder Antilliaans oververtegenwoordiging 2009 2010 2009 2010 verschil 7,2 5,9 250 224 -26 5,7 5,0 214 208 -6 6,6 6,5 169 180 11 6,0 5,1 225 210 -15 4,8 4,2 255 279 24 9,3 8,9 462 507 45 8,0 8,2 309 357 48 5,6 4,7 254 238 -16 4,6 4,6 340 288 -52 2,5 5,8 207 356 149 4,9 5,8 267 300 33 6,0 5,7 318 348 30 4,6 5,1 239 339 100 6,5 5,6 256 225 -31 5,3 5,1 206 233 27 7,0 4,0 352 246 -106 6,5 7,6 442 646 204 7,6 5,9 417 361 -56 8,9 6,5 480 483 3 8,5 10,0 444 499 55 10,5 10,4 505 479 -26 6,8 5,7 424 385 -39 6,4 5,9 272 269 -3
Bron: HKS, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
91
12 t/m 24 jaar Antilliaans
totaal 2009 4,2 4,0 5,0 3,8 2,9 2,6 4,2 3,8 2,3 1,7 2,4 3,3 3,2 4,1 3,7 3,4 3,0 3,3 3,7 2,8 4,7 3,5 3,6
2010 3,7 3,6 4,6 3,3 2,4 2,2 3,6 3,1 2,4 2,6 2,4 2,9 2,7 4,1 3,5 2,8 2,5 2,9 2,6 2,8 4,9 3,0 3,2
2009 8,8 7,9 8,6 9,1 7,3 12,3 7,1 8,8 7,1 2,2 6,9 7,2 7,1 9,2 6,9 8,4 10,1 10,6 15,0 8,7 10,2 12,4 8,5
2010 7,3 7,3 8,8 6,8 5,2 10,6 9,8 7,5 6,4 7,7 7,5 8,1 7,9 7,3 5,8 7,3 10,6 7,6 8,5 10,2 13,1 8,6 7,8
oververtegenwoordiging 2009 2010 verschil 110 98 -12 97 105 8 70 94 24 139 104 -35 153 121 -32 381 385 4 69 170 101 131 138 7 214 166 -48 29 194 165 194 217 23 118 179 61 124 189 65 125 81 -44 87 64 -23 146 157 11 240 320 80 221 161 -60 308 227 -81 211 269 58 118 169 51 260 190 -70 136 140 4
Bijlage bij hoofdstuk 5
Tabel b5.5:
Oververtegenwoordiging van Marokkaans-Nederlandse verdachten (12 jaar en ouder en 12 t/m 24 jaar) in de 22 gemeenten, in 2010 (absolute aantallen, in procenten van betreffende bevolkingsgroep en oververtegenwoordiging (ovvt)) 12 jaar en ouder totaal
Amsterdam Rotterdam Utrecht Den Haag Gouda Eindhoven Tilburg Leiden ‘s-Hertogenbosch Amersfoort Roosendaal Helmond Nijmegen Zeist Veenendaal Ede Lelystad Schiedam Culemborg Gorinchem Oosterhout Maassluis Totaal 22 MG
populatie N 667.339 513.563 263.180 419.148 60.414 187.025 177.735 103.009 120.630 120.238 67.240 74.405 144.033 51.642 51.734 90.848 62.483 65.526 23.080 29.585 46.924 27.391 3.367.172
verdacht populatie N % N 10.775 1,6 52.324 9.357 1,8 28.481 3.869 1,5 19.735 9.704 2,3 19.837 954 1,6 4.923 2.202 1,2 4.073 1.950 1,1 4.009 1.606 1,6 3.783 1.713 1,4 3.400 1.405 1,2 3.209 682 1,0 2.697 1.027 1,4 2.581 2.083 1,4 2.579 648 1,3 2.463 474 0,9 2.262 1.015 1,1 1.710 1.084 1,7 1.625 996 1,5 1.518 281 1,2 1.384 482 1,6 1.256 634 1,4 930 329 1,2 926 53.270 1,6 165.705
12 t/m 24 jaar Marokkaans verdacht N % 2.048 3,9 1.221 4,3 1.044 5,3 1.148 5,8 328 6,7 135 3,3 183 4,6 198 5,2 228 6,7 159 5,0 106 3,9 93 3,6 147 5,7 141 5,7 97 4,3 111 6,5 79 4,9 68 4,5 56 4,0 77 6,1 53 5,7 47 5,1 7.767 4,7
totaal ovvt % 142 135 260 150 322 182 316 236 372 324 287 161 294 356 368 481 180 195 232 276 322 323 196
populatie N 119.008 100.591 58.850 75.705 11.338 34.255 37.235 22.171 20.874 21.733 11.701 12.899 32.927 9.246 10.341 19.032 11.601 11.545 4.344 5.210 7.990 4.642 643.238
verdacht N % 4.259 3,6 3.702 3,7 1.620 2,8 3.445 4,6 473 4,2 824 2,4 882 2,4 721 3,3 719 3,4 619 2,8 317 2,7 382 3,0 776 2,4 319 3,5 228 2,2 500 2,6 471 4,1 407 3,5 124 2,9 229 4,4 286 3,6 150 3,2 21.453 3,3
populatie
N 15.891 9.196 5.895 6.251 1.521 1.167 1.183 1.104 1.060 917 884 714 790 788 695 588 464 473 413 419 306 344 51.063
Marokkaans verdacht N % 1.229 7,7 714 7,8 625 10,6 653 10,4 211 13,9 81 6,9 121 10,2 127 11,5 136 12,8 101 11,0 64 7,2 56 7,8 92 11,6 84 10,7 66 9,5 79 13,4 35 7,5 39 8,2 35 8,5 54 12,9 34 11,1 38 11,0 4.674 9,2
ovvt % 116 111 285 130 233 189 332 254 272 287 167 165 394 209 331 411 86 134 197 193 210 242 174
Bron: HKS, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
Tabel b5.5a:
Oververtegenwoordiging van Marokkaans-Nederlandse verdachten (12 jaar en ouder en 12 t/m 24 jaar) in de 22 gemeenten, in 2009 en 2010 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep en oververtegenwoordiging)
totaal
Amsterdam Rotterdam Utrecht Den Haag Gouda Eindhoven Tilburg Leiden ‘s-Hertogenbosch Amersfoort Roosendaal Helmond Nijmegen Zeist Veenendaal Ede Lelystad Schiedam Culemborg Gorinchem Oosterhout Maassluis Totaal 22 MG
2009 1,8 2,0 1,8 2,5 1,7 1,1 1,4 1,7 1,2 1,5 1,1 1,5 1,3 1,6 1,2 1,1 1,8 1,7 1,1 1,6 1,4 1,3 1,7
2010 1,6 1,8 1,5 2,3 1,6 1,2 1,1 1,6 1,4 1,2 1,0 1,4 1,4 1,3 0,9 1,1 1,7 1,5 1,2 1,6 1,4 1,2 1,6
12 jaar en ouder Marokkaans oververtegenwoordiging 2009 2010 2009 2010 verschil 4,5 3,9 147 142 -5 4,6 4,3 125 135 10 6,6 5,3 259 260 1 6,2 5,8 152 150 -2 7,1 6,7 311 322 11 3,1 3,3 193 182 -11 4,3 4,6 218 316 98 5,6 5,2 237 236 -1 5,1 6,7 327 372 45 6,0 5,0 293 324 31 4,5 3,9 308 287 -21 3,7 3,6 147 161 14 5,2 5,7 283 294 11 6,4 5,7 306 356 50 4,9 4,3 294 368 74 6,7 6,5 520 481 -39 5,0 4,9 174 180 6 5,2 4,5 199 195 -4 2,6 4,0 145 232 87 6,1 6,1 283 276 -7 5,5 5,7 294 322 28 4,0 5,1 203 323 120 5,1 4,7 196 196 0
Bron: HKS, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
92
12 t/m 24 jaar Marokkaans
totaal 2009 4,0 4,2 3,5 5,0 4,3 2,3 2,9 3,1 2,6 3,4 2,8 3,4 2,4 4,2 2,7 2,5 4,1 3,7 2,2 4,1 4,1 3,2 3,7
2010 3,6 3,7 2,8 4,6 4,2 2,4 2,4 3,3 3,4 2,8 2,7 3,0 2,4 3,5 2,2 2,6 4,1 3,5 2,9 4,4 3,6 3,2 3,3
2009 8,6 8,4 13,0 10,6 13,8 5,8 9,5 9,7 9,4 11,6 7,9 7,2 9,2 12,5 10,1 11,9 9,4 8,0 5,7 11,6 13,5 8,4 9,6
2010 7,7 7,8 10,6 10,4 13,9 6,9 10,2 11,5 12,8 11,0 7,2 7,8 11,6 10,7 9,5 13,4 7,5 8,2 8,5 12,9 11,1 11,0 9,2
oververtegenwoordiging 2009 2010 verschil 114 116 2 99 111 12 273 285 12 110 130 20 223 233 10 157 189 32 227 332 105 212 254 42 261 272 11 238 287 49 180 167 -13 113 165 52 288 394 106 202 209 7 273 331 58 383 411 28 130 86 -44 114 134 20 159 197 38 186 193 7 229 210 -19 162 242 80 163 174 11
Begrippenlijst
Allochtoon20 Een allochtoon is gedefinieerd als een persoon van wie ten minste één van de ouders in het buitenland geboren is. Definitie conform CBS
Antilliaanse Nederlander Een op de Nederlandse Antillen of Aruba geboren persoon van wie ten minste één ouder in het buitenland geboren is (eerste generatie) of een in Nederland geboren persoon van wie de moeder op de Nederlandse Antillen of Aruba is geboren of, in het geval de moeder in Nederland is geboren, de vader op de Nederlandse Antillen of Aruba is geboren (de tweede generatie). Definitie conform CBS Autochtoon Persoon van wie de beide ouders in Nederland zijn geboren. Definitie conform CBS Eerste generatie allochtoon Persoon die in het buitenland is geboren en van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren. Definitie conform CBS
Beginner Verdachte van een misdrijf tegen wie voor het eerst een proces-verbaal van aanhouding is opgemaakt.
IOAW Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW). De wet biedt een inkomensgarantie op het niveau van het sociaal minimum aan oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, van wie het recht op uitkering op grond van de Werkloosheidswet is geëindigd. Bron: CBS
20
93
Voor uitzonderingen en specificaties zie: http://www.cbs.nl/nlNL/menu/methoden/begrippen/default.htm?ConceptID=315
Begrippenlijst
IOAZ Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ). De wet biedt een inkomensgarantie op het niveau van het sociaal minimum aan oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, van wie het inkomen duurzaam minder bedraagt dan het sociaal minimum en die als gevolg daarvan het bedrijf of beroep hebben beëindigd. Bron: CBS
Marokkaanse Nederlander Een in Marokko geboren persoon van wie ten minste één ouder in het buitenland geboren is (eerste generatie) of een in Nederland geboren persoon van wie de moeder in Marokko is geboren of, in het geval de moeder in Nederland is geboren, de vader in Marokko is geboren (de tweede generatie). Definitie conform CBS Meerpleger Meerderjarige verdachte van misdrijven tegen wie 2 t/m 10 processenverbaal van aanhouding zijn opgemaakt, waarvan ten minste één in het peiljaar. Of een minderjarige verdachte van misdrijven tegen wie 2 t/m 5 processen-verbaal van aanhouding zijn opgemaakt, waarvan ten minste één in het peiljaar. Bron: KLPD-Dienst IPOL Middelbaar beroepsonderwijs (mbo) Het mbo leidt op tot kwalificaties op vier niveaus. Mbo niveau 1 (assistent) ligt op een lager niveau dan de basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo en lijkt qua inhoud op de meest eenvoudige opleidingen van het vroegere leerlingwezen. De assistentenopleiding kan sinds 2004/05 ook gevolgd worden door leerlingen van het vmbo die niet in staat zijn de normale basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo te volgen. Mbo niveaus 2-4 (basisberoepsbeoefenaar, zelfstandig beroepsbeoefenaar, middenkaderfunctionaris/specialist) komen overeen met de andere opleidingen van het leerlingwezen en het vroegere (k)mbo. Bron: CBS
Misdrijf Strafbaar feit van de ernstige soort dat als zodanig is omschreven en strafbaar is gesteld in de strafwetten. Voor de indeling van misdrijven zie technische toelichting. Bron: KLPD-Dienst IPOL
94
Begrippenlijst
NWW Niet-werkende werkzoekende (NWW) Een niet-werkende werkzoekende is een persoon die bij een vestiging van het UWV WERKbedrijf is ingeschreven als een werkzoekende zonder werk of als werkzoekende die minder dan twaalf uur per week werkt met een inschrijfdatum en geen uitschrijfdatum.
Niet-westerse allochtoon Tot de niet-westerse allochtonen worden personen gerekend van wie ten minste één ouder is geboren in Turkije, Marokko, Suriname, de Nederlandse Antillen of Aruba, of in een ander land in Azië (m.u.v. Japan en Indonesië), Afrika of Latijns Amerika. Definitie conform CBS. In deze monitor wordt onder andere gerapporteerd over de vier grote niet westerse allochtone groepen in Nederland (Antilliaanse, Marokkaanse, Surinaamse en Turkse Nederlanders). Niet westerse allochtonen uit andere herkomstlanden worden samengenomen tot een groep ‘overige niet-westerse allochtonen’ veelal afgekort als ‘ov-niet westers’.
Nieuwe voortijdig schoolverlaters (vsv-ers) Onder de nieuwe vsv-ers worden alle leerlingen van 12 t/m 22 jaar verstaan, die in een schooljaar zonder startkwalificatie (diploma van havo, vwo of mbo met minimaal niveau 2) het onderwijs verlaten. Oververtegenwoordiging Oververtegenwoordiging is een percentage dat wordt berekend door het verschil tussen het aandeel in de doelgroep en de totale groep te delen door het aandeel in de totale groep. Indien het gevonden percentage in de doelgroep kleiner is dan in de totale groep is er sprake van een negatieve uitkomst, dit wordt aangeduid met ondervertegenwoordiging. Het percentage oververtegenwoordiging wordt berekend op basis van de niet afgeronde percentages. Potentiële beroepsbevolking Het deel van de bevolking dat gelet op zijn leeftijd in aanmerking komt voor deelname aan het arbeidsproces. Iedereen van 15 t/m 64 jaar wordt tot de potentiële beroepsbevolking gerekend.
Startkwalificatie Diploma van havo, vwo of mbo met minimaal niveau 2.
95
Begrippenlijst
Tweede generatie allochtoon21 Persoon die in Nederland is geboren en van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren. Definitie conform CBS Veelpleger Meerderjarige verdachte van misdrijven tegen wie meer dan 10 processen-verbaal van aanhouding zijn opgemaakt, waarvan ten minste één in het peiljaar. Of een minderjarige verdachte van misdrijven tegen wie meer dan 5 processen-verbaal van aanhouding zijn opgemaakt, waarvan ten minste één in het peiljaar. Bron: KLPD- Dienst IPOL
Verdachte Persoon van 12 jaar of ouder tegen wie een proces-verbaal is opgemaakt, omdat een redelijk vermoeden bestaat dat hij een strafbaar feit heeft gepleegd. Bron: KLPD- Dienst IPOL
Vmbo-bb De basisberoepsgerichte leerweg is te beschouwen als de opvolger van de laagste niveaus van het vbo en is bedoeld als vooropleiding voor de basisberoepsopleiding, niveau 2 van de kwalificatiestructuur van het mbo. Bron: CBS
Vmbo-kb De kaderberoepsgerichte leerweg is te beschouwen als de opvolger van de hoogste niveaus van het vbo en is de minimale vooropleiding voor de vakopleiding en de middenkaderopleiding, respectievelijk op niveau 3 en 4 van de kwalificatiestructuur van het mbo. Bron: CBS Vmbo-gl De gemengde leerweg is te beschouwen als een tussenvorm van de theoretische leerweg en de beroepsgerichte leerwegen, heeft hetzelfde niveau als de theoretische leerweg, maar heeft ook een beroepsgericht vak. De gemengde leerweg geeft toegang tot de middenkaderopleiding, niveau 4 van de kwalificatiestructuur van het mbo. Bron: CBS
21
96
Een tweede generatie allochtoon heeft als herkomstgroepering het geboorteland van de moeder, tenzij dat ook Nederland is. In dat geval is de herkomstgroepering bepaald door het geboorteland van de vader.
Begrippenlijst
Vmbo-tl De theoretische leerweg is te beschouwen als de opvolger van de mavo en geeft toegang tot de middenkaderopleiding, niveau 4 van de kwalificatiestructuur van het mbo. Het is na diplomering tevens mogelijk door te stromen naar het vierde leerjaar havo. Bron: CBS Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) Voortzetting m.i.v. augustus 1999 van het mavo en vbo. Het bereidt voor op het middelbaar beroepsonderwijs, heeft een duur van vier jaar en kent vier leerwegen: de theoretische leerweg, de gemengde leerweg, de kaderberoepsgerichte leerweg en de basisberoepsgerichte leerweg. Bron: CBS WIJ Wet investeren in jongeren (WIJ). Jongeren die vanaf 1 oktober 2009 naar het jongerenloket van het UWV WERKbedrijf gaan voor werk, kunnen geen uitkering aanvragen maar krijgen een werkleeraanbod. Dat is een opleiding of werk, of een combinatie daarvan. Op basis van het werkleeraanbod, beoordeelt de gemeente of iemand recht heeft op een (aanvullende) inkomensvoorziening op grond van de WIJ.
WWB Wet werk en bijstand (WWB). Wettelijke sociale voorziening die op 1 januari 2004 in werking is getreden ter vervanging van de Algemene bijstandswet (ABW), de Wet inschakeling werkzoekenden (WIW) en het Besluit In- en Doorstroombanen (ID-banen). Bron: CBS
Westerse allochtoon Westerse allochtonen zijn gedefinieerd als personen van wie ten minste één van de ouders geboren is in één van de landen in Europa (exclusief Turkije), Noord-Amerika, Oceanië, Indonesië of Japan. In de tabellen en grafieken is dit veelal afgekort als ‘westers’. Definitie conform CBS
97
Technische toelichting
Het doel van het monitorsysteem is betrouwbare en actuele informatie op te leveren over de maatschappelijke positie van Antilliaanse en of Marokkaanse Nederlanders in de betrokken gemeenten om zo de voortgang van de verschillende aanpakken te kunnen monitoren. De informatiebehoefte spitst zich toe op vier basisdimensies te weten: demografie, onderwijs, arbeidsparticipatie en criminaliteit.
Methodiek: koppeling van de diverse registraties Bovenstaande informatie is niet in een enkele registratie beschikbaar en is afkomstig van verschillende bronnen. Om optimaal in de informatiebehoefte te kunnen voorzien is voor een systeem gekozen waarmee dwarsverbanden kunnen worden gemaakt tussen informatie die beschikbaar is in deze verschillende registratiesystemen. Deze verbanden kunnen alleen worden gemaakt door bestaande registraties op persoonsniveau aan elkaar te koppelen. Dit betekent dat informatie over de demografische en geografische factoren, data over voortijdig school verlaten, gegevens over verdachten en werkzoekenden en uitkeringsontvangers op persoonsniveau met behulp van een unieke versleutelde identificatiesleutel aan elkaar zijn gekoppeld.
Versleuteling Met het oog op de privacy zijn de persoonsgebonden nummers aan de bron versleuteld zodat ze niet meer terug te herleiden zijn naar personen (zie figuur 1.1 in hoofdstuk 1). Pas na versleuteling van de identificerende persoonsnummers zijn de bestanden met persoonsgegevens geleverd aan Risbo. Koppeling in 4 stappen Stap 1 de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) als basis. Als basis dienen alle in de GBA ingeschreven personen op de gekozen peildatum 1-1-2010. Elke inwoner van Nederland is verplicht ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) van de gemeente waarin men woont.
99
Technische toelichting
Stap 2 koppeling van onderwijsgegevens. In stap 2 wordt informatie gekoppeld over leerlingen en voortijdig schoolverlaters uit de Basisregistratie Onderwijs (BRON). Alle leerlingen in het bekostigd voorgezet en middelbaar beroepsonderwijs staan in BRON geregistreerd. De gegevens zijn aangeleverd door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Leerlingen en nieuwe voortijdig schoolverlaters in schooljaar 2009/2010 zijn op basis van het versleutelde burgerservicenummer (BSN) gekoppeld aan het bevolkingsbestand per 1 januari 2010. Indien het nummer in een van de bestanden niet bekend is, kan er geen koppeling worden gemaakt. Jongeren waarvan geen nummer bekend is en jongeren die in de loop van 2010 vanuit een niet in het onderzoek betrokken gemeente in een van de betrokken gemeenten zijn komen wonen, komen in het onderzoeksbestand dus niet voor.
Stap 3 koppeling van niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsontvangers. In stap 3 worden, wederom op basis van het versleutelde BSN, gegevens gekoppeld over werkzoekenden (UWV WERKbedrijf) en uitkeringsgerechtigden (gemeentelijke sociale dienst).
Stap 4 koppeling van verdachtenregistraties in HKS. In stap 4 worden ten slotte gegevens over verdachten gekoppeld aan het GBA-bestand. In het HKS geregistreerde verdachten zijn op basis van het versleutelde GBA-nummer gekoppeld aan het bevolkingsbestand per 1 januari 2010. Dit GBA-nummer was in het HKS in het verleden niet altijd evengoed ingevuld maar in de laatste jaren is de vulling van het GBA-nummer in het HKS sterk verbeterd. Indien het GBA-nummer in de verdachtenregistratie niet bekend is, kan er per definitie geen koppeling worden gemaakt met het bevolkingsbestand. Verdachten zonder valide GBA-nummer zijn in het onderzoeksbestand dus niet opgenomen. Ook verdachten die in de loop van 2010 vanuit een niet in het onderzoek betrokken gemeente in een van de betrokken gemeenten is komen wonen, vallen buiten de analyse die voor dit rapport zijn gedaan. Databronnen
Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) Als basis dienen alle in de GBA ingeschreven personen op de gekozen peildatum 1-1-2010. Elke inwoner van Nederland is verplicht ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) van de gemeente waarin men woont. In de GBA wordt een groot aantal 100
Technische toelichting
(demografische) kenmerken geregistreerd. In het onderzoeksbestand zijn naast het versleutelde GBA-nummer en het versleutelde burgerservicenummer de volgende kenmerken opgenomen: Geboortejaar, geboorteland, geslacht, geboorteland moeder, geboorteland vader, nationaliteit, jaar inschrijving in de gemeente, land vanwaar ingeschreven, jaar vestiging in Nederland, postcode (eerste vier posities), wijk, buurt, burgerlijke staat, positie in het gezin. Positie in het gezin is geen rubriek in de GBA registratie. Deze moet door de gemeenten worden geconstrueerd op basis van burgerlijke staat, het exacte adres en gegevens over kinderen. Dit is vaak lastig. Positie in het gezin is daardoor niet uniform voor alle gemeenten. Door een aantal gemeenten zijn geen gegevens over de positie in het gezin aangeleverd.
Basisregistratie Onderwijs (BRON) In de Basisregistratie Onderwijs (BRON) staan alle leerlingen in het bekostigd voorgezet en middelbaar beroepsonderwijs geregistreerd. Deze gegevens zijn aangeleverd door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO).
Cijfers schooljaar 2009/2010 In maart is het aantal voortijdig schoolverlaters van voorgaand schooljaar bekend. Deze gegevens hebben de status ‘voorlopig’ omdat het gaat om gegevens die zijn aangeleverd door de onderwijsinstellingen, maar nog niet zijn gecontroleerd door een accountant. Door de accountantscontrole en door inschrijfmutaties die met terugwerkende kracht worden verwerkt, kunnen er verschillen ontstaan tussen de voorlopige en definitieve cijfers. De definitieve cijfers zijn steeds in oktober bekend. De voorlopige vsv-cijfers van schooljaar 2009/2010 zijn dus in maart 2011 bekend en worden in oktober 2011 definitief vastgesteld.
Informatie niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsontvangers Gegevens over niet-werkende werkzoekenden zijn gebaseerd op registraties afkomstig van het UWV WERKbedrijf. Het UWV WERKbedrijf levert aan veel gemeenten jaarlijks een databestand met niet-werkende werkzoekenden per 31 december. Dit databestand is, met toestemming van het UWV WERKbedrijf, door de gemeenten aan Risbo doorgeleverd. Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van het bestand met werkzoekenden die per 31-12-2009 bij het UWV WERKbedrijf stonden ingeschreven. De cijfers over uitkeringen zijn afkomstig van de gemeentelijke of regionale uitkeringsinstanties. De cijfers hebben 1-12010 als peildatum. 101
Technische toelichting
Het Herkenningsdienstsysteem (HKS) Voor dit onderzoek maken we gebruik van verdachtenregistraties uit het zogenaamde Herkenningsdienstsysteem (HKS). De gegevens zijn afkomstig van de Dienst IPOL van het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD). De Dienst IPOL verzamelt jaarlijks data vanuit het HKS. In het HKS worden verdachten geregistreerd tegen wie een proces-verbaal is opgemaakt wegens een misdrijf. In het HKS worden alleen misdrijven en verdachten van misdrijven geregistreerd (voor indeling misdrijven zie onderstaande tabel). Het is de overtuiging van de politie dat het daders zijn. Voor deze personen is proces-verbaal van opsporing gemaakt en verstuurd naar het Openbaar Ministerie. De rechter moet zich er nog over uitspreken. We rapporteren dus over verdachten en niet over veroordeelden. Overtredingen en verdachten van overtredingen worden hierin dus niet geregistreerd.22 Indeling delicten Geweldsdelicten
Vermogensdelicten
Openbare orde
Verkeersdelicten
Drugsdelicten
Overige delicten
22
102
Bedreiging (SR285) Moord en doodslag (poging) (SR287-SR292) Moord en doodslag (voltooid) (SR287-SR292) Mishandeling (SR300-SR306) Diefstal met geweld (SR312) Afpersing (SR317) Verkrachting (SR242) Aanranding (SR246) Muntmisdrijven (SR208-SR211, SR213-SR214) Overige valsheid (SR216-SR232, SR234) Eenvoudige diefstal (SR310) Diefstal verbreking (SR311.) Overige gekwalificeerde diefstal (ov. SR311.) Verduistering (SR321-SR323) Bedrog (SR326-SR337, SR339) Heling (SR416, SR417) Tegen openbare orde (SR131-SR136, SR138-SR151A) Gemeengevaarlijke. misdrijven (SR157, SR158) Tegen openbaar gezag (SR177-SR206) Overige vernieling (SR350-SR354) Schennis eerbaarheid (SR239) Overige seksuele misdrijven (SR243-245, SR247-249) Rijden onder invloed (WVW26,WV8) Verlaten plaats ongeval (WVW30, WV7) Rijden na ontzegging (WVW32, WV9) Weigeren bloedproef (WV163, WVW) Dood/letsel door schuld (WVW36, WV6, WV175) Joyriding (WVW37, WV176.2, WV11) Overig misdrijven WVW Middelenlijst I (harddrugs) Middelenlijst II (softdrugs) Overige opiumwet Overige misdrijven SR Wet Wapens & munitie Misdrijven andere wetten
Een misdrijf is daarbij gedefinieerd als een strafbaar feit van de ernstige soort dat als zodanig is omschreven en strafbaar gesteld in de wet (Bron: Landelijke Criminaliteitskaart, 2005).
Technische toelichting
Cijfers 2010 23 De cijfers over het meest recent verlopen jaar (hier dus 2010) zijn altijd voorlopige cijfers. Deze cijfers worden in het eerste kwartaal van het komende jaar (2012) pas definitief. Dit geldt echter voor alle bevolkingsgroepen zodat het vergelijken van verdachtenpercentages wel mogelijk is. De daderaantallen lopen in vrijwel alle korpsen sinds 2008 terug. Dit wordt mede veroorzaakt door de invoering van het nieuwe bedrijfsprocessensysteem BVH (Basisvoorziening Handhaving). •
Het BVH-systeem heeft de administratieve druk bij de korpsen behoorlijk opgevoerd. In sommige regio’s kwam daardoor ook de registratie in HKS onder tijdsdruk te staan met als gevolg registratieachterstanden in HKS. Dit is gemeld door de korpsen IJsselland, Noord Holland Noord, Zaanstreek Waterland en Rotterdam Rijnmond.
•
Door het korps van Rotterdam Rijnmond is gemeld dat er problemen zijn bij de geautomatiseerde export van BVH naar HKS. Hierdoor zijn verdachten ten onrechte niet in HKS opgenomen. Het zou kunnen dat dit bij meerdere korpsen aan de orde is. Als dit zo is zouden de HKSbeheerders bij zo’n korps zich daar wellicht niet bewust van zijn en dus ook geen registratieachterstanden in HKS melden. In hoeverre dit het geval is moet nog worden onderzocht.
•
In nogal wat korpsen heeft de opsporing daadwerkelijk te lijden gehad onder de toename van administratieve druk (Dit wordt ondersteund door OMcijfers die ook een terugval laten zien). De teruggang die hierdoor is veroorzaakt is dus reëel in andere woorden: er zijn minder boeven gepakt.
Representativiteit en validiteit Het HKS levert geen complete beschrijving van de criminaliteit in Nederland. SCP zegt daarover in het jaarrapport integratie 2007 het volgende: “Volgens de slachtofferenquête van het CBS zijn in 2003 4,8 miljoen delicten ondervonden door burgers van 15 jaar en ouder. Slechts 1,7 miljoen delicten zijn bij de politie gemeld. Dit leidde tot een aantal van bijna 215.000 in het HKS geregistreerde verdachten met in totaal bijna 400.000 delicten. Gemiddeld wordt naar schatting dus minder dan een kwart van de geregistreerde delicten opgehelderd. Delicten die onbekend blijven bij de politie of delicten waarvan geen proces-verbaal is opgemaakt, worden niet in het HKS geregistreerd.”
23
24
103
24
Dit is gebaseerd op de toelichting bij de Gemeentetabellen over de Antilliaanse verdachtenpopulaties van 23 gemeenten (Van Tilburg en Beijersbergen van Henegouwen, 2011). SCP (2007). Jaarrapport Integratie 2007, p 230-231.
Technische toelichting
Ook is het HKS mogelijk enigszins selectief. SCP zegt daarover: “Al met al mogen we concluderen dat er wellicht enige selectiviteit bestaat in het optreden van de politie, waardoor niet-westerse allochtonen enigszins oververtegenwoordigd zijn in het HKS. Overtuigend bewijs hiervoor ontbreekt echter.”
104
24