De acculturatieattitudes en het welbevinden van
Marokkaanse Nederlanders en Marokkaanse Belgen;
een vergelijkende studie in vier steden
Auteur: Hilda Lubbers
Begeleider: Prof.dr. J.P.L.M. van Oudenhoven
Rijksuniversiteit Groningen Sociale Psychologie
Mei. 2006
INHOUDSOPGAVE Abstract................................................................................ ..............2 INLEIDING........................................................................................3 Hypothesen................................................................. ..............16 METHODE.......................................................................... ..............18 Respondenten.............................................................. ..............18 Procedure.................................................................... ..............18 Metingen..................................................................... ..............19 RESULTATEN.................................................................... ..............22 Acculturatieattitudes................................................................. 23 Welbevinden............................................................................. 26 Waargenomen discriminatie......................................................28 DISCUSSIE........................................................................................29 Literatuurlijst........................................................................ ..............35 Bijlage 1............................................................................... ..............39 Bijlage 2............................................................................... ..............55
1
ABSTRACT Migrants may hold attitudes toward how they wish to relate to other individuals and groups. These acculturation attitudes involve orientations toward cultural maintenance of one's own group and toward contact with other groups. Acculturation attitudes of assimilation, integration, separation and marginalization and wellbeing are measured in four cities in the Netherlands and Belgium: Rotterdam, Antwerp, Brussels and Liège. A total of 304 Moroccan individuals were studied. In general the integration strategy is the most preferred strategy among Moroccans. Results indicate a difference between the Dutch- and French speaking cities. In Brussels and Liège Moroccans show a stronger preference for assimilation than Moroccans in Antwerp and Rotterdam; they are more willing to give up their own culture. In Antwerp and Rotterdam they reported a stronger preference for integration than in Liège and Brussels; they are as well positively orientated toward maintaining their own culture as well as toward contact with members of the host country. This difference may be due to the language- and cultural distance. For Moroccans in the French speaking cities (Brussels and Liège), the language distance and the cultural distance is smaller than for Moroccans in the Dutch speaking cities (Antwerp and Rotterdam). Whereas persons hold more positive attitudes against giving up their own culture and toward seeking contact with members of the host culture when the cultural distance is smaller, persons hold a more favourite attitude against maintaining also aspects of their own culture when this distance is greater. A small distance facilitates contact with members of the host country. Like other studies, our results also indicate a strong correlation between wellbeing and the preference for integration. Moroccans who hold a more positive attitude toward integration rapported more wellbeing.
2
INLEIDING In de jaren zestig ging het economisch goed met Nederland en België en was er een krapte op de arbeidsmarkt. Om deze reden was er een grote behoefte aan laag geschoolde arbeiders. Nederland sloot net als België, Duitsland en Frankrijk wervingsakkoorden met Marokko en Turkije. Als gevolg hiervan kwamen in deze tijd grote groepen mannen uit het Mediterraanse gebied als ‘gastarbeiders' naar West-Europa. Ook werden vanuit Europa rekruteringsbureaus in Marokko geopend. In 1964 verspreidde het Belgisch Ministerie voor Arbeid en Tewerkstelling de brochure “Vivre et travailler en Belgique” via de Belgische consulaten in Marokko (Koninklijk Commissariaat voor het migrantenbeleid 1989, I : 18). Uit deze brochure bleek dat ongeschoolde Marokkaanse arbeiders samen met hun gezin meer dan welkom waren om te werken in België. In het begin konden de migranten vooral te werk worden gesteld in sectoren als de mijnbouw, de metaalnijverheid en de bouw. Later kwam er vooral een individuele migratie op gang. De toenemende migratie gedurende de laatste tientallen jaren heeft tot een grotere culturele diversiteit in veel West-Europese landen geleid. Terwijl de vooroorlogse migranten bijna allemaal Europees waren, was de meerderheid van de nieuwe naoorlogse migranten niet-Europees en niet-katholiek (Lestaeghe, 2000). In Wallonië en Vlaanderen kwamen vooral migranten in de mijn- en metaalindustrie te werken. De sluiting van de koolmijnen in de jaren zeventig en tachtig in het zuiden van België leidde ertoe dat sommige werknemers omgeschoold werden in de industriële fabrieken terwijl andere groepen structureel werkloos werden. Hierdoor gingen veel migranten naar industriële regio's in en rond de steden Brussel, Antwerpen en Gent (Martens & Moulaert,1985). In Nederland was er sprake van een gelijkwaardige situatie, hier werden de migranten vooral gerekruteerd in de metaal- en textielindustrie. Zowel de Nederlandse en Belgische als de Turkse en Marokkaanse overheden legden de nadruk op het tijdelijke karakter van de migratie en het was de bedoeling dat de migranten terug naar hun land van herkomst zouden gaan. Desondanks heeft de meerderheid van de Zuid-Europese, Marokkaanse en Turkse migranten zich hier permanent met hun familie gevestigd. Dit onderzoek richt zich op de houding van Marokkanen ten opzichte van de Marokkaanse en de Nederlandse/Belgische cultuur. Ook zal de mate van welbevinden in 3
de 2 landen onder de Marokkaanse populatie onderzocht worden. Tegenwoordig bestaat de volwassen Marokkaanse migranten populatie ruwweg uit vier generaties (Lestaeghe, 2000); de eerste generatie bestaat uit de arbeiders die in de jaren zestig en zeventig werden gecontracteerd, dit waren gehuwde mannen die hun gezin verlieten om in Europa te werken. De tweede migratiestroom begon in 1973 met de gezinshereniging. De terugkeer bleek voor de meerderheid van de gastarbeiders geen reële optie te zijn. Deze gezinshereniging heeft een piek bereikt in 1980, met 10.400 nieuwkomers in Nederland (Muus, 1993). De gezinsvormingsmigratie, de derde stroom, begon vanaf 1983; kinderen van de eerste generatie bereikten de huwbare leeftijd, de nieuwkomers zijn de partners van de tweede generatie. Hieruit blijkt dat de Marokkaanse migranten geen homogene groep vormen; ze vestigen zich in West-Europa om te werken, om herenigd te worden met hun familie en om nieuwe gezinnen te stichten. Op dit moment telt Nederland bijna 300.000 inwoners van Marokkaanse afkomst en in België betreft dit 122.000 personen. Het merendeel van de Marokkanen in Nederland en België is afkomstig uit het Rifgebied, de zogenaamde Berbers. In Nederland en België vormen de Marokkanen samen met de Turken de grootste groep immigranten. Terwijl migranten in toenemende mate georiënteerd zijn op gelijke kansen, rechten en toegang tot sociale voorzieningen in het “gastland”, is de bereidheid van de leden van de meerderheidsgroep soms minder groot om de aanwezigheid van migranten te accepteren (Billiet, Carton & Huys, 1990). Dit gegeven, gecombineerd met het feit dat Marokkanen een grote groep migranten in onze samenleving vormen, maakt dat deze een belangrijke groep vormen om te onderzoeken. Bij een langdurig contact tussen groepen en individuen van verschillende culturen kunnen er veranderingen optreden in de cultuurkenmerken van één of beide groepen. Hierbij kan het gaan om allerlei veranderingen; dit proces staat bekent als acculturatie. Het begrip acculturatie kan zowel verwijzen naar een ontwikkeling op groepsniveau als naar een ontwikkeling op individueel niveau (Van den Reck, 2001). Op individueel niveau worden veranderingen in bijvoorbeeld gedrag, normen en waarden of identiteit van de persoon bedoeld. Er zijn verschillende modellen die dit acculturatieproces beschrijven. Eén van de bekendste is het model van Berry (1997).
4
Volgens Berry zijn er verschillende manieren, strategieën, waarop migranten hun draai in een andere cultuur kunnen vinden. Deze strategieën zijn geclassificeerd in een schema. Er zijn twee elementen die belangrijk zijn voor de acculturatiestrategie waar de migrant de voorkeur aan geeft: de behoefte om de eigen oorspronkelijke cultuur te handhaven en de mate waarin de migrant behoefte heeft aan contact met leden uit de dominante groep van het gastland (Berry, 1980). De combinatie van deze twee factoren resulteren in vier mogelijke adaptatiestrategieën: integratie, assimilatie, separatie en marginalisatie. In een schema levert dit het volgende beeld op: Eigen culturele identiteit vasthouden? Ja Nee Ja Integratie Assimilatie
Behoefte aan contact met leden uit de meerderheidscultuur? Nee Separatie
Marginalisatie
Migranten integreren wanneer ze positief staan tegenover contact met leden uit de dominante groep en hierbij tegelijk hun eigen cultuur willen handhaven. Deze strategie wijst in de richting van biculturalisme; de combinatie van twee culturen. Onderzoeken laten consistent zien dat migranten de grootste voorkeur voor de integratiestrategie aangeven. Uit onderzoek in België en Nederland blijkt bijvoorbeeld dat de meerderheid van de migranten hun eigen cultuur willen combineren met de meerderheidscultuur (Phalet & Hagendoorn, 1996: Phalet, Van Lotringen, & Etzinger , 2000; Van deVijver, Helms-Lorenz, & Feltzer, 1999). Ook wordt de integratiestrategie het meest in verband gebracht met een succesvolle persoonlijke adaptatie (Berry et al, 1987). De tweede strategie, separatie (in de sociologie en demografie wordt deze ook wel segregatie genoemd), houdt in dat de eigen cultuur wordt vastgehouden of gehandhaafd waarbij geen belang wordt gehecht aan contact met leden uit de dominante groep. Het tegenovergestelde van deze strategie is assimilatie, wat een volledig opgaan in de cultuur van het gastland betekent, de migrant doet hierbij afstand van de eigen cultuur. Er is sprake van marginalisatie wanneer migranten noch zoveel belang hechten aan contact met personen uit de eigen cultuur noch met leden uit de meerderheidsgroep. In sommige landen laten jongeren deze strategie zien; ze voelen zich niet meer verbonden met de cultuur van hun ouders en ze zoeken ook geen contact met leden van de 5
meerderheidsgroep. Deze personen voelen daarentegen vaak wel een sterke identificatie met hun eigen subgroep. Het is niet zo dat iedere migrant geheel vrij is om te kiezen voor de strategie die bij hem of haar past. Migranten hebben ook te maken met de houding die de dominante groep van het gastland aanneemt ten opzichte van nieuwkomers in de samenleving. Wanneer deze houding positief is zal het gemakkelijker voor de migrant zijn om te assimileren of te integreren. Volgens Berry kan assimilatie worden gezien als een individuele strategie om de eigen groep te verlaten en toegang te zoeken tot de dominante groep. Voorwaarde is dan wel dat de groepsgrenzen permeabel zijn; de dominante groep moet bereid zijn om nieuwe leden in haar midden op te nemen. Wanneer de dominante groep de leden van de minderheidsgroep niet toelaat, wordt het voor migranten vrijwel onmogelijk te assimileren of te integreren (Bakker, Van der Zee, & Van Oudenhoven, 2003). Ook uit onderzoek naar het model van Berry blijkt dat de meeste migranten de voorkeur hebben voor de integratiestrategie. Deze strategie blijkt ook het meest effectief; integrerende migranten ervaren minder stress (Berry,1997), hebben een hogere zelfwaardering en zijn sociaal competent (Van Selm, Sam & Van Oudenhoven, 1997). Kortom, de keuze voor integratie gaat samen met meer welbevinden bij migranten dan de andere acculturatieattitudes (Vedder & Van de Vijver, 2003). Afgezien van het feit dat het wonen in een andere cultuur veel voordelen met zich mee kan brengen betekent het voor veel mensen een onzekere situatie en dit kan als stressvol worden ervaren. De eigen ideeën, normen en waarden zijn niet altijd bruikbaar in de nieuwe cultuur. Dit betekent dat het de nodige moeite en inspanning kost om zich aan de nieuwe omgeving aan te passen. In dit onderzoek zullen de voorkeuren voor de vier verschillende acculturatiestrategieën en het welbevinden van Marokkanen in Nederland en België worden bestudeerd. De mate van welbevinden kan worden gedefinieerd als een globale evaluatie van iemands tevredenheid met zijn of haar leven. Het gaat hierbij om de persoonlijke beoordeling van tevredenheid door het individu. Er zal worden gekeken naar de invloed van de (waargenomen) culturele afstand, de taalafstand op de voorkeur voor de
6
verschillende acculturatiestrategieën en de mate van welbevinden. Ook wordt gekeken naar de waargenomen discriminatie. Het onderzoek zal in twee landen en in vier steden plaatshebben; in Nederland: Rotterdam, en in België: Antwerpen, Luik en Brussel. De politieke houding in Nederland is betreffende de integratie van minderheidsgroepen altijd gericht geweest op een multicultureel beleid. Dit houdt in dat migranten op sommige vlakken de eigen culturele gewoontes kunnen vasthouden. Op andere vlakken moeten migranten voldoen aan de norm die op dat moment van belang geacht wordt, bijvoorbeeld op het gebied van school en taalbeheersing. Dit multiculturele beleid, de aanmoediging van migranten vanuit de politiek om de eigen cultuur vast te houden, is echter in Nederland in de loop der jaren verder afgenomen. De integratiedefinitie in het Vlaamse gedeelte van België staat in principe ook voor culturele adaptatie in het publieke domein van het “gastland” en staat toe om de etnische identiteit aan te houden in privédomeinen zoals familie en binnen de gemeenschap. In het Franstalige gedeelte van België (Wallonië en Brussel) wordt adaptatie echter meer gezien als assimileren waarbij afstand moet worden gedaan van de eigen wortels, taal, religie en gebruiken. Aan het behoud van kenmerken van de eigen cultuur wordt weinig belang gehecht. In dit onderzoek kijken we naar de verschillen in culturele- en taalkundige afstand en waargenomen discriminatie tussen de vier steden. Vervolgens kijken we hoe deze factoren samenhangen met de voorkeur voor een bepaalde acculturatiestrategie en het welbevinden.
7
Culturele afstand De culturele afstand tussen het land van herkomst en het gastland wordt bepaald door een optelsom van meerdere culturele verschillen die variëren van oppervlakkige gewoontes en bezigheden tot diepgewortelde waarden en beliefs (Triandis, Kashima, & Shimoda, 1986). Culturen kunnen ver of dichtbij van elkaar staan; dit hangt af van de mate waarin ze overeenkomen (Berry, 1976). Verschillen in waarden, taal, religie, en in sociale- en familiestructuren kunnen allemaal zorgen voor een grote culturele afstand. Volgens Hofstede kunnen culturen ook op verschillende dimensies van elkaar afwijken: de mate van onzekerheidsmijding, de mate van collectivisme of individualisme, in hoeverre het een mannelijke of vrouwelijke cultuur is, en de mate van machtsafstand (Hofstede, 1980). Hierbij is de assumptie dat deze waarden algemene perspectieven over wat goed of wenselijk in het leven is representeren. De mate van machtsafstand verwijst naar de (on)gelijkheid van mensen in een samenleving. Het geeft de mate weer waarin mensen een sterk hiërarchische of een meer overleggende stijl prefereren. De manier waarop met ongelijkheid wordt omgegaan verschilt van land tot land. Wanneer de macht op een ongelijke manier verdeeld is, is er sprake van een hoge mate van hiërarchie en autoriteit. De macht wordt in dit geval geconcentreerd in de top van de maatschappij. Wanneer er sprake is van een lage machtsafstand is er juist sprake van coöperatie en onderhandeling tussen de individuen. Mensen zijn meer gelijkwaardig aan elkaar wanneer er een lage machtsafstand is. De dimensie onzekerheidsmijding geeft de behoefte aan zekerheid in een bepaalde samenleving weer. Er zijn verschillen tussen culturen in de mate waarin ze zich bedreigd voelen door onbekende of onzekere situaties; dit gevoel wordt uitgedrukt in de behoefte aan voorspelbaarheid door middel van formele of informele regels. Wanneer er een hoge score is op deze dimensie staat men afwijzend tegenover nieuwe ideeën en is alles sterk gereguleerd door formele en informele wetten. De mate van collectivisme geeft de behoefte aan sterke banden met sociale- en familiestructuren weer. In een individualistische samenleving zijn deze veel losser dan in een collectivistische cultuur. In een collectivistische cultuur dient het individu op te komen voor de belangen van de groep. Het individu haalt zijn of haar levensgeluk vooral
8
uit sociale relaties. In een individualistische cultuur zijn individuen veel meer op zichzelf gericht; zij hechten juist belang aan uniek zijn en vooral het nastreven van hun eigen succes wordt als belangrijk gezien. De dimensie masculiniteit-femininiteit geeft de sociale rollen aan die de twee seksen in een samenleving vervullen. Masculien verwijst naar assertiviteit, prestaties en succes. Femininiteit verwijst naar de rol van zorg voor anderen. De mate waarin deze rollen voor mannen en vrouwen verschillen is niet voor alle landen gelijk. In feminiene landen verschillen de seksen weinig betreffende normen en waarden. In deze landen is de zorg voor sociale leefomstandigheden ook groter. Ook zijn masculiene landen minder tolerant dan feminiene landen. Masculiene landen zijn geneigd conflicten op te lossen door geweld te gebruiken terwijl meer feminiene landen het conflict zullen proberen op te lossen door te onderhandelen. Nederland en België en de Arabische landen scoren verschillend op deze dimensies, hieronder een overzicht. Tabel 1. De scores van Nederland, België en de Arabische landen op de vier dimensies volgens Hofstede. Dimensie België* Nederland Arabische landen Machtsafstand 61 38 80 Onzekerheidsmijding 97 53 68 Masculiniteit 43 14 53 Individualisme 78 80 38 * Vlaanderen en Wallonië hebben vergelijkbare scores op de vier dimensies De mate van (waargenomen) gelijkheid tussen de oorspronkelijke cultuur en de cultuur van het gastland heeft een belangrijke invloed op het adaptatieproces van de migrant. Hierdoor heeft deze waargenomen gelijkheid ook invloed op hoe het contact verloopt met leden uit de meerderheidscultuur. Personen die een grote culturele afstand waarnemen tussen de originele cultuur en de cultuur van het gastland hebben een grotere kans op sociale moeilijkheden (Ward & Kennedy,1992). Dit is in overeenstemming met de cultural-distance hypothese; volgens deze hypothese zijn culturele ongelijkheid en sociale moeilijkheden aan elkaar gerelateerd. Adaptatie- problemen variëren dan ook onder verschillende culturele groepen en de problemen nemen toe naarmate de verschillen wat cultuur betreft groter zijn (Furnham & Bochner,1982). Wanneer er grote 9
verschillen zijn tussen de culturen zal het moeilijker zijn om te assimileren. Uit onderzoek blijkt dat grote culturele verschillen geen positief effect op het adaptatieproces hebben en dat deze verschillen invloed kunnen hebben op de keuze voor een bepaalde acculturatiestrategie (Horenczyk,1996). Een grote culturele afstand tussen de migranten en de dominante groep zorgt ervoor dat er meer wordt teruggevallen op de eigen groep en de eigen tradities. De eigen cultuur zorgt voor emotionele steun en de persoonlijke ervaringen met de vreemde cultuur kunnen op een herkenbare manier worden gedeeld (Bochner, 1994). Veel onderzoeken laten zien dat de acceptatie van migranten door de meerderheid kleiner is naarmate de culturele afstand groter is (Hagedoorn, 1996). Vaak worden migranten met grote verschillen in cultuur niet volledig geaccepteerd in het gastland. Hierdoor hebben ze niet de mogelijkheid om te kiezen voor een bepaalde acculturatiestrategie, maar worden ze gedwongen om een specifieke strategie te hanteren. Wanneer migranten meer lijken op de autochtone groep zullen autochtonen deze groep meer waarderen (Van Oudenhoven, Judd & Hewstone, 2000). Bij een onderzoek hiernaar werden 2400 Nederlanders gevraagd hun sympathie aan te geven voor verschillende sociale groepen. Uit dit onderzoek bleek dat migranten positiever werden geëvalueerd naarmate deze meer gelijk waren aan de autochtone groep. Kennelijk hebben (gepercipieerde) overeenkomsten in cultuur, leefstijl, houding en taal een belangrijke invloed op de mate waarin personen zich tot elkaar voelen aangetrokken. Dit kan worden verklaard vanuit het similarity attraction perspectief: personen die dezelfde attitudes en waarden delen zullen elkaar positiever evalueren. Volgens de sociale vergelijkingstheorie van Festinger zijn mensen gemotiveerd om hun meningen en attitudes op juistheid te evalueren en hierbij is de behoefte om zoveel mogelijk consistentie te behouden tussen deze attitudes en gedragingen. Mensen worden om deze reden aangetrokken tot anderen die op hen lijken en personen met vergelijkbare attitudes. Resultaten van onderzoek in verschillende landen -waaronder Nederland- tonen aan dat groepen die meer gelijk zijn ten opzichte van de cultuur van het gastland een voorkeur voor de assimilatiestrategie hebben. Omdat de congruentie tussen de oorspronkelijke cultuur en de cultuur van het gastland een belangrijke rol speelt in de mate waarin personen zich tot elkaar voelen aangetrokken zal deze ook invloed hebben
10
op de voorkeur voor een acculturatiestrategie van de migrant; wanneer deze een grote overeenkomst waarneemt zal deze de assimilatiestrategie meer waarderen. Wanneer deze echter grote verschillen waarneemt zal dit assimileren moeilijker gaan.
11
Taalafstand Taal is een belangrijke component van cultuur. De extreme Whorfian-hypothese (Werner & Campbell, 1970) gaat ervan uit dat individuen met verschillende labels voor objecten en gebeurtenissen hierdoor ook anders denken. Er wordt vanuit gegaan dat de taal die gesproken wordt een belangrijke invloed heeft op de cognitieve processen van een individu. Om deze reden delen mensen die dezelfde taal spreken veel elementen van een cultuur. Volgens Berry (1990) hangt de mate van acculturatie naast cultuurverschillen mede af van de taalverschillen wanneer er naar een nieuw land wordt geëmigreerd. Het al dan niet beheersen van de taal van het gastland is van grote invloed op het adaptatieproces. Onder Marokkanen in Nederland en België is het Marokkaans Arabisch en Berbers ongeveer gelijk verdeeld. In België is de taalsituatie als volgt. In het Waalse gedeelte is het Frans de hoofdtaal. Een klein gedeelte is hier Duitstalig. In het Vlaamse gedeelte is het Nederlands de hoofdtaal. In Brussel spreken vier van de vijf inwoners Frans. Officieel is Brussel een tweetalig gebied, echter in realiteit spreekt 80-85% Frans en slechts 15% Nederlands. Hoewel door weinig inwoners gesproken, is Nederlands toch een belangrijke taal in dit gebied. Veel Marokkanen zijn bekend met de Franse taal als gevolg van de Franse kolonisatie. Hoewel het Frans niet erkend is in de grondwet is het toch de tweede taal in Marokko en zullen de meeste inwoners die onderwijs hebben genoten hier min of meer bekend mee zijn. Marokkanen die in het Franstalige gedeelte van België wonen hebben naar verwachting een kleinere taalkundige afstand ten opzichte van de taal van het gastland dan Marokkanen die in het Nederlandstalige gedeelte wonen. Er is sprake van een meer taalkundige fit tussen het gastland (Franstalige gedeelte van België) en het land van herkomst. Dit heeft invloed op het adaptatieproces en hierdoor op de voorkeur voor een acculturatiestrategie. Brussel vormt in dit onderzoek een bijzondere categorie. Naast de kleinere taalkundige afstand voor Marokkanen in deze stad, heeft Brussel een internationaal klimaat waar veel verschillende invloeden bijeen komen. Om deze reden neemt deze stad
12
een internationale, meer kosmopolitische attitude aan. Doordat er veel mensen uit verschillende culturen (Vlamingen, Walen, Marokkanen, Turken, Oost-Europeanen en Afrikanen en autochtone Brusselaars) in deze stad samenleven ontstaat er een soort gelijkheid door ongelijkheid. De autochtone Brusselaars vormen namelijk een kleine minderheid. Doordat er in Brussel een meer internationaal klimaat heerst dan in andere Belgische steden en omdat het een tweetalig gebied betreft, zal de taalkundige afstand kleiner zijn voor de Marokkanen die hier wonen; dit zorgt voor een grotere culturele fit tussen de twee culturen (de Brusselse en de Marokkaanse) dan tussen de Vlaamse en de Marokkaanse cultuur en hierdoor zal een vergemakkelijking van het adaptatieproces ontstaan. Ervaren discriminatie Migranten kunnen in hun keuze voor een acculturatiestrategie beïnvloed worden door de (ervaren) discriminatie. Er kunnen extra problemen ontstaan in het adaptatieproces wanneer de meerderheidsgroep een bepaald (negatief) beeld heeft ontwikkeld van een minderheidsgroep. Aan het lidmaatschap van sociale groepen ontlenen mensen hun zelfconcept en positieve gevoelens. Volgens Roosens (1982) wordt een etnische groep gecreëerd wanneer er een grenslijn tussen zichzelf en andere groepen wordt gemaakt door middel van een aantal symbolische tekens en waarden. Deze tekens zorgen voor een onderscheid tussen verschillende groepen. De percepties van verschillende groepslidmaatschappen hebben belangrijke consequenties voor de attitudes en gedragingen ten opzichte van de in- en outgroup. Eén van de gevolgen hiervan is dat leden van sociale groepen een positieve vergelijking beogen van hun eigen ingroup ten opzichte van andere relevante outgroups. Deze positieve benadering van de eigen groep en tegelijkertijd het ontbreken van een positieve evaluatie ten opzichte van outgroups kan leiden tot bias en bevooroordeling (Tajfel, 1978). Individuen hebben een binding met de groepen van waaruit ze deel maken. Dit kan worden verklaard vanuit de Sociale Identiteitstheorie (Tajfel& Turner, 1979). Uit onderzoek blijkt dat een lage status zich kan vertalen naar een lage zelfachting. Dit hangt vervolgens weer samen met de behoefte aan een positieve sociale identiteit door de 13
ingroup in positieve zin af te zetten tegen andere outgroups. Dit proces staat bekend als ingroup favoritism. Personen delen zichzelf en hun omgeving op in categorieën. Dit proces van categorisatie structureert de sociale omgeving, het bepaalt binnen welke groepen iemand wel of niet valt. Volgens de sociale identiteitstheorie valt er niet te ontkomen aan de categorisatie in groepen. Door dit proces is de omgeving duidelijk gestructureerd en kan gemakkelijker worden begrepen en beoordeeld. Groepsgebaseerde onderscheidingen worden niet alleen gevormd en gehandhaafd als een gevolg van de wens om de eigen groep in positieve zin af te zetten tegen andere groepen, maar ook als gevolg van de wens om dominant te zijn en controle uit te oefenen over andere groepen (Sidanius, Pratto & Rabinowitz, 1994). Het kan zijn dat leden van de meerderheidsgroep de eigen cultuur willen handhaven en een superieure status of macht willen behouden in de maatschappij en hierdoor van migranten eisen dat deze zich aanpassen en hun eigen cultuur opgeven. Ook kan het zijn dat de meerderheidsgroep migranten niet accepteert wat vervolgens segregatie in de hand kan werken. Sommige leden van de meerderheidsgroep zien minderheidsgroepen en hun wens om hun eigen cultuur te behouden als een dreiging voor de eigen cultuur en voor de eenheid van de maatschappij in het geheel (Van Oudenhoven et al., 1998). Dit zal in sterkere mate gelden wanneer er een grote culturele afstand wordt waargenomen. Een andere verklaring voor het optreden van ingroup favoritism biedt de realisticconflict theory. Deze stelt dat ingroup favoritism ontstaat wanneer autochtone en allochtone groepen met elkaar in competitie treden voor schaarse goederen op bijvoorbeeld de arbeidsmarkt. Bij het nastreven van soortgelijke doelen en belangen zullen de groepen elkaar als een bedreiging zien voor het nastreven van hun eigen belangen. Wanneer de groepen beide hetzelfde (schaarse) doel nastreven en wanneer dit leidt tot winst voor de één en verlies voor de ander dan zal dit leiden tot grote competitie tussen groepen. Hierdoor zullen ze elkaar negatief evalueren en dit zal bevooroordeling in de hand werken (Sherif, 1962). De negatieve attitudes en ingroup favoritism kan dus ook voortkomen uit een schaarste conflict tussen groepen. Uit onderzoek van het SCP (2003) blijkt dat de meeste allochtonen vinden dat er in Nederland af en toe wordt gediscrimineerd. Een minderheid hiervan is van mening dat discriminatie vaak voorkomt. Echter het merendeel van de respondenten in alle groepen
14
zegt nooit of bijna nooit last van discriminatie te hebben. De Marokkanen en Antilianen zijn groepen die het meest frequent persoonlijke ervaring met discriminatie zeggen te hebben. Uit dit onderzoek blijkt ook dat persoonlijke ervaring met discriminatie veel minder vaak wordt gerapporteerd dan discriminatie in het algemeen. Discriminatie en bevooroordeling ten opzichte van de minderheidsgroep kunnen grote consequenties hebben voor de zelfwaardering van een individu. Volgens Schmitt & Branscombe (2002) is daling van de zelfwaardering het gevolg van gevoelens van sociale afwijzing en uitsluiting. In dit onderzoek zal worden gekeken of Marokkanen in de vier steden de waargenomen discriminatie als verschillend ervaren.
15
Hypothesen Hypothese 1: De Belgische Marokkanen hebben een grotere voorkeur voor de integratiestrategie dan de Nederlandse Marokkanen (vergelijking Antwerpen en Rotterdam). Hypothese 2: De Marokkanen in het Franstalige gedeelte hebben een grotere voorkeur voor de integratiestrategie dan de Marokkanen in het Nederlandstalige gedeelte van België (vergelijking Luik en Antwerpen). Hypothese 3: De Marokkanen in Brussel hebben een grotere voorkeur voor de integratiestrategie dan de Marokkanen in Luik. Hypothese 4: De Belgische Marokkanen hebben een grotere voorkeur voor de assimilatiestrategie dan de Nederlandse Marokkanen (vergelijking Antwerpen en Rotterdam). Hypothese 5a: De Marokkanen in het Franstalige gedeelte hebben een grotere voorkeur voor de assimilatiestrategie dan de Marokkanen in het Nederlandstalige gedeelte van België (vergelijking Luik en Antwerpen). Hypothese 5b: Deze grotere voorkeur voor de assimilatiestrategie zal vooral liggen op het vlak van school- en werkrelaties. Vooral op de items waarbij het gaat om contact met de meerderheidsgroep zal hoger worden gescoord door de Marokkanen in het Franstalige gedeelte van België (Luik) dan door de Marokkanen in het Nederlandstalige gedeelte van België (Antwerpen). Hypothese 6: De Marokkanen in Brussel hebben een grotere voorkeur voor de assimilatiestrategie dan de Marokkanen in Luik.
16
Hypothese 7: De Belgische Marokkanen ervaren een hogere mate van welbevinden dan de Nederlandstalige Marokkanen (vergelijking Antwerpen en Rotterdam). Hypothese 8: De Marokkanen in het Franstalige gedeelte van België ervaren een hogere mate van welbevinden dan de Marokkanen in het Nederlandstalige gedeelte van België (vergelijking Luik en Antwerpen). Hypothese 9: De Marokkanen in Brussel ervaren een hogere mate van welbevinden dan de Marokkanen in Luik. Er zal ook worden onderzocht of de waargenomen discriminatie verschillend is voor de proefpersonen in de vier steden.
17
METHODE Respondenten Aan het onderzoek hebben 304 respondenten van Marokkaanse afkomst deelgenomen. Hiervan was 53 procent man en 47 procent vrouw. De respondenten woonden in de volgende steden: Rotterdam, Antwerpen, Brussel en Luik. In elke stad hebben tenminste 60 respondenten van Marokkaanse afkomst de vragenlijst ingevuld. Zij variëren in leeftijd van 16 tot 65 jaar. In Rotterdam deden 65 personen aan het onderzoek mee. Hierbij was 44 procent man en 56 procent vrouw. De Rotterdamse respondenten woonden gemiddeld 21 jaar in Nederland. De gemiddelde leeftijd was 30 jaar in Rotterdam. In Antwerpen deden 92 personen aan het onderzoek mee, waarvan 55 procent man en 45 procent vrouw. De Antwerpse respondenten woonden gemiddeld 22 jaar in België. In Antwerpen was de gemiddelde leeftijd van de respondenten 25 jaar. In Brussel bestond de onderzoeksgroep uit 72 personen. Deze groep bestond voor 67 procent uit mannen en voor 33 procent uit vrouwen. De Brusselse respondenten woonden gemiddeld 17 jaar in België. De gemiddelde leeftijd was hier 33 jaar. In Luik deden 61 personen mee. Het percentage mannelijke respondenten was hier 44 procent en het percentage vrouwelijke respondenten was 56 procent. De respondenten in Luik woonden gemiddeld 15 jaar in België. In Luik was de gemiddelde leeftijd van de onderzoeksgroep 34 jaar. Procedure De proefpersonen werden voor het overgrote deel geworven via diverse Marokkaanse verenigingen. Omdat er een brede onderzoeksgroep werd beoogd, is er gekozen voor zoveel mogelijk verschillende verenigingen. De verenigingen bestonden uit culturele-, studenten-, moslim-, voetbal- en vrouwenverenigingen. De vragenlijsten zijn op drie manieren ingevuld: er zijn lijsten opgestuurd, er zijn lijsten ter plekke ingevuld en door middel van internet zijn lijsten ingevuld. De opgestuurde vragenlijsten konden via een retourenvelop worden teruggestuurd. De proefpersonen werd gevraagd een vragenlijst in te vullen die uit vier onderdelen bestond. Dit invullen duurde gemiddeld 20
18
minuten. Voor de steden Luik en Brussel is de vragenlijst vertaald in het Frans. Vervolgens is deze gecorrigeerd op correct Frans taalgebruik door een Franssprekend persoon. Ook is deze lijst vervolgens weer terugvertaald in het Nederlands. Metingen Het eerste onderdeel van de vragenlijst betrof de acculturatieattitudes. Deze houding ten opzichte van de vier acculturatiestrategieën werd aan de hand van een vragenlijst met 41 items gemeten. Deze vragen hebben betrekking op de attitude van de Marokkaanse respondenten ten opzichte van contact en met behoud van hun eigen cultuur en de attitude ten opzichte van contact met de cultuur van het gastland. De vragen variëren met betrekking tot het domein; er zijn vragen die betrekking hebben op werksituaties, familie- en vriendensituaties, opvoeding, en gebeurtenissen in Marokko. Er waren acht vragen om de houding ten opzichte van de integratiestrategie te meten. De betrouwbaarheid tussen deze items is 0.77. Een voorbeeldvraag voor de houding ten opzichte van de integratiestategie is: ”Ik vind dat je moet kunnen leven volgens de Marokkaanse normen en waarden, maar je ook in de Belgische respectievelijk de Nederlandse maatschappij thuis moet kunnen voelen”. Er waren 12 vragen om de houding ten opzichte van de assimilatiestrategie te meten. De betrouwbaarheid tussen deze items is 0.78. Een voorbeeldvraag voor de houding ten opzichte van de assimilatiestrategie is: ”Ik doe mijn best Nederlander of Belg te worden”. Er waren in eerste instantie 10 vragen om de houding ten opzichte van de separatiestrategie te meten. De betrouwbaarheid tussen deze items was echter te laag, deze was 0.40. Er zijn vier vragen verwijderd waarna de betrouwbaarheid tussen de items 0.74 werd. Een voorbeeldvraag voor de separatiestrategie: “Ik voel me alleen op mijn gemak bij landgenoten”. Ten slotte een voorbeeldvraag van de marginalisatiestrategie: “België zegt mij weinig, maar Marokko zegt mij ook weinig”. Er waren in eerste instantie tien vragen om de houding ten opzichte van deze strategie te meten. Echter om een hogere betrouwbaarheid tussen de items te krijgen zijn er vier vragen uitgehaald tot de betrouwbaarheid tussen de items 0.78 werd. De respondenten konden op een vijf19
puntsschaal aangeven in welke mate ze het met de stellingen eens/oneens waren. Hier staat een 1 voor “helemaal mee oneens”en 5 “helemaal mee eens”. De mate van welbevinden werd gemeten aan de hand van de Satisfaction with Life Scale, (Diener et al., 1985). De items gaan over de mate waarin de levensomstandigheden als ideaal of juist als niet ideaal worden ervaren . Er worden vijf vragen gesteld zoals “In het algemeen is mijn leven ideaal”en “Tot nu toe heb ik de belangrijke dingen die ik wil in mijn leven”. De betrouwbaarheid tussen de items was 0,77. De respondenten konden op een vijfpuntsschaal aangeven in welke mate ze het met de stellingen eens waren, waarbij een 1 staat voor “helemaal oneens” en een 5 voor “helemaal mee eens”. De afstand van de eigen taal ten opzichte van de taal van het gastland werd gemeten aan de hand van twee controlevragen. De eerste vraag luidde: “Hoe verschillend is uw eigen taal ten opzichte van de Nederlandse / Franse taal?” en de tweede vraag luidde: “In welke mate beheerst u de Nederlandse / Franse taal?” Antwoorden konden worden gegeven op een vijf-puntsschaal waarbij een 1 staat voor “erg verschillend”en een 5 voor “erg gelijk”. De nationaliteit van de respondenten (de Belgische of Nederlandse) hebben we meegenomen als onafhankelijke variabele. We hebben hiervoor eerst een hypothesecheck uitgevoerd voor het controleren van de waargenomen culturele afstand tussen de Nederlandse met de Marokkaanse cultuur en de Belgische met de Marokkaanse cultuur ten aanzien van de dimensie machtsafstand. We gingen er hierbij vanuit dat de waargenomen gelijkheid tussen de Marokkaanse cultuur en de Belgische cultuur op de dimensie machtsafstand voor de Marokkanen in België hoger zou zijn dan voor de Marokkanen in Nederland. De Nederlands-Marokkaanse respondenten zullen hierdoor een grotere culturele afstand ervaren dan de Belgisch-Marokkaanse respondenten. Deze waargenomen gelijkheid tussen de twee culturen op de dimensie machtsafstand werd gemeten aan de hand van twee vragen. Deze stellingen gaan over in hoeverre de respondenten vinden dat de Marokkaanse cultuur lijkt op de Belgische of Nederlandse cultuur wanneer alleen deze dimensie in beschouwing wordt genomen. Deze stellingen hebben betrekking op (1) de omgang tussen leraar en leerling in de Marokkaanse en de Belgische respectievelijk Nederlandse cultuur (2) de omgang tussen werkgever en
20
werknemer in de twee culturen. De eerste vraag luidt: “De manier waarop een werkgever omgaat met een werknemer in België / Nederland is hetzelfde als in Marokko”. De tweede vraag luidt: “De manier waarop een leraar omgaat met een leerling in België respectievelijk Nederland is hetzelfde als in Marokko”. De respondenten konden aangeven in hoeverre ze het eens waren met de stellingen. Dit konden ze aangeven op een vijfpuntsschaal waarbij 1 staat voor “helemaal mee oneens”en 5 voor “helemaal mee eens”. De betrouwbaarheid tussen de twee items was 0,81. De nationaliteit van de respondenten (de Belgische of Nederlandse) hebben we vervolgens meegenomen als onafhankelijke variabele.
21
RESULTATEN De aanname was dat de Marokkaanse cultuur meer lijkt op de Belgische dan op de Nederlandse cultuur. We hebben dit gecontroleerd voor de belangrijke dimensie machtsafstand. We hebben de proefpersonen gevraagd in hoeverre ze wat machtsafstand betreft vinden dat de Marokkaanse cultuur lijkt op de Belgische/Nederlandse cultuur. Hiervoor hebben we een vergelijking tussen Rotterdam en Antwerpen gemaakt. De Belgische Marokkanen (Antwerpen) vinden de Marokkaanse cultuur inderdaad meer lijken op de Belgische cultuur (M = 2.66) dan de Nederlandse Marokkanen (Rotterdam) de Marokkaanse cultuur op de Nederlandse cultuur vinden lijken, (M = 2.15), t(147) = 3.15, p < .05. Echter, wanneer wordt gekeken naar de verschillen in waargenomen gelijkheid tussen de Nederlandstalige steden (Rotterdam en Antwerpen, M = 2.07) en de Franstalige steden (Brussel en Luik, M = 3.07), blijkt dit verschil meer een kwestie van taal dan van land te zijn. De Franstalige Marokkanen vinden de Marokkaanse cultuur meer lijken op de cultuur van het gastland dan de Nederlandstalige Marokkanen vinden dat de Marokkaanse cultuur lijkt op de cultuur van het gastland, t(285) = -8.21, p < .05. Om na te gaan of de taalkundige afstand tot de lokale bevolking voor de Marokkanen in het Franstalige gedeelte van België kleiner is dan voor de Marokkanen in het Nederlandstalige gedeelte van België is gevraagd naar de taalbeheersing van de taal van het gastland (het Nederlands of het Frans). Hieruit bleek, anders dan verwacht, dat de taalbeheersing van het Frans in het Franstalige gedeelte niet hoger was dan de taalbeheersing van het Nederlands in het Nederlandstalige gedeelte. Echter in het algemeen werd wel gevonden dat de kennis van het Frans (M = 3.81) van de proefpersonen groter is dan de kennis van het Nederlands (M = 3.31). Hieruit kan worden afgeleid dat de bekendheid met de Franse taal voor de Marokkanen in zowel Nederland als België- inderdaad groter is dan de bekendheid met de Nederlandse taal. Dit betekent dat de taalafstand voor de Marokkanen in het Franstalige gedeelte van België kleiner is dan in het Nederlandstalige gedeelte en in Nederland.
22
Acculturatieattitudes Ten eerste hebben we gekeken of er verschillen tussen de steden zijn in houding ten opzichte van de vier acculturatiestrategieën. Hierbij gingen we na of eventueel de taalafstand (Franstalige steden en Nederlandstalige steden) of de nationaliteit (de Nederlandse of Belgische) tot gevolg heeft dat er verschillen zijn in houding ten opzichte van de vier acculturatiestrategieën. Deze verschillen in gemiddelden van de houding ten opzichte van de strategieën zijn te zien in de benedenstaande tabel. Tabel 2. Gemiddelden en standaarddeviaties van de houding ten opzichte van de vier acculturatiestrategieën van Marokkanen in de verschillende steden. Integratie
Separatie
Assimilatie
Marginalisatie
Rotterdam
M 4,11
SD 0,58
M 2,30
SD 0,85
M 2,53
SD 0,81
M 2,18
SD 0,80
Antwerpen
N= 63 4
0,59
N=65 2,14
0,77
N=61 2,20
0,89
N=64 2,08
0,70
Brussel
N=92 3,38
0,74
N=91 2,78
0,58
N=89 2,82
0,83
N=92 2,79
0,70
Luik
N=66 3,38
0,51
N=67 3,09
0,57
N=66 3,12
0,46
N=72 3,24
0,64
N=61 4,05
0,58
N=60 2,21
0,80
N=55 2,34
0,75
N=61 2,21
0,74
0,64
N=156 2,92
0,60
N=150 2,96
0,70
N=156 2,92
0,70
Nederland
N=127 4,11
0,56
N=127 2,30
0,85
N=121 2,53
0,81
N=133 2,18
0,80
België
N=63 3,64
0,69
N=65 2,60
0,77
N=61 2,64
0,79
N=64 2,62
0,83
Nederlandstalige Steden Franstalige Steden
N=155 3,38
N=219
N=218
N=210
N=225
De hypothesen zijn getoetst met behulp van verschillende Anova’s waarbij we de verschillende acculturatiehoudingen als afhankelijke variabele en de vier steden als onafhankelijke variabele in de analyse hebben opgenomen. Ten eerste is gekeken naar de houding ten opzichte van integratie. Hieruit bleek, in alle vier de steden, dat de
23
integratiestrategie de grootste voorkeur heeft zoals ook al uit eerder onderzoek naar voren is gekomen (Berry, e.a., 1989; Van Oudenhoven e.a., 1998). Uit de resultaten blijkt dat er significante verschillen tussen de steden zijn in voorkeur ten opzichte van de integratiestrategie, F(3, 282) = 28.57, p < .01. De verwachting was dat de Belgische Marokkanen een positievere houding hebben ten opzichte van de integratiestrategie dan de Nederlandse Marokkanen. Hiervoor werd Rotterdam met Antwerpen vergeleken. De resultaten bieden geen steun voor de eerste hypothese. De verschillen tussen Rotterdam en Antwerpen in integratiehouding zijn niet significant; hypothese 1 wordt niet bevestigd. De verwachting was verder dat de Marokkanen uit het Franstalige gedeelte van België een grotere voorkeur hebben voor de integratiestrategie dan de Marokkanen in het Nederlandstalige gedeelte van België (hypothese 2). Hiervoor hebben we Luik en Antwerpen met elkaar vergeleken. De Marokkanen in het Franstalige gedeelte van België (Luik) rapporteerden juist een significant minder positieve voorkeur voor de integratiestrategie (M = 3.38) dan de Marokkanen in het Nederlandstalige gedeelte, (Antwerpen, M = 4.00). Hypothese 2 wordt niet bevestigd. Wanneer wordt gekeken naar de verschillen in houding ten opzichte van de integratiestrategie tussen de Frans- en Nederlandstalige steden, kan geconcludeerd worden dat de Marokkanen in de Nederlandstalige steden hier een significant grotere voorkeur voor hebben dan de Marokkanen in de Franstalige steden, t(283) = 9.22, p < .001. De verwachting was dat de voorkeur voor de integratiestrategie door de Marokkanen in Brussel als hoger zou worden gescoord dan door de Marokkanen in Luik (hypothese 3). De voorkeur ten opzichte van de integratiestrategie was in Luik even hoog als in Brussel; deze hypothese wordt hierbij niet bevestigd. We verwachtten dat de Marokkanen in België een grotere voorkeur voor de assimilatiestrategie hebben dan de Marokkanen in Nederland (hypothese 4). Hiervoor is een vergelijking tussen Rotterdam en Antwerpen gemaakt. In tegenstelling tot de verwachting hadden de Marokkanen in Nederland (M= 2.53) een significant grotere voorkeur voor de assimilatiestrategie dan de Marokkanen in België (M= 2.20), F(1,282) = 20.87, p < .05. Hiermee wordt hypothese 4 verworpen.
24
Hypothese 5 luidde dat de Marokkanen in het Franstalige gedeelte van België een grotere voorkeur hebben voor de assimilatiestrategie dan de Marokkanen in het Nederlandstalige gedeelte van België. Voor deze hypothese hebben we Luik en Antwerpen met elkaar vergeleken. De Marokkanen in het Franstalige gedeelte van België hadden inderdaad een significant grotere voorkeur voor de assimilatiestrategie (M = 3.12) dan de Marokkanen in het Nederlandstalige gedeelte van België (M = 2.20), F(1, 281) = 20.87, p < .001. Hypothese 5a werd hiermee bevestigd. Hypothese 5b luidde dat vooral op de assimilatie-items waarbij contact met de meerderheidsgroep belangrijk is, door de Marokkanen in het Franstalige gedeelte van België (Luik) significant hoger wordt gescoord dan door de Marokkanen in het Nederlandstalige gedeelte van België (Antwerpen). Dit bleek het geval te zijn, de Marokkanen in het Franstalige gedeelte van België (Luik) scoorden inderdaad significant hoger op deze assimilatie-items dan de Marokkanen in het Nederlandstalige gedeelte van België. Wanneer we kijken naar het verschil tussen de Marokkanen in de Frans- en Nederlandstalige steden in houding ten opzichte van de assimilatiestrategie kan worden geconcludeerd dat deze steden verschillen in houding ten opzichte van de assimilatiestrategie. De Marokkanen in de Franstalige steden rapporteerden een significant hogere score op de assimilatiestrategie (M = 2.96) dan de Marokkanen in de Nederlandstalige steden (M = 2.34), t(269) = -6.9, p < .001. Hieruit kunnen we concluderen dat het erop lijkt dat de Marokkanen in de Franstalige steden eerder geneigd zijn hun eigen cultuur op te geven dan de Marokkanen in de Nederlandstalige steden dit geneigd zijn te doen. Ten slotte verwachtten we dat de Marokkanen in Brussel een grotere voorkeur voor de assimilatiestrategie zouden hebben dan de Marokkanen in Luik (hypothese 6). De cijfers laten eerder een tegenovergesteld beeld zien; maar de verschillen tussen Brussel en Luik zijn echter niet significant. Wat de marginalisatiestrategie betreft, zien we dat de Marokkanen in Luik (M= 3.24) hoger scoorden op de voorkeur voor de marginalisatiestrategie dan de Marokkanen in Antwerpen (M= 2.08). Dit verschil tussen de steden is significant, F(3, 285) = 40.59, p < .001. Voor de verschillen tussen Brussel en Luik kunnen we concluderen dat de voorkeur voor de marginalisatiestrategie significant hoger is voor de Marokkanen in Luik (M= 3.24) dan voor de Marokkanen in Brussel (M= 2.79), F(3,285) = 40.59, p < .001. 25
Wanneer we kijken naar de verschillen tussen de Frans- en de Nederlandstalige steden zien we dat de voorkeur voor de marginalisatiestrategie hoger is voor de Marokkanen in de Franstalige steden (M = 3.00) dan voor de Marokkanen in de Nederlandstalige steden (M = 2.12 ), t(283) = -8.6, p < .001. Naast het afstand doen van de eigen cultuur, is de binding met beide culturen kleiner voor de Marokkanen in de Franstalige steden dan voor de Marokkanen in de Nederlandstalige steden. Verder zien we dat de Marokkanen in Luik (M= 3.09) significant hoger scoorden op de houding ten opzichte van separatie dan de Marokkanen in Antwerpen (M= 2.14), F(3,279) = 26, p < .001. Voor de Marokkanen in de Franstalige steden (M = 2.92) is de voorkeur voor deze strategie significant hoger dan voor de Marokkanen in de Nederlandstalige steden (M = 2.21), t(267) = -8.27, p < .001. Welbevinden De verwachting was dat de Marokkanen in België een hogere mate van welbevinden ervaren dan de Marokkanen in Nederland. Voor deze hypothese (hypothese 7) werd Antwerpen met Rotterdam vergeleken. Dit verschil tussen de steden is niet significant, de hypothese wordt dus niet bevestigd. Hypothese 8 luidde dat de mate van welbevinden door de Marokkanen in het Franstalige gedeelte van België als hoger zou worden gerapporteerd dan door de Marokkanen in het Nederlandstalige gedeelte van België. Hiervoor werd de vergelijking gemaakt tussen Antwerpen en Luik. Uit de resultaten bleek dat de Marokkanen in Antwerpen (M= 3.74) juist een hogere mate van welbevinden aangaven dan de Marokkanen in Luik (M= 3.22), F(1, 285) = 13.62, p < .001 Deze hypothese werd dus niet bevestigd. Hypothese 9 luidde dat de Marokkanen in Brussel een hogere mate van welbevinden ondervinden dan de Marokkanen in Luik. Echter, de verschillen tussen Brussel en Luik zijn niet significant, waardoor de hypothese verworpen wordt.
26
Tabel 3. Gemiddelden van gerapporteerd welbevinden door Marokkanen in de vier steden Rotterdam Antwerpen Brussel Luik
Mate van welbevinden 3.75 3.74 3.17 3.22
We kunnen constateren dat de Marokkanen in de Nederlandstalige steden (M = 3.74) significant hoger scoorden op de mate van welbevinden dan de Marokkanen in de Franstalige steden (M= 3.19), t(283) = 6.4, p < .001.
27
Waargenomen discriminatie De vier steden zijn vergeleken in de mate waarin de respondenten discriminatie ervaren. Hiervoor is een Anova uitgevoerd waarbij als afhankelijke variabele de waargenomen discriminatie en als onafhankelijke variabele de vier steden in de analyse werd opgenomen. Hier kwamen de volgende gemiddelden uit: Tabel 4. De gemiddelde scores van de waargenomen discriminatie gerapporteerd door de Marokkanen in de vier steden. Rotterdam Antwerpen Brussel Luik
Mate van waargenomen discriminatie 3.36 3.38 3.11 3.20
De verschillen in gerapporteerde waargenomen discriminatie tussen de steden bleken onderling niet significant van elkaar te verschillen.
28
DISCUSSIE Dit onderzoek richtte zich op de houding van mensen van Marokkaanse afkomst in Nederland en België ten opzichte van de vier acculturatiestrategieën integratie, assimilatie, separatie en marginalisatie. Tevens werd de mate van welbevinden onderzocht. Het onderzoek vond plaats in één Nederlandse stad, Rotterdam en drie Belgische steden, Antwerpen, Brussel en Luik. Het uitgangspunt van het onderzoek was meer inzicht te krijgen in de verschillen in voorkeur van Marokkanen ten opzichte van vier acculturatiestrategieën in de vier verschillende steden. In overeenstemming met de verwachting en eerder onderzoek naar het acculturatiemodel van Berry (Berry e.a., 1989; Van Oudenhoven e.a., 1998) bleek dat in alle vier de steden de integratiestrategie het meest werd gewaardeerd. Verrassend was dat we geen significant verschil hebben gevonden in de voorkeur voor integratie tussen de Belgische en Nederlandse steden. Hieruit kunnen we concluderen dat de culturele verschillen in machtsafstand tussen Nederland en België niet van invloed zijn op de verschillen in voorkeur ten opzichte van de acculturatiestrategieën. Wanneer we echter kijken naar het verschil in houding ten opzichte van integratie tussen de Nederlandstalige (Rotterdam en Antwerpen) en de Franstalige steden (Brussel en Luik) zien we wel aanzienlijke verschillen. De voorkeur van de Marokkanen uit de Nederlandstalige steden was significant hoger dan van de Marokkanen uit de Franstalige steden. Hiervoor is een aantal verklaringen te geven. Een eerste verklaring is de taalkundige afstand, deze is groter voor de Marokkanen in de Nederlandstalige steden dan voor de Marokkanen in de Franstalige steden. Dit zou als gevolg kunnen hebben dat Marokkanen in de Nederlandstalige steden meer aan aspecten van de eigen cultuur vasthouden dan Marokkanen in de Franstalige steden dit geneigd zijn te doen. Wanneer er minder overeenkomsten zijn tussen de eigen cultuur en de cultuur van het gastland is het moeilijker om volledig op te gaan in de meerderheidscultuur en zal om deze reden de behoefte wellicht groter zijn om ook vast te houden aan de eigen cultuur, wat gebeurt bij integratie. Een tweede verklaring voor de grotere voorkeur ten opzichte van de integratiestrategie in de Nederlandstalige steden - en hiermee een grotere behoefte om de eigen cultuur vast te houden - kan gelegen zijn in het verschil in waargenomen gelijkheid 29
in machtsafstand tussen Marokkanen in de Frans- en Nederlandstalige steden. De Marokkanen in de Nederlandstalige steden vinden dat de Marokkaanse cultuur, wat de dimensie machtsafstand betreft, minder lijkt op de cultuur van het gastland dan de Marokkanen in de Franstalige steden dit vinden. Een gevolg hiervan zou kunnen zijn dat Marokkanen in de Nederlandstalige steden meer weerstand hebben om op te gaan in de cultuur van het gastland. De culturele fit is als gevolg van deze hogere waargenomen gelijkheid groter voor de Marokkanen in de Franstalige steden. Wanneer de culturen meer op elkaar lijken zal er gemakkelijker contact met leden van de meerderheidsgroep worden gezocht. Echter wanneer deze afstand als groter ervaren wordt, kan het zijn dat naast het contact met leden van de meerderheidsgroep er een grotere behoefte bestaat om zich ook sterk met de eigen cultuur te identificeren. Ten derde zou een verklaring voor de grotere voorkeur voor de integratiestrategie van Marokkanen in de Nederlandstalige steden kunnen zijn dat zowel in Vlaanderen als in Nederland een grotere politieke druk bestaat vanuit de meerderheidscultuur tot het hanteren van de integratiestrategie. Er is een belangrijk verschil in houding ten opzichte van immigranten tussen de Vlaamse en Nederlandse politiek aan de ene kant en de Waalse en Brusselse politiek aan de andere kant. In de Vlaamse en Nederlandse politiek wordt het behoud van de eigen cultuur en collectieve mobilisatie aangemoedigd, terwijl het Franse beleid meer gericht is op assimilatie, het zich volledig aanpassen aan bestaande structuren (Phalet, & Deschouwer, 1999). In Vlaanderen en Nederland wordt meer de nadruk gelegd op aspecten die overgenomen zijn van het Angelsaksische, multiculturele model terwijl Wallonië meer kenmerken van het Franse assimilatiebeleid vertoont. Kortom, adaptatie wordt in de Franstalige steden meer gezien als assimileren waarbij afstand moet worden gedaan van de eigen wortels, taal, religie en gebruiken. Het beleid in Nederland en Vlaanderen vertoont ook steeds meer kenmerken van dit model, echter hier wordt toch meer het belang gezien van het behouden van aspecten uit de eigen, oorspronkelijke cultuur. In de Franstalige steden wordt op dit vlak juist meer een laissez-faire beleid gevoerd, aan de oorspronkelijke cultuur wordt weinig waarde gehecht. Het gaat hier vooral om het spreken van de nationale taal en het zich aanpassen op het gebied van school en werk. In tegenstelling tot wat wij verwachtten was de voorkeur voor de
30
assimilatiestrategie niet hoger in België (Antwerpen) dan in Nederland (Rotterdam). Een verklaring hiervoor zou weer kunnen liggen op het vlak van de culturele afstand. De Marokkanen in Antwerpen rapporteerden een ongeveer vergelijkbaar lage mate van waargenomen gelijkheid met betrekking tot de dimensie machtsafstand als de Marokkanen in Rotterdam. Ook is de taalkundige afstand voor de Marokkanen in Antwerpen vergelijkbaar met de Marokkanen in Rotterdam. Een interessante conclusie die we kunnen trekken is dat er in houding ten opzichte van de acculturatiestrategieën een duidelijk verschil bestaat tussen de Marokkanen in de Franstalige steden (Luik en Brussel) en de Nederlandstalige steden (Rotterdam en Antwerpen). De houding ten opzichte van zowel de assimilatie- als de marginalisatiestrategie is hoger voor de Marokkanen in de Franstalige steden dan voor de Marokkanen in de Nederlandstalige steden. Hieruit kan ten eerste worden geconcludeerd dat het erop lijkt dat Marokkanen in de Franstalige steden eerder geneigd zijn hun eigen oorspronkelijke cultuur op te geven dan Marokkanen in de Nederlandstalige steden dit geneigd zijn te doen. Voor sommige Marokkanen in de Franstalige steden betekent dit een positievere houding tegenover het zoeken van meer contact met leden van de meerderheidscultuur in combinatie met meer afstand nemen van de Marokkaanse cultuur. Voor anderen betekent dit afstand doen van beide culturen, ze voelen zich niet meer verbonden met de Marokkaanse cultuur, maar vinden ook geen aansluiting bij de Belgische cultuur. Een reden voor dit marginaliseren kan zijn dat deze personen misschien eerst wel hebben geprobeerd zich niet vast te houden aan de eigen cultuur en op te gaan in de Belgische cultuur, maar door de terughoudendheid van de autochtone Belgische meerderheid ze er niet in geslaagd zijn te assimileren. Wanneer er de behoefte is om de eigen cultuur los te laten en er geen aansluiting met de meerderheidsgroep optreedt dan is het voor de hand liggend dat een persoon eerder marginaliseert dan assimileert. Een belangrijke analoge verklaring voor de verschillen tussen de Frans- en de Nederlandstalige steden lijkt de factor taalafstand te geven. De grote verschillen in keuze voor de acculturatiestrategieën tussen de Marokkanen in de Frans- en de Nederlandstalige steden zijn mogelijk ook te wijten aan de grotere bekendheid met de Franse taal onder de Marokkanen. De taalafstand is kleiner voor de Marokkanen in de Franstalige steden dan voor de Marokkanen in de Nederlandstalige steden. Dit betekent dat in de Franstalige 31
steden Marokkanen minder belemmeringen zullen ondervinden wat betreft communicatie met de meerderheidsgroep dan Marokkanen in de Nederlandstalige steden. Het is voor hen gemakkelijker om op te gaan in de meerderheidscultuur -te assimileren- omdat ze meer culturele kenmerken hebben die overeenkomen met de cultuur van het gastland. De beheersing van het Frans door de Marokkanen in de Franstalige steden is niet de enige reden dat assimilatie in deze steden gemakkelijker verloopt. Ook een grotere bekendheid met andere aspecten van de cultuur in de Franstalige steden kan hierbij een rol spelen. Het zal minder moeilijk zijn om de eigen cultuur op te geven wanneer er een grotere culturele fit tussen de culturen is. De waargenomen gelijkheid tussen de Marokkaanse cultuur en de cultuur van het gastland op de dimensie machtsafstand is als hoger aangegeven door de Marokkanen in de Franstalige steden (M= 3.07) dan door de Marokkanen in de Nederlandstalige steden (M=2.07 ). Deze culturele afstand is net als de taalkundige afstand een element van cultuur en heeft een grotere culturele fit tussen de twee culturen in de Franstalige steden tot gevolg. Uit de resultaten komt echter ook naar voren dat Marokkanen in de Franstalige steden een grotere voorkeur voor de separatiestrategie hebben dan Marokkanen in de Nederlandstalige steden. Kennelijk zijn er verschillende oplossingen mogelijk om zich te handhaven in een cultuur die wat betreft taal en aspecten van de cultuur meer overeenkomsten heeft met de eigen oorspronkelijke cultuur. Enerzijds is het door de kleinere taalkundige afstand gemakkelijker om open te staan voor de cultuur van het gastland en te assimileren, er zijn immers meer overeenkomsten met de meerderheidscultuur. Anderzijds is het juist door de grotere taalkundige en culturele gelijkheid gemakkelijker om aan de eigen cultuur vast te houden en te separeren. Immers wanneer er meer overeenkomsten zijn tussen twee culturen zal het door de meerderheidsgroep weliswaar niet worden aangemoedigd zich te separeren, maar het zal toch als minder storend worden ervaren. De meerderheidsgroep zal het uitdragen van de Marokkaanse cultuur eerder accepteren wanneer er een grotere culturele fit is dan wanneer er minder overeenkomsten tussen beide culturen zijn. Samenvattend kan gesteld worden dat wanneer we kijken naar de houding ten opzichte van de acculturatiestrategieën van Marokkanen in alle vier steden, de integratiestrategie duidelijk de grootste voorkeur heeft. Dit wil zeggen dat naast het
32
belang dat gehecht wordt aan contact met leden van de meerderheidsgroep ook aan het behoud van aspecten van de Marokkaanse cultuur een belangrijke waarde wordt gehecht. Verder is de voorkeur voor deze strategie hoger voor de Marokkanen in de Nederlandstalige steden dan voor de Marokkanen in de Franstalige steden. Na integratie wordt assimilatie in alle steden het meest gewaardeerd. De voorkeur voor de separatie- en de marginalisatiestrategie is van de vier strategieën het laagst. Dit geldt vooral voor de Nederlandstalige steden. In de Franstalige steden worden er meerdere strategieën gehanteerd om zich te handhaven; hier hebben Marokkanen zowel voor de marginalisatie- als de assimilatiestrategie een grotere voorkeur dan in de Nederlandstalige steden. De verwachting was dat de mate van welbevinden als hoger zou worden gerapporteerd door de Marokkanen in Antwerpen dan door de Marokkanen in Rotterdam. Dit kwam niet uit de resultaten naar voren. In deze steden wordt een vergelijkbare mate van welbevinden ervaren. Wel is er een duidelijk verschil in gerapporteerd welbevinden tussen de Marokkanen in Luik en Antwerpen. De Marokkanen in Antwerpen ervaren meer welbevinden dan de Marokkanen in Luik. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat de Marokkanen in Antwerpen ook een grotere voorkeur voor de integratiestrategie hebben. Uit veel onderzoeken blijkt dat er een positieve samenhang tussen de voorkeur voor de integratiestrategie en het welbevinden is (Berry, 1997). Uit onze resultaten blijkt dit ook het geval te zijn. Men voelt zich beter wanneer er naast het openstaan voor de meerderheidscultuur ook aan aspecten van de Marokkaanse cultuur kan worden vastgehouden. Een verklaring voor het lagere welbevinden van Marokkanen in Luik kan zijn dat er hier juist een grotere voorkeur voor de assimilatie- en de marginalisatiestrategie is. Uit onderzoek blijkt dat de assimilatie- en marginalisatiestrategie samengaan met een lager welbevinden. Een oorzaak voor dit lagere welbevinden kan zijn dat Marokkanen in België die assimileren pogingen doen zich zoveel mogelijk als Belg te gedragen. Men zal hierin niet altijd slagen en het zal ook veel moeite kosten om de eigen cultuur op te geven. Wanneer er weinig belang meer wordt gehecht aan de eigen oorspronkelijke cultuur betekent dit ook dat deze persoon afstand doet van een deel van de oorspronkelijke culturele identiteit. Aangezien het erg belangrijk is om je verbonden te voelen met een groep, zal het stress opleveren wanneer het contact leggen met een 33
nieuwe groep niet helemaal lukt. Het kan in sommige gevallen zo zijn dat Marokkanen die assimileren zich nog niet volledig verbonden voelen met de meerderheidsgroep. Dit kan een verminderd gevoel van welbevinden opleveren. Dit zal in grotere mate voor de marginaliserende Marokkanen gelden. Deze voelen zich noch verbonden met de Marokkaanse noch met de Belgische cultuur. Begrijpelijk is dat het afstand doen van aspecten van de eigen cultuur en tegelijkertijd geen binding voelen met de meerderheidscultuur samengaan met een lager welbevinden. Hierdoor zal er moeten worden gezocht naar een nieuwe identiteit en dit zal een gevoel van stress opleveren. Uit de resultaten blijkt dat de Marokkanen in de Nederlandstalige steden een hoger welbevinden hebben dan de Marokkanen in de Franstalige steden. Hiervoor is een vergelijkbare verklaring als hierboven te geven. Naast het hogere welbevinden is de voorkeur voor de integratiestrategie voor Marokkanen in de Nederlandstalige steden hoger dan voor Marokkanen in de Franstalige steden. Zoals eerder naar voren gebracht is er een positieve samenhang tussen het welbevinden en de voorkeur voor de integratiestrategie. Dit betekent dat wanneer Marokkanen openstaan voor de meerderheidscultuur, maar daarnaast ook aan aspecten van de Marokkaanse cultuur vasthouden, zij meer welbevinden ervaren. Men voelt zich beter wanneer de eigen cultuur niet volledig hoeft worden opgegeven en bepaalde aspecten van de eigen cultuur gehandhaafd kunnen worden. Het welbevinden van Marokkanen in de Franstalige steden is lager; een verklaring zou de hierboven genoemde grotere voorkeur voor de assimilatie- en de marginalisatieen de separatiestrategie van Marokkanen in de Franstalige steden kunnen zijn. Ook kan het al eerder genoemde assimilatiebeleid ten opzichte van immigranten in de Franstalige steden en de hieruit voortkomende druk tot het opgeven van de oorspronkelijke cultuur tot gevolg hebben dat Marokkanen in de Franstalige steden minder welbevinden ervaren. Een laatste verklaring voor het lagere welbevinden van Marokkanen in de Franstalige steden zou kunnen liggen aan het feit dat de personen die mee hebben gedaan aan ons onderzoek hier gemiddeld 16 jaar woonden. Dit is korter dan de periode dat Marokkanen in de Nederlandstalige steden gemiddeld wonen, dit is 22 jaar.
34
LITERATUURLIJST Bakker, W.,Van der Zee K.I., & Van Oudenhoven J.P. (2003). Individuele verschillen in reacties van migranten ten opzichte van culturele adaptatie. Nederlands tijdschrift voor de psychologie, 58, 81-94. Berry, J.W., & Sam, D. (1997). Acculturation and adaptation. In J.W. Berry, M.H. Segall, & C. Katsibari (Eds.). Handbook of cross cultural psychology (2nd edn.,Vol. 3, pp. 291326). Boston: Allyn & Bacon. Berry, J.W., (1980). Acculturation as a variety of adaptation. In A. Paradilla (Ed.) Acculturation : Theory, models and some new findings (pp 9-25). Boulder, Co: Westview. Berry, J.W., (1976). Human ecology and cognitive style: Comparative studies in cultural and psychological adaptation. New York: Sage. Billiet, J., Carton, A. & Huys, R. (1990). Onbekend of onbemind? KU Leuven: Sociologisch Onderzoeksinstituut. Bochner, S. (1994). Culture shock. In W.J. Lonner & R. Malpass (eds.), Psychology and culture (pp.245-252). Boston, MA: Allyn & Bacon. Diener, E., Emmons, A. Larsen, R.J. & Riffin, S. (1985). The satisfaction with life scale: A measure of life satisfaction. Journal of Personal Assessment, 49, 71-75. Festinger, L., (1954). A theory of social comparison processes. Human relations. 7, 117140.
35
Furnham, A., & Bochner, S. (1982). Social difficulty in a foreign culture: An empirical analyses of culture shock. In S. Bochner (Ed.), Cultures in contact: Studies in crosscultural interaction (pp. 161-197). Oxford: Pergamon. Hagedoorn, L., (1996). Intergroup biases in multiple group systems: The perception of ethnic hierarchies. European Review of Social Psychology, 6, 199-228. Helm-Lorenz, M., & Feltzer, M. J. A., (1999). Acculturation and cognitive performance of migrant children in the Netherlands. International Journal of Psychology, 34, 3, 149162. Hofstede, G.H., (1991). Cultures and organizations: Software of te mind. London: Mc Graw-Hill. Hofstede, G. H., (1980). Culture’s consequences: International differences in workrelated attitudes. London: Sage. Horenzcyck, G. (1996). Migrant identities in conflict. Acculturation attitudes and perceived acculturation ideologies. In G. Breakwell and E. Lyons (Eds.), Changing European identities: Social Psychological analyses of social change (pp 241-250). Oxford: Butterworth-Heinemann. Lestaenge, (2000). Communities and generations (pp. 321-339). Brussels: Vub Press. Martens, A. & Moulaert, F. (eds.) (1985). Buitenlandse minderheden in Vlaanderen en België. Antwerpen/Amsterdam: Uitgeverij De Nederlandse Boekhandel. Muus, Ph. J. (1993). Migrantion, Minorities and Policy in the Netherlands- recent Trends and Development. Report to the Organization for Economic Cooperation and Development. Amsterdam: University of Amsterdam, Center for Migration Research. 36
Roosens, E. (1989). Creating ethnicity: The process of ethnogenesis. London: Sage. Schmitt, M. T., & Branscombe N. R., Kobrynowicz, D. & Owen, S. (2002). Perceiving discrimination against one's gendergroup had different implications for well-being in women and men. Personality & Social Psychology Bulletin, 28 (2), 197-210. Sherif, M. (1962). The self and reference groups: Meeting ground of individual and group approaches. Annuals of the New York Academy of Sciences, 96 (3), 797-813. Sidanius, J., Pratto F., & Rabinowitz J. L., (1994). Gender, ethnic status and ideological assymmetry: A social dominance interpretation. Journal of Cross Cultural Psychology, 25 (2), 194-216. Tajfel, H., & Turner, J.c. (1979). An integrative theory of intergroup conflict. In W. G. Austin and S. Worchel (Eds.). The social psychology of intergroup relations (pp. 33-47). Montery, CA: Brookes/ Cole. Tajfel, H. (Ed.) (1978). Differentation between social groups: Studies in intergroup behavior. London: Academic Press. Triandis, H.C., Kashima, Y. & Shimoda, E. (1986). Acculturation indices as a means of confirming cultural differences. International Journal of Psychology, 21, 43-70. Van den Reck, E. W. A. (1998). Intergenerationeel onderzoek naar de acculturatiestrategieën van Turken in Nederland ( intergenerational study of acculkturationstrategies among Turks in the Netherlands). Doctoral Thesis. Tilburg: Tilburg University. Van Oudenhoven, J.P., Judd, C.M., & Hewstone, M. (2000). Additive and interactive models of crssed-categorisation in correlated social categories. Group processes and Intergroup Relations, 3, 285-295.
37
Van Oudenhoven, J.P., Prins, K.S., & Buunk, B.P. (1998). Attitudes of minority and majority members towards adaptation of immigrants. European Journal of Social Psychology, 28, 995-1013. Van Selm, K., Sam, D. L., & Van Oudenhoven, J. P., (1997). Life satisfaction and competence of Bosnian refugees in Norway. Scandinavian Journal of Psychology, 31, 131-149 Vedder, P. & Vijver, F.J. R., van de (2003). De acculturatie en adaptatie van migrantenjongeren in Nederland, een vergelijkende studie. Migrantenstudies, 4, 252-265 Ward, C. & Kennedy, A. (1992). Locus of control, mood disturbance and social difficulty during crosscultural transitions. Intercultural Journal of Intercultural relations, 16, 175194. Werner, O., & Campbell, D. (1970). Translating, working through interpreters and the problem of decentering. In R. Caroll & R. Cohen (Eds.), A handbook of method in cultural anthropology (pp. 398-420). New York: Natural History Press.
38
BIJLAGE 1 Hallo/Salaam, Dit is een vragenlijst over de situatie van Marokkanen in Nederland. In een onderzoek aan de Rijksuniversiteit Groningen kijken we welke factoren van invloed zijn op het welbevinden van Marokkanen in Nederland en België. Marokkanen komen de laatste tijd vaak in het nieuws, zowel positief als negatief. Wat vinden Marokkanen zelf van hun situatie in Nederland? Wij willen graag weten wat u zelf vindt van uw situatie in Nederland. Het gaat in deze situatie om uw eigen mening. Er zijn dus geen goede of foute antwoorden. De gegevens van deze vragenlijst worden anoniem verwerkt. Dat betekent dat niemand kan achterhalen dat ze van u afkomstig zijn. Ook zullen de gegevens alleen voor dit onderzoek gebruikt worden. Bij elke vraag staat een aantal antwoorden. Kies telkens een antwoord. Dit kunt u doen door een rondje te zetten om het cijfer dat bij uw antwoord hoort. Een voorbeeld: 1. Fietsen vind ik leuk
helemaal
mee
niet
mee
helemaal
mee oneens
oneens
oneens/eens
eens
mee eens
1
2
3
4
5
Wanneer u nooit fietst zet u een rondje om het cijfer 1. Wanneer u erg vaak fietst zet u een rondje om het cijfer 5. Wanneer er iets niet duidelijk is kunt u bij voorkeur contact opnemen met: Hilda Lubbers Telefoonnummer: 0031-614788016 Email:
[email protected] Ook kunt u contact opnemen met: Prof.dr. Jan Pieter van Oudenhoven Telefoonnummer: 003150-3636426 Email: J.P.L.M.van
[email protected] Het invullen van de vragenlijst kost u niet veel tijd. Het zal gemiddeld twintig minuten duren. Alvast bedankt!!
39
We beginnen met een aantal uitspraken over gedragingen en ideeën van migranten in Ne derland. Bent u het met de volgende punten eens? 1. Ik heb weinig Nederlandse vrienden, maar ook weinig vrienden in Marokko helemaal oneens oneens neutraal eens helemaal eens 2. Het maakt mij niet uit of landgenoten met een Nederlander trouwen of met een Marokkaan helemaal oneens oneens neutraal eens helemaal eens 3. Ik voel me niet aangetrokken tot Nederlanders, maar ook niet tot Marokkanen helemaal oneens oneens neutraal eens helemaal eens 4. Dingen die in Nederland gebeuren interesseren mij niet. Wel wil ik weten wat er in Marokko gebeurt helemaal oneens oneens neutraal eens helemaal eens
40
5. Ik sta in Nederland los van mijn eigen cultuur maar ook van de Nederlandse cultuur helemaal oneens oneens neutraal eens helemaal eens 6. Ik ben het liefst bij Marokkanen helemaal oneens oneens neutraal eens helemaal eens 7. Kinderen moeten naar een Nederlandse school, maar moeten ook opgevoed worden met de Marokkaanse cultuur helemaal oneens oneens neutraal eens helemaal eens 8. Ik vind dat nieuwkomers open moeten staan voor de Nederlandse cultuur, zonder de eigen cultuur te vergeten helemaal oneens oneens neutraal eens helemaal eens 9. Ik heb bijna alleen maar contact met Marokkanen en niet met Nederlanders helemaal oneens oneens neutraal eens helemaal eens
41
10. In Nederland kan je het beste leven als de Nederlanders helemaal oneens oneens neutraal eens helemaal eens 11. Ik probeer zo veel mogelijk mijn eigen cultuur met de Nederlandse te combineren helemaal oneens oneens neutraal eens helemaal eens 12. Bij de opvoeding van kinderen zijn de normen en waarden van de eigen cultuur belangrijk helemaal oneens oneens neutraal eens helemaal eens 13. Ik vind het leuk als mensen denken dat ik een Nederlander ben helemaal oneens oneens neutraal eens helemaal eens 14. De gewoontes van mijn eigen cultuur zijn in Nederland niet meer zo bruikbaar, maar de Nederlandse gewoontes zie ik ook niet zitten helemaal oneens oneens neutraal eens helemaal eens
42
15. Ik wil wonen tussen Marokkanen helemaal oneens oneens neutraal eens helemaal eens 16. Ik ben trots als mensen niet kunnen horen dat ik van buitenlandse komaf ben helemaal oneens oneens neutraal eens helemaal eens 17. Mijn landgenoten vinden mij een Nederlander en Nederlanders zien mij als buitenlander helemaal oneens oneens neutraal eens helemaal eens 18. Ik spreek bijna alleen nog maar Nederlands helemaal oneens oneens neutraal eens helemaal eens 19. Op het werk spreek ik Nederlands en thuis mijn moedertaal helemaal oneens oneens neutraal eens helemaal eens
43
20. Mensen van buitenlandse komaf die in Nederland wonen moeten zich aanpassen aan de Nederlandse cultuur helemaal oneens oneens neutraal eens helemaal eens 21. Ik wil zowel een goede relatie met Nederlanders, als met Marokkanen helemaal oneens oneens neutraal eens helemaal eens 22. Ik voel me niet thuis in Nederland, maar ik wil ook niet naar Marokko helemaal oneens oneens neutraal eens helemaal eens 23. Ik voel me alleen op mijn gemak bij landgenoten helemaal oneens oneens neutraal eens helemaal eens 24. Kinderen van mensen van buitenlandse komaf moeten als Nederlander worden opgevoed helemaal oneens oneens neutraal eens helemaal eens
44
25. Ik interesseer mij niet voor wat er in Nederland of in Marokko gebeurt helemaal oneens oneens neutraal eens helemaal eens 26. Bijna alle mensen die ik ken zijn Nederlander helemaal oneens oneens neutraal eens helemaal eens 27. Ik vind contact met Nederlanders belangrijk, maar ook met Marokkanen helemaal oneens oneens neutraal eens helemaal eens 28. Op de televisie kijk ik zowel naar de Nederlandse zenders, als de Marokkaanse zenders helemaal oneens oneens neutraal eens helemaal eens 29. Ik doe mijn best Nederlander te worden helemaal oneens oneens neutraal eens helemaal eens
45
30. Ik vind dat je ook in Nederland moet blijven leven volgens de gewoontes uit je eigen cultuur helemaal oneens oneens neutraal eens helemaal eens 31. Ik ben liever samen met de Nederlanders dan met Marokkanen helemaal oneens oneens neutraal eens helemaal eens 32. Ik weet weinig van wat er in Nederland gebeurt en van wat er in de Marokkaanse gemeenschap gebeurt helemaal oneens oneens neutraal eens helemaal eens 33. Ik interesseer mij meer voor wat er in Nederland gebeurt dan voor wat er gebeurt in Marokko helemaal oneens oneens neutraal eens helemaal eens 34. Ik wil tussen Nederlanders wonen helemaal oneens oneens neutraal eens helemaal eens
46
35. Ik voel me een buitenlandse Nederlander helemaal oneens oneens neutraal eens helemaal eens 36. Ik spreek bijna alleen in mijn moedertaal helemaal oneens oneens neutraal eens helemaal eens 37. Ik vind dat je moet kunnen leven volgens de Marokkaanse normen en waarden, maar je ook in de Nederlandse maatschappij thuis moet kunnen voelen helemaal oneens oneens neutraal eens helemaal eens 38. Nederland zegt mij weinig, maar Marokko zegt mij ook weinig helemaal oneens oneens neutraal eens helemaal eens 39. Ik vind dat je een partner moet kiezen die leeft volgens de gewoontes van je eigen cultuur helemaal oneens oneens neutraal eens helemaal eens
47
40. Ik zou graag een Nederlander willen zijn helemaal oneens oneens neutraal eens helemaal eens 41. Ik kijk alleen naar televisieprogramma's in mijn moedertaal helemaal oneens oneens neutraal eens helemaal eens 42. In het algemeen is mijn leven ideaal helemaal oneens oneens neutraal eens helemaal eens 43. Ik ben tevreden met mijn leven, alles bij elkaar genomen helemaal oneens oneens neutraal eens helemaal eens 44. Mijn levensomstandigheden zijn prima helemaal oneens oneens neutraal eens helemaal eens
48
45. Tot nu toe heb ik de belangrijke dingen die ik wil in mijn leven helemaal oneens oneens neutraal eens helemaal eens 46. Als ik mijn leven opnieuw kon leven, zou ik bijna niets willen veranderen helemaal oneens oneens neutraal eens helemaal eens
De volgende vragen gaan over hoe vaak u iets denkt of voelt. Onder 'situatie' kunt u bij voorbeeld omstandigheden als leefsituatie, werksituatie en kansen in de maatschappij ver staan. 47. Hoe vaak hebt u het idee dat uw situatie best wel verbeterd kan worden, maar dat de maatschappij het u onmogelijk maakt? nooit zelden soms vaak erg vaak 48. Hoe vaak wordt u gediscrimineerd op basis van uw Marokkaanse achtergrond? nooit zelden soms vaak erg vaak
49
49. Hoe vaak bent u kwaad over hoe de mensen in Nederland tegen u aankijken als Marokkaan? nooit zelden soms vaak erg vaak 50. Hoe vaak windt u zich op over de berichten over Marokkanen op de Nederlandse televisie of Nederlandse kranten? nooit zelden soms vaak erg vaak
De volgende vragen gaan over de verschillen en overeenkomsten van de Marokkaanse en Nederlandse cultuur. Deze twee culturen lijken volgens sommigen op bepaalde punten op elkaar en volgens anderen niet. Wij willen graag weten in welke mate u het met de vol gende stellingen eens bent. 51. In Nederland en Marokko gaan mensen op dezelfde manier met elkaar om helemaal oneens oneens neutraal eens helemaal eens 52. De manier waarop een werkgever omgaat met een werknemer in Nederland is hetzelfde als in Marokko helemaal oneens oneens neutraal eens helemaal eens
50
53. De omgang tussen een leraar en een leerling in Nederland is hetzelfde als in Marokko helemaal oneens oneens neutraal eens helemaal eens 54. De manier waarop in Nederland wordt omgegaan met autoriteit (hiërarchische verhoudingen) spreekt mij aan helemaal oneens oneens neutraal eens helemaal eens 55. De manier waarop in de Nederlandse cultuur wordt omgegaan met conflicten op bijvoorbeeld het werk komt overeen met de manier waarop dat gebeurt in Marokko helemaal oneens oneens neutraal eens helemaal eens 56. Marokkanen vinden prestaties en succes net zo belangrijk als Nederlanders helemaal oneens oneens neutraal eens helemaal eens 57. In Nederland en Marokko hebben mannen en vrouwen ongeveer vergelijkbare rollen helemaal oneens oneens neutraal eens helemaal eens
51
58. De manier waarop in Nederland om wordt gegaan met de sociale zorg vind ik goed helemaal oneens oneens neutraal eens helemaal eens 59. Nederlanders en Marokkanen hechten evenveel belang aan familie en vrienden helemaal oneens oneens neutraal eens helemaal eens 60. Nederlanders hebben dezelfde behoefte aan zekerheid en voorspelbaarheid als Marokkanen helemaal oneens oneens neutraal eens helemaal eens
Tot slot nog een aantal algemene vragen. 61. Bent u man of vrouw? man vrouw 62. Wat is uw leeftijd? Gelieve hier invullen: 63. Wat is uw opleiding? Gelieve hier invullen: 64. Wat is uw opleiding? Gelieve hier invullen:
52
65. Heeft u werk? Ja, gelieve hier invullen: Anders, gelieve hier invullen: 66. Bent u getrouwd? Ja Nee 67. Hoe lang woont u in Nederland? Gelieve hier invullen: 68. Wat zijn uw toekomstplannen wat betreft het land waar u wilt wonen? Gelieve hier invullen (bijvoorbeeld "in Nederland blijven" of "naar Marokko verhuizen"): 69. Hoe verschillend is uw eigen taal ten opzichte van de Nederlandse taal? erg verschillend verschillend neutraal gelijk erg gelijk 70. In welke mate beheerst u de Nederlandse taal? slecht matig redelijk goed uitstekend 71. In welke mate beheerst u de Franse taal? slecht matig redelijk goed uitstekend 72. Wat is uw woonplaats? Gelieve hier invullen:
53
73. Heeft u nog opmerkingen? Antwoorden op deze vraag is niet verplicht.
Hartelijk dank voor het invullen van de vragenlijst!! Soekran!!
54
BIJLAGE 2 Bonjour, Ceci est un questionnaire sur la situation des Marocains en Belgique. Dans cette récherche, nous regardons quels facteurs jouent un rôle dans le bien-être des Marocains. Les Marocains sont souvent dans les médias; aussi bien en négatif qu’en positif . Nous souhaitons connaître que vous même pensez de cette situation. Il 's agit bien de votre opinion personelle. Il n'y a pas des réponses fautives où des réponses bonnes. Les réponses seront anonyment et utilises seulement pour cette récherche. Il y a plusieurs réponses. Choisissez une réponse. Entourez d’un circle le réponse que vous convient. Par exemple: (1) Trouvez-vous agréable aller à bicyclette?
NON! Non neutral Oui 1 2 3 4
OUI! 5
NON! = pas du tout agréable Non = pas agréable neutral= je ne sais pas Oui = agréable OUI!! = très agréable Si quelque chose n'est pas clair vous pouvez prendre contact avec: H.A. Lubbers Star Numanstraat 3 9724 JH Groningen Les Pays Bas 0031-6.147.88.016 Remplir la questionnaire ne prend pas beaucoup de temps, ça dure environ 20 minutes. Merci beaucoup!
55
Nous commençons avec un nombre des opinions des migrants de la Belgique Etes-vous accord avec? NON ! Non
neutral Oui
OUI !
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
2
3
4
5
2
3
4
5
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
J'ai peu des copains Belges, mais aussi peu des copains de ma patrie Je suis indifférent au fait que les Marocains se marient avec un(e) Belge où un(e) Marocain(e) Je ne me sens pas attiré par les Belges mais je ne me sens non plus par les Marocains Choses de Belgique me n'intéressent pas. Je veux savoir les choses du Maroc En Belgique je suis libre de ma propre culture mais aussi de la culture belge Je suis de préference avec les Marocains
Les enfants doivent aller à une école Belge, mais il faut enseigner 1 leur propre culture aussi Je trouve que les étrangers doivent être ouvert a la culture belge, sans 1 oublier leur propre culture Je préfère les contacts avec les Marocains qu’avec les Belges 1 En10. Belgique, c'est mieux de vivre comme les Belges J'essaye 11. autant que possible de combiner ma propre culture avec la culture belge C'est 12.important intégrer leur propre culture dans l'éducation des enfants marocains Je le 13.trouve agréable quand les gens pensent que je suis un(e) Belge Les14. habitudes marocains ne sont plus utilisables en Belgique, mais les habitudes belges ne me plaisent pas non plus Je veux 15. habiter parmi les Marocains Je trouve 16. agréable que les gens ne puissent pas entendre que je suis un étranger Mes 17.compatriots me considerent comme un(e) Belge et les Belges me voient comme un étranger Je18. parle presque uniquement le français Au19. travail, je parle français et à maison je parle ma langue maternelle Les20. étrangers qui habitent en Belgique doivent 's adapter à la culture belge
56
Je veux 21. avoir une bonne rélation avec les Belges et aussi avec les Marocains Je ne 22.sens dépaysé en Belgique, mais je ne veux pas aller en Maroc Je me 23. sens seulement bien avec les Marocains
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
2
3
4
5
2
3
4
5
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
Les24. enfants d’étrangers doivent pratiquer la culture belge comme leur 1 propre culture Je ne 25.m'intéresse pas a les choses qui se passent en Belgique où qui 1 se passent au Maroc Presque 26. tous les personnes que je connais sont Belges 1 Je27. trouve que c'est important d’avoir des contacts avec les Belges, mais aussi avec les Marocains A la 28.télé, je regarde les émetteurs belges, mais aussi les émetteurs marocains Je fais 29. de mon mieux pour dévenir un(e) Belge Je trouve 30. qu'on peut habiter en Belgique avec les coutumes du Maroc Je préfère 31. être avec les Belges qu’avec les Marocains Je ne 32.sais pas beaucoup de ce qui arrive en Belgique qu'au Maroc Je m'intéresse 33. plus a ce qui arrive en Belgique qu’au Maroc Je veux 34. habiter parmi les Belges Je me 35. sens un étranger en Belgique Je parle 36. presque uniquement ma langue maternelle Je trouve 37. qu’on doit pouvoir vivre selon les normes et valeurs marocains, mais aussi dans la société Belge on doit se sentir chez soi La 38. Belgique me dit peu, mais aussi le Maroc me dit peu Je trouve 39. qu'on doit choisir un amoureux qui vit selon les habitudes de sa propre culture Je voudrais 40. être comme les Belges Je regarde 41. uniquement les programmes de télévision dans ma langue maternelle En42. général ma vie est idéal Je suis 43. content avec ma vie en général
57
Les44. circonstances de vie sont très bonnes A présent, 45. j'ai les choses importantes qui je veux dans ma vie Si je 46.pouvais vivre ma vie de nouveau, je ne voudrais rien changer
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
Les questions suivantes vont au sujet combien des fois vous pensez ou sentez quelque chose. Par exemple vous pensez a les conditions de vie, du travail et la chances de la société 47.Avez-vous eu l'idée quelquefois que votre situation pourrait être meilleur, mais que la société l'empêche? 48.Vous êtes discriminé quelquefois comme Marocain? 49.Combien de fois vous êtes vous fâché parce que quelqu'un vous regarde négativement parce que vous êtes Marocain? 50.Combien de fois vous fâchez-vous au les messages des Marocains sur la télé où les journal belge?
jamais
rarement parfois
souvent
très souvent
jamais
rarement parfois
souvent
très souvent
jamais
rarement parfois
souvent
très souvent
jamais rarement parfois souvent
très souvent
Les questions suivantes concernent comment les aspects de votre culture et les aspects de la culture belge. Quelques personnes pensent que les deux cultures se résemblent et d’autres ne le pensent pas. Je voudrais savoir avec quelle position vous êtes d'accord NON ! Non
51.Dans le domaine du travail, et dans les rélations avec les amis j'ai l'idée que la culture belge et marocain se résemblent 52.En Belgique, la manière dont un employeur se conduit avec un employé(e) est la même qu'au Maroc 53.La relation entre un professeur et un élève est la même chose en Belgique et au Maroc 54.La manière dont est exercé l'autorité en Belgique est la même chose qu’au Maroc 55.La manière dont les Belges résolvent les conflits est la même qu’ au Maroc 56.Marocains trouvent les prestations et succès aussi importantes que les Belges 57. Les hommes et les femmes ont rôles comparables en Belgique et au Maroc 58.Le souci social en Belgique m’intéresse
neutral Oui
OUI !
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
58
59.Les Belges et les Marocains attachent autant d’importante aux ami(e)s et à la famille 60.Le besoin de sécurité est égal pour les Belges et les Marocains
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
Encore une nombre des questions généralles pour finir. 61.De quel sexe êtes-vous?
Homme
Femme
62.Quel est votre âge? ....................................................... 63.Quelle est votre nationalité? ....................................................... 64.Quelle est votre formation? ....................................................... 65.Avez-vous du travail? ....................................................... 66.Etes-vous marie?
Oui
Non
Depuis combien de temps habitez-vous en Belgique?....... Quels sont vos projets d'avénir? (1) Aller au Maroc (2) Rester en Belgique (3) Je ne sais pas (4) Autrement 69.Quelle différent y a-t-il entre votre propre lanque et la langue francaise ? 70.Dans quelle mesure possédez-vous la langue francaise? 71.Dans quelle mesure possédez-vous la langue néerlandais?
Très différent Très mauvais Très mauvais
différent
Pas égal Très égal différent/pa s égal mauvais Pas bien excellent mauvais/pas bien mauvais Pas bien excellent mauvais/pas bien
72.Quel est votre domicile? .......................................................
Ceci sont les questions. Avez-vous tout rempli? Merci beaucoup d’avoir participé!
59