Marokkaanse Nederlanders in Zeist 2010
Een nulmeting van hun positie op de terreinen van onderwijs, arbeid en uitkering en criminaliteit
J. de Boom
A. Weltevrede
P. van Wensveen
M. van San
P. Hermus
Marokkaanse Nederlanders in Zeist 2010 Een nulmeting van hun positie op de terreinen van onderwijs, arbeid en uitkering en criminaliteit Auteurs: J. de Boom, A. Weltevrede, P. van Wensveen, M. van San en P. Hermus Rotterdam: Risbo, Erasmus Universiteit. September 2010 Secretariaat Risbo Erasmus Universiteit Rotterdam Postbus 1738 3000 DR Rotterdam tel.: 010-4082124 fax: 010-4081141 © Copyright Risbo. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van de Directie van het Instituut.
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1
Inleiding
5
1.1
Inleiding
5
1.2
Methode
6
1.3
Leeswijzer
7
1.4
Opbouw van het rapport
8
Hoofdstuk 2
Demografie en Migratie
9
2.1
Inleiding
9
2.2
Bevolkingssamenstelling
9
2.3
Geslacht
11
2.4
Generatie
12
2.5
Leeftijd
13
2.6
Burgerlijke staat
15
2.7
Buitenlandse migratie
16
Hoofdstuk 3
Onderwijs
17
3.1
Inleiding
17
3.2
Gebruikte begrippen en databron
17
3.3
Leerlingen en deelnemers
20
3.4
Nieuwe voortijdig schoolverlaters
23
Hoofdstuk 4
Arbeid en Uitkering
27
4.1
Inleiding
27
4.2
Gebruikte begrippen en databronnen
27
4.3
Werkzoekenden
28
4.4
Uitkeringen
31
Hoofdstuk 5
Criminaliteit
35
5.1
Inleiding
35
5.2
Gebruikte begrippen en databron
35
5.3
Verdachten 2009
37
5.4
Verdachten 2005-2009
41
5.5
Pleegcarrière
42
5.6
Aard van de criminaliteit
43
iii
Inhoudsopgave
Bijlage bij hoofdstuk 2
45
Bijlage bij hoofdstuk 3
47
Bijlage bij hoofdstuk 4
49
Bijlage bij hoofdstuk 5
53
Begrippenlijst
57
Technische toelichting
63
iv
Hoofdstuk 1
1.1
Inleiding
Inleiding Het samenwerkingsverband 'Aanpak Marokkaans-Nederlandse risicojongeren' van 22 gemeenten, het Rijk en de VNG heeft voor iedere gemeente een eerste monitor gemaakt. In deze monitor staan de cijfers over schooluitval, de werkloosheid en de criminaliteit onder onze Marokkaans-Nederlandse jongeren. Met de jaarlijkse monitor beschikt iedere gemeente van het samenwerkingsverband over actuele en gelijksoortige cijfers. Veel Marokkaans-Nederlandse jongeren boeken goede resultaten in het hoger en wetenschappelijk onderwijs en op de arbeidsmarkt. Echter met een deel van de Marokkaans-Nederlandse jongeren gaat het niet goed: zij zijn oververtegenwoordigd in de criminaliteit, de schooluitval en de werkloosheid. De maatschappij ondervindt hier grote hinder van. Deze oververtegenwoordiging rechtvaardigt een extra inspanning van het Rijk, de gemeenten en de VNG. Het gaat om complexe problemen en de cijfers spreken. De cijfers moeten steeds in de lokale context uitgelegd worden. Zo zijn er grote verschillen in de aard en de omvang van de problematiek tussen de gemeenten onderling en moeten bij de percentages dus ook steeds de absolute aantallen betrokken worden. Maar ook geven de cijfers geen beeld hoe het op andere terreinen met de Marokkaans-Nederlandse jongeren gaat. Het samenwerkingsverband streeft in de periode tot en met 2012 naar een trendbreuk in de oververtegenwoordiging van Marokkaans-Nederlandse risicojongeren bij de overlast, de criminaliteit, de werkloosheid en de schooluitval. De hierbij gekozen aanpak laat zich samenvatten als 'grenzen stellen en perspectief bieden'. Voorop staat dat tegen criminaliteit en overlast hard moet worden opgetreden. Net zo vanzelf spreekt dat een harde aanpak alléén niet voldoende is en dat deze jongeren ook perspectief moet worden geboden. De betrokkenheid en de inzet van de Marokkaans-Nederlandse gemeenschap is bij deze aanpak essentieel. Naast het bereiken van een trendbreuk streeft het samenwerkingsverband naar een scherper beeld van de situatie en van de effecten van het beleid. De jaarlijkse monitor heeft daarin een belangrijke functie. De urgentie om resultaten te boeken is hoog. De uitkomsten van de monitor zullen onderdeel zijn van jaarlijks bestuurlijk overleg met het Rijk, de gemeenten en de VNG.
5
Hoofdstuk 1
De gemeenten laten de voortgang in hun streven zien met de cijfers in deze jaarlijkse gemeentelijke monitor. Met de monitor kunnen gemeenten en het Rijk ook vergelijken waar de overeenkomsten en waar de verschillen zitten en waar de gemeenten mogelijk van elkaar kunnen leren.
1.2
Methode Het achterliggende doel van het monitorsysteem is betrouwbare en actuele informatie op te leveren over de maatschappelijke positie van Marokkaanse Nederlanders in de 22 gemeenten behorende tot het samenwerkingsverband ‘Aanpak Marokkaans-Nederlandse risicojongeren’ om zo de voortgang van de verschillende aanpakken te kunnen monitoren. 1 De monitor is gebaseerd op informatie uit bestaande registratiesystemen zoals de registratie van personen in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA), de registratie van leerlingen in de Basisregistratie Onderwijs (BRON) en registraties van verdachten van misdrijven in het Herkenningsdienstsysteem (HKS) van de politie. De gegevens zijn opgevraagd bij de bronnen die uit het oogpunt van uniformiteit van de gegevens en haalbaarheid het meest geschikt waren. Essentieel in de monitor is dat de gegevens op persoonsniveau zijn opgevraagd en gekoppeld. Dit maakt het onderzoek flexibel en geeft de mogelijkheid dwarsverbanden te leggen tussen de informatie uit de diverse bronnen. De monitor sluit qua methodiek aan bij de werkwijze die sinds 2007 in Rotterdam wordt gevolgd. Met het oog op de privacy van de betrokkenen zijn de persoonsgebonden nummers aan de bron versleuteld zodat ze niet meer terug te herleiden zijn naar personen (zie figuur 1.1). Pas na versleuteling van de identificerende persoonsnummers werden de bestanden met persoonsgegevens geleverd aan Risbo. Risbo heeft vervolgens de uit de diverse bronnen afkomstige gegevens op basis van het versleutelde persoonsnummer aan elkaar gekoppeld. Deze gegevens zijn ten slotte omgewerkt tot een voor onderzoeksdoeleinden geschikt onderzoeksbestand waarop de benodigde analyses zijn uitgevoerd.
1
6
Het betreft de gemeenten: Amersfoort, Amsterdam, Culemborg, Den Haag, Ede, Eindhoven, Gorinchem, Gouda, Helmond, Leiden, Lelystad, Maassluis, Nijmegen, Oosterhout, Roosendaal, Rotterdam, Schiedam, 's-Hertogenbosch, Tilburg, Utrecht, Veenendaal, Zeist.
Inleiding
Figuur 1.1:
Versleutelingproces persoonsgebonden nummers
1.3
Leeswijzer Om de leesbaarheid van het rapport te vergemakkelijken en eventuele onduidelijkheden te voorkomen worden in deze leeswijzer enkele punten toegelicht. In het rapport gebruiken we in navolging van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) zoveel mogelijk de term Marokkaanse Nederlanders in plaats van Marokkanen. De definitie van Marokkaanse Nederlander sluit echter naadloos aan bij de door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gehanteerde definitie voor Marokkaan. Een Marokkaanse Nederlander is een in Marokko geboren persoon van wie ten minste één ouder in het buitenland geboren is (eerste generatie) of een in Nederland geboren persoon van wie de moeder in Marokko is geboren of, in het geval de moeder in Nederland is geboren, de vader in Marokko is geboren (de tweede generatie). 2 In de tabellen en figuren worden Marokkaanse Nederlanders om praktische reden met de kortere term ‘Marokkaans’ aangeduid. Dit geldt eveneens voor de overige onderscheiden groepen. In het rapport wordt nog een groot aantal andere begrippen gebruikt. Voor een volledig overzicht van de in dit rapport gehanteerde begrippen en definities verwijzen we naar de begrippenlijst. In de figuren in deze rapportage worden niet alleen de resultaten voor de Marokkaanse Nederlanders gepresenteerd maar, om de resultaten in perspectief te kunnen plaatsen, ook van andere herkomstgroepen en de totale bevolking van de gemeente. Naast Marokkaanse Nederlanders onderscheiden we Antilliaanse, Surinaamse en Turkse Nederlanders. De overige migranten en hun nakomelingen worden samengenomen in twee categorieën te weten: ‘overig niet-westers’ voor migranten (en hun nakomelingen) uit de niet-westerse landen en ‘westers’ voor migranten (en hun nakomelingen) uit de westerse landen. Ten slotte onderscheiden we autochtone Nederlanders.
7
Hoofdstuk 1
In de meeste figuren worden percentages weergegeven en beschreven. Deze moeten echter met de nodige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd, aangezien ze soms gebaseerd zijn op een klein aantal personen. Dit geldt met name wanneer er voor een kleine gemeente uitgesplitst wordt naar herkomstgroep en verdere achtergrondkenmerken. In de tekst worden op diverse plaatsen ook aantallen genoemd. Voor een volledig overzicht van absolute aantallen, de populatieomvang, verdere uitsplitsingen et cetera wordt verwezen naar de tabellen in de bijlagen bij de hoofdstukken. Aantallen worden alleen gepresenteerd als de populatie groter is dan 5.
1.4
Opbouw van het rapport In deze monitor wordt informatie gepresenteerd over migratie en demografische kenmerken (hoofdstuk 2), onderwijspositie en voortijdig schoolverlaten (hoofdstuk 3), arbeid en uitkeringen (hoofdstuk 4) en criminaliteit (hoofdstuk 5). In hoofdstuk 5 wordt tevens ingegaan op de vraag of en in welke mate factoren zoals voortijdig schoolverlaten en uitkeringsafhankelijkheid, samenhangen met criminaliteit. Deze monitor gaat in op de situatie van de Marokkaans-Nederlandse bevolking. Samen met voorliggende rapportage verschijnt er een overkoepelend rapport waarin de gegevens van de 22 betrokken gemeenten zijn samengevoegd.
2
8
Voor uitzonderingen en specificaties zie: http://www.cbs.nl/nlNL/menu/methoden/begrippen/default.htm?ConceptID=315
Hoofdstuk 2
2.1
Demografie en Migratie
Inleiding Om inzicht te krijgen in de omvang en samenstelling van de Marokkaanse Nederlanders in de gemeente Zeist zetten we in dit hoofdstuk hun demografische kenmerken en hun migratiegeschiedenis uiteen. Achtereenvolgens gaan we in op de volgende kenmerken: bevolkingssamenstelling (paragraaf 2.2), geslacht (paragraaf 2.3), generatie (paragraaf 2.4), leeftijd (paragraaf 2.5), burgerlijke staat (paragraaf 2.6) en buitenlandse migratie (paragraaf 2.7).
2.2
Bevolkingssamenstelling Per 1 januari 2009 telt Zeist in totaal 60.379 inwoners (zie tabel b2.1 in de bijlage bij dit hoofdstuk). Hiervan zijn 3.246 inwoners (5,4 procent) van Marokkaanse herkomst. Zij vormen hiermee de grootste herkomstgroep in Zeist, gevolgd door de Surinaamse (1,5 procent), de Turkse (0,9 procent) en de Antilliaanse herkomstgroep (0,7 procent). Nederland heeft per 1 januari 2009 bijna 16,5 miljoen inwoners hiervan zijn er bijna 342.000 (2,1 procent) van Marokkaanse herkomst.
9
Hoofdstuk 2
Marokkaans 5,4%
Antilliaans 0,7%
Surinaams 1,5%
Turks 0,9% ov. niet-w esters 3,3% w esters 9,7%
autochtoon 78,6%
Figuur 2.1:
Bevolking naar herkomstgroep, 1 januari 2009 (in procenten van de totale bevolking) bron: GBA, bewerking Risbo
10
Demografie en Migratie
2.3
Geslacht Van de Marokkaans-Nederlandse bevolking in Zeist is 47,3 procent vrouw (zie figuur 2.2). Hiermee wijkt de groep af van de totale bevolking van Zeist waarvan 51,9 procent vrouw is.
Marokkaans
52,7
47,3
Antilliaans
52,4
47,6
Surinaams
50,1
49,9
Turks
44,3
55,7
ov. niet-w esters
50,3
49,7
w esters
47,0
53,0
autochtoon
47,7
52,3
totaal
48,1
51,9
0%
10%
20%
30%
40%
50% Man
Figuur 2.2:
60%
70%
80%
Vrouw
Bevolking naar geslacht, 1 januari 2009 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep) bron: GBA, bewerking Risbo
11
90%
100%
Hoofdstuk 2
2.4
Generatie In figuur 2.3 wordt de allochtone bevolking uitgesplitst naar eerste en tweede generatie. Allochtonen die niet in Nederland, maar in het herkomstland geboren zijn, worden tot de eerste generatie gerekend. In Nederland geboren personen met één of twee in het herkomstland geboren ouders worden tot de tweede generatie gerekend. Voor een uitgebreide toelichting op de definities verwijzen we naar de begrippenlijst en technische toelichting in de bijlagen. Van de Marokkaanse Nederlanders in Zeist is ongeveer de helft in Nederland geboren (50,4 procent). Dit wijkt af van het gemiddelde onder de totale groep in Zeist (53,1 procent).
Marokkaans
50,4
49,6
Antilliaans
49,1
50,9
53,8
Surinaams
46,2
51,7
Turks
48,3
61,7
ov. niet-w esters
38,3
38,3
w esters
46,9
totaal 0%
61,7
10%
20%
53,1 30%
40%
50%
1e generatie
Figuur 2.3:
60%
70%
80%
2e generatie
Bevolking naar generatie,1 januari 2009 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep) bron: GBA, bewerking Risbo
12
90%
100%
Demografie en Migratie
2.5
Leeftijd In figuur 2.4 wordt de leeftijdsopbouw van Marokkaans-Nederlandse inwoners van Zeist vergeleken met andere herkomstgroepen in Zeist. De MarokkaansNederlandse bevolking is relatief jong, ongeveer een kwart is jonger dan twaalf jaar (25,8 procent). Dit verschilt sterk van de totale bevolking van Zeist waarvan 14,3 procent jonger is dan twaalf jaar. De aandelen in de groepen 12-17-jarige en 18-24-jarige zijn groter onder de Marokkaans-Nederlandse bevolking dan gemiddeld (respectievelijk 10,7 procent en 13,3 procent). Ook het aandeel Marokkaans-Nederlandse 25-44-jarige is een stuk groter (34,0 procent) dan onder de totale bevolking (25,0 procent). Het aandeel 45-64-jarige is kleiner dan gemiddeld (11,7 procent versus 27,5 procent). Van de Marokkaans-Nederlandse bevolking is slechts een klein deel 65 jaar of ouder (4,4 procent).
Marokkaans
25,8
Antilliaans
14,9
Surinaams
14,4
Turks
10,7 13,0
ov. niet-w esters 10,1
autochtoon
13,6
totaal
14,3
13,9
5,9
8,1
7,2
8,3
20% 0-11 jaar
29,1
12,5
40% 12-17 jaar
35,1
14,7
33,6
15,5
18-24 jaar
25-44 jaar
17,7
80% 45-64 jaar
65 jaar e.o.
Bevolking naar leeftijd, 1 januari 2009 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep) bron: GBA, bewerking Risbo
13
3,2
19,7
27,5 60%
3,1
17,9
28,9
25,0
2,1
7,9
31,3
23,6
4,4
12,6 23,8
26,7 7,4
11,7
31,3
17,0 11,0
6,8
0%
Figuur 2.4:
13,1
24,3
w esters
34,0
26,1
11,6
16,2
13,3
100%
Hoofdstuk 2
Figuur 2.5 laat zien dat er een sterke samenhang is tussen leeftijd en generatie; hoe hoger de leeftijd, hoe groter het aandeel eerste generatie migranten. Het overgrote deel van de Marokkaans-Nederlandse jeugd is in Nederland geboren (tweede generatie). Vanaf de leeftijdsgroep 25-29 jaar is de eerste generatie groter dan de tweede generatie. Onder de Marokkaanse Nederlanders van 35 jaar en ouder is het aandeel tweede generatie zeer beperkt.
450 2e generatie 1e generatie
400 350 300 250 200 150 100
Figuur 2.5:
Marokkaanse Nederlanders naar leeftijd en generatie, 1 januari 2009 (in absolute aantallen) bron: GBA, bewerking Risbo
14
75+
70-74
65-69
60-64
55-59
50-54
45-49
40-44
35-39
30-34
25-29
20-24
15-19
10-14
5-9
0-4
50
Demografie en Migratie
2.6
Burgerlijke staat Van alle inwoners van Zeist van 16 jaar en ouder is ruim een derde ongehuwd (34,8 procent), bijna de helft gehuwd (48,9 procent) en de rest gescheiden (8,7 procent) of weduwen/weduwnaren (7,5 procent) (zie figuur 2.6). Onder de Marokkaans-Nederlandse bevolking liggen de verhoudingen anders. Het aandeel gehuwden onder Marokkaanse Nederlanders is groter dan gemiddeld. Bijna zes op de tien van de Marokkaans-Nederlandse bevolking is gehuwd (59,3 procent), een derde (33,8 procent) is ongehuwd. Het aandeel scheidingen en weduwen/weduwnaren is kleiner dan gemiddeld (respectievelijk 5,5 procent en 1,3 procent. Dit laatste komt onder andere door de leeftijdsopbouw onder de migrantengroepen (zie figuur 2.4). Aangezien de migrantengroepen relatief minder ouderen kennen dan gemiddeld, is het aandeel weduwen/weduwnaren logischerwijze ook kleiner dan gemiddeld.
59,3
33,8
Marokkaans
17,3
74,2
Antilliaans
28,0
55,3
Surinaams
47,9
34,9
w esters autochtoon
33,6
totaal
34,8
0%
13,4
40,0
51,0
ov. niet-w esters
7,3 1,2
55,5
34,1
Turks
10,5
49,4
8,7
48,9
20%
40% Ongehuw d
Figuur 2.6:
5,5 1,3
Gehuw d
8,7
60% Gescheiden
80% Weduw staat
Bevolking (16 jaar en ouder) naar burgerlijke staat, 1 januari 2009 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep) bron: GBA, bewerking Risbo
15
3,4
9,4
1,0
7,3
1,7
6,7
8,4
7,5
100%
Hoofdstuk 2
2.7
Buitenlandse migratie In figuur 2.7 wordt de immigratie en emigratie van Marokkanen sinds 1988 weergegeven. Met immigratie bedoelen we hier de vestiging van Marokkanen vanuit het buitenland in Zeist, met emigratie het vertrek van Marokkanen vanuit Zeist naar het buitenland. In 1990 is het aantal immigranten uit Marokko het hoogst. Er komen 88 Marokkanen vanuit het buitenland naar Zeist. De immigratie neemt vanaf 1993 sterk af en schommelt tussen de 32 en 39 personen. Van 1998 t/m 2003, met uitzondering van 2002, zien we een lichte stijging van het aantal immigranten, met als hoogtepunt 49 immigranten in 2000. Vanaf 2004 zakt het immigratieniveau. Vanaf 2007 is er sprake van een lichte stijging van het aantal immigranten en emigranten. De emigratie is vanaf 1988 redelijk constant. In 1992 is er het grootste aantal emigranten, 20 personen verlaten Zeist. In 2005 emigreren er nog maar 5 personen. Gedurende de hele periode komt het aantal emigranten niet boven de 20 uit er emigreren gemiddeld ongeveer 11 personen per jaar. In 2009 was er sprake van 28 immigranten en 17 emigranten. Immigratie
100
Emigratie
90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 1988
Figuur 2.7 :
1989
1990
1991
1992
1993
1994
1995 1996
1997 1998
1999 2000
2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009
Buitenlandse migratie van Marokkaanse Nederlanders, 1988-2009 (in absolute aantallen) bron: CBS, statline
16
Hoofdstuk 3
3.1
Onderwijs
Inleiding Een goede opleiding is belangrijk voor de latere positie op de arbeidsmarkt. Een laag opleidingsniveau leidt in het algemeen tot geringere arbeidsmarktkansen, zowel in termen van participatie als het niveau waarop men werkzaam wordt. Een van de hoofddoelstellingen van het beleid gericht op Marokkaanse Nederlanders is daarom het terugdringen van voortijdig schoolverlaten. In paragraaf 3.4 presenteren we cijfers over nieuwe voortijdig schoolverlaters, gaan we in op hun achtergrondkenmerken en bekijken we of (en zo ja in welke mate) er een oververtegenwoordiging is van Marokkaans-Nederlandse nieuwe voortijdig schoolverlaters ten opzichte van de totale bevolking van de 22 gemeenten. In paragraaf 3.2 wordt eerst kort ingegaan op de gebruikte begrippen en de databron. Vervolgens staan we in paragraaf 3.3 stil bij de positie van jongeren in de leeftijd 12 t/m 22 jaar in het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs.
3.2
Gebruikte begrippen en databron
Leerlingen, deelnemers en voortijdig schoolverlaters In deze paragraaf gaan we kort in op de gebruikte begrippen. In paragraaf 3.3 rapporteren we over jongeren in de leeftijd van 12 t/m 22 jaar in het voortgezet onderwijs (vo), middelbaar beroepsonderwijs (mbo) en hoger onderwijs (ho). De cijfers hebben uitsluitend betrekking op het bekostigde onderwijs. Jongeren die particulier onderwijs volgen blijven buiten beschouwing. In dit hoofdstuk gebruiken we voor jongeren die onderwijs volgen in het algemeen de term leerlingen. Leerlingen die een mbo-opleiding volgen worden ook wel aangeduid als deelnemers. In schema 3.1 is, ter verduidelijking van de gebruikte termen en de niveaus, het Nederlandse onderwijsstelsel schematisch weergegeven.
17
Hoofdstuk 3
Schema 3.1:
Het Nederlandse onderwijsstelsel
bron: CBS
In paragraaf 3.4 gaan we in op nieuwe voortijdig schoolverlaters (vsv-ers). Onder de nieuwe vsv-ers worden alle leerlingen van 12 t/m 22 jaar verstaan, die in een schooljaar zonder startkwalificatie (diploma van havo, vwo of mbo met minimaal niveau 2) het onderwijs verlaten. Voor de berekening van het percentage nieuwe vsv-ers is het aantal nieuwe vsv-ers in het schooljaar 2008/2009 gedeeld door het totaal aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs in de leeftijd van 12 t/m 22 jaar in de gemeente per 1 januari 2009 en vermenigvuldigd met 100.
Data De in dit hoofdstuk gepresenteerde onderwijsgegevens zijn gebaseerd op registraties in de Basisregistratie Onderwijs (BRON) en aangeleverd door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Alle leerlingen in het bekostigd voorgezet en middelbaar beroepsonderwijs staan in BRON geregistreerd.
18
Onderwijs
Cijfers schooljaar 2008/2009 In maart is het aantal voortijdig schoolverlaters van voorgaand schooljaar bekend. Deze gegevens hebben de status ‘voorlopig’ omdat het gaat om gegevens die zijn aangeleverd door de onderwijsinstellingen, maar nog niet zijn gecontroleerd door een accountant. Door de accountantscontrole en door inschrijfmutaties die met terugwerkende kracht worden verwerkt, kunnen er verschillen ontstaan tussen de voorlopige en definitieve cijfers. De definitieve cijfers zijn steeds in oktober bekend. Een voorbeeld: de voorlopige vsv-cijfers van schooljaar 2008-2009 zijn in maart 2010 bekend en worden in oktober 2010 definitief vastgesteld. 3 Koppeling Nieuwe voortijdig schoolverlaters in schooljaar 2008/2009 zijn op basis van het versleutelde burgerservicenummer (BSN) gekoppeld aan het bevolkingsbestand per 1 januari 2009. Indien het nummer in een van de bestanden niet bekend is, kan er geen koppeling worden gemaakt. Jongeren waarvan geen nummer bekend is, zijn in onderstaande tabellen dus niet opgenomen. Ook jongeren die in de loop van 2009 in de gemeente zijn gaan wonen, vallen buiten onderstaande analyses. De in dit hoofdstuk gepresenteerde cijfers kunnen daardoor licht afwijken van eerder door DUO gepresenteerde cijfers.
3
19
OCW (2010). Handleiding vsv-cijferproducten, p. 17
Hoofdstuk 3
3.3
Leerlingen en deelnemers Figuur 3.1 gaat in op de positie van 12-22-jarige leerlingen in het bekostigde onderwijs. In de figuur zien we dat 59,0 procent van de 12-22-jarige leerlingen uit Zeist voortgezet onderwijs volgt en 19,0 procent middelbaar beroepsonderwijs (mbo). 4 22,0 procent volgt hoger beroepsonderwijs (hbo) of wetenschappelijk onderwijs (wo). Voor de Marokkaans-Nederlandse bevolking zien we een ander beeld. Een ruim twee keer zo groot deel volgt een mbo-opleiding (41,2 procent). In het hoger onderwijs zijn de Marokkaans-Nederlandse leerlingen ondervertegenwoordigd; 8,4 procent van de Marokkaans-Nederlandse leerlingen van 12 t/m 22 jaar volgt hoger onderwijs.
Marokkaans Antilliaans
50,5
19,4
30,1
Surinaams Turks ov. niet-w esters
58,8
w esters
59,4
18,5
autochtoon
60,6
16,0
20%
30%
Voortgezet onderw ijs
Figuur 3.1:
17,6
23,6
22,1 23,5 22,0
19,0
59,0 10%
7,7
30,8
61,5
0%
11,5
30,1
58,4
totaal
8,4
41,2
50,3
40%
50%
60%
Middelbaar beroeps onderw ijs
70%
80%
90%
100%
Hoger onderw ijs
Leerlingen in het voortgezet onderwijs, mbo en hoger onderwijs naar etnische herkomst, 1 januari 2009 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep) bron: BRON, DUO, bewerking Risbo
4
20
Een deel van de 12-jarige (en ook 13-jarigen) volgt nog basisonderwijs. Hierover is in de monitor geen informatie beschikbaar.
Onderwijs
3.3.1
Marokkaans-Nederlandse leerlingen in het voortgezet onderwijs In deze paragraaf gaan we in op 12-22-jarige leerlingen in het voortgezet onderwijs. In figuur 3.2 wordt per herkomstgroep aangegeven welk deel van de leerlingen praktijkonderwijs, vmbo, havo en vwo volgt. 5
Surinaams
ov. niet-w esters 3,2
3,3 2,9
41,0
autochtoon 2,1
4,7
40,4
totaal 3,0 0%
20%
40%
3,6
19,1
14,6
11,5
5,1
4,5
60%
2,7
1,4
24,0
15,0
7,6
6,3
26,4
15,3
7,6
1,5
25,5
20,2
2,31,1 4,6
40,3
w esters 3,4
Figuur 3.2:
4,5
37,6
4,2 4,2
6,3
12,5
10,4
47,9
8,3
Turks
0,0
15,2
16,7
7,6
15,2
3,0
36,4
4,5
3,6 2,7
25,8
16,1
9,7
3,2 3,2
38,7
Antilliaans 3,2
6,3
8,1
8,1
24,4
35,3
11,3
Marokkaans
80%
praktijkonderw ijs
vo leerjaar 1-2, alg, lj 3
vmbo bb, leerjaar 3-4
vmbo kb, leerjaar 3-4
vmbo tl-gl, leerjaar 3-4
havo, leerjaar 3-5
vw o, leerjaar 3-6
overig vo
1,8
100%
Leerlingen in het voortgezet onderwijs naar onderwijsniveau en etnische herkomst, 1 januari 2009 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep) bron: BRON, DUO, bewerking Risbo
Uit figuur 3.2 wordt duidelijk dat een bovengemiddeld groot deel van de Marokkaans-Nederlandse jongeren in Zeist praktijkonderwijs volgt (11,3 procent). Het praktijkonderwijs is bestemd voor leerlingen die niet in staat zijn om een diploma te behalen in het vmbo. Het beoogt de leerlingen op te leiden voor zeer eenvoudig werk op de arbeidsmarkt. Stages zijn daarbij een essentieel onderdeel. Onder jongeren van Marokkaanse herkomst is het aandeel vmbo-ers in de laagste leerweg (de basisberoepsgerichte leerweg) met 24,4 procent veel groter dan onder de totale groep leerlingen uit Zeist (4,7 procent). We zien verder dat van de totale groep vo-leerlingen van 12 t/m 22 jaar uit Zeist 15,0 procent in de bovenbouw van de havo zit en 24,0 procent in de
5
21
Leerlingen in het speciaal onderwijs zijn in deze figuur buiten beschouwing gelaten. Het speciaal onderwijs is voor leerlingen met een functiebeperking (zie schema 3.1). Hierover is in de monitor geen informatie beschikbaar.
Hoofdstuk 3
bovenbouw van het vwo. Onder Marokkaans-Nederlandse jongeren liggen deze percentages veel lager, namelijk op respectievelijk 6,3 en 3,6 procent. 3.3.2
Marokkaans-Nederlandse deelnemers in het mbo Figuur 3.3 heeft betrekking op 12-22-jarige leerlingen in het mbo. Het mbo kent met name in de beroepsbegeleidende leerweg een aanzienlijk aantal leerlingen dat ouder is dan 22 jaar. Deze blijven hier buiten beschouwing omdat er geen gegevens over beschikbaar zijn.
Marokkaans
Surinaams
ov. niet-w esters 1,6 w esters
37,5
25,0
29,2
8,3
26,5
44,1
17,6
11,8
Turks
50,0
20,0
15,0
15,0
Antilliaans
36,5
17,1
38,7
7,7
54,0
12,7
31,7
4,9
20,7
24,4
50,0
autochtoon 3,6
22,9
22,7
50,8
totaal
0%
10%
20%
30%
mbo niveau 1
Figuur 3.3:
47,5
22,0
25,7
4,9
40%
50%
mbo niveau 2
60% mbo niveau 3
70%
80%
90%
100%
mbo niveau 4
Leerlingen (12-22 jaar) aan het mbo naar niveau en etnische herkomstgroep, 1 januari 2009 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep) bron: BRON, DUO, bewerking Risbo
In figuur 3.3 zien we dat het niveau waarop Marokkaans-Nederlandse deelnemers mbo onderwijs volgen wat lager ligt dan het niveau van de totale deelnemers aan het mbo-onderwijs. Van de Marokkaans-Nederlandse deelnemers aan het mbo volgt 7,7 procent een assistent-opleiding, dat wil zeggen een opleiding op het laagste niveau binnen het mbo. Verder volgt het grootste deel, namelijk 38,7 procent van de Marokkaans-Nederlandse deelnemers, een mbo-opleiding op niveau 2. Een relatief kleiner gedeelte van de Marokkaans-Nederlandse leerlingen volgt niveau 3 en 4 aan het mbo (respectievelijk 17,1 en 36,5 procent).
22
Onderwijs
3.4
Nieuwe voortijdig schoolverlaters In figuur 3.4 is het aandeel nieuwe vsv-ers in de leeftijd van 12 t/m 22 jaar opgenomen dat per 1 januari 2009 in Zeist woont en in het schooljaar 2008/2009 de school voortijdig heeft verlaten. In Zeist wonen per 1 januari 2009 4.375 jongeren van 12 t/m 22 jaar die voortgezet of middelbaar beroepsonderwijs volgen. In het schooljaar 2008/2009 hebben er hiervan 171 (3,9 procent) de school voortijdig verlaten (zie tabel b3.2 in de bijlage). Van de 378 Marokkaans-Nederlandse jongeren die voortgezet onderwijs of middelbaar beroepsonderwijs volgden, hebben er 33 (8,7 procent) de school voortijdig verlaten. Het aandeel nieuwe vsv-ers onder MarokkaansNederlandse jongeren is hoger dan gemiddeld (zie tabel b3.2 in de bijlage). Oververtegenwoordiging Een belangrijke doelstelling van het beleid is het terugdringen van de oververtegenwoordiging van Marokkaans-Nederlandse vsv-ers. De oververtegenwoordiging geeft aan in hoeverre de vsv-cijfers onder de Marokkaans-Nederlandse jongeren afwijken van de vsv-cijfers onder de totale groep jongeren in de gemeente. De oververtegenwoordiging wordt berekend door het verschil tussen het aandeel nieuwe vsv-ers in de totale groep en de groep van Marokkaanse Nederlanders te delen door het aandeel in de totale groep. Van alle jongeren die voortgezet of middelbaar beroepsonderwijs volgden, is 3,9 procent een nieuwe voortijdig schoolverlater. Van de Marokkaans-Nederlandse jongeren heeft 8,7 procent de school voortijdig verlaten. De oververtegenwoordiging van de Marokkaans-Nederlandse nieuwe vsv-ers komt daarmee uit op 123 procent (=((8,7-3,9)/3,9)*100=123%). 6 In tabel b3.3 in de bijlage wordt het aantal, het percentage nieuwe vsv-ers en de oververtegenwoordiging gepresenteerd voor alle gemeenten van het samenwerkingsverband Marokkaanse Nederlanders.
6
Het percentage oververtegenwoordiging is berekend op basis van de niet-afgeronde percentages.
23
Hoofdstuk 3
Marokkaans
8,7
Antilliaans
6,1
Surinaams
6,2
Turks
4,4
ov.niet-w esters
5,1
w esters
4,8
autochtoon
3,1
totaal
3,9
0,0
Figuur 3.4:
2,0
4,0
6,0
8,0
10,0
Nieuwe voortijdig schoolverlaters (12-22 jaar) naar etnische herkomst, in schooljaar 2008/2009 (in procenten van betreffende deelpopulatie) bron: BRON, DUO, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
24
Onderwijs
3.4.1
Marokkaans-Nederlandse nieuwe voortijdig schoolverlaters naar achtergrondkenmerken In figuur 3.5 splitsen we de vsv-cijfers uit naar geslacht, generatie, leeftijd en onderwijssoort. Het aandeel vsv-ers onder jongens is groter dan onder meisjes. Dit beeld zien we zowel bij de totale groep jongeren, als bij de jongeren van Marokkaanse herkomst. Onder Marokkaans-Nederlandse jongens is het aandeel vsv-ers 13,7 procent en bij de Marokkaans-Nederlandse meisjes is dat 4,1 procent. Er is geen verschil tussen de eerste en de tweede generatie (8,7 procent). In de leeftijdsgroep 12 t/m 16 jaar is het aandeel vsv-ers relatief laag. Het aandeel vsv-ers is met name onder de 20-22-jarigen met 21,8 procent hoog. Ten slotte zien we dat voortijdig schoolverlaten in het mbo vaak voorkomt. M arokkaanse Nederlanders
8,7 Nieuw vsv 08/ 09 (%)
t ot ale bevolking
3,9
13,7 M an
4,5 4,1
Vrouw
3,3
8,7 1e generatie
7,8 8,7
2e generatie
5,9
2,6
12-16 jaar
1,8 12,2
17-19 jaar
7,4 21,8
20-22 jaar
9,9
2,0
vo
1,5 14,5
mbo
9,8 0,0
Figuur 3.5:
5,0
10,0
15,0
20,0
Aandeel nieuwe vsv-ers (12-22 jaar) onder Marokkaanse Nederlanders naar achtergrondkenmerken, in schooljaar 2008/2009 (in procenten van betreffende deelpopulatie) bron: BRON, DUO, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
25
25,0
Hoofdstuk 4
4.1
Arbeid en Uitkering
Inleiding In dit hoofdstuk gaan we in op de arbeids- en uitkeringsituatie van de Marokkaans-Nederlandse bevolking. In paragraaf 4.2 wordt allereerst kort ingegaan op de gebruikte begrippen en databronnen. Vervolgens wordt in paragraaf 4.3 gerapporteerd over het aandeel niet-werkende werkzoekenden. Het aandeel werkzoekenden onder Marokkaanse Nederlanders is landelijk bezien hoger dan in de totale bevolking. Het reduceren van deze oververtegenwoordiging van Marokkaanse Nederlanders op dit terrein is een belangrijke doelstelling van het beleid gericht op Marokkaanse Nederlanders. In paragraaf 4.4 gaan we vervolgens in op het aandeel en de achtergronden van Marokkaans-Nederlandse uitkeringsontvangers (WWB en IOA).
4.2
Gebruikte begrippen en databronnen
Niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsontvangers In deze paragraaf gaan we kort in op de gebruikte begrippen. In paragraaf 4.3 rapporteren we over niet-werkende werkzoekenden (NWW) in de leeftijd van 15 t/m 64 jaar. Een niet-werkende werkzoekende is gedefinieerd als een persoon die bij een vestiging van het UWV WERKbedrijf is ingeschreven als een werkzoekende zonder werk of als werkzoekende die minder dan twaalf uur per week werkt met een inschrijfdatum en geen uitschrijfdatum. In paragraaf 4.4 gaan we in op personen die een uitkering ontvangen in het kader van de Wet werk en bijstand (WWB) en/of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, respectievelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen (IOAW en IOAZ). 7 Veelal wordt gerapporteerd over het percentage niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsontvangers. Deze percentages zijn berekend door het aantal NWW-ers (respectievelijk het aantal uitkeringsontvangers) te delen door het
7
27
In enkele gemeenten zijn ook enkele personen die een uitkering ontvangen in het kader Wet inkomensvoorziening kunstenaars (WIK) in het bestand opgenomen.
Hoofdstuk 4
aantal personen in de leeftijd van 15 t/m 64 jaar (de beroepsbevolking) en te vermenigvuldigen met 100. 8 Data De in dit hoofdstuk gepresenteerde gegevens over niet-werkende werkzoekenden zijn gebaseerd op registraties afkomstig van het UWV WERKbedrijf. Het UWV WERKbedrijf levert aan veel gemeenten jaarlijks een databestand met niet-werkende werkzoekenden per 31 december. Dit databestand is, met toestemming van UWV WERKbedrijf, door de gemeenten aan Risbo doorgeleverd. Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van het bestand met werkzoekenden die per 31-12-2008 bij het UWV WERKbedrijf stonden ingeschreven. De cijfers over uitkeringen zijn afkomstig van de gemeentelijke of regionale uitkeringsinstanties. De cijfers hebben 1-1-2009 als peildatum.
4.3
Werkzoekenden In Zeist wonen per 1 januari 2009 38.950 personen van 15 t/m 64 jaar. Daarvan staan er 1.013 (2,6 procent) als niet-werkende werkzoekende bij het UWV WERKbedrijf ingeschreven. Van de 2.117 Marokkaanse Nederlanders van 15 t/m 64 jaar zijn er 166 (7,8 procent) als niet-werkende werkzoekende geregistreerd (zie tabel b4.1). Het aandeel niet-werkende werkzoekende onder Marokkaanse Nederlanders is hoger dan in de totale bevolking van Zeist. Van de 7.261 jongeren in de leeftijd van 15 t/m 24 jaar in Zeist zijn er 54 (0,7 procent) als werkzoekende ingeschreven. Van de 633 Marokkaanse Nederlanders van 15 t/m 24 jaar die in Zeist wonen, zijn er 10 werkzoekend (1,6 procent). Oververtegenwoordiging Van de totale 15-64-jarige bevolking is 2,6 procent werkzoekend. Van de Marokkaans-Nederlandse 15-64-jarige bevolking is 7,8 procent werkzoekend. De oververtegenwoordiging van de Marokkaans-Nederlandse niet-werkende werkzoekenden komt daarmee uit op 201 procent (=((7,8-2,6)/2,6)*100=201%). 9
8
9
28
Een beperkt aantal personen onder de 18 jaar ontvangt een uitkering. In principe heeft een persoon jonger dan 18 jaar geen recht op bijzondere bijstand, maar zijn de ouders financieel verantwoordelijk voor de jongere. Alleen op grond van zéér dringende redenen kan een persoon jonger dan 18 jaar toch recht hebben op bijzondere bijstand. Daarnaast moet vaststaan dat de behoefte aan bijzondere bijstand op geen enkele andere manier kan worden verholpen (bron: http://loketaltena.rechtopbijstand.nl/inhoud/index/pid/916). Het percentage oververtegenwoordiging is berekend op basis van de niet-afgeronde percentages.
Arbeid en Uitkering
Voor jonge Marokkaans-Nederlandse werkzoekenden is er sprake van een oververtegenwoordiging van 112 procent. In tabel b4.5 in de bijlage wordt het aantal, het percentage werkzoekenden en de oververtegenwoordiging gepresenteerd voor de 22 gemeenten.
Marokkaans
7,8
Antilliaans
3,0
Surinaams
4,3
Turks
6,9
ov.niet-w esters
7,0
w esters
2,9
autochtoon
1,9
totaal
2,6
0,0
Figuur 4.1:
5,0
10,0
15,0
20,0
25,0
30,0
Werkzoekenden (15-64 jaar) naar etnische herkomst, 31 december 2008 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep) bron: UWV WERKbedrijf, bewerking Risbo
4.3.1
Marokkaans-Nederlandse werkzoekenden naar achtergrondkenmerken In figuur 4.2 wordt het aandeel werkzoekenden uitgesplitst naar geslacht, leeftijd en generatie (zie ook b4.1 in de bijlage). We zien dat het percentage werkzoekenden onder mannen van Marokkaanse afkomst vergelijkbaar is met het aandeel werkzoekende MarokkaansNederlandse vrouwen (respectievelijk 8,0 procent en 7,7 procent). Bij de Marokkaanse Nederlanders is het percentage werkzoekenden, net als bij de totale bevolking van Zeist, onder de eerste generatie veel hoger dan onder de tweede generatie (respectievelijk 10,5 procent en 1,9 procent). Dit kan voor een deel het gevolg zijn van het verschil in de leeftijdsopbouw tussen de eerste en tweede generatie. De tweede generatie Marokkaanse Nederlanders is gemiddeld genomen veel jonger (zie figuur 2.5) en het aandeel werkzoekenden onder jongeren is veel kleiner dan onder ouderen. Ook als we hiervoor corrigeren door generaties te vergelijken binnen de onderscheiden
29
Hoofdstuk 4
leeftijdsgroepen is het aandeel werkzoekenden onder de eerste generatie Marokkaanse Nederlanders hoger dan onder de tweede generatie Marokkaanse Nederlanders. Het aandeel werkzoekenden onder Marokkaans-Nederlandse jongeren in de leeftijd van 15 t/m 24 jaar is met 1,6 procent hoger dan onder de totale bevolking van Zeist (0,7 procent). Over het algemeen geldt dat het aandeel werkzoekenden verder toeneemt naarmate de leeftijd stijgt. Onder de totale bevolking zien we dit beeld ook. Onder de Marokkaans-Nederlandse bevolking zien we dat het aandeel werkzoekenden oploopt tot de leeftijdscategorie van 45-54 (14,7 procent). Daarna loopt het percentage iets terug.
2,6
totale bevolking
8,0
Man
2,5 7,7
Vrouw
2,7
10,5
1e generatie
7,0 1,9 2,4
2e generatie
1,6 0,7
15-24 jaar
7,2
25-34 jaar
2,1 12,6
35-44 jaar
3,0 14,7
45-54 jaar
3,3 11,3
55-64 jaar
3,5
3,8
15-24 jaar, 1e generatie
1,6 0,8 0,7
15-24 jaar, 2e generatie
8,0
25-34 jaar, 1e generatie
5,8 4,8
25-34 jaar, 2e generatie
3,0
0,0 Figuur 4.2:
Marokkaanse Nederlanders
7,8
Bevollking (15-64 jaar)
5,0
10,0
15,0
20,0
25,0
30,0
Aandeel Marokkaans-Nederlandse werkzoekenden (15–64 jaar) naar achtergrondkenmerken, 31 december 2008 (in procenten van betreffende deelpopulatie) bron: UWV WERKbedrijf, bewerking Risbo
30
Arbeid en Uitkering
Kenmerken van werkzoekenden In tabel b4.3 in de bijlage wordt stilgestaan bij enkele andere kenmerken van de werkzoekenden, namelijk; duur, fasering, opleidingsniveau en beroepsniveau. We zien hier dat van de Marokkaans-Nederlandse werkzoekenden 25,9 procent korter dan 6 maanden werkzoekend is. Dit percentage is iets lager dan het gemiddelde van de totale groep werkzoekenden in Zeist (29,5 procent). Iets meer dan de helft van de Marokkaans-Nederlandse werkzoekenden heeft geen opleiding of alleen lager onderwijs gevolgd (51,8 procent). Hiermee zijn ze vaak lager opgeleid dan de gemiddelde werkzoekende in Zeist. Ook zoeken ze veel vaker werk op een elementair of lager niveau dan de gemiddelde werkzoekende. Voor meer uitsplitsingen zoals naar fasering, etc. verwijzen we naar tabel b4.3 in de bijlage.
4.4
Uitkeringen In figuur 4.3 zien we dat gemiddeld 1,8 procent van de bevolking van Zeist in de leeftijd van 15-64 jaar per 1 januari 2009 een uitkering ontvangt in het kader van de WWB of de IOA. 695 van 38.950 inwoners van Zeist zijn afhankelijk van een uitkering (zie tabel b4.2 in de bijlage). Van de 2.117 Marokkaanse Nederlanders van 15 t/m 64 jaar krijgen 126 (6,0 procent) een uitkering in het kader van de WWB of de IOA. Daarmee is de uitkeringsafhankelijkheid onder Marokkaanse Nederlanders groter dan gemiddeld. Van de 7.261 jongeren in de leeftijd van 15 t/m 24 jaar in Zeist ontvangen er 25 (0,3 procent) een uitkering. Van de 633 Marokkaans-Nederlandse jongeren zijn er 3 (0,5 procent) afhankelijk van een uitkering. Oververtegenwoordiging De oververtegenwoordiging wordt berekend door het verschil tussen het aandeel uitkeringsontvangers in de totale groep en de groep van Marokkaanse Nederlanders te delen door het aandeel in de totale groep. De oververtegenwoordiging van de Marokkaans-Nederlandse uitkeringsontvangers betreft 234 procent (=((6,0-1,8)/1,8)*100=234 procent). 10 Voor jonge Marokkaans-Nederlandse uitkeringsontvangers is de oververtegenwoordiging 38 procent. In tabel b4.6 in de bijlage wordt het aantal, het percentage uitkeringsontvangers en de oververtegenwoordiging gepresenteerd voor alle gemeenten.
10
Het percentage oververtegenwoordiging is berekend op basis van de niet-afgeronde percentages.
31
Hoofdstuk 4
Marokkaans
6,0
Antilliaans
3,3
Surinaams
3,8
Turks
4,3
ov.niet-w esters
7,8
w esters
2,0
autochtoon
1,1
totaal
1,8
0,0
Figuur 4.3:
5,0
10,0
15,0
20,0
25,0
30,0
Personen (15-64 jaar) met een WWB- of IOA uitkering, 1 januari 2009 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep) bron: gemeentelijke of regionale uitkeringsinstanties, bewerking Risbo
4.4.1
Marokkaans-Nederlandse uitkeringsontvangers naar achtergrondkenmerken Uit figuur 4.4 blijkt dat mannen van Marokkaanse afkomst vaker afhankelijk zijn van een uitkering dan Marokkaans-Nederlandse vrouwen (7,3 procent versus 4,4 procent). Evenals bij alle andere bevolkingsgroepen is de uitkeringsafhankelijkheid onder Marokkaans-Nederlandse ouderen veel groter dan onder jongeren van Marokkaanse afkomst. Verder blijkt de eerste generatie Marokkaanse Nederlanders uit Zeist meer dan vijf keer vaker afhankelijk van een uitkering dan de tweede generatie (7,9 procent versus 1,5 procent). Dit is deels het gevolg van het verschil in de leeftijdsopbouw tussen de eerste en tweede generatie Marokkaanse Nederlanders. De tweede generatie is gemiddeld genomen veel jonger en het aandeel uitkeringsontvangers onder jongeren is veel kleiner dan onder ouderen. We corrigeren hiervoor door generaties te vergelijken binnen de onderscheiden leeftijdsgroepen. In de leeftijdsgroepen 15 t/m 24 en 25 t/m 34 jaar is het aandeel uitkeringsontvangers onder de eerste generatie Marokkaanse Nederlanders na correctie nauwelijks hoger dan onder de tweede generatie Marokkaanse Nederlanders.
32
Arbeid en Uitkering
Opgemerkt wordt dat het aantal Marokkaans-Nederlandse uitkeringsontvangers in specifieke subcategorieën soms zeer beperkt is en dat de resultaten van deze analyses daarom voorzichtig moeten worden geïnterpreteerd. Voor absolute aantallen wordt verwezen naar tabel b4.2 in de bijlage.
1,8
totale bevolking
7,3
Man
1,6 4,4
Vrouw
2,0
7,9
1e generatie
6,2 1,5 1,4
2e generatie
0,5 0,3
15-24 jaar
5,3
25-34 jaar
1,9 9,7
35-44 jaar
2,1 10,0
45-54 jaar
2,0 14,0
55-64 jaar
2,5
0,6 0,9
15-24 jaar, 1e generatie
0,4 0,4
15-24 jaar, 2e generatie
5,4 5,7
25-34 jaar, 1e generatie
4,8
25-34 jaar, 2e generatie
2,2
0,0
Figuur 4.4:
Marokkaanse Nederlanders
6,0
Bevollking (15-64 jaar)
5,0
10,0
15,0
20,0
25,0
30,0
Aandeel Marokkaanse Nederlanders (15–64 jaar) met een WWB/IOA uitkering naar achtergrondkenmerken, 31 december 2008 (in procenten van betreffende deelpopulatie) bron: gemeentelijke of regionale uitkeringsinstanties
33
Hoofdstuk 4
Kenmerken van uitkeringsontvangers In tabel b4.4 in de bijlage worden ook cijfers gepresenteerd over de uitkeringsduur. De uitkeringsduur van Marokkaanse Nederlanders is vergelijkbaar met de totale groep uitkeringsontvangers. We zien dat van de Marokkaans-Nederlandse uitkeringsontvangers een groot gedeelte al langdurig afhankelijk is van een uitkering. Iets minder dan de helft (44,4 procent) is reeds 5 jaar of langer afhankelijk van een uitkering (tegenover 44,5 procent gemiddeld).
34
Hoofdstuk 5
5.1
Criminaliteit
Inleiding Het huidige beleid richt zich tevens op het verminderen van criminaliteit. In dit hoofdstuk wordt stilgestaan bij de omvang en aard van criminaliteit onder de Marokkaans-Nederlandse bevolking in Zeist. Daarbij wordt een vergelijking gemaakt met het aandeel verdachten onder andere grote herkomstgroepen en onder de totale bevolking van Zeist. In paragraaf 5.2 wordt kort ingegaan op de gebruikte begrippen en de databron. In paragraaf 5.3 wordt aandacht geschonken aan de omvang van de criminaliteit onder de Marokkaans-Nederlandse bevolking van Zeist in het jaar 2009. Vervolgens gaan we in op de achtergrondkenmerken en de oververtegenwoordiging van Marokkaans-Nederlandse verdachten in de bevolking van Zeist. In paragraaf 5.4 worden verdachtencijfers gepresenteerd voor de periode 2005-2009. Het gaat hier om welk deel van de per 1 januari 2009 in Zeist ingeschreven bevolking op enig moment in de periode 2005-2009 minimaal één keer in aanraking met de politie is gekomen op verdenking van betrokkenheid bij een misdrijf. Vervolgens komt in paragraaf 5.5 de pleegcarrière aan de orde en wordt in paragraaf 5.6 ingegaan op het type misdrijven waar Marokkaanse Nederlanders van verdacht worden.
5.2
Gebruikte begrippen en databron
Verdachten, antecedenten en misdrijven In deze paragraaf gaan we kort in op de gebruikte begrippen. We maken onderscheid tussen verdachten, antecedenten en misdrijven. Er wordt eerst gerapporteerd over (het percentage) verdachten. Een persoon staat als verdachte geregistreerd indien tegen hem proces-verbaal is opgemaakt ter zake van één of meer misdrijven/delicten. Zo’n proces-verbaal wordt een antecedent genoemd. In een proces-verbaal of antecedent kunnen meerdere misdrijven worden geregistreerd. Men kan hierbij denken aan een winkeldiefstal waarbij ook mishandeling heeft plaatsgevonden. Indien van deze gebeurtenis proces-verbaal wordt opgemaakt, zullen hierin meerdere wetsartikelen worden
35
Hoofdstuk 5
vermeld. Uiteraard komt het ook voor dat in een bepaald jaar een persoon meer dan één keer met de politie in aanraking komt op verdenking van een misdrijf. Van een persoon die in een bepaald jaar drie keer is opgepakt door de politie voor een misdrijf en waartegen evenzoveel keer proces-verbaal is opgemaakt staan dan drie antecedenten geregistreerd. Het totaal aantal geregistreerde antecedenten en misdrijven in een bepaalde periode is dus bijna per definitie groter dan het totaal aantal geregistreerde verdachten. In paragraaf 5.5. wordt nagegaan of een verdachte eenmalig of vaker verdacht is geweest van een misdrijf. Hiervoor wordt de term pleegcarrière gebruikt. Verdachten worden onderscheiden naar first offenders (hier beginners genoemd), meerplegers en veelplegers. Voor verdere uitleg zie paragraaf 5.5. en de begrippenlijst en technische toelichting in de bijlagen. Databron Voor dit hoofdstuk maken we gebruik van verdachtenregistraties uit het zogenaamde Herkenningsdienstsysteem (HKS). De gegevens zijn afkomstig van de Dienst IPOL van het Korps Landelijke politiediensten (KLPD). De Dienst IPOL verzamelt jaarlijks data vanuit het HKS. In het HKS worden verdachten geregistreerd tegen wie een proces-verbaal is opgemaakt wegens een misdrijf. Het is de overtuiging van de politie dat het daders zijn. Voor deze personen is proces-verbaal van opsporing gemaakt en verstuurd naar het Openbaar Ministerie. De rechter moet zich er nog over uitspreken. We rapporteren dus over verdachten en niet over veroordeelden. Cijfers 2009 De cijfers over het meest recent verlopen jaar (hier dus 2009) zijn altijd voorlopige cijfers. Deze cijfers worden in het eerste kwartaal van het komende jaar (2011) pas definitief. Dit geldt echter voor alle bevolkingsgroepen zodat het vergelijken van percentages wel mogelijk is. Koppeling Geregistreerde verdachten in 2009 zijn op basis van het versleutelde persoonsnummer aan elkaar gekoppeld aan het bevolkingsbestand per 1 januari 2009. Indien het persoonsnummer in de verdachtenregistratie niet bekend is, kan er per definitie geen koppeling worden gemaakt met het bevolkingsbestand. Verdachten zonder valide persoonsnummer zijn in onderstaande tabellen dus niet opgenomen. Ook verdachten die in de loop van 2009 in de gemeente zijn gaan wonen, vallen buiten onderstaande analyses. De gepresenteerde verdachtenpercentages en aantallen kunnen daardoor
36
Criminaliteit
verschillen van de door de Dienst IPOL gepresenteerde cijfers. Voor meer informatie over het HKS verwijzen we naar de begrippenlijst en technische toelichting in de bijlagen.
5.3
Verdachten 2009 Zeist telt per 1 januari 2009 51.735 inwoners van 12 jaar of ouder. Hiervan komen er in 2009 814 in aanraking met de politie op verdenking van een misdrijf en worden als verdachte in het HKS geregistreerd. Van de bevolking van 12 jaar en ouder wordt in 2009 dus 1,6 procent verdacht van een misdrijf (zie figuur 5.1, en tabel b5.1 in de bijlage). Per 1 januari 2009 wonen in Zeist 2.409 Marokkaanse Nederlanders van 12 jaar of ouder. Hiervan worden er in 2009 154 (6,4 procent) verdacht van een misdrijf.
Marokkaans
6,4
Antilliaans
5,3
Surinaams
3,9
Turks
7,7
ov. niet-w esters
2,5
w esters
1,6
autochtoon
1,1
totaal
1,6
0,0
Figuur 5.1:
2,0
4,0
6,0
8,0
Verdachten (12 jaar en ouder), in 2009 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep per 1 januari 2009) bron: HKS, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
Oververtegenwoordiging De oververtegenwoordiging wordt berekend door het verschil tussen het aandeel verdachten in de totale groep en de groep van Marokkaanse Nederlanders te delen door het aandeel in de totale groep.
37
10,0
Hoofdstuk 5
De oververtegenwoordiging van Marokkaanse Nederlanders van 12 jaar en ouder op het gebied van criminaliteit ten opzichte van de totale bevolking van 12 jaar en ouder komt voor Zeist uit op 306 procent (=((6,4-1,6)/1,6)*100=306 procent). 11 Er wonen in Zeist 9.356 jongeren in de leeftijd van 12 t/m 24 jaar. Daarvan worden er 389 verdacht (4,2 procent). Van de 781 Marokkaans-Nederlandse 12-24-jarige jongeren worden er in 2009 98 verdacht (12,5 procent). Dit is een oververtegenwoordiging van 202 procent.
5.3.1
Marokkaans-Nederlandse verdachten naar achtergrondkenmerken In figuur 5.2 wordt het aandeel verdachten uitgesplitst naar subgroepen. Verdachten naar geslacht Mannen worden veel vaker verdacht dan vrouwen. Dit geldt ook voor de Marokkaanse Nederlanders. Van alle vrouwen van Marokkaanse afkomst van 12 jaar en ouder wordt in 2009 2,2 procent verdacht. Van de MarokkaansNederlandse mannen wordt 10,0 procent verdacht van een misdrijf. Het percentage verdachten onder Marokkaans-Nederlandse mannen ligt bijna vier keer zo hoog als onder de totale bevolking van Zeist (2,7 procent). Ook Marokkaans-Nederlandse vrouwen worden vaker verdacht dan de totale vrouwelijke bevolking van Zeist (2,2 versus 0,6 procent). Verdachten naar leeftijd en generatie Van de minderjarigen van Marokkaanse origine (12-17-jarigen) wordt 12,4 procent verdacht, van de jongvolwassenen (18–24-jarigen) 12,7 procent. Onder de groep 25-44-jarige Marokkaanse Nederlanders is het percentage verdachten 4,6 waarmee het aanzienlijk lager is dan onder de Marokkaans-Nederlandse minderjarigen (zie figuur 5.2). Onder Marokkaanse Nederlanders lijkt het verschil tussen de eerste en tweede generatie in het percentage verdachten op het eerste gezicht groot. Van de eerste generatie Marokkaanse Nederlanders is 4,0 procent verdacht, van de tweede generatie 11,3 procent. Een en ander hangt echter sterk samen met het verschil in leeftijdsopbouw tussen de eerste en tweede generatie Marokkaanse Nederlanders. De tweede generatie is gemiddeld genomen veel jonger en, zoals eerder werd aangeven, het aandeel verdachten onder jongeren is in het algemeen groter dan onder ouderen. Om te voorkomen dat verschillen in verdachtenpercentages tussen generaties onterecht worden toegeschreven aan 11
Het percentage oververtegenwoordiging is berekend op basis van de niet-afgeronde percentages.
38
Criminaliteit
een generatie-effect, terwijl er eigenlijk sprake is van een leeftijdseffect, is in figuur 5.2 de analyse opnieuw gemaakt, maar nu voor MarokkaansNederlandse jongeren in de leeftijd van 12 t/m 24 jaar. We zien dat het eerdere verschil tussen de generaties na de correctie voor leeftijd verdwenen is (13,5 procent onder 12-24-jarige eerste generatie Marokkaanse Nederlanders, 12,3 procent 12-24-jarige tweede generatie Marokkaanse Nederlanders). Het aandeel verdachten onder eerste generatie Marokkaanse Nederlanders is na de leeftijdscorrectie groter dan dat van tweede generatie Marokkaanse Nederlanders. Verdachten naar onderwijsniveau en voortijdig schoolverlaten Schoolgaande jongeren die onderwijs volgen op een laag niveau, hebben een grotere kans om in aanraking te komen met de politie op verdenking van een misdrijf dan jongeren die onderwijs volgen op een hoog niveau. 12 Deze samenhang zien we zowel bij de totale groep als bij Marokkaans-Nederlandse jongeren in de leeftijd van 12 t/m 22 jaar. Van de Marokkaans-Nederlandse niet vsv-ers wordt 11,8 procent verdacht, van de Marokkaans-Nederlandse vsv-ers maar liefst 39,4 procent. MarokkaansNederlandse vsv-ers komen dus vaker in aanraking met de politie dan Marokkaans-Nederlandse jongeren die de school niet voortijdig hebben verlaten. Deze samenhang tussen voortijdig schoolverlaten en criminaliteit zien we ook voor de totale groep jongeren (zie ook tabel b5.1 in de bijlage) Verdachten naar werk en uitkeringsafhankelijkheid Onder de totale bevolking van Zeist zien we dat werkzoekenden vaker worden verdacht dan niet werkzoekenden. Onder de Marokkaanse Nederlanders worden niet werkzoekenden vaker verdacht dan werkzoekenden. Het percentage verdachten onder Marokkaans-Nederlandse niet werkzoekenden ligt op 7,0 procent, onder Marokkaans-Nederlandse werkzoekenden op 3,6 procent. Personen met een uitkering worden vaker verdacht dan personen zonder uitkering. Dit beeld zien we zowel bij de Marokkaans-Nederlandse bevolking als de totale bevolking. Van de Marokkaanse Nederlanders met een uitkering wordt 9,5 procent verdacht, van de Marokkaanse Nederlanders zonder uitkering 6,6 procent.
12
39
De opleidingen zijn gecodeerd in drie onderwijsniveaus. Praktijkonderwijs, vmbo bb, vmbo kb, mbo 1 en mbo 2 zijn gecategoriseerd als laag niveau; onderbouw vo, vmbo-tl, vmbo gl, mbo 3 en mbo 4 als middelbaar niveau; havo, vwo, hbo en wo als hoog niveau.
Hoofdstuk 5
6,4
Verdachten (12 jaar e.o.)
Marokkaanse Nederlanders
1,6
totale bev olking 10,0
Man
2,7 2,2
Vrouw
0,6
4,0
1e generatie
2,6 11,3
2e generatie
4,2
12,4
12-17 jaar
3,9 12,7
18-24 jaar
4,4 4,6
25-44 jaar
1,9 1,3 0,7
45-64 jaar
13,5
12-24 jaar,1e generatie
6,3 12,3
12-24 jaar,2e generatie
8,4
19,6
12-24 jaar, man
6,9 5,4
12-24 jaar, v rouw
1,4
19,3
schoolgaand, laag niv o
11,3 7,7
schoolgaand, mid. niv o
3,1 1,6 1,4
schoolgaand, hoog niv o
11,8
geen nw v sv 0809
4,1 39,4
nw v sv 0809
17,0
7,0
niet werkzoekend
1,9 3,6 2,8
werkzoekend
6,6
geen WWB uitkering
1,9 9,5
WWB uitkering
5,8
0,0
Figuur 5.2:
5,0
10,0
15,0
20,0
25,0
30,0
35,0
40,0
45,0
Aandeel Marokkaans-Nederlandse verdachten (12 jaar e.o.) naar achtergrondkenmerken, in 2009 (in procenten van betreffende deelpopulatie) bron: HKS, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
40
Criminaliteit
5.4
Verdachten 2005-2009 Tot op heden is ingegaan op de betrokkenheid bij criminaliteit in een specifiek onderzoeksjaar. Er is dus gekeken naar welk deel van de bevolking van Zeistin 2009 werd verdacht van een delict. Voor een trendanalyse zou dezelfde methodiek gehanteerd kunnen worden. Voor elk jaar wordt dan onderzocht welk deel van de bevolking in een bepaald jaar als verdachte staat geregistreerd bij de politie. Een trendanalyse is echter nog niet mogelijk. Het is wel mogelijk na te gaan welk deel van de per 1 januari 2009 ingeschreven bevolking op enig moment in de gehele periode 2005-2009 minimaal één keer in aanraking met de politie is gekomen op verdenking van betrokkenheid bij een misdrijf. In figuur 5.3 zien we dat van de gehele bevolking van twaalf jaar en ouder die per 1 januari 2009 in Zeist woont in de periode 2005-2009 5,8 procent minimaal één keer in aanraking gekomen is met de politie op verdenking van een misdrijf. Dit percentage ligt onder Marokkaanse Nederlanders veel hoger. Van de Marokkaanse Nederlanders van twaalf jaar en ouder die per 1 januari 2009 in Zeist wonen, is in de periode 2005-2009 19,4 procent minimaal één keer in aanraking gekomen met de politie op verdenking van een misdrijf (zie figuur 5.3). Uitsplitsing van dit gegeven naar leeftijd en geslacht laat zien dat voor bepaalde subgroepen dit cijfer nog aanzienlijk hoger ligt (zie tabel b5.2 in de bijlage). Van de 12-24-jarige Marokkaans-Nederlandse mannen is in de periode 2005-2009 49,1 procent één keer of meer in aanraking gekomen met de politie. Gemiddeld is in Zeist 18,8 procent van de 12-24-jarige mannen in aanraking geweest met de politie.
41
Hoofdstuk 5
Marokkaans
19,4
Antilliaans
15,3
Surinaams
15,9
Turks
18,2
ov. niet-w esters
10,1
w esters
5,7
autochtoon
4,4
totaal
5,8
0,0
Figuur 5.3:
5,0
10,0
15,0
20,0
25,0
Verdachten 12 jaar en ouder in de periode 2005-2009 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep per 1 januari 2009) bron: HKS, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
5.5
Pleegcarrière In deze paragraaf wordt stilgestaan bij de pleegcarrière van verdachten. Hierbij gaat het erom of een verdachte eenmalig of vaker verdacht is geweest van een misdrijf. Verdachten worden onderscheiden naar first offenders (hier beginners genoemd), meerplegers en veelplegers. Het indelen van verdachten in deze categorieën gebeurt aan de hand van het aantal processen-verbaal van aanhouding dat tegen hen is opgemaakt. Met behulp van het aantal processen-verbaal van aanhouding per individu zijn alle verdachten gecategoriseerd. Een first offender is een verdachte tegen wie niet eerder een proces-verbaal van aanhouding is opgemaakt. Een meerpleger is een verdachte tegen wie 2-5 processen-verbaal (voor strafrechtelijk minderjarigen) of 2-10 processen-verbaal (voor strafrechtelijk meerderjarigen) zijn opgemaakt. Wanneer iemand in een bepaald kalenderjaar voor het eerst als verdachte wordt aangehouden en in hetzelfde jaar nogmaals, dan wordt hij in de jaarcijfers als meerpleger gecategoriseerd. Bij respectievelijk meer dan 5 of meer dan 10 processen-verbaal is men veelpleger.
42
Criminaliteit
26,0
Marokkaans Antilliaans
48,7
36,8
42,1
26,7
Surinaams
26,5
48,6
w esters
37,8
42,7
0%
20%
15,9
43,4
40,7
totaal
13,5
41,5
46,3
autochtoon
3,3
41,2
ov. niet-w esters
10,3
44,8
40% beginner
Figuur 5.4:
21,1
70,0
32,4
Turks
25,3
60% meerpleger
14,5
80%
100%
veelpleger
Verdachten (12 jaar e.o.) naar pleegcarrière, 1 januari 2009 (in procenten van betreffende deelpopulatie) bron: HKS, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
Wanneer we in figuur 5.4 de pleegcarrière van alle verdachten uit Zeist bekijken zien we dat 40,7 procent beginner is, 44,8 procent meerpleger en 14,5 procent veelpleger. Voor de Marokkaans-Nederlandse verdachten valt op dat een relatief kleiner deel beginner is (26,0 procent). Het aandeel meerplegers is iets groter dan gemiddeld (48,7 procent) en een bovengemiddeld deel, namelijk één op de vier van de Marokkaans-Nederlandse verdachten is veelpleger (25,3 procent).
5.6
Aard van de criminaliteit Tot op heden is ingegaan op de vraag of en in welke mate personen worden verdacht van criminaliteit. In paragraaf 5.1 is het verschil uitgelegd tussen verdachten, antecedenten en misdrijven. Het gegeven dat van één verdachte meerdere misdrijven kunnen worden geregistreerd, maakt de analyse en de interpretatie van de aard van de criminaliteit aanzienlijk complexer dan de analyse van de omvang van de criminaliteit. Er zijn verschillende mogelijkheden om de aard van de criminaliteit in kaart te brengen. Vaak wordt dit gedaan op het niveau van het delict. Daarbij wordt de omvang van een bepaald type delict gerelateerd aan het totale aantal gepleegde delicten. Omdat een dergelijke analyse op het niveau van het delict uitsluitend ingaat op de door de verdachten
43
Hoofdstuk 5
gepleegde delicten raakt de relatie met de relatieve omvang van de criminaliteit uit beeld. We presenteren daarom een analyse van de aard van de criminaliteit waarin ook deze relatieve omvang van de criminaliteit is verdisconteerd. In deze analyse wordt het aantal verdachten van een bepaald type delict gerelateerd aan de bevolking. Daarbij wordt een uitsplitsing gemaakt naar herkomstgroep. In figuur 5.5 is deze analyse grafisch weergegeven. In vergelijking met de andere groepen komen onder de Marokkaans-Nederlandse bevolking vermogensdelicten opvallend veel voor, gevolgd door geweldsdelicten. Gemiddeld gezien is het aandeel van Marokkaans-Nederlandse verdachten voor alle soorten delicten hoger dan onder de totale bevolking van Zeist.
Marokkaans
Antilliaans
Surinaams
Turks
ov. niet-w esters
w esters verdacht geweldsdelict (%)
autochtoon
verdacht vermo gensdelict (%) verdacht o penbare o rde (%) verdacht verkeersdelict (%)
totaal
verdacht drugsdelict (%)
0,0
Figuur 5.5:
0,5
1,0
1,5
2,0
2,5
3,0
Verdachten (12 jaar e.o.) en delicttype, 1 januari 2009 (in procenten van betreffende deelpopulatie) bron: HKS, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
44
3,5
Bijlage bij hoofdstuk 2
Tabel b2.1:
Demografische kerncijfers bevolking, 1 januari 2009 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep en absolute aantallen)
Marokkaans aantal Bevolkingsomvang (N)
%
3.246
Aandeel in de bevolking (%)
Antilliaans aantal
%
422 5,4
Surinaams aantal
%
894 0,7
Turks aantal
%
524 1,5
ov. niet-westers aantal
%
1.991 0,9
westers aantal
%
5.834 3,3
autochtoon aantal
%
47.468 9,7
totaal aantal
%
60.379 78,6
100,0
Geslacht Man
1.712
52,7
221
52,4
446
49,9
292
55,7
990
49,7
2.744
47,0
22.621
47,7
29.026
48,1
Vrouw
1.534
47,3
201
47,6
448
50,1
232
44,3
1.001
50,3
3.090
53,0
24.847
52,3
31.353
51,9
1e generatie
1.635
50,4
207
49,1
481
53,8
271
51,7
1.229
61,7
2.232
38,3
-
-
6.055
46,9
2e generatie
1.611
49,6
215
50,9
413
46,2
253
48,3
762
38,3
3.602
61,7
-
-
6.856
53,1
14,3
Generatie
Leeftijd 0-11 jaar
837
25,8
63
14,9
129
14,4
85
16,2
483
24,3
591
10,1
6.456
13,6
8.644
12-17 jaar
348
10,7
55
13,0
104
11,6
73
13,9
219
11,0
343
5,9
3.225
6,8
4.367
7,2
18-24 jaar
433
13,3
110
26,1
117
13,1
89
17,0
249
12,5
472
8,1
3.519
7,4
4.989
8,3
25-44 jaar
1.103
34,0
132
31,3
260
29,1
184
35,1
668
33,6
1.557
26,7
11.210
23,6
15.114
25,0
45-64 jaar
381
11,7
53
12,6
213
23,8
77
14,7
308
15,5
1.827
31,3
13.716
28,9
16.575
27,5
65 jaar e.o.
144
4,4
9
2,1
71
7,9
16
3,1
64
3,2
1.044
17,9
9.342
19,7
10.690
17,7
Leeftijd, generatie 0-11 jaar, 1e generatie
15
1,8
3
4,8
2
1,6
2
2,4
43
8,9
75
12,7
-
-
140
6,4
0-11 jaar, 2e generatie
822
98,2
60
95,2
127
98,4
83
97,6
440
91,1
516
87,3
-
-
2.048
93,6
12-17 jaar, 1e generatie
29
8,3
17
30,9
18
17,3
8
11,0
88
40,2
65
19,0
-
-
225
19,7
12-17 jaar, 2e generatie
319
91,7
38
69,1
86
82,7
65
89,0
131
59,8
278
81,0
-
-
917
80,3
18-24 jaar, 1e generatie
134
30,9
71
64,5
39
33,3
21
23,6
154
61,8
197
41,7
-
-
616
41,9
18-24 jaar, 2e generatie
299
69,1
39
35,5
78
66,7
68
76,4
95
38,2
275
58,3
-
-
854
58,1
25-44 jaar, 1e generatie
932
84,5
64
48,5
159
61,2
148
80,4
603
90,3
620
39,8
-
-
2.526
64,7
25-44 jaar, 2e generatie
171
15,5
68
51,5
101
38,8
36
19,6
65
9,7
937
60,2
-
-
1.378
35,3
45-64 jaar, 1e generatie
381 100,0
45
84,9
194
91,1
77 100,0
290
94,2
719
39,4
-
-
1.706
59,7
0,0
8
15,1
19
8,9
0
0,0
18
5,8
1.108
60,6
-
-
1.153
40,3
144 100,0
7
77,8
69
97,2
15
93,8
51
79,7
556
53,3
-
-
842
62,5
45-64 jaar, 2e generatie 65 jaar e.o., 1e generatie 65 jaar e.o., 2e generatie
0
0
0,0
2
22,2
2
2,8
1
6,3
13
20,3
488
46,7
-
-
506
37,5
Burgerlijke staat Ongehuwd
748
33,8
245
74,2
389
55,3
134
34,1
699
51,0
1.756
34,9
13.055
33,6
17.026
34,8
1.311
59,3
57
17,3
197
28,0
218
55,5
548
40,0
2.409
47,9
19.183
49,4
23.923
48,9
Gescheiden
122
5,5
24
7,3
94
13,4
37
9,4
100
7,3
529
10,5
3.370
8,7
4.276
8,7
Weduwstaat
29
1,3
4
1,2
24
3,4
4
1,0
23
1,7
335
6,7
3.248
8,4
3.667
7,5
Gehuwd
45
Bijlage bij hoofdstuk 3
Tabel b3.1:
Leerlingen (12-22 jaar) in het voortgezet onderwijs, mbo en hoger onderwijs naar etnische herkomst, 1 januari 2009 (in procenten)
Marokkaans aantal
%
Antilliaans aantal
Surinaams
%
aantal
%
Turks aantal
ov. niet-westers
%
aantal
westers
%
aantal
autochtoon
%
aantal
%
totaal aantal
%
Schoolsoort vo
221
50,3
31
30,1
66
58,4
48
61,5
157
58,8
263
59,4
2.605
60,6
3.391
59,0
mbo
181
41,2
20
19,4
34
30,1
24
30,8
63
23,6
82
18,5
687
16,0
1.091
19,0
37
8,4
52
50,5
13
11,5
6
7,7
47
17,6
98
22,1
1.010
23,5
1.263
22,0
ho Voortgezet onderwijs praktijkonderwijs
25
11,3
1
3,2
3
4,5
4
8,3
5
3,2
9
3,4
56
2,1
103
3,0
vo leerjaar 1-2, alg, lj 3
78
35,3
12
38,7
24
36,4
23
47,9
59
37,6
106
40,3
1.067
41,0
1.369
40,4
vmbo bb, leerjaar 3-4
54
24,4
1
3,2
2
3,0
5
10,4
7
4,5
6
2,3
85
3,3
160
4,7
vmbo kb, leerjaar 3-4
18
8,1
1
3,2
10
15,2
6
12,5
8
5,1
3
1,1
75
2,9
121
3,6
vmbo tl-gl, leerjaar 3-4
18
8,1
3
9,7
5
7,6
3
6,3
18
11,5
12
4,6
199
7,6
258
7,6
havo, leerjaar 3-5
14
6,3
5
16,1
11
16,7
2
4,2
23
14,6
53
20,2
399
15,3
507
15,0
vwo, leerjaar 3-6
8
3,6
8
25,8
10
15,2
2
4,2
30
19,1
67
25,5
688
26,4
813
24,0
overig vo
6
2,7
0
0,0
1
1,5
3
6,3
7
4,5
7
2,7
36
1,4
60
1,8
Mbo mbo niveau 1
14
7,7
3
15,0
4
11,8
2
8,3
1
1,6
4
4,9
25
3,6
53
4,9
mbo niveau 2
70
38,7
3
15,0
6
17,6
7
29,2
20
31,7
17
20,7
157
22,9
280
25,7
mbo niveau 3
31
17,1
4
20,0
15
44,1
6
25,0
8
12,7
20
24,4
156
22,7
240
22,0
mbo niveau 4
66
36,5
10
50,0
9
26,5
9
37,5
34
54,0
41
50,0
349
50,8
518
47,5
hbo
33
89,2
38
73,1
10
76,9
6 100,0
29
61,7
57
58,2
550
54,5
723
57,2
wo
4
10,8
14
26,9
3
23,1
0
18
38,3
41
41,8
460
45,5
540
42,8
Hoger onderwijs
Tabel b3.2:
0,0
Nieuwe vsv-ers (12-22 jaar) naar achtergrondkenmerken, in schooljaar 2008/2009 (absolute aantallen en in procenten van betreffende deelpopulatie)
Marokkaans
Antilliaans
Surinaams
Turks
ov.niet-westers
westers
pop. vsv 08/09
pop. vsv 08/09
pop. vsv 08/09
pop. vsv 08/09
pop. vsv 08/09
pop. vsv 08/09
autochtoon pop.
vsv 08/09
totaal pop.
vsv 08/09
N
N
%
N
N
%
N
N
%
N
N
%
N
N
%
N
N
%
N
N
%
N
N
%
378
33
8,7
49
3
6,1
97
6
6,2
68
3
4,4
216
11
5,1
336
16
4,8
3231
99
3,1
4375
171
3,9
Man
182
25 13,7
24
1
4,2
49
3
6,1
36
2
5,6
101
5
5,0
160
9
5,6
1632
53
3,2
2184
98
4,5
Vrouw
196
25
2
8,0
48
3
6,3
32
1
3,1
115
6
5,2
176
7
4,0
1599
46
2,9
2191
73
3,3
Leerlingen vo/mbo Geslacht
8
4,1
Generatie 1e generatie
46
4
8,7
16
3 18,8
18
1
5,6
12
2 16,7
2e generatie
332
29
8,7
33
0
79
5
6,3
56
1
5
0,0
87
6
6,9
64
3
4,7
-
-
-
243
19
7,8
1,8
129
5
3,9
272
13
4,8
-
-
-
901
53
5,9
3
4
1,9
2225
36
1,6
2884
52
1,8
11 10,7
808
47
5,8
1157
86
7,4
33
9,9
Leeftijd 12-16 jaar
192
2,6
29
1
3,4
60
2
3,3
40
1
2,5
130
2,3
208
17-19 jaar
131
16 12,2
11
1
9,1
26
3 11,5
17
1
5,9
61
7 11,5
103
20-22 jaar
55
12 21,8
9
1 11,1
11
1
9,1
11
1
9,1
25
1
4,0
25
1
4,0
198
16
8,1
334
5
2,0
2549
32
1,3
3287
50
1,5
10 12,2
673
58
8,6
1072
105
9,8
Schoolsoort vo
196
mbo
179
2,0
30
1
3,3
63
2
3,2
44
1
2,3
152
5
3,3
253
26 14,5
4
19
2 10,5
34
4 11,8
23
1
4,3
62
4
6,5
82
47
Bijlage bij Hoofdstuk 3
Tabel b3.3:
Over- danwel ondervertegenwoordiging van Marokkaans-Nederlandse voortijdig schoolverlaters (12-22 jaar) in de 22 gemeenten, in schooljaar 2008/2009 (absolute aantallen, in procenten van betreffende bevolkingsgroep en oververtegenwoordiging (ovvt))
12 t/m 22 jaar totaal pop.
vsv N 44.782 43.742 16.050 32.329 5.863 14.160 14.617 7.388 10.047 11.325 6.205 6.683 10.058 4.375 5.594 9.618 5.910 5.880 2.505 2.709 4.498 2.454 266.792
Amsterdam Rotterdam Utrecht Den Haag Gouda Eindhoven Tilburg Leiden 's-Hertogenbosch Amersfoort Roosendaal Helmond Nijmegen Zeist Veenendaal Ede Lelystad Schiedam Culemborg Gorinchem Oosterhout Maassluis Totaal
48
N 2.124 2.518 780 1.561 205 571 740 330 452 381 244 282 414 171 194 330 300 263 85 109 177 81 12.312
pop. % 4,7 5,8 4,9 4,8 3,5 4,0 5,1 4,5 4,5 3,4 3,9 4,2 4,1 3,9 3,5 3,4 5,1 4,5 3,4 4,0 3,9 3,3 4,6
N 8.545 4.989 3.154 3.176 778 629 618 616 553 477 456 361 463 378 409 335 247 233 252 217 160 209 27.255
Marokkaans vsv N 430 320 214 172 47 43 36 27 51 32 28 16 35 33 17 25 13 16 14 8 11 5 1.593
% 5,0 6,4 6,8 5,4 6,0 6,8 5,8 4,4 9,2 6,7 6,1 4,4 7,6 8,7 4,2 7,5 5,3 6,9 5,6 3,7 6,9 2,4 5,8
ovvt 6 11 40 12 73 70 15 -2 105 99 56 5 84 123 20 118 4 54 64 -8 75 -28 27
Bijlage bij hoofdstuk 4
Tabel b4.1:
Personen (15-64 jaar), die per 1 januari 2009 in de gemeente wonen en per 31 december 2008 als werkzoekenden staan geregistreerd (absolute aantallen en in procenten van betreffende deelpopulatie)
Marokkaans pop.
N
NWW
Antilliaans pop.
NWW
Surinaams pop.
NWW
Turks pop.
NWW
ov.niet-westers pop.
NWW
westers pop.
NWW
autochtoon pop.
NWW
totaal pop.
NWW
N
%
N
N
%
N
N
%
N
N
%
N
N
%
N
N
%
N
N
%
N
N
%
2117 166
7,8
333
10
3,0
651
28
4,3
393
27
6,9
1340
94
7,0
4029
115
2,9
30087
573
1,9
38950
1013
2,6
Man
1117
89
8,0
173
4
2,3
331
11
3,3
217
14
6,5
680
48
7,1
1939
59
3,0
14783
263
1,8
19240
488
2,5
Vrouw
1000
77
7,7
160
6
3,8
320
17
5,3
176
13
7,4
660
46
7,0
2090
56
2,7
15304
310
2,0
19710
525
2,7
1469 154 10,5
Totale bevolking (1564) Geslacht
Generatie 1e generatie
194
6
3,1
406
23
5,7
251
24
9,6
1094
92
8,4
1572
48
3,1
-
-
-
4986
347
7,0
648
12
1,9
139
4
2,9
245
5
2,0
142
3
2,1
246
2
0,8
2457
67
2,7
-
-
-
3877
93
2,4
15-24 jaar
633
10
1,6
148
0
0,0
178
2
1,1
132
2
1,5
364
6
1,6
645
2
0,3
5161
32
0,6
7261
54
0,7
25-34 jaar
628
45
7,2
74
3
4,1
119
7
5,9
91
7
7,7
332
17
5,1
629
11
1,7
4613
48
1,0
6486
138
2,1
35-44 jaar
475
60 12,6
58
3
5,2
141
5
3,5
93
6
6,5
336
33
9,8
928
27
2,9
6597
124
1,9
8628
258
3,0
45-54 jaar
231
34 14,7
38
2
5,3
133
7
5,3
59
11 18,6
199
22 11,1
917
37
4,0
6949
172
2,5
8526
285
3,3
55-64 jaar
150
17 11,3
15
2 13,3
80
7
8,8
18
1
5,6
109
16 14,7
910
38
4,2
6767
197
2,9
8049
278
3,5
2e generatie Leeftijd
Leeftijd, generatie 15-24 jaar,1e generatie
156
6
3,8
85
0
0,0
53
1
1,9
26
0
0,0
201
5
2,5
233
0
0,0
-
-
-
754
12
1,6
15-24 jaar,2e generatie
477
4
0,8
63
0
0,0
125
1
0,8
106
2
1,9
163
1
0,6
412
2
0,5
-
-
-
1346
10
0,7
25-34 jaar,1e generatie
462
37
8,0
38
1
2,6
54
4
7,4
57
6 10,5
290
17
5,9
302
5
1,7
-
-
-
1203
70
5,8
25-34 jaar,2e generatie
166
8
4,8
36
2
5,6
65
3
4,6
34
1
2,9
42
0
0,0
327
6
1,8
-
-
-
670
20
3,0
35-44 jaar,1e generatie
-
-
-
26
2
7,7
105
4
3,8
-
-
-
874
98
11
318
11
3,5
-
-
-
1323
115
8,7
35-44 jaar,2e generatie
-
-
-
32
1
3,1
36
1
2,8
-
-
-
30
1
3,3
610
16
2,6
-
-
-
708
19
2,7
49
Bijlage bij Hoofdstuk 4
Tabel b4.2:
Personen (15-64 jaar), die per 1 januari 2009 in de gemeente wonen met een WWB- of IOA uitkering naar achtergrondkenmerken, 1 januari 2009 (absolute aantallen en in procenten van betreffende deelpopulatie)
Marokkaans
Antilliaans
Surinaams
Turks
ov.niet-westers
westers
pop. WWB/IOA
pop. WWB/IOA
pop. WWB/IOA
pop. WWB/IOA
pop. WWB/IOA
pop. WWB/IOA
N
WWB/IOA
totaal pop.
WWB/IOA
N
%
N
N
%
N
N
%
N
N
%
2117 126
6,0
333
11
3,3
651
25
3,8
393
17
4,3
Man
1117
82
7,3
173
6
3,5
331
12
3,6
217
4
1,8
680
50
7,4
1939
30
1,5
14783
117
0,8
19240
301
1,6
Vrouw
1000
44
4,4
160
5
3,1
320
13
4,1
176
13
7,4
660
55
8,3
2090
51
2,4
15304
213
1,4
19710
394
2,0
Totale bevolking (15-64)
N
autochtoon pop.
N
%
N
N
%
N
N
%
N
N
%
1340 105
7,8
4029
81
2,0
30087
330
1,1
38950
695
1,8
Geslacht
Generatie 1e generatie 2e generatie
1469 116 648
10
7,9
194
10
5,2
406
21
5,2
251
16
6,4
1,5
139
1
0,7
245
4
1,6
142
1
0,7
1094 104 246
1
9,5
1572
43
2,7
-
-
-
4986
310
6,2
0,4
2457
38
1,5
-
-
-
3877
55
1,4
Leeftijd 15-24 jaar
633
3
0,5
148
0
0,0
178
2
1,1
132
1
0,8
364
3
0,8
645
3
0,5
5161
13
0,3
7261
25
0,3
25-34 jaar
628
33
5,3
74
2
2,7
119
9
7,6
91
5
5,5
332
30
9,0
629
5
0,8
4613
36
0,8
6486
120
1,9
35-44 jaar
475
46
9,7
58
2
3,4
141
3
2,1
93
5
5,4
336
36 10,7
928
23
2,5
6597
70
1,1
8628
185
2,1
45-54 jaar
231
23 10,0
38
4 10,5
133
3
2,3
59
6 10,2
199
21 10,6
917
18
2,0
6949
92
1,3
8526
167
2,0
55-64 jaar
150
21 14,0
15
3 20,0
80
8 10,0
18
0
0,0
109
15 13,8
910
32
3,5
6767
119
1,8
8049
198
2,5
Leeftijd, generatie 15-24 jaar,1e generatie
156
1
0,6
85
0
0,0
53
2
3,8
26
0
0,0
201
3
1,5
233
1
0,4
-
-
-
754
7
0,9
15-24 jaar,2e generatie
477
2
0,4
63
0
0,0
125
0
0,0
106
1
0,9
163
0
0,0
412
2
0,5
-
-
-
1346
5
0,4
25-34 jaar,1e generatie
462
25
5,4
38
1
2,6
54
5
9,3
57
5
8,8
290
302
3
1,0
-
-
-
1203
69
5,7
25-34 jaar,2e generatie
166
8
4,8
36
1
2,8
65
4
6,2
34
0
0,0
42
0
0,0
327
2
0,6
-
-
-
670
15
2,2
35-44 jaar,1e generatie
-
-
-
26
2
7,7
105
3
2,9
-
-
-
874
86
9,8
318
12
3,8
-
-
-
1323
103
7,8
35-44 jaar,2e generatie
-
-
-
32
0
0,0
36
0
0,0
-
-
-
30
1
3,3
610
11
1,8
-
-
-
708
12
1,7
50
30 10,3
Bijlage bij Hoofdstuk 4
Tabel b4.3:
Werkzoekenden (15-64 jaar) naar duur, fase, opleidings- en beroepsniveau en etnische herkomst, 31 december 2008 (absolute aantallen en procenten)
Marokkaans aantal
%
Antilliaans aantal
Surinaams
%
aantal
%
Turks aantal
ov. niet-westers
westers
autochtoon
totaal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
29,5
Duur 0-6 maanden
43
25,9
2
20,0
12
42,9
7
25,9
22
23,4
30
26,1
183
31,9
299
7-12 maanden
21
12,7
3
30,0
5
17,9
3
11,1
14
14,9
19
16,5
75
13,1
140
13,8
1-2 jaar
10
6,0
3
30,0
2
7,1
4
14,8
10
10,6
16
13,9
62
10,8
107
10,6
2-5 jaar
44
26,5
2
20,0
7
25,0
8
29,6
24
25,5
22
19,1
129
22,5
236
23,3
meer dan 5 jaar
48
28,9
0
0,0
2
7,1
5
18,5
24
25,5
28
24,3
124
21,6
231
22,8
Fasering UWV Fase 1
26
15,7
2
20,0
8
29,6
8
29,6
12
12,8
19
16,5
145
25,3
220
21,7
Fase 2
19
11,4
2
20,0
6
22,2
2
7,4
17
18,1
30
26,1
136
23,7
212
20,9
Fase 3
59
35,5
1
10,0
6
22,2
10
37,0
29
30,9
25
21,7
137
23,9
267
26,4
Fase 4
62
37,3
5
50,0
7
25,9
7
25,9
36
38,3
41
35,7
155
27,1
313
30,9
Geen of lager onderwijs
86
51,8
3
30,0
6
21,4
11
42,3
35
37,2
25
21,7
99
17,4
265
26,3
vmbo
42
25,3
4
40,0
12
42,9
10
38,5
27
28,7
28
24,3
149
26,2
272
27,0
havo/vwo/mbo
29
17,5
2
20,0
8
28,6
2
7,7
19
20,2
31
27,0
145
25,5
236
23,4
9
5,4
1
10,0
2
7,1
3
11,5
13
13,8
31
27,0
175
30,8
234
23,2
Elementair
65
42,2
1
10,0
7
28,0
14
51,9
33
38,4
18
16,8
72
13,1
210
21,9
Laag
60
39,0
7
70,0
11
44,0
8
29,6
28
32,6
35
32,7
175
31,8
324
33,8
Middelbaar
19
12,3
2
20,0
6
24,0
2
7,4
10
11,6
30
28,0
146
26,5
215
22,4
Hoger/wetenschappelijk
10
6,5
0
0,0
1
4,0
3
11,1
15
17,4
24
22,4
157
28,5
210
21,9
Opleidingsniveau
hbo/wo Beroepsniveau
Tabel b4.4:
Personen (15-64 jaar) met een WWB- of IOA uitkering naar uitkeringsduur, 1 januari 2009 (absolute aantallen en procenten) Marokkaans
Antilliaans
Surinaams
Turks
ov. niet-westers
westers
autochtoon
totaal
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
0-6 maanden
22
17,5
3
27,3
5
20,0
1
5,9
17
16,2
10
12,3
34
10,3
92
13,2
7-12 maanden
7
5,6
3
27,3
3
12,0
1
5,9
6
5,7
4
4,9
23
7,0
47
6,8
16
12,7
0
0,0
2
8,0
4
23,5
23
21,9
15
18,5
36
10,9
96
13,8
Uitkeringsduur (WWB/IOA)
1-2 jaar 2-5 jaar
25
19,8
2
18,2
8
32,0
3
17,6
25
23,8
17
21,0
71
21,5
151
21,7
meer dan 5 jaar
56
44,4
3
27,3
7
28,0
8
47,1
34
32,4
35
43,2
166
50,3
309
44,5
51
Bijlage bij Hoofdstuk 4
Tabel b4.5:
Amsterdam Rotterdam Utrecht Den Haag Gouda Eindhoven Tilburg Leiden 's-Hertogenbosch Amersfoort Roosendaal Helmond Nijmegen Zeist Veenendaal Ede Lelystad Schiedam Culemborg Gorinchem Oosterhout Maassluis Totaal
Tabel b4.6:
Amsterdam Rotterdam Utrecht Den Haag Gouda Eindhoven Tilburg Leiden 's-Hertogenbosch Amersfoort Roosendaal Helmond Nijmegen Zeist Veenendaal Ede Lelystad Schiedam Culemborg Gorinchem Oosterhout Maassluis Totaal
Over- danwel ondervertegenwoordiging van Marokkaans-Nederlandse werkzoekenden (15-64 jaar en 15-24 jaar) in de 22 gemeenten, 31 december 2008 (absolute aantallen, in procenten van betreffende bevolkingsgroep en oververtegenwoordiging (ovvt)
15 t/m 64 jaar totaal Marokkaans pop. werkzoekend pop. werkzoekend N N % N N % 553.675 38.005 6,9 44.616 6.591 14,8 405.970 29.100 7,2 24.042 3.821 15,9 220.180 7.303 3,3 16.321 1.510 9,3 335.137 15.273 4,6 16.975 1.697 10,0 47.347 2.077 4,4 4.063 597 14,7 146.415 6.024 4,1 3.432 348 10,1 142.574 5.179 3,6 3.402 305 9,0 85.269 3.449 4,0 3.224 503 15,6 95.516 3.424 3,6 2.910 279 9,6 96.561 3.261 3,4 2.717 283 10,4 51.479 1.501 2,9 2.228 159 7,1 59.332 3.488 5,9 2.193 323 14,7 116.834 7.185 6,1 2.201 365 16,6 38.950 1.013 2,6 2.117 166 7,8 70.375 51.673 51.167 18.325 23.034 36.150 20.956 2.666.919
1.854 2.223 2.220 668 742 1.051 614 135.654
2,6 4,3 4,3 3,6 3,2 2,9 2,9 5,1
1.453 1.408 1.319 1.100 1.067 725 793 138.306
183 121 124 179 70 51 80 17.755
12,6 8,6 9,4 16,3 6,6 7,0 10,1 12,8
ovvt 115 122 179 119 235 146 147 286 167 208 145 151 170 201
15 t/m 24 jaar totaal Marokkaans pop. werkzoekend pop. werkzoekend N N % N N % 97.282 2.316 2,4 12.408 475 3,8 81.320 1.394 1,7 6.685 177 2,6 49.860 474 1,0 4.404 116 2,6 59.769 1.083 1,8 4.836 173 3,6 8.629 99 1,1 1.156 29 2,5 27.812 329 1,2 884 19 2,1 30.466 569 1,9 878 37 4,2 18.552 189 1,0 838 31 3,7 16.118 222 1,4 825 21 2,5 16.062 209 1,3 686 19 2,8 8.867 86 1,0 635 10 1,6 9.717 280 2,9 535 30 5,6 27.658 486 1,8 635 38 6,0 7.261 54 0,7 633 10 1,6
ovvt 61 54 177 97 119 82 126 263 85 113 62 95 241 112
378 100 117 346 104 142 244 152
14.720 9.062 8.983 3.117 3.925 5.872 3.562 508.614
209 -57 159 27 63 49 95 95
136 168 137 18 50 64 28 8.391
0,9 1,9 1,5 0,6 1,3 1,1 0,8 1,6
456 375 355 272 338 185 261 38.280
13 3 14 2 7 3 4 1.231
2,9 0,8 3,9 0,7 2,1 1,6 1,5 3,2
Over- danwel ondervertegenwoordiging van Marokkaans-Nederlandse uitkeringsontvangers (15-64 jaar en 1524 jaar) in de 22 gemeenten, 1 januari 2009 (absolute aantallen, in procenten van betreffende bevolkingsgroep en oververtegenwoordiging (ovvt))
15 t/m 64 jaar totaal Marokkaans pop. WWB/IOA pop. WWB/IOA N N % N N % 553.675 34.931 6,3 44.616 5.538 12,4 405.970 29.186 7,2 24.042 3.441 14,3 220.180 6.128 2,8 16.321 1.295 7,9 335.137 16.158 4,8 16.975 1.657 9,8 47.347 1.103 2,3 4.063 309 7,6 146.415 4.964 3,4 3.432 327 9,5 142.574 4.470 3,1 3.402 255 7,5 85.269 2.888 3,4 3.224 389 12,1 95.516 2.965 3,1 2.910 315 10,8 96.561 2.320 2,4 2.717 213 7,8 51.479 816 1,6 2.228 111 5,0 59.332 1.908 3,2 2.193 179 8,2 116.834 4.936 4,2 2.201 249 11,3 38.950 695 1,8 2.117 126 6,0 40.866 914 2,2 1.844 165 8,9 70.375 1.149 1,6 1.453 131 9,0 51.673 1.259 2,4 1.408 76 5,4 51.167 1.824 3,6 1.319 112 8,5 18.325 393 2,1 1.100 113 10,3 23.034 469 2,0 1.067 41 3,8 36.150 563 1,6 725 46 6,3 20.956 557 2,7 793 76 9,6 2.707.785 120.596 4,5 140.150 15.164 10,8
52
ovvt 97 99 185 102 226 181 139 256 249 226 214 154 168 234 300 452 122 138 379 89 307 261 143
15 t/m 24 jaar totaal Marokkaans pop. WWB/IOA pop. WWB/IOA N N % N N % 97.282 691 0,7 12.408 135 1,1 81.320 1.160 1,4 6.685 157 2,3 49.860 381 0,8 4.404 77 1,7 59.769 897 1,5 4.836 122 2,5 8.629 38 0,4 1.156 5 0,4 27.812 379 1,4 884 24 2,7 30.466 394 1,3 878 10 1,1 18.552 117 0,6 838 11 1,3 16.118 126 0,8 825 9 1,1 16.062 124 0,8 686 8 1,2 8.867 31 0,3 635 5 0,8 9.717 139 1,4 535 21 3,9 27.658 248 0,9 635 15 2,4 7.261 25 0,3 633 3 0,5 7.923 61 0,8 507 14 2,8 14.720 77 0,5 456 7 1,5 9.062 81 0,9 375 3 0,8 8.983 88 1,0 355 4 1,1 3.117 21 0,7 272 5 1,8 3.925 20 0,5 338 2 0,6 5.872 22 0,4 185 0 0,0 3.562 30 0,8 261 5 1,9 516.537 5.150 1,0 38.787 642 1,7
ovvt 53 65 129 68 -2 99 -12 108 40 51 125 174 163 38 259 193 -10 15 173 16 -100 127 66
Bijlage bij hoofdstuk 5
Tabel b5.1:
Verdachten (12 jaar e.o.) naar achtergrondkenmerken, in 2009 (absolute aantallen en in procenten van betreffende deelpopulatie)
Marokkaans pop.
N
verdacht
Antilliaans pop.
verdacht
Surinaams pop.
verdacht
Turks pop.
verdacht
ov. niet-westers pop.
verdacht
westers pop.
verdacht
autochtoon pop.
verdacht
totaal pop.
verdacht
N
%
N
N
%
N
N
%
N
N
%
N
N
%
N
N
%
N
N
%
N
N
%
2409 154
6,4
359
19
5,3
765
30
3,9
439
34
7,7
1508
37
2,5
5243
82
1,6
41012
458
1,1
51735
814
1,6
Man
1284 129 10,0
187
17
9,1
378
23
6,1
244
32 13,1
Vrouw
1125
25
2,2
172
2
1,2
387
7
1,8
195
1e generatie
1620
65
4,0
204
12
5,9
479
14
2,9
269
2e generatie
789
89 11,3
155
7
4,5
286
16
5,6
170
12-17 jaar
348
43 12,4
55
9 16,4
104
8
7,7
73
12 16,4
219
7
3,2
343
11
3,2
3225
81
2,5
4367
171
3,9
18-24 jaar
433
55 12,7
110
7
6,4
117
8
6,8
89
12 13,5
249
9
3,6
472
20
4,2
3519
107
3,0
4989
218
4,4
25-44 jaar
1103
51
4,6
132
3
2,3
260
9
3,5
184
10
5,4
668
16
2,4
1557
30
1,9
11210
171
1,5
15114
290
1,9
45-64 jaar
381
5
1,3
53
0
0,0
213
5
2,3
77
0
0,0
308
5
1,6
1827
18
1,0
13716
84
0,6
16575
117
0,7
65 jaar e.o.
144
-
-
9
-
-
71
-
-
16
-
-
64
-
-
1044
-
-
9342
15
0,2
10690
18
0,2
2
Bevolking (12 jr eo) Geslacht
749
30
4,0
2438
60
2,5
19316
372
1,9
24596
663
2,7
2
1,0
759
7
0,9
2805
22
0,8
21696
86
0,4
27139
151
0,6
9
3,3
1186
28
2,4
2157
27
1,3
-
-
-
5915
155
2,6
25 14,7
322
9
2,8
3086
55
1,8
-
-
-
4808
201
4,2
Generatie
Leeftijd
Leeftijd, generatie 12-24 jaar,1e generatie
163
22 13,5
88
12-24 jaar,2e generatie
618
76 12,3
77
10 11,4
57
4
7,0
29
6,9
242
8
3,3
262
7
2,7
-
-
-
841
53
6,3
7,8
164
12
7,3
133
22 16,5
226
8
3,5
553
24
4,3
-
-
-
1771
148
8,4
14 15,7
128
14 10,9
93
23 24,7
225
13
5,8
377
22
5,8
3356
158
4,7
4661
321
6,9
243
3
1,2
438
9
2,1
3388
30
0,9
4695
68
1,4
12
8,8
1166
66
5,7
1683
137
8,1
4 10,3
398
27
6,8
717
6
Leeftijd, geslacht 12-24 jaar, man
393
77 19,6
89
12-24 jaar, vrouw
388
21
5,4
76
2
2,6
93
2
2,2
69
1
1,4
Schoolsoort niet schoolgaand*
170
30 17,6
33
6 18,2
57
5
8,8
42
12 28,6
78
6
7,7
137
schoolgaand, laag nivo
181
35 19,3
9
2 22,2
25
3 12,0
24
6 25,0
41
4
9,8
39
schoolgaand, mid. nivo
195
15
7,7
26
0
0,0
49
3
6,1
41
2
4,9
117
4
3,4
156
5
3,2
1561
38
2,4
2145
67
3,1
schoolgaand, hoog nivo
63
1
1,6
68
5
7,4
39
2
5,1
13
0
0,0
109
1
0,9
248
3
1,2
2343
27
1,2
2883
39
1,4
625
74 11,8
-
-
-
175
12
6,9
-
-
-
661
48 7,26
648
25
3,9
5647
159
2,8
7756
318
4,1
33
13 39,4
-
-
-
6
2 33,3
-
-
-
17
5 29,4
16
1
6,3
99
8
8,1
171
7,0
323
18
5,6
623
28
4,5
366
28
7,7
1246
33
2,6
3914
70
1,8
29514
414
1,4
37937
728
1,9
3,6
10
1 10,0
28
1
3,6
27
4 14,8
94
3
3,2
115
3
2,6
573
10
1,7
1013
28
2,8
6,6
322
19
5,9
626
27
4,3
376
32
8,5
1235
30
2,4
3948
70
1,8
29757
407
1,4
38255
716
1,9
9,5
11
0
0,0
25
2
8,0
17
0
0,0
105
6
5,7
81
3
3,7
330
17
5,2
695
40
5,8
81 11,3
Nieuw vsv 08/09 geen nw vsv0809 nw vsv0809
29 17,0
Werk niet werkzoekend werkzoekend
1951 137 166
6
Uitkering geen WWB uitkering WWB uitkering
1991 131 126
12
53
Tabel b5.2:
Personen (12 jaar e.o.) die per 1 januari 2009 in de gemeente wonen en in de periode 2005-2009 werden verdacht van een delict naar achtergrondkenmerken (absolute aantallen en in procenten van betreffende bevolkingsgroep)
Marokkaans pop.
N
verdacht
%
N
2409 467 19,4
359
Man
1284 388 30,2
Vrouw
1125
7,0
1e generatie 2e generatie
Bevolking (12 jr eo)
N
Antilliaans pop.
verdacht
N
%
Surinaams pop.
N
verdacht
N
Turks pop.
verdacht
%
N
N
%
55 15,3
765 122 15,9
439
80 18,2
187
42 22,5
378
86 22,8
244
73 29,9
172
13
7,6
387
36
9,3
195
1620 225 13,9
204
34 16,7
479
64 13,4
269
31 11,5
789 242 30,7
155
21 13,5
286
58 20,3
170
49 28,8
ov. niet-westers pop.
N
verdacht
N
%
westers pop.
N
verdacht
autochtoon pop.
verdacht
totaal pop.
verdacht
N
%
N
N
%
N
N
%
1508 153 10,1
5243 299
5,7
41012
1811
4,4
51735
2987
5,8
749 120 16,0 759
Geslacht
79
7
3,6
2438 227
9,3
19316
1423
7,4
24596
2359
9,6
33
4,3
2805
72
2,6
21696
388
1,8
27139
628
2,3
1186 115
9,7
2157 103
4,8
-
-
-
5915
572
9,7
38 11,8
3086 196
6,4
-
-
-
4808
604 12,6
Generatie
322
Leeftijd 12-17 jaar
348
91 26,1
55
19 34,5
104
24 23,1
73
20 27,4
219
36 16,4
343
32
9,3
3225
198
6,1
4367
420
18-24 jaar
433 153 35,3
110
14 12,7
117
33 28,2
89
29 32,6
249
37 14,9
472
56 11,9
3519
369 10,5
4989
691 13,9
9,6
25-44 jaar
1103 195 17,7
132
19 14,4
27 14,7
260
42 16,2
184
668
58
8,7
1557 116
7,5
11210
659
5,9
15114
1116
7,4
45-64 jaar
381
24
6,3
53
3
5,7
213
22 10,3
77
4
5,2
308
22
7,1
1827
81
4,4
13716
486
3,5
16575
642
3,9
65 jaar e.o.
144
-
-
9
-
-
71
16
-
-
64
-
-
1044
-
-
9342
99
1,1
10690
118
1,1
-
-
Leeftijd, generatie 12-24 jaar,1e generatie
163
43 26,4
88
18 20,5
57
19 33,3
29
10 34,5
242
42 17,4
262
24
9,2
-
-
-
841
156 18,5
12-24 jaar,2e generatie
618 201 32,5
77
15 19,5
164
38 23,2
133
39 29,3
226
31 13,7
553
64 11,6
-
-
-
1771
388 21,9
12-24 jaar, man
393 193 49,1
89
26 29,2
128
44 34,4
93
46 49,5
12-24 jaar, vrouw
388
51 13,1
76
93
13 14,0
69
Leeftijd, geslacht
7
9,2
3
4,3
225
54 24,0
377
64 17,0
3356
448 13,3
4661
875 18,8
243
19
7,8
438
24
5,5
3388
119
3,5
4695
236
5,0
Schoolsoort niet schoolgaand*
170
91 53,5
33
16 48,5
57
27 47,4
42
23 54,8
78
33 42,3
137
39 28,5
1166
230 19,7
1683
459 27,3
schoolgaand, laag nivo
181
66 36,5
9
5 55,6
25
12 48,0
24
8 33,3
41
9 22,0
39
10 25,6
398
75 18,8
717
185 25,8
schoolgaand, mid. nivo
195
39 20,0
26
2
7,7
49
5 10,2
41
7 17,1
117
15 12,8
156
11
7,1
1561
88
5,6
2145
167
7,8
schoolgaand, hoog nivo
63
4,8
68
5
7,4
39
3
7,7
13
0
0,0
109
6
2,4
2343
73
3,1
2883
93
3,2
625 191 30,6
461
8,2
7756
892 11,5
23 23,2
171
59 34,5
3
3
2,8
248
661 128
19
648
66 10,2
5647
53
16
4 25,0
99
Nieuw vsv 08/09 geen nw vsv0809 nw vsv0809
-
-
-
175
46 26,3
-
-
-
19 57,6
-
-
-
6
4 66,7
-
-
-
1951 413 21,2
623 104 16,7
33
17
9
Werk niet werkzoekend werkzoekend
323
51 15,8
28 16,9
10
3 30,0
1991 409 20,5
322
50 15,5
11
4 36,4
166
366
71 19,4
14 50,0
27
6 22,2
626 110 17,6
376
76 20,2
28
1246 135 10,8 94
11 11,7
3914 262
6,7
29514
1621
5,5
37937
11
9,6
573
52
9,1
1013
3948 260
6,6
29757
1619
5,4
38255
13 16,0
330
54 16,4
695
115
2657
7,0
125 12,3
Uitkering geen WWB uitkering WWB uitkering
126
32 25,4
54
25
8 32,0
17
1
5,9
1235 129 10,4 105
17 16,2
81
2653
6,9
129 18,6
Bijlage bij Hoofdstuk 5
Tabel b5.3:
Verdachten (12 jaar e.o.) naar pleegcarrière, antecendeten en delicten van verdachten, in 2009 (absolute aantallen en in procenten van betreffende bevolkingsgroep)
Marokkaans aantal Verdachten (N)
%
154 100,0
Antilliaans aantal
%
19 100,0
Surinaams aantal
%
30 100,0
Turks aantal
ov. niet-westers
%
aantal
%
34 100,0
37
100,0
westers aantal
%
82 100,0
autochtoon aantal
%
458 100,0
totaal aantal
%
814 100,0
Pleegcarrière beginner
40
26,0
7
36,8
8
26,7
11
32,4
18
48,6
35
42,7
212
46,3
331
40,7
meerpleger
75
48,7
8
42,1
21
70,0
14
41,2
14
37,8
34
41,5
199
43,4
365
44,8
veelpleger
39
25,3
4
21,1
1
3,3
9
26,5
5
13,5
13
15,9
47
10,3
118
14,5
Antecedenten 2009
229
23
35
49
53
Delicten 2009
308 100,0
31 100,0
50 100,0
67 100,0
69
100,0
109
549
1.047
163 100,0
663 100,0
1.351 100,0
waaronder geweldsdelicten
60
19,5
9
29,0
20
40,0
13
19,4
14
20,3
38
23,3
126
19,0
280
20,7
147
47,7
12
38,7
13
26,0
24
35,8
25
36,2
47
28,8
176
26,5
444
32,9
openbare orde
53
17,2
6
19,4
9
18,0
7
10,4
6
8,7
36
22,1
117
17,6
234
17,3
verkeer
26
8,4
3
9,7
6
12,0
11
16,4
10
14,5
24
14,7
163
24,6
243
18,0
drugs
8
2,6
0
0,0
0
0,0
7
10,4
10
14,5
3
1,8
22
3,3
50
3,7
overig
14
4,5
1
3,2
2
4,0
5
7,5
4
5,8
15
9,2
59
8,9
100
7,4
vermogensdelicten
verdacht als % bevolking verdacht totaal (%)
6,4
5,3
3,9
7,7
2,5
1,6
1,1
1,6
verdacht geweldsdelict (%)
1,9
1,4
1,8
3,0
0,7
0,4
0,3
0,4 0,5
verdacht vermogensdelict (%)
3,2
2,2
0,9
2,7
1,0
0,5
0,3
verdacht openbare orde (%)
1,5
1,4
0,8
1,6
0,4
0,2
0,2
0,3
verdacht verkeersdelict (%)
0,8
0,6
0,8
1,8
0,4
0,5
0,4
0,4
verdacht drugsdelict (%)
0,3
0,0
0,0
0,9
0,3
0,1
0,0
0,1
verdacht overig delict (%)
0,5
0,3
0,3
1,1
0,3
0,2
0,1
0,2
55
Tabel b5.4:
Over- danwel, ondervertegenwoordiging van Marokkaans-Nederlandse verdachten (12 jaar en ouder en 12 t/m 24 jaar) in de 22 gemeenten, in 2009 (absolute aantallen, in procenten van betreffende bevolkingsgroep en oververtegenwoordiging (ovvt))
12 jaar en ouder totaal pop. Amsterdam Rotterdam Utrecht Den Haag Gouda Eindhoven Tilburg Leiden 's-Hertogenbosch Amersfoort Roosendaal Helmond Nijmegen Zeist Veenendaal Ede Lelystad Schiedam Culemborg Gorinchem Oosterhout Maassluis Totaal
N 657.759 508.671 257.593 413.517 60.078 185.763 176.386 102.734 119.007 118.731 67.100 73.900 142.865 51.735 51.661 90.446 61.958 65.163 22.904 29.503 46.840 27.151 3.331.465
verdacht N % 11.988 1,8 10.413 2,0 4.719 1,8 10.136 2,5 1.040 1,7 1.952 1,1 2.384 1,4 1.714 1,7 1.428 1,2 1.829 1,5 737 1,1 1.095 1,5 1.923 1,3 814 1,6 638 1,2 976 1,1 1.135 1,8 1.125 1,7 242 1,1 469 1,6 656 1,4 356 1,3 57.769 1,7
56
Marokkaans pop. verdacht N N % 51.123 2.298 4,5 27.664 1.272 4,6 19.256 1.265 6,6 19.283 1.189 6,2 4.804 342 7,1 3.991 123 3,1 3.908 168 4,3 3.752 211 5,6 3.315 170 5,1 3.141 190 6,0 2.610 117 4,5 2.536 93 3,7 2.519 130 5,2 2.409 154 6,4 2.201 107 4,9 1.719 115 6,7 1.591 80 5,0 1.474 76 5,2 1.350 35 2,6 1.248 76 6,1 870 48 5,5 905 36 4,0 161.669 8.295 5,1
ovvt 147 125 259 152 311 193 218 237 327 293 308 147 283 306 294 520 174 199 145 283 294 203 196
12 t/m 24 jaar totaal Marokkaans pop. verdacht pop. verdacht N N % N N % 117.194 4.698 4,0 15.946 1.371 8,6 99.841 4.188 4,2 8.948 748 8,4 57.130 1.991 3,5 5.813 756 13,0 74.809 3.775 5,0 6.238 662 10,6 11.257 480 4,3 1.497 206 13,8 33.906 770 2,3 1.165 68 5,8 36.870 1.065 2,9 1.153 109 9,5 21.875 677 3,1 1.119 108 9,7 20.647 539 2,6 1.072 101 9,4 21.372 734 3,4 896 104 11,6 11.766 334 2,8 856 68 7,9 12.819 433 3,4 710 51 7,2 32.327 764 2,4 808 74 9,2 9.356 389 4,2 781 98 12,5 10.430 283 2,7 691 70 10,1 19.075 471 2,5 604 72 11,9 11.713 477 4,1 470 44 9,4 11.525 428 3,7 452 36 8,0 4.282 94 2,2 405 23 5,7 5.205 212 4,1 438 51 11,6 7.901 324 4,1 274 37 13,5 4.598 148 3,2 344 29 8,4 635.898 23.274 3,7 50.680 4.886 9,6
ovvt 114 99 273 110 223 157 227 212 261 238 180 113 288 202 273 383 130 114 159 186 229 162 163
Begrippenlijst
Allochtoon 13 Een allochtoon is gedefinieerd als een persoon van wie ten minste één van de ouders in het buitenland geboren is. Definitie conform CBS
Antilliaanse Nederlander Een op de Nederlandse Antillen of Aruba geboren persoon van wie ten minste één ouder in het buitenland geboren is (eerste generatie) of een in Nederland geboren persoon van wie de moeder op de Nederlandse Antillen of Aruba is geboren of, in het geval de moeder in Nederland is geboren, de vader op de Nederlandse Antillen of Aruba is geboren (de tweede generatie). Definitie conform CBS Autochtoon Persoon van wie de beide ouders in Nederland zijn geboren. Definitie conform CBS Eerste generatie allochtoon Persoon die in het buitenland is geboren en van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren. Definitie conform CBS
First offender (of beginner) Verdachte van een misdrijf tegen wie voor het eerst een proces-verbaal van aanhouding is opgemaakt. IOAW Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW). De wet biedt een inkomensgarantie op het niveau van het sociaal minimum aan oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, van wie het recht op uitkering op grond van de Werkloosheidswet is geëindigd. Bron: CBS
13
57
Voor uitzonderingen en specificaties zie: http://www.cbs.nl/nlNL/menu/methoden/begrippen/default.htm?ConceptID=315
IOAZ Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ). De wet biedt een inkomensgarantie op het niveau van het sociaal minimum aan oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, van wie het inkomen duurzaam minder bedraagt dan het sociaal minimum en die als gevolg daarvan het bedrijf of beroep hebben beëindigd. Bron: CBS Marokkaanse Nederlander Een in Marokko geboren persoon van wie ten minste één ouder in het buitenland geboren is (eerste generatie) of een in Nederland geboren persoon van wie de moeder in Marokko is geboren of, in het geval de moeder in Nederland is geboren, de vader in Marokko is geboren (de tweede generatie). Definitie conform CBS Meerpleger Meerderjarige verdachte van misdrijven tegen wie 2 t/m 10 processenverbaal van aanhouding zijn opgemaakt, waarvan ten minste één in het peiljaar. Of een minderjarige verdachte van misdrijven tegen wie 2 t/m 5 processen-verbaal van aanhouding zijn opgemaakt, waarvan ten minste één in het peiljaar. Bron: KLPD-Dienst IPOL Middelbaar beroepsonderwijs (mbo) Het mbo leidt op tot kwalificaties op vier niveaus. Mbo niveau 1 (assistent) ligt op een lager niveau dan de basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo en lijkt qua inhoud op de meest eenvoudige opleidingen van het vroegere leerlingwezen. De assistentenopleiding kan sinds 2004/05 ook gevolgd worden door leerlingen van het vmbo die niet in staat zijn de normale basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo te volgen. Mbo niveaus 2-4 (basisberoepsbeoefenaar, zelfstandig beroepsbeoefenaar, middenkaderfunctionaris/specialist) komen overeen met de andere opleidingen van het leerlingwezen en het vroegere (k)mbo. Bron: CBS
Misdrijf Strafbaar feit van de ernstige soort dat als zodanig is omschreven en strafbaar is gesteld in de strafwetten. Voor de indeling van misdrijven zie technische toelichting. Bron: KLPD-Dienst IPOL
58
NWW Niet-werkende werkzoekende (nww) Een niet-werkende werkzoekende is een persoon die bij een vestiging van het UWV WERKbedrijf is ingeschreven als een werkzoekende zonder werk of als werkzoekende die minder dan twaalf uur per week werkt met een inschrijfdatum en geen uitschrijfdatum.
Niet-westerse allochtoon Tot de niet-westerse allochtonen worden personen gerekend van wie ten minste één ouder is geboren in Turkije, Marokko, Suriname, de Nederlandse Antillen of Aruba, of in een ander land in Azië (m.u.v. Japan en Indonesië), Afrika of Latijns Amerika. Definitie conform CBS. In deze monitor wordt onder andere gerapporteerd over de vier grote niet westerse allochtone groepen in Nederland (Antilliaanse, Marokkaanse, Surinaamse en Turkse Nederlanders). Niet westerse allochtonen uit andere herkomstlanden worden samengenomen tot een groep ‘overige niet-westerse allochtonen’ veelal afgekort als ‘ov-niet westers’.
Nieuwe voortijdig schoolverlaters (vsv-ers) Onder de nieuwe vsv-ers worden alle leerlingen van 12 t/m 22 jaar verstaan, die in een schooljaar zonder startkwalificatie (diploma van havo, vwo of mbo met minimaal niveau 2) het onderwijs verlaten. Oververtegenwoordiging Oververtegenwoordiging is een percentage dat wordt berekend door het verschil tussen het aandeel in de doelgroep en de totale groep te delen door het aandeel in de totale groep. Indien het gevonden percentage in de doelgroep kleiner is dan in de totale groep is er sprake van een negatieve uitkomst, dit wordt aangeduid met ondervertegenwoordiging. Het percentage oververtegenwoordiging wordt berekend op basis van de niet afgeronde percentages. Potentiële beroepsbevolking Het deel van de bevolking dat gelet op zijn leeftijd in aanmerking komt voor deelname aan het arbeidsproces. Iedereen van 15 t/m 64 jaar wordt tot de potentiële beroepsbevolking gerekend.
Startkwalificatie Diploma van havo, vwo of mbo met minimaal niveau 2.
59
Tweede generatie allochtoon 14 Persoon die in Nederland is geboren en van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren. Definitie conform CBS Veelpleger Meerderjarige verdachte van misdrijven tegen wie meer dan 10 processen-verbaal van aanhouding zijn opgemaakt, waarvan ten minste één in het peiljaar. Of een minderjarige verdachte van misdrijven tegen wie meer dan 5 processen-verbaal van aanhouding zijn opgemaakt, waarvan ten minste één in het peiljaar. Bron: KLPD- Dienst IPOL Verdachte Persoon van 12 jaar of ouder tegen wie een proces-verbaal is opgemaakt, omdat een redelijk vermoeden bestaat dat hij een strafbaar feit heeft gepleegd. Bron: KLPD- Dienst IPOL
Vmbo-bb De basisberoepsgerichte leerweg is te beschouwen als de opvolger van de laagste niveau's van het vbo en is bedoeld als vooropleiding voor de basisberoepsopleiding, niveau 2 van de kwalificatiestructuur van het mbo. Bron: CBS Vmbo-kb De kaderberoepsgerichte leerweg is te beschouwen als de opvolger van de hoogste niveau's van het vbo en is de minimale vooropleiding voor de vakopleiding en de middenkaderopleiding, respectievelijk op niveau 3 en 4 van de kwalificatiestructuur van het mbo. Bron: CBS Vmbo-gl De gemengde leerweg is te beschouwen als een tussenvorm van de theoretische leerweg en de beroepsgerichte leerwegen, heeft hetzelfde niveau als de theoretische leerweg, maar heeft ook een beroepsgericht vak. De gemengde leerweg geeft toegang tot de middenkaderopleiding, niveau 4 van de kwalificatiestructuur van het mbo. Bron: CBS
14
60
Een tweede generatie allochtoon heeft als herkomstgroepering het geboorteland van de moeder, tenzij dat ook Nederland is. In dat geval is de herkomstgroepering bepaald door het geboorteland van de vader.
Vmbo-tl De theoretische leerweg is te beschouwen als de opvolger van de mavo en geeft toegang tot de middenkaderopleiding, niveau 4 van de kwalificatiestructuur van het mbo. Het is na diplomering tevens mogelijk door te stromen naar het vierde leerjaar havo. Bron: CBS Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) Voortzetting m.i.v. augustus 1999 van het mavo en vbo. Het bereidt voor op het middelbaar beroepsonderwijs, heeft een duur van vier jaar en kent vier leerwegen: de theoretische leerweg, de gemengde leerweg, de kaderberoepsgerichte leerweg en de basisberoepsgerichte leerweg. Bron: CBS WWB Wet werk en bijstand (WWB). Wettelijke sociale voorziening die op 1 januari 2004 in werking is getreden ter vervanging van de Algemene bijstandswet (ABW), de Wet inschakeling werkzoekenden (WIW) en het Besluit In- en Doorstroombanen (ID-banen). Bron: CBS Westerse allochtoon Westerse allochtonen zijn gedefinieerd als personen van wie ten minste één van de ouders geboren is in één van de landen in Europa (exclusief Turkije), Noord-Amerika, Oceanië, Indonesië of Japan. In de tabellen en grafieken is dit veelal afgekort als ‘westers’. Definitie conform CBS
61
Technische toelichting
Het doel van het monitorsysteem is betrouwbare en actuele informatie op te leveren over de maatschappelijke positie van Antilliaanse en of Marokkaanse Nederlanders in de betrokken gemeenten om zo de voortgang van de verschillende aanpakken te kunnen monitoren. De informatiebehoefte spitst zich toe op vier basisdimensies te weten: demografie, onderwijs, arbeidsparticipatie en criminaliteit. Methodiek: koppeling van de diverse registraties Bovenstaande informatie is niet in een enkele registratie beschikbaar en is afkomstig van verschillende bronnen. Om optimaal in de informatiebehoefte te kunnen voorzien is voor een systeem gekozen waarmee dwarsverbanden kunnen worden gemaakt tussen informatie die beschikbaar is in deze verschillende registratiesystemen. Deze verbanden kunnen alleen worden gemaakt door bestaande registraties op persoonsniveau aan elkaar te koppelen. Dit betekent dat informatie over de demografische en geografische factoren, data over voortijdig school verlaten, gegevens over verdachten en werkzoekenden en uitkeringsontvangers op persoonsniveau met behulp van een unieke versleutelde identificatiesleutel aan elkaar zijn gekoppeld.
Versleuteling Met het oog op de privacy zijn de persoonsgebonden nummers aan de bron versleuteld zodat ze niet meer terug te herleiden zijn naar personen (zie figuur 1.1 in hoofdstuk 1). Pas na versleuteling van de identificerende persoonsnummers zijn de bestanden met persoonsgegevens geleverd aan Risbo. Koppeling in 4 stappen Stap 1 de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) als basis. Als basis dienen alle in de GBA ingeschreven personen op de gekozen peildatum 1-1-2009. Elke inwoner van Nederland is verplicht ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) van de gemeente waarin men woont.
Stap 2 koppeling van onderwijsgegevens. 63
In stap 2 wordt informatie gekoppeld over leerlingen en voortijdig schoolverlaters uit de Basisregistratie Onderwijs (BRON). Alle leerlingen in het bekostigd voorgezet en middelbaar beroepsonderwijs staan in BRON geregistreerd. De gegevens zijn aangeleverd door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Leerlingen en nieuwe voortijdig schoolverlaters in schooljaar 2008/2009 zijn op basis van het versleutelde burgerservicenummer (BSN) gekoppeld aan het bevolkingsbestand per 1 januari 2009. Indien het nummer in een van de bestanden niet bekend is, kan er geen koppeling worden gemaakt. Jongeren waarvan geen nummer bekend is en jongeren die in de loop van 2009 vanuit een niet in het onderzoek betrokken gemeente in een van de betrokken gemeente is komen wonen, komen in het onderzoeksbestand dus niet voor.
Stap 3 koppeling van niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsontvangers. In stap 3 worden, wederom op basis van het versleutelde BSN, gegevens gekoppeld over werkzoekenden (UWV WERKbedrijf) en uitkeringsgerechtigden (gemeentelijke sociale dienst).
Stap 4 koppeling van verdachtenregistraties in HKS. In stap 4 worden ten slotte gegevens over verdachten gekoppeld aan het GBA-bestand. In het HKS geregistreerde verdachten zijn op basis van het versleutelde GBA-nummer gekoppeld aan het bevolkingsbestand per 1 januari 2009. Dit GBA-nummer was in het HKS in het verleden niet altijd evengoed ingevuld maar in de laatste jaren is de vulling van het GBA-nummer in het HKS sterk verbeterd. Indien het GBA-nummer in de verdachtenregistratie niet bekend is, kan er per definitie geen koppeling worden gemaakt met het bevolkingsbestand. Verdachten zonder valide GBA-nummer zijn in het onderzoeksbestand dus niet opgenomen. Ook verdachten die in de loop van 2009 vanuit een niet in het onderzoek betrokken gemeente in een van de betrokken gemeenten is komen wonen, vallen buiten de analyse die voor dit rapport zijn gedaan. Databronnen
Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) Als basis dienen alle in de GBA ingeschreven personen op de gekozen peildatum 1-1-2009. Elke inwoner van Nederland is verplicht ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) van de
64
gemeente waarin men woont. In de GBA wordt een groot aantal (demografische) kenmerken geregistreerd. In het onderzoeksbestand zijn naast het versleutelde GBA-nummer en het versleutelde burgerservicenummer de volgende kenmerken opgenomen: Geboortejaar, geboorteland, geslacht, geboorteland moeder, geboorteland vader, nationaliteit, jaar inschrijving in de gemeente, land vanwaar ingeschreven, jaar vestiging in Nederland, postcode (eerste vier posities), wijk, buurt, burgerlijke staat, positie in het gezin. Positie in het gezin is geen rubriek in de GBA registratie. Deze moet door de gemeenten worden geconstrueerd op basis van burgerlijke staat, het exacte adres en gegevens over kinderen. Dit is vaak lastig. Positie in het gezin is daardoor niet uniform voor alle gemeenten. Door een aantal gemeenten zijn geen gegevens over de positie in het gezin aangeleverd.
Basisregistratie Onderwijs (BRON) In de Basisregistratie Onderwijs (BRON) staan alle leerlingen in het bekostigd voorgezet en middelbaar beroepsonderwijs geregistreerd. Deze gegevens zijn aangeleverd door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO).
Cijfers schooljaar 2008/2009 In maart is het aantal voortijdig schoolverlaters van voorgaand schooljaar bekend. Deze gegevens hebben de status ‘voorlopig’ omdat het gaat om gegevens die zijn aangeleverd door de onderwijsinstellingen, maar nog niet zijn gecontroleerd door een accountant. Door de accountantscontrole en door inschrijfmutaties die met terugwerkende kracht worden verwerkt, kunnen er verschillen ontstaan tussen de voorlopige en definitieve cijfers. De definitieve cijfers zijn steeds in oktober bekend. De voorlopige vsv-cijfers van schooljaar 2008-2009 zijn dus in maart 2010 bekend en worden in oktober 2010 definitief vastgesteld.
Informatie niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsontvangers Gegevens over niet-werkende werkzoekenden zijn gebaseerd op registraties afkomstig van het UWV WERKbedrijf. Het UWV WERKbedrijf levert aan veel gemeenten jaarlijks een databestand met niet-werkende werkzoekenden per 31 december. Dit databestand is, met toestemming van het UWV WERKbedrijf, door de gemeenten aan Risbo doorgeleverd. Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van het bestand met werkzoekenden die per 31-12-2008 bij het UWV WERKbedrijf stonden
65
ingeschreven. De cijfers over uitkeringen zijn afkomstig van de gemeentelijke of regionale uitkeringsinstanties. De cijfers hebben 1-12009 als peildatum.
Het Herkenningsdienstsysteem (HKS) Voor dit onderzoek maken we gebruik van verdachtenregistraties uit het zogenaamde Herkenningsdienstsysteem (HKS). De gegevens zijn afkomstig van de Dienst IPOL van het Korps Landelijke politiediensten (KLPD). De Dienst IPOL verzamelt jaarlijks data vanuit het HKS. In het HKS worden verdachten geregistreerd tegen wie een proces-verbaal is opgemaakt wegens een misdrijf. In het HKS worden alleen misdrijven en verdachten van misdrijven geregistreerd (voor indeling misdrijven zie onderstaande tabel). Het is de overtuiging van de politie dat het daders zijn. Voor deze personen is proces-verbaal van opsporing gemaakt en verstuurd naar het Openbaar Ministerie. De rechter moet zich er nog over uitspreken. We rapporteren dus over verdachten en niet over veroordeelden. Overtredingen en verdachten van overtredingen worden hierin dus niet geregistreerd. 15 Indeling delicten Geweldsdelicten
Vermogensdelicten
Openbare orde
Verkeersdelicten
Drugsdelicten
Overige delicten
15
66
Bedreiging (SR285) Moord en doodslag (poging) (SR287-SR292) Moord en doodslag (voltooid) (SR287-SR292) Mishandeling (SR300-SR306) Diefstal met geweld (SR312) Afpersing (SR317) Verkrachting (SR242) Aanranding (SR246) Muntmisdrijven (SR208-SR211, SR213-SR214) Overige valsheid (SR216-SR232, SR234) Eenvoudige diefstal (SR310) Diefstal verbreking (SR311.) Overige gekwalificeerde diefstal (ov. SR311.) Verduistering (SR321-SR323) Bedrog (SR326-SR337, SR339) Heling (SR416, SR417) Tegen openbare orde (SR131-SR136, SR138-SR151A) Gemeengevaarlijke. misdrijven (SR157, SR158) Tegen openbaar gezag (SR177-SR206) Overige vernieling (SR350-SR354) Schennis eerbaarheid (SR239) Overige seksuele misdrijven (SR243-245, SR247-249) Rijden onder invloed (WVW26,WV8) Verlaten plaats ongeval (WVW30, WV7) Rijden na ontzegging (WVW32, WV9) Weigeren bloedproef (WV163, WVW) Dood/letsel door schuld (WVW36, WV6, WV175) Joyriding (WVW37, WV176.2, WV11) Overig misdrijven WVW Middelenlijst I (harddrugs) Middelenlijst II (softdrugs) Overige opiumwet Overige misdrijven SR Wet Wapens & munitie Misdrijven andere wetten
Een misdrijf is daarbij gedefinieerd als een strafbaar feit van de ernstige soort dat als zodanig is omschreven en strafbaar gesteld in de wet (bron: Landelijke Criminaliteitskaart 2005).
Cijfers 2009 De cijfers over het meest recent verlopen jaar (hier dus 2009) zijn altijd voorlopige cijfers. Deze cijfers worden in het eerste kwartaal van het komende jaar (2011) pas definitief. Dit geldt echter voor alle bevolkingsgroepen zodat het vergelijken van verdachtenpercentages wel mogelijk is. Representativiteit en validiteit Het HKS levert geen complete beschrijving van de criminaliteit in Nederland. SCP zegt daarover in het jaarrapport integratie 2007 het volgende: “Volgens de slachtofferenquête van het CBS zijn in 2003 4,8 miljoen delicten ondervonden door burgers van 15 jaar en ouder. Slechts 1,7 miljoen delicten zijn bij de politie gemeld. Dit leidde tot een aantal van bijna 215.000 in het HKS geregistreerde verdachten met in totaal bijna 400.000 delicten. Gemiddeld wordt naar schatting dus minder dan een kwart van de geregistreerde delicten opgehelderd. Delicten die onbekend blijven bij de politie of delicten waarvan geen proces-verbaal is opgemaakt, worden niet in het HKS geregistreerd.”
Ook is het HKS mogelijk enigszins selectief. SCP zegt daarover: “Al met al mogen we concluderen dat er wellicht enige selectiviteit bestaat in het optreden van de politie, waardoor niet-westerse allochtonen enigszins oververtegenwoordigd zijn in het HKS. Overtuigend bewijs hiervoor ontbreekt echter.”
16
67
2
SCP (2009). Jaarrapport Integratie 2007, p 230-231.
16