Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders in Lelystad 2011
De positie op de terreinen van onderwijs, arbeid en uitkering en criminaliteit (meting 2)
J. de Boom P. van Wensveen A. Weltevrede P. Hermus Y. Seidler M. van San
Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders in Lelystad 2011 De positie op de terreinen van onderwijs, arbeid en uitkering en criminaliteit (meting 2) Auteurs: J. de Boom, P. van Wensveen, A. Weltevrede, P. Hermus Y. Seidler en M. van San Rotterdam: Risbo, Erasmus Universiteit. Oktober 2011 Secretariaat Risbo Erasmus Universiteit Rotterdam Postbus 1738 3000 DR Rotterdam tel.: 010-4082124 fax: 010-4081141 © Copyright Risbo. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van de Directie van het Instituut.
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1
Inleiding
5
1.1
Inleiding
5
1.2
Methode
6
1.3
Leeswijzer
7
1.4
Opbouw van het rapport
8
Hoofdstuk 2
Demografie en Migratie
11
2.1
Inleiding
11
2.2
Bevolkingssamenstelling
11
2.3
Geslacht
13
2.4
Generatie
14
2.5
Leeftijd
15
2.6
Burgerlijke staat
17
2.7
Buitenlandse migratie
19
Hoofdstuk 3
Onderwijs
21
3.1
Inleiding
21
3.2
Gebruikte begrippen en databron
21
3.3
Leerlingen en deelnemers
23
3.4
Nieuwe voortijdig schoolverlaters
27
Hoofdstuk 4
Arbeid en Uitkering
33
4.1
Inleiding
33
4.2
Gebruikte begrippen en databronnen
33
4.3
Werkzoekenden
34
4.4
Uitkeringen
42
Hoofdstuk 5
Criminaliteit
51
5.1
Inleiding
51
5.2
Gebruikte begrippen en databron
51
5.3
Verdachten 2010
53
5.4
Verdachten 2006-2010
62
5.5
Pleegcarrière
63
5.6
Aard van de criminaliteit
64
iii
Inhoudsopgave
Bijlage bij hoofdstuk 2
67
Bijlage bij hoofdstuk 3
69
Bijlage bij hoofdstuk 4
75
Bijlage bij hoofdstuk 5
85
Begrippenlijst
93
Technische toelichting
99
iv
Hoofdstuk 1
1.1
Inleiding
Inleiding Met een groot deel van de Antilliaans-Nederlandse en MarokkaansNederlandse jongeren gaat het goed, zij boeken goede resultaten in het hoger en wetenschappelijk onderwijs en doen het goed op de arbeidsmarkt. Een ander deel van deze jongeren heeft echter nog steeds met achterstanden te maken. Zij zijn oververtegenwoordigd in de registratie van voortijdig schoolverlaters, werkzoekenden, uitkeringsontvangers en verdachten. In een tweetal samenwerkingsverbanden werken Rijk en gemeenten samen om de problemen aan te pakken en oververtegenwoordiging van AntilliaansNederlandse en Marokkaans-Nederlandse jongeren op deze aspecten te reduceren. Voor de betrokken gemeenten en het Rijk is het belangrijk dat de ontwikkelingen in hun gemeenten kunnen worden gevolgd, onderling vergeleken en gerelateerd aan de gekozen aanpak. Daarom is besloten om de positie van Antilliaans-Nederlandse en Marokkaans-Nederlandse jongeren op de terreinen van onderwijs, arbeid en uitkering en criminaliteit, jaarlijks in kaart te brengen zodat alle gemeenten over actuele en gelijksoortige cijfers beschikken. In 2010 heeft Risbo een nulmeting (over het jaar 2009) uitgevoerd voor de gemeenten die zijn aangesloten bij de Aanpak Antilliaans-Nederlandse en Marokkaans-Nederlandse risicojongeren. In de voorliggende rapportage worden de resultaten van de eerste vervolgmeting over het jaar 2010 beschreven. Voor de kernaspecten voortijdig schoolverlaten, werkloosheid, uitkeringsafhankelijkheid en criminaliteit wordt er tevens ingegaan op de ontwikkeling van deze aspecten ten opzichte van de situatie in 2009. De monitor geeft een cijfermatig beeld van de positie van Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders op bovengenoemde aspecten. Om de resultaten in perspectief te kunnen plaatsen wordt er daarnaast ook gerapporteerd over andere grote bevolkingsgroepen. In dit rapport worden geen verklaringen gegeven voor de vaak achtergestelde positie van Antilliaans-Nederlandse en Marokkaans-Nederlandse jongeren. Interpretatie van de cijfers vergt echter enige nuance. Zo moet gerealiseerd worden dat de sociaal economische uitgangspositie van Antilliaanse en Marokkaanse (en andere niet-westerse) migranten en hun kinderen vaak
5
Hoofdstuk 1
minder gunstig is dan die van westerse migranten en autochtonen. In combinatie met verschillen in de gezinssituatie, opvoeding en taalbeheersing van de ouders kan dit er voor zorgen dat Antilliaans-Nederlandse en Marokkaans-Nederlandse kinderen ten opzichte van autochtone kinderen met een achterstand in het basisonderwijs instromen en hier ook in het vervolg van de schoolloopbaan hinder van ondervinden. Ook voor de oververtegenwoordiging van Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders in de verdachtenregistraties worden in dit rapport geen verklaringen geboden. In diverse onderzoeken is echter aangetoond dat voor criminaliteit onder etnische minderheden (groten)deels algemene verklaringen van toepassing zijn.1 Zo zijn zowel voor Antilliaanse en Marokkaanse als voor autochtone Nederlanders sociaaleconomische factoren, opvoeding en gebrek aan sociale controle belangrijke verklarende factoren voor crimineel gedrag. Doordat deze factoren vaker voorkomen bij Antilliaanse en Marokkaanse dan bij autochtone Nederlanders, komt ook crimineel gedrag bij deze groep vaker voor. Kortom het voorliggende rapport laat alleen de cijfers zien maar gaat niet in op mogelijke interpretaties en verklaringen van de resultaten.
1.2
Methode Het achterliggende doel van het monitorsysteem is betrouwbare en actuele informatie op te leveren over de maatschappelijke positie van Antilliaanse Nederlanders in de 22 Antillianengemeenten2 en van Marokkaanse Nederlanders in de 22 gemeenten behorende tot het samenwerkingsverband aanpak Marokkaans-Nederlandse risicojongeren3 om zo de voortgang van de verschillende aanpakken te kunnen monitoren. De monitor is gebaseerd op informatie uit bestaande registratiesystemen zoals de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) en het Herkenningsdienstsysteem (HKS) van de politie. De gegevens zijn opgevraagd bij de bronnen die uit het oogpunt van uniformiteit van de gegevens en haalbaarheid het meest geschikt waren. Essentieel in de monitor is dat de gegevens op persoonsniveau zijn opgevraagd en gekoppeld. Dit maakt het onderzoek flexibel en geeft de mogelijkheid dwarsverbanden te leggen tussen de informatie uit de diverse bronnen.
1 2
3
6
Zie bijvoorbeeld SCP (2009). Jaarrapport integratie 2009. Het betreft de gemeenten: Almere, Amersfoort, Amsterdam, Breda, Capelle a/d IJssel, Den Haag, Den Helder, Dordrecht, Eindhoven, Groningen, Hellevoetsluis, Leeuwarden, Lelystad, Nijmegen, Rotterdam, Schiedam, Spijkenisse, Tilburg, Vlaardingen, Vlissingen, Zoetermeer en Zwolle. Het betreft de gemeenten: Amersfoort, Amsterdam, Culemborg, Den Haag, Ede, Eindhoven, Gorinchem, Gouda, Helmond, Leiden, Lelystad, Maassluis, Nijmegen, Oosterhout, Roosendaal, Rotterdam, Schiedam, 's-Hertogenbosch, Tilburg, Utrecht, Veenendaal, Zeist.
Inleiding
De monitor sluit qua methodiek aan bij de werkwijze die sinds 2007 in Rotterdam wordt gevolgd en bij de werkwijze van de nulmeting van vorig jaar. Met het oog op de privacy van de betrokkenen zijn de persoonsgebonden nummers met behulp van een encryptieprogramma en een unieke code aan de bron versleuteld zodat ze niet meer terug te herleiden zijn naar personen (zie figuur 1.1). Pas na versleuteling van de identificerende persoonsnummers werden de bestanden met persoonsgegevens geleverd aan Risbo. Risbo heeft vervolgens de uit de diverse bronnen afkomstige gegevens op basis van het versleutelde persoonsnummer aan elkaar gekoppeld. Deze gegevens zijn ten slotte omgewerkt tot een voor onderzoeksdoeleinden geschikt onderzoeksbestand waarop de benodigde analyses zijn uitgevoerd.
Figuur 1.1:
1.3
Versleutelingproces persoonsgebonden nummers
Leeswijzer In het rapport gebruiken we in navolging van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) zoveel mogelijk de termen Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders in plaats van Antillianen en Marokkanen. De definitie van Antilliaanse en Marokkaanse Nederlander sluit echter naadloos aan bij de door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gehanteerde definitie voor Antilliaan en Marokkaan. Een Antilliaanse Nederlander is een op de Nederlandse Antillen of Aruba geboren persoon van wie ten minste één ouder in het buitenland geboren is (eerste generatie) of een in Nederland geboren persoon van wie de moeder op de Nederlandse Antillen of Aruba is geboren of, in het geval de moeder in Nederland is geboren, de vader op de Nederlandse Antillen of Aruba is geboren (de tweede generatie). Een Marokkaanse Nederlander is een in Marokko geboren persoon van wie ten minste één ouder in het buitenland geboren is (eerste generatie) of een in Nederland geboren persoon van wie de moeder in Marokko is geboren of, in het geval de moeder in Nederland is geboren, de
7
Hoofdstuk 1
vader in Marokko is geboren (de tweede generatie).4 In de tabellen en figuren worden Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders om praktische reden met de kortere term ‘Antilliaans’ en ‘Marokkaans’ aangeduid. Dit geldt eveneens voor de overige onderscheiden groepen. In het rapport wordt nog een groot aantal andere begrippen gebruikt. Voor een volledig overzicht van de in dit rapport gehanteerde begrippen en definities verwijzen we naar de begrippenlijst. In de figuren in deze rapportage worden niet alleen de resultaten voor de Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders gepresenteerd maar, om de resultaten in perspectief te kunnen plaatsen, ook van andere herkomstgroepen en de totale bevolking van de gemeente. Naast Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders onderscheiden we Surinaamse en Turkse Nederlanders. De overige migranten en hun nakomelingen worden samengenomen in twee categorieën te weten: ‘overig niet-westers’ voor migranten (en hun nakomelingen) uit de niet-westerse landen en ‘westers’ voor migranten (en hun nakomelingen) uit de westerse landen. Ten slotte onderscheiden we autochtone Nederlanders. In de meeste figuren worden percentages weergegeven en beschreven. Deze moeten echter met de nodige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd, aangezien ze soms gebaseerd zijn op een klein aantal personen. Dit geldt met name wanneer er voor een kleine gemeente uitgesplitst wordt naar herkomstgroep en verdere achtergrondkenmerken. In de tekst worden op diverse plaatsen ook aantallen genoemd. Voor een volledig overzicht van absolute aantallen, de populatieomvang, verdere uitsplitsingen et cetera wordt verwezen naar de tabellen in de bijlagen bij de hoofdstukken. Aantallen en percentages worden alleen gepresenteerd als de populatie groter is dan 5 personen.
1.4
Opbouw van het rapport In deze monitor wordt informatie gepresenteerd over migratie en demografische kenmerken (hoofdstuk 2), onderwijspositie en voortijdig schoolverlaten (hoofdstuk 3), arbeid en uitkeringen (hoofdstuk 4) en criminaliteit (hoofdstuk 5). In hoofdstuk 5 wordt tevens ingegaan op de vraag of en in welke mate factoren zoals voortijdig schoolverlaten en uitkeringsafhankelijkheid, samenhangen met criminaliteit.
4
8
Voor uitzonderingen en specificaties zie: http://www.cbs.nl/nlNL/menu/methoden/begrippen/default.htm?ConceptID=315
Inleiding
Deze monitor gaat in op de situatie van de Antilliaans- en MarokkaansNederlandse bevolking. Samen met voorliggende rapportage verschijnen er twee overkoepelende rapportages waarin de gegevens van de betrokken gemeenten zijn samengevoegd.
9
Hoofdstuk 2
2.1
Demografie en Migratie
Inleiding Om inzicht te krijgen in de omvang en samenstelling van de Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders in de gemeente Lelystad zetten we in dit hoofdstuk hun demografische kenmerken en hun migratiegeschiedenis uiteen. Achtereenvolgens gaan we in op de volgende kenmerken: bevolkingssamenstelling (paragraaf 2.2), geslacht (paragraaf 2.3), generatie (paragraaf 2.4), leeftijd (paragraaf 2.5), burgerlijke staat (paragraaf 2.6) en buitenlandse migratie (paragraaf 2.7).
2.2
Bevolkingssamenstelling Per 1 januari 2010 telt Lelystad in totaal 74.502 inwoners (zie tabel b2.1). Hiervan zijn 1.745 inwoners (2,3 procent) van Antilliaanse en 2.220 inwoners (3,0 procent) van Marokkaanse herkomst. De Antilliaans- en MarokkaansNederlandse groepen zijn een stuk kleiner dan de groep Surinaamse Nederlanders (5,8 procent). Nederland heeft per 1 januari 2010 bijna 16,6 miljoen inwoners. Hiervan zijn er bijna 138.000 (0,8 procent) van Antilliaanse en bijna 349.000 (2,1 procent) van Marokkaanse herkomst.
11
Hoofdstuk 2
Antilliaans Surinaams 2,3% Marokkaans 5,8% 3,0% Turks 2,4% ov. niet-w esters 4,9%
w esters 9,2%
autochtoon 72,3%
Figuur 2.1:
Bevolking naar herkomstgroep, 1 januari 2010 (in procenten van de totale bevolking) Bron: GBA, bewerking Risbo
3,5% 3,0% 2,5% 2,0% 1,5% 1,0% 0,5%
Marokkanen Antillianen
0,0% 1996
Figuur 2.1a:
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
Aandeel Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders, 1996-2010 (in procenten van de totale bevolking) Bron: CBS, statline, bewerking Risbo
Het aandeel Marokkaanse Nederlanders neemt in de afgelopen jaren geleidelijk toe van 2,4 procent in 1996 tot 3,0 procent in 2010. Ook het aandeel Antilliaanse Nederlanders is de afgelopen 14 jaar gestegen, van 1,9 procent in 1996 naar 2,3 procent in 2010.
12
Demografie en Migratie
2.3
Geslacht Van de Antilliaans-Nederlandse bevolking in Lelystad is 47,9 procent vrouw en 52,1 procent man (zie figuur 2.2). Van de Marokkaans-Nederlandse bevolking is 47,6 procent vrouw en 52,4 procent man. Hiermee wijken beide groepen enigszins af van de totale bevolking van Lelystad waarvan 49,9 procent man en 50,1 procent vrouw is.
Antilliaans
52,1
47,9
Marokkaans
52,4
47,6
49,2
Surinaams
50,8
50,7
Turks
49,3
ov. niet-w esters
48,6
51,4
w esters
48,5
51,5
autochtoon
50,1
49,9
totaal
49,9
50,1
0%
10%
20%
30%
40%
50% Man
Figuur 2.2:
60%
70%
80%
Vrouw
Bevolking naar geslacht, 1 januari 2010 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep) Bron: GBA, bewerking Risbo
13
90%
100%
Hoofdstuk 2
2.4
Generatie In figuur 2.3 wordt de allochtone bevolking uitgesplitst naar eerste en tweede generatie. Allochtonen die niet in Nederland, maar in het herkomstland geboren zijn, worden tot de eerste generatie gerekend. In Nederland geboren personen met één of twee in het herkomstland geboren ouders worden tot de tweede generatie gerekend. Voor een uitgebreide toelichting op de definities verwijzen we naar de begrippenlijst en technische toelichting in de bijlagen. Van de Antilliaanse Nederlanders van Lelystad is 41,8 procent in Nederland geboren. Op de groep overig niet-westers na is de tweede generatie Antilliaanse Nederlanders in relatieve zin de kleinste van de verschillende onderscheiden bevolkingsgroepen. Van de bevolking van Marokkaanse herkomst is 55,1 procent van de tweede generatie. De tweede generatie onder de Marokkaans-Nederlandse bevolking van Lelystad is hiermee in relatieve zin de grootste van de verschillende onderscheiden bevolkingsgroepen.
41,8
58,2
Antilliaans
55,1
44,9
Marokkaans
Surinaams
53,6
46,4
Turks
52,3
47,7
ov. niet-w esters
37,5
62,5
w esters
58,5
41,5
totaal 0%
49,5
50,5 10%
20%
30%
40%
50%
1e generatie
Figuur 2.3:
60%
70%
80%
90%
2e generatie
Allochtone bevolking naar generatie, 1 januari 2010 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep) Bron: GBA, bewerking Risbo
14
100%
Demografie en Migratie
2.5
Leeftijd In figuur 2.4 wordt de leeftijdsopbouw van Antilliaans- en MarokkaansNederlandse inwoners van Lelystad vergeleken met andere herkomstgroepen en de totale bevolking in Lelystad. De Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse bevolking is relatief jong. Van de Marokkaanse Nederlanders is 26,8 procent jonger dan twaalf jaar, bij de Antilliaans-Nederlandse inwoners van Lelystad is dit 22,8 procent. Dit verschilt sterk van de totale bevolking van Lelystad waarvan 16,1 procent jonger is dan twaalf jaar. Van de Antilliaans-Nederlandse bevolking is slechts 3,6 procent 65 jaar of ouder, van de Marokkaans-Nederlandse bevolking 4,2 procent. Dit verschilt sterk van de totale bevolking van Lelystad waarvan 10,8 procent 65 jaar of ouder is.
22,8
Antilliaans
11,6
26,8
Marokkaans
10,0
18,0
Surinaams
9,5
Turks
23,2
ov. niet-w esters
24,6 12,5
w esters autochtoon
15,0
totaal
16,1
11,9
6,5
8,1
6,4 7,2
10,9
7,3
13,2
29,8
18-24 jaar
25-44 jaar
10,8
80% 45-64 jaar
15
1,6
12,9
28,5 60%
1,5
10,7
30,9
29,0 40%
17,1
65 jaar e.o.
Bevolking naar leeftijd, 1 januari 2010 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep) Bron: GBA, bewerking Risbo
3,7
14,6
33,7
27,5
4,2
22,2 36,1
11,2
3,6
13,5
33,1
8,4
12-17 jaar
20,4
34,6
32,4
20% 0-11 jaar
27,6
13,5 11,4
0%
Figuur 2.4:
14,1
100%
Hoofdstuk 2
Figuur 2.5a laat zien dat er een samenhang is tussen leeftijd en generatie; hoe hoger de leeftijd, hoe groter het aandeel eerste generatie migranten. Het grootste deel van de Antilliaanse Nederlanders tot 20 jaar is in Lelystad geboren. Vanaf de leeftijdsgroep 25-29 jaar is de eerste generatie Antilliaanse Nederlanders in Lelystad groter dan de tweede generatie. Er zijn nauwelijks Antilliaanse Nederlanders van 45 jaar en ouder die tot de tweede generatie migranten behoren.
200 2e generatie 180
1e generatie
160 140 120 100 80 60 40
Figuur 2.5a:
Antilliaanse Nederlanders naar leeftijd en generatie, 1 januari 2010 (in absolute aantallen) Bron: GBA, bewerking Risbo
16
75+
70-74
65-69
60-64
55-59
50-54
45-49
40-44
35-39
30-34
25-29
20-24
15-19
10-14
5-9
0-4
20
Demografie en Migratie
Voor de Marokkaanse Nederlanders geldt dat het overgrote deel van de Marokkaans-Nederlandse jongeren in Nederland is geboren (tweede generatie) (figuur 2.5b). Vanaf de leeftijdsgroep 30-34 jaar is de eerste generatie groter dan de tweede generatie. Onder de Marokkaanse Nederlanders van 40 jaar en ouder is het aandeel tweede generatie zeer beperkt.
300 2e generatie 1e generatie 250
200
150
100
Figuur 2.5b:
75+
70-74
65-69
60-64
55-59
50-54
45-49
40-44
35-39
30-34
25-29
20-24
15-19
10-14
5-9
0-4
50
Marokkaanse Nederlanders naar leeftijd en generatie, 1 januari 2010 (in absolute aantallen) Bron: GBA, bewerking Risbo
2.6
Burgerlijke staat Van alle inwoners van Lelystad van 16 jaar en ouder is een derde ongehuwd, ruim de helft gehuwd en de rest gescheiden (11,3 procent) of weduwe/weduwnaar (4,7 procent) (zie figuur 2.6). Bij de Antilliaans-Nederlandse bevolking zien we een heel ander beeld. Het aandeel ongehuwden onder Antilliaanse Nederlanders is veel groter dan gemiddeld. Meer dan 60 procent van de Antilliaanse Nederlanders is ongehuwd, ongeveer een kwart gehuwd en van minder dan een procent is de partner overleden (zie figuur 2.6). Het aandeel personen dat gescheiden is (13,9 procent) ligt iets hoger dan het gemiddelde onder alle inwoners van Lelystad. Het percentage gehuwden en ongehuwden van de Marokkaanse Nederlanders komt in grote mate overeen met de totale bevolking. Het percentage
17
Hoofdstuk 2
gescheiden Marokkaanse Nederlanders (7,4 procent) en het aantal weduwen/weduwnaren (2,0 procent) ligt aanzienlijk lager dan gemiddeld. Dit laatste komt onder andere door de leeftijdsopbouw onder de migrantengroepen (zie figuur 2.4). Aangezien de migrantengroepen relatief minder ouderen kennen dan gemiddeld, is het aandeel weduwen/weduwnaren logischerwijze ook kleiner dan gemiddeld.
Antilliaans
46,4
35,4
totaal
50,9
33,1
0%
20%
40% Ongehuw d
Gehuw d
60% Gescheiden
18
1,6
10,9
1,2
4,6
10,8
5,5
11,3
4,7
80% Weduw staat
Bevolking (16 jaar en ouder) naar burgerlijke staat, 1 januari 2010 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep) Bron: GBA, bewerking Risbo
2,0
0,6
13,6
53,6
30,1
0,7
12,2
40,9
47,0
ov. niet-w esters
autochtoon
15,2
59,4
27,8
w esters
7,4
33,7
49,4
Surinaams Turks
13,9
56,3
34,3
Marokkaans
Figuur 2.6:
24,8
60,5
100%
Demografie en Migratie
2.7
Buitenlandse migratie In figuur 2.7a wordt de immigratie en emigratie van Antillianen in de afgelopen 22 jaar weergegeven. Met immigratie bedoelen we hier de vestiging van Antillianen (en Arubanen) vanuit het buitenland in Lelystad, met emigratie het vertrek van Antillianen (en Arubanen) vanuit Lelystad naar het buitenland. We zien dat het aantal Antillianen dat vanuit het buitenland naar Lelystad migreert de afgelopen 22 jaar sterk fluctueert. In 1988 is er een piek (144 immigranten) in de immigratie die in de jaren daarna niet meer wordt bereikt. Na 1988 zien we een daling met als dieptepunt 1996 waarin minder dan 40 Antillianen naar Lelystad komen. Vanaf 1997 neemt de immigratie toe tot het jaar 2001. In dat jaar komen er 94 Antillianen naar Lelystad. De sterke toename van het aantal immigranten wordt gevolgd door een al even scherpe afname in de jaren daarna. In 2006 komen er nog slechts 17 Antillianen naar Lelystad. Sinds 2007 is de immigratie stabiel rond de 40 personen en is de emigratie afgenomen naar 25 tot 35 personen. In 2010 was er een kleine afname van het aantal Antilliaanse immigranten. Dat jaar is er sprake van 30 immigranten en 22 emigranten.
Immigratie 160
Emigratie
140
120
100
80
60
40
20
0 1988 1989 1990
Figuur 2.7a:
1991 1992
1993 1994
1995 1996
1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
Buitenlandse migratie van Antillianen, 1988-2010 (in absolute aantallen) Bron: CBS, statline
19
Hoofdstuk 2
Ook bij het aantal Marokkanen dat vanuit het buitenland naar Lelystad migreert, zien we een golfbeweging. In 1991 komen 54 Marokkanen vanuit het buitenland naar Lelystad. In de jaren erna neemt de immigratie af tot 14 personen in 1995. De immigratie neemt in de periode erna weer toe tot 35 personen, een kleine dip aan het einde van het decennium daargelaten. Vanaf 2004 schommelt het aantal immigranten tussen de 9 en 20 en de emigratie tussen de 5 en 11 personen. In de meeste jaren is er sprake van een vestigingsoverschot. Alleen in het jaar 2005 is er een klein vertrekoverschot van 3 personen. In 2010 houden immigratie en emigratie elkaar in evenwicht, er zijn dat jaar 11 Marokkaanse immigranten en 11 emigranten.
Immigratie 60
Emigratie
50
40
30
20
10
0 1988 1989
1990
1991 1992
1993 1994
1995 1996
1997 1998
1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
-10
Figuur 2.7b :
Buitenlandse migratie van Marokkanen, 1988-2010 (in absolute aantallen) Bron: CBS, statline
20
Hoofdstuk 3
3.1
Onderwijs
Inleiding Een goede opleiding is belangrijk voor de latere positie op de arbeidsmarkt. Een laag opleidingsniveau leidt in het algemeen tot geringere arbeidsmarktkansen, zowel in termen van participatie als het niveau waarop men werkzaam wordt. In paragraaf 3.2 wordt eerst kort ingegaan op de gebruikte begrippen en de databron. Vervolgens staan we in paragraaf 3.3 stil bij de positie van jongeren in de leeftijd 12 t/m 22 jaar in het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs. Een van de hoofddoelstellingen van het beleid is het terugdringen van voortijdig schoolverlaten onder Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders. In paragraaf 3.4 presenteren we cijfers over nieuwe voortijdig schoolverlaters in het schooljaar 2009/2010. We bekijken of (en zo ja in welke mate) er een oververtegenwoordiging is van Antilliaans-Nederlandse en Marokkaans-Nederlandse nieuwe voortijdig schoolverlaters ten opzichte van de totale bevolking van de gemeente en of zich hierin ten opzichte van het schooljaar 2008/2009 veranderingen hebben voorgedaan.
3.2
Gebruikte begrippen en databron
Leerlingen, deelnemers en voortijdig schoolverlaters In deze paragraaf gaan we kort in op de gebruikte begrippen. In paragraaf 3.3 rapporteren we over jongeren in de leeftijd van 12 t/m 22 jaar in het voortgezet onderwijs (vo), middelbaar beroepsonderwijs (mbo) en hoger onderwijs (ho). De cijfers hebben uitsluitend betrekking op het bekostigde onderwijs. Jongeren die particulier onderwijs volgen blijven buiten beschouwing. In dit hoofdstuk gebruiken we voor jongeren die onderwijs volgen in het algemeen de term leerlingen. Leerlingen die een mbo-opleiding volgen worden ook wel aangeduid als deelnemers. In schema 3.1 is, ter verduidelijking van de gebruikte termen en de niveaus, het Nederlandse onderwijsstelsel schematisch weergegeven.
21
Hoofdstuk 3
Schema 3.1: Het Nederlandse onderwijsstelsel Bron: CBS
In paragraaf 3.4 gaan we in op nieuwe voortijdig schoolverlaters (vsv-ers). Onder de nieuwe vsv-ers worden alle leerlingen van 12 t/m 22 jaar verstaan, die in een schooljaar zonder startkwalificatie (diploma van havo, vwo of mbo met minimaal niveau 2) het onderwijs verlaten. Voor de berekening van het percentage nieuwe vsv-ers is het aantal nieuwe vsv-ers in het schooljaar 2009/2010 gedeeld door het totaal aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs in de leeftijd van 12 t/m 22 jaar in de gemeente per 1 januari 2010 en vermenigvuldigd met 100.
Data De in dit hoofdstuk gepresenteerde onderwijsgegevens zijn gebaseerd op registraties in de Basisregistratie Onderwijs (BRON) en aangeleverd door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Alle leerlingen in het bekostigd voorgezet en middelbaar beroepsonderwijs staan in BRON geregistreerd.
22
Onderwijs
Voorlopige cijfers In maart is het aantal voortijdig schoolverlaters van voorgaand schooljaar bekend. Deze gegevens hebben de status ‘voorlopig’ omdat het gaat om gegevens die zijn aangeleverd door de onderwijsinstellingen, maar nog niet zijn gecontroleerd door een accountant. Door de accountantscontrole en door inschrijfmutaties die met terugwerkende kracht worden verwerkt, kunnen er verschillen ontstaan tussen de voorlopige en definitieve cijfers. De definitieve cijfers zijn steeds in oktober bekend. Een voorbeeld: de voorlopige vsv-cijfers van schooljaar 2009/2010 zijn in maart 2011 bekend en worden in oktober 2011 definitief vastgesteld.5 In dit rapport presenteren we de voorlopige cijfers. Dit geldt zowel voor de cijfers van het schooljaar 2008/2009 als die van het schooljaar 2009/2010. Koppeling Nieuwe voortijdig schoolverlaters in het schooljaar 2008/2009 en 2009/2010 zijn op basis van het versleutelde burgerservicenummer (BSN) gekoppeld aan het bevolkingsbestand per 1 januari 2009 en 2010. Indien het nummer in een van de bestanden niet bekend is, kan er geen koppeling worden gemaakt. Jongeren waarvan geen nummer bekend is, zijn in onderstaande tabellen dus niet opgenomen. Ook jongeren die in de loop van 2010 vanuit een niet in het onderzoek betrokken gemeente in een van de betrokken gemeente zijn komen wonen, vallen buiten onderstaande analyses. De in dit hoofdstuk gepresenteerde cijfers kunnen daardoor licht afwijken van eerder door DUO gepresenteerde cijfers.
3.3
Leerlingen en deelnemers Figuur 3.1 gaat in op de positie van 12 t/m 22-jarige jongeren in het bekostigde onderwijs. We zien dat bijna 6 van de tien van de 12 t/m 22-jarige leerlingen uit Lelystad voortgezet onderwijs volgt (59,5 procent), 28,5 procent volgt middelbaar beroepsonderwijs en de resterende 11,9 procent volgt hoger beroepsonderwijs of wetenschappelijk onderwijs.6 Het aandeel Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse leerlingen dat voortgezet onderwijs volgt is iets kleiner dan van de totale groep leerlingen (respectievelijk 53,8 en 49,5 procent). Van de Antilliaans-Nederlandse leerlingen volgt een bovengemiddeld deel een mbo-opleiding (35,6 procent). Ook het aantal Marokkaans Nederlandse
5 6
23
OCW (2010). Handleiding vsv-cijferproducten, p. 17 Een deel van de 12-jarigen (en ook 13 jarigen) volgt nog basisonderwijs. Hierover is in de monitor geen informatie beschikbaar.
Hoofdstuk 3
leerlingen dat een mbo-opleiding volgt, ligt boven het gemiddelde (37,3 procent). De verdeling van leerlingen op het hoger onderwijs is zowel tussen leerlingen van verschillende herkomstgroepen als onder de totale bevolking van Lelystad ongeveer gelijk. Een relatief iets kleiner deel van de AntilliaansNederlandse leerlingen volgt hoger onderwijs (10,5 procent). Van de Marokkaans Nederlandse leerlingen, volgt een relatief groter deel hoger onderwijs (13,2 procent).
Antilliaans Marokkaans
12,4
34,4
53,2
Turks
13,2
37,3
49,5
Surinaams
10,5
35,6
53,8
7,4
37,3
55,3
ov. niet-w esters
63,3
w esters
62,0
26,1
12,0
autochtoon
60,9
26,9
12,2
totaal
59,5
28,5
11,9
0%
10%
20%
30%
Voortgezet onderw ijs
Figuur 3.1:
24,8
40%
50%
60%
Middelbaar beroeps onderw ijs
70%
80%
11,9
90%
100%
Hoger onderw ijs
Leerlingen in het voortgezet onderwijs, mbo en hoger onderwijs naar etnische herkomst, 1 januari 2010 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep) Bron: BRON, DUO, bewerking Risbo
3.3.1
Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse leerlingen in het voortgezet onderwijs In deze paragraaf gaan we in op schoolgaande jongeren in de leeftijd van 12 t/m 22 in het voortgezet onderwijs. In figuur 3.2 wordt per herkomstgroep aangegeven welk deel van de leerlingen praktijkonderwijs, vmbo, havo en vwo volgt.7
7
24
Leerlingen in het speciaal onderwijs zijn in deze figuur buiten beschouwing gelaten. Het speciaal onderwijs is voor leerlingen met een functiebeperking (zie schema 3.1). Hierover is in de monitor geen informatie beschikbaar.
Onderwijs
10,1
Antilliaans
44,6
Marokkaans 3,3
50,0
6,4
Surinaams Turks
8,9
ov. niet-w esters
8,6
autochtoon totaal
48,5
20%
8,9
8,9
60%
4,7 0,7
2,7
6,0 1,3
10,9
10,2
8,0
8,9
7,3
40%
10,9
5,1
7,7
6,0
47,5
0%
Figuur 3.2:
8,0
9,5
10,0
15,3
5,7
42,9
5,2
9,3
9,6
48,3
8,1
12,7
12,1
44,6
4,0
9,5
14,0
44,7
6,5
w esters
12,8
4,5 1,3
6,4
12,9
10,5
9,8
3,8 1,3
9,1
1,4
15,3
11,3
9,6
10,7
10,0
1,6
9,4
1,4
80%
praktijkonderw ijs
vo leerjaar 1-2, alg, lj 3
vmbo bb, leerjaar 3-4
vmbo kb, leerjaar 3-4
vmbo tl-gl, leerjaar 3-4
havo, leerjaar 3-5
vw o, leerjaar 3-6
overig vo
1,1
100%
Leerlingen in het voortgezet onderwijs naar onderwijsniveau en etnische herkomst, 1 januari 2010 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep) Bron: BRON, DUO, bewerking Risbo
Uit figuur 3.2 wordt duidelijk dat een bovengemiddeld groot deel van de Antilliaans-Nederlandse jongeren in Lelystad praktijkonderwijs volgt (10,1 procent). Het praktijkonderwijs is bestemd voor leerlingen die niet in staat zijn om een diploma te behalen in het vmbo. Het beoogt de leerlingen op te leiden voor zeer eenvoudig werk op de arbeidsmarkt. Stages zijn daarbij een essentieel onderdeel. Het aandeel van de Marokkaans-Nederlandse jongeren dat praktijkonderwijs volgt (3,3 procent), is kleiner dan het gemiddelde van het gemiddelde van 5,2 procent. We zien verder dat van de totale groep 12 t/m 22-jarige leerlingen uit Lelystad 10,7 procent in de bovenbouw van de havo zit en 9,4 procent in de bovenbouw van het vwo. Onder Antilliaans-Nederlandse jongeren liggen deze percentages lager (respectievelijk 9,5 en 4,7 procent). Marokkaans-Nederlandse leerlingen blijven net als de Antilliaans-Nederlandse leerlingen ook achter bij de totale groep leerlingen uit Lelystad. Van de Marokkaans-Nederlandse leerlingen volgt 2,7 procent de bovenbouw van de havo en 6,0 procent de bovenbouw van het vwo.
25
Hoofdstuk 3
3.3.2
Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse deelnemers in het mbo Figuur 3.3 heeft betrekking op de 12 t/m 22-jarige schoolgaande jongeren in het mbo. Het mbo kent met name in de beroepsbegeleidende leerweg een aanzienlijk aantal leerlingen dat ouder is dan 22 jaar. Deze blijven hier buiten beschouwing omdat er geen gegevens over beschikbaar zijn.
Antilliaans
Surinaams 3,5 Turks
6,6
ov. niet-w esters
7,3
0%
27,3 28,0 20%
30%
mbo niveau 1
Figuur 3.3:
44,6
28,4
24,3
10%
42,3
21,9
28,5
totaal 3,4
42,5
24,5
26,4
autochtoon 2,6
37,1
29,7
29,7
w esters 2,7
44,2
19,5
34,5
Marokkaans 1,8
36,7
23,5
32,7
7,1
40%
29,3
40,8
27,6
40,9 50%
mbo niveau 2
60% mbo niveau 3
70%
80%
90%
100%
mbo niveau 4
Leerlingen (12-22 jaar) aan het mbo naar niveau en etnische herkomstgroep, 1 januari 2010 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep) Bron: BRON, DUO, bewerking Risbo
Figuur 3.3 laat zien dat van alle Antilliaans-Nederlandse deelnemers aan het mbo 7,1 procent een assistent-opleiding, dat wil zeggen een opleiding op het laagste niveau binnen het middelbaar beroepsonderwijs volgt. Dit percentage is relatief hoog in vergelijking met de totale leerlingengroep in het mbo. Van de Antilliaanse Nederlanders in het mbo volgt 36,7 procent een opleiding op het hoogste niveau, namelijk een middenkader- of specialistenopleiding. Antilliaanse Nederlanders blijven daarmee achter bij het gemiddelde. 40,9 procent van het totale aantal leerlingen op het mbo volgt een niveau 4 opleiding. Het aandeel Marokkaans-Nederlandse leerlingen is groter dan gemiddeld op mbo niveau 2 en 4 (respectievelijk 34,5 en 44,2 procent).
26
Onderwijs
3.4
Nieuwe voortijdig schoolverlaters In deze paragraaf gaan we in op nieuwe voortijdig schoolverlaters (vsv-ers). We bekijken het aandeel nieuwe voortijdig schoolverlaters onder Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse jongeren en relateren dit aan het aandeel nieuwe voortijdig schoolverlaters onder alle jongeren in Lelystad. We maken daarbij tevens een vergelijking tussen het aandeel nieuwe voortijdig schoolverlaters in de schooljaren 2008/2009 en 2009/2010. In figuur 3.4 is het aandeel nieuwe voortijdig schoolverlaters in de leeftijd van 12 t/m 22 jaar per schooljaar opgenomen.
9,0 8,4 8,0
7,8 6,9
7,0
6,5
6,5
6,3 5,9
6,0 5,3
5,2 4,9
5,0 4,5
4,4
5,1
5,2
4,6
3,9 4,0
3,0
2,0
1,0
0,0
Figuur 3.4:
08/09 09/10
08/09 09/10
08/09 09/10
08/09 09/10
08/09 09/10
08/09 09/10
08/09 09/10
08/09 09/10
Antilliaans
Marokkaans
Surinaams
Turks
ov. niet-w esters
w esters
autochtoon
totaal
Nieuwe voortijdig schoolverlaters (12-22 jaar) naar etnische herkomst, schooljaar 2008/2009 en 2009/2010 (in procenten van betreffende deelpopulatie) Bron: BRON, DUO, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
Per 1 januari 2010 wonen er in Lelystad 5.915 jongeren van 12 t/m 22 jaar die voortgezet onderwijs of middelbaar beroepsonderwijs volgen (zie tabel 3.1). In het schooljaar 2009/2010 hebben er hiervan 308 (5,2 procent) de school voortijdig verlaten. Het aandeel nieuwe voortijdig schoolverlaters is iets gestegen ten opzichte van het schooljaar 2008/2009 toen 5,1 procent van de jongeren zonder startkwalificatie uitstroomde. Van de 232 Antilliaans-Nederlandse jongeren die voortgezet onderwijs of middelbaar beroepsonderwijs volgen hebben er 15 (6,5 procent) de school voortijdig verlaten. Het aandeel Antilliaans-Nederlandse jongeren dat de school
27
Hoofdstuk 3
voortijdig verlaat is afgenomen ten opzichte van het schooljaar 2008/2009, toen 7,8 procent de school voortijdig verliet. Van de 255 Marokkaans-Nederlandse jongeren hebben er 15 (5,9 procent) de school voortijdig verlaten. Het aandeel Marokkaans-Nederlandse jongeren dat de school voortijdig verlaat is toegenomen ten opzichte van het schooljaar 2008/2009 waarin 5,3 procent de school voortijdig verliet.
Oververtegenwoordiging Een belangrijke doelstelling van het beleid is het terugdringen van de oververtegenwoordiging van Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse voortijdig schoolverlaters. De oververtegenwoordiging wordt berekend door het verschil tussen het aandeel nieuwe voortijdig schoolverlaters in de totale groep en de groep van Antilliaanse (of Marokkaanse) Nederlanders te delen door het aandeel in de totale groep.8 In tabel 3.1 is per herkomstgroep het aantal en aandeel nieuwe voortijdig schoolverlaters en de oververtegenwoordiging weergegeven. Van alle jongeren die voortgezet of middelbaar beroepsonderwijs volgen is 5,2 procent een nieuwe voortijdig schoolverlater. Van de AntilliaansNederlandse jongeren heeft 6,5 procent de school voortijdig verlaten. De oververtegenwoordiging van de Antilliaans-Nederlandse nieuwe voortijdig schoolverlaters komt daarmee uit op 24 procent.9 Dat is 29 procentpunten lager dan de oververtegenwoordiging van 53 procent in het schooljaar 2008/2009. Onder Antilliaans-Nederlandse schoolverlaters gaat het om een afname van 2 personen. Onder de totale groep schoolverlaters gaat het om een toename van 8 personen. Van de Marokkaans-Nederlandse jongeren heeft 5,9 procent de school voortijdig verlaten. De oververtegenwoordiging van de MarokkaansNederlandse nieuwe voortijdig schoolverlaters komt daarmee uit op 13 procent. In het vorige schooljaar was de oververtegenwoordiging 9 procentpunten lager (4 procent). Onder Marokkaans-Nederlandse schoolverlaters gaat het om een toename van 2 personen.
8
9
28
Een rekenvoorbeeld: als van alle jongeren in de gemeente 5% de school voortijdig verlaat en van de jongeren in de herkomstgroep 7,5% dan is de oververtegenwoordiging: ((7,5-5)/5)*100=50% Het percentage oververtegenwoordiging is berekend op basis van de niet-afgeronde percentages.
Onderwijs
Tabel 3.1:
Nieuwe voortijdig schoolverlaters (12-22 jaar) naar etnische herkomst, schooljaar 2008/2009 en 2009/2010 Antilliaans
leerlingen vo/mbo 12 t/m 22 jaar
08/09
09/10
Marokkaans verschil
08/09
09/10
totaal verschil
08/09
09/10
verschil
219
232
247
255
5.910
5.915
nieuw voortijdig schoolverlaten (N)
17
15
-2
13
15
2
300
308
8
nieuw voortijdig schoolverlaten (%)
7,8
6,5
-1,3
5,3
5,9
0,6
5,1
5,2
0,1
oververtegenwoordiging (%)
53
24
-29
4
13
9
nvt
nvt
nvt
Bron: BRON, DUO, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
In de tabellen b3.3 en b3.4 in de bijlage wordt het aantal, het percentage nieuwe voortijdig schoolverlaters en de oververtegenwoordiging gepresenteerd voor alle 22 Antillianengemeenten en de 22 gemeenten van het samenwerkingsverband Marokkaanse Nederlanders.
3.4.1
Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse nieuwe voortijdig schoolverlaters naar achtergrondkenmerken In figuur 3.5a en b splitsen we de vsv-cijfers uit naar geslacht, generatie en leeftijd. Het aandeel voortijdig schoolverlaters is onder jongens veel groter dan onder meisjes. Dit beeld zien we zowel bij jongeren van Antilliaanse herkomst als bij jongeren van Marokkaanse herkomst. Onder Marokkaans-Nederlandse jongens is het aandeel meer dan drie keer zo hoog als onder meisjes (respectievelijk 8,7 procent versus 2,6 procent) (zie figuur 3.5b). Het aandeel voortijdig schoolverlaters onder leerlingen afkomstig uit de tweede generatie Antilliaanse Nederlanders is iets groter dan onder de eerste generatie (respectievelijk 5,4 en 7,1 procent). Het aantal Marokkaans-Nederlandse leerlingen van de eerste generatie is zeer beperkt (zie tabel b3.2 in de bijlage). Van de 18 Marokkaans-Nederlandse leerlingen van de eerste generatie heeft geen enkele leerling de school verlaten. Het aantal Marokkaans-Nederlandse leerlingen van de tweede generatie is veel groter. Van deze 237 hebben er 15 (6,3 procent) school voortijdig verlaten. Ten slotte zien we dat voortijdig schoolverlaten in het mbo veel vaker voorkomt dan in het vo. Opgemerkt wordt dat het aantal Antilliaansen Marokkaans voortijdig schoolverlaters (zeer) beperkt is, de resultaten van deze analyses moeten daarom voorzichtig worden geïnterpreteerd. In beide herkomstgroepen gaat het om 15 jongeren die in 2010 school voortijdig verlieten (zie ook tabel b3.2 in de bijlage).
29
Hoofdstuk 3
Ant illiaanse Nederlanders
6,5 Nieuw vsv (%)
totale bevolking
5,2
7,0 M an
6,2 5,9
Vrouw
4,2
5,4 1e generatie
7,3 7,1
2e generatie
5,3
3,3
12-16 jaar
1,6 9,6
17-19 jaar
10,8 11,1
20-22 jaar
10,8
2,3
vo
1,8 9,4
mbo
11,4 0,0
Figuur 3.5a:
5,0
10,0
15,0
Aandeel nieuwe vsv-ers (12-22 jaar) onder Antilliaanse Nederlanders naar achtergrondkenmerken, in schooljaar 2009/2010 (in procenten van betreffende deelpopulatie) Bron: BRON, DUO, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
30
Onderwijs
M arokkaanse Nederlanders
5,9 Nieuw vsv (%)
totale bevolking
5,2
8,7 M an
6,2 2,6
Vrouw
4,2
0,0 1e generatie
7,3 6,3
2e generatie
5,3
2,9
12-16 jaar
1,6 9,5
17-19 jaar
10,8 8,6
20-22 jaar
10,8
3,4
vo
1,8 9,1
mbo
11,4 0,0
Figuur 3.5b:
5,0
10,0
Aandeel nieuwe vsv-ers (12-22 jaar) onder Marokkaanse Nederlanders, naar achtergrondkenmerken, in schooljaar 2009/2010 (in procenten van betreffende deelpopulatie) Bron: BRON, DUO, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
31
15,0
Hoofdstuk 4
4.1
Arbeid en Uitkering
Inleiding In dit hoofdstuk gaan we in op de arbeids- en uitkeringsituatie van de Antilliaans-Nederlandse en Marokkaans-Nederlandse bevolking. In paragraaf 4.2 wordt allereerst kort ingegaan op de gebruikte begrippen en databronnen. Vervolgens wordt in paragraaf 4.3 gerapporteerd over het aandeel nietwerkende werkzoekenden. Het aandeel werkzoekenden onder Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders is landelijk bezien hoger dan in de totale bevolking. Het reduceren van de oververtegenwoordiging van Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders op dit terrein is een belangrijke doelstelling van het beleid gericht op Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders. We bekijken of er ten opzichte van de totale bevolking van de gemeente een oververtegenwoordiging is van Antilliaans-Nederlandse en MarokkaansNederlandse werkzoekenden en of zich hierin ten opzichte van 2009 veranderingen hebben voorgedaan. In paragraaf 4.4 doen we een soortgelijke analyse voor het aandeel uitkeringsontvangers onder Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders.
4.2
Gebruikte begrippen en databronnen
Niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsontvangers In deze paragraaf gaan we kort in op de gebruikte begrippen. In paragraaf 4.3 rapporteren we over niet-werkende werkzoekenden (NWW) in de leeftijd van 15 t/m 64 jaar. Een niet-werkende werkzoekende is gedefinieerd als een persoon die bij een vestiging van het UWV WERKbedrijf is ingeschreven als een werkzoekende zonder werk of als werkzoekende die minder dan twaalf uur per week werkt met een inschrijfdatum en geen uitschrijfdatum. In paragraaf 4.4 gaan we in op personen die een uitkering ontvangen in het kader van de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet investeren in jongeren (WIJ) en/of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze
33
Hoofdstuk 4
werknemers, respectievelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen (IOAW en IOAZ).10 Veelal wordt gerapporteerd over het percentage niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsontvangers. Deze percentages zijn berekend door het aantal NWW-ers (respectievelijk het aantal uitkeringsontvangers) te delen door het aantal personen in de leeftijd van 15 t/m 64 jaar (de potentiële beroepsbevolking) en te vermenigvuldigen met 100. Data De in dit hoofdstuk gepresenteerde gegevens over niet-werkende werkzoekenden zijn gebaseerd op registraties afkomstig van het UWV WERKbedrijf. Het UWV WERKbedrijf levert aan veel gemeenten jaarlijks een databestand met niet-werkende werkzoekenden per 31 december. Dit databestand is, met toestemming van UWV WERKbedrijf, door de gemeenten aan Risbo doorgeleverd. Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van het bestand met werkzoekenden die per 31-12-2009 bij het UWV WERKbedrijf stonden ingeschreven. De cijfers over uitkeringen zijn afkomstig van de gemeentelijke of regionale uitkeringsinstanties. De cijfers hebben 1-1-2010 als peildatum.
4.3
Werkzoekenden In figuur 4.1a is het aandeel werkzoekenden in de leeftijd van 15 t/m 64 jaar in 2009 en 2010 opgenomen. Per 1 januari 2010 wonen in Lelystad 51.745 personen van 15 t/m 64 jaar. Daarvan staan er 2.875 (5,6 procent) als nietwerkende werkzoekende bij het UWV WERKbedrijf ingeschreven (zie ook tabel 4.1). Het aandeel niet-werkende werkzoekenden is gestegen ten opzichte van 2009. Toen stond 4,3 procent van de 15 t/m 64-jarigen als niet-werkende werkzoekende ingeschreven. Van de 1.182 Antilliaanse Nederlanders van 15 t/m 64 jaar zijn er 162 (13,7 procent) als niet-werkende werkzoekende geregistreerd. Het aandeel Antilliaans-Nederlandse werkzoekenden is toegenomen ten opzichte van 2009, toen 9,3 procent als niet werkende werkzoekende stond ingeschreven. Van de 1.419 Marokkaanse Nederlanders van 15 t/m 64 jaar zijn er 162 (11,4 procent) als niet-werkende werkzoekende geregistreerd. Dit aandeel is groter dan het percentage van 8,6 in 2009.
10
34
In een paar gemeenten zijn ook enkele personen die een uitkering ontvangen in het kader van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars (WIK) in het bestand opgenomen. Deze blijven in de navolgende analyses buiten beschouwing.
Arbeid en Uitkering
16,0
13,7
14,0
12,0
10,0
11,4
9,7
9,9
9,3 8,6
8,3
8,0 8,0 7,0
6,5
6,2
5,6
6,0
5,1 4,3
4,0
4,3
3,3
2,0
0,0
Figuur 4.1a:
2009 2010
2009 2010
2009 2010
2009 2010
2009 2010
Antilliaans
Marokkaans
Surinaams
Turks
ov. niet-w esters w esters
2009 2010
2009 2010
2009 2010
autochtoon
totaal
Werkzoekenden (15-64 jaar) naar etnische herkomst, per 1 januari 2009 en 2010 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep) Bron: UWV WERKbedrijf, bewerking Risbo
Oververtegenwoordiging Het aandeel niet-werkende werkzoekenden onder Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders is hoger dan in de totale bevolking van Lelystad. Een doelstelling van het beleid is het terugdringen van de oververtegenwoordiging van Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse niet-werkende werkzoekenden. De oververtegenwoordiging geeft aan in hoeverre het percentage Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse werkzoekenden afwijkt van dat onder de hele bevolking in de gemeente. De oververtegenwoordiging wordt berekend door het verschil tussen het aandeel werkzoekenden in de totale groep en de groep van Antilliaanse (of Marokkaanse) Nederlanders te delen door het aandeel in de totale groep. 11 In tabel 4.1 is per herkomstgroep het aantal en aandeel werkzoekenden onder 15 t/m 64-jarigen en het percentage oververtegenwoordiging weergegeven voor de afgelopen twee jaar. Van alle 15 t/m 64-jarigen is 5,6 procent werkzoekend. Van de Antilliaanse Nederlanders in de leeftijd van 15 t/m 64 jaar is 13,7 procent werkzoekend. De
11
35
Een rekenvoorbeeld: als van alle 15-64 jarigen in de gemeente 8% al werkzoekende staat ingeschreven en van de 15-64 jarigen in de herkomstgroep 10% dan is de oververtegenwoordiging: ((10-8)/8)*100=25%
Hoofdstuk 4
oververtegenwoordiging van de Antilliaans-Nederlandse werkzoekenden ten opzichte van de totale bevolking is 147 procent.12 Dat is 32 procentpunten hoger dan de oververtegenwoordiging van 115 procent in 2009. Onder de AntilliaansNederlandse werkzoekenden gaat het om een toename van 54 personen, onder de totale groep werkzoekenden om een toename van 652 personen. Van de 15 t/m 64-jarige Marokkaanse Nederlanders is 11,4 procent werkzoekend. De oververtegenwoordiging van de Marokkaans-Nederlandse werkzoekenden is 105 procent. Dat is 5 procentpunten hoger dan de oververtegenwoordiging van 100 procent in 2009. Onder MarokkaansNederlandse werkzoekenden gaat het om een toename van 41 personen. Tabel 4.1: Werkzoekenden (15-64 jaar) naar etnische herkomst, per 1 januari 2009 en 2010 Antilliaans
bevolking van 15 t/m 64 jaar
2009
2010
Marokkaans verschil
2009
2010
totaal verschil
2009
2010
verschil
1.167
1.182
1.408
1.419
51.673
51.745
werkzoekenden
108
162
54
121
162
41
2.223
2.875
652
% werkzoekenden
9,3
13,7
4,4
8,6
11,4
2,8
4,3
5,6
1,3
oververtegenwoordiging
115
147
32
100
105
5
nvt
nvt
nvt
Bron: UWV WERKbedrijf, bewerking Risbo
12
36
Het percentage oververtegenwoordiging is berekend op basis van de niet-afgeronde percentages.
Arbeid en Uitkering
Jongeren In deze paragraaf kijken we naar het aandeel werkzoekenden onder Antilliaansen Marokkaans-Nederlandse jongeren in vergelijking met het aandeel werkzoekenden onder alle jongeren in Lelystad. Als we figuur 4.1a vergelijken met figuur 4.1b zien we dat het aandeel werkzoekenden onder jongeren van 15 t/m 24 jaar lager is dan onder ouderen. Er wonen 8.943 jongeren van 15 t/m 24 jaar in Lelystad (zie ook tabel 4.2). Daarvan staan er 266 (3,0 procent) als werkzoekende geregistreerd. Het aandeel werkzoekende jongeren is toegenomen in vergelijking met 2009. Toen was 1,9 procent als werkzoekende ingeschreven (zie figuur 4.1b). Van de 345 Antilliaanse Nederlanders jongeren zijn er 25 (7,2 procent) werkzoekend. In 2009 was het percentage werkzoekenden lager, namelijk 2,8 procent. Van de 352 Marokkaanse Nederlanders van 15 t/m 24 jaar zijn er 13 (3,7 procent) werkzoekend. In 2009 was dit 0,8 procent. Ook onder MarokkaansNederlandse jongeren is het aandeel werkzoekenden afgelopen jaar gestegen. 16,0
14,0
12,0
10,0
8,0
7,2
6,0 4,3
4,1
3,7
4,0
3,2
2,8
2,9 2,3
2,0
2,2
1,9 1,4
1,4
3,0
2,6 1,9
0,8 0,0
Figuur 4.1b:
2009 2010
2009 2010
2009 2010
2009 2010
2009 2010
Antilliaans
Marokkaans
Surinaams
Turks
ov. niet-w esters w esters
2009 2010
2009 2010
2009 2010
autochtoon
totaal
Werkzoekenden (15-24 jaar) naar etnische herkomst, per 1 januari 2009 en 2010 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep) Bron: UWV WERKbedrijf, bewerking Risbo
37
Hoofdstuk 4
Oververtegenwoordiging In tabel 4.2 is per herkomstgroep het aantal en aandeel werkzoekenden onder 15 t/m 24-jarigen en het oververtegenwoordigingpercentage weergegeven voor de afgelopen twee jaar. De oververtegenwoordiging van de AntilliaansNederlandse werkzoekende jongeren ten opzichte van de totale groep jongeren is 144 procent. Dit is 93 procentpunten hoger dan de oververtegenwoordiging van 51 procent in 2009. Onder de Antilliaans-Nederlandse werkzoekende jongeren gaat het om een toename van 15 personen, onder de totale groep jongeren om een toename van 98 personen. De oververtegenwoordiging van de 15 t/m 24-jarige Marokkaans-Nederlandse werkzoekenden ten opzichte van de totale bevolking komt voor Lelystad uit op 24 procent. Dat is 81 procentpunten hoger dan de oververtegenwoordiging van -57 procent in 2009. Onder Marokkaans-Nederlandse werkzoekende jongeren gaat het om een toename van 10 personen. Tabel 4.2: Werkzoekenden (15-24 jaar) naar etnische herkomst, per 1 januari 2009 en 2010 Antilliaans 2009
2010
jongeren van 15 t/m 24 jaar
Marokkaans verschil
totaal
2009
2010
verschil
375
352
3
13
10
2009
2010
verschil
9.062
8.943
168
266
98
357
345
werkzoekenden
10
25
15
% werkzoekenden
2,8
7,2
4,4
0,8
3,7
2,9
1,9
3,0
1,1
oververtegenwoordiging
51
144
93
-57
24
81
nvt
nvt
nvt
Bron: UWV WERKbedrijf, bewerking Risbo
In de tabellen b4.5 en b4.6 in de bijlage wordt het aantal en het percentage werkzoekenden en de oververtegenwoordiging gepresenteerd voor alle 22 Antillianengemeenten en de 22 gemeenten van het samenwerkingsverband Marokkaanse Nederlanders.
38
Arbeid en Uitkering
4.3.1
Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse werkzoekenden naar achtergrondkenmerken In figuur 4.2a en 4.2b wordt het aandeel werkzoekenden uitgesplitst naar geslacht, leeftijd en generatie. In figuur 4.2a zien we dat van de AntilliaansNederlandse vrouwen een groter deel (14,8 procent) werkzoekend is dan van de Antilliaans-Nederlandse mannen (12,7 procent). Het percentage werkzoekenden onder de eerste generatie Antilliaanse Nederlanders is met 15,3 procent hoger dan onder de tweede generatie (9,4 procent). Dit kan deels het gevolg zijn van het verschil in de leeftijdsopbouw tussen de eerste en tweede generatie. De tweede generatie Antilliaanse Nederlanders is gemiddeld genomen iets jonger (zie figuur 2.5a) en het aandeel werkzoekenden onder jongeren is veel kleiner dan onder ouderen. Om te voorkomen dat er van een generatie-effect wordt gesproken terwijl er sprake is van een leeftijdseffect, vergelijken we de generaties binnen twee leeftijdsgroepen. Het aandeel werkzoekenden in de leeftijdscategorie 15-24 jaar is groter onder de eerste generatie Antilliaanse Nederlanders dan onder de tweede generatie (respectievelijk 9,7 en 5,3 procent). In de daarop volgende leeftijdscategorie is het aandeel werkzoekenden groter onder Antilliaanse Nederlanders afkomstig van de tweede generatie (14,9 procent) dan van de eerste generatie (13,3 procent). In figuur 4.2b zien we dat het percentage werkzoekenden onder MarokkaansNederlandse mannen en Marokkaans-Nederlandse vrouwen ongeveer gelijk is (respectievelijk 11,8 procent en 11,0 procent). Onder de Marokkaanse Nederlanders is het percentage werkzoekenden onder de eerste generatie, net als bij de Antilliaanse Nederlanders, veel hoger dan onder de tweede generatie. Dit kan voor een deel het gevolg zijn van het verschil in de leeftijdsopbouw tussen de eerste en tweede generatie. We corrigeren hiervoor door generaties te vergelijken binnen onderscheiden leeftijdsgroepen. Het aandeel werkzoekenden onder de eerste generatie Marokkaanse Nederlanders in de leeftijdscategorie 15-24-jaar is hoger dan onder de tweede generatie Marokkaanse Nederlanders (respectievelijk 6,5 en 3,3 procent). In de leeftijdcategorie 25-34-jarigen is het aandeel tweede generatie Marokkaanse Nederlanders groter dan die afkomstig van de eerste generatie (respectievelijk 10,6 en 13,6 procent). Opgemerkt wordt dat het aantal Marokkaans-Nederlandse jonge werkzoekenden (zeer) beperkt is en dat de resultaten van deze analyses daarom voorzichtig moeten worden geïnterpreteerd. Voor absolute aantallen wordt verwezen naar tabel b4.1 in de bijlage.
39
Hoofdstuk 4
5,6
totale bevolking
12,7
Man
5,3 14,8
Vrouw
5,8
15,3
1e generatie
10,3 9,4
2e generatie
5,9
7,2
15-24 jaar
3,0 12,4
25-34 jaar
6,2 13,5
35-44 jaar
5,8 22,1
45-54 jaar
6,8 19,0
55-64 jaar
5,6
9,7
15-24 jaar, 1e generatie
4,2 5,3
15-24 jaar, 2e generatie
3,2
11,3
25-34 jaar, 1e generatie
9,1 14,9
25-34 jaar, 2e generatie
9,2
0,0
Figuur 4.2a:
Antilliaanse Nederlanders
13,7
Bevollking (15-64 jaar)
5,0
10,0
15,0
20,0
25,0
30,0
Aandeel Antilliaans-Nederlandse werkzoekenden (15-64 jaar) naar achtergrondkenmerken, per 1 januari 2010 (in procenten van betreffende deelpopulatie) Bron: UWV WERKbedrijf, bewerking Risbo
40
Arbeid en Uitkering
5,6
totale bevolking
11,8
Man
5,3 11,0
Vrouw
5,8
13,9
1e generatie
10,3 7,3
2e generatie
5,9
3,7 3,0
15-24 jaar
12,0
25-34 jaar
6,2 14,3
35-44 jaar
5,8 15,5
45-54 jaar
6,8 18,5
55-64 jaar
5,6
6,5
15-24 jaar, 1e generatie
4,2 3,3 3,2
15-24 jaar, 2e generatie
10,6
25-34 jaar, 1e generatie
9,1 13,6
25-34 jaar, 2e generatie
9,2
0,0
Figuur 4.2b:
Marokkaanse Nederlanders
11,4
Bevollking (15-64 jaar)
5,0
10,0
15,0
20,0
25,0
30,0
Aandeel Marokkaans-Nederlandse werkzoekenden (15-64 jaar) naar achtergrondkenmerken, per 1 januari 2010 (in procenten van betreffende deelpopulatie) Bron: UWV WERKbedrijf, bewerking Risbo
Kenmerken van werkzoekenden In tabel b4.3 in de bijlage wordt stilgestaan bij enkele andere kenmerken van de werkzoekenden, namelijk; duur, opleidingsniveau en beroepsniveau. Van de Antilliaans-Nederlandse werkzoekenden is 43,2 procent korter dan 6 maanden werkzoekend. Dit komt ongeveer overeen met het gemiddelde van de totale groep werkzoekenden in Lelystad (42,1 procent). Het percentage Marokkaanse Nederlanders dat korter dan 6 maanden werkzoekend is, bedraagt 40,7 procent. Van de Marokkaans-Nederlandse werkzoekenden is een groter deel laag opgeleid dan van de totale groep werkzoekenden (37,7 procent
41
Hoofdstuk 4
tegenover 19,8 procent). Zowel Antilliaanse als Marokkaanse Nederlanders zoeken bovengemiddeld vaak werk op een elementair (laag) niveau (respectievelijk 37,2 en 46,3 procent tegenover 24,5 procent gemiddeld)..
4.4
Uitkeringen In deze paragraaf staan personen die afhankelijk zijn van een uitkering centraal. Van de 51.745 inwoners in Lelystad in de leeftijd van 15 t/m 64 jaar zijn er 1.553 (3,0 procent) afhankelijk van een uitkering in het kader van de WWB, WIJ of de IOA (zie figuur 4.3a en tabel 4.3). In 2009 was 2,4 procent van de 15 t/m 64jarigen afhankelijk van een uitkering. Het aandeel personen dat afhankelijk is van een uitkering is dus gestegen ten opzichte van 2009. Van de 1.182 Antilliaanse Nederlanders van 15 t/m 64 jaar ontvangen er 100 (8,5 procent) een uitkering. Het aandeel uitkeringsafhankelijke Antilliaanse Nederlanders is hoger dan in 2009. Toen was 6 procent van de 15-64-jarige Antilliaanse Nederlanders afhankelijk van een uitkering. Van de 1.419 Marokkaanse Nederlanders krijgen er 91 (6,4 procent) een uitkering. De uitkeringsafhankelijkheid van Marokkaanse Nederlanders is gestegen ten opzichte van 2009, toen 5,4 procent afhankelijk was van een uitkering.
42
Arbeid en Uitkering
14,0
12,0
10,0 8,5 8,1 8,0 6,4
6,1
6,0 6,0
5,4 4,8 3,8
4,0
4,1
4,4 3,2
3,0
2,6 1,8
2,0
2,1
2,4
0,0
Figuur 4.3a:
2009 2010
2009 2010
2009 2010
2009 2010
2009 2010
Antilliaans
Marokkaans
Surinaams
Turks
ov. niet-w esters w esters
2009 2010
2009 2010
2009 2010
autochtoon
totaal
Personen (15-64 jaar) met een WWB, WIJ of IOA uitkering naar etnische herkomst, per 1 januari 2009 en 2010 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep) Bron: gemeentelijke of regionale uitkeringsinstantie, bewerking Risbo
Oververtegenwoordiging Het aandeel Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders dat afhankelijk is van een uitkering is groter dan van de totale bevolking van Lelystad. Een doelstelling van het beleid is om deze oververtegenwoordiging te verminderen. De oververtegenwoordiging geeft aan in hoeverre het percentage Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders met een uitkering afwijkt van dat onder de hele bevolking in de gemeente. De oververtegenwoordiging wordt berekend door het verschil tussen het aandeel uitkeringsontvangers in de totale groep en de groep van Antilliaanse (of Marokkaanse) Nederlanders te delen door het aandeel in de totale groep.13 In tabel 4.3 is per herkomstgroep het aantal en aandeel uitkeringsontvangers onder 15 t/m 64-jarigen en de oververtegenwoordiging weergegeven. In 2010 is van alle 15 t/m 64-jarigen 3,0 procent afhankelijk van een uitkering. Onder Antilliaanse Nederlanders in deze leeftijdscategorie is de uitkeringsafhankelijkheid 8,5 procent. De oververtegenwoordiging van de Antilliaans-Nederlandse uitkeringsontvangers bedraagt 182 procent.14 In 2009 was de oververtegenwoordiging 36 procentpunt lager dan de 146 procent in 2010. Bij de Antilliaanse Nederlanders met een uitkering gaat het om een
13
14
43
Een rekenvoorbeeld: als van alle 15-64 jarigen in de gemeente 6% afhankelijk is van een uitkering en van de 15-64 jarigen in de herkomstgroep 12% dan is de oververtegenwoordiging: ((12-6)/6)*100=100% Het percentage oververtegenwoordiging is berekend op basis van de niet-afgeronde percentages.
Hoofdstuk 4
toename van 30 personen, onder de totale groep om een toename van 294 personen. In 2010 ontvangt 6,4 procent van de 15 t/m 64-jarige Marokkaanse Nederlanders een uitkering. De oververtegenwoordiging komt in 2010 uit op 114 procent, dat is 8 procentpunten lager dan de oververtegenwoordiging van 122 procent in 2009. Onder Marokkaans-Nederlandse uitkeringsontvangers gaat het om een toename van 15 personen. Tabel 4.3: Personen (15-64 jaar) met een WWB, WIJ of IOA uitkering naar etnische herkomst, per 1 januari 2009 en 2010 Antilliaans
bevolking van 15 t/m 64 jaar
2009
2010
Marokkaans verschil
2009
2010
totaal verschil
2009
2010
verschil
1.167
1.182
1.408
1.419
51.673
51.745
uitkeringen (N)
70
100
30
76
91
15
1.259
1.553
294
uitkeringen (%)
6,0
8,5
2,5
5,4
6,4
1,0
2,4
3,0
0,6
oververtegenwoordiging (%)
146
182
36
122
114
-8
nvt
nvt
nvt
Bron: gemeentelijke of regionale uitkeringsinstantie, bewerking Risbo
44
Arbeid en Uitkering
Jongeren In deze paragraaf kijken we naar de mate van uitkeringsafhankelijkheid van Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse jongeren in vergelijking met de uitkeringsafhankelijkheid van alle jongeren in Lelystad. Als we figuur 4.3b vergelijken met figuur 4.3a, blijkt dat de uitkeringsafhankelijkheid van 15 t/m 24 jarige jongeren veel kleiner is dan van 15 t/m 64 jarigen. Er zijn in Lelystad 8.943 jongeren. Daarvan ontvangen er 147 (1,6 procent) een uitkering. Dit betekent een toename in vergelijking met 2009 toen 0,9 procent van de jongeren een uitkering ontving. Van de 345 Antilliaans-Nederlandse jongeren zijn 17 (4,9 procent) afhankelijk van een uitkering. Dat was in 2009 2,2 procent. Van de 352 MarokkaansNederlandse jongeren krijgen 4 (1,1 procent) een uitkering. We zien dat het percentage Marokkaans-Nederlandse jongeren ten opzichte van 2009 toegenomen is. Toen ontving 0,8 procent van de Marokkaans-Nederlandse jongeren een uitkering. 14,0
12,0
10,0
8,0
6,0 5,1
4,9
3,6
4,0
2,2
2,1
2,0 0,8
1,1
1,6
1,5
1,5 1,0
0,8
0,8
1,0
0,9
0,5
0,0
Figuur 4.3b:
2009 2010
2009 2010
2009 2010
2009 2010
2009 2010
Antilliaans
Marokkaans
Surinaams
Turks
ov. niet-w esters w esters
2009 2010
2009 2010
2009 2010
autochtoon
totaal
Personen (15-24 jaar) met een WWB, WIJ of IOA uitkering naar etnische herkomst, per 1 januari 2009 en 2010 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep) Bron: gemeentelijke of regionale uitkeringsinstantie, bewerking Risbo
45
Hoofdstuk 4
Oververtegenwoordiging In tabel 4.4 is het aantal en aandeel uitkeringsontvangers en het oververtegenwoordigingpercentage onder 15 t/m 24-jarigen weergegeven. De oververtegenwoordiging van de 15 t/m 24-jarige Antilliaans-Nederlandse uitkeringsontvangers komt voor 2010 uit op 200 procent. Dat is 49 procentpunten hoger dan de oververtegenwoordiging van 151 in 2009. Onder de jonge Antilliaanse Nederlanders met een uitkering gaat het om een toename van 9 personen, onder de totale groep jongeren om een toename van 66 personen. Voor de 15 t/m 24-jarige Marokkaans-Nederlandse uitkeringsontvangers is de oververtegenwoordiging -31 procent, dat is 21 procentpunten lager dan de oververtegenwoordiging van -10 procent in 2009. Onder jonge MarokkaansNederlandse uitkeringsontvangers gaat het om een toename van 1 persoon. Tabel 4.4: Personen (15-24 jaar) met een WWB, WIJ of IOA uitkering naar etnische herkomst, per 1 januari 2009 en 2010 Antilliaans
jongeren van 15 t/m 24 jaar
2009
2010
Marokkaans verschil
2009
2010
totaal verschil
2009
2010
verschil
357
345
375
352
9.062
8.943
uitkeringen (N)
8
17
9
3
4
1
81
147
66
uitkeringen (%)
2,2
4,9
2,7
0,8
1,1
0,3
0,9
1,6
0,7
oververtegenwoordiging (%)
151
200
49
-10
-31
-21
nvt
nvt
nvt
Bron: gemeentelijke of regionale uitkeringsinstantie, bewerking Risbo
In de tabellen b4.7 en b4.8 in de bijlage wordt het aantal en het percentage uitkeringsontvangers en de oververtegenwoordiging gepresenteerd voor alle 22 Antillianengemeenten en de 22 gemeenten van het samenwerkingsverband Marokkaanse Nederlanders.
4.4.1
Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse uitkeringsontvangers naar achtergrondkenmerken In figuur 4.4a zien we dat Antilliaans-Nederlandse vrouwen bijna twee keer zo vaak afhankelijk zijn van een uitkering als Antilliaans-Nederlandse mannen en dat de uitkeringsafhankelijkheid onder ouderen veel groter is dan onder jongeren. Verder zien we dat de tweede generatie veel minder vaak afhankelijk is van een uitkering dan de eerste generatie (zie figuur 4.4a). Dit zou deels het gevolg kunnen zijn van het verschil in de leeftijdsopbouw tussen de eerste en tweede generatie Antilliaanse Nederlanders. De tweede generatie is gemiddeld genomen veel jonger en het aandeel uitkeringsontvangers onder jongeren is veel kleiner dan onder ouderen. We corrigeren hiervoor door generaties te vergelijken binnen de onderscheiden leeftijdsgroepen. In de leeftijdsgroepen 15
46
Arbeid en Uitkering
t/m 24 jaar en 25 t/m 34 jaar is het aandeel uitkeringsontvangers onder de eerste generatie Antilliaanse Nederlanders nog steeds hoger dan onder de tweede generatie Marokkaanse Nederlanders. Uit figuur 4.4b blijkt dat Marokkaans-Nederlandse vrouwen iets minder vaak afhankelijk zijn van een uitkering dan Marokkaans-Nederlandse mannen (respectievelijk 5,8 en 7,0 procent). Verder blijkt dat de tweede generatie Marokkaanse Nederlanders uit Lelystad veel minder vaak afhankelijk van een uitkering is dan de eerste generatie. Dit zou deels het gevolg kunnen zijn van het verschil in de leeftijdsopbouw tussen de eerste en tweede generatie Marokkaanse Nederlanders. We corrigeren hiervoor door generaties te vergelijken binnen onderscheiden leeftijdsgroepen. In de leeftijdsgroepen 15 t/m 24 jaar en 25 t/m 34 jaar is het aandeel uitkeringsontvangers onder de eerste generatie Marokkaanse Nederlanders nog steeds hoger dan onder de tweede generatie Marokkaanse Nederlanders. De verschillen zijn echter wel kleiner geworden. Het aantal Marokkaans-Nederlandse jonge uitkeringsontvangers is (zeer) beperkt. De resultaten van deze analyses moeten daarom voorzichtig moeten worden geïnterpreteerd. Voor absolute aantallen wordt verwezen naar tabel b4.2 in de bijlage.
47
Hoofdstuk 4
3,0
totale bevolking
6,0
Man
2,3 11,1
Vrouw
3,7
10,2
1e generatie
6,8 3,8
2e generatie
2,6
4,9
15-24 jaar
1,6 6,4
25-34 jaar
2,8
35-44 jaar
2,9
8,3 12,5
45-54 jaar
3,5 15,5
55-64 jaar
4,0
6,5
15-24 jaar, 1e generatie
4,6 3,7
15-24 jaar, 2e generatie
1,6
7,9
25-34 jaar, 1e generatie
5,7 2,7 3,1
25-34 jaar, 2e generatie 0,0
Figuur 4.4a:
Antilliaanse Nederlanders
8,5
Bevollking (15-64 jaar)
5,0
10,0
15,0
20,0
25,0
30,0
Aandeel Antilliaanse Nederlanders (15-64 jaar) met een WWB, WIJ of IOA uitkering naar achtergrondkenmerken, per 1 januari 2010 (in procenten van betreffende deelpopulatie) Bron: gemeentelijke of regionale uitkeringsinstanties
48
Arbeid en Uitkering
3,0
totale bevolking
7,0
Man
2,3 5,8
Vrouw
3,7
8,4
1e generatie
6,8 3,0 2,6
2e generatie
1,1 1,6
15-24 jaar
5,8
25-34 jaar
2,8
35-44 jaar
2,9
7,4 9,2
45-54 jaar
3,5 19,6
55-64 jaar
4,0
2,2
15-24 jaar, 1e generatie
4,6 1,0 1,6
15-24 jaar, 2e generatie
6,6
25-34 jaar, 1e generatie
5,7 4,9
25-34 jaar, 2e generatie
3,1
0,0
Figuur 4.4b:
Marokkaanse Nederlanders
6,4
Bevollking (15-64 jaar)
5,0
10,0
15,0
20,0
25,0
30,0
Aandeel Marokkaanse Nederlanders (15-64 jaar) met een WWB, WIJ of IOA uitkering naar achtergrondkenmerken, per 1 januari 2010 (in procenten van betreffende deelpopulatie) Bron: gemeentelijke of regionale uitkeringsinstanties
Kenmerken van uitkeringsontvangers In tabel b4.4 in de bijlage worden ook cijfers gepresenteerd over de uitkeringsduur. De uitkeringsduur van Marokkaanse Nederlanders is bijna gelijk aan die van de totale groep uitkeringsontvangers in Lelystad. Antilliaanse Nederlanders zijn iets oververtegenwoordigd in de categorie 0-6 maanden, 7-12 maanden en 1-2 jaar. In de twee daaropvolgende categorieën is het aandeel Antilliaans-Nederlandse uitkeringsontvangers kleiner dan gemiddeld.
49
Hoofdstuk 5
5.1
Criminaliteit
Inleiding Het huidige beleid richt zich tevens op het verminderen van criminaliteit. In dit hoofdstuk wordt stilgestaan bij de omvang en aard van criminaliteit onder de Antilliaans-Nederlandse en Marokkaans-Nederlandse bevolking in Lelystad. Daarbij wordt een vergelijking gemaakt met het aandeel verdachten onder andere grote herkomstgroepen en onder de totale bevolking van Lelystad. In paragraaf 5.2 wordt kort ingegaan op de gebruikte begrippen en de databron. In paragraaf 5.3 wordt aandacht geschonken aan de omvang van de criminaliteit onder de Antilliaans-Nederlandse en Marokkaans-Nederlandse bevolking in het jaar 2010. We bekijken of er ten opzichte van de totale bevolking van de gemeente een oververtegenwoordiging is van AntilliaansNederlandse en Marokkaans-Nederlandse verdachten en of zich hierin ten opzichte van 2009 veranderingen hebben voorgedaan. Vervolgens gaan we in op de achtergrondkenmerken en de oververtegenwoordiging van AntilliaansNederlandse en Marokkaans-Nederlandse verdachten in de bevolking van Lelystad. In paragraaf 5.4 worden verdachtencijfers gepresenteerd voor de periode 2006-2010. Het gaat hier om welk deel van de per 1 januari 2010 in Lelystad ingeschreven bevolking op enig moment in de periode 2006-2010 minimaal één keer in aanraking met de politie is gekomen op verdenking van betrokkenheid bij een misdrijf. Vervolgens komt in paragraaf 5.5 de pleegcarrière aan de orde en wordt in paragraaf 5.6 ingegaan op het type misdrijven waar Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders van verdacht worden.
5.2
Gebruikte begrippen en databron
Verdachten, antecedenten en misdrijven In deze paragraaf gaan we kort in op de gebruikte begrippen. We maken onderscheid tussen verdachten, antecedenten en misdrijven. Er wordt eerst gerapporteerd over (het percentage) verdachten. Een persoon staat als verdachte geregistreerd indien tegen hem proces-verbaal is opgemaakt ter
51
Hoofdstuk 5
zake van één of meer misdrijven/delicten. Zo’n proces-verbaal wordt een antecedent genoemd. In een proces-verbaal of antecedent kunnen meerdere misdrijven worden geregistreerd. Men kan hierbij denken aan een winkeldiefstal waarbij ook mishandeling heeft plaatsgevonden. Indien van deze gebeurtenis proces-verbaal wordt opgemaakt, zullen hierin meerdere wetsartikelen worden vermeld. Uiteraard komt het ook voor dat in een bepaald jaar een persoon meer dan één keer met de politie in aanraking komt op verdenking van een misdrijf. Van een persoon die in een bepaald jaar drie keer is opgepakt door de politie voor een misdrijf en waartegen evenzoveel keer proces-verbaal is opgemaakt staan dan drie antecedenten geregistreerd. Het totaal aantal geregistreerde antecedenten en misdrijven in een bepaalde periode is dus bijna per definitie groter dan het totaal aantal geregistreerde verdachten. In paragraaf 5.5 wordt nagegaan of een verdachte eenmalig of vaker verdacht is geweest van een misdrijf. Hiervoor wordt de term pleegcarrière gebruikt. Verdachten worden onderscheiden naar beginners, meerplegers en veelplegers. Voor verdere uitleg zie paragraaf 5.5 en de begrippenlijst en technische toelichting in de bijlagen. Databron Voor dit hoofdstuk maken we gebruik van verdachtenregistraties uit het zogenaamde Herkenningsdienstsysteem (HKS). De gegevens zijn afkomstig van de Dienst IPOL van het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD). De Dienst IPOL verzamelt jaarlijks data vanuit het HKS. In het HKS worden verdachten geregistreerd tegen wie een proces-verbaal is opgemaakt wegens een misdrijf. Het is de overtuiging van de politie dat het daders zijn. Voor deze personen is proces-verbaal van opsporing gemaakt en verstuurd naar het Openbaar Ministerie. De rechter moet zich er nog over uitspreken. We rapporteren dus over verdachten en niet over veroordeelden. Cijfers 2010 De cijfers over het meest recent verlopen jaar (hier dus 2010) zijn altijd voorlopige cijfers. Deze cijfers worden in het eerste kwartaal van het komende jaar (2012) pas definitief. De daderaantallen lopen in vrijwel alle korpsen sinds 2008 terug. Dit wordt mogelijk mede veroorzaakt door de invoering van het nieuwe bedrijfsprocessensysteem BVH (Basisvoorziening Handhaving). De invoering van dit systeem heeft de administratieve druk bij de korpsen opgevoerd waardoor in sommige regio’s ook de registratie in HKS onder tijdsdruk kwam te staan met als gevolg registratieachterstanden in HKS. In de technische toelichting is hier nader op ingegaan. Dit geldt echter voor alle bevolkingsgroepen zodat het vergelijken van percentages wel mogelijk is.
52
Criminaliteit
Koppeling Geregistreerde verdachten in 2010 zijn op basis van het versleutelde persoonsnummer gekoppeld aan het bevolkingsbestand per 1 januari 2010. Indien het persoonsnummer in de verdachtenregistratie niet bekend is, kan er per definitie geen koppeling worden gemaakt met het bevolkingsbestand. Verdachten zonder valide persoonsnummer zijn in onderstaande tabellen dus niet opgenomen. Ook verdachten die in de loop van 2010 vanuit een niet in het onderzoek betrokken gemeente in een van de betrokken gemeenten zijn komen wonen, vallen buiten onderstaande analyses. De gepresenteerde verdachtenpercentages en aantallen kunnen daardoor verschillen van de door de Dienst IPOL gepresenteerde cijfers. Voor meer informatie over het HKS verwijzen we naar de begrippenlijst en technische toelichting in de bijlagen.
5.3
Verdachten 2010 In deze paragraaf gaan we in op verdachten van 12 jaar en ouder. Per 1 januari 2010 telt Lelystad 62.483 inwoners van 12 jaar of ouder. In het jaar 2010 komen er hiervan 1.084 (1,7 procent) in aanraking met de politie op verdenking van een misdrijf en worden als verdachte in het HKS geregistreerd (zie figuur 5.1a en tabel 5.1). Het percentage verdachten is ten opzichte van 2009 (1,8 procent) iets gedaald. Van de 1.348 Antilliaanse Nederlanders van 12 jaar of ouder worden er 76 (5,6 procent) verdacht van een misdrijf. Dit is minder dan in 2009. Toen werd 6,5 procent verdacht van een misdrijf. Van de 1.625 Marokkaanse Nederlanders van 12 jaar en ouder worden 79 (4,9 procent) personen verdacht. Het percentage verdachten onder Marokkaanse Nederlanders is iets lager dan in 2009, toen 5 procent werd verdacht van een misdrijf.
53
Hoofdstuk 5
10,0
8,0
6,5 6,0
5,6 5,0
4,9 4,3
4,2
4,0
3,6 3,0 2,7
2,6 2,1 1,8
2,0
1,8 1,3
1,7
1,2
0,0
Figuur 5.1a:
2009 2010
2009 2010
2009 2010
2009 2010
2009 2010
2009 2010
2009 2010
2009 2010
Antilliaans
Marokkaans
Surinaams
Turks
ov. niet-w esters
w esters
autochtoon
totaal
Verdachten (12 jaar en ouder), in 2009 en 2010 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep per 1 januari) Bron: HKS, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
Oververtegenwoordiging De oververtegenwoordiging geeft aan in welke mate het verdachtenpercentage van Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders afwijkt van dat van de hele bevolking in de gemeente. De oververtegenwoordiging wordt berekend door het verschil tussen het aandeel verdachten in de totale groep en het aandeel Antilliaanse (of Marokkaanse) Nederlandse verdachten te delen door het aandeel verdachten in de totale groep.15 In tabel 5.1 is per herkomstgroep het aantal en aandeel verdachten van 12 jaar en ouder en het percentage oververtegenwoordiging weergegeven. Van alle personen van 12 jaar en ouder staat 1,7 procent geregistreerd als verdachte. Van de Antilliaanse Nederlanders van 12 jaar en ouder is 5,6 procent verdacht. De oververtegenwoordiging van Antilliaans-Nederlandse verdachten van 12 jaar en ouder komt uit op 225 procent.16 Dat is 31 procentpunten lager dan de oververtegenwoordiging in 2009 die toen 256 procent bedroeg.
15
16
54
Een rekenvoorbeeld: als van alle personen van 12 jaar en ouder in de gemeente 3% wordt verdacht en van de personen van 12 jaar en ouder in de herkomstgroep 6% dan is de oververtegenwoordiging: ((63)/3)*100=100% Het percentage oververtegenwoordiging is berekend op basis van de niet-afgeronde percentages.
Criminaliteit
Onder de Antilliaans-Nederlandse verdachten gaat het om een afname van 10 personen, onder de totale groep om een afname van 51 personen. Van Marokkaanse Nederlanders van 12 jaar en ouder staat 4,9 procent geregistreerd als verdachte. De oververtegenwoordiging voor de MarokkaansNederlandse verdachten van 12 jaar en ouder is 180 procent, dat is 6 procentpunten hoger dan de oververtegenwoordiging van 174 procent in 2009. Onder Marokkaans-Nederlandse verdachten ging het om een afname van 1 persoon. Tabel 5.1: Personen (12 jaar en ouder) verdacht van een misdrijf, naar etnische herkomst, 2009 en 2010 Antilliaans
bevolking 12 jaar en ouder
Marokkaans
2009
2010
1.319
1.348
86
76
-10
verdacht (N)
verschil
totaal
2009
2010
verschil
1.591
1.625
80
79
-1
2009
2010
verschil
61.958
62.483
1.135
1.084
-51
verdacht (%)
6,5
5,6
-0,9
5,0
4,9
-0,1
1,8
1,7
-0,1
oververtegenwoordiging (%)
256
225
-31
174
180
6
nvt
nvt
nvt
Bron: HKS, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
55
Hoofdstuk 5
Jongeren In figuur 5.1b is het percentage verdachten onder jongeren opgenomen. Als we deze figuur vergelijken met figuur 5.1a zien we dat het percentage verdachten onder jongeren in het algemeen groter is dan onder ouderen. Er wonen in Lelystad 11.601 jongeren in de leeftijd van 12 t/m 24 jaar (zie ook tabel 5.2). In 2010 worden er daarvan 471 verdacht, dat is 4,1 procent. Het aandeel verdachte jongeren is even groot als in 2009. Toen werd 4,1 procent van alle 12 t/m 24-jarige jongeren verdacht van een misdrijf. Van de 449 Antilliaans-Nederlandse 12 t/m 24-jarige jongeren worden er 33 (7,3 procent) verdacht. Dat is minder dan de 9,2 procent in 2009. Van de 464 Marokkaans-Nederlandse jongeren worden er 35 (7,5 procent) verdacht. Dat is minder dan het percentage in 2009 (9,4 procent).
10,0 9,4
9,2
8,0
7,5
7,3
7,2
6,2 5,8
6,0
5,1
4,9
4,6 4,1
4,2
4,1
4,1
4,0
2,9
3,0
2,0
0,0
Figuur 5.1b:
2009 2010
2009 2010
2009 2010
2009 2010
2009 2010
2009 2010
2009 2010
2009 2010
Antilliaans
Marokkaans
Surinaams
Turks
ov. niet-w esters
w esters
autochtoon
totaal
Verdachten (12-24 jaar), in 2009 en 2010 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep per 1 januari) Bron: HKS, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
56
Criminaliteit
Oververtegenwoordiging In tabel 5.2 is per herkomstgroep het aantal en aandeel verdachten onder 12 t/m 24-jarigen en het oververtegenwoordigingpercentage weergegeven voor de afgelopen twee jaar. De oververtegenwoordiging van Antilliaans-Nederlandse verdachten van 12 t/m 24 jaar komt uit op 81 procent. Dat is 44 procentpunten lager dan de oververtegenwoordiging van 125 procent in 2009. Onder de jonge Antilliaans-Nederlandse verdachten gaat het om een afname van 9 personen, onder de totale groep jongeren om een afname van 6 personen. De oververtegenwoordiging voor de Marokkaans-Nederlandse verdachten van 12 t/m 24 jaar bedraagt 86 procent. Dat is 44 procentpunten lager dan de oververtegenwoordiging van 130 procent in 2009. Onder jonge MarokkaansNederlandse verdachten gaat het om een afname van 9 personen. Tabel 5.2: Personen (12-24 jaar) verdacht van een misdrijf, naar etnische herkomst, 2009 en 2010 Antilliaans
jongeren 12 t/m 24 jaar
2009
2010
Marokkaans verschil
2009
2010
totaal verschil
2009
2010
verschil
459
449
470
464
11.713
11.601
verdacht (N)
42
33
-9
44
35
-9
477
471
-6
verdacht (%)
9,2
7,3
-1,9
9,4
7,5
-1,9
4,1
4,1
0,0
oververtegenwoordiging (%)
125
81
-44
130
86
-44
nvt
nvt
nvt
Bron: HKS, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
In de tabellen b5.4 en b5.5 in de bijlage wordt ook het aantal en het percentage verdachten en de oververtegenwoordiging gepresenteerd voor alle 22 Antillianengemeenten en de 22 gemeenten van het samenwerkingsverband Marokkaanse Nederlanders. 5.3.1
Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse verdachten naar achtergrondkenmerken In de figuren 5.2a en 5.2b wordt het aandeel verdachten uitgesplitst naar subgroepen. Verdachten naar geslacht Mannen worden veel vaker verdacht dan vrouwen. Dit geldt voor zowel de Antilliaanse als voor de Marokkaanse Nederlanders. Van alle vrouwen van 12 jaar en ouder in Lelystad wordt in 2010 0,7 procent verdacht. Van de mannen wordt 2,8 procent verdacht van een misdrijf. We zien dat AntilliaansNederlandse vrouwen relatief vaak worden verdacht. In 2010 wordt 2,8 procent van de Antilliaans-Nederlandse vrouwen verdacht van een misdrijf. Dit percentage ligt vier keer hoger dan onder de totale vrouwelijke bevolking van 57
Hoofdstuk 5
Lelystad. Van de Marokkaans-Nederlandse vrouwen wordt in 2010 1,3 procent verdacht van een misdrijf.
Verdachten naar leeftijd en generatie Van de minderjarige Antilliaanse Nederlanders wordt 6,4 procent verdacht. Bij de jongvolwassenen is dit 8,1 procent en bij de 25-44 jarigen 6,7 procent. Het aandeel verdachten onder de 25-44 jarige Antilliaanse Nederlanders is nauwelijks lager dan onder Antilliaans-Nederlandse minderjarigen (zie figuur 5.2a). Bij de Marokkaanse Nederlanders zien we een ander beeld. Van de Marokkaans-Nederlandse minderjarigen wordt 9,5 procent verdacht, van de jongvolwassenen 5,8 procent. Onder de groep 25-44 jarige Marokkaanse Nederlanders is het percentage verdachten met 5,1 procent lager dan onder de Marokkaans-Nederlandse minderjarigen (zie figuur 5.2b). Onder Antilliaanse Nederlanders van de eerste generatie is het aandeel verdachten met 5,9 procent iets hoger dan onder de tweede generatie (4,9 procent). Het verschil is echter relatief klein. Onder Marokkaanse Nederlanders lijkt het verschil tussen de eerste en tweede generatie in het percentage verdachten op het eerste gezicht veel groter. Van de eerste generatie Marokkaanse Nederlanders is 2,5 procent verdacht, van de tweede generatie 8,5 procent. Een en ander hangt echter sterk samen met het verschil in leeftijdsopbouw tussen de eerste en tweede generatie Marokkaanse Nederlanders. De tweede generatie is gemiddeld genomen veel jonger en, zoals eerder werd aangeven, het aandeel verdachten onder jongeren is over het algemeen groter dan onder ouderen. Om te voorkomen dat verschillen in verdachtenpercentages tussen generaties onterecht worden toegeschreven aan een generatie-effect, terwijl er eigenlijk sprake is van een leeftijdseffect, is in figuur 5.2b de analyse opnieuw gemaakt, maar nu voor MarokkaansNederlandse jongeren in de leeftijd van 12 t/m 24 jaar. We zien dat het verschil tussen de generaties na de correctie voor leeftijd ongeveer gelijk is gebleven. Verdachten naar onderwijsniveau en voortijdig schoolverlaten Schoolgaande jongeren die onderwijs volgen op een laag niveau, hebben een grotere kans om in aanraking te komen met de politie op verdenking van een misdrijf dan jongeren die onderwijs volgen op een hoog niveau.17 Deze samenhang zien we zowel bij de totale groep als bij Antilliaans- en MarokkaansNederlandse jongeren.
17
58
De opleidingen zijn gecodeerd in drie onderwijsniveaus. Praktijkonderwijs, vmbo bb, vmbo kb, mbo 1 en mbo 2 zijn gecategoriseerd als laag niveau; onderbouw vo, vmbo-tl, vmbo gl, mbo 3 en mbo 4 als middelbaar niveau; havo, vwo, hbo en wo als hoog niveau.
Criminaliteit
Van de Antilliaans-Nederlandse niet voortijdig schoolverlaters wordt 6,1 procent verdacht en van de Antilliaans-Nederlandse voortijdig schoolverlaters wordt 20,0 procent verdacht. Antilliaans-Nederlandse voortijdig schoolverlaters komen dus vaker in aanraking met de politie dan Antilliaans-Nederlandse jongeren die de school niet voortijdig hebben verlaten. Van de Marokkaans-Nederlandse niet voortijdig schoolverlaters wordt 6,6 procent verdacht, van de MarokkaansNederlandse voortijdig schoolverlaters 53,3 procent. Marokkaans-Nederlandse voortijdig schoolverlaters komen dus veel vaker in aanraking met de politie dan Marokkaans-Nederlandse jongeren die de school niet voortijdig hebben verlaten. Opgemerkt moet worden dat de aantallen voor bepaalde subgroepen zeer klein zijn voor absolute aantallen verwijzen we naar tabel b5.1 in de bijlage. Verdachten naar werk en uitkeringsafhankelijkheid Onder zowel de totale bevolking in Lelystad als onder de Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse bevolking zien we dat werkzoekenden vaker worden verdacht dan niet werkzoekenden. Van de Antilliaans-Nederlandse werkzoekenden is 11,7 procent verdacht, van de Antilliaans-Nederlandse niet werkzoekenden 4,8 procent. Onder Marokkaanse Nederlanders zien we hetzelfde. Het percentage verdachten onder Marokkaans-Nederlandse nietwerkzoekenden ligt op 5,0 procent, onder Marokkaans-Nederlandse werkzoekenden op 7,4 procent. Personen met een uitkering worden vaker verdacht dan personen zonder uitkering. Dit beeld zien we zowel bij de Antilliaans-Nederlandse bevolking, de Marokkaans-Nederlandse bevolking als de totale bevolking. Van de Antilliaanse Nederlanders met een uitkering wordt 14,0 procent verdacht, van de Antilliaanse Nederlanders zonder uitkering 5,0 procent. Van de Marokkaanse Nederlanders zonder uitkering wordt 4,9 procent verdacht. Van de Marokkaanse Nederlanders zonder een uitkering wordt 11,0 procent verdacht.
59
Hoofdstuk 5
5,6
Verdachten (12 jaar e.o.)
Antilliaanse Nederlanders
1,7
totale bev olking 8,2
Man
2,8 2,8
Vrouw
0,7
5,9
1e generatie
2,6 4,9 4,0
2e generatie
6,4
12-17 jaar
3,3 8,1
18-24 jaar
4,7 6,7
25-44 jaar
2,0 3,1 0,8
45-64 jaar
9,3
12-24 jaar,1e generatie
5,6 5,9 6,0
12-24 jaar,2e generatie
10,6
12-24 jaar, man
6,3 4,0
12-24 jaar, v rouw
1,8
8,0 7,3
schoolgaand, laag niv o 4,3
schoolgaand, mid. niv o schoolgaand, hoog niv o
2,6 0,0 1,1
6,1
geen nieuw v sv
3,7 20,0
nieuw v sv
15,6
4,8
niet werkzoekend
1,8 11,7
werkzoekend
4,3
5,0
geen uitkering
1,9 14,0
uitkering
5,5
0,0
Figuur 5.2a:
10,0
20,0
30,0
40,0
50,0
60,0
Aandeel Antilliaans-Nederlandse verdachten (12 jaar e.o.) naar achtergrondkenmerken, in 2010 (in procenten van betreffende deelpopulatie) Bron: HKS, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
60
Criminaliteit
Marokkaanse Nederlanders
4,9
Verdachten (12 jaar e.o.)
1,7
totale bev olking 8,1
Man
2,8 1,3 0,7
Vrouw
2,5 2,6
1e generatie
8,5
2e generatie
4,0
9,5
12-17 jaar
3,3 5,8 4,7 5,1
18-24 jaar 25-44 jaar
2,0 1,7 0,8
45-64 jaar
1,9
12-24 jaar,1e generatie
5,6 8,3
12-24 jaar,2e generatie
6,0
11,5
12-24 jaar, man
6,3 3,2
12-24 jaar, v rouw
1,8
12,8
schoolgaand, laag niv o
7,3 9,8
schoolgaand, mid. niv o
2,6 3,8
schoolgaand, hoog niv o
1,1
6,6
geen nieuw v sv
3,7 53,3
nieuw v sv
15,6
5,0
niet werkzoekend
1,8 7,4
werkzoekend
4,3
4,9
geen uitkering
1,9 11,0
uitkering
5,5
0,0
Figuur 5.2b:
10,0
20,0
30,0
40,0
50,0
60,0
Aandeel Marokkaans-Nederlandse verdachten (12 jaar e.o.) naar achtergrondkenmerken, in 2010 (in procenten van betreffende deelpopulatie) Bron: HKS, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
61
Hoofdstuk 5
5.4
Verdachten 2006-2010 Tot op heden is ingegaan op de betrokkenheid bij criminaliteit in een specifiek onderzoeksjaar. Er is dus gekeken naar welk deel van de bevolking van Lelystad in 2010 werd verdacht van een delict. In deze paragraaf gaan we na welk deel van de per 1 januari 2010 ingeschreven bevolking op enig moment in de gehele periode 2006-2010 minimaal één keer in aanraking met de politie is gekomen op verdenking van een misdrijf.
Antilliaans
17,6
Marokkaans
15,6
Surinaams
14,8
Turks
11,1
ov. niet-w esters
11,5
w esters
6,8
autochtoon
5,2
totaal
6,8
0,0
Figuur 5.3:
5,0
10,0
15,0
20,0
25,0
Verdachten 12 jaar en ouder in de periode 2006-2010 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep per 1 januari 2010) Bron: HKS, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
Van de gehele bevolking van twaalf jaar en ouder die per 1 januari 2010 in Lelystad wonen is in de periode 2006-2010 6,8 procent minimaal één keer in aanraking gekomen met de politie op verdenking van een misdrijf. In figuur 5.3 zien we dat dit percentage onder de Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders veel hoger ligt dan gemiddeld. Van de Antilliaanse Nederlanders van twaalf jaar en ouder die per 1 januari 2010 in Lelystad wonen, is in de periode 2006-2010 17,6 procent minimaal één keer in aanraking gekomen met de politie op verdenking van een misdrijf. Van de Marokkaanse Nederlanders van twaalf jaar en ouder is 15,6 procent in de afgelopen vijf jaar minimaal één keer in aanraking gekomen met de politie (zie figuur 5.3). Uitsplitsing van dit gegeven naar leeftijd en geslacht laat zien dat voor bepaalde subgroepen dit cijfer nog aanzienlijk hoger ligt (zie tabel b5.2 in de bijlage). Van 62
Criminaliteit
de 12 t/m 24-jarige Antilliaans-Nederlandse mannen is in de periode 2006-2010 28,3 procent één keer of meer in aanraking gekomen met de politie en van de Marokkaans-Nederlandse mannen in deze leeftijdsgroep 38,1 procent. Van alle 12 t/m 24 jarige mannen in Lelystad is in de periode 2006-2010 18,5 procent in aanraking gekomen met de politie. Antilliaans- en MarokkaansNederlandse mannen van tussen de 12 en 24 jaar worden dus bovengemiddeld vaak verdacht van een misdrijf.
5.5
Pleegcarrière In deze paragraaf wordt stilgestaan bij de pleegcarrière van verdachten. Hierbij gaat het erom of een verdachte eenmalig of vaker verdacht is geweest van een misdrijf. Verdachten worden onderscheiden naar beginners, meerplegers en veelplegers. Het indelen van verdachten in deze categorieën gebeurt aan de hand van het aantal processen-verbaal van aanhouding dat tegen hen is opgemaakt. Een beginner is een verdachte tegen wie niet eerder een procesverbaal van aanhouding is opgemaakt.18 Een meerpleger is een verdachte tegen wie 2-5 processen-verbaal (voor strafrechtelijk minderjarigen) of 2-10 processen-verbaal (voor strafrechtelijk meerderjarigen) zijn opgemaakt en een veelpleger is een verdachte tegen wie meer dan 5 processen-verbaal (voor strafrechtelijk minderjarigen) of meer dan 10 processen-verbaal (voor strafrechtelijk meerderjarigen) zijn opgemaakt.
18
63
Wanneer iemand in een bepaald kalenderjaar voor het eerst als verdachte wordt aangehouden en in hetzelfde jaar nogmaals, dan wordt hij in de jaarcijfers als meerpleger gecategoriseerd.
Hoofdstuk 5
27,6
Antilliaans Marokkaans
47,4
21,5
38,0
54,0
36,6
Turks
15,3
51,2
42,3
ov. niet-w esters w esters
20%
18,9
46,6
37,9
0%
11,3
43,2
43,2
totaal
12,2
46,5
37,8
autochtoon
10,3
46,9
40% beginner
Figuur 5.4:
40,5
30,7
Surinaams
25,0
60% meerpleger
15,2
80%
100%
veelpleger
Verdachten (12 jaar e.o.) naar pleegcarrière, 1 januari 2010 (in procenten van betreffende deelpopulatie) Bron: HKS, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
Wanneer we in figuur 5.4 de pleegcarrière van alle verdachten uit Lelystad bekijken zien we dat 37,9 procent beginner is, 46,9 procent meerpleger en 15,2 procent veelpleger. Voor de Antilliaans-Nederlandse verdachten valt op dat een relatief kleiner deel beginner is (27,6 procent) en een relatief groot deel van de verdachten veelpleger (25,0 procent) is. We zien een vergelijkbaar beeld bij de Marokkaanse Nederlanders. Onder Marokkaans-Nederlandse verdachten is het percentage veelpleger veel groter dan gemiddeld. Ook in vergelijking met andere herkomstgroepen is het aandeel Marokkaans-Nederlandse veelplegers groot. Marokkaans-Nederlandse verdachten zijn relatief ondervertegenwoordigd in de categorieën beginner en meerpleger.
5.6
Aard van de criminaliteit Tot op heden is ingegaan op de vraag of en in welke mate personen worden verdacht van criminaliteit. In paragraaf 5.1 is het verschil uitgelegd tussen verdachten, antecedenten en misdrijven. Het gegeven dat van één verdachte meerdere misdrijven kunnen worden geregistreerd, maakt de analyse en de interpretatie van de aard van de criminaliteit aanzienlijk complexer dan de analyse van de omvang van de criminaliteit. Er zijn verschillende mogelijkheden om de aard van de criminaliteit in kaart te brengen. Vaak wordt dit gedaan op
64
Criminaliteit
het niveau van het delict. Daarbij wordt de omvang van een bepaald type delict gerelateerd aan het totale aantal gepleegde delicten. Omdat een dergelijke analyse op het niveau van het delict uitsluitend ingaat op de door de verdachten gepleegde delicten raakt de relatie met de relatieve omvang van de criminaliteit uit beeld. We presenteren daarom een analyse van de aard van de criminaliteit waarin ook deze relatieve omvang van de criminaliteit is verdisconteerd. In deze analyse wordt het aantal verdachten van een bepaald type delict gerelateerd aan de bevolking. Daarbij wordt een uitsplitsing gemaakt naar herkomstgroep. In figuur 5.5 is deze analyse grafisch weergegeven. Ten opzichte van de totale bevolking zijn Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders oververtegenwoordigd op elke onderscheiden delictcategorie. In vergelijking met de andere groepen komen onder de Antilliaans-Nederlandse en Marokkaans-Nederlandse verdachten gewelds-, vermogens- en openbare orde delicten opvallend veel voor. Ook het percentage drugsdelicten is erg hoog onder Antilliaans-Nederlandse verdachten.
Antilliaans
Marokkaans
Surinaams
Turks
ov. niet-w esters
w esters verdacht geweldsdelict (%)
autochtoon
verdacht vermo gensdelict (%) verdacht o penbare o rde (%) verdacht verkeersdelict (%)
totaal
verdacht drugsdelict (%)
0,0
Figuur 5.5:
0,5
1,0
1,5
2,0
Verdachten (12 jaar e.o.) en delicttype, 1 januari 2010 (in procenten van betreffende deelpopulatie) Bron: HKS, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
65
2,5
Bijlage bij hoofdstuk 2
Tabel b2.1:
Demografische kerncijfers bevolking, 1 januari 2010 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep en absolute aantallen)
Antilliaans aantal Bevolkingsomvang (N)
%
1.745
Aandeel in de bevolking (%)
Marokkaans aantal
%
2.220 2,3
Surinaams aantal
%
4.334 3,0
Turks aantal
%
1.805 5,8
ov. niet-westers aantal
%
3.687 2,4
westers aantal
%
6.870 4,9
autochtoon aantal
%
53.841 9,2
totaal aantal
%
74.502 72,3
100,0
Geslacht Man
909
52,1
1.164
52,4
2.131
49,2
915
50,7
1.792
48,6
3.335
48,5
26.964
50,1
37.210
49,9
Vrouw
836
47,9
1.056
47,6
2.203
50,8
890
49,3
1.895
51,4
3.535
51,5
26.877
49,9
37.292
50,1
Generatie 1e generatie
1.015
58,2
996
44,9
2.323
53,6
944
52,3
2.305
62,5
2.848
41,5
-
-
10.431
50,5
2e generatie
730
41,8
1.224
55,1
2.011
46,4
861
47,7
1.382
37,5
4.022
58,5
-
-
10.230
49,5
16,1
Leeftijd 0-11 jaar
397
22,8
595
26,8
778
18,0
419
23,2
906
24,6
862
12,5
8.062
15,0
12.019
12-17 jaar
203
11,6
222
10,0
410
9,5
205
11,4
438
11,9
444
6,5
3.444
6,4
5.366
7,2
18-24 jaar
246
14,1
242
10,9
586
13,5
238
13,2
414
11,2
556
8,1
3.953
7,3
6.235
8,4
25-44 jaar
481
27,6
768
34,6
1.436
33,1
652
36,1
1.241
33,7
2.225
32,4
14.786
27,5
21.589
29,0
45-64 jaar
356
20,4
299
13,5
963
22,2
264
14,6
630
17,1
2.046
29,8
16.655
30,9
21.213
28,5
65 jaar e.o.
62
3,6
94
4,2
161
3,7
27
1,5
58
1,6
737
10,7
6.941
12,9
8.080
10,8
0-11 jaar, 1e generatie
52
13,1
8
1,3
36
4,6
10
2,4
81
8,9
115
13,3
-
-
302
7,6
0-11 jaar, 2e generatie
345
86,9
587
98,7
742
95,4
409
97,6
825
91,1
747
86,7
-
-
3.655
92,4
Leeftijd, generatie
12-17 jaar, 1e generatie
76
37,4
8
3,6
57
13,9
23
11,2
166
37,9
98
22,1
-
-
428
22,3
12-17 jaar, 2e generatie
127
62,6
214
96,4
353
86,1
182
88,8
272
62,1
346
77,9
-
-
1.494
77,7
18-24 jaar, 1e generatie
118
48,0
44
18,2
177
30,2
88
37,0
270
65,2
222
39,9
-
-
919
40,3
18-24 jaar, 2e generatie
128
52,0
198
81,8
409
69,8
150
63,0
144
34,8
334
60,1
-
-
1.363
59,7
25-44 jaar, 1e generatie
358
74,4
543
70,7
973
67,8
532
81,6
1.120
90,2
1.041
46,8
-
-
4.567
67,1
25-44 jaar, 2e generatie
123
25,6
225
29,3
463
32,2
120
18,4
121
9,8
1.184
53,2
-
-
2.236
32,9
45-64 jaar, 1e generatie
351
98,6
299 100,0
264 100,0
76,0
45-64 jaar, 2e generatie
5
1,4
65 jaar e.o., 1e generatie
60
96,8
65 jaar e.o., 2e generatie
2
3,2
0
Ongehuwd
736
60,5
Gehuwd
302
24,8
Gescheiden
169
Weduwstaat
9
926
96,2
0,0
37
3,8
94 100,0
154
95,7
0,0
7
4,3
0
508
34,3
1.621
49,4
833
56,3
1.106
33,7
13,9
110
7,4
499
0,7
29
2,0
54
0
614
97,5
1.008
49,3
-
-
3.462
0,0
16
2,5
1.038
50,7
-
-
1.096
24,0
27 100,0
54
93,1
364
49,4
-
-
753
66,1
0,0
4
6,9
373
50,6
-
-
386
33,9
348
27,8
1.173
47,0
2.027
35,4
13.063
30,1
19.476
33,1
744
59,4
1.022
40,9
2.653
46,4
23.307
53,6
29.967
50,9
15,2
153
12,2
272
10,9
781
13,6
4.694
10,8
6.678
11,3
1,6
8
0,6
31
1,2
262
4,6
2.395
5,5
2.788
4,7
0
Burgerlijke staat
Bron: GBA, bewerking Risbo
67
Bijlage bij hoofdstuk 2
Tabel b2.1a:
Demografische kerncijfers bevolking, per 1 januari 2009 en 2010 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep)
Antilliaans
Marokkaans
Surinaams
Turks
ov. niet-westers
westers
autochtoon
totaal
2009
2010
2009
2010
2009
2010
2009
2010
2009
2010
2009
2010
2009
2010
2009
2,3
2,3
3,0
3,0
5,8
5,8
2,4
2,4
4,8
4,9
9,0
9,2
72,6
72,3
100,0 100,0
Man
51,5
52,1
52,2
52,4
49,3
49,2
51,0
50,7
49,2
48,6
48,3
48,5
50,1
50,1
50,0
49,9
Vrouw
48,5
47,9
47,8
47,6
50,7
50,8
49,0
49,3
50,8
51,4
51,7
51,5
49,9
49,9
50,0
50,1
1e generatie
58,4
58,2
45,7
44,9
54,3
53,6
53,4
52,3
62,9
62,5
40,8
41,5
0,0
-
50,7
50,5
2e generatie
41,6
41,8
54,3
55,1
45,7
46,4
46,6
47,7
37,1
37,5
59,2
58,5
0,0
-
49,3
49,5
Aandeel in de bevolking (%)
2010
Geslacht
Generatie
Leeftijd 0-11 jaar
23,0
22,8
27,0
26,8
18,5
18,0
23,2
23,2
25,1
24,6
12,1
12,5
14,8
15,0
16,0
16,1
12-17 jaar
12,6
11,6
10,2
10,0
10,2
9,5
12,4
11,4
12,1
11,9
6,9
6,5
6,5
6,4
7,5
7,2
18-24 jaar
14,3
14,1
11,3
10,9
12,9
13,5
13,4
13,2
12,4
11,2
8,0
8,1
7,4
7,3
8,4
8,4
25-44 jaar
27,3
27,6
34,1
34,6
33,7
33,1
36,8
36,1
32,6
33,7
32,4
32,4
28,0
27,5
29,3
29,0
45-64 jaar
20,0
20,4
13,4
13,5
21,4
22,2
13,0
14,6
16,3
17,1
30,2
29,8
30,9
30,9
28,4
28,5
65 jaar e.o.
2,9
3,6
4,0
4,2
3,3
3,7
1,3
1,5
1,5
1,6
10,3
10,7
12,3
12,9
10,3
10,8
0-11 jaar, 1e generatie
14,0
13,1
1,5
1,3
4,9
4,6
3,3
2,4
10,9
8,9
12,9
13,3
-
-
8,2
7,6
0-11 jaar, 2e generatie
86,0
86,9
98,5
98,7
95,1
95,4
96,7
97,6
89,1
91,1
87,1
86,7
-
-
91,8
92,4
12-17 jaar, 1e generatie
36,7
37,4
4,5
3,6
15,7
13,9
15,2
11,2
39,1
37,9
22,9
22,1
-
-
23,4
22,3
12-17 jaar, 2e generatie
63,3
62,6
95,5
96,4
84,3
86,1
84,8
88,8
60,9
62,1
77,1
77,9
-
-
76,6
77,7
18-24 jaar, 1e generatie
50,8
48,0
24,7
18,2
32,4
30,2
40,7
37,0
70,1
65,2
38,3
39,9
-
-
43,2
40,3
18-24 jaar, 2e generatie
49,2
52,0
75,3
81,8
67,6
69,8
59,3
63,0
29,9
34,8
61,7
60,1
-
-
56,8
59,7
25-44 jaar, 1e generatie
76,0
74,4
72,2
70,7
71,1
67,8
84,2
81,6
90,8
90,2
45,2
46,8
-
-
67,9
67,1
25-44 jaar, 2e generatie
24,0
25,6
27,8
29,3
28,9
32,2
15,8
18,4
9,2
9,8
54,8
53,2
-
-
32,1
32,9
45-64 jaar, 1e generatie
98,5
98,6
100,0 100,0
100,0 100,0
45-64 jaar, 2e generatie
1,5
1,4
65 jaar e.o., 1e generatie
98,0
96,8
65 jaar e.o., 2e generatie
2,0
3,2
0,0
0,0
Ongehuwd
60,2
60,5
35,3
Gehuwd
25,7
24,8
56,1
Gescheiden
13,3
13,9
Weduwstaat
0,8
0,7
Leeftijd, generatie
96,2
96,2
0,0
3,8
3,8
100,0 100,0
94,3
95,7
5,7
4,3
0,0
0,0
34,3
49,6
49,4
27,2
56,3
33,1
33,7
59,5
6,8
7,4
15,7
15,2
1,8
2,0
1,6
1,6
0,0
97,1
97,5
48,8
49,3
-
-
75,2
76,0
0,0
2,9
2,5
51,2
50,7
-
-
24,8
24,0
100,0 100,0
92,3
93,1
50,4
49,4
-
-
65,9
66,1
7,7
6,9
49,6
50,6
-
-
34,1
33,9
27,8
46,8
47,0
34,5
35,4
30,1
30,1
32,9
33,1
59,4
41,3
40,9
47,2
46,4
53,7
53,6
51,1
50,9
12,6
12,2
10,8
10,9
13,7
13,6
10,7
10,8
11,3
11,3
0,7
0,6
1,1
1,2
4,5
4,6
5,5
5,5
4,7
4,7
0,0
Burgerlijke staat
Bron: GBA, bewerking Risbo
68
Bijlage bij hoofdstuk 3
Tabel b3.1:
Leerlingen (12-22 jaar) in het voortgezet onderwijs, mbo en hoger onderwijs naar etnische herkomst, 1 januari 2010 (in procenten)
Antilliaans aantal
%
Marokkaans aantal
%
Surinaams aantal
%
Turks aantal
%
ov. niet-westers aantal
%
westers aantal
%
autochtoon aantal
%
totaal aantal
%
Schoolsoort vo
148
53,8
150
49,5
313
53,2
157
55,3
350
63,3
352
62,0
2.681
60,9
4.151
59,5
mbo
98
35,6
113
37,3
202
34,4
106
37,3
137
24,8
148
26,1
1.186
26,9
1.990
28,5
ho
29
10,5
40
13,2
73
12,4
21
7,4
66
11,9
68
12,0
536
12,2
833
11,9
Voortgezet onderwijs praktijkonderwijs
15
10,1
5
3,3
20
6,4
14
8,9
30
8,6
23
6,5
107
4,0
214
5,2
vo leerjaar 1-2, alg, lj 3
66
44,6
75
50,0
140
44,7
70
44,6
169
48,3
151
42,9
1.300
48,5
1.971
47,5
vmbo bb, leerjaar 3-4
19
12,8
21
14,0
38
12,1
15
9,6
20
5,7
28
8,0
161
6,0
302
7,3
vmbo kb, leerjaar 3-4
14
9,5
19
12,7
29
9,3
24
15,3
18
5,1
27
7,7
239
8,9
370
8,9
vmbo tl-gl, leerjaar 3-4
12
8,1
15
10,0
34
10,9
16
10,2
31
8,9
28
8,0
263
9,8
399
9,6
havo, leerjaar 3-5
14
9,5
4
2,7
34
10,9
10
6,4
45
12,9
37
10,5
302
11,3
446
10,7
vwo, leerjaar 3-6
7
4,7
9
6,0
14
4,5
6
3,8
32
9,1
54
15,3
267
10,0
389
9,4
overig vo
1
0,7
2
1,3
4
1,3
2
1,3
5
1,4
4
1,1
42
1,6
60
1,4
Mbo mbo niveau 1
7
7,1
2
1,8
7
3,5
7
6,6
10
7,3
4
2,7
31
2,6
68
3,4
mbo niveau 2
32
32,7
39
34,5
60
29,7
28
26,4
39
28,5
36
24,3
324
27,3
558
28,0
mbo niveau 3
23
23,5
22
19,5
60
29,7
26
24,5
30
21,9
42
28,4
347
29,3
550
27,6
mbo niveau 4
36
36,7
50
44,2
75
37,1
45
42,5
58
42,3
66
44,6
484
40,8
814
40,9
hbo
24
82,8
35
87,5
59
80,8
20
95,2
51
77,3
54
79,4
438
81,7
681
81,8
wo
5
17,2
5
12,5
14
19,2
1
4,8
15
22,7
14
20,6
98
18,3
152
18,2
Hoger onderwijs
Bron: BRON, DUO, bewerking Risbo
69
Bijlage bij hoofdstuk 3
Tabel b3.1a:
Leerlingen (12-22 jaar) in het voortgezet onderwijs, mbo en hoger onderwijs naar etnische herkomst, per 1 januari 2009 en 2010 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep)
Antilliaans 2009
2010
Marokkaans 2009
2010
Surinaams 2009
2010
Turks 2009
2010
ov. niet-westers 2009
2010
westers 2009
2010
autochtoon 2009
2010
totaal 2009
2010
Schoolsoort vo
56,5
53,8
53,0
49,5
54,9
53,2
55,6
55,3
63,9
63,3
62,1
62,0
61,1
60,9
60,1
59,5
mbo
35,7
35,6
32,2
37,3
34,9
34,4
36,9
37,3
24,9
24,8
26,0
26,1
26,8
26,9
28,2
28,5
7,8
10,5
14,8
13,2
10,3
12,4
7,5
7,4
11,2
11,9
11,9
12,0
12,1
12,2
11,7
11,9
ho Voortgezet onderwijs praktijkonderwijs
10,4
10,1
5,6
3,3
7,2
6,4
5,8
8,9
8,8
8,6
5,0
6,5
4,1
4,0
5,2
5,2
vo leerjaar 1-2, alg, lj 3
45,1
44,6
46,0
50,0
47,0
44,7
43,9
44,6
47,2
48,3
44,3
42,9
47,8
48,5
47,1
47,5
vmbo bb, leerjaar 3-4
11,1
12,8
16,1
14,0
11,2
12,1
12,9
9,6
5,9
5,7
8,3
8,0
6,0
6,0
7,4
7,3
vmbo kb, leerjaar 3-4
9,7
9,5
10,6
12,7
8,7
9,3
17,4
15,3
7,6
5,1
5,5
7,7
8,9
8,9
8,9
8,9
vmbo tl-gl, leerjaar 3-4
12,5
8,1
9,9
10,0
10,0
10,9
9,7
10,2
9,4
8,9
8,6
8,0
10,6
9,8
10,3
9,6
havo, leerjaar 3-5
6,3
9,5
4,3
2,7
10,6
10,9
5,2
6,4
11,4
12,9
13,0
10,5
12,1
11,3
11,2
10,7
vwo, leerjaar 3-5
4,2
4,7
6,2
6,0
4,0
4,5
4,5
3,8
8,8
9,1
13,9
15,3
9,5
10,0
8,9
9,4
overig vo
0,7
0,7
1,2
1,3
1,2
1,3
0,6
1,3
0,9
1,4
1,4
1,1
1,1
1,6
1,1
1,4
Mbo mbo niveau 1
6,6
7,1
2,0
1,8
6,9
3,5
4,9
6,6
7,5
7,3
3,3
2,7
2,5
2,6
3,7
3,4
mbo niveau 2
34,1
32,7
28,6
34,5
30,4
29,7
34,0
26,4
34,6
28,5
20,5
24,3
28,3
27,3
28,9
28,0
mbo niveau 3
26,4
23,5
14,3
19,5
24,0
29,7
26,2
24,5
21,1
21,9
28,5
28,4
28,3
29,3
26,5
27,6
mbo niveau 4
33,0
36,7
55,1
44,2
38,7
37,1
35,0
42,5
36,8
42,3
47,7
44,6
40,9
40,8
41,0
40,9
hbo
95,0
82,8
86,7
87,5
88,3
80,8
76,2
95,2
80,0
77,3
78,3
79,4
82,8
81,7
82,9
81,8
wo
5,0
17,2
13,3
12,5
11,7
19,2
23,8
4,8
20,0
22,7
21,7
20,6
17,2
18,3
17,1
18,2
Hoger onderwijs
Bron: BRON, DUO, bewerking Risbo
70
Bijlage bij hoofdstuk 3
Tabel b3.2:
Nieuwe vsv-ers (12-22 jaar) naar achtergrondkenmerken, in schooljaar 2009/2010 (absolute aantallen en in procenten van betreffende deelpopulatie)
Antilliaans
Marokkaans
Surinaams
Turks
ov. niet-westers
westers
pop. vsv 09/10
pop. vsv 09/10
pop. vsv 09/10
pop. vsv 09/10
pop. vsv 09/10
pop. vsv 09/10
autochtoon pop.
totaal
vsv 09/10
pop.
vsv 09/10
N
N
%
N
N
%
N
N
%
N
N
%
N
N
%
N
N
%
N
N
%
N
N
%
232
15
6,5
255
15
5,9
494
31
6,3
249
21
8,4
456
18
3,9
477
25
5,2
3752
183
4,9
5915
308
5,2
Man
114
8
7,0
138
12
8,7
234
20
8,5
111
12 10,8
221
12
5,4
245
15
6,1
1862
102
5,5
2925
181
6,2
Vrouw
118
7
5,9
117
3
2,6
260
11
4,2
138
235
6
2,6
232
10
4,3
1890
81
4,3
2990
127
4,2
Leerlingen vo/mbo Geslacht
9
6,5
Generatie 1e generatie
92
5
5,4
18
0
0,0
92
9
9,8
38
3
7,9
191
13
6,8
120
10
8,3
-
-
-
551
40
7,3
2e generatie
140
10
7,1
237
15
6,3
402
22
5,5
211
18
8,5
265
5
1,9
357
15
4,2
-
-
-
1612
85
5,3
12-16 jaar
123
4
3,3
136
4
2,9
272
2
0,7
135
1
0,7
266
0
0,0
283
4
1,4
2383
42
1,8
3598
57
1,6
17-19 jaar
73
7
9,6
84
8
9,5
164
23 14,0
81
14 17,3
139
10
7,2
144
16 11,1
1040
109 10,5
1725
187 10,8
20-22 jaar
36
4 11,1
35
3
8,6
58
6 10,3
33
6 18,2
51
8 15,7
50
5 10,0
329
64 10,8
Leeftijd
32
9,7
592
47
1,8
3937
129 11,0
1962
Schoolsoort vo mbo
133
3
2,3
145
5
3,4
293
96
9
9,4
110
10
9,1
198
1,0
143
25 12,6
3
105
2,1
320
17 16,2
3
134
0,6
329
14 10,4
2
148
1,8
2574
19 12,8
6
1171
69
Bron: BRON, DUO, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
Tabel b3.2a:
Nieuwe vsv-ers (12-22 jaar) naar achtergrondkenmerken, schooljaar 2008/2009 en 2009/2010 (in procenten van de betreffende deelpopulatie)
Antilliaans
Marokkaans
Surinaams
Turks
ov. niet-westers
westers
autochtoon
totaal
percentage vsv
percentage vsv
percentage vsv
percentage vsv
percentage vsv
percentage vsv
percentage vsv
percentage vsv
08/09
09/10
08/09
09/10
08/09
09/10
08/09
09/10
08/09
09/10
08/09
09/10
08/09
09/10
08/09
09/10
7,8
6,5
5,3
5,9
6,9
6,3
4,4
8,4
6,5
3,9
4,5
5,2
4,6
4,9
5,1
5,2
11,7
7,0
8,6
8,7
10,1
8,5
5,6
10,8
6,9
5,4
4,3
6,1
5,6
5,5
6,3
6,2
4,3
5,9
1,7
2,6
3,9
4,2
3,5
6,5
6,2
2,6
4,6
4,3
3,6
4,3
3,9
4,2
1e generatie
7,2
5,4
0,0
0,0
4,8
9,8
4,5
7,9
7,2
6,8
5,5
8,3
.
.
5,9
7,3
2e generatie
8,1
7,1
5,8
6,3
7,5
5,5
4,4
8,5
6,0
1,9
4,1
4,2
.
.
5,9
5,3
12-16 jaar
3,1
3,3
2,8
2,9
1,8
0,7
1,5
0,7
2,2
0,0
1,7
1,4
1,9
1,8
2,0
1,6
17-19 jaar
17,7
9,6
10,4
9,5
13,9
14,0
9,4
17,3
15,3
7,2
10,1
11,1
9,8
10,5
10,9
10,8
20-22 jaar
7,4
11,1
3,6
8,6
11,5
10,3
3,2
18,2
8,7
15,7
5,9
10,0
6,8
9,7
7,0
10,8
Leerlingen vo/mbo Geslacht Man Vrouw Generatie
Leeftijd
Schoolsoort vo mbo
3,9
2,3
2,6
3,4
2,7
1,0
1,4
2,1
1,6
0,6
1,5
1,8
2,0
1,8
2,0
1,8
11,4
9,4
9,5
9,1
12,3
12,6
7,9
16,2
15,4
10,4
9,0
12,8
9,0
11,0
9,9
11,4
Bron: BRON, DUO, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
71
1,8
223 11,4
Bijlage bij hoofdstuk 3
Tabel b3.3:
Oververtegenwoordiging van Antilliaans-Nederlandse voortijdig schoolverlaters (12-22 jaar) in de 22 gemeenten, schooljaar 2009/2010 (absolute aantallen, in procenten van betreffende bevolkingsgroep en oververtegenwoordiging (ovvt)) 12 t/m 22 jaar populatie
Rotterdam Amsterdam Den Haag Almere Tilburg Groningen Dordrecht Zoetermeer Eindhoven Breda Nijmegen Capelle a/d IJssel Spijkenisse Lelystad Schiedam Amersfoort Zwolle Vlaardingen Den Helder Leeuwarden Vlissingen Hellevoetsluis Totaal 22 AG
N 43.607 45.362 32.867 18.076 14.704 10.524 9.746 10.734 14.155 12.673 10.396 5.395 6.041 5.915 5.866 11.630 9.240 5.416 4.453 7.219 3.411 3.282 290.712
totaal voortijdig schoolverlaters N % 2.371 5,4 2.391 5,3 1.415 4,3 788 4,4 605 4,1 413 3,9 487 5,0 481 4,5 637 4,5 439 3,5 416 4,0 200 3,7 269 4,5 308 5,2 249 4,2 403 3,5 323 3,5 195 3,6 183 4,1 307 4,3 116 3,4 128 3,9 13.124 4,5
populatie N 2.533 1.001 1.165 578 508 380 396 340 259 261 219 266 230 232 225 220 185 141 147 106 104 89 9.585
Antilliaans voortijdig schoolverlaters N % 232 9,2 78 7,8 76 6,5 40 6,9 44 8,7 22 5,8 39 9,8 23 6,8 22 8,5 21 8,0 10 4,6 20 7,5 17 7,4 15 6,5 13 5,8 15 6,8 22 11,9 8 5,7 10 6,8 10 9,4 5 4,8 4 4,5 746 7,8
ovvt % 68 48 52 59 111 48 97 51 89 132 14 103 66 24 36 97 240 58 66 122 41 15 72
Bron: BRON, DUO, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
Tabel b3.3a:
Oververtegenwoordiging van Antilliaans-Nederlandse voortijdig schoolverlaters (12-22 jaar) in de 22 gemeenten, schooljaar 2008/2009 en 2009/2010 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep en oververtegenwoordiging) 12 t/m 22 jaar Antilliaans
totaal
Rotterdam Amsterdam Den Haag Almere Tilburg Groningen Dordrecht Zoetermeer Eindhoven Breda Nijmegen Capelle a/d IJssel Spijkenisse Lelystad Schiedam Amersfoort Zwolle Vlaardingen Den Helder Leeuwarden Vlissingen Hellevoetsluis Totaal 22 AG
2008/2009 5,8 4,7 4,8 4,6 5,1 3,8 5,2 3,6 4,0 4,1 4,1 4,1 4,6 5,1 4,5 3,4 3,3 3,8 4,8 3,7 4,3 3,9 4,6
2009/2010 5,4 5,3 4,3 4,4 4,1 3,9 5,0 4,5 4,5 3,5 4,0 3,7 4,5 5,2 4,2 3,5 3,5 3,6 4,1 4,3 3,4 3,9 4,5
Bron: BRON, DUO, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
72
08/09 9,1 7,0 7,8 5,6 9,6 3,6 8,6 5,6 5,8 8,0 8,3 9,3 8,3 7,8 5,5 4,7 6,3 9,4 7,3 8,7 10,6 5,7 7,7
09/10 9,2 7,8 6,5 6,9 8,7 5,8 9,8 6,8 8,5 8,0 4,6 7,5 7,4 6,5 5,8 6,8 11,9 5,7 6,8 9,4 4,8 4,5 7,8
oververtegenwoordiging 08/09 09/10 verschil 58 68 10 47 48 1 61 52 -9 23 59 36 90 111 21 -7 48 55 65 97 32 54 51 -3 44 89 45 92 132 40 102 14 -88 126 103 -23 80 66 -14 53 24 -29 23 36 13 40 97 57 91 240 149 149 58 -91 53 66 13 137 122 -15 146 41 -105 47 15 -32 68 72 4
Bijlage bij hoofdstuk 3
Tabel b3.4:
Oververtegenwoordiging van Marokkaans-Nederlandse voortijdig schoolverlaters (12-22 jaar) in de 22 gemeenten, in schooljaar 2009/2010 (absolute aantallen, in procenten van betreffende bevolkingsgroep en oververtegenwoordiging (ovvt)) 12 t/m 22 jaar populatie
Amsterdam Rotterdam Utrecht Den Haag Gouda Eindhoven Tilburg Leiden ‘s-Hertogenbosch Amersfoort Roosendaal Helmond Nijmegen Zeist Veenendaal Ede Lelystad Schiedam Culemborg Gorinchem Oosterhout Maassluis Totaal 22 MG
N 45.362 43.607 16.565 32.867 5.925 14.155 14.704 7.319 10.122 11.630 6.242 6.729 10.396 4.447 5.514 9.611 5.915 5.866 2.527 2.794 4.461 2.505 269.263
totaal voortijdig schoolverlaters N % 2.391 5,3 2.371 5,4 722 4,4 1.415 4,3 216 3,6 637 4,5 605 4,1 305 4,2 392 3,9 403 3,5 200 3,2 292 4,3 416 4,0 155 3,5 164 3,0 295 3,1 308 5,2 249 4,2 79 3,1 104 3,7 130 2,9 86 3,4 11.935 4,4
populatie N 8.738 5.036 3.241 3.303 791 668 639 623 542 479 462 375 455 391 405 341 255 247 255 222 182 210 27.860
Marokkaans voortijdig schoolverlaters N % 528 6,0 307 6,1 214 6,6 178 5,4 58 7,3 50 7,5 38 5,9 38 6,1 38 7,0 25 5,2 29 6,3 20 5,3 24 5,3 24 6,1 14 3,5 20 5,9 15 5,9 15 6,1 16 6,3 20 9,0 9 4,9 9 4,3 1.689 6,1
ovvt % 15 12 51 25 101 66 45 46 81 51 96 23 32 76 16 91 13 43 101 142 70 25 37
Bron: BRON, DUO, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
Tabel b3.4a:
Oververtegenwoordiging van Marokkaans-Nederlandse voortijdig schoolverlaters (12-22 jaar) in de 22 gemeenten, schooljaar 2008/2009 en 2009/2010 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep en oververtegenwoordiging) 12 t/m 22 jaar Marokkaans
totaal
Amsterdam Rotterdam Utrecht Den Haag Gouda Eindhoven Tilburg Leiden ‘s-Hertogenbosch Amersfoort Roosendaal Helmond Nijmegen Zeist Veenendaal Ede Lelystad Schiedam Culemborg Gorinchem Oosterhout Maassluis Totaal 22 MG
2008/2009 4,7 5,8 4,9 4,8 3,5 4,0 5,1 4,5 4,5 3,4 3,9 4,2 4,1 3,9 3,5 3,4 5,1 4,5 3,4 4,0 3,9 3,3 4,6
2009/2010 5,3 5,4 4,4 4,3 3,6 4,5 4,1 4,2 3,9 3,5 3,2 4,3 4,0 3,5 3,0 3,1 5,2 4,2 3,1 3,7 2,9 3,4 4,4
Bron: BRON, DUO, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
73
08/09 5,0 6,4 6,8 5,4 6,0 6,8 5,8 4,4 9,2 6,7 6,1 4,4 7,6 8,7 4,2 7,5 5,3 6,9 5,6 3,7 6,9 2,4 5,8
09/10 6,0 6,1 6,6 5,4 7,3 7,5 5,9 6,1 7,0 5,2 6,3 5,3 5,3 6,1 3,5 5,9 5,9 6,1 6,3 9,0 4,9 4,3 6,1
oververtegenwoordiging 08/09 09/10 verschil 6 15 9 11 12 1 40 51 11 12 25 13 73 101 28 70 66 -4 15 45 30 -2 46 48 105 81 -24 99 51 -48 56 96 40 5 23 18 84 32 -52 123 76 -47 20 16 -4 118 91 -27 4 13 9 54 43 -11 64 101 37 -8 142 150 75 70 -5 -28 25 53 27 37 10
Bijlage bij hoofdstuk 4
Tabel b4.1:
Personen (15-64 jaar), die per 1 januari 2010 in de gemeente wonen en als werkzoekende staan geregistreerd (absolute aantallen en in procenten van betreffende deelpopulatie)
Antilliaans pop.
N Totale bevolking (15-64)
NWW
N
%
1182 162 13,7
Marokkaans pop.
N
NWW
N
%
1419 162 11,4
Surinaams pop.
N
NWW
N
%
3191 256
8,0
Turks pop.
N
NWW
ov.niet-westers pop.
N
NWW
N
%
N
%
1258 105
8,3
2518 250
9,9
westers pop.
N
NWW
autochtoon pop.
NWW
totaal pop.
NWW
N
%
N
N
%
N
N
%
5070 330
6,5
37107
1610
4,3
51745
2875
5,6
Geslacht Man
613
78 12,7
731
86 11,8
1545 111
7,2
649
49
7,6
1200 111
9,2
2464 155
6,3
18700
786
4,2
25902
1376
5,3
Vrouw
569
84 14,8
688
76 11,0
1646 145
8,8
609
56
9,2
1318 139 10,5
2606 175
6,7
18407
824
4,5
25843
1499
5,8
2109 239 11,3
2330 173
7,4
-
-
-
9197
946 10,3
2740 157
5,7
-
-
-
5441
319
Generatie 1e generatie
864 132 15,3
888 123 13,9
2110 186
8,8
896
93 10,4
2e generatie
318
30
9,4
531
1081
70
6,5
362
12
15-24 jaar
345
25
7,2
25-34 jaar
251
31 12,4
35-44 jaar
230
31 13,5
45-54 jaar
240
53 22,1
55-64 jaar
116
22 19,0
15-24 jaar,1e generatie
155
15
9,7
46
3
6,5
211
10
4,7
100
3
15-24 jaar,2e generatie
190
10
5,3
306
10
3,3
581
24
4,1
242
5
25-34 jaar,1e generatie
177
20 11,3
226
24 10,6
330
37 11,2
218
16
25-34 jaar,2e generatie
74
11 14,9
206
28 13,6
354
35
9,9
106
7
35-44 jaar,1e generatie
181
23 12,7
317
47 14,8
643
52
8,1
314
35-44 jaar,2e generatie 49 8 16,3 Bron: UWV WERKbedrijf, bewerking Risbo
19
109
8
7,3
14
39
7,3
3,3
409
11
2,7
5,9
352
13
3,7
792
34
4,3
342
8
2,3
647
14
2,2
799
23
2,9
5666
149
2,6
8943
266
3,0
432
52 12,0
684
72 10,5
324
23
7,1
636
56
8,8
1089
78
7,2
6562
304
4,6
9978
616
6,2
336
48 14,3
752
60
8,0
328
41 12,5
605
79 13,1
1136
69
6,1
8224
346
4,2
11611
674
5,8
207
32 15,5
596
55
9,2
214
30 14,0
446
71 15,9
957
81
8,5
7829
394
5,0
10489
716
6,8
92
17 18,5
367
35
9,5
50
184
30 16,3
1089
79
7,3
8826
417
4,7
10724
603
5,6
3,0
375
12
3,2
281
6
2,1
-
-
-
1168
49
4,2
2,1
272
2
0,7
518
17
3,3
-
-
-
2109
68
3,2
7,3
537
49
9,1
522
37
7,1
-
-
-
2010
183
9,1
6,6
99
7
7,1
567
41
7,2
-
-
-
1406
129
9,2
41 13,1
583
276 10,8
Leeftijd
3
6,0
Leeftijd, generatie
75
1
5,3
0
0,0
22
77 13,2 2
9,1
519
36
6,9
-
-
-
2557
617
33
5,3
-
-
-
830
52
6,3
Bijlage bij hoofdstuk 4
Tabel b4.1a:
Personen (15-64 jaar) die als werkzoekende staan geregistreerd, per 1 januari 2009 en 2010 (in procenten van betreffende deelpopulatie)
Antilliaans
Marokkaans
Surinaams
Turks
ov. niet-westers
westers
autochtoon
totaal
werkzoekend (%) werkzoekend (%) werkzoekend (%) werkzoekend (%) werkzoekend (%) werkzoekend (%) werkzoekend (%) werkzoekend (%)
Totale bevolking (15-64)
2009
2010
2009
2010
2009
2010
2009
2010
2009
2010
2009
2010
2009
2010
2009
2010
9,3
13,7
8,6
11,4
6,2
8,0
7,0
8,3
9,7
9,9
5,1
6,5
3,3
4,3
4,3
5,6
Geslacht Man
6,8
12,7
7,2
11,8
5,3
7,2
5,6
7,6
8,5
9,2
4,5
6,3
2,7
4,2
3,6
5,3
11,9
14,8
10,0
11,0
7,1
8,8
8,5
9,2
10,9
10,5
5,7
6,7
3,8
4,5
5,0
5,8
1e generatie
11,3
15,3
12,2
13,9
7,5
8,8
9,1
10,4
11,1
11,3
6,9
7,4
.
.
9,1
10,3
2e generatie
3,5
9,4
2,3
7,3
3,5
6,5
1,5
3,3
2,4
2,7
3,6
5,7
.
.
3,3
5,9
Vrouw Generatie
Leeftijd 15-24 jaar
2,8
7,2
0,8
3,7
3,2
4,3
1,4
2,3
4,1
2,2
1,9
2,9
1,4
2,6
1,9
3,0
25-34 jaar
4,4
12,4
6,0
12,0
5,2
10,5
5,1
7,1
8,8
8,8
3,8
7,2
2,0
4,6
3,1
6,2
35-44 jaar
10,4
13,5
11,9
14,3
5,7
8,0
11,8
12,5
10,8
13,1
4,6
6,1
3,0
4,2
4,4
5,8
45-54 jaar
18,7
22,1
17,2
15,5
8,9
9,2
11,3
14,0
14,6
15,9
7,2
8,5
4,6
5,0
6,1
6,8
55-64 jaar
17,7
19,0
22,6
18,5
11,8
9,5
12,5
6,0
19,2
16,3
7,4
7,3
4,6
4,7
5,7
5,6
15-24 jaar,1e generatie
3,1
9,7
3,0
6,5
3,1
4,7
2,5
3,0
5,8
3,2
3,0
2,1
.
.
3,9
4,2
15-24 jaar,2e generatie
2,6
5,3
0,3
3,3
3,2
4,1
0,8
2,1
1,2
0,7
1,3
3,3
.
.
1,7
3,2
25-34 jaar,1e generatie
5,7
11,3
7,1
10,6
5,8
11,2
5,8
7,3
9,1
9,1
4,6
7,1
.
.
6,5
9,1
25-34 jaar,2e generatie
1,4
14,9
4,7
13,6
4,4
9,9
3,3
6,6
6,8
7,1
3,2
7,2
.
.
3,8
9,2
35-44 jaar,1e generatie
10,6
12,7
11,9
14,8
6,3
8,1
12,3
13,1
11,2
13,2
6,4
6,9
.
.
9,1
10,8
35-44 jaar,2e generatie 9,5 16,3 Bron: UWV WERKbedrijf, bewerking Risbo
13,3
5,3
1,9
7,3
0,0
0,0
0,0
9,1
3,1
5,3
.
.
3,4
6,3
Leeftijd, generatie
76
Bijlage bij hoofdstuk 4
Tabel b4.2:
Personen (15-64 jaar), die per 1 januari 2010 in de gemeente wonen met een WWB, WIJ of IOA uitkering (absolute aantallen en in procenten van betreffende deelpopulatie)
Antilliaans pop.
N Totale bevolking (15-64)
uitkering
Marokkaans pop.
uitkering
N
%
N
N
%
1182 100
8,5
1419
91
6,4
Surinaams pop.
N
uitkering
Turks pop.
uitkering
N
%
N
N
%
3191 154
4,8
1258
55
4,4
ov.niet-westers pop.
N
uitkering
N
%
2518 203
8,1
westers pop.
N
uitkering
autochtoon pop.
uitkering
totaal pop.
uitkering
N
%
N
N
%
N
N
%
5070 161
3,2
37107
789
2,1
51745
1553
3,0
Geslacht Man
613
37
6,0
731
51
7,0
1545
52
3,4
649
20
3,1
1200
96
8,0
2464
64
2,6
18700
271
1,4
25902
591
2,3
Vrouw
569
63 11,1
688
40
5,8
1646 102
6,2
609
35
5,7
1318 107
8,1
2606
97
3,7
18407
518
2,8
25843
962
3,7
1e generatie
864
88 10,2
888
75
8,4
2110 122
5,8
896
51
5,7
2109 198
9,4
2330
91
3,9
-
-
-
9197
625
6,8
2e generatie
318
12
531
16
3,0
1081
3,0
362
4
1,1
1,2
2740
70
2,6
-
-
-
5441
139
2,6
Generatie
3,8
32
409
5
Leeftijd 15-24 jaar
345
17
4,9
352
4
1,1
792
17
2,1
342
5
1,5
647
33
5,1
799
12
1,5
5666
59
1,0
8943
147
1,6
25-34 jaar
251
16
6,4
432
25
5,8
684
29
4,2
324
7
2,2
636
47
7,4
1089
33
3,0
6562
119
1,8
9978
276
2,8
35-44 jaar
230
19
8,3
336
25
7,4
752
27
3,6
328
22
6,7
605
48
7,9
1136
36
3,2
8224
154
1,9
11611
331
2,9
45-54 jaar
240
30 12,5
207
19
9,2
596
41
6,9
214
16
7,5
446
52 11,7
957
28
2,9
7829
184
2,4
10489
370
3,5
55-64 jaar
116
18 15,5
92
18 19,6
367
40 10,9
50
5 10,0
184
23 12,5
1089
52
4,8
8826
273
3,1
10724
429
4,0
15-24 jaar,1e generatie
155
10
6,5
46
1
2,2
211
5
2,4
100
3
3,0
375
31
8,3
281
4
1,4
-
-
-
1168
54
4,6
15-24 jaar,2e generatie
190
7
3,7
306
3
1,0
581
12
2,1
242
2
0,8
272
2
0,7
518
8
1,5
-
-
-
2109
34
1,6
25-34 jaar,1e generatie
177
14
7,9
226
15
6,6
330
15
4,5
218
5
2,3
537
45
8,4
522
20
3,8
-
-
-
2010
114
5,7
25-34 jaar,2e generatie
74
2
2,7
206
10
4,9
354
14
4,0
106
2
1,9
99
2
2,0
567
13
2,3
-
-
-
1406
43
3,1
35-44 jaar,1e generatie
181
16
8,8
317
22
6,9
643
22
3,4
314
22
7,0
583
47
8,1
519
19
3,7
-
-
-
2557
148
5,8
35-44 jaar,2e generatie
49
3
6,1
19
3 15,8
109
5
4,6
14
0
0,0
22
1
4,5
617
17
2,8
-
-
-
830
29
3,5
Leeftijd, generatie
Bron: gemeentelijke of regionale uitkeringsinstantie, bewerking Risbo
77
Bijlage bij hoofdstuk 4
Tabel b4.2a:
Personen (15-64 jaar) met een WWB, WIJ of IOA uitkering, per 1 januari 2009 en 2010 (in procenten van betreffende deelpopulatie)
Totale bevolking (15-64)
Antilliaans
Marokkaans
Surinaams
Turks
ov. niet-westers
westers
autochtoon
totaal
uitkering (%)
uitkering (%)
uitkering (%)
uitkering (%)
uitkering (%)
uitkering (%)
uitkering (%)
uitkering (%)
2009
2010
2009
2010
2009
2010
2009
2010
2009
2010
2009
2010
2009
2010
2009
2010
6,0
8,5
5,4
6,4
3,8
4,8
4,1
4,4
6,1
8,1
2,6
3,2
1,8
2,1
2,4
3,0
Geslacht Man
4,0
6,0
6,5
7,0
2,4
3,4
2,7
3,1
6,0
8,0
1,9
2,6
1,0
1,4
1,6
2,3
Vrouw
8,2
11,1
4,2
5,8
5,1
6,2
5,5
5,7
6,2
8,1
3,1
3,7
2,6
2,8
3,2
3,7
1e generatie
7,5
10,2
7,6
8,4
4,8
5,8
5,0
5,7
7,1
9,4
3,4
3,9
.
.
5,5
6,8
2e generatie
1,9
3,8
1,6
3,0
1,6
3,0
1,5
1,1
0,5
1,2
1,9
2,6
.
.
1,7
2,6
15-24 jaar
2,2
4,9
0,8
1,1
1,0
2,1
0,8
1,5
3,6
5,1
0,8
1,5
0,5
1,0
0,9
1,6
25-34 jaar
4,8
6,4
3,7
5,8
2,8
4,2
3,0
2,2
4,4
7,4
1,7
3,0
1,4
1,8
1,9
2,8
35-44 jaar
5,0
8,3
4,8
7,4
2,6
3,6
6,1
6,7
6,3
7,9
2,5
3,2
1,7
1,9
2,4
2,9
45-54 jaar
10,0
12,5
9,6
9,2
5,8
6,9
6,5
7,5
8,7
11,7
2,9
2,9
2,1
2,4
3,1
3,5
55-64 jaar
14,2
15,5
24,7
19,6
11,2
10,9
12,5
10,0
14,4
12,5
4,4
4,8
2,7
3,1
3,7
4,0
15-24 jaar,1e generatie
3,1
6,5
1,5
2,2
0,4
2,4
1,6
3,0
5,3
8,3
1,1
1,4
.
.
2,7
4,6
15-24 jaar,2e generatie
1,5
3,7
0,6
1,0
1,2
2,1
0,4
0,8
0,8
0,7
0,6
1,5
.
.
0,9
1,6
25-34 jaar,1e generatie
6,4
7,9
4,6
6,6
3,3
4,5
2,9
2,3
5,2
8,4
2,3
3,8
.
.
3,9
5,7
25-34 jaar,2e generatie
1,4
2,7
2,6
4,9
2,2
4,0
3,3
1,9
0,0
2,0
1,2
2,3
.
.
1,7
3,1
35-44 jaar,1e generatie
5,1
8,8
4,7
6,9
2,7
3,4
6,0
7,0
6,5
8,1
3,2
3,7
.
.
4,5
5,8
35-44 jaar,2e generatie
4,8
6,1
6,7
15,8
1,9
4,6
7,7
0,0
0,0
4,5
2,0
2,8
.
.
2,2
3,5
Generatie
Leeftijd
Leeftijd, generatie
Bron: gemeentelijke of regionale uitkeringsinstantie, bewerking Risbo
78
Bijlage bij hoofdstuk 4
Tabel b4.3:
Werkzoekenden (15-64 jaar) naar duur, opleidings- en beroepsniveau en etnische herkomst, per 1 januari 2010 (absolute aantallen en procenten)
Antilliaans aantal
%
Marokkaans aantal
Surinaams
%
aantal
%
Turks aantal
%
ov. niet-westers aantal
westers
autochtoon
totaal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
Werkloosheidsduur 0-6 maanden
70
43,2
66
40,7
108
42,2
43
41,0
88
35,2
146
44,2
690
42,9
1.211
42,1
7-12 maanden
39
24,1
23
14,2
63
24,6
18
17,1
37
14,8
51
15,5
281
17,5
512
17,8
1-2 jaar
12
7,4
19
11,7
29
11,3
17
16,2
47
18,8
43
13,0
189
11,7
356
12,4
2-5 jaar
16
9,9
17
10,5
29
11,3
11
10,5
44
17,6
43
13,0
238
14,8
398
13,8
meer dan 5 jaar
25
15,4
37
22,8
27
10,5
16
15,2
34
13,6
47
14,2
212
13,2
398
13,8
30
18,5
61
37,7
42
16,4
43
41,0
105
42,2
62
18,8
227
14,1
570
19,8
vmbo
55
34,0
40
24,7
94
36,7
26
24,8
41
16,5
74
22,4
469
29,1
799
27,8
havo/vwo/mbo
64
39,5
50
30,9
97
37,9
33
31,4
70
28,1
141
42,7
677
42,1
1.132
39,4
hbo/wo
13
8,0
11
6,8
23
9,0
3
2,9
33
13,3
53
16,1
236
14,7
372
12,9
Elementair
58
37,2
69
46,3
81
32,4
59
58,4
105
44,3
63
20,5
241
15,4
676
24,5
Lager
41
26,3
40
26,8
85
34,0
18
17,8
60
25,3
98
31,9
612
39,2
954
34,5
Middelbaar
46
29,5
25
16,8
66
26,4
18
17,8
56
23,6
97
31,6
484
31,0
792
28,7
Hoger/wetenschappelijk Bron: UWV WERKbedrijf, bewerking Risbo
11
7,1
15
10,1
18
7,2
6
5,9
16
6,8
49
16,0
225
14,4
340
12,3
Opleidingsniveau (NWW)
Beroepsniveau (NWW)
Tabel b4.3a:
Werkzoekenden (15-64 jaar) naar duur, opleidings- en beroepsniveau en etnische herkomst, per 1 januari 2009 en 2010 (in procenten)
Antilliaans 2009
Marokkaans
2010
2009
2010
Surinaams 2009
2010
Turks 2009
2010
ov. niet-westers
westers
autochtoon
totaal
2009
2010
2009
2010
2009
2010
2009
2010
42,1
Werkloosheidsduur 0-6 maanden
33,3
43,2
24,0
40,7
37,8
42,2
30,7
41,0
33,9
35,2
27,7
44,2
30,7
42,9
31,1
7-12 maanden
10,2
24,1
9,9
14,2
13,8
24,6
13,6
17,1
18,0
14,8
15,4
15,5
9,0
17,5
11,4
17,8
1-2 jaar
13,0
7,4
12,4
11,7
8,7
11,3
14,8
16,2
9,4
18,8
9,9
13,0
15,0
11,7
13,0
12,4
2-5 jaar
20,4
9,9
14,0
10,5
17,3
11,3
18,2
10,5
20,6
17,6
24,5
13,0
24,6
14,8
22,5
13,8
meer dan 5 jaar
23,1
15,4
39,7
22,8
22,4
10,5
22,7
15,2
18,0
13,6
22,5
14,2
20,8
13,2
22,0
13,8
18,5
18,5
49,6
37,7
24,0
16,4
50,0
41,0
54,1
42,2
25,7
18,8
16,6
14,1
25,4
19,8
vmbo
40,7
34,0
24,8
24,7
37,8
36,7
22,7
24,8
16,3
16,5
22,9
22,4
32,7
29,1
29,9
27,8
havo/vwo/mbo
37,0
39,5
19,8
30,9
32,7
37,9
23,9
31,4
17,6
28,1
35,6
42,7
36,7
42,1
32,8
39,4
3,7
8,0
5,8
6,8
5,6
9,0
3,4
2,9
12,0
13,3
15,8
16,1
14,1
14,7
11,9
12,9
Elementair
41,2
37,2
53,8
46,3
37,6
32,4
63,9
58,4
54,1
44,3
32,6
20,5
19,3
15,4
30,7
24,5
Lager
31,4
26,3
30,2
26,8
31,2
34,0
20,5
17,8
17,9
25,3
23,0
31,9
38,4
39,2
32,4
34,5
Middelbaar
25,5
29,5
10,4
16,8
26,3
26,4
9,6
17,8
21,1
23,6
29,6
31,6
28,0
31,0
25,6
28,7
2,0
7,1
5,7
10,1
4,8
7,2
6,0
5,9
6,9
6,8
14,8
16,0
14,2
14,4
11,3
12,3
Opleidingsniveau (NWW)
hbo/wo Beroepsniveau (NWW)
Hoger/wetenschappelijk Bron: UWV WERKbedrijf, bewerking Risbo
79
Bijlage bij hoofdstuk 4
Tabel b4.4:
Personen (15-64 jaar) met een WWB, WIJ of IOA uitkering naar uitkeringsduur, per 1 januari 2010 (absolute aantallen en procenten)
Antilliaans aantal
%
Marokkaans aantal
%
Surinaams aantal
%
Turks aantal
%
ov. niet-westers aantal
%
westers aantal
%
autochtoon aantal
%
totaal aantal
%
Uitkeringsduur 0-6 maanden
9
9,0
8
8,8
4
2,6
2
3,6
12
5,9
9
5,6
42
5,3
86
5,5
7-12 maanden
12
12,0
6
6,6
20
13,0
4
7,3
16
7,9
16
9,9
51
6,5
125
8,0
1-2 jaar
25
25,0
17
18,7
32
20,8
11
20,0
50
24,6
23
14,3
125
15,8
283
18,2
2-5 jaar
21
21,0
26
28,6
42
27,3
19
34,5
77
37,9
49
30,4
207
26,2
441
28,4
meer dan 5 jaar
33
33,0
34
37,4
56
36,4
19
34,5
48
23,6
64
39,8
364
46,1
618
39,8
Bron: gemeentelijke of regionale uitkeringsinstantie, bewerking Risbo
Tabel b4.4a:
Personen (15-64 jaar) met een WWB, WIJ of IOA uitkering naar uitkeringsduur, per 1 januari 2009 en 2010 (in procenten)
Antilliaans 2009
2010
Marokkaans 2009
2010
Surinaams 2009
Turks
2010
2009
2010
ov. niet-westers 2009
2010
westers 2009
2010
autochtoon 2009
2010
totaal 2009
2010
5,5
Uitkeringsduur 0-6 maanden
10,3
9,0
6,5
8,8
12,8
2,6
28,0
3,6
8,3
5,9
9,3
5,6
3,9
5,3
7,3
7-12 maanden
20,5
12,0
19,6
6,6
16,7
13,0
8,0
7,3
19,8
7,9
19,8
9,9
13,0
6,5
15,6
8,0
5,1
25,0
10,9
18,7
16,7
20,8
16,0
20,0
12,5
24,6
9,3
14,3
9,8
15,8
10,8
18,2
1-2 jaar 2-5 jaar
17,9
21,0
13,0
28,6
11,5
27,3
28,0
34,5
28,1
37,9
14,0
30,4
15,3
26,2
16,8
28,4
meer dan 5 jaar
46,2
33,0
50,0
37,4
42,3
36,4
20,0
34,5
31,3
23,6
47,7
39,8
58,0
46,1
49,5
39,8
Bron: gemeentelijke of regionale uitkeringsinstantie, bewerking Risbo
80
Bijlage bij hoofdstuk 4
Tabel b4.5:
Oververtegenwoordiging van Antilliaans-Nederlandse werkzoekenden (15-64 jaar en 15-24 jaar) in de 22 gemeenten, per 1 januari 2010 (absolute aantallen, in procenten van betreffende bevolkingsgroep en oververtegenwoordiging (ovvt))
Rotterdam Amsterdam Den Haag Almere Tilburg Groningen Dordrecht Zoetermeer Eindhoven Breda Nijmegen Capelle a/d IJssel Spijkenisse Lelystad Schiedam Amersfoort Zwolle Vlaardingen Den Helder Leeuwarden Vlissingen Hellevoetsluis Totaal 22 AG
populatie N 410.714 561.854 339.986 133.298 143.257 142.694 79.863 84.852 147.249 117.073 117.667 44.475 50.751 51.745 51.549 97.575 81.597 46.151 38.998 65.544 29.531 27.657 2.864.080
15 t/m 64 jaar totaal Antilliaans werkzoekend populatie werkzoekend N % N N % 32.636 7,9 15.249 1.970 12,9 41.084 7,3 9.059 831 9,2 17.962 5,3 8.667 824 9,5 7.015 5,3 3.379 364 10,8 6.697 4,7 3.138 328 10,5 8.318 5,8 2.482 363 14,6 3.105 3,9 2.150 234 10,9 3.931 4,6 1.815 172 9,5 9.013 6,1 1.913 208 10,9 5.967 5,1 1.563 167 10,7 8.464 7,2 1.510 215 14,2 1.782 4,0 1.444 116 8,0 2.236 4,4 1.258 135 10,7 2.875 5,6 1.182 162 13,7 3.217 6,2 1.224 197 16,1 3.613 3,7 1.228 107 8,7 3.657 4,5 1.023 139 13,6 2.594 5,6 884 146 16,5 1.627 4,2 875 112 12,8 4.257 6,5 681 129 18,9 1.263 4,3 503 46 9,1 814 2,9 425 27 6,4 172.127 6,0 61.652 6.992 11,3
ovvt % 63 25 80 105 124 151 180 105 78 110 98 100 144 147 158 135 203 194 207 192 114 116 89
populatie N 82.198 98.963 60.553 25.747 30.832 43.501 14.499 16.382 28.205 23.056 28.278 7.985 9.434 8.943 9.097 16.299 15.945 8.205 6.909 15.464 5.160 4.632 560.287
15 t/m 24 jaar totaal Antilliaans werkzoekend populatie werkzoekend N % N N % 2.416 2,9 4.608 234 5,1 2.478 2,5 2.058 109 5,3 1.632 2,7 2.502 105 4,2 852 3,3 917 63 6,9 918 3,0 913 62 6,8 676 1,6 812 42 5,2 352 2,4 617 39 6,3 418 2,6 493 27 5,5 676 2,4 544 41 7,5 446 1,9 447 19 4,3 916 3,2 454 32 7,0 127 1,6 437 14 3,2 260 2,8 345 13 3,8 266 3,0 345 25 7,2 254 2,8 326 23 7,1 287 1,8 333 19 5,7 328 2,1 336 19 5,7 182 2,2 215 17 7,9 170 2,5 239 11 4,6 408 2,6 248 14 5,6 119 2,3 155 9 5,8 94 2,0 132 5 3,8 14.275 2,5 17.476 942 5,4
ovvt % 73 112 56 108 128 233 160 115 214 120 118 101 37 144 153 224 175 256 87 114 152 87 112
Bron: UWV WERKbedrijf, bewerking Risbo
Tabel b4.5a:
Oververtegenwoordiging van Antilliaans-Nederlandse werkzoekenden (15-64 jaar en 15-24 jaar) in de 22 gemeenten, per 1 januari 2009 en 2010 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep en oververtegenwoordiging) totaal
Rotterdam Amsterdam Den Haag Almere Tilburg Groningen Dordrecht Zoetermeer Eindhoven Breda Nijmegen Capelle a/d IJssel Spijkenisse Lelystad Schiedam Amersfoort Zwolle Vlaardingen Den Helder Leeuwarden Vlissingen Hellevoetsluis Totaal 22 AG
2009 7,2 6,9 4,6 4,8 3,6 5,4 3,1 3,5 4,1 4,0 6,1 3,3 2,8 4,3 4,3 3,4 3,5 4,7 3,9 5,5 3,8 2,2 5,2
2010 7,9 7,3 5,3 5,3 4,7 5,8 3,9 4,6 6,1 5,1 7,2 4,0 4,4 5,6 6,2 3,7 4,5 5,6 4,2 6,5 4,3 2,9 6,0
15 t/m 64 jaar Antilliaans oververtegenwoordiging 2009 2010 2009 2010 verschil 11,3 12,9 58 63 5 8,4 9,2 22 25 3 8,4 9,5 85 80 -5 9,1 10,8 89 105 16 7,7 10,5 111 124 13 14,4 14,6 164 151 -13 8,9 10,9 191 180 -11 7,3 9,5 108 105 -3 5,8 10,9 42 78 36 9,7 10,7 146 110 -36 12,6 14,2 104 98 -6 7,7 8,0 137 100 -37 5,5 10,7 97 144 47 9,3 13,7 115 147 32 11,3 16,1 161 158 -3 7,8 8,7 132 135 3 10,7 13,6 208 203 -5 12,1 16,5 157 194 37 12,5 12,8 217 207 -10 13,9 18,9 153 192 39 7,5 9,1 95 114 19 5,2 6,4 134 116 -18 9,6 11,3 84 89 5
Bron: UWV WERKbedrijf, bewerking Risbo
81
15 t/m 24 jaar Antilliaans
totaal 2009 1,7 2,4 1,8 2,7 1,9 1,2 1,4 1,4 1,2 1,3 1,8 0,9 1,0 1,9 1,5 1,3 1,3 1,6 2,2 1,8 1,8 0,9 1,7
2010 2,9 2,5 2,7 3,3 3,0 1,6 2,4 2,6 2,4 1,9 3,2 1,6 2,8 3,0 2,8 1,8 2,1 2,2 2,5 2,6 2,3 2,0 2,5
2009 3,4 4,5 3,6 5,1 4,1 4,8 4,1 3,9 2,4 2,7 5,4 3,2 2,0 2,8 3,3 2,8 5,2 5,8 6,1 5,0 4,0 0,8 3,8
2010 5,1 5,3 4,2 6,9 6,8 5,2 6,3 5,5 7,5 4,3 7,0 3,2 3,8 7,2 7,1 5,7 5,7 7,9 4,6 5,6 5,8 3,8 5,4
oververtegenwoordiging 2009 2010 verschil 96 73 -23 88 112 24 98 56 -42 87 108 21 122 128 6 320 233 -87 194 160 -34 182 115 -67 100 214 114 115 120 5 206 118 -88 272 101 -171 108 37 -71 51 144 93 116 153 37 112 224 112 296 175 -121 273 256 -17 182 87 -95 174 114 -60 130 152 22 -12 87 99 120 112 -8
Bijlage bij hoofdstuk 4
Tabel b4.6:
Oververtegenwoordiging van Marokkaans-Nederlandse werkzoekenden (15-64 jaar en 15-24 jaar) in de 22 gemeenten, per 1 januari 2010 (absolute aantallen, in procenten van betreffende bevolkingsgroep en oververtegenwoordiging (ovvt))
Amsterdam Rotterdam Utrecht Den Haag Gouda Eindhoven Tilburg Leiden ‘s-Hertogenbosch Amersfoort Roosendaal Helmond Nijmegen Zeist Veenendaal Ede Lelystad Schiedam Culemborg Gorinchem Oosterhout Maassluis Totaal 22 MG
populatie N 561.854 410.714 225.209 339.986 47.436 147.249 143.257 85.375 96.628 97.575 51.374 59.495 117.667 38.677 40.768 70.418 51.745 51.549 18.388 23.020 35.946 20.972 2.735.302
15 t/m 64 jaar totaal Marokkaans werkzoekend populatie werkzoekend N % N N % 41.084 7,3 45.489 6.648 14,6 32.636 7,9 24.773 3.946 15,9 9.326 4,1 16.701 1.726 10,3 17.962 5,3 17.391 1.826 10,5 2.275 4,8 4.144 599 14,5 9.013 6,1 3.502 450 12,8 6.697 4,7 3.455 362 10,5 4.018 4,7 3.242 536 16,5 4.430 4,6 2.979 327 11,0 3.613 3,7 2.771 247 8,9 2.047 4,0 2.302 222 9,6 4.315 7,3 2.225 355 16,0 8.464 7,2 2.250 443 19,7 1.230 3,2 2.159 156 7,2 1.668 4,1 1.921 239 12,4 2.191 3,1 1.450 206 14,2 2.875 5,6 1.419 162 11,4 3.217 6,2 1.359 183 13,5 835 4,5 1.134 200 17,6 910 4,0 1.080 88 8,1 1.516 4,2 778 76 9,8 879 4,2 799 105 13,1 161.201 5,9 143.323 19.102 13,3
ovvt % 100 100 150 99 201 110 124 251 139 141 142 120 174 127 204 357 105 116 288 106 132 214 126
populatie N 98.963 82.198 51.354 60.553 8.720 28.205 30.832 18.922 16.390 16.299 8.883 9.742 28.278 7.143 7.848 14.722 8.943 9.097 3.204 3.933 5.984 3.573 523.786
15 t/m 24 jaar totaal Marokkaans werkzoekend populatie werkzoekend N % N N % 2.478 2,5 12.268 503 4,1 2.416 2,9 6.930 313 4,5 654 1,3 4.482 152 3,4 1.632 2,7 4.801 225 4,7 136 1,6 1.165 36 3,1 676 2,4 894 34 3,8 918 3,0 880 58 6,6 324 1,7 822 42 5,1 347 2,1 815 39 4,8 287 1,8 702 27 3,8 159 1,8 660 16 2,4 423 4,3 544 28 5,1 916 3,2 618 54 8,7 80 1,1 647 12 1,9 185 2,4 532 29 5,5 194 1,3 452 23 5,1 266 3,0 352 13 3,7 254 2,8 374 13 3,5 59 1,8 286 9 3,1 91 2,3 329 14 4,3 142 2,4 210 10 4,8 68 1,9 252 12 4,8 12.705 2,4 39.015 1.662 4,3
ovvt % 64 54 166 74 98 59 121 198 126 118 35 19 170 66 131 286 24 24 71 84 101 150 76
Bron: UWV WERKbedrijf, bewerking Risbo
Tabel b4.6a:
Oververtegenwoordiging van Marokkaans-Nederlandse werkzoekenden (15-64 jaar en 15-24 jaar) in de 22 gemeenten, per 1 januari 2009 en 2010 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep en oververtegenwoordiging) totaal
Amsterdam Rotterdam Utrecht Den Haag Gouda Eindhoven Tilburg Leiden ‘s-Hertogenbosch Amersfoort Roosendaal Helmond Nijmegen Zeist Veenendaal Ede Lelystad Schiedam Culemborg Gorinchem Oosterhout Maassluis Totaal 22 MG
2009 6,9 7,2 3,3 4,6 4,4 4,1 3,6 4,0 3,6 3,4 2,9 5,9 6,1 2,6 2,6 4,3 4,3 3,6 3,2 2,9 2,9 5,1
2010 7,3 7,9 4,1 5,3 4,8 6,1 4,7 4,7 4,6 3,7 4,0 7,3 7,2 3,2 4,1 3,1 5,6 6,2 4,5 4,0 4,2 4,2 5,9
15 t/m 64 jaar Marokkaans oververtegenwoordiging 2009 2010 2009 2010 verschil 14,8 14,6 115 100 -15 15,9 15,9 122 100 -22 9,3 10,3 179 150 -29 10,0 10,5 119 99 -20 14,7 14,5 235 201 -34 10,1 12,8 146 110 -36 9,0 10,5 147 124 -23 15,6 16,5 286 251 -35 9,6 11,0 167 139 -28 10,4 8,9 208 141 -67 7,1 9,6 145 142 -3 14,7 16,0 151 120 -31 16,6 19,7 170 174 4 7,8 7,2 201 127 -74 12,4 204 12,6 14,2 378 357 -21 8,6 11,4 100 105 5 9,4 13,5 117 116 -1 16,3 17,6 346 288 -58 6,6 8,1 104 106 2 7,0 9,8 142 132 -10 10,1 13,1 244 214 -30 12,8 13,3 152 126 -26
Bron: UWV WERKbedrijf, bewerking Risbo
82
15 t/m 24 jaar Marokkaans
totaal 2009 2,4 1,7 1,0 1,8 1,1 1,2 1,9 1,0 1,4 1,3 1,0 2,9 1,8 0,7 0,9 1,9 1,5 0,6 1,3 1,1 0,8 1,6
2010 2,5 2,9 1,3 2,7 1,6 2,4 3,0 1,7 2,1 1,8 1,8 4,3 3,2 1,1 2,4 1,3 3,0 2,8 1,8 2,3 2,4 1,9 2,4
2009 3,8 2,6 2,6 3,6 2,5 2,1 4,2 3,7 2,5 2,8 1,6 5,6 6,0 1,6 2,9 0,8 3,9 0,7 2,1 1,6 1,5 3,2
2010 4,1 4,5 3,4 4,7 3,1 3,8 6,6 5,1 4,8 3,8 2,4 5,1 8,7 1,9 5,5 5,1 3,7 3,5 3,1 4,3 4,8 4,8 4,3
oververtegenwoordiging 2009 2010 verschil 61 64 3 54 54 0 177 166 -11 97 74 -23 119 98 -21 82 59 -23 126 121 -5 263 198 -65 85 126 41 113 118 5 62 35 -27 95 19 -76 241 170 -71 112 66 -46 131 209 286 77 -57 24 81 159 24 -135 27 71 44 63 84 21 49 101 52 95 150 55 95 76 -19
Bijlage bij hoofdstuk 4
Tabel b4.7:
Oververtegenwoordiging van Antilliaans-Nederlandse uitkeringsontvangers (15-64 jaar en 15-24 jaar) in de 22 gemeenten, per 1 januari 2010 (absolute aantallen, in procenten van betreffende bevolkingsgroep en oververtegenwoordiging (ovvt)) 15 t/m 64 jaar totaal
Rotterdam Amsterdam Den Haag Almere Tilburg Groningen Dordrecht Zoetermeer Eindhoven Breda Nijmegen Capelle a/d IJssel Spijkenisse Lelystad Schiedam Amersfoort Zwolle Vlaardingen Den Helder Leeuwarden Vlissingen Hellevoetsluis Totaal 22 AG
populatie N 410.714 561.854 339.986 133.298 143.257 142.694 79.863 84.852 147.249 117.073 117.667 44.475 50.751 51.745 51.549 97.575 81.597 46.151 38.998 65.544 29.531 27.657 2.864.080
uitkering N % 34.464 8,4 36.343 6,5 18.047 5,3 4.136 3,1 5.141 3,6 8.538 6,0 2.965 3,7 2.147 2,5 5.472 3,7 3.446 2,9 5.026 4,3 1.833 4,1 1.577 3,1 1.553 3,0 2.038 4,0 2.302 2,4 2.511 3,1 1.545 3,3 1.260 3,2 3.469 5,3 1.341 4,5 613 2,2 145.767 5,1
populatie N 15.249 9.059 8.667 3.379 3.138 2.482 2.150 1.815 1.913 1.563 1.510 1.444 1.258 1.182 1.224 1.228 1.023 884 875 681 503 425 61.652
15 t/m 24 jaar Antilliaans uitkering N % 2.571 16,9 1.037 11,4 948 10,9 261 7,7 363 11,6 485 19,5 280 13,0 121 6,7 181 9,5 130 8,3 145 9,6 200 13,9 111 8,8 100 8,5 166 13,6 107 8,7 126 12,3 99 11,2 138 15,8 127 18,6 63 12,5 31 7,3 7.790 12,6
totaal ovvt % 101 77 106 149 222 227 251 163 155 183 125 236 184 182 243 269 300 235 388 252 176 229 148
populatie N 82.198 98.963 60.553 25.747 30.832 43.501 14.499 16.382 28.205 23.056 28.278 7.985 9.434 8.943 9.097 16.299 15.945 8.205 6.909 15.464 5.160 4.632 560.287
uitkering N % 1.808 2,2 786 0,8 1.199 2,0 332 1,3 491 1,6 612 1,4 154 1,1 194 1,2 336 1,2 243 1,1 288 1,0 141 1,8 100 1,1 147 1,6 134 1,5 144 0,9 172 1,1 81 1,0 58 0,8 380 2,5 123 2,4 26 0,6 7.949 1,4
populatie
N 4.608 2.058 2.502 917 913 812 617 493 544 447 454 437 345 345 326 333 336 215 239 248 155 132 17.476
Antilliaans uitkering N % 248 5,4 27 1,3 89 3,6 31 3,4 45 4,9 54 6,7 21 3,4 16 3,2 24 4,4 13 2,9 10 2,2 25 5,7 12 3,5 17 4,9 12 3,7 13 3,9 17 5,1 8 3,7 6 2,5 16 6,5 6 3,9 2 1,5 712 4,1
ovvt % 145 65 80 162 210 373 220 174 270 176 116 224 228 200 150 342 369 277 199 163 62 170 187
Bron: gemeentelijke of regionale uitkeringsinstantie, bewerking Risbo
Tabel b4.7a:
Oververtegenwoordiging van Antilliaans-Nederlandse uitkeringsontvangers (15-64 jaar en 15-24 jaar) in de 22 gemeenten, per 1 januari 2009 en 2010 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep en oververtegenwoordiging) totaal
Rotterdam Amsterdam Den Haag Almere Tilburg Groningen Dordrecht Zoetermeer Eindhoven Breda Nijmegen Capelle a/d IJssel Spijkenisse Lelystad Schiedam Amersfoort Zwolle Vlaardingen Den Helder Leeuwarden Vlissingen Hellevoetsluis Totaal 22 AG
2009 7,2 6,3 4,8 2,6 3,1 5,9 3,0 3,4 2,8 4,2 3,3 2,7 2,4 3,6 2,4 2,8 4,2 3,2 4,5 3,9 2,0 4,7
2010 8,4 6,5 5,3 3,1 3,6 6,0 3,7 2,5 3,7 2,9 4,3 4,1 3,1 3,0 4,0 2,4 3,1 3,3 3,2 5,3 4,5 2,2 5,1
15 t/m 64 jaar Antilliaans oververtegenwoordiging 2009 2010 2009 2010 verschil 15,9 16,9 122 101 -21 10,9 11,4 73 77 4 9,5 10,9 98 106 8 6,6 7,7 157 149 -8 9,6 11,6 207 222 15 18,9 19,5 221 227 6 13,0 251 9,0 6,7 200 163 -37 8,6 9,5 153 155 2 8,8 8,3 215 183 -32 9,9 9,6 133 125 -8 10,7 13,9 221 236 15 7,5 8,8 176 184 8 6,0 8,5 146 182 36 12,0 13,6 236 243 7 7,5 8,7 212 269 57 11,5 12,3 314 300 -14 16,1 11,2 282 235 -47 15,8 15,8 389 388 -1 12,5 18,6 177 252 75 9,3 12,5 140 176 36 9,0 7,3 353 229 -124 11,7 12,6 147 148 1
Bron: gemeentelijke of regionale uitkeringsinstantie, bewerking Risbo
83
15 t/m 24 jaar Antilliaans
totaal 2009 1,4 0,7 1,5 1,0 1,3 1,1 1,9 1,4 0,9 0,9 1,1 0,8 0,9 1,0 0,8 0,8 1,8 1,3 1,6 1,8 0,6 1,1
2010 2,2 0,8 2,0 1,3 1,6 1,4 1,1 1,2 1,2 1,1 1,0 1,8 1,1 1,6 1,5 0,9 1,1 1,0 0,8 2,5 2,4 0,6 1,4
2009 3,7 1,4 2,8 2,9 3,8 6,5 5,9 4,2 2,1 2,5 4,5 1,5 2,2 3,0 1,8 5,2 5,8 4,8 2,9 2,7 0,8 3,3
2010 5,4 1,3 3,6 3,4 4,9 6,7 3,4 3,2 4,4 2,9 2,2 5,7 3,5 4,9 3,7 3,9 5,1 3,7 2,5 6,5 3,9 1,5 4,1
oververtegenwoordiging 2009 2010 verschil 158 145 -13 91 65 -26 84 80 -4 197 162 -35 195 210 15 482 373 -109 220 213 174 -39 207 270 63 133 176 43 175 116 -59 295 224 -71 92 228 136 151 200 49 202 150 -52 138 342 204 518 369 -149 227 277 50 273 199 -74 84 163 79 48 62 14 34 170 136 186 187 1
Bijlage bij hoofdstuk 4
Tabel b4.8:
Oververtegenwoordiging van Marokkaans-Nederlandse uitkeringsontvangers (15-64 jaar en 15-24 jaar) in de 22 gemeenten, per 1 januari 2010 (absolute aantallen, in procenten van betreffende bevolkingsgroep en oververtegenwoordiging (ovvt)) 15 t/m 64 jaar totaal
Amsterdam Rotterdam Utrecht Den Haag Gouda Eindhoven Tilburg Leiden ‘s-Hertogenbosch Amersfoort Roosendaal Helmond Nijmegen Zeist Veenendaal Ede Lelystad Schiedam Culemborg Gorinchem Oosterhout Maassluis Totaal 22 MG
populatie N 561.854 410.714 225.209 339.986 47.436 147.249 143.257 85.375 96.628 97.575 51.374 59.495 117.667 38.677 40.768 70.418 51.745 51.549 18.388 23.020 35.946 20.972 2.735.302
uitkering N % 36.343 6,5 34.464 8,4 7.735 3,4 18.047 5,3 1.359 2,9 5.472 3,7 5.141 3,6 2.888 3,4 2.864 3,0 2.302 2,4 1.167 2,3 2.167 3,6 5.026 4,3 886 2,3 1.241 3,0 1.258 1,8 1.553 3,0 2.038 4,0 418 2,3 550 2,4 546 1,5 647 3,1 134.112 4,9
Marokkaans populatie uitkering N N % 45.489 5.730 12,6 24.773 5.012 20,2 16.701 1.855 11,1 17.391 1.875 10,8 4.144 447 10,8 3.502 346 9,9 3.455 336 9,7 3.242 416 12,8 2.979 264 8,9 2.771 193 7,0 2.302 179 7,8 2.225 208 9,3 2.250 291 12,9 2.159 163 7,5 1.921 248 12,9 1.450 144 9,9 1.419 91 6,4 1.359 135 9,9 1.134 118 10,4 1.080 60 5,6 778 51 6,6 799 82 10,3 143.323 18.244 12,7
15 t/m 24 jaar totaal ovvt % 95 141 223 103 277 166 171 279 199 195 242 157 203 230 324 456 114 151 358 133 332 233 160
populatie N 98.963 82.198 51.354 60.553 8.720 28.205 30.832 18.922 16.390 16.299 8.883 9.742 28.278 7.143 7.848 14.722 8.943 9.097 3.204 3.933 5.984 3.573 523.786
uitkering N % 786 0,8 1.808 2,2 481 0,9 1.199 2,0 50 0,6 336 1,2 491 1,6 133 0,7 167 1,0 144 0,9 72 0,8 231 2,4 288 1,0 45 0,6 101 1,3 96 0,7 147 1,6 134 1,5 27 0,8 38 1,0 22 0,4 45 1,3 6.841 1,3
populatie
N 12.268 6.930 4.482 4.801 1.165 894 880 822 815 702 660 544 618 647 532 452 352 374 286 329 210 252 39.015
Marokkaans uitkering N % 131 1,1 279 4,0 111 2,5 183 3,8 14 1,2 13 1,5 32 3,6 21 2,6 17 2,1 11 1,6 8 1,2 24 4,4 24 3,9 14 2,2 32 6,0 11 2,4 4 1,1 12 3,2 8 2,8 6 1,8 0 0,0 8 3,2 963 2,5
ovvt % 34 83 164 93 110 22 128 263 105 77 50 86 281 243 367 273 -31 118 232 89 -100 152 89
Bron: gemeentelijke of regionale uitkeringsinstantie, bewerking Risbo
Tabel b4.8a:
Oververtegenwoordiging van Marokkaans-Nederlandse uitkeringsontvangers (15-64 jaar en 15-24 jaar) in de 22 gemeenten, per 1 januari 2009 en 2010 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep en oververtegenwoordiging) totaal
Amsterdam Rotterdam Utrecht Den Haag Gouda Eindhoven Tilburg Leiden ‘s-Hertogenbosch Amersfoort Roosendaal Helmond Nijmegen Zeist Veenendaal Ede Lelystad Schiedam Culemborg Gorinchem Oosterhout Maassluis Totaal 22 MG
2009 6,3 7,2 2,8 4,8 2,3 3,4 3,1 3,4 3,1 2,4 1,6 3,2 4,2 1,8 2,2 1,6 2,4 3,6 2,1 2,0 1,6 2,7 4,5
2010 6,5 8,4 3,4 5,3 2,9 3,7 3,6 3,4 3,0 2,4 2,3 3,6 4,3 2,3 3,0 1,8 3,0 4,0 2,3 2,4 1,5 3,1 4,9
15 t/m 64 jaar Marokkaans oververtegenwoordiging 2009 2010 2009 2010 verschil 12,4 12,6 97 95 -2 14,3 20,2 99 141 42 7,9 11,1 185 223 38 9,8 10,8 102 103 1 7,6 10,8 226 277 51 9,5 9,9 181 166 -15 7,5 9,7 139 171 32 12,1 12,8 256 279 23 10,8 8,9 249 199 -50 7,8 7,0 226 195 -31 5,0 7,8 214 242 28 8,2 9,3 154 157 3 11,3 12,9 168 203 35 6,0 7,5 234 230 -4 8,9 12,9 300 324 24 9,0 9,9 452 456 4 5,4 6,4 122 114 -8 8,5 9,9 138 151 13 10,3 10,4 379 358 -21 3,8 5,6 89 133 44 6,3 6,6 307 332 25 9,6 10,3 261 233 -28 10,8 12,7 143 160 17
Bron: gemeentelijke of regionale uitkeringsinstantie, bewerking Risbo
84
15 t/m 24 jaar Marokkaans
totaal 2009 0,7 1,4 0,8 1,5 0,4 1,4 1,3 0,6 0,8 0,8 0,3 1,4 0,9 0,3 0,8 0,5 0,9 1,0 0,7 0,5 0,4 0,8 1,0
2010 0,8 2,2 0,9 2,0 0,6 1,2 1,6 0,7 1,0 0,9 0,8 2,4 1,0 0,6 1,3 0,7 1,6 1,5 0,8 1,0 0,4 1,3 1,3
2009 1,1 2,3 1,7 2,5 0,4 2,7 1,1 1,3 1,1 1,2 0,8 3,9 2,4 0,5 2,8 1,5 0,8 1,1 1,8 0,6 0,0 1,9 1,7
2010 1,1 4,0 2,5 3,8 1,2 1,5 3,6 2,6 2,1 1,6 1,2 4,4 3,9 2,2 6,0 2,4 1,1 3,2 2,8 1,8 0,0 3,2 2,5
oververtegenwoordiging 2009 2010 verschil 53 34 -19 65 83 18 129 164 35 68 93 25 -2 110 112 99 22 -77 -12 128 140 108 263 155 40 105 65 51 77 26 125 50 -75 174 86 -88 163 281 118 38 243 205 259 367 108 193 273 80 -10 -31 -21 15 118 103 173 232 59 16 89 73 -100 -100 0 127 152 25 66 89 23
Bijlage bij hoofdstuk 5
Tabel b5.1:
Verdachten (12 jaar e.o.) naar achtergrondkenmerken, in 2010 (absolute aantallen en in procenten van betreffende deelpopulatie per 1 januari)
Antilliaans pop.
Marokkaans
verdacht
pop.
verdacht
Surinaams pop.
Turks pop.
verdacht
ov. niet-westers pop.
verdacht
westers pop.
N
verdacht
autochtoon pop.
verdacht
totaal pop.
verdacht
N
N
%
N
N
%
N
%
N
N
%
N
N
%
N
%
N
N
%
N
N
%
1348
76
5,6
1625
79
4,9
3556 150
4,2
1386
41
3,0
2781
71
2,6
6008 111
1,8
45779
556
1,2
62483
1084
1,7
Man
705
58
8,2
854
69
8,1
1712 122
7,1
710
35
4,9
1330
58
4,4
2889
74
2,6
22801
447
2,0
31001
863
2,8
Vrouw
643
18
2,8
771
10
1,3
1844
1,5
676
6
0,9
1451
13
0,9
3119
37
1,2
22978
109
0,5
31482
221
0,7
Bevolking (12 jr eo)
N
verdacht
Geslacht
28
Generatie 1e generatie
963
57
5,9
988
25
2,5
2287
69
3,0
934
21
2,2
2224
52
2,3
2733
44
1,6
-
-
-
10129
268
2,6
2e generatie
385
19
4,9
637
54
8,5
1269
81
6,4
452
20
4,4
557
19
3,4
3275
67
2,0
-
-
-
6575
260
4,0
12-17 jaar
203
13
6,4
222
21
9,5
410
25
6,1
205
9
4,4
438
12
2,7
444
17
3,8
3444
81
2,4
5366
178
3,3
18-24 jaar
246
20
8,1
242
14
5,8
586
47
8,0
238
9
3,8
414
27
6,5
556
32
5,8
3953
144
3,6
6235
293
4,7
25-44 jaar
481
32
6,7
768
39
5,1
1436
54
3,8
652
18
2,8
1241
28
2,3
2225
47
2,1
14786
215
1,5
21589
433
2,0
45-64 jaar
356
11
3,1
299
5
1,7
963
24
2,5
264
5
1,9
630
4
0,6
2046
13
0,6
16655
106
0,6
21213
168
0,8
65 jaar e.o.
62
-
-
94
-
-
161
-
-
27
-
-
58
-
-
737
-
-
6941
10
0,1
8080
12
0,1
Leeftijd
Leeftijd, generatie 12-24 jaar,1e generatie
194
18
9,3
52
1
1,9
234
14
6,0
111
5
4,5
436
23
5,3
320
15
4,7
-
-
-
1347
76
5,6
12-24 jaar,2e generatie
255
15
5,9
412
34
8,3
762
58
7,6
332
13
3,9
416
16
3,8
680
34
5,0
-
-
-
2857
170
6,0
12-24 jaar, man
226
24 10,6
244
28 11,5
506
57 11,3
207
14
6,8
426
31
7,3
507
33
6,5
3795
183
4,8
5911
370
6,3
12-24 jaar, vrouw
223
490
15
236
4
1,7
426
8
1,9
493
16
3,2
3602
42
1,2
5690
101
1,8
Leeftijd, geslacht
9
4,0
220
7
3,2
3,1
Schoolsoort schoolgaand, laag nivo
87
7
8,0
86
11 12,8
154
16 10,4
88
8
9,1
117
118
11
9,3
862
46
5,3
1512
111
7,3
schoolgaand, mid. nivo
138
6
4,3
164
16
9,8
313
14
4,5
159
2
1,3
293
12 10,3 8
2,7
291
9
3,1
2419
42
1,7
3777
97
2,6
schoolgaand, hoog nivo
50
0
0,0
53
2
3,8
121
2
1,7
37
0
0,0
143
1
0,7
159
2
1,3
1122
11
1,0
1685
18
1,1
363
22
6,1
377
25
6,6
795
56
7,0
351
9
2,6
711
27
3,8
820
41
5,0
6068
168
2,8
9485
348
3,7
3 20,0
15
8 53,3
31
3
9,7
21
5 23,8
18
6 33,3
25
5 20,0
183
18
9,8
308
Nieuw vsv geen nieuw vsv nieuw vsv
15
48 15,6
Werk niet werkzoekend werkzoekend
1020 162
4,8
1257
63
5,0
19 11,7
49
162
12
7,4
5,0
1328
65
4,9
14 14,0
91
2935 124
4,2
1153
35
3,0
2268
61
2,7
4740
86
1,8
35497
471
1,3
48870
889
1,8
16
6,3
105
4
3,8
250
6
2,4
330
15
4,5
1610
53
3,3
2875
125
4,3
3037 129
4,2
1203
38
3,2
2315
65
2,8
4909
88
1,8
36318
490
1,3
50192
929
1,9
7,1
55
1
1,8
203
2
1,0
161
13
8,1
789
34
4,3
1553
85
5,5
256
Uitkering geen uitkering uitkering
1082 100
54
Bron: HKS, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
85
10 11,0
154
11
Bijlage bij hoofdstuk 5
Tabel b5.1a:
Verdachten (12 jaar e.o.) naar achtergrondkenmerken, in 2009 en 2010 (in procenten van betreffende deelpopulatie per 1 januari 2009 respectievelijk 2010)
Antilliaans
Marokkaans
Surinaams
Turks
ov. niet-westers
westers
autochtoon
totaal
verdacht (%)
verdacht (%)
verdacht (%)
verdacht (%)
verdacht (%)
verdacht (%)
verdacht (%)
verdacht (%)
2009
2010
2009
2010
2009
2010
2009
2010
2009
2010
2009
2010
2009
2010
2009
2010
6,5
5,6
5,0
4,9
4,3
4,2
3,6
3,0
2,7
2,6
2,1
1,8
1,3
1,2
1,8
1,7
10,4
8,2
9,0
8,1
7,3
7,1
5,9
4,9
4,3
4,4
2,8
2,6
1,9
2,0
2,9
2,8
2,4
2,8
0,7
1,3
1,6
1,5
1,2
0,9
1,2
0,9
1,5
1,2
0,6
0,5
0,8
0,7
1e generatie
6,0
5,9
2,8
2,5
3,3
3,0
2,5
2,2
2,3
2,3
1,8
1,6
.
.
2,8
2,6
2e generatie
7,8
4,9
8,6
8,5
6,4
6,4
5,9
4,4
4,2
3,4
2,3
2,0
.
.
4,4
4,0
12-17 jaar
11,6
6,4
11,2
9,5
5,9
6,1
5,8
4,4
4,0
2,7
5,0
3,8
2,3
2,4
3,8
3,3
18-24 jaar
7,0
8,1
7,7
5,8
6,5
8,0
5,8
3,8
4,5
6,5
5,2
5,8
3,4
3,6
4,3
4,7
25-44 jaar
6,6
6,7
3,6
5,1
4,6
3,8
2,6
2,8
2,5
2,3
2,6
2,1
1,5
1,5
2,1
2,0
45-64 jaar
3,2
3,1
3,1
1,7
2,5
2,5
2,6
1,9
0,9
0,6
0,7
0,6
0,7
0,6
0,9
0,8
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
0,4
0,1
0,4
0,1
12-24 jaar,1e generatie
8,4
9,3
7,0
1,9
4,8
6,0
3,0
4,5
4,0
5,3
4,8
4,7
.
.
5,0
5,6
12-24 jaar,2e generatie
9,8
5,9
9,8
8,3
6,7
7,6
6,9
3,9
4,6
3,8
5,2
5,0
.
.
6,8
6,0
Leeftijd, geslacht
9,2
14,7
9,4
14,7
6,2
.
5,8
.
4,2
.
5,1
.
2,9
.
4,1
8,0
13,6
10,6
17,4
11,5
9,5
11,3
9,6
6,8
5,5
7,3
6,0
6,5
4,2
4,8
6,0
6,3
4,8
4,0
0,9
3,2
2,9
3,1
2,4
1,7
2,9
1,9
4,1
3,2
1,5
1,2
2,1
1,8
Bevolking (12 jr eo) Geslacht Man Vrouw Generatie
Leeftijd
65 jaar e.o. Leeftijd, generatie
12-24 jaar, man 12-24 jaar, vrouw Schoolsoort schoolgaand, laag nivo
12,2
8,0
18,3
12,8
10,4
10,4
8,3
9,1
4,5
10,3
10,6
9,3
4,8
5,3
7,1
7,3
schoolgaand, mid. nivo
5,1
4,3
6,9
9,8
2,9
4,5
5,4
1,3
2,6
2,7
2,9
3,1
1,8
1,7
2,5
2,6
schoolgaand, hoog nivo
0,0
0,0
4,8
3,8
1,9
1,7
0,0
0,0
3,8
0,7
1,8
1,3
0,3
1,0
1,0
1,1
Nieuw vsv geen nieuw vsv nieuw vsv
8,9
6,1
9,2
6,6
5,3
7,0
5,5
2,6
4,3
3,8
4,7
5,0
2,9
2,8
3,9
3,7
17,6
20,0
30,8
53,3
25,7
9,7
18,2
23,8
6,9
33,3
13,6
20,0
6,4
9,8
11,3
15,6
Werk niet werkzoekend
6,2
4,8
5,6
5,0
4,2
4,2
3,7
3,0
2,6
2,7
2,3
1,8
1,4
1,3
1,9
1,8
werkzoekend
7,4
11,7
4,1
7,4
10,2
6,3
2,3
3,8
3,4
2,4
3,6
4,5
2,7
3,3
3,8
4,3
5,9
5,0
5,4
4,9
4,4
4,2
3,6
3,2
2,7
2,8
2,2
1,8
1,4
1,3
1,9
1,9
12,9
14,0
6,6
11,0
9,2
7,1
2,0
1,8
2,7
1,0
7,9
8,1
4,0
4,3
5,3
5,5
Uitkering geen uitkering uitkering
Bron: HKS, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
86
Bijlage bij hoofdstuk 5
Tabel b5.2:
Personen (12 jaar e.o.) die per 1 januari 2010 in de gemeente wonen en in de periode 2006-2010 werden verdacht van een delict naar achtergrondkenmerken (absolute aantallen en in procenten van betreffende bevolkingsgroep)
Antilliaans pop.
N Bevolking (12 jr eo)
verdacht
N
%
Marokkaans pop.
N
verdacht
N
%
Surinaams pop.
N
verdacht
N
%
Turks pop.
N
verdacht
N
%
ov. niet-westers pop.
N
verdacht
N
%
westers pop.
N
verdacht
autochtoon pop.
verdacht
totaal pop.
verdacht
N
%
N
N
%
N
N
% 6,8
1348 237 17,6
1625 254 15,6
3556 527 14,8
1386 154 11,1
2781 321 11,5
6008 408
6,8
45779
2358
5,2
62483
4259
Man
705 179 25,4
854 211 24,7
1712 408 23,8
710 128 18,0
Vrouw
643
9,0
771
43
5,6
1844 119
676
1e generatie
963 163 16,9
988
98
9,9
2287 274 12,0
2e generatie
385
74 19,2
637 156 24,5
1269 253 19,9
12-17 jaar
203
31 15,3
222
41 18,5
410
58 14,1
205
27 13,2
438
46 10,5
444
9,9
18-24 jaar
246
62 25,2
242
77 31,8
586 149 25,4
238
29 12,2
414
80 19,3
556 105 18,9
1436 216 15,0
Geslacht
58
6,5
1330 226 17,0
2889 269
9,3
22801
1806
7,9
31001
3227 10,4
26
3,8
1451
3119 139
4,5
22978
552
2,4
31482
1032
934
90
9,6
2224 248 11,2
452
64 14,2
95
6,5
3,3
Generatie
557
73 13,1
2733 157
5,7
-
-
-
10129
1030 10,2
3275 251
7,7
-
-
-
6575
871 13,2
3444
195
5,7
5366
3953
530 13,4
6235
Leeftijd 442
8,2
1032 16,6
25-44 jaar
481 102 21,2
768 120 15,6
652
79 12,1
2225 175
7,9
14786
976
6,6
21589
1816
8,4
45-64 jaar
356
299
16
5,4
963
95
9,9
264
18
6,8
630
45
7,1
2046
74
3,6
16655
560
3,4
21213
845
4,0
65 jaar e.o.
62
94
-
-
161
-
-
27
-
-
58
-
-
737
-
-
6941
97
1,4
8080
124
1,5
37 10,4 -
-
1241 148 11,9
44
Leeftijd, generatie 12-24 jaar,1e generatie
194
42 21,6
48 20,5
111
12 10,8
436
64 14,7
320
46 14,4
-
-
-
1347
228 16,9
12-24 jaar,2e generatie
255
51 20,0
412 102 24,8
52
16 30,8
762 159 20,9
234
332
44 13,3
416
62 14,9
680 103 15,1
-
-
-
2857
521 18,2
12-24 jaar, man
226
64 28,3
244
93 38,1
506 159 31,4
207
41 19,8
426
85 20,0
507
95 18,7
3795
557 14,7
5911
1094 18,5
12-24 jaar, vrouw
223
29 13,0
220
25 11,4
490
236
15
426
41
493
54 11,0
3602
168
5690
Leeftijd, geslacht
48
9,8
6,4
9,6
4,7
380
6,7
Schoolsoort schoolgaand, laag nivo
87
27 31,0
86
35 40,7
154
40 26,0
88
24 27,3
117
32 27,4
118
36 30,5
127 14,7
1512
321 21,2
schoolgaand, mid. nivo
138
14 10,1
164
32 19,5
313
35 11,2
159
13
8,2
293
27
9,2
291
28
9,6
2419
124
5,1
3777
273
7,2
schoolgaand, hoog nivo
50
4,0
53
6 11,3
121
5,0
37
0
0,0
143
14
9,8
159
9
5,7
1122
36
3,2
1685
73
4,3
363
67 18,5
377
92 24,4
795 162 20,4
351
38 10,8
711
98 13,8
820 127 15,5
6068
538
8,9
9485
1122 11,8
15
7 46,7
15
12 80,0
21
9 42,9
18
6 33,3
44 24,0
308
95 30,8
2
6
862
Nieuw vsv geen nieuw vsv nieuw vsv
31
10 32,3
25
7 28,0
183
Werk niet werkzoekend werkzoekend
1020 183 17,9 162
38 23,5
1257 204 16,2 162
41 25,3
2935 440 15,0 256
60 23,4
1153 134 11,6 105
15 14,3
2268 272 12,0 250
38 15,2
4740 335 330
7,1
35497
49 14,8
1610
1997
5,6
48870
224 13,9
2875
3565
7,3
465 16,2
Uitkering geen uitkering uitkering
1082 193 17,8 100
28 28,0
1328 221 16,6 91
Bron: HKS, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
87
24 26,4
3037 461 15,2 154
39 25,3
1203 139 11,6 55
10 18,2
2315 282 12,2 203
28 13,8
4909 346 161
7,0
36318
38 23,6
789
2074
5,7
50192
147 18,6
1553
3716
7,4
314 20,2
Bijlage bij hoofdstuk 5
Tabel b5.2a:
Personen (12 jaar e.o.) die per 1 januari 2010 in de gemeente wonen en werden verdacht van een delict in de periode 2005-2009 en 2006-2010 naar achtergrondkenmerken (absolute aantallen en in procenten van betreffende bevolkingsgroep)
Antilliaans
Marokkaans
Surinaams
Turks
ov. niet-westers
westers
autochtoon
totaal
verdacht (%)
verdacht (%)
verdacht (%)
verdacht (%)
verdacht (%)
verdacht (%)
verdacht (%)
verdacht (%)
05-09 06-10 05-09 06-10 05-09 06-10 05-09 06-10 05-09 06-10 05-09 06-10 05-09 06-10 05-09 06-10 Bevolking (12 jr eo)
18,8
17,6
16,3
15,6
15,3
14,8
11,9
11,1
11,7
11,5
7,1
6,8
5,4
5,2
7,1
6,8
27,7
25,4
25,7
24,7
24,0
23,8
19,4
18,0
17,8
17,0
9,9
9,3
8,2
7,9
10,8
10,4
9,3
9,0
5,9
5,6
7,2
6,5
3,9
3,8
6,0
6,5
4,5
4,5
2,7
2,4
3,5
3,3
1e generatie
18,2
16,9
10,9
9,9
13,0
12,0
10,3
9,6
11,5
11,2
6,7
5,7
.
-
11,0
10,2
2e generatie
20,3
19,2
25,1
24,5
19,9
19,9
15,3
14,2
12,8
13,1
7,4
7,7
.
-
13,2
13,2
12-17 jaar
19,5
15,3
25,6
18,5
16,2
14,1
14,3
13,2
13,3
10,5
12,1
9,9
6,5
5,7
9,9
8,2
18-24 jaar
26,6
25,2
26,7
31,8
27,0
25,4
14,5
12,2
16,6
19,3
17,2
18,9
13,9
13,4
16,6
16,6
Geslacht Man Vrouw Generatie
Leeftijd
25-44 jaar
20,1
21,2
16,2
15,6
14,6
15,0
12,0
12,1
11,5
11,9
8,2
7,9
6,7
6,6
8,4
8,4
45-64 jaar
12,0
10,4
5,5
5,4
10,4
9,9
7,7
6,8
8,1
7,1
4,2
3,6
3,6
3,4
4,3
4,0
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
1,7
1,5
12-24 jaar,1e generatie
25,1
21,6
28,2
30,8
22,1
20,5
10,6
10,8
14,9
14,7
16,1
14,4
-
-
18,1
16,9
12-24 jaar,2e generatie
21,9
20,0
25,8
24,8
22,3
20,9
16,0
13,3
15,0
14,9
14,3
15,1
-
-
19,0
18,2
12-24 jaar, man
35,1
28,3
39,7
38,1
32,5
31,4
23,7
19,8
20,7
20,0
18,1
18,7
14,9
14,7
19,2
18,5
12-24 jaar, vrouw
11,7
13,0
11,8
11,4
11,6
9,8
6,1
6,4
8,5
9,6
11,4
11,0
5,8
4,7
7,4
6,7
65 jaar e.o. Leeftijd, generatie
Leeftijd, geslacht
Schoolsoort schoolgaand, laag nivo
31,7
31,0
43,9
40,7
33,7
26,0
20,8
27,3
22,7
27,4
26,0
30,5
16,3
14,7
21,9
21,2
schoolgaand, mid. nivo
8,7
10,1
17,5
19,5
8,6
11,2
10,9
8,2
10,3
9,2
10,4
9,6
5,2
5,1
7,1
7,2
schoolgaand, hoog nivo
5,7
4,0
6,5
11,3
6,5
5,0
2,8
0,0
8,5
9,8
6,5
5,7
3,1
3,2
4,3
4,3
geen nieuw vsv
22,2
18,5
25,5
24,4
19,8
20,4
14,4
10,8
13,1
13,8
14,7
15,5
9,6
8,9
12,4
11,8
nieuw vsv
23,5
46,7
69,2
80,0
57,1
32,3
18,2
42,9
41,4
33,3
31,8
28,0
24,9
24,0
32,3
30,8
niet werkzoekend
20,1
17,9
18,2
16,2
15,2
15,0
12,4
11,6
11,8
12,0
7,7
7,1
6,0
5,6
7,8
7,3
werkzoekend
15,7
23,5
13,2
25,3
29,1
23,4
11,4
14,3
18,0
15,2
14,2
14,8
12,3
13,9
14,8
16,2
geen uitkering
19,4
17,8
17,9
16,6
15,5
15,2
12,0
11,6
12,3
12,2
7,6
7,0
6,1
5,7
7,8
7,4
uitkering
24,3
28,0
15,8
26,4
30,3
25,3
19,6
18,2
14,4
13,8
23,6
23,6
17,2
18,6
19,1
20,2
Nieuw vsv
Werk
Uitkering
Bron: HKS, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
88
Bijlage bij hoofdstuk 5
Tabel b5.3:
Verdachten (12 jaar e.o.) naar pleegcarrière, antecendeten en delicten van verdachten, in 2010 (absolute aantallen en in procenten van betreffende bevolkingsgroep)
Antilliaans aantal Verdachten (N)
%
76 100,0
Marokkaans aantal
%
79 100,0
Surinaams aantal
%
150 100,0
Turks aantal
ov. niet-westers
%
aantal
%
41 100,0
71
100,0
westers aantal
%
111 100,0
autochtoon aantal
%
556 100,0
totaal aantal
%
1.084 100,0
Pleegcarrière beginner
21
27,6
17
21,5
46
30,7
15
36,6
30
42,3
42
37,8
240
43,2
411
37,9
meerpleger
36
47,4
30
38,0
81
54,0
21
51,2
33
46,5
48
43,2
259
46,6
508
46,9
veelpleger
19
25,0
32
40,5
23
15,3
5
12,2
8
11,3
21
18,9
57
10,3
165
15,2
105
Antecedenten 2010
120
127
187
51
Delicten 2010
176 100,0
158 100,0
230 100,0
65 100,0
87 100,0
137
715
1.424
171 100,0
833 100,0
1.738 100,0
waaronder geweldsdelicten
47
26,7
46
29,1
73
31,7
24
36,9
40
38,1
50
29,2
229
27,5
509
29,3
vermogensdelicten
65
36,9
55
34,8
72
31,3
24
36,9
23
21,9
55
32,2
240
28,8
534
30,7
openbare orde
20
11,4
32
20,3
35
15,2
5
7,7
11
10,5
31
18,1
144
17,3
278
16,0
verkeer
19
10,8
18
11,4
24
10,4
5
7,7
18
17,1
25
14,6
136
16,3
245
14,1
drugs
11
6,3
4
2,5
9
3,9
2
3,1
5
4,8
3
1,8
29
3,5
63
3,6
overig
14
8,0
3
1,9
17
7,4
5
7,7
8
7,6
7
4,1
55
6,6
109
6,3
verdacht als % bevolking verdacht totaal (%)
5,6
4,9
4,2
3,0
2,6
1,8
1,2
1,7
verdacht geweldsdelict (%)
2,2
2,2
1,4
1,4
1,1
0,6
0,4
0,6
verdacht vermogensdelict (%)
1,9
1,8
1,7
0,9
0,6
0,7
0,4
0,6
verdacht openbare orde (%)
1,3
1,6
0,7
0,3
0,3
0,4
0,2
0,4
verdacht verkeersdelict (%)
0,9
0,7
0,6
0,3
0,5
0,3
0,3
0,3
verdacht drugsdelict (%)
0,8
0,2
0,3
0,1
0,2
0,0
0,1
0,1
verdacht overig delict (%)
1,0
0,2
0,4
0,3
0,3
0,1
0,1
0,2
Bron: HKS, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
89
Bijlage bij hoofdstuk 5
Tabel b5.3a:
Verdachten (12 jaar e.o.) naar pleegcarrière, antecedenten en delicten van verdachten, in 2009 en 2010 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep)
Antilliaans 2009
2010
Marokkaans 2009
2010
Surinaams 2009
2010
Turks 2009
ov. niet-westers
westers
autochtoon
totaal
2010
2009
2010
2009
2010
2009
2010
2009
2010
37,9
Verdachten (N) Pleegcarrière beginner
27,1
27,6
27,5
21,5
33,6
30,7
48,0
36,6
47,2
42,3
43,1
37,8
44,2
43,2
40,6
meerpleger
47,1
47,4
50,0
38,0
38,8
54,0
46,0
51,2
41,7
46,5
35,0
43,2
43,5
46,6
42,7
46,9
veelpleger
25,9
25,0
22,5
40,5
27,6
15,3
6,0
12,2
11,1
11,3
22,0
18,9
12,2
10,3
16,8
15,2
100,0 100,0
100,0
100,0
Antecedenten 2010 Delicten 2009
100,0 100,0
100,0 100,0
100,0 100,0
100,0 100,0
100,0 100,0
100,0 100,0
waaronder geweldsdelicten
36,9
26,7
35,1
29,1
31,5
31,7
25,3
36,9
25,8
38,1
23,2
29,2
31,4
27,5
30,8
29,3
vermogensdelicten
26,8
36,9
39,6
34,8
32,7
31,3
27,8
36,9
41,7
21,9
40,3
32,2
24,4
28,8
30,1
30,7
openbare orde
16,1
11,4
14,9
20,3
14,2
15,2
12,7
7,7
12,5
10,5
13,3
18,1
15,1
17,3
14,6
16,0
verkeer
11,3
10,8
5,8
11,4
15,4
10,4
24,1
7,7
14,2
17,1
12,7
14,6
21,3
16,3
16,9
14,1
drugs
4,8
6,3
1,9
2,5
2,3
3,9
5,1
3,1
4,2
4,8
4,4
1,8
2,9
3,5
3,2
3,6
overig
4,2
8,0
2,6
1,9
3,8
7,4
5,1
7,7
1,7
7,6
6,1
4,1
4,8
6,6
4,4
6,3
verdacht als % bevolking verdacht totaal (%)
6,5
5,6
5,0
4,9
4,3
4,2
3,6
3,0
2,7
2,6
2,1
1,8
1,3
1,2
1,8
1,7
verdacht geweldsdelict (%)
3,0
2,2
2,3
2,2
1,5
1,4
1,0
1,4
0,9
1,1
0,6
0,6
0,4
0,4
0,7
0,6
verdacht vermogensdelict (%)
2,3
1,9
2,6
1,8
1,5
1,7
1,5
0,9
0,9
0,6
0,9
0,7
0,3
0,4
0,6
0,6
verdacht openbare orde (%)
1,4
1,3
1,0
1,6
0,9
0,7
0,6
0,3
0,5
0,3
0,4
0,4
0,2
0,2
0,3
0,4
verdacht verkeersdelict (%)
1,1
0,9
0,4
0,7
0,9
0,6
1,1
0,3
0,5
0,5
0,3
0,3
0,3
0,3
0,4
0,3
verdacht drugsdelict (%)
0,5
0,8
0,2
0,2
0,2
0,3
0,3
0,1
0,2
0,2
0,1
0,0
0,0
0,1
0,1
0,1
verdacht overig delict (%)
0,5
1,0
0,3
0,2
0,3
0,4
0,2
0,3
0,0
0,3
0,1
0,1
0,1
0,1
0,1
0,2
Bron: HKS, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
90
Bijlage bij hoofdstuk 5
Tabel b5.4:
Oververtegenwoordiging van Antilliaans-Nederlandse verdachten (12 jaar en ouder en 12 t/m 24 jaar) in de 22 gemeenten, in 2010 (absolute aantallen, in procenten van betreffende bevolkingsgroep en oververtegenwoordiging (ovvt)) 12 jaar en ouder totaal
Rotterdam Amsterdam Den Haag Almere Tilburg Groningen Dordrecht Zoetermeer Eindhoven Breda Nijmegen Capelle a/d IJssel Spijkenisse Lelystad Schiedam Amersfoort Zwolle Vlaardingen Den Helder Leeuwarden Vlissingen Hellevoetsluis Totaal 22 AG
populatie N 513.563 667.339 419.148 155.494 177.735 168.011 101.935 104.625 187.025 149.621 144.033 56.497 63.005 62.483 65.526 120.238 100.823 61.615 50.301 82.310 39.318 34.419 3.525.064
verdacht N % 9.357 1,8 10.775 1,6 9.704 2,3 2.568 1,7 1.950 1,1 2.473 1,5 1.822 1,8 1.447 1,4 2.202 1,2 1.908 1,3 2.083 1,4 714 1,3 735 1,2 1.084 1,7 996 1,5 1.405 1,2 1.028 1,0 783 1,3 562 1,1 1.377 1,7 709 1,8 407 1,2 56.089 1,6
populatie N 16.869 10.081 9.545 3.709 3.438 2.698 2.412 2.052 2.100 1.737 1.692 1.609 1.445 1.348 1.342 1.384 1.144 974 967 728 565 488 68.327
12 t/m 24 jaar Antilliaans verdacht N % 995 5,9 501 5,0 619 6,5 190 5,1 143 4,2 241 8,9 197 8,2 96 4,7 96 4,6 101 5,8 98 5,8 91 5,7 74 5,1 76 5,6 68 5,1 56 4,0 87 7,6 57 5,9 63 6,5 73 10,0 59 10,4 28 5,7 4.009 5,9
totaal ovvt % 224 208 180 210 279 507 357 238 288 356 300 348 339 225 233 246 646 361 483 499 479 385 269
populatie N 100.591 119.008 75.705 33.577 37.235 47.738 18.653 20.853 34.255 28.717 32.927 10.342 11.955 11.601 11.545 21.733 19.750 10.531 8.823 18.241 6.608 6.059 686.447
verdacht N % 3.702 3,7 4.259 3,6 3.445 4,6 1.113 3,3 882 2,4 1.039 2,2 680 3,6 656 3,1 824 2,4 752 2,6 776 2,4 299 2,9 325 2,7 471 4,1 407 3,5 619 2,8 499 2,5 306 2,9 230 2,6 506 2,8 321 4,9 180 3,0 22.291 3,2
populatie
N 5.654 2.491 2.975 1.138 1.109 956 782 628 657 559 549 546 458 449 414 423 415 277 305 283 199 174 21.441
Antilliaans verdacht N % 412 7,3 183 7,3 262 8,8 77 6,8 58 5,2 101 10,6 77 9,8 47 7,5 42 6,4 43 7,7 41 7,5 44 8,1 36 7,9 33 7,3 24 5,8 31 7,3 44 10,6 21 7,6 26 8,5 29 10,2 26 13,1 15 8,6 1.672 7,8
ovvt % 98 105 94 104 121 385 170 138 166 194 217 179 189 81 64 157 320 161 227 269 169 190 140
Bron: HKS, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
Tabel b5.4a:
Oververtegenwoordiging van Antilliaans-Nederlandse verdachten (12 jaar en ouder en 12 t/m 24 jaar) in de 22 gemeenten, in 2009 en 2010 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep en oververtegenwoordiging)
totaal
Rotterdam Amsterdam Den Haag Almere Tilburg Groningen Dordrecht Zoetermeer Eindhoven Breda Nijmegen Capelle a/d IJssel Spijkenisse Lelystad Schiedam Amersfoort Zwolle Vlaardingen Den Helder Leeuwarden Vlissingen Hellevoetsluis Totaal 22 AG
2009 2,0 1,8 2,5 1,8 1,4 1,6 2,0 1,6 1,1 0,8 1,3 1,4 1,3 1,8 1,7 1,5 1,2 1,5 1,5 1,6 1,7 1,3 1,7
2010 1,8 1,6 2,3 1,7 1,1 1,5 1,8 1,4 1,2 1,3 1,4 1,3 1,2 1,7 1,5 1,2 1,0 1,3 1,1 1,7 1,8 1,2 1,6
12 jaar en ouder Antilliaans oververtegenwoordiging 2009 2010 2009 2010 verschil 7,2 5,9 250 224 -26 5,7 5,0 214 208 -6 6,6 6,5 169 180 11 6,0 5,1 225 210 -15 4,8 4,2 255 279 24 9,3 8,9 462 507 45 8,0 8,2 309 357 48 5,6 4,7 254 238 -16 4,6 4,6 340 288 -52 2,5 5,8 207 356 149 4,9 5,8 267 300 33 6,0 5,7 318 348 30 4,6 5,1 239 339 100 6,5 5,6 256 225 -31 5,3 5,1 206 233 27 7,0 4,0 352 246 -106 6,5 7,6 442 646 204 7,6 5,9 417 361 -56 8,9 6,5 480 483 3 8,5 10,0 444 499 55 10,5 10,4 505 479 -26 6,8 5,7 424 385 -39 6,4 5,9 272 269 -3
Bron: HKS, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
91
12 t/m 24 jaar Antilliaans
totaal 2009 4,2 4,0 5,0 3,8 2,9 2,6 4,2 3,8 2,3 1,7 2,4 3,3 3,2 4,1 3,7 3,4 3,0 3,3 3,7 2,8 4,7 3,5 3,6
2010 3,7 3,6 4,6 3,3 2,4 2,2 3,6 3,1 2,4 2,6 2,4 2,9 2,7 4,1 3,5 2,8 2,5 2,9 2,6 2,8 4,9 3,0 3,2
2009 8,8 7,9 8,6 9,1 7,3 12,3 7,1 8,8 7,1 2,2 6,9 7,2 7,1 9,2 6,9 8,4 10,1 10,6 15,0 8,7 10,2 12,4 8,5
2010 7,3 7,3 8,8 6,8 5,2 10,6 9,8 7,5 6,4 7,7 7,5 8,1 7,9 7,3 5,8 7,3 10,6 7,6 8,5 10,2 13,1 8,6 7,8
oververtegenwoordiging 2009 2010 verschil 110 98 -12 97 105 8 70 94 24 139 104 -35 153 121 -32 381 385 4 69 170 101 131 138 7 214 166 -48 29 194 165 194 217 23 118 179 61 124 189 65 125 81 -44 87 64 -23 146 157 11 240 320 80 221 161 -60 308 227 -81 211 269 58 118 169 51 260 190 -70 136 140 4
Bijlage bij hoofdstuk 5
Tabel b5.5:
Oververtegenwoordiging van Marokkaans-Nederlandse verdachten (12 jaar en ouder en 12 t/m 24 jaar) in de 22 gemeenten, in 2010 (absolute aantallen, in procenten van betreffende bevolkingsgroep en oververtegenwoordiging (ovvt)) 12 jaar en ouder totaal
Amsterdam Rotterdam Utrecht Den Haag Gouda Eindhoven Tilburg Leiden ‘s-Hertogenbosch Amersfoort Roosendaal Helmond Nijmegen Zeist Veenendaal Ede Lelystad Schiedam Culemborg Gorinchem Oosterhout Maassluis Totaal 22 MG
populatie N 667.339 513.563 263.180 419.148 60.414 187.025 177.735 103.009 120.630 120.238 67.240 74.405 144.033 51.642 51.734 90.848 62.483 65.526 23.080 29.585 46.924 27.391 3.367.172
verdacht N % 10.775 1,6 9.357 1,8 3.869 1,5 9.704 2,3 954 1,6 2.202 1,2 1.950 1,1 1.606 1,6 1.713 1,4 1.405 1,2 682 1,0 1.027 1,4 2.083 1,4 648 1,3 474 0,9 1.015 1,1 1.084 1,7 996 1,5 281 1,2 482 1,6 634 1,4 329 1,2 53.270 1,6
Marokkaans populatie verdacht N N % 52.324 2.048 3,9 28.481 1.221 4,3 19.735 1.044 5,3 19.837 1.148 5,8 4.923 328 6,7 4.073 135 3,3 4.009 183 4,6 3.783 198 5,2 3.400 228 6,7 3.209 159 5,0 2.697 106 3,9 2.581 93 3,6 2.579 147 5,7 2.463 141 5,7 2.262 97 4,3 1.710 111 6,5 1.625 79 4,9 1.518 68 4,5 1.384 56 4,0 1.256 77 6,1 930 53 5,7 926 47 5,1 165.705 7.767 4,7
12 t/m 24 jaar totaal ovvt % 142 135 260 150 322 182 316 236 372 324 287 161 294 356 368 481 180 195 232 276 322 323 196
populatie N 119.008 100.591 58.850 75.705 11.338 34.255 37.235 22.171 20.874 21.733 11.701 12.899 32.927 9.246 10.341 19.032 11.601 11.545 4.344 5.210 7.990 4.642 643.238
verdacht N % 4.259 3,6 3.702 3,7 1.620 2,8 3.445 4,6 473 4,2 824 2,4 882 2,4 721 3,3 719 3,4 619 2,8 317 2,7 382 3,0 776 2,4 319 3,5 228 2,2 500 2,6 471 4,1 407 3,5 124 2,9 229 4,4 286 3,6 150 3,2 21.453 3,3
populatie
N 15.891 9.196 5.895 6.251 1.521 1.167 1.183 1.104 1.060 917 884 714 790 788 695 588 464 473 413 419 306 344 51.063
Marokkaans verdacht N % 1.229 7,7 714 7,8 625 10,6 653 10,4 211 13,9 81 6,9 121 10,2 127 11,5 136 12,8 101 11,0 64 7,2 56 7,8 92 11,6 84 10,7 66 9,5 79 13,4 35 7,5 39 8,2 35 8,5 54 12,9 34 11,1 38 11,0 4.674 9,2
ovvt % 116 111 285 130 233 189 332 254 272 287 167 165 394 209 331 411 86 134 197 193 210 242 174
Bron: HKS, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
Tabel b5.5a:
Oververtegenwoordiging van Marokkaans-Nederlandse verdachten (12 jaar en ouder en 12 t/m 24 jaar) in de 22 gemeenten, in 2009 en 2010 (in procenten van betreffende bevolkingsgroep en oververtegenwoordiging)
totaal
Amsterdam Rotterdam Utrecht Den Haag Gouda Eindhoven Tilburg Leiden ‘s-Hertogenbosch Amersfoort Roosendaal Helmond Nijmegen Zeist Veenendaal Ede Lelystad Schiedam Culemborg Gorinchem Oosterhout Maassluis Totaal 22 MG
2009 1,8 2,0 1,8 2,5 1,7 1,1 1,4 1,7 1,2 1,5 1,1 1,5 1,3 1,6 1,2 1,1 1,8 1,7 1,1 1,6 1,4 1,3 1,7
2010 1,6 1,8 1,5 2,3 1,6 1,2 1,1 1,6 1,4 1,2 1,0 1,4 1,4 1,3 0,9 1,1 1,7 1,5 1,2 1,6 1,4 1,2 1,6
12 jaar en ouder Marokkaans oververtegenwoordiging 2009 2010 2009 2010 verschil 4,5 3,9 147 142 -5 4,6 4,3 125 135 10 6,6 5,3 259 260 1 6,2 5,8 152 150 -2 7,1 6,7 311 322 11 3,1 3,3 193 182 -11 4,3 4,6 218 316 98 5,6 5,2 237 236 -1 5,1 6,7 327 372 45 6,0 5,0 293 324 31 4,5 3,9 308 287 -21 3,7 3,6 147 161 14 5,2 5,7 283 294 11 6,4 5,7 306 356 50 4,9 4,3 294 368 74 6,7 6,5 520 481 -39 5,0 4,9 174 180 6 5,2 4,5 199 195 -4 2,6 4,0 145 232 87 6,1 6,1 283 276 -7 5,5 5,7 294 322 28 4,0 5,1 203 323 120 5,1 4,7 196 196 0
Bron: HKS, bewerking Risbo, voorlopige cijfers
92
12 t/m 24 jaar Marokkaans
totaal 2009 4,0 4,2 3,5 5,0 4,3 2,3 2,9 3,1 2,6 3,4 2,8 3,4 2,4 4,2 2,7 2,5 4,1 3,7 2,2 4,1 4,1 3,2 3,7
2010 3,6 3,7 2,8 4,6 4,2 2,4 2,4 3,3 3,4 2,8 2,7 3,0 2,4 3,5 2,2 2,6 4,1 3,5 2,9 4,4 3,6 3,2 3,3
2009 8,6 8,4 13,0 10,6 13,8 5,8 9,5 9,7 9,4 11,6 7,9 7,2 9,2 12,5 10,1 11,9 9,4 8,0 5,7 11,6 13,5 8,4 9,6
2010 7,7 7,8 10,6 10,4 13,9 6,9 10,2 11,5 12,8 11,0 7,2 7,8 11,6 10,7 9,5 13,4 7,5 8,2 8,5 12,9 11,1 11,0 9,2
oververtegenwoordiging 2009 2010 verschil 114 116 2 99 111 12 273 285 12 110 130 20 223 233 10 157 189 32 227 332 105 212 254 42 261 272 11 238 287 49 180 167 -13 113 165 52 288 394 106 202 209 7 273 331 58 383 411 28 130 86 -44 114 134 20 159 197 38 186 193 7 229 210 -19 162 242 80 163 174 11
Begrippenlijst
Allochtoon19 Een allochtoon is gedefinieerd als een persoon van wie ten minste één van de ouders in het buitenland geboren is. Definitie conform CBS
Antilliaanse Nederlander Een op de Nederlandse Antillen of Aruba geboren persoon van wie ten minste één ouder in het buitenland geboren is (eerste generatie) of een in Nederland geboren persoon van wie de moeder op de Nederlandse Antillen of Aruba is geboren of, in het geval de moeder in Nederland is geboren, de vader op de Nederlandse Antillen of Aruba is geboren (de tweede generatie). Definitie conform CBS Autochtoon Persoon van wie de beide ouders in Nederland zijn geboren. Definitie conform CBS Eerste generatie allochtoon Persoon die in het buitenland is geboren en van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren. Definitie conform CBS
Beginner Verdachte van een misdrijf tegen wie voor het eerst een proces-verbaal van aanhouding is opgemaakt.
IOAW Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW). De wet biedt een inkomensgarantie op het niveau van het sociaal minimum aan oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, van wie het recht op uitkering op grond van de Werkloosheidswet is geëindigd. Bron: CBS
19
93
Voor uitzonderingen en specificaties zie: http://www.cbs.nl/nlNL/menu/methoden/begrippen/default.htm?ConceptID=315
Begrippenlijst
IOAZ Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ). De wet biedt een inkomensgarantie op het niveau van het sociaal minimum aan oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, van wie het inkomen duurzaam minder bedraagt dan het sociaal minimum en die als gevolg daarvan het bedrijf of beroep hebben beëindigd. Bron: CBS
Marokkaanse Nederlander Een in Marokko geboren persoon van wie ten minste één ouder in het buitenland geboren is (eerste generatie) of een in Nederland geboren persoon van wie de moeder in Marokko is geboren of, in het geval de moeder in Nederland is geboren, de vader in Marokko is geboren (de tweede generatie). Definitie conform CBS Meerpleger Meerderjarige verdachte van misdrijven tegen wie 2 t/m 10 processenverbaal van aanhouding zijn opgemaakt, waarvan ten minste één in het peiljaar. Of een minderjarige verdachte van misdrijven tegen wie 2 t/m 5 processen-verbaal van aanhouding zijn opgemaakt, waarvan ten minste één in het peiljaar. Bron: KLPD-Dienst IPOL Middelbaar beroepsonderwijs (mbo) Het mbo leidt op tot kwalificaties op vier niveaus. Mbo niveau 1 (assistent) ligt op een lager niveau dan de basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo en lijkt qua inhoud op de meest eenvoudige opleidingen van het vroegere leerlingwezen. De assistentenopleiding kan sinds 2004/05 ook gevolgd worden door leerlingen van het vmbo die niet in staat zijn de normale basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo te volgen. Mbo niveaus 2-4 (basisberoepsbeoefenaar, zelfstandig beroepsbeoefenaar, middenkaderfunctionaris/specialist) komen overeen met de andere opleidingen van het leerlingwezen en het vroegere (k)mbo. Bron: CBS
Misdrijf Strafbaar feit van de ernstige soort dat als zodanig is omschreven en strafbaar is gesteld in de strafwetten. Voor de indeling van misdrijven zie technische toelichting. Bron: KLPD-Dienst IPOL
94
Begrippenlijst
NWW Niet-werkende werkzoekende (NWW) Een niet-werkende werkzoekende is een persoon die bij een vestiging van het UWV WERKbedrijf is ingeschreven als een werkzoekende zonder werk of als werkzoekende die minder dan twaalf uur per week werkt met een inschrijfdatum en geen uitschrijfdatum.
Niet-westerse allochtoon Tot de niet-westerse allochtonen worden personen gerekend van wie ten minste één ouder is geboren in Turkije, Marokko, Suriname, de Nederlandse Antillen of Aruba, of in een ander land in Azië (m.u.v. Japan en Indonesië), Afrika of Latijns Amerika. Definitie conform CBS. In deze monitor wordt onder andere gerapporteerd over de vier grote niet westerse allochtone groepen in Nederland (Antilliaanse, Marokkaanse, Surinaamse en Turkse Nederlanders). Niet westerse allochtonen uit andere herkomstlanden worden samengenomen tot een groep ‘overige niet-westerse allochtonen’ veelal afgekort als ‘ov-niet westers’.
Nieuwe voortijdig schoolverlaters (vsv-ers) Onder de nieuwe vsv-ers worden alle leerlingen van 12 t/m 22 jaar verstaan, die in een schooljaar zonder startkwalificatie (diploma van havo, vwo of mbo met minimaal niveau 2) het onderwijs verlaten. Oververtegenwoordiging Oververtegenwoordiging is een percentage dat wordt berekend door het verschil tussen het aandeel in de doelgroep en de totale groep te delen door het aandeel in de totale groep. Indien het gevonden percentage in de doelgroep kleiner is dan in de totale groep is er sprake van een negatieve uitkomst, dit wordt aangeduid met ondervertegenwoordiging. Het percentage oververtegenwoordiging wordt berekend op basis van de niet afgeronde percentages. Potentiële beroepsbevolking Het deel van de bevolking dat gelet op zijn leeftijd in aanmerking komt voor deelname aan het arbeidsproces. Iedereen van 15 t/m 64 jaar wordt tot de potentiële beroepsbevolking gerekend.
Startkwalificatie Diploma van havo, vwo of mbo met minimaal niveau 2.
95
Begrippenlijst
Tweede generatie allochtoon20 Persoon die in Nederland is geboren en van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren. Definitie conform CBS Veelpleger Meerderjarige verdachte van misdrijven tegen wie meer dan 10 processen-verbaal van aanhouding zijn opgemaakt, waarvan ten minste één in het peiljaar. Of een minderjarige verdachte van misdrijven tegen wie meer dan 5 processen-verbaal van aanhouding zijn opgemaakt, waarvan ten minste één in het peiljaar. Bron: KLPD- Dienst IPOL
Verdachte Persoon van 12 jaar of ouder tegen wie een proces-verbaal is opgemaakt, omdat een redelijk vermoeden bestaat dat hij een strafbaar feit heeft gepleegd. Bron: KLPD- Dienst IPOL
Vmbo-bb De basisberoepsgerichte leerweg is te beschouwen als de opvolger van de laagste niveaus van het vbo en is bedoeld als vooropleiding voor de basisberoepsopleiding, niveau 2 van de kwalificatiestructuur van het mbo. Bron: CBS
Vmbo-kb De kaderberoepsgerichte leerweg is te beschouwen als de opvolger van de hoogste niveaus van het vbo en is de minimale vooropleiding voor de vakopleiding en de middenkaderopleiding, respectievelijk op niveau 3 en 4 van de kwalificatiestructuur van het mbo. Bron: CBS Vmbo-gl De gemengde leerweg is te beschouwen als een tussenvorm van de theoretische leerweg en de beroepsgerichte leerwegen, heeft hetzelfde niveau als de theoretische leerweg, maar heeft ook een beroepsgericht vak. De gemengde leerweg geeft toegang tot de middenkaderopleiding, niveau 4 van de kwalificatiestructuur van het mbo. Bron: CBS
20
96
Een tweede generatie allochtoon heeft als herkomstgroepering het geboorteland van de moeder, tenzij dat ook Nederland is. In dat geval is de herkomstgroepering bepaald door het geboorteland van de vader.
Begrippenlijst
Vmbo-tl De theoretische leerweg is te beschouwen als de opvolger van de mavo en geeft toegang tot de middenkaderopleiding, niveau 4 van de kwalificatiestructuur van het mbo. Het is na diplomering tevens mogelijk door te stromen naar het vierde leerjaar havo. Bron: CBS Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) Voortzetting m.i.v. augustus 1999 van het mavo en vbo. Het bereidt voor op het middelbaar beroepsonderwijs, heeft een duur van vier jaar en kent vier leerwegen: de theoretische leerweg, de gemengde leerweg, de kaderberoepsgerichte leerweg en de basisberoepsgerichte leerweg. Bron: CBS WIJ Wet investeren in jongeren (WIJ). Jongeren die vanaf 1 oktober 2009 naar het jongerenloket van het UWV WERKbedrijf gaan voor werk, kunnen geen uitkering aanvragen maar krijgen een werkleeraanbod. Dat is een opleiding of werk, of een combinatie daarvan. Op basis van het werkleeraanbod, beoordeelt de gemeente of iemand recht heeft op een (aanvullende) inkomensvoorziening op grond van de WIJ.
WWB Wet werk en bijstand (WWB). Wettelijke sociale voorziening die op 1 januari 2004 in werking is getreden ter vervanging van de Algemene bijstandswet (ABW), de Wet inschakeling werkzoekenden (WIW) en het Besluit In- en Doorstroombanen (ID-banen). Bron: CBS
Westerse allochtoon Westerse allochtonen zijn gedefinieerd als personen van wie ten minste één van de ouders geboren is in één van de landen in Europa (exclusief Turkije), Noord-Amerika, Oceanië, Indonesië of Japan. In de tabellen en grafieken is dit veelal afgekort als ‘westers’. Definitie conform CBS
97
Technische toelichting
Het doel van het monitorsysteem is betrouwbare en actuele informatie op te leveren over de maatschappelijke positie van Antilliaanse en of Marokkaanse Nederlanders in de betrokken gemeenten om zo de voortgang van de verschillende aanpakken te kunnen monitoren. De informatiebehoefte spitst zich toe op vier basisdimensies te weten: demografie, onderwijs, arbeidsparticipatie en criminaliteit.
Methodiek: koppeling van de diverse registraties Bovenstaande informatie is niet in een enkele registratie beschikbaar en is afkomstig van verschillende bronnen. Om optimaal in de informatiebehoefte te kunnen voorzien is voor een systeem gekozen waarmee dwarsverbanden kunnen worden gemaakt tussen informatie die beschikbaar is in deze verschillende registratiesystemen. Deze verbanden kunnen alleen worden gemaakt door bestaande registraties op persoonsniveau aan elkaar te koppelen. Dit betekent dat informatie over de demografische en geografische factoren, data over voortijdig school verlaten, gegevens over verdachten en werkzoekenden en uitkeringsontvangers op persoonsniveau met behulp van een unieke versleutelde identificatiesleutel aan elkaar zijn gekoppeld.
Versleuteling Met het oog op de privacy zijn de persoonsgebonden nummers aan de bron versleuteld zodat ze niet meer terug te herleiden zijn naar personen (zie figuur 1.1 in hoofdstuk 1). Pas na versleuteling van de identificerende persoonsnummers zijn de bestanden met persoonsgegevens geleverd aan Risbo. Koppeling in 4 stappen Stap 1 de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) als basis. Als basis dienen alle in de GBA ingeschreven personen op de gekozen peildatum 1-1-2010. Elke inwoner van Nederland is verplicht ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) van de gemeente waarin men woont.
99
Technische toelichting
Stap 2 koppeling van onderwijsgegevens. In stap 2 wordt informatie gekoppeld over leerlingen en voortijdig schoolverlaters uit de Basisregistratie Onderwijs (BRON). Alle leerlingen in het bekostigd voorgezet en middelbaar beroepsonderwijs staan in BRON geregistreerd. De gegevens zijn aangeleverd door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Leerlingen en nieuwe voortijdig schoolverlaters in schooljaar 2009/2010 zijn op basis van het versleutelde burgerservicenummer (BSN) gekoppeld aan het bevolkingsbestand per 1 januari 2010. Indien het nummer in een van de bestanden niet bekend is, kan er geen koppeling worden gemaakt. Jongeren waarvan geen nummer bekend is en jongeren die in de loop van 2010 vanuit een niet in het onderzoek betrokken gemeente in een van de betrokken gemeenten zijn komen wonen, komen in het onderzoeksbestand dus niet voor.
Stap 3 koppeling van niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsontvangers. In stap 3 worden, wederom op basis van het versleutelde BSN, gegevens gekoppeld over werkzoekenden (UWV WERKbedrijf) en uitkeringsgerechtigden (gemeentelijke sociale dienst).
Stap 4 koppeling van verdachtenregistraties in HKS. In stap 4 worden ten slotte gegevens over verdachten gekoppeld aan het GBA-bestand. In het HKS geregistreerde verdachten zijn op basis van het versleutelde GBA-nummer gekoppeld aan het bevolkingsbestand per 1 januari 2010. Dit GBA-nummer was in het HKS in het verleden niet altijd evengoed ingevuld maar in de laatste jaren is de vulling van het GBA-nummer in het HKS sterk verbeterd. Indien het GBA-nummer in de verdachtenregistratie niet bekend is, kan er per definitie geen koppeling worden gemaakt met het bevolkingsbestand. Verdachten zonder valide GBA-nummer zijn in het onderzoeksbestand dus niet opgenomen. Ook verdachten die in de loop van 2010 vanuit een niet in het onderzoek betrokken gemeente in een van de betrokken gemeenten is komen wonen, vallen buiten de analyse die voor dit rapport zijn gedaan. Databronnen
Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) Als basis dienen alle in de GBA ingeschreven personen op de gekozen peildatum 1-1-2010. Elke inwoner van Nederland is verplicht ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) van de gemeente waarin men woont. In de GBA wordt een groot aantal 100
Technische toelichting
(demografische) kenmerken geregistreerd. In het onderzoeksbestand zijn naast het versleutelde GBA-nummer en het versleutelde burgerservicenummer de volgende kenmerken opgenomen: Geboortejaar, geboorteland, geslacht, geboorteland moeder, geboorteland vader, nationaliteit, jaar inschrijving in de gemeente, land vanwaar ingeschreven, jaar vestiging in Nederland, postcode (eerste vier posities), wijk, buurt, burgerlijke staat, positie in het gezin. Positie in het gezin is geen rubriek in de GBA registratie. Deze moet door de gemeenten worden geconstrueerd op basis van burgerlijke staat, het exacte adres en gegevens over kinderen. Dit is vaak lastig. Positie in het gezin is daardoor niet uniform voor alle gemeenten. Door een aantal gemeenten zijn geen gegevens over de positie in het gezin aangeleverd.
Basisregistratie Onderwijs (BRON) In de Basisregistratie Onderwijs (BRON) staan alle leerlingen in het bekostigd voorgezet en middelbaar beroepsonderwijs geregistreerd. Deze gegevens zijn aangeleverd door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO).
Cijfers schooljaar 2009/2010 In maart is het aantal voortijdig schoolverlaters van voorgaand schooljaar bekend. Deze gegevens hebben de status ‘voorlopig’ omdat het gaat om gegevens die zijn aangeleverd door de onderwijsinstellingen, maar nog niet zijn gecontroleerd door een accountant. Door de accountantscontrole en door inschrijfmutaties die met terugwerkende kracht worden verwerkt, kunnen er verschillen ontstaan tussen de voorlopige en definitieve cijfers. De definitieve cijfers zijn steeds in oktober bekend. De voorlopige vsv-cijfers van schooljaar 2009/2010 zijn dus in maart 2011 bekend en worden in oktober 2011 definitief vastgesteld.
Informatie niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsontvangers Gegevens over niet-werkende werkzoekenden zijn gebaseerd op registraties afkomstig van het UWV WERKbedrijf. Het UWV WERKbedrijf levert aan veel gemeenten jaarlijks een databestand met niet-werkende werkzoekenden per 31 december. Dit databestand is, met toestemming van het UWV WERKbedrijf, door de gemeenten aan Risbo doorgeleverd. Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van het bestand met werkzoekenden die per 31-12-2009 bij het UWV WERKbedrijf stonden ingeschreven. De cijfers over uitkeringen zijn afkomstig van de gemeentelijke of regionale uitkeringsinstanties. De cijfers hebben 1-12010 als peildatum. 101
Technische toelichting
Het Herkenningsdienstsysteem (HKS) Voor dit onderzoek maken we gebruik van verdachtenregistraties uit het zogenaamde Herkenningsdienstsysteem (HKS). De gegevens zijn afkomstig van de Dienst IPOL van het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD). De Dienst IPOL verzamelt jaarlijks data vanuit het HKS. In het HKS worden verdachten geregistreerd tegen wie een proces-verbaal is opgemaakt wegens een misdrijf. In het HKS worden alleen misdrijven en verdachten van misdrijven geregistreerd (voor indeling misdrijven zie onderstaande tabel). Het is de overtuiging van de politie dat het daders zijn. Voor deze personen is proces-verbaal van opsporing gemaakt en verstuurd naar het Openbaar Ministerie. De rechter moet zich er nog over uitspreken. We rapporteren dus over verdachten en niet over veroordeelden. Overtredingen en verdachten van overtredingen worden hierin dus niet geregistreerd.21 Indeling delicten Geweldsdelicten
Vermogensdelicten
Openbare orde
Verkeersdelicten
Drugsdelicten
Overige delicten
21
102
Bedreiging (SR285) Moord en doodslag (poging) (SR287-SR292) Moord en doodslag (voltooid) (SR287-SR292) Mishandeling (SR300-SR306) Diefstal met geweld (SR312) Afpersing (SR317) Verkrachting (SR242) Aanranding (SR246) Muntmisdrijven (SR208-SR211, SR213-SR214) Overige valsheid (SR216-SR232, SR234) Eenvoudige diefstal (SR310) Diefstal verbreking (SR311.) Overige gekwalificeerde diefstal (ov. SR311.) Verduistering (SR321-SR323) Bedrog (SR326-SR337, SR339) Heling (SR416, SR417) Tegen openbare orde (SR131-SR136, SR138-SR151A) Gemeengevaarlijke. misdrijven (SR157, SR158) Tegen openbaar gezag (SR177-SR206) Overige vernieling (SR350-SR354) Schennis eerbaarheid (SR239) Overige seksuele misdrijven (SR243-245, SR247-249) Rijden onder invloed (WVW26,WV8) Verlaten plaats ongeval (WVW30, WV7) Rijden na ontzegging (WVW32, WV9) Weigeren bloedproef (WV163, WVW) Dood/letsel door schuld (WVW36, WV6, WV175) Joyriding (WVW37, WV176.2, WV11) Overig misdrijven WVW Middelenlijst I (harddrugs) Middelenlijst II (softdrugs) Overige opiumwet Overige misdrijven SR Wet Wapens & munitie Misdrijven andere wetten
Een misdrijf is daarbij gedefinieerd als een strafbaar feit van de ernstige soort dat als zodanig is omschreven en strafbaar gesteld in de wet (Bron: Landelijke Criminaliteitskaart, 2005).
Technische toelichting
Cijfers 2010 22 De cijfers over het meest recent verlopen jaar (hier dus 2010) zijn altijd voorlopige cijfers. Deze cijfers worden in het eerste kwartaal van het komende jaar (2012) pas definitief. Dit geldt echter voor alle bevolkingsgroepen zodat het vergelijken van verdachtenpercentages wel mogelijk is. De daderaantallen lopen in vrijwel alle korpsen sinds 2008 terug. Dit wordt mede veroorzaakt door de invoering van het nieuwe bedrijfsprocessensysteem BVH (Basisvoorziening Handhaving). •
Het BVH-systeem heeft de administratieve druk bij de korpsen behoorlijk opgevoerd. In sommige regio’s kwam daardoor ook de registratie in HKS onder tijdsdruk te staan met als gevolg registratieachterstanden in HKS. Dit is gemeld door de korpsen IJsselland, Noord Holland Noord, Zaanstreek Waterland en Rotterdam Rijnmond.
•
Door het korps van Rotterdam Rijnmond is gemeld dat er problemen zijn bij de geautomatiseerde export van BVH naar HKS. Hierdoor zijn verdachten ten onrechte niet in HKS opgenomen. Het zou kunnen dat dit bij meerdere korpsen aan de orde is. Als dit zo is zouden de HKSbeheerders bij zo’n korps zich daar wellicht niet bewust van zijn en dus ook geen registratieachterstanden in HKS melden. In hoeverre dit het geval is moet nog worden onderzocht.
•
In nogal wat korpsen heeft de opsporing daadwerkelijk te lijden gehad onder de toename van administratieve druk (Dit wordt ondersteund door OMcijfers die ook een terugval laten zien). De teruggang die hierdoor is veroorzaakt is dus reëel in andere woorden: er zijn minder boeven gepakt.
Representativiteit en validiteit Het HKS levert geen complete beschrijving van de criminaliteit in Nederland. SCP zegt daarover in het jaarrapport integratie 2007 het volgende: “Volgens de slachtofferenquête van het CBS zijn in 2003 4,8 miljoen delicten ondervonden door burgers van 15 jaar en ouder. Slechts 1,7 miljoen delicten zijn bij de politie gemeld. Dit leidde tot een aantal van bijna 215.000 in het HKS geregistreerde verdachten met in totaal bijna 400.000 delicten. Gemiddeld wordt naar schatting dus minder dan een kwart van de geregistreerde delicten opgehelderd. Delicten die onbekend blijven bij de politie of delicten waarvan geen proces-verbaal is opgemaakt, worden niet in het HKS geregistreerd.”
22
23
103
23
Dit is gebaseerd op de toelichting bij de Gemeentetabellen over de Antilliaanse verdachtenpopulaties van 23 gemeenten (Van Tilburg en Beijersbergen van Henegouwen, 2011). SCP (2007). Jaarrapport Integratie 2007, p 230-231.
Technische toelichting
Ook is het HKS mogelijk enigszins selectief. SCP zegt daarover: “Al met al mogen we concluderen dat er wellicht enige selectiviteit bestaat in het optreden van de politie, waardoor niet-westerse allochtonen enigszins oververtegenwoordigd zijn in het HKS. Overtuigend bewijs hiervoor ontbreekt echter.”
104
23