ga naar inhoudsopgave
Ve r h a l e n v a n R i j s w i j k De canon
Lizette de Koning Stichting Rijswijkse Historische Projecten 2007
ga naar begin
Colofon Tekst: Lizette de Koning Vormgeving en druk: Koninklijke De Swart, Den Haag Uitgever: Stichting Rijswijkse Historische Projecten 2007 Oplage: 2000 exemplaren (oktober 2007) Tweede druk: 1000 exemplaren (januari 2008) ISBN/EAN:978-90-78689-03-4
Dit is deel 8/9 in de Rijswijkse Serie. Nr. 1 Sonja Havermans, Terug in Rijswijk. Hoe de oorlog voelde voor Ida Vos, 2005 Nr. 2 Jan Eijken, De Bevrijdingsoptochten in Rijswijk (6-7 juli 1945), 2005 Nr. 3 Erik de Boer, De Voorde. Buitenplaats, Werkplaats, 2005 Nr. 4 Jan Eijken, Willem van der Ende, KRSV Vredenburch 75 jaar, 2006 Nr. 5 Marita Mathijsen, Ruud Poortier, H. Tollens Cz 1780-1856, 2006 Nr. 6 Inge Breedveldt Boer, Hoornwijk. Een buitenplaats als visitekaartje, 2006 Nr. 7 Guyon Labouchere, Abel Labouchere 1860-1940. De man die ‘De Porceleyne Fles’ groot maakte, 2007
Copyright: L.A.M. de Koning De uitgever heeft geprobeerd de auteursrechten te regelen volgens wettelijke bepalingen. Degene die desondanks meent zekere rechten te kunnen doen gelden, kan zich tot de uitgever wenden.
2 VERHALEN
VA N
RIJSWIJK
Foto’s omslag: Esaias van de Velde, De kermis te Rijswijk met de Prinsen Maurits en Frederik Hendrik en de Koning en Koningin van Bohemen, 1625, Collectie Six Amsterdam Foto auteur: Pieternel Meijer
ga naar inhoudsopgave
Inhoud
(Klik op een rechthoek om direct naar het hoofdstuk te gaan)
Voorwoord 1. Nieuwe Steentijd 2. De Romeinen 3. Het ontstaan van Rijswijk 4. Hoekse en Kabeljauwse twisten 5. Godsdiensttwisten 6. De Opstand 7. Rederijkerskamers 8. Het Twaalfjarig Bestand 9. Prins Maurits 10. Misdadigers en straffen 11. Huis ter Nieuwburg en de Vrede van Rijswijk 12. Rooms-katholieken en Jansenisten 13. Buitenplaatsen 14. De Patriotten 15. Hendrik Tollens 16. Ypenburg 17. De Tweede Wereldoorlog (I) 18. Het leven in Rijswijk in de Tweede Wereldoorlog (II) 19. Burgemeester Bogaardt bouwt Nieuw Rijswijk 20. Annexatie Nawoord Verantwoording illustraties VERHALEN
5 7 13 23 31 39 45 51 59 69 79 87 97 105 113 121 129 137 145 153 159 165 166 VA N
RIJSWIJK 3
ga naar begin
4 VERHALEN
VA N
RIJSWIJK
ga naar inhoudsopgave
Vo o r w o o r d In 2006 verscheen de nationale canon. Vijftig ‘vensters’ geven een beeld van de Nederlandse historie, van de hunebedden tot nu. Omdat het belangrijk én leuk is te weten hoe het er vroeger in ons land aan toe ging. Maar ook gemeentes hebben hun eigen, unieke geschiedenis. Dat geldt zeker voor Rijswijk. In de Steentijd woonden er al mensen bij Ypenburg. Daarna kwamen de Romeinen met hun legers, weer later volgden de Hoeken en Kabeljauwen. Prins Maurits van Oranje liet in het dorp een paardenstal bouwen en had er een minnares. De Vrede van Rijswijk maakte in 1697 een einde aan de Negenjarige Oorlog en in de Tweede Wereldoorlog vond er een belangrijke slag bij het vliegveld plaats. Om van de aanhoudende strijd tegen annexatie door de buurstad nog niet te spreken. Kortom, er is in Rijswijk genoeg gebeurd om een eigen canon te kunnen vullen. Ik was heel blij toen de Stichting Rijswijkse Historische Projecten (SRHP) mij verzocht die canon samen te stellen. Wat is er mooier dan het schrijven over de plaats waar je bent opgegroeid? Enthousiast ging ik aan de slag. Na een paar maanden had ik (bijna) alle boeken gelezen die ooit over Rijswijk verschenen zijn. En dat zijn er veel! Ik ontdekte steeds meer dingen over Rijswijk die ik nog niet wist. In het weekend stapte ik op de fiets om de plekken te bezoeken waar ik over gelezen had. Ik kende ze al, maar nu ik wist wat zich er vroeger afgespeeld had, waren ze ineens een stuk spannender. Samen met de SRHP heb ik uit alle historische gebeurtenissen een selectie van twintig hoogtepunten gemaakt, die aansluiten bij de vensters van de nationale canon. Ook tijdens het schrijven kon ik rekenen op de hulp van de SRHP, vooral van Willem van der Ende. Met hier het resultaat: ‘Verhalen van Rijswijk. De canon.’ Ik hoop van harte dat deze canon een plekje krijgt in elke plaatselijke boekenkast. Én dat het lezen net zo plezierig is, als ik het schrijven heb ervaren. ‘Verhalen van Rijswijk’ vertelt een geschiedenis waar alle Rijswijkers trots op mogen zijn. Lizette de Koning september 2007
VERHALEN
VA N
RIJSWIJK 5
ga naar begin
6 VERHALEN
VA N
RIJSWIJK
ga naar inhoudsopgave
1. N i e u w e S t e e n t i j d
250.000-9000 v. Chr. Oude Steentijd
9000-4500 v. Chr. Midden Steentijd
In de Nieuwe Steentijd gingen mensen zich
en verzamelaars werden het primitieve boeren. Als woonplaats kozen zij een veilige en droge plaats, zoals de strandwal in de omgeving van Rijswijk. Vanaf ongeveer 3800 v. Chr. leefden hier mensen. Bij de aanleg van de wijk Ypenburg vonden archeologen
overblijfselen van deze kleine nederzetting en haar bewoners.
5300-2100 v. Chr. Nieuwe Steentijd 3800 v. Chr. Eerste mensen in ‘Rijswijk’ P r e h i s t o r i e
langzamerhand op één plaats vestigen. Van jagers
2100-800 v. Chr. Bronstijd 800-150 v. Chr. IJzertijd
< ‘Ypje’
150 v. Chr.-500 na Chr. Romeinse tijd VERHALEN
VA N
RIJSWIJK 7
ga naar begin
Archeologen aan het werk. Met kwastjes en krabbertjes wordt een skelet blootgelegd.
Moeder en kind in één graf.
Duizenden jaren lang leefden mensen van de jacht op wilde dieren, het vangen van vissen en het verzamelen van planten en vruchten. Ze trokken door de natuur, zonder huis of veel bezittingen. Maar rond 5300 v. Chr. veranderde er iets. In Limburg verschenen de eerste primitieve boeren. In plaats van alleen te leven van het jagen en verzamelen, verbouwden zij ook zélf voedsel. De families gingen bij elkaar op één plek wonen in grote boerderijen,
rondtrekkende jagers het voorbeeld van de Limburgers volgden. De eerste ‘Rijswijkers’ streken pas rond 3800 v. Chr. neer, op de plek waar nu de wijk Ypenburg ligt. Waarom ze uitgerekend deze plaats kozen om zich te vestigen, is wel te verklaren. Rond 4100 v. Chr. lag de kustlijn als gevolg van een stijgende zeespiegel verder landinwaarts dan nu. Ter hoogte van het huidige Rijswijk vormde zich een duinenrij. In de loop der tijd trok de zee zich terug en kwam de kust meer naar het westen te liggen. Daar ontstonden weer nieuwe duinen. Maar de oude strandwal bleef bestaan. Rond 3800 v. Chr. bestond het Ypenburggebied dus uit verschillende zandheuveltjes. Al waren deze duinen niet zo hoog, je hield er zeker droge voeten. Dat de steentijdmensen deze locatie uitzochten, was daarom niet zo gek. En kennelijk voldeed de omgeving aan de
H
Het Ypenburggebied bestond uit zandheuveltjes. Op deze duinen hield je droge voeten
dicht bij hun akkers en vee. Hiermee begon een periode die de Nieuwe Steentijd heet. Het duurde nog vele jaren voor alle andere
8 VERHALEN
VA N
RIJSWIJK
ga naar inhoudsopgave
Reconstructie van Ypje. Op één van de schedels, gevonden op Ypenburg, wordt laagje voor laagje een soort was aangebracht. Langzaam ontstaat zo een gezicht. verwachtingen, want tot ongeveer 3200 v. Chr. bleven zij er wonen. In de zeshonderd jaar dat er hier mensen waren, hebben er minstens twee grote boerderijen gestaan. Op en rond deze huizen leefde een kleine groep volwassenen met hun kinderen en honden. Ze hadden een bescheiden veestapel die in elk geval bestond uit varkens en een klein soort koeien. Voor de rest van hun voedsel konden ze aan beide zijden van het duin terecht. In de zee vingen zij vis en zeehonden, die op het strand werden gedood om geen rommel rond het huis te maken. Aan de andere kant van het duin, richting binnenland, lag vruchtbare grond waar graan verbouwd kon worden. Daar werd ook gejaagd op wilde zwijnen en elanden. Zij waren populair omdat ze veel vlees leverden en daarnaast stevige botten hadden. Hiervan maakten de mensen gereedschap, of sieraden. Ook in de Steentijd was er aandacht voor het uiterlijk!
Vogels werden opgejaagd en met netten gevangen. Zelfs de enorme zeearenden, met een spanwijdte van twee meter ontkwamen niet aan de jagers. In de ruitijd waren ze het makkelijkst te pakken. Door alle losse veren hadden de vogels dan moeite om op te stijgen.
Z
Zeehonden werden op het strand gedood, om geen rommel rond het huis te maken
Ook zoetwatervissen zoals steur en zalm waren geschikt als voedsel. Frambozen, pruimen en bramen leverden vitamines en het dieet werd verder aangevuld met noten, eikels en eetbare planten. Van gerst en emmertarwe werd pap gekookt en koeken gebakken. VERHALEN
VA N
RIJSWIJK 9
ga naar begin
Het vlees kookten de steentijdmensen in een pot, of ze braadden het boven een vuurtje. Voor dit vuur werden bomen gekapt met een bijl, die bestond uit een blad van vuursteen, vastgeklemd in een stuk hout. Zo’n bijl was een kostbaar bezit. Kleine vuursteentjes waren nog wel in de buurt te vinden, maar de grote stukken vuursteen voor het maken van gereedschap moesten helemaal uit Limburg komen. In een tijd waarin de mens zich alleen lopend verplaatste, was dat een enorme afstand. De bewoners in het westen gingen de stukken steen waarschijnlijk niet zelf ophalen. Zij kregen ze door te ruilen met andere stammen. Soms werden de stenen aangeboden als geschenk. Wie eenmaal een goede bijl te pakken had, was er zuinig op.
H
Het leven van de steentijdmensen Klinkt al met al vrij ontspannen. Toch, schijn bedriegt.
De kookpotten werden door de vrouwen geboetseerd van klei, vermengd met zand. Soms versierden ze de pot door er met hun nagels, een veertje of een stokje een mooie rand op te maken. Het bakken gebeurde door takjes en stro tegen de pot aan te zetten en die aan te steken. Kinderen mochten soms hun moeder ‘helpen’ en maakten eigen miniatuurpotjes. Als een kookpot kapot ging, werd hij niet zomaar weggegooid. In de gebroken stukken werden gaatjes geboord en daar doorheen een touwtje getrokken. Het bij elkaar gebonden resultaat kon dan aan zijn tweede leven beginnen, als bewaarpot.
10 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
Het leven van de steentijdmensen klinkt al met al vrij ontspannen. De grootste zorg was of de maag gevuld kon worden, en dat was in die vruchtbare omgeving geen probleem. Toch, schijn bedriegt. In de winter was het niet prettig wonen op het open duin. De koude wind, regen en sneeuw dwongen de bewoners hun nederzetting elk jaar voor een paar maanden te verlaten. In de kou maakten ze een lange reis richting Veluwe, waar ze beter beschermd waren tegen het gure weer. Ziektes vormden een groot probleem. Door gebrekkige medische kennis stierven mensen aan relatief onschuldige aandoeningen als blindedarmontsteking. Daar stond tegenover dat men van gaatjes in de tanden geen last had. Zoetigheid bestond nog niet. De enige suiker die men binnenkreeg was afkomstig uit vruchten, in minimale hoeveelheden. Wel sleten de kiezen snel af, omdat er altijd zand in het eten waaide. Ook de botten hadden het zwaar te verduren. Het vele jagen en het bewerken van dierenhuiden tot leer lieten hun sporen na op het skelet. Aan het eind van hun leven waren de mensen volledig versleten. Ze werden dan ook meestal niet veel ouder dan veertig. De steentijdmensen werden na hun overlijden begraven op een grafveldje. De bewoners van het duin hadden respect voor de doden. Waarschijnlijk werden familieleden bij elkaar gelegd. Er zijn in Ypenburg moeders met kinderen gevonden in één graf. Ook kwamen jong overleden broertjes en zusjes bij elkaar te liggen. De mensen werden niet altijd op hetzelfde moment begraven. Het kwam voor dat bestaande graven geopend werden om een later overleden familielid bij te
ga naar inhoudsopgave
zetten, of een geliefde. Aan de doden werden soms persoonlijke spulletjes meegegeven. Kralen, of een ringetje. Niet alles is bewaard gebleven. Meerdere graven zijn in de loop der tijd geplunderd. Uit sommige skeletten zijn zelfs nekwervels verdwenen, waarschijnlijk meegegraaid in de haast om bijvoorbeeld een ketting te stelen. Er is zoveel bekend over het leven in ‘Rijswijk’ in de Nieuwe Steentijd, omdat er in 1998 een unieke vondst werd gedaan. Bij het graafwerk voor de nieuwbouwwijk Ypenburg – inmiddels deel van Den Haag – werden dertig graven ontdekt met daarin de skeletten van 41 steentijdmensen. Daarnaast kwamen er bijlen en ander gereedschap, paalsporen van huizen, potten en dierenbotten naar boven. Een paar skeletten van de eerste bewoners van Rijswijks grondgebied zijn te zien in het Museon in Den Haag.
Met behulp van één van de gevonden schedels werd het mogelijk een reconstructie te maken van het hoofd van een ongeveer 35-jarige vrouw. Na lang onderzoek en vakkundig boetseerwerk kwam ‘Ypje van Rijswijk’ te voorschijn. Met haar creatie is het gelukt de Steentijdmensen echt een gezicht te geven. De vondsten bij Ypenburg zijn zeer belangrijk geweest voor onze kennis van het leven in vroeger tijden. Rijswijk bleek in ieder geval al veel langer een aantrekkelijke woonplaats te zijn dan tot dat moment bekend was.
Verband met de nationale canon:
‘Ca. 3000 voor Christus. Hunebedden. Vroege landbouwers’, in: Entoen.nu. De canon van Nederland. Deel B (Den Haag, 2006).
Verder lezen:
Bult, E.J., ‘Steeds meer belangstelling voor archeologie,’ in: Jaarboek Historische Vereniging Rijswijk 2002 (Rijswijk, 2002). Have, B. van der en Koot, H., Graven in Rijswijk. De Steentijdmensen van Ypenburg (Rijswijk, 2001). Vreede, J. de, ‘Skeletten van Ypenburg blijven verrassen, in: Jaarboek Historische Vereniging Rijswijk 1999 (Rijswijk, 1999).
VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 11
ga naar begin
12 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
ga naar inhoudsopgave
2. De Romeinen
57 v. Chr. Caesar verovert Gallië
12 v. Chr. Romeinen in ons land Begin van onze jaartelling
In 12 v. Chr. veroverden de Romeinen het zuidelijke deel van Nederland. Daar leefden toen Germaanse stammen:
Batavieren en Cananefaten. Zij werden opgenomen in de Romeinse bestuursstructuur. Forum Hadriani, de (markt)plaats genoemd naar Hadrianus, werd de hoofdstad van het gebied van de Cananefaten. Op Rijswijks grondgebied woonden boeren die hun producten
9 na Chr. Slag bij Teutoburgerwoud Varus verslagen 45 na Chr. Corbulo-gracht gegraven 47 na Chr. Rijn wordt definitief de noordgrens
122 na Chr. Hadrianus bezoekt gebied rond Rijswijk
op de markt verkochten. De Cananefaatse cultuur werd beïnvloed door de Romeinen. Dit was te zien aan de huizenbouw en het gebruik van geld. In de vijfde eeuw viel het doek voor het westelijke deel van het Romeinse Rijk. De streek rond Rijswijk was al eerder verlaten.
±300 na Chr. Romeinen trekken zich langzaam terug ±400 na Chr. Grote volksverhuizing ±500 na Chr. Einde West-Romeinse Rijk Begin Middeleeuwen
< Hadrianus VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 13
ga naar begin
Het Romeinse Rijk bij het begin van onze jaartelling. In de laatste eeuwen vóór het begin van onze jaartelling ontstond vanuit Italië het grote en machtige Romeinse Rijk. De Romeinse keizers, met hun goed getrainde legers, veroverden in korte tijd half Europa, Noord-Afrika en een deel van het Nabije Oosten. In 57 v. Chr. trokken de soldaten van de Romeinse veldheer Julius Caesar het huidige België binnen. Ongeveer 45 jaar later 14 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
arriveerden zij in het zuidelijk deel van Nederland, waar op dat moment Germaanse stammen waren gevestigd. In het oosten woonden de Batavieren en langs de kust leefden de Cananefaten. De bedoeling van de Romeinen was om vanuit Nederland het gebied tot aan de Elbe te veroveren. In het jaar 9 na Chr. deed de veldheer
ga naar inhoudsopgave
Varus een eerste poging hiertoe. Het werd een enorme nederlaag. De Germanen hielden hun gebied stevig in handen, terwijl Varus 30.000 soldaten verloor. In wanhoop pleegde hij zelfmoord, waarna de Germanen zijn hoofd naar keizer Augustus stuurden. De tegenslag was zo enorm, dat de keizer in vertwijfeling zou hebben uitgeroepen: “Varus, Varus, geef mij mijn legioenen terug!” Het leed was echter al geleden en de Germanen hielden stand. In 47 na Chr. besloot keizer Claudius zich niet langer bezig te houden met uitbreiding van het Romeinse Rijk. Hij wees de Rijn aan als natuurlijke bovengrens
Mijlpaal in 1963 in Rijswijk gevonden.
De Rijn als grens van het Romeinse Rijk.
van het Rijk en gaf zijn bevelhebber Corbulo opdracht zich te richten op de verbetering van de verdedigingswerken langs de rivier. Corbulo liet daarop extra forten langs de rijksgrens bouwen, de zogenaamde ‘limes’, om het Rijk te beschermen tegen vijandelijke invallen. Deze vestingen lagen onder andere bij Katwijk, Valkenburg, Leiden, Zwammerdam en Alphen. Het onderwerpen van de Cananefaten was succesvoller verlopen. Na de inval van de Romeinen gingen zij officieel deel uitmaken van de provincie Germania Inferior. Het gebied tussen de Rijn en de Maas heette vanaf dat moment Civitas Cananefatum. De Cananefaatse leiders bleven in functie, maar kwamen nu onder Romeins toezicht te staan. In de praktijk betekende dit dat de leden van de Cananefaatse elite eigenlijk als Romeinen gingen leven. Ze voerden bijvoorbeeld aparte Cananefaatse legereenheden aan, die meevochten met de legers van de ‘bezetter’. De hoofdplaats van Civitas Cananefatum was in het huidige Voorburg gevestigd, op de plek waar nu de buitenplaats Arentsburg ligt. In 122 na Chr. bracht de Romeinse keizer Hadrianus een VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 15
ga naar begin
bezoek aan het westelijke deel van zijn Rijk. Hij schonk bij die gelegenheid de Cananefaatse hoofdplaats het marktrecht, waarna de stad tot Forum (marktplaats) Hadriani werd omgedoopt. Er ontstond een levendige handel in het gebied van de Cananefaten, die vóór de komst van de Romeinen alleen van landbouw hadden geleefd. Wat ze zelf niet verbouwden, ruilden ze met mensen in de buurt. Nu kwam er geld in de omloop, waar spullen mee gekocht konden worden. Steeds vaker kwamen die goederen van ver over de grens. Voor succesvolle handel moest een marktplaats natuurlijk goed bereikbaar zijn. Forum Hadriani had een gunstige ligging. Je kon er eenvoudig heen reizen over land. Langs de kant van de weg stonden mijlpalen waarop precies
de afstand tot het Forum stond te lezen. De markt was ook over het water te bereiken. Forum Hadriani lag immers aan de Fossa Corbulensis. Dit kanaal tussen de Oude Rijn en de Maas werd rond 45 na Chr. aangelegd door de Romeinse veldheer Corbulo. Het was in
I
In Rijswijk stonden veel Romeinse huizen
eerste instantie gegraven voor het transport van legertroepen en materieel, omdat de zeeroute daarvoor te gevaarlijk was. Maar het kanaal werd ook gebruikt om handelsgoederen van en naar het Forum te brengen.
Reconstructie van de ‘Rijswijkse’ boerderij in het Archeon in Alphen aan de Rijn. (Intussen al weer afgebroken). 16 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
ga naar inhoudsopgave
Rond 500 na Christus is het West-Romeinse Rijk uit elkaar gevallen. Het Oost-Romeinse Rijk bleef bestaan tot 1453, toen de hoofdstad Constantinopel door de Turken werd veroverd. VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 17
ga naar begin
Op de beroemde Peutinger kaart, uit de derde eeuw, staat Forum Hadriani.
Forum Hadriani was één van de belangrijkste steden in Romeins Nederland. In de hoogtijdagen woonden er ruim duizend mensen in de stad. Voedsel voor de bevolking was er genoeg. Op Rijswijks grondgebied lagen immers meerdere boerderijen, onder andere op het terrein dat als ‘de Bult’ bekend staat. In dit deel, achter de huidige Sir Winston Churchilllaan, hebben tussen ongeveer 30 en 275 na Chr. mensen gewoond die zich in leven hielden met veeteelt en akkerbouw. Tot het jaar 150 na Chr. bouwden zij huizen van hout, riet en leem. Daarna gebruikten ze ook stenen. En al woonden er door de jaren heen steeds maar zo’n 18 mensen bij elkaar, toch stond er op het terrein een eenvoudige tempel. Men vertrouwde
18 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
ga naar inhoudsopgave
op de goden voor een goede oogst. De boerderijen hadden een ruime opzet. Ze waren rond de zes meter breed en soms wel tot 38 meter lang. De bewoners deelden de ruimte met koeien, paarden, schapen, geiten en varkens. Rond de boerderijen groeiden waarschijnlijk tarwe, rogge en gerst. Die producten werden op het Forum Hadriani verkocht. Het geld dat de boeren daarmee verdienden, kon weer gebruikt worden om bijvoorbeeld aardewerk te kopen, uit het buitenland. Zo vermengden de lokale en de Romeinse cultuur zich meer en meer. Ook in de bouwstijl was dat zichtbaar. Inheemse materialen maakten steeds vaker plaats voor Romeinse. De rieten dakbedekking
Hadrianus.
Twee mijlpalen gevonden in Wateringse Veld. werd in de derde eeuw vervangen door dakpannen en op de binnenmuren verschenen Romeinse schilderingen. De huizen op de Bult werden in de loop der jaren steeds moderner. Aan het eind van de tweede eeuw werd een centraal verwarmingsysteem uitgevonden. In de kelder van het huis stookte men een vuurtje. De hitte die daar vanaf kwam, stroomde door een buizenstelsel in de muur zodat het lekker warm werd in de kamers. Natuurlijk had niet iedereen geld voor dit soort luxe. Alleen de elite kon van dit comfort genieten. Buiten de nederzetting op de Bult waren er nog meer plaatsen bewoond. Rijswijk stond vol met Romeinse huizen. Bij het Wilhelminapark bijvoorbeeld, en in de Hoekpolder. Ook bij de Verzoeningskerk, het Haantje en de Tubasingel VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 19
ga naar begin
Romeinse kaart (Peutinger kaart).
E
stonden kleine boerenbedrijven. Waarschijnlijk leefden hier de Cananefaatse veteranen uit het Romeinse leger, die als dank voor hun inzet een stuk grond kregen. De opbrengst van het land diende als een soort pensioen. Door de aanwezigheid van het Forum Hadriani waren de oud-strijders verzekerd van voldoende inkomsten, want daar woonden mensen genoeg om hun voedsel aan te kunnen verkopen. Tegen het einde van de vierde eeuw raakte het West-Romeinse Rijk ernstig verzwakt. Complete volkeren trokken met honderdduizenden tegelijk de Romeinse gebieden binnen. Tegen volksverhuizingen van deze omvang konden de Romeinen geen weerstand bieden. De streek 20 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
Er woonden duizenden mensen in en rond het Forum Hadriani
rond Rijswijk was aan het einde van de derde eeuw al zo goed als verlaten, na verschillende invallen van Frankische troepen uit het noorden. In de vijfde eeuw na Chr. viel het doek definitief voor het westelijke deel van het Romeinse Rijk.
ga naar inhoudsopgave
In Rijswijk zijn veel resten gevonden uit de Romeinse periode. Potscherven, fundamenten van huizen, munten, zelfs een uniek zalfflesje. Een bijzondere vondst was in 1963 die van de mijlpaal bij de Henriëtte Roland Holstlaan, waarop de naam van het Forum Hadriani staat vermeld. Later zijn er nog enkele mijlpalen gevonden bij de aanleg en bouw van de Haagse wijk Wateringse Veld. Verschillende vondsten zijn te zien in het Museum Rijswijk en in het Leidse Rijksmuseum van Oudheden. Er moeten in de Romeinse periode duizenden mensen gewoond hebben in en rond het Forum Hadriani. Er zijn er dus ook veel gestorven. Bij Romeinse steden was het gebruikelijk dat de grafvelden direct buiten de nederzetting lagen, naast de weg. Vreemd genoeg zijn de graven van de vroege bewoners uit de buurt van Rijswijk tot op heden niet ontdekt.
Verband met de nationale canon:
‘47-ca.400. De Romeinse Limes. Op de grens van de Romeinse wereld’, in: Entoen.nu. De Canon van Nederland. Deel B (Den Haag, 2006).
Verder lezen:
Berge, M.J. van den (red.), Geschiedenis van Rijswijk (Rijswijk, 1997). Gemeente Voorburg, Voorburg. Van Romeinse nederzetting tot moderne woonstad (Voorburg, 1957). Hardenberg, H., Twintig eeuwen Rijswijk (Den Haag, 1975). Koot, J.M., In kannen en kruiken. Veertig jaar archeologisch onderzoek in Rijswijk (Rijswijk, 1994). Reimer, P.J., Klassieke oudheid van A tot Z (Utrecht, 1999). Smit, J.G. (red.), Den Haag. Geschiedenis van de stad (1) Vroegste tijd tot 1574 (Zwolle, z.j.).
VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 21
ga naar begin
22 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
ga naar inhoudsopgave
3. Het ontstaan van Rijswijk
±1150 Start bouw Rijswijkse Kerk De Vliet tussen Rijswijk en Delft gegraven
In de elfde eeuw dook de naam Rijswijk voor het eerst op, in een oorkonde. Het dorp is dus nog ouder dan Den Haag. Een eeuw later ontstond de kerk. De centrale
1267 Rijswijk is een zelfstandige parochie
ligging maakte Rijswijk tot een verkeersknooppunt, waar water- en landwegen elkaar kruisten. Het dorp telde verschillende herbergen voor mensen op doorreis. De inwoners van Rijswijk moesten de belangrijke verbindingsweg naar Den Haag onderhouden. In
±1340 Bouw Hoornbrug
±1350 Bouw van Den Burch
1670 werd de Rijswijkse weg als één van de eerste in Nederland bestraat.
< ‘Het dorp Rijswijk’
±1670 De Rijswijkse weg bestraat VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 23
ga naar begin
Na het vertrek van de Romeinen zochten veel bewoners rondom het Forum Hadriani een ander heenkomen. Waarschijnlijk had dit te maken met de veiligheid. Met het verdwijnen van het Romeinse bestuur, hadden rovers in de omgeving weer vrij spel. Van de vierde tot en met de tiende eeuw werd het gebied wel af en toe bewoond, maar van een dorpsgemeenschap was geen sprake. Pas tegen het einde van de 11e eeuw dook de naam Rijswijk voor het eerst op. In een oorkonde uit 1083 staat de naam van een zekere Deddo van Rijswijk. Mogelijk was hij een van de eerste ambachtsheren van Rijswijk, die het gebied namens de graaf bestuurde. Tussen 1150 en 1200 begon men met de bouw van een bescheiden kerk in Romaanse stijl, gewijd aan de H. Bonifatius. Dit lijkt het begin te zijn geweest van het ontstaan van een echt dorpje op de oude strandwal. Het is overigens mogelijk dat eerder op die plek een nog kleiner kerkje stond, want religie speelde een grote rol in het dagelijks leven. Steeds meer mensen kwamen rond de kerk 24 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
Kaart van Rijswijk uit midden 16e eeuw.
ga naar inhoudsopgave
wonen. De houten huizen stonden in wat nu de Herenstraat is, het Ruysdaelplein en de Kerklaan. Al in 1267 was Rijswijk een zelfstandige parochie, met een eigen pastoor. Rond 1500 telde het dorp ongeveer 500 inwoners. De snel groeiende bevolking paste nu niet meer in het kerkje. Aan het eind van de vijftiende eeuw werd het daarom verbouwd en verder uitgebreid. Onder de vloer van deze Oude Kerk in de Herenstraat liggen nog twee grafstenen uit ongeveer 1200, als stille getuigen van het oorspronkelijke Romaanse gebouwtje. In de twaalfde eeuw verschenen ook kastelen in het dorp. Tussen de tiende en vijftiende
eeuw schonken de graven van Holland deze stenen huizen aan belangrijke ridders, in ruil voor hun trouw. Aanvankelijk bestonden de kastelen alleen uit een donjon, een vierkante stenen toren van een paar verdiepingen, met muren van 1,5 tot 2 meter dikte. Later werden de donjons uitgebreid met een woongedeelte, slotgracht en ophaalbrug. Langs de Van Vredenburchweg verrezen in de Middeleeuwen maar liefst vier kastelen: Hodenpijl (of Te Blotinghe), Den Burch, Te Werve en Steenvoorde. Voor de bouw werden onder andere stenen uit het verlaten Romeinse Forum Hadriani gebruikt.
Den Burch als donjon: een vierkante stenen toren op een eilandje. VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 25
ga naar begin
Slagturven in Rijswijk. Op de achtergrond de kerktoren van Rijswijk.
De turfverkoper.
Bij zijn ontstaan lag Rijswijk nog middenin een moerassig veengebied, waar wilgen, elzen en rijshout groeiden. Rond de twaalfde eeuw begon men met een grootschalige ontginning. De bomen werden gekapt en het land werd door dijken verdeeld in kleine polders. Sloten voerden het overtollige water af. De nieuwe polders waren vooral geschikt voor veeteelt. Houten boerderijen stonden verspreid over heel het Rijswijks grondgebied, dat zich uitstrekte van de tegenwoordige Haagse Hoefkade tot aan de Brasserskade in Delft. De boeren moesten flink wat belasting betalen aan de Graaf van Holland over de nieuw ontgonnen grond. De meesten konden maar nét rondkomen.
vroeger. Pas in 1890 werd hij vervangen door een ijzeren exemplaar. Omdat de wegen vaak slecht begaanbaar waren, maakten veel mensen gebruik van de nieuwe waterroute. De groei van Rijswijk in de twaalfde eeuw is deels te danken aan dit nieuwe kanaal. De bereikbaarheid van het dorpje werd ineens zeer goed, waardoor bijvoorbeeld voedsel makkelijker aangevoerd kon worden. Het gedeelte van de Vliet tussen Den Haag en Rijswijk, de Trekvliet, werd in 1345 aangelegd. Via deze route konden turf, boter, kaas en vlees snel vanuit Delft naar de Graaf van Holland in Den Haag worden gebracht. Maar ook andere
D
Door de ligging van Rijswijk, werd het dorp al vroeg een verkeersknooppunt. Rond 1150 werd de Vliet tussen Rijswijk en Delft gegraven. Het water diende als afwatering op de Rijn en de Maas. Op de plek waar de Vliet en de Corbulogracht op elkaar aansloten werd de Hoornbrug gelegd. Deze houten brug bestond in elk geval vanaf 1340, waarschijnlijk al iets 26 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
De Vliet en de Trekvliet zorgden voor Welvaart
handelaren profiteerden van de verbinding. In het begin van de zestiende eeuw ontstond er een vaardienst met zeilschepen tussen Delft en Den Haag. Naast reizigers ging ook de post mee.
ga naar inhoudsopgave
Een ‘weyschuit’ op de Vliet, met Delft op de achtergrond.
Trekschuit op de Vliet, richting Den Haag.
Bij de Hoornbrug werden de brieven afgegeven, om ze verder over land te vervoeren. Als de wind het liet afweten, roeide de bemanning verder. Pas in de zeventiende eeuw werd de trekschuit geïntroduceerd. De boot werd nu aan een touw voortgetrokken door een paard dat langs de kant meeliep. Om te zorgen dat de lijn niet achter een brug bleef hangen, waren de leuningen langs de waterkant lager. Dit is nog te zien bij het bruggetje voor Vlietzigt, langs het Jaagpad. Ook hoofdwegen over land ontmoetten elkaar in Rijswijk. De Hoornbrug verbond Delft en het gehele achterland met Den Haag. Deze belangrijke route naar Den Haag werd bij de Herenstraat gekruist door de weg naar Leiden, Haarlem en Amsterdam. Veel mensen op doorreis overnachtten in het dorp. Er waren verschillende herbergen en uitspanningen voor de gasten en hun paarden. Op de hoek van de huidige Herenstraat en de Haagweg heeft eeuwenlang een bekende herberg gestaan, die vanaf de zeventiende eeuw de naam Witsenburg droeg.
Hooikar met reizigers bij de Hoornbrug.
De weg tussen Den Haag en Rijswijk had een groot nadeel: een aanzienlijk deel van het jaar stond hij onder water. Den Haag was net als Rijswijk op een duin gebouwd, maar het gebied ertussen was van oudsher moerassig. Door ontginning van de veen- en kleigebieden was de grond nog verder ingeklonken, waardoor het water helemaal slecht afgevoerd kon worden. Dit had tot gevolg dat de weg alleen in de zomer begaanbaar was. Zelfs dan was het VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 27
ga naar begin
Bruggetje langs het Jaagpad. De rechterleuning is lager dan de linker. Op de voorgrond een rolpaal, waar langs de lijn liep, zodat deze niet in de knoop raakte of ergens bleef haken.
H
niet eenvoudig om heelhuids op de plaats van bestemming aan te komen. De weg was niet bestraat, dus zat permanent vol gaten. Voor dit probleem was door de Graaf een oplossing bedacht. Omdat het een vermogen kostte constant mensen in te huren om reparatiewerkzaamheden uit te voeren, beval hij de inwoners van Rijswijk voortaan zorg te dragen voor de kwaliteit van de weg tussen Den Haag en Rijswijk. Deze opdracht verving in de twaalfde eeuw de verplichting mannen te leveren als roeiers voor oorlogsschepen. De afspraak werd niet altijd nagekomen. In 1394 trouwde hertog Albrecht van 28 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
Het onderhoud van de weg tussen Rijswijk en Den Haag was een probleem
Beieren met Margaretha van Kleef. Na de huwelijksvoltrekking reisde hij naar het Binnenhof, waar hij zijn nieuwe vrouw zou opwachten. Niet veel later vertrokken Margaretha en haar gasten op paarden naar Den Haag. Toen de stoet bij Rijswijk aankwam, werd duidelijk dat de inwoners de weg volledig hadden laten verslonzen. De straat zat zo vol
ga naar inhoudsopgave
met gaten, dat de hooggeplaatste feestgangers gedwongen werden te stoppen. De dorpelingen moesten razendsnel aan het werk om de weg op te vullen met mest en stro. Pas na de spoedklus kon Margaretha naar haar bruidegom toe reizen. Het was niet raar dat de bevolking geen tijd of zin had om de gaten te dichten. Zij hadden nog meer te doen. Naast het verzorgen van de weg, waren ze verplicht hooi te leveren voor de paarden van de Graaf. Het moest ook nog eens persoonlijk bij het Hof worden gebracht, terwijl het juist in hooitijd topdruk was op het land. Hier werd flink over gemord. Na verloop van tijd zette de Graaf de verplichte arbeid om in een verplichte geldelijke bijdrage.
De weg naar Den Haag werd intussen steeds belangrijker en drukker. Dat betekende een extra belasting voor het wegdek. Er kwamen strengere regels om de straat zoveel mogelijk te beschermen tegen verzakking. Zo gold voor de paarden in de zestiende eeuw een maximum snelheid. En voermannen mochten niet meer op de karren zitten, maar moesten ernaast lopen. In 1670 werd de belangrijke route naar Den Haag als één van de eerste wegen van Nederland bestraat. Een hele opluchting voor de bewoners. Gebruikers moesten nu tol betalen voor bekostiging van het onderhoud. In 1907 werd de straatnaam officieel vastgelegd als Rijswijkse weg.
Verband met de nationale canon
‘1254-1296. Floris V. Een Hollandse graaf en ontevreden edelen’, in: Entoen.nu. De Canon van Nederland. Deel B (Den Haag, 2006).
Verder lezen
Berge, M.J. van den, De oude kerk van Rijswijk. Geschiedenis van een dorpskerk (Rijswijk, 1988). Bottema, J.C., ‘Het beurtveer tussen Den Haag en Delft’, in: Kroniek. Orgaan van de Historische Vereniging Rijswijk 1986/4 (Rijswijk, 1986). Bottema, J.C., In Rijswijks vaarwater. Acht eeuwen bedrijvigheid op en langs de Vliet (Rijswijk, 1989). Buschkens-Dijkgraaf, M.L., ‘De wech tusschen Die Haghe ende de Hornbregghe bij Rijswic’, in: Jaarboek Die Haeghe 1976 (Den Haag, 1976). Dorsman, K., De ambachtsheerlijkheid Rijswijk (Rijswijk, 1909). Gout, M. en Verschuyl, M.A., Ontmoeting bij de Hoornbrug (Rijswijk, z.j.). Koot, J.M. en Lever, F., ‘Kuijs Witsenburg monumentaal’, in: Kroniek. Orgaan van de Historische Vereniging Rijswijk 1991/4 (Rijswijk, 1991). Winkelman, H., ‘De middeleeuwse beschilderingen op de pilaren en het gewelf in de Oude Kerk’, in: Historische Vereniging Rijswijk Jaarboek 1999 (Rijswijk, 1999).
VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 29
ga naar begin
30 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
ga naar inhoudsopgave
4. Hoekse en Kabeljauwse twisten Terwijl in de veertiende eeuw oostelijke handelssteden als Kampen en Deventer bloeiden, ontstond in het westen een machtsstrijd tussen verschillende adellijke partijen. Rijswijk had veel last van deze burgeroorlog tussen de ‘Hoeken’ en de ‘Kabeljauwen’. Het dorp werd regelmatig geplunderd. Rijswijkse kastelen brandden af, of werden voor straf
1345 Slag bij Warns Willem IV † Willem V opvolger ±1350 Begin Hoekse en Kabeljauwse twisten 1358 Willem V ‘krankzinnig’ Albrecht grijpt de macht 1359 Delft door Albrecht veroverd 1386 Margaretha van Beieren † 1392 Aleida van Poelgeest vermoord
neergehaald. Tijdens het beleg van Delft logeerde graaf
1394 Albrecht hertrouwt met Margaretha van Kleef
Albrecht van Beieren waarschijnlijk in een huis
1433 Philips de Goede
in de Herenstraat. Na de Hoekse en Kabeljauwse twisten
1480-1490 Plunderingen door kaas- en broodvolk
overvielen de Gelderse troepen van Maarten van Rossum het dorp. < Den Burch
1488 Bende van Jonker Frans plundert Rijswijk 1492 Einde Hoekse en Kabeljauwse twisten VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 31
ga naar begin
Willem V in zijn staatsiegewaad.
haar benoeming vertrok Margaretha echter weer naar Beieren en liet haar dertienjarige zoon Willem V achter als stadhouder. Pas in 1350 keerde ze terug, met het idee het stokje van haar zoon over te nemen. Daar dacht Willem V inmiddels anders over. Hij was niet van plan zijn positie af te staan en ging de strijd aan met zijn moeder. Hij werd hierin aangemoedigd door een groot aantal edelen, dat graag zou zien dat Margaretha voorgoed het veld ruimde. In ruil voor hun steun stelde Willem V hen aantrekkelijke privileges in het vooruitzicht. Maar Willems moeder sloeg terug. Zij wist een andere groep edelen aan haar kant te krijgen, waarna een burgeroorlog uitbrak die tot het einde van de vijftiende eeuw zou gaan duren. De aanhangers van Willem heetten Kabeljauwen, naar de roofvissen die kleine visjes eten en naarmate ze groeien steeds meer honger krijgen. De bondgenoten van Margaretha noemden zich de Hoeken, de vishaken. Want zelfs met een klein vishaakje kon je een grote kabeljauw vangen. Op hetzelfde moment dat in het oosten
M
In 1345 kwam graaf Willem IV van Holland tijdens een veldslag in Friesland om. De graaf had geen kinderen en daarom werd hij opgevolgd door zijn zus Margaretha van Beieren, de echtgenote van de Duitse keizer Lodewijk van Beieren. Zij ging regeren over Holland, Utrecht en Henegouwen. Al snel na 32 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
Met Willem V liep het niet goed af. Hij werd krankzinnig verklaard en opgesloten in een kasteel
van het land de welvaart toenam door de goede samenwerking tussen handelssteden als Zutphen, Deventer, Tiel, Kampen en Zwolle, begon in het westen een verwoestende burgeroorlog.
ga naar inhoudsopgave
edelen, die de touwtjes juist strak in handen wilden houden vanuit een centraal bestuur (de Hoeken). Regelmatig liepen Hoeken en Kabeljauwen over naar het andere kamp. De oorlog kreeg hierdoor een verwarrend verloop. Met de op macht beluste Willem V liep het niet goed af. Hij werd in 1358 krankzinnig verklaard en opgesloten in een kasteel in Henegouwen.
T
Tijdens het beleg van Delft logeerde Albrecht van Beieren in de Herenstraat
Albrecht van Beieren. De twisten tussen de Hoeken en de Kabeljauwen draaiden niet alleen om wie er op de troon mocht zitten. Eigenlijk was het een machtsstrijd tussen de opstandige steden en edelen die meer vrijheid en zeggenschap eisten (de Kabeljauwen) en de vorstin en haar trouwe
Zijn broer Albrecht van Beieren volgde hem op. Hij probeerde de rust terug te brengen in het verdeelde land. Om alle partijen tevreden te houden, stelde hij net zoveel Hoeken als Kabeljauwen aan in het bestuur. Dat betekende wel dat veel Kabeljauwen hun machtige positie kwijtraakten. Ze namen het hem niet in dank af. De strijd laaide in 1359 weer op. Een aantal edelen verzette zich openlijk vanuit Delft tegen hertog Albrecht. Dat kwam hen duur te staan. Albrecht viel de stad aan vanuit Rijswijk en won de strijd. Het verhaal gaat dat Albrecht van Beieren tijdens het beleg van Delft logeerde in de Herenstraat. Na de gewonnen belegering kreeg de eigenaar van het betreffende pand toestemming om Albrechts wapen te voeren. Dit zal een houten bord geweest zijn, dat aan de gevel hing. Toen het houten huis later vervangen werd door een stenen gebouw, werd er in plaats van het bord een gevelsteen geplaatst. Hierop stonden de wapens van Albrecht van Beieren en zijn vrouw Margaretha, VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 33
ga naar begin
Gevelsteen in pand Herenstraat 87-87a. de naam van het huis, en de tekst “Dit is in Beyeren”. Het bord zit er nog steeds, op Herenstraat 87a.
D
Zoals normaal in die tijd, werden trouwe volgelingen van Albrecht beloond met stukken land. Zo kwam de Hoek Dirk van Hodenpijl in het bezit van het gebied rondom het kruispunt van de huidige Laan te Blotinghe en de Tulpstraat, waar hij het prachtige Kasteel te Blotinghe (ook wel Hodenpijl genoemd) liet bouwen. De muren waren 2,5 meter dik. Het had een woontoren, een binnenplaats en eromheen lag een gracht, compleet met ophaalbrug. Een kasteel dat jaren mee kon. Helaas voor Van Hodenpijl liep het anders. Na het overlijden van zijn eerste vrouw Margaretha van Brieg, kreeg Albrecht van Beieren een vriendin, Aleida van Poelgeest genaamd. Albrecht was smoorverliefd en 34 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
overlaadde haar met geschenken. Zij was Kabeljauws, en dus eigenlijk de vijand, maar dat stond Albrechts liefde niet in de weg. Sterker nog, gedurende zijn relatie met Aleida leek hij steeds meer sympathie voor de Kabeljauwen te ontwikkelen. Dat viel niet goed bij de Hoeken. Die dame van Albrecht kreeg veel te veel invloed. Stel je voor dat Albrecht met haar zou trouwen, en over zou lopen naar de Kabeljauwse kant! Wat zou er dan met de Hoeken gebeuren? Ze besloten dat Aleida van Poelgeest uit de weg geruimd moest worden, voor zij Albrecht met nog meer Kabeljauwse ideeën zou vergiftigen. In stilte beraamden enkele Hoeken een plan. Waarschijnlijk was zelfs Albrechts eigen zoon Willem hierbij betrokken. In 1392 werd Aleida van Poelgeest vermoord.
De Hoek Albrecht van Beieren werd smoorverliefd op de Kabeljauwse Aleida van Poelgeest
Albrecht was woedend op zijn ‘eigen’ mensen en liet als strafmaatregel verschillende huizen van Hoeken vernietigen. Ook de zwager van Dirk van Hodenpijl werd ervan verdacht in het moordcomplot te hebben gezeten. Het leek Dirk verstandig voorlopig uit Rijswijk te vertrekken, want Albrecht van Beieren zou best eens kunnen denken dat hij iets te maken had met de moordaanslag. Dat dacht Albrecht inderdaad, vooral omdat Dirk vluchtte. Uit wraak liet hij Kasteel Te Blotinghe steen voor steen afbreken door metselaars uit Gorkum. Het moet een
Soldaten plunderen een dorp. Fragment van middeleeuwse prent.
ga naar inhoudsopgave
gigantische klus geweest zijn. Toen de laatste resten weggebikt waren, lagen er 706.000 stenen te wachten op een nieuwe bestemming. Een deel ervan werd gebruikt om de Ridderzaal te restaureren, het woonhuis van Albrecht van Beieren. Ook de kastelen Te Werve en Steenvoorde overleefden de Hoekse en Kabeljauwse twisten niet.
Na de dood van Albrecht van Beieren kreeg Willem VI het voor het zeggen. Daarna was het de beurt aan Jacoba van Beieren. Zij werd in 1433 opgevolgd door de Hoek Philips van Bourgondië, ook wel De Goede genoemd. Onder zijn bewind leek eindelijk de vrede in Rijswijk terug te keren. Nog één keer ging het mis. Tussen 1480 en 1490 werd Holland getroffen door VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 35
Huis te Blotinghe.
ga naar begin
36 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
ga naar inhoudsopgave
overstromingen. In dezelfde periode was er een enorme muizenplaag. Ook Rijswijk werd belaagd door knaagdieren. De oogst werd opgegeten, met een grote hongersnood tot gevolg. Armen probeerden aan voedsel te komen door in groepen plunderend rond te trekken. Zij kregen de naam kaas- en broodvolk. Maar erger nog dan de stelende armen waren de rovende Hoeken, die voor het laatst in Rijswijk toesloegen in 1488. Tientallen huizen werden in brand gestoken of kort en klein geslagen. Het was een ravage in het dorp. Pas in 1492 kon men voorzichtig beginnen met de wederopbouw. De Hoekse en Kabeljauwse twisten waren eindelijk voorbij. De rust duurde echter niet lang. In 1515 werd Karel V uit het Huis Habsburg ingehuldigd als Heer der Nederlanden. De Habsburgers probeerden ook Gelre (ongeveer het huidige Gelderland) in handen te krijgen. Daar was de hertog van Gelre niet van gediend. Hij ging het gevecht aan om de onafhankelijkheid van zijn gewest. Om Karel V te laten zien dat met de hertog niet te spotten viel, liet hij zijn legeraanvoerder Maarten van Rossum in 1528 de
Verband met de nationale canon
Hollandse gewesten binnenvallen. Op 6 maart stonden zijn troepen in Rijswijk. De soldaten bleken geen zachtaardige jongens en het pas herstelde dorp werd alweer slachtoffer van plunderingen. Maarten van Rossum nam alles mee wat los en vast zat, maar nog was hij niet tevreden met de opbrengst. Rijswijk moest dus een brandschat betalen. Als het geëiste bedrag niet opgebracht kon worden, zou hij het hele dorp platbranden. Onder grote druk bood de Rijswijker Claes Meesz. Boutesteijn zich aan als gijzelaar, totdat de afkoopsom bij elkaar was geschraapt. Maarten van Rossum voerde hem mee naar Utrecht, waar Boutesteijn in een kerker werd gegooid. Uiteindelijk zou hij een paar maanden in de donkere cel doorbrengen, voor hij terug kon keren naar zijn woonplaats. Een gedenkbord voor zijn moedige daad hangt in de Oude Kerk.
R
Rijswijker Claes Meesz. Boutesteijn werd als gijzelaar in een Utrechtse kerker gegooid
‘1356-ca.1450. De Hanze. Handelssteden in de lage landen’, in: Entoen.nu. De Canon van Nederland. Deel B (Den Haag, 2006).
Verder lezen
Berge, M.J. van den (red.), Geschiedenis van Rijswijk (Rijswijk, 1997). Blom, J.C.H. en Lamberts, E., Geschiedenis van de Nederlanden (Baarn, 1995). Smit, J.G. (red.), Den Haag. Geschiedenis van de stad (1) Vroegste tijd tot 1574 (Zwolle, z.j.). Tent, B., ‘Rijswijk en de Hoekse en Kabeljauwse twisten’, Historische Vereniging Rijswijk Jaarboek 2004 (Rijswijk, 2004).
VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 37
ga naar begin
38 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
ga naar inhoudsopgave
5. Godsdiensttwisten
In 1515 werd Karel V keizer over een groot deel
1515 Karel V Keizer
1533 Willem van Nassau geboren
van Europa. Hij wilde dat zijn rijk rooms-katholiek bleef. In de Nederlanden woonden echter ook protestanten.
1544 Willem van Nassau erft Orange
Zij kwamen in het geheim bij elkaar in de open lucht. Rijswijkse protestanten hielden zulke ‘hagenpreken’ bij de Hoornbrug. De religieuze onderdrukking liep in
1555 Karel V doet afstand van de troon Philips II opvolger
1566 uit op een beeldenstorm. De zoon van Karel V, Philips II, trad hard op tegen de ketters. Willem van
Oranje kwam hiertegen in opstand. Dit was het begin van de Tachtigjarige Oorlog.
< Karel V
1566 Peter Gabriël Schagius preekt bij de Hoornbrug 1568 Begin Tachtigjarige Oorlog
1572 Plundering van klooster Nazareth
VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 39
ga naar begin
In 1515 werd Karel V keizer over een groot deel van Europa. Ook de noordelijke Nederlanden vielen onder zijn gezag. Keizer Karel V was ervan overtuigd dat maar één godsdienst de juiste was: het rooms-katholicisme. Europa moest koste wat kost beschermd worden tegen de oprukkende protestantse ideeën van mensen als Maarten Luther en Johannes Calvijn. Mensen op hoge posities moesten uiteraard het goede religieuze voorbeeld geven. Toen de elfjarige Duitser Willem van Nassau in 1544 het Franse prinsdom Orange erfde, besloot Karel V de jongen dan ook een katholieke opvoeding te geven aan zijn hof. Willem van Nassau, die nu Prins van Oranje heette, vertrok daarop
naar Brussel. Samen met de zoon van de keizer, Philips II, kreeg hij daar een opleiding. De jongens werden geen vrienden. Als volwassenen zouden ze zelfs op het slagveld tegenover elkaar komen te staan. Karel V deed in 1555 afstand van de troon en Philips II volgde hem op. Philips was nog strenger katholiek dan zijn vader. Mensen die een andere religie aanhingen, noemde hij ketters. Zij konden op een zware straf rekenen, ook in de Nederlanden. Veel protestantse gelovigen eindigden aan de galg of op de brandstapel. Ondanks die terreur won het protestantisme boven de rivieren aan populariteit. Omdat het een verboden religie was en de zogenaamde ketters dus ook geen eigen kerkgebouwen hadden, kwamen de aanhangers stiekem in de buitenlucht bij elkaar, vaak achter een heg. Deze geheime bijeenkomsten kregen daarom de naam hagenpreken.
Philips II.
Ook in Rijswijk was van godsdienstvrijheid geen sprake. Regelmatig kreeg het dorp bezoek van afgevaardigden van Philips II, die kwamen controleren of er mensen met protestantse ideeën actief waren. Die achterdocht was terecht, want in Rijswijk werden regelmatig hagenpreken gehouden. Hoewel in het dorp meer katholieken dan protestanten woonden, raakten steeds meer mensen geïnteresseerd in de nieuwe geloofsstroming. Al was het maar om de bezetter dwars te zitten.
40 V E R H A L E N
Door de harde straffen die de Spaanse koning uitdeelde, leek het of de protestanten nog fanatieker werden. Ze waren het beu zich te
VA N
RIJSWIJK
ga naar inhoudsopgave
Hagenpreek bij de Hoornbrug. moeten verschuilen. Eigen kerken wilden ze, met eigen protestantse dominees. In 1566 liep de situatie volledig uit de hand. Tijdens één van de vele geheime hagenpreken werden de toehoorders opgeroepen de onderdrukking niet langer te pikken en actie te ondernemen. Duizenden protestanten trokken daarop de katholieke kerken binnen om beelden kapot te slaan en glas-in-loodramen uit de sponningen te breken. Schilderijen werden
aan stukken gesneden en altaars vernield. Volgens de protestantse leer hoorde de Bijbel centraal te staan in de kerk. Afbeeldingen en beelden leidden af van de goddelijke boodschap, dus weg ermee. In korte tijd raasde de beeldenstorm over heel het land. Ook in Rijswijk was het onrustig. De bekeerde Vlaamse monnik Peter Gabriël Schagius hield er op 18 augustus 1566 een opruiende hagenpreek, bij de Hoornbrug. Enkele dagen VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 41
Een hagenpreek.
ga naar begin
daarvoor had hij in Brugge gesproken. Kort erna takelde zijn publiek de plaatselijke kerken toe.
Kopje van een engel of heilige uit het klooster Nazareth te Rijswijk. 42 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
Een groot aantal mensen kwam die achttiende augustusdag vanuit Delft en Rijswijk te voet, te paard en per trekschuit naar de Hoornbrug om het verhaal van de boze protestant aan te horen. Zijn opzwepende woorden misten hun uitwerking niet. De toehoorders waren door het dolle heen. Weg met het katholicisme van de Spaanse bezetter! Enkele dagen later vernielde de opgehitste massa de beelden in de Oude en Nieuwe Kerk in Delft. Ook het Rijswijkse klooster Nazareth werd deels in puin geslagen. De Rijswijkse kerk liet men opmerkelijk genoeg op dat moment nog met rust. Pas in 1572 moesten de beelden eraan geloven, toen rondzwervende geuzen het kerkinterieur vernielden. Philips II was woedend over de beeldenstorm. Als tegenactie stuurde hij één van zijn bekwaamste veldheren naar de Nederlanden
ga naar inhoudsopgave
om het volk een lesje te leren. Deze Hertog van Alva nam geen halve maatregelen en hing de protestantse daders – en ook onschuldigen – zonder pardon op. Willem van Oranje zag het gedrag van Alva, ondanks zijn katholieke opvoeding, met afgrijzen aan. Hij was ervan overtuigd dat dít niet de goede weg was. In 1568 bond hij de strijd aan met Philips II, om de Nederlanden van de Spaanse terreur te bevrijden. Niet veel later bekeerde Willem van Oranje zich tot het protestantisme, waarbij hij wel benadrukte dat hij altijd zowel de katholieken als de protestanten zou beschermen. De opstand tegen het Spaanse gezag betekende het begin van de oorlog, die tachtig jaar zou gaan duren.
D
De Hertog van Alva hing protestantse beeldenstormers zonder pardon op
Verband met de nationale canon
‘1500-1558. Karel V. De Nederlanden als bestuurlijke eenheid’, in: Entoen.nu. De Canon van Nederland. Deel B (Den Haag, 2006). ‘1566. De Beeldenstorm’, in: Entoen.nu. De Canon van Nederland. Deel B (Den Haag, 2006).
Verder lezen
Berge, M.J. van den (red.), Geschiedenis van Rijswijk (Rijswijk, 1997). Berge, M.J. van den, De oude kerk van Rijswijk. Geschiedenis van een dorpskerk (Rijswijk, 1988). Gout, M. en Verschuyl, M.A., Ontmoeting bij de Hoornbrug (Rijswijk, z.j.). Neve, R.G. de, De H. Bonifatiusparochie. Het Roomse leven in Rijswijk door de eeuwen heen (Rijswijk, 1998). Kwakernaak, A., Vijfenzestig jaar verzamelen. De collectie van het Museum Rijswijk (Rijswijk, 2006)
VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 43
ga naar begin
44 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
ga naar inhoudsopgave
6. De Opstand
1568 Begin Tachtigjarige Oorlog
In 1568 kwam Willem van Oranje tegen de Spaanse koning in verzet. Rijswijk had de eerste jaren veel te lijden onder de oorlog. Rondzwervende soldaten bedreigden de inwoners en stalen geld om drank
1573 Spaanse soldaten in Rijswijk
te kopen. In 1573 en 1574 werden Spaanse soldaten ingekwartierd in het dorp. Er was te weinig voedsel
1574 Valdez afgevoerd
voor zoveel mensen. Vee werd ontvreemd en akkers geplunderd. Ook nadat de soldaten zich hadden teruggetrokken, bleef het onrustig. De Nederlandse troepen die het dorp moesten beschermen, bleken net zo erg als de Spanjaarden. Driekwart van de Rijswijkers ontvluchtte in deze periode het dorp. < Willem van Oranje
1578 Vertrek laatste Spaanse soldaten uit Rijswijk
VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 45
Het ontzet van Leiden in ‘vogelperspectief’. Van links naar rechtsboven de Vliet. Goed is te zien welk gebied onder water stond.
ga naar begin
In 1568 opende Willem van Oranje de aanval op de koning van Spanje. De gruwelijke wijze waarop Philips II protestanten uit de weg ruimde, maakte dat de Prins van Oranje zijn vroegere heer niet meer kon dienen. Hij bepleitte godsdienst- en gedachtevrijheid, terwijl Philips II alle andersdenkenden naar de brandstapel afvoerde. De Spaanse koning stuurde daarop een groot deel van zijn leger naar de noordelijke Nederlanden, om die afvallige ketters een lesje 46 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
te leren. De Tachtigjarige Oorlog was nu echt begonnen. Vooral de eerste jaren had Rijswijk flink te lijden onder de strijd. In het begin van de oorlog werd niet heel de tijd gevochten. Als er geen veldslag bezig was, zwierven de soldaten maar wat rond in de omgeving. Met diefstal vulden ze hun karige salaris aan. Niet alleen Spaanse soldaten stonden overigens slecht bekend. Het Staatse (Nederlandse) leger was net zo berucht. Het bestond voornamelijk uit
ga naar inhoudsopgave
Maar de schrik zat er goed in bij de Rijswijkers. Omdat ze steeds vaker lastig gevallen werden door loslopende soldaten, besloten ze om de beurt de wacht te houden. De Oude Kerk deed dienst als uitkijkpost. Zodra er ongure lieden in beeld kwamen, luidde de wachter de klokken. Dat was het teken dat de inwoners zichzelf, hun kinderen en bezittingen in veiligheid moesten brengen. Het was een angstige tijd. Daarbij kwam dat de winters tussen 1564 en 1572 heel koud waren, wat extra honger en armoede veroorzaakte.
Maurits - Willem van Oranje - Frederik Hendrik. huursoldaten, die in dienst waren gegaan om het geld, en niet uit idealisme. Hun loon verdween meestal onmiddellijk in de plaatselijke café’s. Drinken was een geliefd tijdverdrijf onder de militairen.
D
De inkwartieringen betekenden een tijd van doffe ellende
In Rijswijk kon men daar over meepraten. Zo werd één van de inwoonsters gedwongen aan de soldaat Gijsbrecht Gijsbrechtsz. en zijn drie vrienden geld te geven zodat zij zich konden bezatten. Kennelijk vonden ze dat de vrouw niet diep genoeg in de buidel had getast, want als dank staken ze haar in de arm en vernielden ze haar meubilair. Gijsbrechtsz. werd zwaar gestraft voor zijn gedrag. Na nog een paar van dit soort akkefietjes eindigde hij op het schavot in Den Haag, waar hij werd onthoofd.
Het leven werd in 1573 nog moeilijker. Dat jaar vielen de Spanjaarden Leiden aan. De gehate soldaten van de bevelhebber Valdez werden in Rijswijk ingekwartierd. Om de inwoners gunstig te stemmen over deze invasie, kondigde de veldheer bij aankomst een algemeen pardon af. Alle misdaden die eerder door inwoners van Rijswijk waren gepleegd, zouden vergeven en vergeten worden. Daar zat men in Rijswijk helemaal niet op te wachten. Nu liepen alle criminelen weer vrij rond! De inkwartieringen betekenden een tijd van doffe ellende. Er was veel te weinig voedsel voor zoveel mensen, waardoor de Spaanse bezetter besloot de graanhandel aan banden te leggen. De bakker mocht zelfs geen koekjes meer bakken. De hele oogst moest worden gebruikt om het leger te voeden. De honger werd nog verergerd doordat veel akkers tijdens de oorlog ongebruikt bleven liggen. De boeren durfden uit angst voor de soldaten niet meer te gaan zaaien. Ondertussen werden de paarden gestolen, vee meegepikt en huizen in brand gestoken. Veel mensen ontvluchtten het dorp. Van de zeshonderd VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 47
ga naar begin
De Hertog van Alva.
In 1574 zette legeraanvoerder Valdez zijn zinnen op Delft. Hij liet zijn mannen nieuwe schansen opwerpen bij de Hoornbrug, Sion en Den Hoorn. Weer werden soldaten bij boeren en burgers ondergebracht, waardoor hun leven totaal in de war raakte. De mensen durfden hun spullen geen seconde alleen te laten, uit angst dat hun ‘gasten’ ermee vandoor gingen. Sommigen dachten slim te zijn. Eén Rijswijker verstopte 1200 zilveren munten in tinnen kannen en begroef die in de grond. De soldaten kregen zijn geld inderdaad niet te pakken, maar de eigenaar zelf heeft het ook nooit meer opgehaald. Pas in 1978 kwam de spaarpot aan het licht. Het enige voordeel van de Spaanse bezetting was dat het in Rijswijk wat aangenamer ging ruiken, want het huisvuil moest van Valdez iedere donderdag opgehaald worden. In 1574 was de pest uitgebroken in Den Haag en de veldheer hoopte door deze hygiënemaatregel zoveel mogelijk soldaten te behouden voor de strijd. Ondanks dat mislukte zijn poging om Delft in te nemen. Er werden wat gevechten geleverd bij de Geestbrug, maar zonder het gewenste resultaat.
O
mensen die bij het uitbreken van de strijd in Rijswijk woonden, waren er in 1573 nog maar 252 over. Er was maar een klein groepje dat beter werd van de oorlog. De kroegbaas Cornelis Claeszoon Dorst verkocht bijvoorbeeld heel wat extra pullen bier aan de vijand. 48 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
Om de inwoners te beschermen werden in Rijswijk Staatse troepen gestationeerd
Als extra tegenvaller voor Valdez sloegen zijn soldaten, die al maanden geen loon hadden gekregen, aan het muiten. Eind 1574 voerden
ga naar inhoudsopgave
de Spanjaarden hun oude bevelhebber als gevangene af. Maar rustig werd het daarmee nog lang niet in het dorp. Er doken steeds weer Spaanse dieven op. Om de inwoners tegen hen te beschermen, werden in Rijswijk Nederlandse (Staatse) troepen gestationeerd. Die bleken geen haar beter dan hun Spaanse collega’s. Ze roofden er op los. En voor deze ‘bescherming’ moest het arme dorp ook nog eens betalen! In 1578 vertrokken de laatste soldaten uit het dorp. Het zou nog lang duren voor al de vernielde boerderijen en huizen weer waren opgebouwd. Tot 1648 bleven er verplichte vastendagen, omdat er te weinig voedsel was. De oorlog was niet onopgemerkt aan Rijswijk voorbijgegaan.
Verband met de nationale canon
‘1533-1584. Willem van Oranje. Van rebelse edelman tot ‘vader des vaderlands’’ in: Entoen.nu. De Canon van Nederland. Deel B (Den Haag, 2006).
Verder lezen
Moerman, J.W., Klooster, buitenplaats en tuinbouwgebied. De rijke historie van het Rijswijkse Sion (Rijswijk, 1996). Vliet, A.P. van, ‘Rijswijk tijdens de beginjaren van de Tachtigjarige Oorlog’, in: Kroniek. Orgaan van de Historische Vereniging Rijswijk 1989/1 (Rijswijk, 1989). Kuijl, H. van der, ‘De muntvondst bij de Schaapweimolen’, in: Historische Vereniging Rijswijk Jaarboek 1996 (Rijswijk, 1996).
VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 49
ga naar begin
50 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
ga naar inhoudsopgave
7. R e d e r i j k e r s k a m e r s
± 1480-1500 Eerste rederijkers ± 1560 Rijswijkse rederijkers op landjuweel in Gouda
Aan het einde van de vijftiende eeuw ontstonden de rederijkerskamers. De leden voerden toneelstukken op, maakten muziek, zongen liederen en droegen gedichten voor op plaatselijke kermissen en feesten. Ook waren er wedstrijden tussen de verschillende kamers. In het begin hadden de teksten een religieus karakter. Later leverden de rederijkers kritiek op de
maatschappij. Mede dankzij de uitvinding van de boekdrukkunst zijn veel teksten bewaard gebleven. Rijswijk heeft twee rederijkerskamers gehad, die vaak te maken kregen met censuur.
< Blazoen
1611 Hof van Holland dreigt Rijswijkse rederijkers met boetes 1621 Censuur op Rijswijkse rederijkers 1643 Rijswijk organiseert rederijkersfeest 1671 Rijswijkse rederijkers in Honselersdijk 1676 De Anemybloem doet mee aan wedstrijd in Rijswijk 1677 Rijswijkse rederijkers op feest in Den Hoorn 1701 Rijswijkse rederijkers in Hazerswoude 1705 Rijswijkse rederijkers in Schiedam Begin 18e eeuw De Willighe Rijsen en De Anemybloem opgeheven VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 51
ga naar begin
Aan het einde van de vijftiende eeuw ontstonden de rederijkerskamers. Dit waren plaatselijke verenigingen voor mensen die in hun vrije tijd graag iets creatiefs deden. De leden voerden toneelstukken op, maakten muziek, zongen liederen en droegen zelfgemaakte gedichten voor. Vooral in Brabant, Zeeland en Holland was een feest of kermis niet compleet zonder een optreden van de rederijkers. In de vijftiende eeuw hadden de opvoeringen vooral een christelijk karakter. Tijdens de zestiende eeuw kwam hier verandering in. Veel rederijkerskamers leverden toen juist kritiek op de maatschappij en haar religieuze wetten.
Voorstelling door de rederijkers in Rijswijk.
Iedereen die wilde, kon zich aansluiten bij de rederijkers in zijn dorp of stad, al was het handig als de aspirant-leden over voldoende taalgevoel beschikten. Het was bij aanmelding belangrijk de reglementen te bestuderen. De rederijkers moesten deze voorschriften strikt naleven, anders dreigde er een boete. Zelfs de manier waarop een gedicht geschreven diende te worden, was op papier vastgelegd. Het niveau van de rederijkerskamers verschilde per plaats. Sommige leden zagen het schrijven en dichten puur als hobby. Maar er waren ook echte talenten bij. De beroemde Gerbrand Adriaensz. Bredero, Roemer Visscher, Pieter Cornelisz. Hooft en Joost van den Vondel waren bijvoorbeeld allemaal lid van de Amsterdamse rederijkerskamer ‘de Eglantier’. Mede dankzij de uitvinding van de boekdrukkunst in de vijftiende eeuw zijn hun werken bewaard gebleven.
52 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
ga naar inhoudsopgave
Blazoen van de Rijswijkse Rederijkerskamer ‘De Willighe Rijsen’. VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 53
Jan Steen: Tafereel van een Rederijkerskamer (misschien Warmond). De figuur linksbeneden leest een referein voor. De factor (rechts) luistert. De vrolijke kwast rechtsboven lijkt Jan Steen zelf te zijn.
ga naar begin
54 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
ga naar inhoudsopgave
De organisatie van de rederijkerskamers was heel professioneel. Elke vereniging had een deken (voorzitter), een penningmeester, vaandeldragers, dragers van het blazoen (een houten wapenschild) en een factor. Hij was de regisseur en hoofdschrijver. Maar misschien was de zot wel het belangrijkst. Dit was een nar, die onder het mom van een grap kritiek op de samenleving leverde. Meestal waren belangrijke ambtsdragers het mikpunt van zijn spot. Zij zagen die vervelende zot liever gaan dan komen. Maar de toeschouwers vonden het prachtig. De zot was de grote publiekstrekker! Het was wel oppassen geblazen met grappen maken. Met name tijdens de Spaanse overheersing in de zestiende eeuw kon een relatief onschuldige opmerking je letterlijk de kop kosten. Dat ondervond de schoenmaker Heyndrik Adriaensz, factor van de rederijkerskamer ‘de Pellicaen’ uit Haarlem. In een van zijn gedichten durfde hij ‘papen’ als ‘apen’ te omschrijven. Alva, aangesteld door Philips II om de ketterse Nederlanden te onderwerpen, kon er de humor niet van inzien. De rederijker had met zijn tekst duidelijk geprobeerd de rooms-katholieke kerk belachelijk te maken, dus kreeg hij een passende straf. In 1568 eindigde de dichter aan de galg. De activiteiten van de rederijkerskamers beperkten zich niet tot optredens in het eigen dorp alleen. Er werden ook wedstrijden georganiseerd tussen verschillende kamers, de zogenaamde landjuwelen. Op deze feesten probeerden de rederijkers elkaar te imponeren met de mooiste liedjes over een opgegeven onderwerp. Ook konden punten worden gescoord met refereinen. Dit waren gedichten waarbij aan het eind van elk couplet dezelfde
zin terugkwam. De acteurs voerden verder een zinnespel op, een toneelvorm waar de stichtelijke boodschap duimendik bovenop lag. En het improvisatievermogen werd getest met het kniewerk, een soort voorloper van de moderne rap. Bij dit onderdeel verzonnen de deelnemers ter plekke een gedicht. Door de snelheid waarmee het vers in elkaar moest worden geflanst, ontstonden vaak hilarische teksten. Het heette kniedicht omdat het werd geschreven op een papiertje op de knie. Niet elke bijdrage aan de landjuwelen was even goed, maar soms zaten er echt literaire uitschieters bij. Twee winnende toneelstukken hebben de afgelopen eeuwen overleefd: Elckerlijc en Mariken van Nieumeghen. Ook Rijswijk had creatieve inwoners. In 1546 werden de Rijswijkse rederijkers al genoemd als deelnemers aan een wedstrijd in Gouda. Hun vereniging heette ‘De Willighe Rijsen’, wat waarschijnlijk iets betekende als ‘de wilgen
B
Bespotte ambtsdragers zagen de zot liever gaan dan komen
groeien’. De meeste rederijkerskamers hadden een naam waarin een bloem, of in dit geval een boom verwerkt was. Iedere vereniging had een eigen wapenschild, dat een blazoen werd genoemd. Het Rijswijkse blazoen is bewaard gebleven. Aan de zijkanten van het schild staan de letters W en G en in het midden staat de figuur van Christus, na VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 55
ga naar begin
Uitnodiging om deel te nemen aan het Rijswijkse Rederijkersfeest van 1643.
G zijn nog wel te verklaren. Het motto van de Willighe Rhijsen was “Wij Rijsen Geneucht”, wat zoveel betekent als ‘wij bevorderen plezier’. Maar de afbeelding van de Christusfiguur is moeilijker uit te leggen. Waarschijnlijk staat het plaatje symbool voor ‘rijzen’ in de zin van opstaan. Dat zou de rebus compleet maken. Misschien was er zelfs een dubbele betekenis en werd er ook bedoeld dat de mens na de opstanding verlost was van de erfzonde, waarna er weer gelachen kon worden?
de kruisiging. Op het eerste gezicht een wat treurig embleem voor een genootschap dat voor de vrolijke noot moet zorgen op feesten en partijen. Waarom dan toch deze afbeelding? De W en de 56 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
Van plezier was overigens niet altijd sprake. De ironische teksten van de Rijswijkse kunstenaars maakten heel wat los. Dit bleek weer eens in 1611. Het Hof van Holland, het hoogste gerechtshof in het gewest, had er lucht van gekregen dat de rederijkers een stuk gingen spelen op de Rijswijkse kermis. Ze waren als de dood dat daarin de spot zou worden gedreven met de staat, de kerk of ‘personen in het algemeen’. Het Hof beval snel per brief dat het hele script van tevoren door hen moest worden goedgekeurd. Als de rederijkers bij het optreden van de afgesproken tekst afweken, dan stond hen een torenhoge boete te wachten. Van dichterlijke vrijheid moest men niet veel hebben.
ga naar inhoudsopgave
Het was niet de eerste en zeker niet de enige keer dat de Rijswijkse rederijkers in aanvaring kwamen met het Hof van Holland. Aan de lopende band kreeg het Hof bezoek van verontwaardigde gereformeerde predikanten, die zich beklaagden over de
P
Predikanten waren boos, omdat de rederijkers hen op de hak namen
opgevoerde toneelstukken. De klachten waren steeds hetzelfde: Mannen hoorden niet in vrouwenkleren op te treden, toneel had een heidense oorsprong en was pure geldverspilling. Bovendien interpreteerden de rederijkers de Bijbel soms expres verkeerd
en namen ze de kerk niet serieus. Maar de geestelijken waren vooral boos omdat de Rijswijkse kamer hen zélf regelmatig op de hak nam. Het Hof van Holland kon weinig anders doen dan de predikanten zuchtend hun zin geven, en regelmatig de optredens van de rederijkers verbieden. ‘De Willighe Rijsen’ hield de Haagse heren flink bezig. Om voor eens en altijd van het gezeur af te zijn, besliste de baljuw van Rijswijk in 1621 dat het voortaan per definitie verboden was om op te treden zonder toestemming vooraf. Bij overtreding zou alle toneelkleding zonder pardon worden afgenomen en verkocht. Ondanks de censuur, ontstond er in Rijswijk toch nog een tweede rederijkerskamer, ‘De Anemybloem’. Aan het begin van de achttiende eeuw verdwenen de Nederlandse rederijkerskamers een voor een. Ook de Rijswijkse rederijkers hielden ermee op.
Verband met de nationale canon
‘Ca. 1450. Boekdrukkunst. Revolutie in reproductie’, in: Entoen.nu. De Canon van Nederland. Deel B (Den Haag, 2006).
Verder lezen
Boheemen, F.C. van en Heijden, Th.C.J. van der, ‘‘Wij Rijsen Gheneucht’. Brokstukken uit de geschiedenis van de Rijswijkse rederijkers in de 16e en 17e eeuw’, in: Kroniek. Orgaan van de Historische Vereniging Rijswijk 1985/5 (Rijswijk, 1985). Grootes, E.K., ‘Het rijke literaire leven. Hollandse hegemonie in de letteren en de verwoording van een Hollandse identiteit’, in: Nijs, T. de en Beuker, E. (red.), Geschiedenis van Holland 1572-1795 deel II (Hilversum, 2002). Heijden, Th.C.J. van der, Boheemen, F.C. van, Ende, W.P.C. van der, Kloosterboer, A., Kwakernaak, A. en Beer, J.C. de, Van rederijkerskamer tot theater. Vijf eeuwen cultureel leven in Rijswijk (Rijswijk, 1991).
VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 57
ga naar begin
58 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
ga naar inhoudsopgave
8 . H e t Tw a a l f j a r i g B e s t a n d
Midden in de Tachtigjarige Oorlog, in de jaren
1568 Begin Tachtigjarige Oorlog
1584 Willem van Oranje vermoord
1607-1608, vonden er vredesbesprekingen plaats tussen Spanje en de Nederlandse opstandelingen.
Prins Maurits ontving de Spaanse onderhandelaars bij de Hoornbrug. In 1609 werd het Twaalfjarig
Bestand gesloten. Tijdens deze wapenstilstand ontstond er een conflict tussen
1600 Slag bij Nieuwpoort
1608 Ontmoeting Spinola en Maurits bij Hoornbrug
1609-1621 Twaalfjarig Bestand
verschillende protestantse groeperingen: de remonstranten tegen de contra-remonstranten. Haagse contraremonstranten moesten voor een jaar naar Rijswijk
1615/1616 Strijd remonstrantencontra-remonstranten in Den Haag
uitwijken.
< Spinola arriveert in Rijswijk
1619 Onthoofding Johan van Oldenbarnevelt
VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 59
ga naar begin
Ontmoeting Maurits - Spinola 1608. Onder leiding van Willem van Oranje probeerden de Nederlanden zich los te maken van de Spaanse overheerser. Koning Philips II was hiervan niet gediend. Hij loofde 25.000 gulden uit voor degene die zijn rivaal om zeep zou helpen, een heel hoog bedrag voor die tijd. De oproep bleef niet zonder gevolgen. Op 10 juli 1584 werd Willem van Oranje door Balthasar Gerards in het Delftse Prinsenhof doodgeschoten. Gerards heeft niet van zijn beloning kunnen genieten. Onmiddellijk na 60 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
de moord werd hij gegrepen. Kort daarop volgde een proces, waarbij de moordenaar herhaaldelijk op de pijnbank kwam te liggen. Na drie dagen te zijn gemarteld, werd Gerards op gruwelijke wijze terechtgesteld. Na de dood van Willem van Oranje werd zijn oudste zoon Maurits Stadhouder van Holland en Zeeland en later van heel Nederland, dat toen de “Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden” heette. Hij was nog maar
ga naar inhoudsopgave
Ontmoeting Maurits - Spinola 1608. achttien jaar oud. Hoewel hij minder bekend is geworden dan zijn vader, heeft Prins Maurits veel betekend voor ons land. Op het moment dat hij aan de macht kwam, bevond de Republiek zich nog midden in de Tachtigjarige Oorlog tegen Spanje. De strijd zou van 1568 tot 1648 duren. Maurits was tijdens de oorlog veertig jaar lang opperbevelhebber van het leger. Hoewel de naam anders doet vermoeden, werd er niet tachtig jaar non-stop gevochten. Rond 1605 werd duidelijk dat de strijd meer kostte dan er geld in de staatskas zat. Het leger kon
niet meer worden betaald en nieuwe wapens bleken te duur. Maurits wilde desondanks doorvechten, maar de raadspensionaris dacht daar anders over. Onder druk van deze Johan van Oldenbarnevelt besloten de StatenGeneraal met de vijand te gaan praten over vrede. Dat kwam de Spanjaarden niet slecht uit, want ook in hun kamp kwam de bodem van de schatkist in zicht. Door financiële tekorten waren er aan Spaanse zijde al eens 4000 huursoldaten aan het muiten geslagen. Vredesonderhandelingen waren onvermijdelijk, voor beide partijen. VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 61
ga naar begin
De besprekingen vonden plaats in Den Haag. Het was bij een bezoek van hoge buitenlandse bezoekers gebruikelijk dat Maurits de gasten opwachtte bij de Hoornbrug in Rijswijk, om vanaf daar samen verder te reizen naar het Binnenhof. De gezanten kwamen bij zo’n ontmoeting meestal per boot aan vanuit de richting van Delft en het Nederlandse welkomstcomité arriveerde
Ondanks alle pracht en praal zal de begroeting tussen Maurits en Spinola niet erg hartelijk zijn geweest. Liever dan gebroederlijk naast hem in een koets te zitten, had Maurits hem (én zijn leger) een kopje kleiner gemaakt. De vredesonderhandelingen verliepen dan ook niet
Prins Maurits. 62 V E R H A L E N
VA N
per koets vanuit Den Haag. Op de molen bij de Hoornbrug stond iemand op de uitkijk, met een vlag in de hand. Door er op een bepaalde manier mee te zwaaien werden signalen aan de schipper gegeven om iets sneller of juist iets langzamer te varen, zodat de boot precies gelijk met de koets bij de brug aankwam. Op die manier hoefde geen van de partijen op elkaar te wachten, wat immers de indruk zou kunnen wekken dat de één belangrijker was dan de ander. De afspraak tussen de Spaanse veldheer Spinola en Maurits stond gepland op 1 februari 1608. De winter dat jaar was heel streng en op de Vliet lag een dikke laag ijs. Van een aankomst per boot kon geen sprake zijn. De Spaanse afgevaardigden trokken dus hun warmste jassen aan en reisden in sledes over de bevroren rivieren naar Rotterdam, van waaruit de delegatie verder per koets richting Rijswijk reed. De aankomst was spectaculair. De Spaanse gezanten hadden alles uit de kast gehaald om er zo imposant mogelijk uit te zien. Zij dienden ten slotte als visitekaartje voor hun land en wilden graag etaleren hoeveel macht Spanje had. De mooiste kleding en de beste paarden waren geregeld. In Rijswijk wachtte men al dagen met spanning op de ontmoeting tussen Spinola en Maurits. Heel het dorp stond langs de kant van de weg, om geen moment te hoeven missen van de aankomst van de Spaanse bevelhebber en zijn gevolg van 150 edellieden.
RIJSWIJK
ga naar inhoudsopgave
en de protestanten afgespeeld. Nu ontstond er ruzie tussen de protestanten onderling. Er vormden zich twee kampen. De ene groep was er van overtuigd dat je een plekje in de hemel kon verdienen, door God in je leven te aanvaarden en een vroom bestaan te leiden. De mens had dus invloed op zijn lot, want iedereen mocht zelf kiezen of hij God al dan niet wilde toelaten. De mensen die geloofden in deze vrije wil, noemden zichzelf remonstranten. Zij lieten zich inspireren door de Leidse hoogleraar Jacobus Arminius. Het andere deel van de protestanten had een strengere visie. Zij hingen de ‘predestinatieleer’ aan. Bij de geboorte zou God al weten of iemand voorbestemd was om naar de hemel te gaan of niet. De mens had geen enkele invloed op die beslissing, alles lag van tevoren vast. Deze mensen kregen de naam contra-remonstranten. Hun voorman was de hoogleraar Franciscus Gomarus.
Spinola.
E
erg succesvol. Na veel geharrewar werd besloten de wapens voor twaalf jaar neer te leggen. Tussen 1609 en 1621 mochten de partijen even op adem komen. Het Twaalfjarig Bestand bracht niet alleen rust en vrede. Doordat de oorlog tijdelijk gestaakt werd, hadden de mensen weer tijd om zich met andere zaken bezig te houden. Godsdienst bijvoorbeeld. Een eeuw eerder had de religieuze strijd zich voornamelijk tussen de katholieken
Elke zondag liep dominee Roseus vanuit De Haag naar de kerk in Rijswijk, samen met 600 aanhangers
Het conflict liep hoog op. Zo hoog, dat predikanten uit de verschillende groepen de preekstoel gebruikten om elkaar ervan te beschuldigen een ‘dwaalleer’ te verkondigen. Dat gebeurde ook in Den Haag, waar de contraremonstrantse dominee Roseus om de week dienst deed in de Grote Kerk. Hij raadde de toehoorders aan niet meer naar de diensten van de andere, remonstrantse dominee te gaan. VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 63
ga naar begin
64 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
ga naar inhoudsopgave
VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 65
ga naar begin
Vuurwerk en kanonschoten bij de Hofvijver ter gelegenheid van de tot standkoming van het Twaalfjarig Bestand. Remonstranten mochten zelfs niet meer gedag gezegd worden op straat. Dit ging de overheid te ver. Op deze manier werd de eenheid van de Republiek bedreigd, en een burgeroorlog was wel het laatste waarop men zat te wachten. Dominee Roseus met zijn opruiende taal werd uit de Haagse kerk gezet. Uiteraard liet een overtuigd contra-remonstrant als Roseus zich niet zomaar uit het kerkelijk leven verbannen. Al had hij een preekverbod, hij moest en zou wél naar de zondagse dienst toe. 66 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
Halve daalder, geslagen door de stad Deventer, ter viering van het Twaalfjarig Bestand (1609).
ga naar inhoudsopgave
In Den Haag kwam hij er niet meer in, maar in Rijswijk bleek hij welkom. Vanaf begin 1616 liep hij elke zondag 3,5 kilometer heen en 3,5 kilometer terug, om in het Rijswijkse kerkje naar de preek te luisteren. Tijdens de wandeling hoefde hij zich niet te vervelen. Zeshonderd trouwe aanhangers liepen een jaar lang elke week met hun dominee mee. De wegen waren vaak modderig, dus hun kleding zag er bij aankomst niet meer zo schoon uit. Dat leverde hen de bijnaam ‘slijkgeuzen’ op. Naar schatting was driekwart van de Rijswijkers katholiek gebleven. Zij vonden de wekelijkse intocht van de contra-remonstranten wel vermakelijk. Bij wijze van welkom stonden zij langs de route om de devote wandelaars hardop uit te lachen. De Rijswijkse kerkgangers moeten zich een ongeluk geschrokken zijn, de eerste keer dat de hele Haagse delegatie de kerk binnenstroomde.
Normaal gesproken zat er maar een handjevol mensen in de banken, maar nu werd het dringen voor een plekje. De ouderlingen waren heel blij met de toestroom van gelovigen. Meer mensen, betekende meer geld in de collectezak. Enkelen konden niet goed met dit buitenkansje omgaan. Zij werden ervan verdacht behoorlijk wat Spaanse wijn en ander lekkers van de extra opbrengst te hebben gekocht. Bij het opmaken van de kas aan het eind van het jaar zat er in elk geval niet veel meer geld in dan voorheen het geval was. Na een jaar mocht Roseus weer als dominee terugkeren naar Den Haag. De kust was veilig. Prins Maurits had zich openlijk uitgesproken als voorstander van de contra-remonstranten. De predikant en zijn gemeenteleden hoefden op zondag geen lange wandelingen meer te maken. De Rijswijkers konden weer wat ruimer zitten en de zondagsrust keerde terug.
Verband met de nationale canon
‘1533-1584. Willem van Oranje. Van rebelse edelman tot ‘vader des vaderlands’’, in: Entoen.nu. De Canon van Nederland. Deel B (Den Haag, 2006). ‘1588-1795. De Republiek. Een staatkundig unicum’, in: Entoen.nu. De Canon van Nederland. Deel B (Den Haag, 2006).
Verder lezen
Berge, M.J. van den (red.), Geschiedenis van Rijswijk (Rijswijk, 1997). Chandali, R., ‘Ontmoeting tussen Maurits en Spinola in Rijswijk’, in: Kroniek van de Historische Vereniging Rijswijk 1988/3 (Rijswijk, 1988). Gout, M. en Verschuyl, M.A., Ontmoeting bij de Hoornbrug (Rijswijk, z.j.). Poortier, R., ‘Roseus en de Rijswijck-Loopers. De dorpskerk van Rijswijk als toevluchtsoord voor Haagse slijkgeuzen (1616-1617)’, in: Historische Vereniging Rijswijk Jaarboek 2005 (Rijswijk, 2005). Wijsenbeek, Th. (red.), Den Haag. Geschiedenis van de stad (2). De tijd van de Republiek (Zwolle, z.j.).
VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 67
ga naar begin
68 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
ga naar inhoudsopgave
9. Prins Maurits
Ca. 1580 Margaretha van Mechelen geboren
Prins Maurits bouwde aan het begin van de zeventiende eeuw
1599 Maurits koopt stal in Rijswijk
een stal in de Herenstraat, waar hij zijn paarden en exotische dieren onderbracht. Elke dag kwam hij naar Rijswijk
1600 Slag bij Nieuwpoort
toe, ook omdat zijn vriendin Margaretha van Mechelen daar woonde. Zij trouwden niet, want Margaretha was katholiek
1609-1621 Twaalfjarig Bestand
en Maurits protestant. Tijdens het Twaalfjarig Bestand kreeg Maurits een conflict met Johan van Oldenbarnevelt.
1619 Executie Johan van Oldenbarnevelt
Maurits liet hem onthoofden. De aanhangers van de raadspensionaris bedachten in een Rijswijkse herberg een plan om de Prins te vermoorden, maar het complot lekte voortijdig uit. Maurits bleef in leven en de samenzweerders
1623 Aanslag op Maurits, (o.a.) Reinier van Oldenbarnevelt terechtgesteld
werden geëxecuteerd. < Maurits
1625 Maurits overlijdt
VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 69
ga naar begin
Het leven bestaat niet uit werken alleen, dat gold ook voor de zeventiende eeuw. Zelfs een drukbezette man als Prins Maurits van Oranje had een privé-leven. In zijn vrije uren hield Maurits zich het liefst bezig met twee dingen: paarden en vrouwen. Beiden waren in Rijswijk te vinden. Rond 1599 kocht Prins Maurits een paardenstal vlakbij de Oude Kerk, op de hoek waar nu de Tollensstraat en de Herenstraat elkaar kruisen. Toen was dit de rand van het dorp. Vanuit de stallen liep je zo de weilanden in.
N
Naast zijn stal had Maurits nog een goede reden om Rijswijk te bezoeken: zijn vriendin Margaretha
De Rijswijkse stal was niet bedoeld voor de gewone rijpaarden van de Prins, die stonden in Den Haag. In de stoeterij stonden fokpaarden en de paarden die Maurits cadeau had gekregen. Dat waren er zoveel, dat Maurits de stal in 1618 uitbreidde tot er meer dan honderd dieren in pasten. De prins bewaarde in Rijswijk ook zijn exotische vogels, die in de zeventiende eeuw als een bijzonder presentje werden meegebracht door rijke relaties. Zo was er in de stal een stuk gereserveerd voor zijn kasuarissen, een vogelsoort uit Indië die 165 centimeter hoog kan worden. Zijn eerste kasuaris kreeg Maurits in 1614 cadeau van de VOC (de Verenigde
70 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
Eén van Maurits’ Kasuarissen. Links de kerktoren van Rijswijk. Oost-Indische Compagnie). Maar de Prins verzamelde meer dan alleen bijzondere vogels. In 1623 nam Jan Pieterszoon Coen een luipaard voor de Prins mee en later vroeg Maurits hem om een kleine olifant. Misschien dat ook deze dieren een plekje hadden in de Rijswijkse stal? Zeker is in elk geval, dat het personeel in de buurt van de stallen gehuisvest was. Gezien de hoeveelheid paarden zullen er flink wat pikeurs geweest zijn om de dieren af te richten. Verder
ga naar inhoudsopgave
liepen er stalknechten, koetsiers en palfreniers (hulpkoetsiers) rond. Om die grote verzameling personeelsleden van eten te voorzien, waren een keuken en een kok onmisbaar. Een apart deel van het 63 meter lange gebouw was voor hen gereserveerd. In het pand aan Tollensstraat 10 zijn nog resten van de personeelsvertrekken terug te vinden. Na de dood van Maurits kwamen de stallen in bezit van zijn halfbroer Frederik Hendrik. Na diens overlijden erfde zijn zoon Willem II de stoeterij. Toen ook hij een paar jaar later stierf, verkocht zijn moeder Amalia van Solms het complex in 1651. Een deel van de stallen werd omgetoverd tot een herberg, die als herinnering aan Maurits de naam “De Prins van Oranje” kreeg. Afgezien van zijn stal, had Maurits nóg een goede reden om Rijswijk regelmatig te bezoeken: zijn vriendin Margaretha van Mechelen woonde er. De Prins had voor haar een huis gekocht in de buurt van Den Haag, dicht bij zijn werk. Elke middag om drie uur vertrok hij vanuit de residentie naar Rijswijk om haar een bezoek te brengen. Samen met zijn minnares kreeg hij drie zonen, Willem, Lodewijk en Maurits. Toch zou de Prins nooit met haar trouwen. De protestantse Maurits was een tegenstander van gemengde huwelijken en Margaretha was katholiek. Een beetje raar bleef het wel; iedereen wist immers van het bestaan van Margaretha. Nog een reden – en misschien wel de echte? – van Maurits’ weigering te trouwen, was dat hij zich niet vast wilde leggen aan één vrouw. Naast de drie zonen bij Margaretha had hij nog vijf kinderen bij andere vriendinnen. Ondanks dat bleef
Margaretha van Mechelen. Margaretha van Mechelen vijfentwintig jaar lang zijn geliefde. Waar ze precies woonde is onbekend, maar waarschijnlijk was dit op één van de Rijswijkse buitenplaatsen. Niet iedereen deelde Margaretha’s sympathie voor de Prins. Tijdens zijn regeerperiode maakte Maurits ook politieke tegenstanders. Raadspensionaris Johan van Oldenbarnevelt en Prins Maurits, de twee belangrijkste mannen van de Republiek, kregen tijdens het Twaalfjarig Bestand een heftige ruzie over de politieke koers. Het stond de Prins helemaal niet aan dat Van Oldenbarnevelt hem tegensprak. Hij was doodsbang dat de eenheid VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 71
ga naar begin
De prinsen Maurits en Frederik Hendrik bezoeken met de koning en de koningin van Bohemen de kermis in Rijswijk (1625). 72 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
ga naar inhoudsopgave
VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 73
ga naar begin
Gezicht op Rijswijk. Op de voorgrond de stallen van Maurits. van het land in gevaar zou komen door dit conflict. Maurits was toch al geïrriteerd dat Van Oldenbarnevelt de toenmalige wapenstilstand er doorheen gedrukt had. Hij zelf had liever door willen vechten, dáár was hij goed in. Toen bleek dat Van Oldenbarnevelt zijn mening nooit zou bijstellen, beschuldigde de Prins zijn 74 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
Raadspensionaris van hoogverraad. In 1619 werd hij onthoofd op het Binnenhof. Deze actie veroorzaakte veel onvrede. Van Oldenbarnevelt had trouwe volgelingen, die woedend waren op Maurits over de executie. Bovendien sleepte de oorlog zich maar voort, wat handen vol geld kostte. Volgens aanhangers
ga naar inhoudsopgave
van Van Oldenbarnevelt was dat de schuld van de Prins. In 1623 besloot een aantal mannen een staatsgreep te plegen en Maurits uit de weg te ruimen. Onder hen waren twee zoons van Van Oldenbarnevelt. De samenzweerders hadden precies bedacht waar ze Maurits om zouden brengen. Iedereen wist dat Maurits elke dag om drie uur bij zijn vriendin langs ging, wat de timing van de moordaanslag gemakkelijk maakte. Op het moment dat de Prins uit zijn koets stapte, konden de moordenaars eenvoudig toeslaan. Het plan werd beraamd in de herberg Witsenburg op de hoek van de Herenstraat en de Rijswijkse weg. Hier werden ook de matrozen geronseld, die Maurits zouden vermoorden. Maar niet iedereen kon zijn mond houden. Het plan lekte al snel uit, met als eindresultaat dat in plaats van de stadhouder, de samenzweerders
H
Het conflict tussen Maurits en Johan van Oldenbarnevelt leidde tot de executie van de laatste
ter dood werden gebracht. Maurits was zich wel een ongeluk geschrokken. In zijn ogen had hij altijd zijn leven gewaagd voor het belang van de Republiek, en nu kreeg hij een moordaanslag als dank. Twee jaar later stierf hij alsnog, doodziek en zwaar teleurgesteld in zijn eigen land.
Portret van Johan van Oldenbarnevelt.
VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 75
ga naar begin
Prins Maurits op witte hengst, die is buitgemaakt op Albrecht van Oostenrijk bij de slag van Nieuwpoort 1600. 76 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
ga naar inhoudsopgave
De executie van Reinier van Oldenbarnevelt en één van zijn mede-komplotters in 1623.
Verband met de nationale canon
‘1588-1795. De Republiek. Een staatkundig unicum’, in: Entoen.nu. De Canon van Nederland. Deel B (Den Haag, 2006).
Verder lezen
Ende, W.P.C. van der, ‘Een mysterieus schilderij. Het bezoek van het Haagse hof aan de kermis en de nieuwe stallen in Rijswijk in de zomer van 1624’, in: Historische Vereniging Rijswijk Jaarboek 2001 (Rijswijk, 2001). Gerritse, A., ‘Margaretha van Mechelen. Moeder van de zonen van Prins Maurits’, in: Historische Vereniging Rijswijk Jaarboek 2001 (Rijswijk, 2001). Koot, J.M., ‘Het stallencomplex van Maurits te Rijswijk (ca. 1599-1651)’, in: Historische Vereniging Rijswijk Jaarboek 2001 (Rijswijk, 2001). Koot, J.M., ‘Van prinselijk stallencomplex naar woonwijk’, in: Historische Vereniging Rijswijk Jaarboek 2002 (Rijswijk, 2002).
VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 77
ga naar begin
78 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
ga naar inhoudsopgave
1 0. M i s d ad igers en s t r af fen
In 1870 veranderde de grondwet op een belangrijk punt. De doodstraf mocht niet meer worden opgelegd, behalve in oorlogstijd. Vóór die tijd was het heel
normaal dat misdadigers werden onthoofd of
1616 Executie van Jean de Paris
1619 (o.a.) Gillis van Ledenberg onthoofd
1623 Executie van (o.a.) dominee Slatius en Reinier van Oldenbarnevelt
opgehangen. Na de executie werden hun lijken op een galgenveld als afschrikwekkend voorbeeld tentoongesteld. In Rijswijk lag er zo’n galgenveld bij de
Trekvliet. De dode lichamen van twee personeelsleden van Prins Maurits waren hier drie jaar te zien.
< Het verhaal van ds Slatius
1870 Afschaffing doodstraf in Nederland
1983 Afschaffing doodstraf in oorlogstijd
VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 79
ga naar begin
De onthoofding van Johan van Oldenbarnevelt. Rechtsboven het galgenveld in Rijswijk. Het is nog niet zo lang geleden dat dieven en moordenaars in Nederland de doodstraf kregen. Pas in 1870 werd deze vorm van boete doen officieel afgeschaft. Toen realiseerde men zich dat rechters ook wel eens een fout maakten. Als pas na de onthoofding werd ontdekt dat de verkeerde persoon veroordeeld was, ontstond er een groot probleem. Een dode kun je immers niet meer levend maken. Dat risico durfde men niet meer te nemen. 80 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
Daarom werd besloten dat alleen in oorlogstijd de doodstraf nog opgelegd zou worden. Sinds 1983 is ook dat verboden. Vóór 1870 was het uitdelen van de doodstraf heel normaal. Nadat het vonnis was voltrokken, werden de misdadigers tentoongesteld op een galgenveld, als afschrikwekkend voorbeeld. Meestal bleven de lichamen net zo lang hangen aan een paal tot ze helemaal door de vogels waren opgegeten,
ga naar inhoudsopgave
M
Meestal bleven de lichamen net zo lang hangen aan een paal tot ze helemaal door de vogels waren opgegeten, of verteerd
of verteerd. Soms duurde dat jaren. De machthebbers wilden hiermee laten zien wat er met mensen gebeurde die de wet overtraden. Na de aanblik van zo’n gruwelijk verminkt lijk dacht je wel twee keer na voor je een brood stal. Ook in Rijswijk was er zo’n galgenveld, langs de Trekvliet. Het macabere veldje lag daar waar de Laakweg, de Rijswijkseweg en de Neherkade samenkomen. Nu zijn dat drukke verkeerswegen. In de zeventiende eeuw lag VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 81
ga naar begin
hier de weg naar Den Haag, midden tussen de weilanden. De afgetakelde lijken vormden voor de voorbijgangers geen fris gezicht, maar voor de familie van de veroordeelde was de aanblik al helemaal geen pretje. Zij probeerden vaak de lijken van het galgenveld weg te halen, om ze op fatsoenlijke wijze te begraven. Men geloofde immers dat alleen mensen die waren begraven, kans maakten in de hemel te komen. Het stelen van zo’n lijk lukte soms, maar niet altijd. Dat ondervond ook de vrouw van dominee Slatius. Haar man was in 1623 onthoofd omdat hij
in een complot zou hebben gezeten om Prins Maurits te vermoorden. Mevrouw Slatius liet het lijk ’s nachts van de galg halen om het stiekem te begraven bij de Geestbrug. Maar een stel Rijswijkse jongens had snel in de gaten
T
Tijdens de terechtstelling werd er geld opgehaald bij de toeschouwers, waar later brood van werd gekocht voor de armen
waar de dode dominee was gebleven en ze groeven hem weer op. Een dag later hing het lijk weer bij de Trekvliet. De tweede poging om het lijk te stelen was succesvoller. Deze keer begroef zijn weduwe hem verder weg, helemaal in Warmond.
De kist met het lijk van Van Ledenberg. 82 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
Het tentoonstellen van veroordeelde misdadigers gebeurde op het galgenveld bij de Trekvliet, maar het onthoofden of ophangen van mensen vond ergens anders plaats. Voor dit spektakel kon men terecht op het plein voor de kerk in de Herenstraat. De veroordeelden moesten een hele reis afleggen voor ze bij het schavot aankwamen, want Rijswijk beschikte niet over een gevangenis. De boeven zaten tot hun terechtstelling in Delft of Den Haag opgesloten. Zo’n executie werd natuurlijk niet elke dag uitgevoerd, maar als het zover was, liep heel het dorp uit. De mensen waren ook toen niet vies van sensatie. Tijdens de terechtstelling werd er geld opgehaald bij de toeschouwers, waar later
ga naar inhoudsopgave
De moord op juwelier Van Wely en de terechtstelling van de daders. brood van werd gekocht voor de armen. De één zijn dood is de ander zijn brood. Een apart geval was dat van Gillis van Ledenberg. Hij zat in de gevangenis in Den Haag voor landverraad, maar besloot zijn proces niet af te wachten: hij pleegde zelfmoord in zijn cel. Dat was niet zo’n slecht idee, want vaak werden misdadigers nog flink gemarteld voor ze terechtgesteld werden. Even leek het er op dat het galgenveld niet aangevuld zou worden. Maar de rechters besloten dat het proces toch door moest gaan, of de verdachte
nou leefde of niet. Niemand zou ontsnappen aan hun strenge oordeel! De kist met daarin het lijk van Gillis van Ledenberg werd dus op het schavot gehesen, waarna hij publiekelijk de doodstraf kreeg opgelegd. Omdat executeren niet meer hoefde, werd de doodskist gewoon in zijn geheel opgehangen op het galgenveld. Van dit rare proces werd een tekening gemaakt door Esaias van de Velde. Twee andere mannen die op het Rijswijkse galgenveld eindigden, waren Jean de Paris en zijn handlanger Jean de la Vigne. Je zou het VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 83
ga naar begin
De vierendeling in 1582 van een zekere Nicolas de Salzedo. Op vergelijkbare wijze is de moordenaar van Willem van Oranje op de markt in Delft terechtgesteld. vaste gasten kunnen noemen, want hun lijken waren minstens drie jaar op het veld te zien. Jean de Paris was een belangrijke man aan het hof van Prins Maurits. De Prins had weliswaar een vaste verloofde in Rijswijk maar hij hield er nog wat andere vriendinnetjes op na. De taak van Jean de Paris was om die vrouwen in het geheim op te halen en bij het Binnenhof af te leveren. Op zekere dag kwam er een koopman 84 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
met kostbare juwelen langs bij het hof van Prins Maurits. De Prins was echter niet thuis en Jean de Paris stond hem te woord. De Paris was erg onder de indruk van de dure spullen. Hij vroeg de koopman slinks een andere keer terug te komen, mét zijn koopwaar. De Paris noemde expres een dag waarop hij zeker wist dat de Prins er niet zou zijn. Toen de juwelier op de afgesproken datum weer verscheen,
ga naar inhoudsopgave
vermoordde Jean de Paris hem met een wapen van Maurits en pikte de juwelen in. Samen met de lijfwacht Jean de la Vigne, die hem hielp in ruil voor een deel van de buit, begroef hij de man op een vuilstortplaats. Helaas voor de beide Jeannen werd al snel duidelijk wie de moordenaars waren van de arme koopman. Voor ze het wisten waren de heren op het galgenveld in Rijswijk te bezichtigen. Gruwelijk, maar in die tijd heel gewoon.
Verband met de nationale canon
‘1848. De Grondwet. De belangrijkste wet van een staat’, in: Entoen.nu. De Canon van Nederland. Deel B (Den Haag, 2006).
Verder lezen
Berge, M.J. van den, ‘Voor galg en rad. De rechtszaak tegen Jan Meijer in 1722’, in: Kroniek van de Historische Vereniging Rijswijk 1987/1 (Rijswijk, 1987). Ende, W.P.C. van der, ‘Het galgenveld in Rijswijk’, in: Historische Vereniging Rijswijk Jaarboek 2001 (Rijswijk, 2001).
VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 85
ga naar begin
86 G E S C H I E D E N I S
VA N
RIJSWIJK
ga naar inhoudsopgave
1 1. Huis ter Nieuwburg en de Vrede van Rijswijk Frederik Hendrik bouwde in de zeventiende eeuw een paleis in Rijswijk: Huis ter Nieuwburg. Hoewel hij trots was op zijn ontwerp, verbleef hij er niet vaak. Zijn vrouw Amalia van Solms woonde liever in een van hun andere paleizen. In 1697 werden er vredesonderhandelingen gevoerd in Huis ter Nieuwburg
1630 Frederik Hendrik koopt grond in Rijswijk 1634 Huis ter Nieuwburg gereed 1647 Overlijden van Frederik Hendrik 1648 Einde van de Tachtigjarige Oorlog 1688 Begin van de Negenjarige Oorlog 1689 Groot verbond van Wenen
met gezanten uit heel Europa. Na maandenlang
1697 Vrede van Rijswijk
vergaderen kwam er een einde aan de Negenjarige
1786 Begin van afbraak Huis ter Nieuwburg
Oorlog. Ter herinnering aan de Vrede van Rijswijk kwam er een gedenknaald in het Rijswijkse bos,
1790 Sloop Huis ter Nieuwburg
op de plek waar ooit het prachtige paleis stond.
1794 Plaatsing Naald 1795 Willem V vlucht naar Engeland
< Willem III VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 87
ga naar begin
In 1630 kocht Frederik Hendrik, de zoon van Willem van Oranje, een huis in Rijswijk. Net als zoveel rijken uit de stad, voelde hij zich aangetrokken tot de rust van het platteland. Frederik Hendrik betaalde 30.000 gulden voor zijn nieuwe optrekje. De boomgaarden, plantages en de tuin kreeg hij er voor die prijs bij. Hij was overigens niet het enige Oranjefamilielid met bezittingen in Rijswijk. Halfbroer Maurits was een paar tiental jaren daarvoor begonnen met de bouw van een stal op de hoek van de Herenstraat en de Tollensstraat.
Frederik Hendrik was vooral gecharmeerd van de locatie van het huis. Over het pand zelf was hij minder te spreken. Binnen een maand na aankoop liet hij het tegen de grond slaan. Op dezelfde plek begon hij met de bouw van een paleis naar zijn eigen smaak, dat Huis ter Nieuwburg zou gaan heten. Het werd zo ontworpen dat hij vanuit de grote zaal van het paleis de torenspits van de Nieuwe Kerk in Delft kon zien de begraafplaats van zijn vader. Frederik Hendrik was zó enthousiast over zijn ontwerp, dat hij in de brieven aan zijn vriend Constantijn Huygens uitgebreid vertelde over
O
Op dezelfde plek begon hij met de bouw van een paleis naar zijn eigen smaak, dat Huis ter Nieuwburg zou gaan heten
de voortgang van de bouw. Dat is vooral apart als je bedenkt dat Frederik Hendrik die brieven vanaf zijn veldtochten stuurde. Zelfs in het heetst van de strijd zat Huis ter Nieuwburg in zijn hoofd.
Portret van stadhouder Frederik Hendrik. 88 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
Het moest dan ook een plaatje worden. Johan Maurits van Nassau, die het Mauritshuis in Den Haag liet bouwen, adviseerde bij het aanschaffen van kunst. Marmer, fonteinen en klassieke beelden werden aangerukt uit Italië. Kosten noch moeite werden gespaard. In 1634 konden de laatste schilderskwasten worden opgeborgen. Vier jaar lang was er keihard gewerkt, ook door Rijswijkse timmerlieden, aan het nieuwste optrekje van
ga naar inhoudsopgave
niet meer laten zien. Ook latere erfgenamen waren niet erg geïnteresseerd in het paleis. Uiteindelijk werd het huis aan verschillende verre familieleden verhuurd. De prachtige Franse tuin werd vereenvoudigd, om het onderhoud makkelijker te maken. Huis ter Nieuwburg, de trots van Frederik Hendrik, leek stilletjes te worden vergeten. Tot het jaar 1697.
Gezicht op Huis ter Nieuwburg. Frederik Hendrik en Amalia van Solms. Je zou verwachten dat het paar dolblij de verhuisdozen uit de kast haalden, maar dát was niet het geval. Integendeel. Ze brachten nauwelijks tijd door in hun prachtige buitenhuis. Frederik Hendrik had een druk bestaan als stadhouder, kapitein- en admiraal-generaal en was veel op reis. Amalia verbleef dan liever in Paleis Noordeinde of in het speciaal voor haar gebouwde Huis ten Bosch. In 1647 overleed Frederik Hendrik. Huis ter Nieuwburg was nu van zijn zoon Willem II. Amalia mocht het huis gedurende de rest van haar leven blijven gebruiken, maar heeft zich er
In de tweede helft van de zeventiende eeuw volgde de ene oorlog op de andere in Europa. Koning Lodewijk XIV wilde niets liever dan zoveel mogelijk gebiedsuitbreiding van Frankrijk. Maar hij was niet de enige machtige man in Europa met ambities. Eén van zijn rivalen was Leopold I, keizer van het Duitse Rijk én heerser over Oostenrijk. En niet te vergeten Willem III van Oranje, die zich naast stadhouder in Nederland ook koning van Engeland mocht noemen. De verschillende grootmachten vlogen elkaar voortdurend in de haren. Na het overlijden van de keurvorst van het Duitse Palts probeerde Lodewijk onmiddellijk dit stuk land aan zijn eigen rijk toe te voegen. Dat plan pakte anders uit dan hij verwachtte. De Fransen probeerden het Duitse gebied te veroveren met buitengewoon veel geweld. De VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 89
ga naar begin
De onderhandelaars komen aan bij het Huis ter Nieuwburg. bevolking werd op brute wijze afgemaakt. De Europese buurlanden, toch al geen vrienden van Lodewijk, waren woedend over deze slachtpartij. De maat was vol. Frankrijk moest gestopt worden! 90 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
Willem III bedacht een plan. In 1689 werd het Groot Verbond van Wenen gesloten, tussen Engeland, de Republiek, Duitsland en een aantal kleinere staatjes. Later kwam ook Spanje daar nog bij. De landen van het Verbond openden
ga naar inhoudsopgave
gezamenlijk de aanval op het almaar groter wordende Frankrijk. De oorlog was begonnen. Het zou een lange en wrede strijd worden. Pas negen jaar later was de tijd rijp voor vredesbesprekingen. Er moest daarbij wel voorzichtig gehandeld worden. De wonden
waren nog vers. Eén verkeerd woord zou roet in het eten kunnen gooien en de oorlog opnieuw doen oplaaien. Het was heel belangrijk dat elke partij zich voldoende gerespecteerd voelde. De één mocht niet belangrijker lijken dan de ander. VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 91
Allegorisch ruiterportret van Willem III naar aanleiding van de Vrede van Rijswijk.
ga naar begin
92 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
ga naar inhoudsopgave
Voor de onderhandelingen werd daarom gezocht naar een symmetrisch gebouw. Alle partijen konden dan in een zelfde soort ruimte verblijven en niemand hoefde zich achtergesteld te voelen. Het bleek nog niet eenvoudig zo’n locatie te vinden. Tot iemand het al half vergeten Huis ter Nieuwburg noemde. Met die keus kon iedereen instemmen. Er volgden drukke weken in Rijswijk. Voordat de onderhandelaars van de verschillende landen aankwamen moest er nog flink wat gesleuteld worden aan het buitenhuis. Er kwamen een paar nieuwe ingangen en er werden
I
In de zaal waar de vredesbesprekingen zouden worden gehouden stond een kring van stoelen. De tafel was verwijderd, zodat er niemand aan het hoofd kon zitten
extra bruggen aangelegd. Alle maatregelen waren erop gericht om de gelijkheid van alle partijen te benadrukken. In de zaal waar de vredesbesprekingen zouden worden gehouden stond een kring van stoelen. De tafel was verwijderd, zodat er niemand aan het hoofd kon zitten. Toen aan alle ceremoniële voorwaarden was voldaan, begon het echte werk. De gezanten waren welkom in Rijswijk! Alle inwoners stonden langs de kant van de weg om het buitenlandse bezoek te bekijken. Mannen met kleurrijke kleren en hoge pluimen
op de hoeden reden via de Hoornbrug over de Zandweg (nu de Van Vredenburchweg) naar het voormalige paleis van Frederik Hendrik. Sommige koetsen werden wel door zes paarden getrokken. De Rijswijkers keken hun ogen uit. Zo’n parade kwam niet elke dag door het boerendorp. En later dat jaar werd het nóg gekker. Na alle Europese gezanten was het nu de beurt aan Tsaar Peter de Grote van Rusland om met zijn gevolg door de straten van Rijswijk te rijden, richting Huis ter Nieuwburg. Hij was op reis door Europa, en nu hij toch in de buurt was, wilde hij wel eens weten wat er allemaal besproken werd in dat paleis. De Tsaar kon echter meteen weer rechtsomkeert maken. Buitenstaanders werden absoluut niet toegelaten tot de geheime vredesbesprekingen. De inwoners van Rijswijk hadden ondertussen wél mooi kunnen genieten van de exotische Russen. De gesprekken op Huis ter Nieuwburg gingen inmiddels maar door. Het duurde tot 21 september 1697 voordat alle aanwezigen hun handtekening en een stempel zetten onder het akkoord. De Vrede van Rijswijk was een feit. Iedereen kon weer naar zijn eigen land. Na de drukte rond de Vrede van Rijswijk verdween de interesse in Huis ter Nieuwburg al weer snel. De erfgenamen van Frederik Hendrik zaten met de hoge onderhoudskosten in hun maag. Om geld uit te sparen liet Willem V in 1786 de hoekpaviljoens slopen. Ondanks die afbraak, vonden gewone mensen het paleis toch nog de moeite waard om te bekijken. Tuinman Hendrik Roelofs had dat al snel in de gaten, en gaf nog enkele jaren rondleidingen door het VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 93
ga naar begin
De Zandweg met de drie bruggen die naar het Huis ter Nieuwburg leidden. deel dat nog overeind stond. In 1790 ging het paleis definitief tegen de grond. Omdat Huis ter Nieuwburg toch belangrijk was geweest bij de vredesonderhandelingen, stelde een zekere architect Schonck in 1789 voor een gedenknaald op te richten voor Huis ter Nieuwburg. Willem V zag wel wat in het plan. Het oorspronkelijke idee om op de naald de vier wapens af te beelden van de bij de Vrede van Rijswijk betrokken partijen, namelijk Engeland, het Duitse Rijk, Frankrijk en de Republiek, 94 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
ga naar inhoudsopgave
werd al snel losgelaten. In 1792 verklaarde Frankrijk de oorlog aan Oostenrijk. Het leek een beetje raar om een vredesmonument neer te zetten, terwijl de hoofdrolspelers inmiddels alweer op het slagveld tegenover elkaar stonden. De wapens van de landen werden dus vervangen door het familiewapen van Prins Willem V, samen met nog wat symbolische voorstellingen. Dat vond de wat ijdele Prins wel prima. De naald was in 1794 klaar, en werd geplaatst op een bordes gemaakt van de treden
uit de Oranjezaal op Huis ten Bosch. Willem V heeft niet lang van ‘zijn’ monument kunnen genieten. In 1795 vluchtte de prins voor de Franse troepen naar Engeland. Van Huis ter Nieuwburg is nu niets meer over, behalve de vroegere toegangsbrug aan de Van Vredenburchweg uit de achttiende eeuw. De gedenknaald is er nog wel. Midden in het Rijswijkse bos staat de herinnering aan de belangrijke Vrede van Rijswijk al ruim 200 jaar overeind.
Verband met de nationale canon
‘1607-1676. Michiel de Ruyter. Zeehelden en de brede armslag van de Republiek’, in: Entoen.nu. De Canon van Nederland. Deel B (Den Haag, 2006).
Verder lezen
Chandali, R. en Huitsing, H.H., Ter Nieuwburg en de Vrede van Rijswijk. Vorstelijk vertoon in een Hollands dorp (Rijswijk, 1989). Ende, W.P.C. van der, ‘Der Friede von Rijswijk 1697’, in: Historische Vereniging Rijswijk Jaarboek 2003 (Rijswijk, 2003). Huitsing, H.H., ‘De Negenjarige Oorlog en de Vrede van Rijswijk’, in: Historische Vereniging Rijswijk Jaarboek 1997 (Rijswijk, 1997). Kwakernaak, A., ‘Sijne Hoocheits huijse ter Nieuburch bij Rijswijck’, in: Historische Vereniging Rijswijk Jaarboek 2003 (Rijswijk, 2003). Kwakernaak, A., ‘Het Huis ter Nieuwburch’, in: Vijfenzestig jaar verzamelen, (Rijswijk 2006). Kwakernaak, A., ‘De vrede van Rijswijk’, id. Meerts, P.W., ‘Symposium Vrede van Rijswijk’, in: Historische Vereniging Rijswijk Jaarboek 1997 (Rijswijk, 1997). Roscam Abbing, P., Keens-Soper, M., Mastenbroek, W.F.G., Bot, B.R., Meerts, P.W., ‘De diplomatieke betekenis van de Vrede van Rijswijk’, in: Historische Vereniging Rijswijk Jaarboek 1997 (Rijswijk, 1997). Vliet, R. van, ‘Even draaide de wereld om Rijswijk. De Haegse Mercurius (1697-1699) over de Rijswijkse vredesonderhandelingen’, in: Historische Vereniging Rijswijk Jaarboek 1997 (Rijswijk, 1997).
VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 95
ga naar begin
96 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
ga naar inhoudsopgave
12. Rooms-katholieken en Jansenisten
1568 Begin Tachtigjarige Oorlog
Tijdens de Opstand in de zestiende en zeventiende eeuw
1594 Verbod op het katholieke geloof
werd het uitoefenen van de katholieke religie verboden. De Rijswijkse katholieken hielden nu in het geheim missen, onder andere op Te Werve. In de zeventiende eeuw speelde een conflict tussen de ambachtsheer en de Rijswijkse katholieken over hun pastoor. De parochianen bouwden daarna een eigen schuilkerk. In de achttiende eeuw ontstond er een scheuring in de Katholieke Kerk. Aanleiding was het benoemingsrecht van bisschoppen. De pastoor van Rijswijk ging na een hooglopende ruzie met de rooms-katholieke heer van Te Werve verder als oud-katholiek. De rooms-katholieken kregen pas in 1784 een eigen kerk in Rijswijk. < Huis te Werve in 1729
1573 Oude Kerk van Rijswijk naar protestanten
1648 Vrede van Munster 1681 Problemen met katholieke pastoor in Rijswijk 1685 Bouw schuilkerk 1688 Arrestatie pastoor De Groot 1697 Monniken in het gevolg gezanten Frankrijk/ Spanje 1706 Pastoor Van der Maes uit ambt gezet 1724 Breuk tussen roomskatholieken en Jansenisten 1784 Bouw Bonifatiuskerk VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 97
ga naar begin
Vóór het uitbreken van de Tachtigjarige Oorlog hadden de protestanten in de Nederlandse gewesten het niet makkelijk. Zij konden hun religie alleen stiekem uitoefenen. Omdat ze geen eigen kerk hadden, hielden ze preken in de open lucht: hagenpreken. Bij ontdekking dreigde de brandstapel. Vijf jaar na het uitbreken van de oorlog, in 1573, haalden de protestanten de schade ruimschoots in. Toen werd juist het openbaar uitoefenen van de katholieke godsdienst
Huis te Werve in 1729. 98 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
verboden. De protestanten kregen alle kerken in handen, hoewel de meeste Nederlanders katholiek waren. Ook de Oude Kerk in Rijswijk moest worden overdragen. Natuurlijk gingen de katholieken meteen op zoek naar een andere ruimte om in het geheim toch de mis te kunnen vieren. De eigenaar van het landgoed Te Werve, Jacob van der Wielen, stelde daarvoor zijn huiskapel beschikbaar. Al snel voelden de katholieken zich thuis in hun nieuwe gebedshuis. Misschien ook omdat
ga naar inhoudsopgave
ze het kerkzilver, de miskelken en andere religieuze attributen bij het laatste bezoek aan hun Oude Kerk hadden meegenomen. Hoewel het stiekem houden van missen niet zonder risico was, hoefde men zich in Rijswijk geen zorgen te maken. De ambachtsheer Cornelis Suys was zelf van katholieke huize en hij legde de heimelijke kerkgangers geen strobreed in de weg. Sterker nog, Suys organiseerde zélf bijeenkomsten op zijn
Schuilkerk (de Herdershoeve) aan de Zandweg, gebouwd in 1784, dienst gedaan tot 1855. landgoed Den Burch. De katholieken durfden ’s zondags dan ook luid pratend en met de kerkboeken opzichtig onder de arm over de Zandweg (de Van Vredenburchweg) te lopen, tot ergernis van de protestanten.
M
Mensen die niet konden lopen werden met karren opgehaald
Cornelis Suys.
In 1594 werd niet alleen het openbaar houden van katholieke missen strafbaar gesteld, maar werd zelfs heel het katholieke geloof verboden. In Rijswijk waren er op dat moment minstens vijf katholieke priesters actief, die onder andere preekten in Huize Ottoburg, nota bene recht tegenover de Oude Kerk! Die – nu protestantse – Oude Kerk bleef elke zondag praktisch leeg. Katholieken vormden nog steeds de meerderheid in Rijswijk. VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 99
ga naar begin
Maar binnen de katholieke gemeenschap begon het aan het eind van de zeventiende eeuw te rommelen. Doordat de Katholieke Kerk officieel verboden was in de Nederlanden, was het ook niet meer duidelijk wie het recht had om pastoors te benoemen. De Rijswijkse ambachtsheer Nicolaes van der Duijn en zijn kompaan Jonkheer Floris Bam waren ervan overtuigd dat zíj geraadpleegd moesten worden voor er een pastoor aangesteld werd. De leiding van de Nederlandse Katholieke Kerk dacht daar anders over.
dorpsgenoten met karren opgehaald. Die situatie kon natuurlijk niet lang duren. De Rijswijkse katholieken wilden gewoon een eigen pastoor. Ze maakten plannen voor het bouwen van een schuilkerk, waar de ambachtsheer niets over te zeggen had. Maria van der Wiele, eigenares van Te Werve, steunde het initiatief.
D
De Rijswijkse katholieken wilden gewoon een eigen pastoor
In 1681 bepaalde de leiding dat Theodorus de Groot als waarnemend pastoor in Rijswijk aan de slag kon gaan. Een goede keus. De parochianen waren meteen dol op hem. De pastoor speelde een grote rol in hun leven. Hij bezocht zieken en diende de sacramenten toe. Ook het maken van testamenten was een taak van de pastoor. Maar de ambachtsheer en Bam waren zwaar beledigd. Die pastoor De Groot was hun zomaar in de maag gesplitst, zonder dat zij hier goedkeuring voor hadden gegeven. Er zat maar één ding op. De Groot moest vertrekken. De Rijswijkers waren zeer ontdaan over het verlies van hun pastoor. Uit protest gingen ze voortaan in Delft en Den Haag naar de kerk. Zelfs mensen die niet konden lopen weken uit naar de buursteden. Zij werden door
100 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
De ‘oude’ Bonifatiuskerk, gebouwd in 1853-1855, gesloopt in 1898.
ga naar inhoudsopgave
Zij kocht in 1685 een boerderij schuin tegenover haar landgoed, aan het Julialaantje. Deze werd omgebouwd tot een kerkzaal met aangrenzende pastoorswoning. De parochianen zamelden nog extra geld in voor de inrichting en de nieuwe kerk was een feit. De eerder verbannen, maar zeer geliefde pastoor De Groot werd onder gejuich teruggehaald. Van der Duijn was woedend over deze ondermijning van zijn gezag. In 1686 gaf de ambachtsheer aan de schout opdracht pastoor De Groot tijdens een dienst in de schuilkerk van de kansel te trekken en in de gevangenis te gooien. Hoewel de pastoor negen dagen later alweer op vrije voeten was, had Van der Duijn met zijn laatste actie al het gezag onder de dorpelingen verloren. In 1688 verkocht hij de ambachtsheerlijkheid Rijswijk aan het stadsbestuur van Den Haag. Een hele opluchting voor de inwoners. Maar in 1702 ontstond er opnieuw een groot katholiek conflict, dat zijn weerslag had op Rijswijk. Deze keer ging het mis tussen Utrecht en Rome. Na het verbod op het katholieke geloof, was er volgens de Paus geen sprake meer van een zelfstandige Katholieke Kerk in Nederland. De situatie zou hier zo instabiel zijn, dat de bisschoppen voortaan direct vanuit Rome moesten worden benoemd, zonder advies en inmenging van de Nederlandse geestelijken. Het kapittel, een groep Utrechtse priesters die van oudsher nieuwe bisschoppen mocht voordragen, vond dit onzin. Zij zaten niet te wachten op buitenlandse bemoeienis en claimden prima in staat te zijn zélf bisschoppen uit te kiezen. Ze gingen gewoon door met hun werk. Die ongehoorzaamheid was tegen het
zere been van de Paus. Utrecht diende zich aan Rome te onderwerpen! De Paus ging op zoek naar een manier om Utrecht tot gehoorzaamheid te dwingen. Hij werd hierbij geholpen door een stel strenge monniken, die in 1697 met de Franse en Spaanse gezanten naar de Nederlanden waren gekomen voor de vredesbesprekingen in Rijswijk. Zij adviseerden de Paus om te verklaren dat de Utrechtse aartspriester Codde (een soort plaatsvervangende bisschop) een aanhanger van Jansenius zou zijn. Dit was een ernstige beschuldiging. Cornelius Jansenius, die in de zestiende eeuw leefde, had het katholicisme op eigen wijze geïnterpreteerd. Zo vond hij dat de mis in de volkstaal moest worden gehouden, in plaats van in het Latijn. En hij geloofde in predestinatie: voor je geboorte zou al vast liggen of je in de hemel zou komen of niet. Zijn ideeën leken eigenlijk een beetje op die van de protestantse Calvinisten. Hij werd daarom door de toenmalige Paus als vijand van het ‘echte’ rooms-katholieke geloof afgeschilderd en tot ketter verklaard. Aanhangers van deze Jansenius werden Jansenisten genoemd. Zij belandden in de kerkelijke ban. Door de Utrechtse aartspriester Codde een Jansenist te noemen, kon Rome hem dus met goed fatsoen ontslaan. Alle pastoors die Codde had aangesteld werden uit hun ambt gezet. Voor Rijswijk betekende dit dat de pastoor van de schuilkerk, Petrus van der Maes van Avenrode, in 1706 te horen kreeg dat hij zijn biezen moest pakken. Maar pastoor Van der Maes weigerde te vertrekken. Hij wilde zijn Rijswijkse parochianen niet zomaar in de steek laten. Bovendien vond VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 101
ga naar begin
hij dat Utrecht gelijk had, door zelf bisschoppen te willen voorgedragen. Daarmee kwam hij lijnrecht tegenover de Paus te staan. Die houding nam niet iedereen hem in dank af.
Voormalige pastorie.
De landheer van Te Werve, Dirck Wuytiers van de Werve, was een invloedrijke man in Rijswijk. Hij had zeer veel schenkingen gedaan aan de schuilkerk, die door zijn moeder was gekocht voor de Rijswijkse katholieken. Wuytiers was zeer ontstemd, toen hij hoorde dat pastoor Van der Maes het had gewaagd de Paus af te vallen. De situatie was zeer pijnlijk, zeker omdat de pastoor altijd een goede vriend was geweest van de heer van Te Werve. Wuytiers deed alle mogelijke moeite de pastoor over te halen zich te onderwerpen aan Rome.
102 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
De pastoor kwam regelmatig op Te Werve dineren. Tijdens één van deze avonden, kwam het conflict tot een hoogtepunt. Wuytiers dreigde ervoor te zorgen dat er niemand meer naar de missen in de schuilkerk zou gaan, als de pastoor het kapittel van Utrecht bleef steunen. De pastoor dacht dat dát wel mee zou vallen, en bleef bij zijn standpunt. Maar de heer van te Werve kreeg gelijk. Vijfhonderd parochianen zochten vanaf dat moment elke zondag een ander heenkomen. Veel mensen waren financieel afhankelijk van de rijke heer van Te Werve en waagden het niet nog een voet in de kerk van Van der Maes te zetten. Dat zou wel eens consequenties kunnen hebben voor hun positie! Sommigen gingen dus naar de huiskapel van Te Werve, anderen trokken weer
ga naar inhoudsopgave
Ruïne van de schuilkerk van 1685. Vanaf 1714 parochiekerk van de Jansenisten.
naar Den Haag of Delft. De pastoor hield maar honderd klanten in de schuilkerk over. Uiteindelijk kwam het in 1724 tot een officiële breuk tussen de aanhangers van Rome en de zogenaamde Jansenisten, die Utrecht trouw waren gebleven. De laatste groep ging verder als oud-katholieken, en bleven kerken in de schuilkerk aan het Julialaantje. De roomskatholieken kregen pas in 1784 hun eigen gebouw: de Bonifatiuskerk aan de huidige Van Vredenburchweg.
Verband met de nationale canon:
‘1566. De Beeldenstorm’, in: Entoen.nu. De Canon van Nederland. Deel B (Den Haag, 2006). Berge, M.J. van den (red.), Geschiedenis van Rijswijk (Rijswijk, 1997).
Verder lezen:
Bouwman, W., ‘Calvinisten die naar de mis gingen’, in: Nederlands Dagblad (12 augustus 2006). Datema, R.R., Helden, O.W. van, Meijer, W.J., Puffelen, A.H.M., Een verdwenen schuilkerk van Oud-katholieken te Rijswijk. Verslag van een theologisch en historisch onderzoek 1975-1980 (Rijswijk, 1980). Neve, R.G. de, De H. Bonifatiusparochie. Het Roomse leven in Rijswijk door de eeuwen heen (Rijswijk, 1998). Puffelen, A.E. van en Puffelen, A.H.M. van, ‘Een Rijswijkse kerkstrijd of het pastoraat van Pieter van der Maes van Avenrode (1706-1738)’, in: Jaarboek Die Haeghe 1973 (Den Haag 1973). Vorst, M. Th. J. van der, Holland en de troebelen in de Hollandse Zending 1702-1727 (Nijmegen, 1960).
VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 103
ga naar begin
104 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
ga naar inhoudsopgave
13. Buitenplaatsen
±1600-±1700 Gouden Eeuw
1609-1621 Twaalfjarig Bestand; groeiende welvaart
In de Gouden Eeuw kwamen veel ‘nieuwe rijken’, die hun geld hadden verdiend met handeldrijven. Zij kochten buitenhuizen op het platteland, om ’s zomers
1634 Huis te Nieuwburg gereed
de drukte van de stad te ontvluchten. Rijswijk was een geliefde locatie. Langs de Vliet en de huidige Van Vredenburchweg werden meer dan vijftig van deze
lusthoven gebouwd. De inrichting van de tuin was belangrijk voor je status. In de zeventiende eeuw was men dol op het Franse model. In de achttiende eeuw moest de tuin juist de Engelse landschapsstijl hebben.
< Het Buitenhuis Drievliet
±1640 Cromvliet gebouwd ±1656 Bouw Hofrust ca. 1695 Bouw Zuidhoorn ±1711-1712 Bouw Welgelegen
1800 Bouw van Huis De Voorde Laatste nieuwbouw van een buitenplaats in Rijswijk
VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 105
ga naar begin
Iedereen die een béétje meetelde in de Gouden Eeuw, kocht een buitenhuis. Of liet er een bouwen. In de Middeleeuwen waren luxe woningen alleen weggelegd voor leden van de adel. Maar de nieuwe rijken, die hun geld veelal door slim handeldrijven hadden verdiend, ontsnapten net zo graag aan de drukte van de stad als de edellieden. Ontspannen in de buitenlucht was gezond en bovendien verhoogde het bezit van een buitenhuis je status aanzienlijk. Zo kwam het dat geslaagde koopmannen, advocaten en andere vermogende stadsbewoners massaal naar de groene lusthoven trokken, waar zij de zomers doorbrachten met het drinken van thee en (veel) wijn, roddelen en jagen met de buren.
M
Met een buitenhuis aan het water konden langsvarenden goed zien hoe rijk je was
Rijswijk was een gewilde locatie voor vermogende burgers uit Den Haag, Delft en Rotterdam. De reistijd was kort. Bovendien was het dorp zeer rustig en groen, precies de landelijke ingrediënten waar de gehaaste stadsmensen naar op zoek waren. Het groeiende aantal nieuwe rijken veroorzaakte een hausse aan bouwactiviteiten. Aan het einde van de zeventiende eeuw telde Rijswijk meer dan vijftig buitenplaatsen. De meeste van deze huizen lagen aan de Zandweg, nu Van Vredenburchweg. De zandrug
106 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
daar was heel geschikt als bouwgrond. En je kon meteen chique zeggen dat je in de straat woonde waar stadhouder Frederik Hendrik zijn Huis ter Nieuwburg had gebouwd. Veel van de aan de Zandweg gelegen buitenhuizen droegen het woord ‘voorde’ in de naam: Overvoorde, de Voorde, het nu verdwenen Steenvoorde, In de Voorde en Nieuwvoorde. Voorde betekent doorwaadbare plaats. Op de plek van de huidige Prinses Beatrixlaan liep vroeger een beek, de Oude Watering. Aan het einde van de Zandweg kon men dit water oversteken. Waarschijnlijk zijn alle huizen naar deze voorde genoemd. Een ander deel van de buitenplaatsen lag aan de Vliet. Meer dan twintig luxe huizen zijn er langs de oevers van het kanaal gebouwd. De aanwezigheid van het water was handig in verband met de reis er naar toe. In plaats van met koetsen over hobbelige wegen te moeten rijden, kon je er ontspannen per trekschuit naar toe varen. Een ander voordeel was dat mensen in passerende boten goed konden zien hoe rijk je was. In de achttiende eeuw kwamen opvarenden onder andere langs Zuidhoorn aan de Rotterdamse Weg en Hoornwijck en Drievliet aan de Jan Thijssenweg. Verschillende mensen uit de rijke bovenlaag waren in het bezit van een verpachte boerderij met het bijbehorende land, omdat dit een goede belegging vormde. Het was in dat geval logisch het buitenhuis naast zo’n bestaande boerderij te bouwen, of de boerderij zo uit te breiden dat het voor landhuis door kon gaan. De eerdergenoemde buitenhuizen langs de Vliet zijn op die manier ontstaan. De aanwezige boer onderhield de tuin en de rest van het land,
Hoornwijk in ca. 1820.
ga naar inhoudsopgave
want het was niet de bedoeling dat de dames en heren uit de stad zélf met hun vingers in de grond moesten zitten. Bestaande huizen zoals Den Burch (gebouwd op de locatie van het voormalige kasteel), Welgelegen aan het Julialaantje en Hofrust aan Laan Hofrust ondergingen een grondige verbouwing om aan de moderne zeventiendeen achttiende-eeuwse wensen tegemoet te komen. Maar ook geheel nieuwe buitenhuizen
verrezen als paddestoelen uit de grond, zoals Cromvliet bijvoorbeeld, aan de Beetslaan. De overblijfselen van dit buitenhuis zijn nu bijna geheel ingesloten door bebouwing, maar vroeger was dit een vier keer zo groot terrein met paardenstallen en koetshuizen, dat liep van de Geestbrugweg tot de Laakmolen. De achttiende-eeuwse theekoepel en de zogenaamde gekronkelde slangenmuur staan er nog. VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 107
ga naar begin
Welgelegen vanuit de tuin gezien.
I
De stijl van de tuin was belangrijk om het optimale ontspanningsniveau – en aanzien! – te bereiken. Naast het bloemen-, planten- en gazongedeelte was er meestal ook een moestuin en een boomgaard met vers fruit. Gespecialiseerde tuinmannen hielden de laatste ‘tuinmode’ goed in gaten. In de zeventiende eeuw was het Franse symmetrische ontwerp het toppunt van esthetiek. Stadhouder 108 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
In de zeventiende eeuw was een Franse tuin een ‘must’
ga naar inhoudsopgave
De voorzijde van Cromvliet. Frederik Hendrik was één van de eersten die zo’n tuin aanlegde, bij Huis ter Nieuwburg. Centraal in de Franse tuin was de brede laan richting het huis, met aan weerszijden identieke zijpaden. Geschoren heggen en in creatieve vormen geknipte heesters vormden de hoofdmoot van het ontwerp. Maar er werden tevens rechthoekige vijvers gegraven en ook grintperkjes waren overvloedig aanwezig.
Frederik Hendrik liet zich bij de bouw van het paleis adviseren door zijn secretaris, Constantijn Huygens, die zelf ook een buiten liet bouwen langs de Vliet bij Voorburg, Hofwijck genaamd. Ook de inmiddels verdwenen buitenplaats Sion, ooit het eigendom van de conservatieve staatsman Gijsbert Karel van Hogendorp, werd door een Franse tuin omringd. Het enige dat VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 109
Voorbeeld van de ‘Franse’ tuin (Huis te Nieuwburg).
ga naar begin
daar nog van resteert, is de mooie toegangsbrug met een gedeelte van het hek en het koetshuis aan de Sionsweg. In de achttiende eeuw verloor men zijn belangstelling voor de strak geregisseerde tuinen. De natuur was door God gemaakt, en die moest je juist níet te veel in geometrische vormen dwingen. Een lossere ‘landschapsstijl’ 110 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
was nu de trend, met kronkelige paden en gezellig in het wilde weg geplante bomen en struiken. De oprijlaan verplaatste zich van de voor- naar de zijkant van het huis. Dit is nog goed te zien bij het landgoed Overvoorde, waar vroeger oud-burgemeester mr. Jacob van Vredenburch woonde, en het aan de overzijde gelegen De Voorde aan de Van
ga naar inhoudsopgave
Vredenburchweg. Bij landgoed Den Burch, aan dezelfde weg, is ook zo’n patroon te ontdekken. Rond deze huizen zijn de tuinen in landschapsstijl intact gebleven. Van de oude Franse tuinen is niets meer over. Gelukkig is er een aantal prachtige Rijswijkse buitenhuizen bewaard gebleven. Maar in de loop der eeuwen verdwenen er veel, vaak omdat het onderhoud erg duur was. Een paar buitens moest na de Tweede Wereldoorlog gesloopt worden omdat ze volledig uitgewoond waren en het achterstallig onderhoud te groot was geworden om de huizen nog te kunnen herstellen. Zo verdwenen Leeuwendaal, Westhoff en Huis te Hoorn. De hekken van het laatste huis zijn gered en hangen nu in het Poortje van Verlaan, in de Herenstraat.
Voorbeeld van de ‘Engelse’ tuin (Cromvliet). Verband met de nationale canon:
‘Zeventiende en achttiende eeuw. Buitenhuizen. Rijk wonen buiten de stad’, in: Entoen.nu. De Canon van Nederland. Deel B (Den Haag, 2006).
Verder lezen:
Buitenhuis, T. (red.), Buitenplaatsen langs de Vliet en omgeving (Delft, 1988). Brekelmans, M., Kastelen en buitenplaatsen. Monumenten in Rijswijk (Rijswijk, 1986). Boer, E. de, De Voorde. Buitenplaats, werkplaats (Rijswijk, 2005). I. Breedveld Boer, Huize Hoornwijk. Een buitenplaats als visitekaartje (Rijswijk, 2006) Mooy, R.P.M., ‘De hekken in het poortje van Verlaan’, in: Kroniek. Orgaan van de Historische Vereniging Rijswijk 1988/2 (Rijswijk, 1988). Brekelmans, M, ‘De buitenplaats Cromvliet’, in: Kroniek. Orgaan van de Historische Vereniging Rijswijk 1986/4 (Rijswijk, 1986). Blok, E. en Hermens, S., Buitenplaatsen rond Den Haag. Verleden, heden en toekomst (Wageningen, 1989).
VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 111
ga naar begin
112 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
ga naar inhoudsopgave
14. De Patriotten
1751 Willem IV overlijdt Willem V opvolger
In de achttiende eeuw ging het bergafwaarts met de Republiek. De VOC bracht niet meer zoveel welvaart als eerst. En Willem V zou een slap bestuurder blijken, die de belangrijkste banen onder zijn vrienden verdeelde. Steeds meer mensen wilden de Stadhouder weg hebben. Zij noemden zich
Patriotten en gingen militaire oefeningen doen. In Rijswijk gebeurde dat op Overvoorde. Daartegenover kwamen de Prinsgezinden of Orangisten te staan, die Willem V wél wilden houden. Ook die woonden in
1781 Verschijnen van “Aan het volk van Nederland”
1785 Willem V vlucht naar Nijmegen
1787 Rijswijkse Patriotten verenigen zich
Rijswijk. De twee groepen kwamen regelmatig met elkaar in botsing. < Joan Derk Capellen van der Pol
1795 Inval van de Fransen
VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 113
Spotprent van Willem V die (te) veel van wijn hield.
ga naar begin
In 1751 overleed stadhouder Willem IV, nog maar veertig jaar oud. Zijn zoon Willem V werd onmiddellijk uitgeroepen tot opvolger. Een erg voortvarende carrièrestart voor een jongen van nog geen vier. De eerste jaren van Willems stadhouderschap fungeerde zijn moeder, prinses Anna van Hannover, dan ook als voogdes. Na haar dood in 1759 werd een andere zaakwaarnemer aangewezen, Anna’s neef Lodewijk Ernst van Brunswijck-Wolfenbüttel. 114 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
De weesjongen Willem V stond niet erg stevig in zijn schoenen en leunde zwaar op zijn adviseur, zelfs toen hij allang meerderjarig was. Heel verwonderlijk dat de jonge Willem V hulp zocht bij het regeren was het niet. Stadhouder zijn in de tweede helft van de achttiende eeuw was geen pretje. Economisch ging het slecht met de Republiek. De Verenigde Oostindische Compagnie (VOC), in de zeventiende eeuw nog voor een groot deel verantwoordelijk voor de welvaart in Nederland, stelde steeds minder voor. De werkloosheid was groot, vooral in de onderste lagen van de maatschappij. Maar ook in hogere kringen heerste onvrede. De belangrijkste posities werden onder vertrouwelingen van de stadhouder verdeeld. Veel regenten zagen daardoor de kans op een goedbetaalde post aan hun neus voorbij gaan. Rooms-katholieken kwamen al helemaal niet in aanmerking voor hoge ambten, door hun ‘verkeerde’ geloof. Langzamerhand raakten steeds meer mensen om verschillende redenen minder enthousiast over de stadhouder uit het Oranjehuis. In 1781 werd de onvrede samengevat in het pamflet “Aan het volk van Nederland”, geschreven door de anti-Oranjegezinde edelman Joan Derk Capellen van der Pol. Hij verweet Willem V een slappe houding ten opzichte van Engeland, waar de Republiek nu alweer voor de vierde keer mee in oorlog was. Volgens hem diende het land mede bestuurd te worden door een aantal wijze mannen die de wil van het volk uitvoerden, in plaats van alleen door die zwakke stadhouder met veel te veel macht. Bestrijding van de politiek van de Oranjes was dus vereist, en tegelijkertijd moest men zich wapenen om de Republiek te verdedigen.
ga naar inhoudsopgave
Dat klonk als muziek in de oren van de ontevreden burgers. Het duurde niet lang voor zij gehoor gaven aan de oproep en zich verenigden in plaatselijke groeperingen om de Stadhouder weg te krijgen. De leden van gewapende clubs die zo ontstonden noemden zichzelf Patriotten. Niet iedereen was echter ontevreden over de Stadhouder. Er waren ook mensen die juist werden bevoordeeld onder zijn regime.
W
Willem V was een zwakke figuur die zich omringde met vertrouwelingen
“Vrijheid is Bataafsche Blijheid” en de zestig leden deden militaire oefeningen met serieuze wapens op het grondgebied van Overvoorde. Het was zeker geen onschuldig clubje. Maar Jacob van Vredenburch was niet de enige buitenhuisbezitter in Rijswijk die zich bezighield met politiek. Gijsbert Karel van Hogendorp, de bewoner van de buitenplaats Sion, was net zo actief. Hij nam het juist op voor de Prins, en was één van de schrijvers van het verzoek aan de Staten van Holland en West-Friesland om de Prins terug te halen naar Den Haag. Onder het verzoek
Er kwam dus al snel een beweging om de Patriotten te bestrijden, de Orangisten of Prinsgezinden. Herhaaldelijk botsten de rivaliserende partijen met elkaar, waarbij vaak grof geweld werd gebruikt. De trouwe Orangisten konden niet voorkomen dat Willem V in 1785 door het provinciaal bestuur werd gedwongen het commando van het Haagse garnizoen op te geven, nadat de Patriotten een grote rel hadden veroorzaakt. De Stadhouder was woedend en zocht zijn heil in Nijmegen, ver weg van de woelige Haagse politiek. Twee jaar na zijn aftocht uit Den Haag brandde ook in Rijswijk de strijd tussen de Patriotten en de Oranjegezinden los. In 1787 riepen pastoor Henricus Beukman en mr. Jacob van Vredenburch, die op de buitenplaats Overvoorde woonde, de Rijswijkse Patriotten op zich te verenigen. Hun motto luidde
Pastoor Hendricus Beukman. VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 115
ga naar begin
moesten zoveel mogelijk handtekeningen worden geplaatst. Verschillende Rijswijkers schreven hun naam op, tot grote woede van de Patriotten, die juist alles op alles zetten om de Prins buiten de deur te houden. Kosten noch moeite werden gespaard om de identiteit van de ondertekenaars te achterhalen. Wat de Patriotten precies met hen van plan waren is niet bekend, maar de oefensessies met de door hen verzamelde wapens voorspelden niet veel goeds. Voordat de situatie volledig uit de hand zou lopen, werd in Den Haag besloten vijf soldaten
en twee ruiters naar het dorp Rijswijk te sturen. Zij moesten de kemphanen uit elkaar houden. Dat was niet voor niets, want de Prinsgezinden leken zich nu ook op te maken voor een harde strijd. Zij hadden inmiddels hun eigen genootschap opgericht, de “Opregte Vaderlandsche Sociëteijt”. De vijf soldaten werden gelegerd in het brandspuitenhuisje naast de Hervormde Kerk en de ruiters kregen een plaatsje in de stal van de herberg De Prins van Oranje. Zij verbleven van juni tot augustus 1787 in het dorp. De rekening van hun verblijf moest worden betaald door Rijswijkse schout en schepenen. De mannen aten en dronken er op los, en toen hun dienst er op zat moest er ruim 540 gulden opgehoest worden. Weigeren dit belachelijk
D
De Rijswijkse patriotten hadden als motto: “Vrijheid is Bataafsche Blijheid”
hoge bedrag te betalen durfden de Rijswijkse hoogwaardigheidsbekleders niet, uit angst de soldaten kwaad te maken. Alleen de eigenares van de herberg, de weduwe Quant, was beter geworden van het verblijf van de ‘beschermers’. Zij hadden haar een dikke portemonnee bezorgd.
Jacob van Vredenburch. 116 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
De Patriotten konden na het vertrek van de soldaten weer ongestoord hun gang gaan. In augustus zetten ze een deel van de Rijswijkse straten af om de huizen van de Prinsgezinden
ga naar inhoudsopgave
‘Prinsgezind’ bord met portret van stadhouder Willem V.
Wilhelmina van Pruisen in Goejanverwellesluis.
Spotprent op prins Willem V. VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 117
Overvoorde.
ga naar begin
door te lichten. Verschillende woningen van leden van de Opregte Vaderlandsche Sociëteijt werden overhoop gehaald op zoek naar belastend materiaal, en hun wapens werden in beslag genomen. De overmacht van de Patriotten zou echter niet lang meer duren. Willem V mocht dan een slappe Stadhouder zijn, zijn vrouw Wilhelmina van Pruisen was uit geheel ander hout gesneden. In hetzelfde jaar dat de Rijswijkse rellen losbarstten, besloot ze in haar eentje terug te keren naar Den Haag. Bij Goejanverwellesluis werd zij tegengehouden door de Patriotten, maar Wilhelmina had een geheim wapen achter de hand in de persoon van haar invloedrijke broer, de Pruisische koning. Inderdaad schoot hij zijn zusje te hulp. In september stelde hij met zijn leger orde op 118 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
zaken en kon Willem V terugkeren naar Den Haag. De Prinsgezinden in Rijswijk glorieerden! Niet lang na de interventie van het Pruisische leger, grepen zij op hun beurt de kans om de Patriotten een lesje te leren. Nu waren zíj degenen, die de huizen van de ‘vijand’ binnenvielen op zoek naar bewijsmateriaal en geweren, onder leiding van de Rijswijker Lucas Roelofs. Bij tegenstribbelen dreigden de oververhitte Prinsgezinden de Katholieke kerk in puin te slaan. Dit ging Roelofs toch weer te ver. De kerk werd door zijn kordate optreden gespaard. Wel draaiden vierentwintig Patriotten de gevangenis in. Veel anti-Oranjegezinden wachtten hun lot niet af en namen overhaast de benen richting Frankrijk. De rust in Rijswijk leek teruggekeerd.
ga naar inhoudsopgave
Gijsbert Karel van Hogendorp.
Verband met de nationale canon:
‘1780-1795. De Patriotten. Crisis in de Republiek’, in: Entoen.nu. De Canon van Nederland. Deel B (Den Haag, 2006). ‘1602-1799. De Verenigde Oostindische Compagnie. Overzeese expansie’, in: Entoen.nu. De Canon van Nederland. Deel B (Den Haag, 2006).
Verder lezen:
Alkemade, W.R.C. en Chandali, R., ‘Patriotten en Prinsgezinden in Rijswijk, 1787’, in: Kroniek. Orgaan van de Historische Vereniging Rijswijk 1987/4 (Rijswijk, 1987).
VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 119
ga naar begin
120 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
ga naar inhoudsopgave
1 5 . H e n d r i k To l l e n s
In 1795 werd Nederland veroverd door Frankrijk, en heette
1789-1795 Franse Revolutie
1795 Pichegru verovert de Nederlanden Bataafse Republiek
vanaf toen de Bataafse Republiek. In 1806 werd het een koninkrijk, met Lodewijk Napoleon als koning. Vier jaar later werd het land door zijn broer Napoleon Bonaparte
1806-1810 Lodewijk Napoleon koning
ingelijfd bij het Franse Keizerrijk. Pas in 1813 werd Nederland weer onafhankelijk. De mensen hadden in deze periode behoefte hun nationale identiteit te benadrukken. De dichter Hendrik Tollens schreef een groot aantal werken waarin vaderlandsliefde centraal staat. Hij werd dé volksdichter van de negentiende eeuw. Tollens woonde en werkte de laatste tien jaar van zijn leven in Rijswijk.
< Hendrik Tollens
1810-1813 Holland ingelijfd bij Frans Keizerrijk
1815 Slag bij Waterloo 1815 Willem I Koning der Nederlanden 1846 Tollens in Rijswijk 1856 Tollens overlijdt
VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 121
‘Gevecht met ijsbeer op Nova Zembla’.
ga naar begin
Twee eeuwen geleden was het lezen van gedichten een heel populaire hobby, onder alle lagen van de bevolking. Vaak gingen de verzen over het leven van alledag. De herkenbaarheid werkte troostend. Ook droegen gedichten bij aan de opvoeding van de burger. Er stonden waarschuwingen en tips in, hoe netjes en gezond te leven. Al klinkt dat wat saai, dichters waren in de negentiende eeuw net zulke idolen als sporters dat nu zijn. Met gedichtenwedstrijden konden zelfs zilveren en gouden medailles worden gewonnen. Eén van de belangrijkste volksdichters in de negentiende eeuw was Hendrik Tollens. Hij werd in 1780 geboren te Rotterdam, als 122 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
zoon van een verfhandelaar. In die tijd was het de bedoeling dat je in je vaders voetsporen trad, maar de jonge Hendrik had daar zo zijn eigen gedachten over. Liever dan zijn leven te slijten tussen terpentine en kwasten, wilde Tollens onsterfelijk worden door te schrijven. Op zijn achttiende had hij al een ‘muze’ gevonden: Gerbranda Cornelia Rivier, een toneelspeelster. Hij overlaadde haar met de mooiste gedichten, tot ze “ja” zei op zijn huwelijksaanzoek. Tollens’ vader was niet blij met de trouwplannen. Actrices stonden destijds niet bekend als deftige mensen en bovendien was het meisje nog protestant ook. Maar Tollens wilde haar persé hebben. Als zijn ouders geen toestemming
ga naar inhoudsopgave
gaven voor een huwelijk, dan moest het maar zonder hun fiat! Samen met Gerbranda liep hij weg, om als getrouwd man naar huis terug te keren. De ruzie die volgde met het thuisfront, liep hoog op. De vrede tussen vader en zoon werd pas weer getekend toen Hendrik een jaar later bij zijn vader de verfhandel instapte. Dat Hendrik Tollens het familiebedrijf voort zou zetten, betekende niet dat hij zijn ganzenveer aan de wilgen hing. Hij bleef enthousiast doordichten in zijn vrije tijd. Geen spannende liefdesliedjes meer, maar degelijke verzen over het gezin, vaderlandsliefde en hoe je een goed leven moest leiden. De braafheid droop er vanaf, maar de gedichten gingen als warme broodjes over de toonbank. Tollens schreef ook liefdadigheids-gedichten bij kleine of grote rampen, zoals het afbranden van een huis of het overlijden van een kostwinner. Deze gedichten werden uitgegeven en verkocht voor een laag bedrag, zodat zoveel mogelijk mensen ze konden aanschaffen. De opbrengst ging naar de slachtoffers. Tollens was zeer begaan met mensen die het slechter getroffen hadden dan hij. Zijn populariteit onder het volk was dan ook enorm.
volkslied. Hendrik Tollens stuurde een bijdrage in met de eenvoudige titel ‘Volkslied’ en won de eerste prijs. De beginregels van zijn gedicht luidden: ‘Wien Neerlandsch bloed in de aders vloeit, van vreemde smetten vrij…’ Met zo’n tekst kun je vandaag de dag niet meer aankomen. Maar in díe tijd was de woordkeus van Tollens niet zo gek. De Nederlandse bevolking was de Franse bemoeienis zat en de nadruk op zuiver Nederlanderschap moet dan ook als aanklacht tegen de onderdrukker gezien worden. ‘Wien Neerlandsch bloed’ zou meer dan honderd jaar als volkslied dienst doen, tot 1932. Daarna verving Koningin Wilhelmina het door het Wilhelmus.
D
Eén van zijn bekendste gedichten schreef Tollens in 1816. Zes jaar daarvoor was Nederland bij het Franse rijk van keizer Napoleon ingelijfd. In 1813 werd Napoleon verslagen en verlieten de Fransen het land. Nederland werd weer een zelfstandig koninkrijk. Om de komst van de Nederlandse koning Willem I te vieren en de vaderlandsliefde nog eens extra aan te wakkeren werd in 1816 een wedstrijd uitgeschreven voor een nieuw
De braafheid droop van de gedichten af, maar ze gingen als warme broodjes over de toonbank
De roep om nationale literatuur bleef lange tijd groot, zowel tijdens als na de Franse overheersing. Het lezen over helden uit het Nederlandse verleden was bemoedigend in een onrustige tijd. Tollens kwam tegemoet aan de vraag met het schrijven van een groot aantal historische gedichten. Verschillende helden uit de geschiedenis doken op in zijn poëzie, van de kruisvaarders tot Jan van Schaffelaar. Zijn meest beroemde gedicht in dit genre verscheen in 1818. Ook deze keer betrof het een inzending voor een wedstrijd, uitgeschreven door de Hollandse Maatschappij van Wetenschappen. In zijn ‘Tafereel van de overwintering op Nova Zembla’ wist Tollens het hachelijke avontuur VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 123
ga naar begin
Schoolplaat van de overwintering op Nova Zembla. 124 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
ga naar inhoudsopgave
VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 125
Tollens’ huis. Nu Museum Rijswijk.
ga naar begin
van de zeelui die in 1596 strandden op het eiland in de IJszee meeslepend te verwoorden. Ondanks gevaarlijke ijsberen, de snijdende wind en de ijzige kou gaven de reizigers de moed niet op. Dat de poging de noordelijke route naar China en Indië te vinden mislukt was, deed niets af aan de bewonderenswaardige strijdlust van de mannen. Hun kracht leek door het indringende gedicht nog steeds een beetje op elke burger af te stralen. Met dit werk wist Tollens meer dan ooit de Nederlandse harten te raken. Op 65-jarige leeftijd ging Tollens met pensioen. Hij woonde nog altijd in Rotterdam, dicht bij de verfhandel. Deze werd nu overgenomen door 126 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
zijn jongste dochter en haar man. Tollens was eindelijk vrij om te gaan en staan waar hij wilde. Zijn leven lang had hij één wens gehad: zijn dagen te slijten op het rustige platteland. De keus viel op het boerendorp Rijswijk. Op 15 april 1846 kwam hij met zijn dozen en koffers én zijn dochters Louise en Leentje aan in het Huis Ottoburg, tegenover de Oude Kerk. Zijn vrouw was acht jaar eerder overleden. Op het moment dat Tollens in zijn nieuwe huis arriveerde, had Rijswijk ongeveer 2500 inwoners. De dichter kwam voor een deel van die mensen geen dag te vroeg. De aardappeloogst was net mislukt, en kort daarna barstte een choleraepidemie uit. Een regelrechte ramp voor de
ga naar inhoudsopgave
Rijswijkers met weinig geld. Tollens kon meteen de handen uit de mouwen steken om zijn dorpsgenoten hulp te bieden. Voor hen liet hij het gedicht ‘Een bedelbrief in de winter’ drukken en uitgeven. De 600 gulden die dat liefdadigheidswerk opbracht, schonk hij aan de armen in zijn nieuwe woonplaats. Tollens vond het geweldig in Rijswijk. Tien jaar lang genoot hij van het rustige plattelandsbestaan. Elke avond maakte hij een wandeling door de omgeving. Het buitenleven inspireerde Tollens tot het schrijven van een hele serie nieuwe gedichten. De Rijswijkers waren blij met hun dorpsgenoot. Met zo’n beroemdheid maakte je nog eens wat mee. In 1850 was het groot feest. De dichter werd 70 jaar en dat mocht gevierd worden! De postbodes konden de cadeaus en felicitatiebrieven bijna niet aanslepen. Zelfs de koning liet zijn gelukwensen overbrengen. Het duurste cadeau dat de jarige in ontvangst mocht nemen was het nationale geschenk: het ‘Tollensfonds ter bevordering van de Nederlandsche letterkunde en dichtkunst’, dat financiële steun gaf aan arme dichters. Het Tollensfonds bestaat nog steeds.
Zes jaar na zijn groots gevierde verjaardag ging het snel bergafwaarts met de dichter. Zijn dagelijkse rondwandeling maakte plaats voor wat geschuifel in de tuin. Ook dat ging nog maar met moeite, maar het werken kon hij niet laten. Hij stierf achter zijn bureau, tijdens het corrigeren van zijn nieuwe boek ‘Gezamenlijke Dichtwerken’. Vier dagen later werd hij begraven op het kerkhof naast de Oude Kerk, tegenover het huis waar hij met zoveel plezier had gewoond. Een groot dichter als Tollens verdiende natuurlijk een mooi grafmonument. Vier jaar duurde het, voor het klaar was. Na zo’n lange voorbereidingstijd zou je verwachten dat er iets heel moois onthuld werd op het graf. Het beeld van de muze van de dichtkunst was zeker niet lelijk, maar viel wel binnen de kortste keren in stukken uiteen. Een paar vingers eraf, een schouder kapot, een neus die afbrokkelde. Zo’n beroemde volksheld had toch een monument van betere kwaliteit verdiend… Tot 1970 heeft het beeld nog op het graf gestaan, aan elkaar geplakt met cement en gips. Daarna is het voorgoed verdwenen. Wel is de sokkel nog te zien, met daarop de naam van de beroemde dichter. Een wat mager monument voor een nationale volksdichter.
Verband met de nationale canon:
‘1769-1821. Napoleon Bonaparte. De Franse tijd’, in: Entoen.nu. De Canon van Nederland. Deel B (Den Haag, 2006). ‘1772-1843. Koning Willem I. Het Koninkrijk van Nederland en België’, in: Entoen.nu. De Canon van Nederland. Deel B (Den Haag, 2006).
Verder lezen:
Mathijsen, M., ‘Laudatio Tollens’, in: Historische Vereniging Rijswijk Jaarboek 2001 (Rijswijk, 2001). Mathijsen, M. en Poortier, R., Hendrik Tollens Cz. 1780-1856 (Rijswijk, 2006).
VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 127
ga naar begin
128 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
ga naar inhoudsopgave
1 6 . Yp e n b u r g
1936 februari Start aanleg vliegveld Ypenburg 1936 augustus Opening vliegveld Ypenburg
In 1936 kreeg Rijswijk een eigen vliegveld, Ypenburg. Hier vond aan het begin van de Tweede Wereldoorlog een
belangrijke slag plaats. In eerste instantie was Ypenburg bedoeld voor sportvliegers. Na de oorlog werd het uitgebreid tot een meer zakelijke en militaire vliegbasis. Na 1968 was het vliegveld gereserveerd voor ceremoniële doeleinden en voor gebruik door de Koninklijke familie. In 1991 werd Ypenburg gesloten.
1940 10 mei Slag om Ypenburg ‘Fall Gelb’ mislukt 1943 Vliegveld onklaar gemaakt 1944 Ypenburg lanceringsplaats V-1’s 1944 april Voedseldropping op Ypenburg 1944 15 september Grote luchtshow; afscheid Britse luchtmacht 1947 Heropening vliegveld 1949 Eerste ILSY 1955 Ypenburg militair vliegveld 1968 Ypenburg ‘slapend’
< Reclamefolder Ypenburg
1991 Vliegveld opgeheven
VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 129
ga naar begin
In de zeventiende eeuw bouwde een rijke edelman een buitenplaats met een boerderij tussen Rijswijk, Den Haag en Delft. Het huis kreeg de naam Ypenburg, naar de mooie iepen er omheen. In de twintigste eeuw bestond de hoeve Ypenburg nog steeds, maar in de weilanden waren niet meer alleen koeien te vinden. De boer was een liefhebber van vliegtuigen en Delftse studenten mochten een deel van zijn land gebruiken als start- en landingsplaats voor hun zweefvliegtuigjes. In 1935 opperde de voorzitter van de Haagse Aeroclub voor Sportvliegers het idee om er een officieel sportvliegveld aan te leggen. De weilanden bij Ypenburg waren immers een perfecte locatie voor een vliegveld? Het plan viel in goede aarde. Op 22 februari 1936 zette de Rijswijkse burgemeester Van Hellenberg Hubar symbolisch de eerste schop in de grond. Daarna kon het echte werk beginnen. Ypenburg werd bijna helemaal aangelegd door werklozen, die tijdens de crisis van de jaren ’30 hun baan hadden verloren. Zij werkten in een zogenaamd ‘werkverschaffingsproject’ mee aan het nieuwe vliegveld. Op die manier konden zij iets bijverdienen naast hun uitkering. De bouwmaatschappij had hier groot voordeel van, want deze werklozen waren natuurlijk veel goedkoper dan gewone arbeiders. Al na zes maanden was Ypenburg klaar: een vliegveld van 930 bij 830 meter, inclusief een 78 kilometer lang drainage-systeem, een terras, een parkeergelegenheid en een stationsgebouw met daarin bureaus van de KLM en de ANWB, een douanekantoor en een technische ruimte. De doelstelling was bereikt. Bij Rijswijk lag een vliegveld dat net zo groot was als Schiphol. 130 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
Burgemeester verricht eerste handeling (22 februari 1936).
Stuntvlieger Prins Comtacuzene op de vliegfeesten (augustus 1936).
ga naar inhoudsopgave
uitwijkhaven of als noodlandingsterrein, ja, zelfs voor militaire doeleinden benut zou kunnen worden”. Hoe kon hij op dat moment weten dat nog geen vier jaar later de oorlog uit zou breken? Maar voor het zover was, hadden vier sportvliegclubs alle ruimte op Ypenburg, waaronder de nog steeds bestaande Delftse Studenten Aeroclub. Het was leuk de vliegtuigjes vanaf de grond te bekijken. De inwoners van Rijswijk waren bijvoorbeeld getuige van de oefeningen van het nationale zweefvliegteam, dat in 1940 aan de Olympische Spelen in Helsinki zou deelnemen. In 1939 kwam echter een eind aan het vliegen voor de lol. De Tweede Wereldoorlog kwam steeds dichterbij en Ypenburg werd geclaimd door het leger. Van Olympische Spelen was geen sprake meer.
I
Op 29 augustus 1936 werd Ypenburg geopend, met een drie dagen durend feest. Duizenden bezoekers bekeken het eerste vliegtuig van Anthony Fokker uit 1911, jachtvliegtuigen uit de Eerste Wereldoorlog en een militaire stuntvliegshow. Er kon ook een rondvluchtje worden gemaakt boven Den Haag en Scheveningen. De Minister van Waterstaat Jhr. O.C.A. van Lidt de Jeude verklaarde in zijn toespraak dat “Ypenburg de eerste luchthaven in Nederland is, waar sportvliegers heer en meester zijn, hetgeen niet uitsluit, dat het vliegveld als
Inwoners van Rijswijk konden genieten van de oefeningen van het nationale zweefvliegteam
Op 10 mei 1940 vielen de Duitsers het vliegveld aan. De Nederlandse soldaten wonnen deze slag, maar vijf dagen later moest Nederland zich alsnog overgeven aan de bezetter. Vanaf dat moment heette Ypenburg ‘Flugplatz Den Haag’. De Duitsers begonnen meteen met het repareren van het beschadigde vliegveld. Rotterdam was even daarvoor platgebombardeerd en het puin uit die stad werd gebruikt als funderingsmateriaal voor nieuwe start- en landingsbanen. Wekenlang VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 131
ga naar begin
waren honderden arbeiders bezig om nieuwe gebouwen uit de grond te stampen. De verbouwing kostte miljoenen euro’s (toen nog guldens), maar van het vliegveld werd uiteindelijk bijna geen gebruik gemaakt. Door de ligging dicht bij de kust was Ypenburg
O
een wel erg makkelijk doelwit voor de Britse bommenwerpers. Bovendien begonnen de landingsbanen te verzakken, door een gesaboteerd drainagesysteem. De Duitsers bedachten daar een wat merkwaardige oplossing voor. Ze maakten een startbaan van houten planken, die ze bespanden met kippengaas. Daartussen vlochten ze heide als camouflage. Gek genoeg werkte het nog ook. In 1943 kwam echter het bevel dat alle vliegvelden onder de kust onbruikbaar moesten worden gemaakt, want de Duitsers waren doodsbang voor een geallieerde inval vanuit de lucht. Op heel Ypenburg werden dus sloten gegraven en paaltjes neergezet, om te voorkomen dat er Britse vliegtuigen zouden landen. De zelfgemaakte houten startbaan verdween in diverse Rijswijkse kachels. Nu Ypenburg niet meer bruikbaar was als vliegveld, werd het in 1944 ingericht als lanceringsplaats voor V1 raketten, de eerste zelfstandig vliegende bommen. Honderden V1’s werden afgeschoten richting Engeland. Na
132 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
Frits Diepen.
Op 10 mei 1940 vielen de Duitsers het vliegveld aan. Ypenburg heette vanaf toen ‘Flugplatz Den Haag’
een tip van een Rijswijkse politieman begrepen de geallieerden waar de V1’s vandaan kwamen en begin ’45 bombardeerde de Britse Royal Air Force de Ypenburgse startbaan kapot. Op 29 april 1945 vlogen er alweer Britse piloten over Ypenburg, deze keer met een vrolijkere lading. De geallieerden hadden toestemming gekregen voedseldroppings uit te voeren boven het vliegveld. Grote pakketten met vlees, meel, chocola en biscuits kwamen uit de lucht vallen. De piloten die meededen aan ‘Operatie Manna’ werden vanaf de daken met gejuich begroet.
Koningin Beatrix verwelkomt Koning Hoessein van Jordanië.
ga naar inhoudsopgave
Eindelijk was de honger voorbij! Tot 8 mei 1945 vlogen er elke dag geallieerde vliegtuigen over Ypenburg. In totaal werd 1500 ton aan voedsel afgegooid. Op 5 mei capituleerde Duitsland. Van Ypenburg was weinig meer over na de oorlog, maar dat weerhield de jonge Brabantse zakenman Frits Diepen er niet van heel Ypenburg op te kopen. Hij maakte het in korte tijd weer tot een goed lopend vliegveld. Al op 15 september 1945 konden 50.000 bezoekers, onder wie Koningin Wilhelmina,
genieten van een Britse luchtshow, compleet met schijnaanvallen en nepvoedseldroppings. Hoewel dit bij sommige toeschouwers angstige herinneringen aan de oorlog moet hebben opgeroepen, was het publiek enthousiast. De Britse Royal Air Force herdacht hiermee onder andere het Britse bombardement op het Bezuidenhout van 3 maart 1945. Door een fout aan geallieerde kant kwamen daarbij honderden onschuldige burgers om het leven. De entreegelden van het vliegfeest waren voor de slachtoffers en nabestaanden bestemd. VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 133
ga naar begin
Koninklijke gasten op de ILSY. Rechts: burgemeester A. Bogaardt. De echte, officiële heropening vond plaats op 16 mei 1947, door Prinses Juliana. Prins Bernhard kwam naar Ypenburg toe in zijn privé-vliegtuig. Het vliegveld was na de oorlog niet alleen meer op sportvliegers gericht. Ypenburg ging steeds meer zakelijke vluchten verzorgen. Diepen zette bijvoorbeeld een luchttaxidienst op, tussen Ypenburg, Rotterdam en Schiphol. Deze vliegtuigen kregen net als de taxi’s op de grond een zwart-wit geblokte rand op de romp. Verder verzorgde Van Diepen reclamevluchten en hij richtte in 1948 de eerste Nederlandse chartermaatschappij op, Aero-Holland. Twee 134 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
vliegtuigongelukken in 1949 maakten aan dat avontuur een eind. Diepen vestigde ten slotte een beroemd bedrijf op Ypenburg, Frits Diepen Vliegtuigen N.V., gespecialiseerd in de verkoop en de reparatie van vliegtuigen. Toestellen uit heel de wereld werden in Rijswijk vliegklaar gemaakt. In 1954 fuseerde het bedrijf met Fokker. Niet elke bezoeker van Ypenburg ging de lucht in. Van 1949 tot 1957 werd ieder jaar de Internationale Luchtvaartshow Ypenburg (ILSY) georganiseerd. Honderdduizenden toeschouwers kwamen kijken naar
ga naar inhoudsopgave
steeds spectaculairdere shows, waarbij de vliegtuigen soms zo hard vlogen dat ze door de geluidsbarrière braken. De grootste waaghalzen gingen er vandoor met de Ypenburg Coupe. Op de grond werden historische vliegtuigen, militaire en passagiersvliegtuigen getoond. De ILSY’s waren echte ‘happenings’. Bij de laatste ILSY was zelfs heel de koninklijke familie aanwezig. Thuisblijvers konden de show rechtstreeks op TV volgen. Na ’57 was het afgelopen met de grote stuntwedstrijden. Rijswijk breidde steeds meer uit, waardoor het dorp dichter bij het vliegveld kwam te liggen. Een vliegtuig met pech zou dus best wel eens op een Rijswijks huis neer kunnen komen. Dat vond de overheid een te groot risico.
In 1955 was er al een eind gekomen aan de burgervluchten. Ypenburg deed alleen nog dienst als militaire vliegbasis voor Koninklijke Luchtmacht. In 1968 vertrokken ook de militairen en werd Ypenburg een ‘slapend’ vliegveld. Alleen de koninklijke familie en belangrijke politieke leiders arriveerden nog in Rijswijk. In de zeventiende eeuw werden internationale staatslieden verwelkomd bij de Hoornbrug. In de twintigste eeuw vervulde Ypenburg die functie. Het vliegveld ging definitief dicht in 1991. Op de plaats waar ooit de vliegtuigen af en aan vlogen staan nu nieuwbouwhuizen. Het stationsgebouw met de verkeerstoren herbergt het projectbureau en informatiecentrum voor de nieuwe wijk Ypenburg. De oude directeurswoning wordt gebruikt door de scouting.
Verband met de nationale canon:
‘1940-1945. De Tweede Wereldoorlog. Bezetting en bevrijding’, in: Entoen.nu. De Canon van Nederland. Deel B (Den Haag, 2006).
Verder lezen:
Abbing, A., Haaster, J. van, Labordus, R., Mil, W. van, Ypenburg. Veroverd op zee. Van vliegveld tot woonwijk. Water, land, lucht (Nootdorp, 2005). Berge, M.J. van den, e.a., Om nooit te vergeten; Rijswijk in de Tweede Wereldoorlog (Rijswijk, 1991). Brongers, E.H., De Slag om Ypenburg (Rijswijk, 2000). Kamphuis, G.H., Halve eeuw Vliegveld Ypenburg Rijswijk (Rijswijk, 1986). Molenaar, J.J.H.M., ‘Het sportpark en vliegveld Ypenburg’, in: Kroniek. Orgaan van de Historische Vereniging Rijswijk 1994/3 (Rijswijk, 1994). Schwing, H., De historie van het vliegveld Ypenburg. Vanaf de oprichting tot 1940 (z.p., 1993). Trompert, Th. F., ‘Ypenburg. Een vliegveld in de buurt van Den Haag’, in: Historische Vereniging Rijswijk Jaarboek 1996 (Rijswijk, 1996). ‘Verraden op Ypenburg’, in: Historische Vereniging Rijswijk Jaarboek 2001 (Rijswijk, 2001).
VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 135
ga naar begin
136 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
ga naar inhoudsopgave
1 7. D e Tw e e d e We r e l d o o r l o g ( I )
1939 Mobilisatie Nederlandse leger
1940 10 mei Inval van de Duitsers
Aan het einde van de jaren ’30 werden voorzorgsmaatregelen getroffen in verband met de dreigende oorlog. De
1940 14 mei Bombardement op Rotterdam
ingekwartierde soldaten hadden het best gezellig in het dorp. In de nacht van 10 mei 1940 viel Hitler Nederland vanuit de lucht aan. De Duitsers verloren de slag om Ypenburg,
1941 Registratie van Joden
1942-1943 Joden worden gedeporteerd
waardoor hun Fall Gelb mislukte. Er waren betrekkelijk veel NSB-ers in Rijswijk, maar er werd ook verzet geboden op grote en kleinere schaal. Toch keerden veel Joden na de oorlog niet meer terug.
1944 V2’s gelanceerd vanuit Rijswijkse bos
1944/1945 Hongerwinter
1945 Nederland bevrijd
< De aanval op Ypenburg VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 137
Eind jaren ’30 werd de oorlogsdreiging voelbaar in Europa. Hitler had beloofd dat hij de neutraliteit van Nederland zou eerbiedigen, maar toch besloot de overheid dat alle dienstplichtige mannen zich eind 1939 moesten melden voor het leger.
I
In Rijswijk hingen posters voor de ramen met ‘de koffie staat klaar’. Dat wisten de soldaten wel te waarderen
V-1.
In Rijswijk, dicht bij het regeringscentrum, werden nu vrij veel militairen gestationeerd. Zij woonden in Villa Martha bij de Hoornbrug, in scholen in de Kerklaan, de Beetslaan en de Esdoornstraat en bij mensen thuis. Ypenburg werd van sportvliegveld omgetoverd tot een militaire vliegbasis, en de luchtbeschermingsdienst bouwde schuilkelders voor bombardementen onder het GEB-gebouw in de Schoolstraat, op de hoek van de Kerklaan en de Lindelaan, op de hoek Herenstraat Haagweg en onder de Nassaukade.
138 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
Kort na de mobilisatie ging de distributie in. Voortaan konden suiker, petroleum of groene erwten alleen tegen inlevering van een bon worden gekocht. Op die manier probeerde de overheid de beschikbare spullen zo eerlijk mogelijk te verdelen. Ondanks al deze maatregelen wilde de angst voor de oorlog nog niet echt komen. Rijswijkers vonden de aanwezigheid van de soldaten vooral gezellig. Veel mensen hingen posters voor de ramen met teksten als ‘de koffie staat klaar’. Van dat aanbod maakten de jongens dankbaar gebruik. Rond Sinterklaas werd geld ingezameld, om de militairen met een cadeautje te kunnen verrassen. Maar in april 1940 nam Hitler de regeringscentra van Noorwegen en Denemarken in. Pas op dat moment realiseerde men zich écht dat de kleine Führer zijn niet-aanvalsbelofte wel eens zou kunnen breken. Er werden onmiddellijk pantserwagens en mitrailleurs naar Ypenburg gestuurd. De soldaten waren klaar voor de strijd. Op 10 mei dat jaar, midden in de nacht, werden de inwoners van Rijswijk uit hun slaap opgeschrikt door het geluid van vliegtuigmotoren. In eerste instantie leek er geen reden tot paniek. De vliegtuigen vlogen
Hitlerfiguurtje met beweegbare arm.
ga naar begin
ga naar inhoudsopgave
10 mei 1940. immers alleen over Nederland heen, richting Engeland. Wat men toen nog niet wist, was dat de Duitse vliegtuigen boven de Noordzee om zouden keren om vervolgens terug te vliegen. Het Duitse plan, genaamd Fall Gelb, was om de drie vliegvelden rond Den Haag in te nemen, namelijk Ockenburg, Valkenburg én Ypenburg. Van daaruit zouden de Duitsers Den Haag binnenvallen, de koningin gevangen nemen en daarmee de Nederlandse weerstand te breken.
Tegen 4.00 uur ’s ochtends vielen de eerste bommen op het Rijswijkse vliegveld. Ondanks de voorbereidingen kwam de aanval als een complete verrassing. Echte bommen, dat was wat anders dan een vriendelijk bakje koffie. Veel Nederlandse militairen sloegen op de vlucht voor het geweld uit de lucht. Maar de meesten lieten de Duitse aanval niet op zich zitten. Ondanks de aanhoudende VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 139
ga naar begin
bombardementen lukte het alle Nederlandse vliegtuigen op te stijgen. Hun taak was te voorkomen dat de Duitse parachutisten aan land kwamen. Dat mislukte, vooral omdat de Duitse jagers veel moderner waren dan de Nederlandse toestellen. De militairen op de grond beschoten de Duitse vliegtuigen, waardoor 186 vliegtuigen werden vernield. De Duitse parachutisten waren inmiddels geland. Even leken zij het vliegveld in handen te krijgen. Zij hadden Nederlandse soldaten krijgsgevangen gemaakt en gebruikten
Bominslag hoek Kerklaan/Olmstraat oktober 1940. 140 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
hen als levend schild. Op eigen mensen schieten deden Nederlanders niet. Maar van alle kanten kwamen nu Hollandse versterkingstroepen, en om half vier ’s middags was het vliegveld weer heroverd. Het zo mooi bedachte Duitse Fall Gelb was mislukt. Mede dankzij het succesvolle verzet bij Rijswijk kon Duitsland niet doorstoten naar Engeland. Bij de slag om Ypenburg vonden 2700 Duitse soldaten de dood of werden krijgsgevangen gemaakt, tegenover 71 Nederlanders. De koningin en de regering vertrokken drie dagen later veilig naar Engeland.
ga naar inhoudsopgave
Maar de overwinningsroes duurde niet lang. Op 14 mei werd Rotterdam gebombardeerd, waarbij honderden burgerslachtoffers vielen. Hitler dreigde alle steden op deze manier in puin te leggen. Nederland moest door de knieën. Op 15 mei was Nederland officieel bezet door de Duitsers. De overwinnaars trokken Rijswijk binnen vanuit Delft, over de Hoornbrug. De emoties bij de soldaten liepen hoog op. Hadden ze hun leven gewaagd om te capituleren? Toch konden ze niet veel anders dan hun munitie in de Put (het meer van Te Werve) rijden en hun geweren kapot slaan en in de Vliet gooien. Daar had de vijand in elk geval niks meer aan.
oorlog waren relatief veel inwoners – overigens niet alleen mensen zonder baan! – ontvankelijk voor de ideeën van de Nationaal Socialistische Beweging (NSB), die werk voor iedereen beloofde. Elke zaterdag stonden de NSB-ers met een kraampje op de hoek van de Haagweg en de Broekslootkade om hun blad ‘Volk en
De meeste Duitsers zaten in Den Haag, maar Rijswijk moest ook zo’n vier- tot zeshonderd soldaten huisvesten. De meesten namen hun intrek in één van de achttiende-eeuwse buitenhuizen aan de Van Vredenburchweg, zoals Te Werve. Hier werden de Duitsers die al aan het begin van de oorlog gewond raakten gestationeerd. Landgoed Overvoorde werd het hoofdkantoor van de in Nederland ondergebrachte onderdelen van de Luftwaffe. Ook in het centrum kwamen Rijswijkers de bezetter tegen. De leerlingen van de school in de Esdoornstraat hadden plaats moeten maken voor Duitse soldaten, die het plein gebruikten voor marcheer-oefeningen. Naar school gaan zat er dus voor veel kinderen niet meer in, of in elk geval werd er minder les gegeven. In 1944 werden alle schoolactiviteiten gestaakt.
Vaderland’ te slijten. Hun kinderen zaten bij de jeugdafdeling, de nationale jeugdstorm. Al trommelend liepen zij op zaterdagen door de Herenstraat. Op het moment dat de organisatie zich pro-Hitler uitsprak, hielden veel leden het echter voor gezien. Zij hadden zich aangesloten met het oog op een baan, niet om het opdringerige buurland te steunen. Toch bleven er nog 130 NSB-ers over in het dorp. Hun grote frustratie was dat ze officieel geen eigen kring én geen eigen vlag hadden. Het verzoek daarom werd door leider Anton Mussert genegeerd. Dat was extra pijnlijk omdat Mussert zelf tijdens zijn studententijd in Rijswijk had gewoond. Tot het eind van de oorlog moest de Rijswijkse Jodenster.
J
Niet alle Rijswijkers waren ongelukkig met de komst van de bezetter. Er waren er zelfs bij die de Duitsers met open armen ontvingen. Door de hoge werkloosheid in Rijswijk voor de
Joden waren verplicht een davidsster te dragen. Deze moesten ze zelf betalen
VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 141
ga naar begin
tak het met een eigengemaakte creatie doen. Het meest beruchte Rijswijkse NSB-lid was de wereldberoemde hardloper Tinus Osendarp uit de Hoornbruglaan. In 1936 had hij twee bronzen medailles gewonnen voor de 100 en 200 meter op de Olympische Spelen in Berlijn. Hij was daarmee de snelste blanke man van de wereld. In de oorlog ontpopte de sportheld zich tot een verrader. Door zijn toedoen werden minstens 10 verzetsmensen opgepakt, waarvan een aantal overleed.
Joodse kinderen mochten niet meer met andere kinderen in de klas zitten. Zij moesten naar speciale scholen in Den Haag. Omdat joden niet meer met de tram mochten reizen, betekende dat voor 54 Rijswijkse kinderen elke dag een lange wandeling heen en terug. Voor de ouderen was dat nog net te doen, maar voor de kleintjes was dat veel te ver. In 1942 werden de joden verplicht een davidsster te dragen. Deze moesten ze zelf betalen. Hij kostte vier cent en een textielbon.
Een beladen hoofdstuk uit de lokale oorlogsgeschiedenis, is dat van de Rijswijkse joden. In 1941 moesten alle joden geregistreerd worden. In Rijswijk kregen 300 mensen een aantekening op hun persoonsbewijs voljood te zijn. Tachtig inwoners werden als half-jood bestempeld. Zij waren nu niet meer welkom in café’s en al snel ook niet meer in parken, het zwembad en de bibliotheek. Overal kwamen bordjes te hangen “Voor joden verboden”. Winkels mochten alleen nog maar aan het eind van de middag bezocht worden, maar tegen die tijd was de kleine voorraad natuurlijk allang uitverkocht. 142 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
Reliëf met portret van Jan Thijssen.
Tegenover de meelopers stonden mensen die wél verzet boden. Dat kon op kleine schaal, zoals je baby Wilhelmina noemen, net als de koningin. De griffier van de Tweede Kamer leverde zijn bijdrage door de troon uit de Ridderzaal in het Tollenshuis te verstoppen. Anderen moffelden rotte groenten in zendingen naar Duitsland, of drukten illegale krantjes. Daarnaast was er het georganiseerde verzet. In totaal sloten een paar honderd Rijswijkers zich hierbij aan, onder andere om hulp te bieden aan onderduikers.
ga naar inhoudsopgave
Hun fietsen mochten ze bij het afhalen van de sterren meteen inleveren. Tot 1942 hebben Rijswijkse ambtenaren meegewerkt aan de registratie van joden. De gegevens werden door de Duitsers gebruikt om de joden op te pakken en ze naar concentratiekampen te sturen. Tussen 1942 en 1943 werden in de Haagse regio 2000 joodse huizen leeggeruimd. Wisten de ambtenaren echt niet waar de door hen verstrekte informatie voor gebruikt werd? Of waren ze bang voor hun eigen positie? Toen er in 1943 sprake van was dat Nederlandse militairen als krijgsgevangenen naar Duitsland zouden worden gebracht, gingen ze wél in staking. Maar zoals overal, waren er onder de Rijswijkse ambtenaren ook echte helden. Zij vervalsten met gevaar voor eigen leven persoonsbewijzen
voor onderduikers. Verschillende van hen werden uiteindelijk opgepakt en in Duitse strafkampen tewerkgesteld. Er waren ook Rijswijkers die joden lieten onderduiken. Sommigen onderduikers hebben de oorlogsjaren overleefd, maar veel van hen werden verraden. Het aangeven van joden bracht aardig wat op. Je kon tot 40 gulden krijgen per verklikte onderduiker. Tussen 1940 en 1945 overleden minstens 239 Rijswijkse joden in kampen in Auschwitz en Sobibor. Ida Gudeman was één van de joodse meisjes uit Rijswijk. Na haar trouwen heette zij Ida Vos. Zij keerde na jaren ondergedoken te zijn geweest terug in Rijswijk en werd een bekende schrijfster en dichteres. Van haar schoolklas uit de Haagse Bezemtraat, waar 35 joodse leerlingen in zaten, overleefden maar vier kinderen de oorlog.
Verband de nationale canon:
‘1929-1940. De crisisjaren. Samenleving in depressie’, in: Entoen.nu. De Canon van Nederland. Deel B (Den Haag, 2006). ‘1940-1945. De Tweede Wereldoorlog. Bezetting en bevrijding’, in: Entoen.nu. De Canon van Nederland. Deel B (Den Haag, 2006). ‘1929-1945. Anne Frank. Jodenvervolging’, in: Entoen.nu. De Canon van Nederland. Deel B (Den Haag, 2006).
Verder lezen:
Berge, M.J. van den, e.a., Om nooit te vergeten. Rijswijk in de Tweede Wereldoorlog (Rijswijk, 1991). Bruin, A.C. de, ‘Mei 1940. De slag om Ypenburg in breder verband’, in: Kroniek. Orgaan van de Historische Vereniging Rijswijk 1985/4 (Rijswijk, 1985). Ende, W.P.C. van der, ‘In memoriam Ida Vos’, in: Historische Vereniging Rijswijk Jaarboek 2006 (Rijswijk, 2006). Vos, I., ‘Rijswijk in oorlogstijd’, in: Kroniek. Orgaan van de Historische Vereniging Rijswijk 1990/2 (Rijswijk, 1990). Havermans, S., Terug in Rijswijk. Hoe de oorlog voelde voor Ida Vos (Rijswijk, 2005).
VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 143
ga naar begin
144 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
ga naar inhoudsopgave
1 8 . Het leven in Rijswijk in de Tweede Wereldoorlog (II)
1940 10 mei Inval van de Duitsers
1940 najaar Levensmiddelen, petroleum etc. op de bon
De gewone burger had veel last van de oorlog. Vooral in de winter van 1944-1945 was er veel honger. Brandstof
1944 november Razzia’s voor arbeidsdiensten
was steeds moeilijker te krijgen. Aan het einde van de oorlog stond er bijna geen boom meer overeind. Rijswijkse mannen probeerden aan de arbeidsinzet te ontkomen door onder te duiken. In 1944 begonnen de Duitsers met het afschieten van V2-raketten vanuit het Rijswijkse bos. Enkele malen vielen
verdwaalde bommen op Rijswijk, met verschrikkelijke gevolgen. Achthonderd Rijswijkers overleefden de oorlog niet.
< In de rij bij de gaarkeuken
1944-1945 Hongerwinter voedseltochten
1945 april Eerste voedseldroppings op Ypenburg
1945 5 mei Bevrijding
1945 8 mei Canadezen in Rijswijk
VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 145
ga naar begin
Handleiding Textieldistributie, uitgegeven door De Magneet in Rijswijk.
Distributiebonnen.
146 V E R H A L E N
De Tweede Wereldoorlog was van grote invloed op het dagelijks leven. Gewoon boodschappen doen was er niet meer bij. Vanaf eind 1940 ging alles ‘op de bon’. In Rijswijk moesten de bonkaarten opgehaald worden in de Schoolstraat. Uit angst voor overvallen stond het gebouw onder constante politiebewaking. De bonnen konden even verderop in de Herenstraat worden ingewisseld voor bijvoorbeeld aardappelen of petroleum. Naarmate de oorlog vorderde, werden de hoeveelheden steeds kleiner, want alles wat eetbaar was verdween langzaam
Distributiestamkaart van C.A. Zuidwijk uit Rijswijk. VA N
RIJSWIJK
ga naar inhoudsopgave
maar zeker richting Duitsland. De gemeente Rijswijk probeerde bij te springen door in de gemeenteplantsoenen in plaats van struiken en bloemen, aardappels te poten. Door de tekorten schoten de prijzen steeds verder omhoog. Sommige winkeliers probeerden een slaatje te slaan uit de schaarste, door hun spullen veel te duur aan te bieden. Dat trucje werkte maar kort. Al snel konden de voorraden niet meer aangevuld worden. Wie nog een paar goede schoenen had, mocht van geluk spreken. Veel kinderen liepen op twee houten latjes met een leren riempje eromheen.
E
Echt onhoudbaar werd de situatie in de hongerwinter van 1944/1945
De eerste oorlogsjaren waren al zwaar, maar echt onhoudbaar werd de situatie in Rijswijk in de hongerwinter van 1944/1945. De regering had vanuit Engeland opgeroepen tot een spoorstaking om de Duitsers te dwarsbomen. Rijkscommissaris Seyss Inquart, Hitlers hoogste vertegenwoordiger in Nederland, strafte daarop de inwoners van het westen met een verbod op bevoorrading. De bewoners van Rijswijk werden nu geheel afhankelijk van de gaarkeukens. Tegen inlevering van een aantal bonnen kon hier een warme maaltijd worden gehaald. Gewapend met een pannetje trok men dagelijks naar de uitdeelpunten in de Beetslaan, de
Aankondiging van de Centrale Keuken Rijswijk. Esdoornstraat, de Kerklaan, het Haantje, de Haagweg en de Frederik Hendrikstraat. In de eerste week alleen al stonden meer dan 5000 mensen in rijen te wachten op een schep eten uit de grote ton. Er ontstond nu ook een zwarte handel. Een kilo aardappelen kon gekocht worden voor 100 gulden, sigaretten waren 2 gulden per stuk. Omdat niet iedereen zoveel geld had werd er onderling geruild. Het plakken van een band VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 147
ga naar begin
kostte dan een worst, of een pakje shag. Veel bakkers werden het slachtoffer van berovingen. Op een bepaald moment overvielen zelfs twintig huisvrouwen uit Spoorwijk Bakkerij Hus op de Haagweg, waarbij ze honderdveertig broden buit maakten. Boeren moesten hun vee in de gaten houden. Koeien en schapen werden ’s nachts uit de weilanden gehaald. De mensen aten nu ook bloembollen en suikerbieten, en van geitenvoer werd pap gekookt. De kerken boden zoveel mogelijk hulp. Zij regelden onder andere dat honderdvijftig Rijswijkse kinderen per schuit naar het noorden konden vertrekken, om daar aan te sterken. Ook kregen de kleintjes drie keer per week extra voedsel van het interkerkelijke bureau. Maar voor veel volwassen Rijswijkers was een hongertocht de laatste oplossing. Dagenlang liepen of fietsten ze naar het oosten van het land, waar nog wél aardappels te krijgen waren. Vaak meer dood dan levend kwamen ze terug in het dorp, waarbij de kans bestond dat NSBers onmiddellijk al hun voedsel afnamen. Veel ouderen en kleine kinderen stierven in het laatste jaar van de oorlog. Niet alleen het eten was schaars in 1944, ook brandstof was nauwelijks meer te krijgen. Het toeval wilde, dat het juist dat jaar een heel strenge winter was. Er zat niets anders op dan zelf hout te sprokkelen. Geen boom was meer veilig. Heel het Rijswijkse bos werd omgezaagd, kozijnen, deuren en vloeren van leegstaande huizen verdwenen op mysterieuze wijze en de straten werden langzaam maar zeker ontdaan van hun groen. Zelfs houten bruggen belandden in de kachel. Eén van de weinige bomen die de oorlog overleefde was de grote kastanjeboom in 148 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
de Oranjelaan. Deze werd door de bewoners van de wijk Leeuwendaal, die de historische waarde van de boom inzagen, dag en nacht bewaakt. Ook in het park Overvoorde sloop men ’s nachts rond om hout te verzamelen. Duitsers hadden het hele bos echter volgelegd met landmijnen. Tijdens de strooptochten bliezen meerdere Rijswijkers zichzelf op. Door het gebrek aan hout konden deze doden zelfs niet meer behoorlijk worden begraven. Ze lagen voor de vorm even in een ‘leenkist’ opgebaard, maar werden er daarna weer uitgehaald en zonder kist in de grond gestopt. In Duitsland was inmiddels een tekort aan arbeidskrachten ontstaan, doordat de meeste mannen in het leger zaten. De Duitsers gingen er daarom toe over Nederlanders voor hen aan het werk te zetten, de zogenaamde arbeidsinzet. In een plakkaat werd bekend gemaakt dat alle Rijswijkse mannen zich op 21 november 1944 met warme kleren, schoenen, dekens en bord en bestek moesten melden bij de Duitsers. Er waren
Oproep voor de arbeidsinzet (21 november 1944).
ga naar inhoudsopgave
maar weinig Rijswijkers die daar zin in hadden. De meest creatieve listen werden verzonnen om aan de ‘Arbeitseinsatz’ te ontkomen. Sommigen verkleedden zich in vrouwenkleren of wendden een besmettelijke ziekte voor, door met bietensap rode vlekken op hun lijf te mak en. Anderen verstopten zich in graven. Een aantal mannen meldde zich vrijwillig, uit angst dat hun familie
D
De mensen aten nu ook bloembollen en suikerbieten
kilometer per uur maar 5 minuten over om in Engeland in te slaan. Het was even zoeken naar een geschikte lanceringsplaats voor de raketten. In eerste instantie dachten de Duitsers aan Te Werve, maar dat bleek te gevaarlijk. Als er iets mis ging met de lancering zouden de V2’s op de daar wonende gewonde Duitsers kunnen vallen. Uiteindelijk leek het Rijswijkse bos het meest geschikt. Op grote opleggers werden de raketten door
anders iets aangedaan zou worden. Minstens veertig van hen stierven in de werkkampen. Ondertussen vlogen elke nacht de vliegtuigen over het dorp. Engelsen waren op weg naar Duitsland, om daar de boel te bombarderen. Duitse toestellen vlogen richting Engeland met hetzelfde doel. Het mikken lukte niet altijd. Geallieerde bommen die bedoeld waren voor Ypenburg vielen op de Kerklaan, waarbij enkele huizen totaal weggevaagd werden. Een deel van de bewoners overleefde het niet. Verzekeringsagenten adverteerden kort na de inslag slim met de leus “Oorlogsschade? Wie zal u vergoeden? Verzekert uw bezit!”. Tegen het einde van de oorlog probeerden de Duitsers Engeland zo veel mogelijk schade toe te brengen. Een succesvolle methode was het inzetten van het Vergeltungswaffe 2, ofwel de V2. Deze raket van 14 meter lang en 1,7 meter breed, deed er vanaf Rijswijk met 5800
Een V-2 klaar voor lancering. Tankauto’s met brandstof en zuivere zuurstof rijden af en aan. VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 149
ga naar begin
de Herenstraat naar de afvuurplek vervoerd. Honderdvijftig mensen waren nodig om de installatie te bedienen. Het duurde twaalf minuten om het ding te vullen met brandstof en daarna waren ze nog 1,5 uur bezig met richten. Het afschieten maakte enorm veel lawaai. De ramen in het dorp trilden in hun sponningen. Veel raketten bereikten hun doel. In totaal werden in Rijswijk en Den Haag 1300 V2’s afgevuurd, waarvan 1100 in Engeland insloegen. Bijna 3000 mensen werden gedood en er vielen ruim 6000 gewonden. Op 27 oktober 1944 ging het mis. Om drie uur ’s middags werd een V2 afgeschoten vanaf het terrein van het voormalige Huis ter Nieuwburg. Inwoners zagen de raket rondcirkelen in de lucht boven het dorp, waarna hij naar beneden stortte en neerkwam op het gebouw van de Kruisvaarders van Sint Jan. In dit internaat voor jongens aan de Van Vredenburchweg veroorzaakte de V2 een krater van 16 meter in de breedte. Ondanks
150 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
het verbod van de Duitsers kwamen uit heel het dorp mensen met karren en ziekenauto’s aangesneld om hulp te bieden. Voor vijf broeders, zeven jongens en twee knechten kwam die te laat. De Duitsers staken geen vinger uit. De enige actie die zij ondernamen was het beschermen van de door de jongens gekweekte druiven. De dag erna stopten de Duitsers met het afschieten van V2’s vanuit het Rijswijkse bos. De Geallieerden hadden dat niet in de gaten en bleven het bos bombarderen, met nog meer Rijswijkse slachtoffers tot gevolg. Op 5 mei 1945 was de oorlog voorbij. Het duurde nog tot 9 mei voor de Canadezen op grote tanks binnen kwamen rijden over de Hoornbrug. In Rijswijk leek het één groot feest. Maar veel mensen hadden een dierbare verloren. Achthonderd Rijswijkers overleefden de oorlog niet.
ga naar inhoudsopgave
Voedseldropping. Verband met nationale canon:
‘1940-1945. De Tweede Wereldoorlog. Bezetting en bevrijding’, in: Entoen.nu. De Canon van Nederland. Deel B (Den Haag, 2006).
Verder lezen:
Berge, M.J. van den, e.a., Om nooit te vergeten. Rijswijk in de Tweede Wereldoorlog (Rijswijk, 1991). Berge, M.J. van den (red.), Geschiedenis van Rijswijk (Rijswijk, 1997). Hoedt, M.W., ‘Oorlogsgebeurtenissen bij de Kruisvaarders van Sint Jan te Rijswijk’, in: Historische Vereniging Rijswijk Jaarboek 1995 (Rijswijk, 1995).
VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 151
ga naar begin
152 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
ga naar inhoudsopgave
1 9 . Burgemeester Bogaardt bouwt Nieuw Rijswijk Na de Tweede Wereldoorlog was er een groot gebrek aan woonruimte. Jonge mensen stelden bovendien andere eisen aan hun huis. In 1952 trad de burgemeester aan die een oplossing
1945 Einde Tweede Wereldoorlog grote woningnood
1952 Archibald Bogaardt burgemeester Rijswijk heeft 23.000 inwoners
1963 Sloop Kuijs Witsenburg
bood. Archibald Bogaardt bouwde in snel tempo hele nieuwe
wijken in Rijswijk, met bijbehorende sportparken, winkelcentra en een zwembad. Als echte bloemenliefhebber plantte hij duizenden rozen. Helaas brak hij ook oude huizen af. Vóór heel het oude
centrum onder de sloophamer verdween, kwamen de inwoners in opstand. Bogaardt wist met zijn bouwwoede te voorkomen dat Rijswijk geannexeerd werd door Den Haag.
1964 Opening winkelcentrum ‘In de Bogaard’
1967 Opening stadhuis aan de Generaal Spoorlaan
1973 Bogaardt vertrekt Rijswijk heeft ruim 50.000 inwoners
< Burgemeester Archibald Bogaardt VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 153
ga naar begin
De eerste huizen ‘over het spoor’ (de Ministerbuurt, 1959).
Nieuwbouw Van Mooklaan/Mgr. Bekkerslaan (1972).
De jaren ’50 van de twintigste eeuw stonden in het teken van vernieuwing. Opgelucht dat de oorlog achter de rug was, durfden de mensen weer vooruit te kijken. Men had vertrouwen in de toekomst. Velen waagden de overstap naar een ander land, zoals Australië of Canada. Maar
was een groot tekort aan woonruimte. In de oorlog waren veel mensen uit Den Haag hier komen wonen, in verband met de bouw van de Atlantikwall. De Rijswijkers die toen plaats hadden moeten maken keerden na 1945 weer terug, waardoor het dorp overvol werd. In 1949 woonden bijna 2400 gezinnen bij anderen in. Naast het feit dat er te weinig woningen waren, vond de jonge generatie de bestaande huizen hopeloos ouderwets. Alles moest nieuw en fris. Weg met de oubollige kamers-en-suite en granieten aanrechten. Ruime woonkamers en lichte keukens moesten er komen. In hoog tempo werden overal in Nederland nieuwe wijken gebouwd, die aan de veranderde woonwensen konden voldoen. Het moderne flatgebouw deed zijn intrede in het straatbeeld. Rijswijk was geen uitzondering.
J
Jonge mensen vonden de bestaande huizen hopeloos ouderwets
ondanks het grote aantal emigranten, bleef de Nederlandse bevolking maar doorgroeien. Al die mensen moesten wél ergens wonen. En aan huizen was nu juist een gebrek. Ook in Rijswijk
154 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
Burgemeester Bogaardt.
ga naar inhoudsopgave
In 1952 kreeg Rijswijk een burgemeester onder wiens leiding het dorp voorgoed zou veranderen: Archibald Theodoor Bogaardt. Het eerste wat hij deed nadat hij plaats genomen had in het stadhuis, was het aankopen van grote stukken land. Kort daarop werden de eerste palen in de grond geslagen. Duizenden huizen werden aan het oude dorp vastgebouwd. Alle jonge gezinnen zouden een eigen plekje krijgen in het nieuwe deel van Rijswijk. Het duurde inderdaad niet lang voor zij hun intrek konden nemen in een huis in de ministersbuurt. Of in één van de portiekwoningen in de muziekbuurt, de artiestenbuurt, de kleurenbuurt of spoorzicht. Met een gezellig schuin dak, want een huis zonder zo’n dak was volgens Bogaardt geen gezicht.
Vanwaar deze ongeremde bouwwoede? Burgemeester Bogaardt was doodsbang dat Den Haag voor de zoveelste keer zou proberen zijn dorp – en burgemeesterspost? – te annexeren. Den Haag kampte net als Rijswijk met een gebrek aan woningen en de buren wilden zich het dorp maar al te graag toeëigenen. Als argument voor de annexatie brachten zij naar voren dat zo’n kleine gemeente niet het ambtelijk en bestuurlijk apparaat bezat om een uitbreiding zelfstandig te kunnen coördineren. Een grotere stad als Den Haag zou daar wél toe in staat zijn. Burgemeester Bogaardt bewees het tegendeel. Door in korte tijd zoveel mogelijk huizen uit de grond te stampen, wendde Bogaardt het annexatiegevaar af. Hagenaars waren van harte welkom in Rijswijk te komen wonen, maar het dorp bleef wél zelfstandig. Tijdens Bogaardts ambtsperiode, die van 1952 tot 1973 duurde, groeide Rijswijk van 23.000 naar meer dan 50.000 inwoners. Natuurlijk was het beleid van de burgemeester niet alleen op jonge mensen gericht. Ook ouderen hadden zijn aandacht. Zij konden weldra hun intrek nemen in één van de drie bejaardencentra: het vernieuwde Onderwatershof, Vredenburch of Steenvoorde. Burgemeester Bogaardt was dol op stenen, maar hield daarnaast erg van groen. Een groot deel van de bomen en struiken was in de Tweede Oorlog door de bevolking gekapt en in de koude winters opgestookt in de kachel. Na de oorlog werden al snel jonge bomen teruggeplant, voornamelijk lindebomen. Maar voor Bogaardt was dit niet genoeg. Hij had een persoonlijke voorkeur voor rozen. Duizenden rozenstruiken werden in de plantsoenen geplaatst. Rijswijk werd een fleurig geheel. VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 155
ga naar begin
Niet alleen de straten kregen een groen-impuls, ook het omliggende gebied werd aangepakt. De ontsierende vuilstortplaatsen waren de burgemeester een doorn in het oog. Bovenop de bergen puin legde hij twee parken aan, het Elzenburgerbos en het Wilhelminapark. De heuvels herinneren nog aan de vuilniszakken die eronder opgestapeld liggen. Herten, geiten en konijnen kregen een plekje in het Hertenkamp tegenover het Rijswijkse bos. Daarmee was Bogaardt nog lang niet klaar. Rijswijkers moesten gezond blijven. Er kwamen dus tennisparken, voetbalvelden, Sportpark Irene en een nieuw zwembad. Zaalsporten werden mogelijk gemaakt door de aanleg van de Marimbahal. Waar mensen wonen, worden boodschappen gedaan. Verschillende winkelcentra zagen in deze periode het licht, zoals die aan het Hendrik Ravesteynplein, de Dr. van Mooklaan en de Prinses Margrietsingel. En niet te vergeten het in 1964 geopende winkelcentrum In de Bogaard (zonder t). Dit gebied ontwikkelde zich tot een waar shoppingparadijs, waar, heel modern, genoeg ruimte was vrijgemaakt om de auto parkeren. De burgemeester vergat ook zijn eigen kantoor niet. In 1964 werd de eerste paal geslagen van het nieuwe raadhuis op de hoek van de Burgemeester Elsenlaan en de Generaal Spoorlaan. Boogaardt voorspelde bij de opening dat dit moderne gebouw veel langer mee zou gaan dan zijn voorganger, die slechts 45 jaar dienst had gedaan. Die verwachting kwam niet uit. Het gemeentehuis met de hoge toren werd in 2003 verlaten. 156 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
Kuijs Witsenburg. Maar Bogaardt bouwde niet alleen maar huizen. Hij brak ze ook af. In de jaren ’60 moest alles anders en het nieuwe wonen vroeg om drastische maatregelen. De burgemeester maakte plannen voor het dorp waarbij alleen de Oude Kerk overeind zou blijven staan. De rest van het oude centrum, tot aan de Broeksloot, moest tegen de vlakte om plaats te maken voor ruimere woningen en bredere straten. Tussen de Blekerslaan en de Haagweg zouden flatgebouwen komen, zestien hoog. Op de hoek van de Haagweg en de Emmastraat had hij een zeslaags parkeergarage gedacht. In de jaren ’30 had de gemeente ook al met het idee gespeeld het dorp flink te saneren, en men was al begonnen om huizen op te kopen om deze te slopen zodra ze vrij kwamen. Het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog was in die zin gelukkig, dat het de afbraakpraktijken voor een aantal jaar gestopt heeft. Gelukkig dachten de Rijswijkers anders over de historische dorpskern dan hun burgemeester. Zij
ga naar inhoudsopgave
Kuijs Witsenburg (1963).
Nieuwbouw op plaats Kuijs Witsenburg (1966).
tekenden protest aan en de plannen verdwenen, helaas al deels uitgevoerd, in 1970 in de prullenbak. Maar veel huizen waren voorgoed verloren. Oude panden in de Torenstraat hadden plaats moeten maken voor flatwoningen. En nog in 1963 was de eeuwenoude herberg Kuijs
Witsenburg op de hoek van de Herenstraat en de Haagweg met de grond gelijk gemaakt. Gelukkig werd voorkomen dat heel het oude dorp onder de slopershamer verdween. Rozen kunnen opnieuw ingezaaid worden. Voor huizen geldt dat niet.
Verband met de nationale canon:
‘Vanaf 1948. De televisie. Doorbraak van een massamedium’, in: Entoen.nu. De Canon van Nederland. Deel B (Den Haag, 2006).
Verder lezen:
Breugel, A. van, Het dorp voorbij. Honderd jaar stedenbouw en architectuur in Rijswijk (Rijswijk, 1993). Hoe Rijswijk bouwde. Rijswijk onder het dynamische burgemeesterschap van drs. A.Th. Bogaardt (1952-1973). Hardenberg, H., Twintig eeuwen Rijswijk (1975). Koot, J.M. en Lever, F., ‘Kuijs Witsenburg monumentaal’, in: Kroniek. Orgaan van de Historische Vereniging Rijswijk 1991/4 (Rijswijk, 1991). Koot, J.M., ‘Veranderend beeld (1-5)’, in: Kroniek. Orgaan van de Historische Vereniging Rijswijk 1991/1992 (Rijswijk, 1991/1992).
VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 157
ga naar begin
158 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
ga naar inhoudsopgave
20. Annexatie
1389 Eerste annexatie door Delft
Het Rijswijkse grondgebied liep vroeger van de Brasserskade
1839 Eerste spoorlijn Amsterdam-Haarlem
in Delft tot aan de Hoefkade in Den Haag. In 1839 werd de eerste spoorlijn aangelegd, tussen Amsterdam en Haarlem. Twee jaar later werd het spoor doorgetrokken naar
1841 Start doortrekken spoorlijn naar Rotterdam 1843 Den Haag koopt Rijswijkse grond tot de Laak
Rotterdam, met een tussenstation in Den Haag. Het Haagse
station kwam echter op Rijswijkse grond te liggen. Het gebied tot aan Laak werd daarom door Den Haag geannexeerd. In de jaren erna volgden meerdere pogingen Rijswijk bij Den Haag te trekken. Dit lukte maar ten dele, mede dankzij de inspanningen van anti-annexatiecomités. < Spoorwegovergang
1927 Annexatieplannen door Den Haag ingetrokken 1931 Nieuwe Haagse annexatieplannen
1988 Rapport ‘Geef Den Haag de ruimte’ 2002 Ypenburg door Den Haag geannexeerd
VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 159
ga naar begin
Station ‘Hollands Spoor’ (1847). Rond de elfde eeuw dook een nieuwe ziekte op in Nederland: lepra. Omdat de leprozen een besmettingsgevaar vormden voor de andere stadsbewoners en ze soms afschuwelijk verminkt waren, werden zij in speciale ziekenhuizen ondergebracht, ver van het centrum. Ook in Delft werd zo’n lepralijdershuis buiten de stad gebouwd. De locatie vormde wel een klein probleem. Het grondgebied van Rijswijk liep helemaal tot aan
H
Het eerste Haagse treinstation lag gek genoeg op Rijswijks grondgebied
de Delftse stadsmuur, wat betekende dat het leprozenhuis nu feitelijk in Rijswijk lag. Dat was niet de bedoeling. De Graaf van Holland vond in 1389 een oplossing. Hij besloot dat de grens tussen Delft en Rijswijk een stukje
160 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
op moest schuiven. Zo hield Delft haar zieken toch op eigen grond. De nieuwe grens werd vastgesteld ter hoogte van de Brasserskade. Rijswijk verloor hierdoor een aardig gedeelte aan de buurstad. Deze primitieve vorm van annexatie viel echter in het niet bij wat later nog zou komen. In 1839 werd de eerste spoorlijn aangelegd, tussen Amsterdam en Haarlem. Toen de mensen enigszins bekomen waren van de schrik over dit ijzeren gevaarte dat met een snelheid van vijftig kilometer per uur door de weilanden racete, werd de lijn in 1841 doorgetrokken naar Rotterdam. De trein zou een tussenstop maken in Den Haag. Het nieuwe station (het huidige Hollands Spoor) werd echter gek genoeg niet in Den Haag neergezet, maar in Rijswijk. Aan het begin van de negentiende eeuw was namelijk al het land tot aan de Haagse Hoefkade nog Rijswijks gebied. Met de bouw van het nieuwe station kreeg Rijswijk van de één op de andere dag dus de verantwoordelijkheid om de orde in een druk gebied vol reizigers te handhaven.
ga naar inhoudsopgave
genoegen nemen met het gebied tussen Laak en de Broeksloot. De achterliggende gedachte van dit compromis? Men was in Rijswijk doodsbenauwd dat als dit stuk Rijswijks zou blijven er veel te veel niet-Rijswijkers zouden komen te wonen, en daar moesten ze in Rijswijk niet veel van hebben. In 1901 deed Rijswijk daarom afstand van dit deel van haar grondgebied, voor niks. Een gelukje voor de buurstad. Vier gezinnen, samen 36 mensen, waren door deze transactie ineens Hagenaar geworden.
Daar was het Rijswijkse politiekorps van twee man niet echt op berekend. De agenten deden alles nog lopend, wat betekende dat er altijd wel één van de twee onderweg was naar het station, of er vandaan kwam. Het bewaren van de orde in het centrum van het dorp rustte daarmee op de schouders van één politieman. Voor Rijswijk was het nieuwe station dus een extra last. Na drie jaar heen en weer geloop door de agenten, werd besloten de grens van Rijswijk en Den Haag te verleggen naar de Laak. Daarmee lag het Haagse station ook echt in Den Haag, en hadden de Rijswijkse politieagenten weer tijd om het dorp in de gaten te houden. Voor Rijswijk was het afstaan van de grond geen groot verlies. Op het terrein woonden nauwelijks mensen en de enige economische bedrijvigheid bestond uit een oude kachelfabriek. Als troost voor het verloren land werd afgesproken dat Den Haag elk jaar 400 gulden in de Rijswijkse gemeentekas zou storten, wat tot op de dag van vandaag gebeurt.
Spotprent uit de jaren dertig.
Hoewel de eerste annexatie met wederzijds goedvinden had plaatsgevonden, stelde Den Haag zich aan het einde van de negentiende eeuw minder bescheiden op. De stad begon enigszins uit zijn voegen te barsten en wilde meer ruimte om huizen te bouwen voor de Hagenaars. Ze hadden ook al bedacht wélk gedeelte ze graag wilden hebben: het stuk van Laak tot in het midden van de Herenstraat. De Oude Kerk van Rijswijk zou dan op Haags grondgebied komen te staan, terwijl de overkant van de Herenstraat Rijswijks mocht blijven. Een absurd plan, waar burgemeester Verhagen Metman zich met hand en tand tegen verzet heeft. Uiteindelijk moest Den Haag
In 1900 woonden er 3.000 mensen in Rijswijk, in 1910 al 5.000. Die uitbreiding bracht de burgemeester ertoe, in 1907 nóg een veldwachter aan te stellen. Nu waren er drie agenten die het dorp onder de duim moesten houden. Maar ondanks die snelle groei, dachten
VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 161
ga naar begin
de omliggende steden dat Rijswijk te klein was om zelfstandig te blijven. In de jaren ’20 verscheen alweer een donkere annexatiewolk boven de Rijswijkse hemel. Het dorp zou nu verdeeld moeten worden over Delft, Den Haag en Wateringen. Voorburg zou in zijn geheel aan Den Haag toegevoegd worden. Rijswijk was in paniek. Er werd onmiddellijk een anti-annexatiecomité opgericht, die een eigen anti-annexatiekrant uitgaf. In de editie van september 1925 werd uitgebreid gewezen op de verschillen tussen Rijswijk en Den Haag. In de grote stad had men te kampen met misdaad, prostitutie, berovingen, diefstal en inbraak, terwijl in het keurige Rijswijk zoiets relatief onschuldigs als een nachtcafé niet eens toegestaan was. Het argument dat Rijswijk gebruik maakte van de Haagse winkels en daarom bij de stad gevoegd moest worden, werd afgedaan als complete onzin. Of Rijswijk zelf geen winkels had! Bovendien deden Hagenaars juist alle mogelijke moeite om hun kinderen in Rijswijk op school te krijgen in plaats van andersom. En hoe durfde men te stellen dat Rijswijk geen eigen karakter had? Het paradijselijke dorp mocht nooit bij die grote stad gevoegd worden!
162 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
Op elke pagina stonden onheilspellende kreten als “Annexatie van de kleine gemeenten doodt den goeden burgerzin” en “Er gaat geen verheffende invloed van uit, als de grootere de kleinere vermoordt”. Om de Rijswijkers er ten slotte goed van te doordringen dat annexatie echt een slecht plan was, wezen de actievoerders erop dat de gemeentelijke belasting in Den Haag ruim twee keer zo hoog was als in Rijswijk. Een samenvoeging met de buurstad ging de mensen geld kosten! Meer dan vierduizend Rijswijkers waren bereid hun handtekening te zetten onder het manifest tegen aansluiting. De weerstand was overtuigend en het plan werd in 1927 weer ingetrokken. Het was groot feest in Rijswijk! Maar de slingers waren nog niet opgeruimd, of Den Haag stond alweer op de stoep. De stad had écht meer ruimte nodig. Uiteraard konden ze ook de andere richting op uitbreiden, maar dat vonden de Haagse heren te ver van het centrum. In 1931 moest het anti-annexatiecomité dus weer in actie komen, en met de kreet “Wij willen Rijswijk houen” wisten ze de aansluiting te voorkomen. Door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog verdwenen de Haagse uitbreidingsplannen in de koelkast. Men had genoeg andere zorgen. Maar toen de bezetter vertrokken was, gooide Den Haag het balletje weer op. De toenmalige burgemeester Bogaardt maakte korte metten met die plannen. Hij bouwde in korte tijd honderden huizen, waarmee hij Den Haag, dat beweerde dat Rijswijk te klein was om zijn eigen woningbouw te regelen, volledig in zijn hemd zette. Het dorp was prima in staat zijn eigen boontjes te doppen. In 1988 probeerde Den Haag het nog eens, met het rapport ‘Geef Den Haag de ruimte’, waarin gepleit werd voor de annexatie van Ypenburg.
Burgemeester Deetman (midden) op een protestbijeenkomst (1998).
ga naar inhoudsopgave
Den Haag werd uitgelachen. De stichting Redt Rijswijk stuurde een hilarisch plan naar Den Haag, waarin ze de residentie zélf opdeelden tussen de buursteden. Een goede grap, maar nog geen tien jaar later kreeg Den Haag toch
zijn zin. Bij een groot herindelingplan verdween Ypenburg in 2002 naar de buren. Men mag hopen dat dit de laatste keer was dat Den Haag een deel van het eeuwenoude Rijswijk naar zich toe heeft weten te trekken.
Verband met de nationale canon:
‘1839. De eerste spoorlijn. De versnelling’, in: Entoen.nu. De Canon van Nederland. Deel B (Den Haag, 2006).
Verder lezen:
Anti-annexatie-comité te Rijswijk, Anti-annexatie-Blad (Rijswijk, 1925). Buschkens-Dijkgraaf, M.L., Rijswijk. Wat is het, wat was het en hoe is het ontstaan? (Den Haag, z.j.). Nicasie, M.J., ‘Rijswijk en het spoor 1841-1937 (I). Een Haags station op Rijswijks grondgebied’, in: Kroniek. Orgaan van de Historische Vereniging Rijswijk 1990/1 (Rijswijk, 1990). Nicasie, M.J., ‘Reizend Rijswijk’ (Rijswijk, 1997).
VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 163
Het voormalige stadhuis aan de Generaal Spoorlaan.
ga naar begin
164 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
ga naar inhoudsopgave
Na wo o r d In het najaar van 2006 vroeg de Rijswijkse Gemeenteraad bij de behandeling van de gemeentebegroting 2007 aan het College van B&W te onderzoeken of er zoals in veel andere gemeenten een Rijswijkse canon zou kunnen verschijnen. Het zou in de ogen van de raadsleden dan een boek of boekje moeten zijn dat ook in het onderwijs gebruikt zou kunnen worden. Op verzoek van B&W heeft de Stichting Rijswijkse Historische Projecten de mogelijkheden onderzocht, een auteur gezocht, een offerte gemaakt en vervolgens de opdracht gekregen. Wel bleken de wensen van de gemeenteraadsleden enkele beperkingen, en daarmee uitdagingen, te betekenen. De eerste was dat, wilde de canon bruikbaar zijn bij het geschiedenisonderwijs, hij inhoudelijk aan moest sluiten bij de landelijke (nationale) canon. Het mocht dus geen – commercieel aantrekkelijk – boek worden met alleen maar aardige anekdotes en vermakelijke verhalen. Bovendien moest het taalgebruik zo zijn dat kinderen van 12-15 jaar het boek met plezier zouden kunnen lezen, ook al zouden zij nu en dan op hun tenen mogen staan. En het boek moest een moderne uitstraling hebben, met een spannende vormgeving en veel illustraties. Verder dwong de uitspraak van de Gemeenteraad de auteur en de uitgever om voor henzelf helder te maken wat een canon eigenlijk is. Immers door alle landelijke publiciteit, de vele discussies, de meningsverschillen en de opmerkingen van de minister, lijkt de betekenis van ‘canon’ – verzameling van historische feiten die algemeen als belangrijk worden erkend – uitgebreid te zijn
tot ‘wat iedereen moet weten’. Dat maakte de keuze van onderwerpen er niet gemakkelijker op. Wat zou iedere Rijswijker eigenlijk van de geschiedenis van Rijswijk moeten weten? Uiteindelijk is voor een opzet gekozen die min of meer parallel loopt met de nationale canon. Uit de Rijswijkse historie zijn twintig episodes (‘vensters’) gekozen en deze zijn gekoppeld aan de ‘vensters’ van de nationale canon. Dat bleek gemakkelijker te gaan dan aanvankelijk gedacht. Er zijn vele raakvlakken en verbanden met de nationale geschiedenis. Rijswijk heeft een rijke geschiedenis. Dat bleek weer eens. Wij hebben de stellige indruk dat deze relaties ook niet geforceerd of (ver) gezocht zijn. Wij moeten, naast de schrijfster, de opmaakster en de drukker, ook de Gemeente Rijswijk bedanken voor de opdracht. En tenslotte in het bijzonder dank aan mevr. Lydian de Leede die namens de Gemeente het project ‘De canon van Rijswijk’ begeleidde. Jan Eijken & Willem van der Ende september 2007 ‘Verhalen van Rijswijk. De canon’ was in korte tijd uitverkocht. Dit succes maakte een tweede druk gewenst. Het gaf ons de gelegenheid enige kleine verbeteringen in de tekst aan te brengen. Jan Eijken & Willem van der Ende Rijswijk, januari 2008
VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 165
ga naar begin
Ve r a n t w o o r d i n g i l l u s t r a t i e s Pag. 7-9: 14: 15: 16: 17: 18-20: 19: 22-24: 25: 26-27: 28: 31: 32-33: 34: 35: 36: 38: 40: 41:
42: 42: 44: 46: 48: 52:
Uit: Have, B. van der en Koot, H., Graven in Rijswijk. De Steentijdmensen van Ypenburg (Rijswijk 2001) euratlas Uit: Geschiedenis van Rijswijk (Rijswijk 1997) Idem euratlas Peutinger kaart in Oesterreichische Nationalbiblothek, Wien internet 4. VTH. Inventaris Binnenl. Kaarten, Hingman Uit: Brekelmans, M., Kastelen en Buitenplaatsen (Rijswijk, 1986) Adriaen van de Venne (1589-1662), British Museum, London Uit:Buschkens-Dijkgraaf, M.L., Rijswijk, wat is het, wat was het en hoe is het ontstaan? (Rijswijk z.j). W. van der Lely (1698-1772), gebaseerd op tekening van vermoedelijk Jan Jansz. Potter uit 1565 Uit: Michiel Vormeer, Principes Hollandiae et Zeelandiae…, Antwerpen 1578 J.J. Eijken (2007) Fragment prent uit: Mittelalterliche Hausbuch (15e eeuw) Cornelis Elandts (1641-ca. 1687), Huis te Blotinghe, Museum Rijswijk Fragment van: Titiaan (ca. 1485-1576), Karel V met zijn hond (1533), Museo Nacional del Prado, Madrid Titiaan, Philips II, 1550 in Museo Nacional del Prado, Madrid J.H. Isings (1884-1977), Een hagenpreek bij de Hoornbrug bij Rijswijk. Augustus 1566, J.B. Wolters, Groningen-Batavia onbekend (Rien Pootvliet?) Kopje. Noord-Nederland, 1e helft 16e eeuw, Museum Rijswijk Remonstrantse prenten, Universiteitsbibliotheek Amsterdam Frans Hogenberg, Leiden ontzet 1574, Geheugen van Nederland Ferdinand Alvarez de Toledo (1507-1582), kopie naar schilderij van Willem Key, Rijksmuseum Amsterdam Fragment schilderij Esaias van de Velde, zie 72-73
166 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
53:
Onbekende kunstenaar, 1566, bruikleen Stedelijk Museum De Lakenhal; nu in Museum Rijswijk 54: Jan Steen (1626-1679), ‘De Rederijkers’, Philadelphia Museum of Art, John G. Johnson Collection 56: Gideon Lokefier, deel van uitnodiging, 1643, KB Den Haag 59 en 64: Anoniem, Museum Rijswijk 60-62: Remonstrantse prenten, Universiteitsbibliotheek Amsterdam 63: Michiel Jansz. van Miereveld, Ambrogio Spinola, Rijksmuseum Amsterdam 66: Remonstrantse prenten, Universiteitsbibliotheek Amsterdam Penning, uit: Kees Zandvliet, Maurits (Amsterdam, Zwolle 2001) 68: Uit: Zandvliet, Kees, Maurits (Amsterdam, Zwolle 2001) 70-71: Idem 72-73: Esaias van de Velde, De kermis te Rijswijk met de Prinsen Maurits en Frederik Hendrik en de Koning en Koningin van Bohemen, 1625 (na restauratie), Collectie Six, Amsterdam 74: Onbekend 75: Jacob Houbraaken (1698-1780), Portret van Johan van Oldenbarnevelt, Museum Rijswijk 76: Paulus van Hillegaert, Maurits op het paard van Hertog Albert, Rijksmuseum Amsterdam 78: Gravure van Claes Jansz. Visscher, 1623, Museum Rijswijk 80-81: Remonstrantse prenten, U.B. Amsterdam 82: Detail uit: C.J. Visscher, Iustitiae aen Ian van Oldenbarnevelt geschiet, 1619, Atlas van Stolk, Rotterdam 83: Uit: Zandvliet, Kees, Maurits (Amsterdam, Zwolle 2001) 84: Remonstrantse prenten, U.B. Amsterdam 86 en 92: Sir Godfrey Kneller (1646-1723), Allegorisch ruiterportret van Willem III, naar aanleiding van de Vrede van Rijswijk 88: Conraed Wouwmans (1619-?), Portret van Frederik Hendrik, Museum Rijswijk 89: Petrus Schenk (1660-1713), Gezicht op Huis te
ga naar inhoudsopgave
90: 91: 94: 94: 98:
99: 99: 102: 103: 104:
107: 108: 109: 110: 111: 112:
114: 115: 116: 117: 117: 117: 118: 119: 120:
Nieuwburg, ingekleurde gravure, Museum Rijswijk J. van Viane, gravure, 1697, Museum Rijswijk J. van Viane, detail gravure, 1697, Museum Rijswijk P. Schenk (1660-1713), detail Rs. Bakker, 1793 Hendrik Spilman (1721-1784) naar een tekening van Abraham de Haen (1707-1748), gravure, Museum Rijswijk Aquarel van onbekende kunstenaar, Archief r.-k. Bonifatiusparochie Anonieme prent, Familieregister Van der Burgt, Den Haag Foto in Museum Rijswijk Foto Museum Rijswijk Paulus Constantijn la Fargue, De buitenplaats Drievliet, gezien vanaf de Geestbrugkade 1769, Collectie Haags Gemeentearchief. Aquarel door onbekende kunstenaar, ca. 1820, Archief Delft Eduard Houbolt (1885-1954) De tuinzijde van Welgelegen, 1951, Museum Rijswijk Willem Pieter Laarman (1824-1907), De voorzijde van Cromvliet, Museum Rijswijk Petrus Schenk, zie 89 Detail uit: Brekelmans, M., Kastelen en Buitenplaatsen (Rijswijk, 1986) L.J. Cathelin naar J.A. Kaldenbach, portret van Joan Derk Capellen van der Poll, ca. 1787, Stedelijk Museum Zwolle Anoniem, Atlas van Stolk, Rotterdam Onbekende kunstenaar, H. Beukman, ca. 1785, r.-k. Bonifatiusparochie P.G. Bernhard (1813-1880), Portret van Jacob van Vredenburch, Museum Rijswijk Bord met portret van stadhouder Willem V, 4e kwart 18e eeuw, Museum Rijswijk G.A. Lehman, 1787, Atlas van Stolk Spotprent, maker en verblijfplaats onbekend P.J. Lutgers (1808-1874), Overvoorde, Museum Rijswijk Portret in Beeldbank Stadsarchief Amsterdam J.E. Marcus naar H.W. Caspari, portret van H.F.C. Tollens, Rijksmuseum Amsterdam
122:
124-125: 126: 128: 130: 131: 132: 133: 134: 136: 138: 138: 139: 140: 141: 142: 144: 146-147: 148: 149: 150: 151: 152: 154: 155: 156-157: 158-160: 161: 162-163: 164:
Gebr. Braakensiek, Het eerste heldenfeit van Jacob Everts, uit: J.H. van Balen, De scheepsjongen van Willem Barends (Amsterdam, z.j. [1882]), U.B. Amsterdam J.H. Isings, Het Behouden Huys, 1950, J.B. Wolters Groningen Everhardus Koster (1817-1892), Ottoburg in Rijswijk, particuliere collectie Uit: Kamphuis, G.H., Halve eeuw Ypenburg (Rijswijk 1986) Idem Idem Idem Idem Idem Aquarel door Dirk van Rijn. Uit: E.H. Brongers, De slag om Ypenburg (Rijswijk, 2000) onbekend Hitlerfiguurtje met beweegbare arm, Museum Rijswijk Foto H. Lamme, Collectie J.M. van der Hoeve, Museum Rijswijk Foto in Gemeentearchief Rijswijk Jodenster, Museum Rijswijk Reliëf, gietijzer 1946, Museum Rijswijk Foto A. Schuringa. Uit: Om nooit te vergeten (Rijswijk 1991) Museum Rijswijk Museum Rijswijk Uit: Om nooit te vergeten (Rijswijk 1991) Onbekend Onbekend Uit: De Plaspoelpolder (Rijswijk z.j.) Uit: Berge, M.J. van den, Ruim een kwart eeuw Rijswijk (Rijswijk z.j. [1982]) Uit: Kroniek 1986 Uit: Kroniek, 1991 Uit: Nicasie, M.J., Reizend Rijswijk (Rijswijk,1997) Uit: Landjepik (Den Haag, 1998) Uit: Landjepik (Den Haag, 1998) Uit: Berge, M.J. van den, Ruim een kwart eeuw Rijswijk (Rijswijk, z.j. [1982])
VERHALEN
VA N
R I J S W I J K 167
ga naar begin
168 V E R H A L E N
VA N
RIJSWIJK
(zie blz. 37)
ga naar inhoudsopgave
ga naar begin
Lizette de Koning (1975) volgde de opleiding ‘Tekstschrijven’ aan de Hogeschool Inholland en studeerde Geschiedenis aan de Universiteit Leiden. In 2002 verscheen haar eerste kinderboek ‘Thijs en de geheime VOC-kaart’. Zij is nu werkzaam als freelance (tekst)schrijver. Lizette de Koning groeide op in Rijswijk.