Daan Heldring en Madi Kolpa - 20 maart 2010 deze onderzoeksvraag is gebaseerd op leeftijdsgroep 16-18 van het MBO ROC richting Mediavormgever (Art & design), de stage-groep van Daan Heldring. Onderzoeksvraag Hoe bereik je bij individuele leerlingen ‘verdieping’ binnen een beeldende opdracht? Met verdieping bedoelen we een proces dat leidt tot blikverruiming en nieuwe ontdekkingen. Verdieping is het proces dat leidt tot nieuwe inzichten, de weg naar onbekend terrein theorie 1. Psychologie Welke denkprocessen van de adolescent, leiden tot ‘verdieping? 2. Fysiologie Wat kunnen we zeggen over de ontwikkeling van de hersenen van de adolescent? 3. Sociologie Wat zijn de kenmerken en interesses van de adolescenten? praktijk 4. de opdracht -welke onderwerpen sluiten aan / niet uit? -hoe ondersteunen deze onderwerpen bij het proces van verdieping? -welke doelstellingen lenen zich voor het proces van verdieping? 5. de lessen -hoe zien de lessen eruit? 6. houding/positie docent - welke houding/positie moet de docent nemen in dit proces? literatuur: • Rita Kohnstamm, deel III, Hoofdstuk 2: Manieren van denken Hoofdstuk 6: Kunnen redeneren over goed en kwaad, Van Concreet naar Abstract denken • Barbara Strauch, Waarom doet mijn puber zo vreemd. het brein van de tiener (ipv E. Crone) • Westenberg, De Jeugd van Tegenwoordig! Dies-oratie, verkorte versie • Eveliene Crone, het puber brein (alleen van het internet een aantal artikelen) • HP de Tijd, Wat bezielt de puber? 17 april 2009 • Generatie Einstein, Boschma&Groen • Een leraar van klasse, hoofdstuk 7, Reflectie bij de leerlingen stimuleren 10.4 Het denken bespreekbaar maken • Herbert Read, Education Through Art (1943) • Onderwijskundigen van de twinstigste eeuw onder redactie van Q v.v.Meer e.a. blz 94 Lev Smenovic Vygotsky • van Pareren, de 12 principes, Marnix Academie, website en pdf • van Pareren, Ontwikkelend onderwijs
p. 1
Onderzoeksvraag behandeld door Madi Kolpa 23 maart 2010 Hoe bereik je bij individuele leerlingen ‘verdieping’ binnen een beeldende opdracht? [Met verdieping bedoelen we een proces dat leidt tot blikverruiming en nieuwe ontdekkingen. Verdieping is het proces dat leidt tot nieuwe inzichten, de weg naar onbekend terrein] Theorie 1. Psychologie Welke denkprocessen van de adolescent, leiden tot ‘verdieping? 2. Biologie (Neuro-Psychologie) Wat kunnen we zeggen over de ontwikkeling van de hersenen van de adolescent? 3. Sociologie Wat zijn de kenmerken en interesses van de adolescenten? Inleiding Er zijn veel verschillende leerpsychologische theorieën, opvattingen over hoe het leer- en denkproces van een adolescent tot stand komt. We kennen het ‘behaviourisme’ (Skinner) waarbij men er van uitgaat dat leren het gevolg is van ‘conditionering’. Daarnaast het genetisch structuralisme (Piaget, Kohlberg) die leren zien als processen van ‘assimilatie en accommodatie’ en de humanistische psychologie (Rogers, Maslov) die uitgaat van ‘motivatie’ en ‘behoeften’. Het gaat in dit onderzoek te ver om deze theorieën uitgebreid te behandelen, maar op sommige aspecten van ‘het genetisch structuralisme’ gaan we hier wel in: dwz. de cognitieve, morele en sociale denkontwikkeling. Daarnaast hebben we ook de pedagogische psychologie die meer in het deel didaktiek behandeld wordt, maar die ik ook noem in de conclusie. Vygotsky die ik hierin noem, verdiepte zich in onderwijs- en ontwikkelingsprocessen. De filosoof Emanuel Kant wordt beschouwd als de voorloper van het genetisch structuralisme. Piaget, die zich uitdrukkelijk op Kant beriep, heeft de intellectuele ontwikkeling van het individu bestudeerd en neergelegd in zijn cognitieve psychologie. Volgelingen van Piaget hebben zich bezig gehouden met de morele ontwikkeling (Kohlberg) en met de esthetische ontwikkeling (Parsons). Ook hebben wetenschappers de uitgangspunten van het genetisch structuralisme gehanteerd bij het formuleren van theorieën over de identiteitsontwikkeling (Loevinger). Daarnaast geef ik ook een verslag van de ontwikkeling van het denken vanuit biologisch/neurologisch perspectief omdat vanaf ≠1995 onderzoeken worden gedaan naar de hersenen van de adolescent en deze zeker weer een nieuw licht werpen op het gedrag en denken van de adolescent. 1 Welke denkprocessen van de adolescent leiden tot ‘verdieping? 1.1 Formele denken Het formele denken maakt het veronderstellende denken (propositioneel) mogelijk. Een puur logisch denken ver van de werkelijkheid af. Het loskomen van een denktrant die alleen rekening houdt met wat concreet voorstelbaar is. Het formele denken maakt het voor de adolescent ook mogelijk om met abstracte begrippen om te gaan. Rechtvaardigheid, vriendschap, intolerantie, gelijkwaardigheid en vrijheid worden nu ook begrepen op abstracte niveaus zoals politiek en moraal, er kan dan op een geven moment ook gefilosofeerd worden over principes, en gebruik gemaakt van symbolen en beeldspraak. De formeel operationele fase van Piaget Jean Piaget (1896 - 1980) was een Zwitsers psycholoog die de cognitieve psychologische ontwikkeling van kinderen bestudeerde. Piaget formuleerde vier verschillende stadia in de ontwikkeling van het kind. De vierde Formeel p. 2
operationele fase, 11 jaar en ouder, gaat over de adolescent: Ontwikkeling van het ruimtelijk denken, Ontwikkeling van het abstract denken, Leren logisch te denken en conclusies te trekken Wat is zo anders aan het denken van een adolescent? Volgens Piaget voltrekt de denkontwikkeling zich in verschillende fasen, waar elk kind op een bepaalde leeftijd de beschikking over heeft. Hij noemt deze denkkaders. Elk denkkader heeft zijn eigen logica en elk kind legt dit denkkader op de werkelijkheid, wat daar niet in past valt buiten de beleving. Dit heet assimilitatie en de werkelijkheid wordt aangepast aan wat het kind cognitief aankan. Naarmate het kind ouder wordt merkt het dat niet alles wat zij/hij ziet in dit kader past en moet het denkkader aangepast worden: accomodatie. Door middel van assimilatie en accomodatie komt het kinderlijk brein op een hoger plan. Een schoolkind denkt in concrete beelden en handelingen, concrete operaties. Bij het denken van adolescenten verdwijnt dit concrete denken, zij komen in de fase van het formele denken. Deze formele manier van redeneren komt binnen het bereik van de adolescent mits een bep. niveau van intelligentie aanwezig is. Mensen met een IQ van onder de 80 zullen dit niveau nooit bereiken. Kinderen met een groot ervaringsarsenaal zullen sneller ontwikkelen door assimilatie en accomodatie en adaptie (aanpassing) van hun denkkader dan kinderen met minder ervaringen. Dit betekent niet dat intelligentie alleen in het formele denken tot uitdrukking komt. Jongeren met een kunstzinnige of sociale belangstelling, hebben minder formele oplossingsstrategieën, de intelligentie ontwikkelt zich via andere lijnen. Dit ivm beeldend denken, niet wiskundig/ formeel/logisch (pag. 51 Kohnnstamm) Hier wordt dus eigenlijk meer van abstract naar concreet gedacht! Alle adolescenten in de westerse wereld met een normale intelligentie krijgen in verschillende mate de beschikking over formele denkoperaties, maar ze verschillen in de mate waarin ze ze gebruiken, zie bijv. meisjes en jongens. Sterke beinvloeding dus ook door de omgeving en normen en waarden in de cultuur. Adolescenten en volwassenen gebruiken symbolen die gerelateerd zijn aan abstracte concepten. Adolescenten kunnen denken over meervoudige variabelen in systematische wegen, kan hypotheses formuleren en denken over abstracte relaties en concepten. Piaget geloofde dat intellectuele ontwikkeling een levenslang proces was, maar dat wanneer formeel operationeel denken was behaald, er geen nieuwe structuren nodig waren. Intellectuele ontwikkelingen bij volwassenen houdt de ontwikkeling in van meer complexe schema’s door de toevoeging van kennis. [Conclusie Rechtvaardigheid, vriendschap, intolerantie, gelijkwaardigheid en vrijheid zijn dus begrippen waar midden-adolescenten mee om kunnen gaan en zelfs mee bezig zijn, ook zonder een opdracht, de vertaalslag naar een beeld is geen formele oplossingsstrategie, maar een creatieve] p. 3
Uit het formele denken ontstaat: 1.1.1 Argumenteren Het veronderstellende denken confronteert de puber met allerlei zaken die niet kloppen en begint het te argumenteren met volwassenen. Soms is het meer het argumenteren om het argumenteren dan het afzetten tegen volwassenen. Ze oefenen als het ware deze nieuwe denktrant. Ze leren relativeren, waarden en regels zijn voor verschillende mensen verschillend, en dingen worden betrekkelijk. Er is in de eerste instantie een zwart wit denken, een tijdelijk nihilisme waar adolescenten doorheen moeten. [Conclusie De groep van Daan oefent met een nieuwe denktrant, en we zien dat ze soms nog erg blijven hangen in goed en slecht, zwart-wit denken, kunnen nog slecht beargumenteren waarom iets wel of geen vrijheid is, puur gevoel vaak , weinig nuances]
1.1.2 Egocentrisme Door het ontstaan van metacognitie, afstand nemen van je eigen gedachtenstroom, ze raken totaal op zichzelf geconcentreerd, ookwel adolescentie-egocentrisme, en het iedereen-kijkt-naar-mij gevoel. Of er onstaat het niemand-is-zoals-ik-gevoel, zij/hij voelt zich uniek. Later neemt dit gevoel weeraf (decentralisatie) vooral als ze een beroepsopleiding beginnen of gaan werken. 1.1.3 Sociale cognitie Heeft te maken met mensenkennis, inzicht in menselijke verhoudingen en inschatting van de eigen rol. Het gaat hierom persoonsbeschrijvingen, het zich verplaatsen in de ander en de betekenis die zij/ hij hecht aan conventies. Er is een bepaald cognitief niveau (mogelijkheid tot abstract denken) voor nodig maar is ook een bepaalde mate van empathie, inlevingsvermogen, de vaardigheid om je in te leven in de gevoelens van anderen. Het zich eigen maken van morele principes wordt gestimuleerd door empathie, althans volgens sommige psychologen. Empathie heeft natuurlijk meer te maken met concreet indenken dan met abstract denken. Sociale denkontwikkeling (ego-ontwikkeling) volgens Jane Loevinger Jane Loevinger [1918 - 2008] heeft in haar theorie over de identiteits-ontwikkeling in zeven stadia onderscheiden. Haar theorie is in dit kader interessant, omdat de beleving van het ‘zelf’ bepalend is voor de manier waarop het individu de interactie met de omgeving aangaat en beleeft. 7 stadia van identiteits-ontwikkeling 1. Kinderlijk 2. Impulsief 3. Zelfbeschermend 4. Conformistisch -midden adolescentie 5. Zelfbewust - tweede helft adolescentie 6. Verantwoordelijk 7. Individualistisch In haar 4e ‘conformistische’ fase is de belangrijkste maatstaf ‘erbij horen’, het Ego zoekt sociale goedkeuring, maar nog zonder reflectie. Volgens Loevinger is dat typerend voor het Ego in de midden adolescentie. Als dit niet lukt volgt ‘schaamte’. Nadenken over normen en waarden komt dan pas in de zelfbewuste fase, de tweede helft van de adolescentie. Daarna volgen nog 3 fasen die soms niet eens door volwassenen gehaald worden: het evalueren van eigen handelen, verantwoordelijk zijn voor wat je doet, dat verschillende mensen verschillende waarden hanteren en je toch gelijkwaardig bent. Prof. dr. P.M. Westenberg (hoogleraar Psychologie aan de Universiteit van Leiden, in het bijzonder onwikkelingspsychologie) is een volgeling van Jane Loevinger en actief in Nederland. Westenberg is pleitbezorger van een andere kijk op adolescenten. Hij zegt: ‘De maatschappij verp. 4
wacht volwassen gedrag van adolescenten, terwijl zij daar nog niet rijp voor zijn.’ Samen met zijn Leidse collega’s dr. Eveline Crone (die is per 15 maart 2010 benoemd is tot hoogleraar op het vakgebied van de Neurocognitieve ontwikkelingspsychologie) en Linda van Leijenhorst, M.Sc. organiseerde hij het tweedaagse symposium ‘Risks and opportunities in adolescent brain development’. [Conclusie Loevinger zegt: Nadenken over normen en waarden komt dan pas in de zelf bewuste fase, de tweede helft van de adolescentie, binnen de opdracht ‘ Vrijheid’ werd ook aandacht besteed aan normen en waarden. Je ziet dat de leerlingen zich minder conformeren. Westenberg stipt hier het probleem van het studiehuis aan en het te veel aan zelfstandig werken bijv. binnen de MBO’s. Ik ben hier zeer mee eens, in het hoofdstuk over het hersenonderzoek vinden we daar nog meer argumenten voor.]
De morele denkontwikkeling volgens Lawrence Kohlberg Lawrence Kohlberg (Bronxville, 25 oktober 1927 – 19 januari 1987 ) was een Amerikaanse psycholoog. Hij is bekend vanwege zijn stadiumtheorie over de morele ontwikkeling van kinderen. Kohlberg bouwde net zoals Jane Loevinger ook voort op het werk van Jean Piaget. Er was ook grote kritiek op Kohlbergs model dat te veel uitging van de mannelijke moraal (rechtvaardigheid) en te weinig aandacht had voor vrouwelijke waarden (zorg??). De morele denkontwikkeling van de adolescent verloopt volgens Kohlberg in 3 fasen: 1. Preconventioneel stadium Datgene wat het kind goed of slecht vindt is gebaseerd op de directe gevolgen zoals straf en beloning. 2. Conventioneel stadium In dit stadium begint het kind te beseffen dat datgene goed is wat beantwoordt aan de groepsnorm (gezin, groep, volk), ongeacht de inhoud van deze norm. 3. Postconventioneel stadium Nu begint de eigen verantwoordelijkheid omtrent het naleven van algemene menselijke waarden gestalte te krijgen. [Deze theorie gaat om redeneren en niet om gedrag] [Conclusie je ziet in de stagegroep van Daan dat de leerlingen in het postconventionele stadium omdat zij al gekozen hebben voor het kunstonderwijs, maar dat betekent niet dat je ze niet klassikaal meer les zou geven, en dat zij zelf al kunnen plannen en vooruit kunnen denken, zie hersenonderzoek en uitspraak van Westenberg]
1.1.4 Zelfkennis Heeft directe gevolgen voor het zelfbeeld, wat negatief of positief kan zijn. Adolescenten gaan zichzelf beschrijven in termen van psychische eigenschappen, relationele begrippen en opvattingen en overtuigingen. 1.1.5 Zingevingsvragen Naast waarden en normen zijn er natuurlijk ook idealen en zingevingsvragen waar adolescenten zich mee bezig houden. ‘Waar doe je het allemaal voor”? Zingeving dus. Uit een onderzoek kwamen 3 motieven: de beperkte structuur (egocentrisme), de conventionele structuur (wat men vindt) en de reflexieve structuur, waarin zelf nadenken over de wereld overheerst. [Conclusie Deze 3 bovenstaande motieven passen mooi bij onze onderzoeksvraag en bij de opdracht die de mbo-ers gemaakt hebben. De docent moedigt door het thema vrijheid de leerlingen aan tot zelf-ref lectie, autonoom denken. Dus van conformistisch naar ref lexief, of conformist naar zelf bewust (zie de 4 stadia Jane Loevinger) p. 5
2. Wat kunnen we zeggen over de ontwikkeling van de hersenen van de adolescent? (Literatuur: Barbera Strauch, E. Crone, P.M. Westenberg, Rita Kohnstamm, Jan-Willem van den Brandhoff) 2.1 Hoe zitten de hersenen in elkaar? Onze hersenen bestaan uit 4 belangrijke delen: • Kleine hersenen • Limbisch systeem • Grote hersenen • Neuronen
Verder zijn de hersenen te verdelen in een linker- en rechterhersenhelft. Belangrijke onderdelen voor ons onderzoek zijn: hersenschors (cortex, is de buitenste laag van de grote hersenen), pariëtale hersenkwabben en de de frontale kwabben. De pariëtale kwabben maken deel uit van de grote hersenen en bevinden zich achter de frontale kwabben. De pariëtale kwabben spelen een rol bij het integreren van de zintuiglijke informatie en bij het ruimtelijk denken. 2.2 Wat is het verschil met de hersenen van een adolescent en een volwassenen? Jay Giedd, een onderzoeker in de USA heeft in de jaren ‘90 bijzonder onderzoek gedaan naar de hersenen van adolescenten en ontdekte een voortgaande groei in een aantal kerngebieden van de cortex, waaronder de pariëtale hersenkwabben, die worden geassocieerd met logisch denken en ruimtelijk inzicht en de temporale gebieden, die in verband gebracht worden met taal. Het belangrijkste was misschien wel dat hij een complexe grote groei ontdekte in de frontale kwabben, het gebied net achter het voorhoofd, de zogenaamde politieagent of directrice van onze hersenen (bijv. het plannen en het weerstaan van impulsen). De piek van groei wordt bereikt bij jongens van 12 en meisjes van 11 jaar, na de leeftijd van 20 jaar bereiken de hersenen een volwassen staat. Na deze piek worden de hersenen als het ware gesnoeid, er ontstaat specialisatie. Puberhersenen zijn dus constructies waar nog druk aan gewerkt wordt. Een bouwwerk waar miljoenen schakelingen worden gerealiseerd en ook weggevaagd. De hersenen zijn kwetsbaar en in wording. Een 17-jarig meisje omschrijft deze groeifase (11-13 jaar) als kortstondige gekte. Het zijn hersenen die beginnen te stoeien met ingewikkelde abstracte concepten, met eerlijkheid en redelijkheid en rechtvaardigheid. Ze ontwikkelen emphatie (inleven in de ander). Er vind een overproductie plaatst die na de piek de grijze cellen gaat afstoten. De overproductie van de hersenen zorgt ervoor dat de persoon in sterke mate ontvankelijk is voor informatie op het gebied van het basale leven. Als de hersenen veranderingen ondergaan zijn ze op z’n kwetsbaarst, eigenlijk dus de slechtste periode om te expirimenteren met drugs, alcohol en games. De (volwassen) hersenen zijn eigenlijk een remmingsmep. 6
chanisme, het uitstellen van de behoeften. Mensen zijn geprogrammeerd om na te apen. De hersenen moeten in staat zijn om ongepaste handelingen tegen te gaan, inclusief imitatie. [Conclusie Ook hier weer gaan de hersenen stoeien met ingewikkelde abstracte concepten, eerlijkheid en redelijkheid en rechtvaardigheid.]
2.3
Wat heeft deze ontwikkeling in de hersenen van adolescent voor invloed op het denken?
De hersenen van de midden-adolescent bevinden zich in het stadium van afstoten van synapsen die niet meer gebruikt worden en het verstevigen van de verbindingen van de eigenschappen (interessegebieden) die wel gebruikt worden.
Een van de belangrijkste dingen die we ons moeten beseffen is dat het puberbrein nog niet af is. Tien jaar geleden dachten we nog dat de hersens van een kind van 6 helemaal uitgegroeid waren. Vijfennegentig procent van het gewicht en de omvang van de hersenen blijft na die leeftijd immers gelijk. Nu weten we dat de ontwikkeling van het brein doorloopt tot het 23ste levensjaar - en misschien nog wel langer. De structuur van de hersenen wijzigt (niet de hoeveelheid grijze stof). De rijping van de hersens gaat stukje voor stukje. Het laatst is het voorste deel van de hersenen aan de beurt, de zogenaamde frontaalkwab, of prefrontale cortex. Dit gebied is onder andere verantwoordelijk voor het reguleren van emoties en je sociale inzicht, voor het plannen en organiseren van je werk en voor het overzien van de consequenties van je daden. We moeten dus even geduld hebben voordat adolescenten deze kwaliteiten hebben verworven (Het puberende brein, Eveline Crone). De tweede groeispurt (eerste groeispurt ≠3 jaar) gebeurt vlak voor de puberteit en bereidt het jonge brein voor op de uitdagingen die horen bij de volgende levensfase - het volwassen worden. Deze tweede groeispurt vindt vooral plaats in de frontaalkwab. Dit is het gedeelte van de hersenen dat verantwoordelijk is voor redeneren, organiseren, plannen, strategisch denken, beslissen - dus precies die vaardigheden waar tieners steeds beter in worden. Dit is dan ook het gedeelte wat ons het meeste onderscheidt van dieren en het meeste is veranderd tijdens de evolutie van de mens. In de plaatjes hieronder kun je het verschil zien in de grootte van de frontaalkwab (grijze gebied) bij mensen en dieren:
p. 7
Een van de belangrijkste functies van de frontaalkwab bestaat uit het controleren van onze impulsen; daarom wordt dit gebied vaak de dirigent van het brein genoemd. In de frontaalkwab bereikt het groeiproces een piek rond het elfde jaar bij meisjes en rond het twaalfde jaar bij jongens, dus rond het begin van de puberteit. Na die piek begint de grijze stof weer te slinken doordat overbodige verbindingen worden geëlimineerd. Terwijl grote delen van het brein aan het begin van de puberteit op hun plek zijn, is de frontaalkwab in de tienerjaren nog lang niet af. Maar de breinen van kinderen en volwassenen verschillen niet alleen maar in uiterlijk - ze werken ook verschillend. Geen wonder dat pubers soms moeite hebben met het nemen van de juiste beslissingen, soms niet efficiënt plannen of onhandig lijken: hun brein is nog in aanbouw! Zoals we gedurende de eerste jaren steeds soepeler gaan bewegen, zo gaan we tijdens de puberteit en adolescentie steeds ‘soepeler’ denken. 2.4 Wat heeft deze ontwikkeling in de hersenen van de adolescent voor invloed het gedrag? Het gevolg van de reorganisatie van het brein is dat pubers meestal veel heftiger reageren op allerlei zaken dan volwassenen. De emoties springen vaak nog alle kanten op - van uitzinnige vreugde tot onmetelijk verdriet. Er ontbreekt eigenlijk een soort filter om zaken te relativeren. Met als gevolg dat ze sneller aangebrand zijn, sterke stemmingswisselingen hebben en risicogedrag vertonen. Prof. dr. P.M. Westenbergs tip is om op korte termijn op beloningen te focussen, pubers reageren sterker op positieve directe beloning dan op negatieve straffen (bij volwassenen werkt dit andersom). “Pubers zijn ook lekker kritisch en tegendraads.” Wat op zich een goed teken is omdat zij zich hiermee oefenen in het abstract denken (los van de werkelijkheid denken) wat een lagere school kind nog niet kan. Deze kritiek treft iedereen, ook henzelf, zij zijn dan ook steeds gevoeliger voor kritiek. “Je ziet bijvoorbeeld dat het geven van een spreekbeurt steeds meer stress veroorzaakt terwijl dat op de lagere school nog geen probleem was.” Pubers hebben dan ook vaak conflicten met hun ouders. Door de kritische houding en het feit dat ze meer gericht raken op leeftijdsgenoten krijgen we de indruk dat we als ouders er niet meer toe doen. Het belang van de ouders voor pubers neemt echter niet af, het belang van vrienden neemt alleen toe. Pubers groeien, ze verbruiken veel energie en hebben veel slaap nodig. “Bijkomend probleem is dat het slaappatroon verandert in de puberteit. De hersenen maken anderhalf uur later dan voorheen melatonine aan, het stofje dat ervoor zorgt dat je slaperig wordt. Pubers worden daardoor later moe, vaak pas rond 23 uur en vinden het moeilijker om vroeg wakker te worden. Ze hebben een slaap van 9 uur namelijk wel echt nodig omdat ze zo hard aan het groeien zijn. Stimuli puberbrein Prof. dr. P.M. Westenberg geeft aan dat het belangrijk is om te stimuleren. Je kunt met activiteiten hersengebieden ontwikkelen. Zoals bijvoorbeeld pianoles of welke vorm van training dan ook. Door met je kind te discussiëren, door zelf te laten doen, stimuleer je hun ontwikkeling. Vooral ook door de vinger aan de pols te houden kun de adolescent stap voor stap (plannings)vaardigheden aanleren. p. 8
Westenberg vraagt voor dit laatste ook extra aandacht van de school en leerkrachten: “Besteed expliciet aandacht aan hoe je iets leert, hoe je iets aanpakt, hoe je plant en organiseert!” Eveline Crone: Het is jammer dat we vaak voorbijgaan aan al het goede van de adolescentie. Een van de mooie aspecten van de adolescentie is dat jongeren volop de mogelijkheid hebben om hun talenten en passies te ontdekken, waarbij er de zekerheid is van de ‘externe prefrontale cortex’ in de vorm van ouders, docenten en de maatschappij. Gedurende ruim tien jaar van hun leven kunnen jongeren ‘zonder’ angst optreden, nieuwe muziekstijlen ontwikkelen, bijzondere sportprestaties leveren, nieuwe ideeën inluiden over idealen en politiek, een weg vinden in ontluikende liefdes- en vriendschapsbanden. [Conclusie Tijdens de groeispurts zijn de vroeg-adolescenten in de war. Later valt informatie die ze opgenomen hebben op z’n plek en onstaat er meer rust. De Mbo’rs in de groep van Daan zijn tussen de 16 en 18 jaar oud en bevinden zich in de fase waarop zij reeds een keuze gemaakt hebben voor een vak. Door de opdracht ‘ Vrijheid’ gaan ze stil staan zowel bij zichzelf als bij de wereld om zich heen. Emphatie en metacognitie vinden bij de meesten al plaats, ze leven zich in de ander en kijken naar zichzelf. Het laatste gebied van de hersenen dat volgroeit is de prefrontale cortex. Dit gebied is onder andere verantwoordelijk voor het reguleren van emoties en je sociale inzicht, voor het plannen en organiseren van je werk. Houdt daar als docent rekening mee en gebruik lesmethodes die de leerling houvast bieden: Ik neig zelf erg naar de lesmethoden van van Pareren waarin dmv verschillende niveaus constant gekeken wordt naar de beginsituatie en het gebied van de naaste ontwikkeling en manieren omdat te bereiken. De (volwassen) hersenen zijn eigenlijk een remmingsmechanisme, het uitstellen van de behoeften. Wie wil er nog volwassen worden? ;)]
p. 9
3. Wat zijn de kenmerken en interesses van de adolescenten? In het boek ‘Generatie Einstein’, worden de laatste drie generaties alvolgt ingedeeld: Babyboomers 1945 -1955 Generatie X 1960-1985 Generatie Einstein 1988 -nu
Generation Y, of Millennial Generation of Generation Next Een algemeen beeld van deze generatie De nieuwe generatie is groot gebracht met: Sesamstraat, Goede tijden, Slechte Tijden, Nickelodeon, Yorin, Veronica, Pokemonkaarten, mobiele telefoons, computers, Britney Spears, Harry Potter, Lord of the Rings en Tiësto (zomaar een greep). Een generatie die niet beter weet dan dat de wereld bestaat uit een enorme hoeveelheid informatie, en dat niet alles is wat het lijkt (Photoshop?). De complexiteit van de wereld dwingt niet tot relativisme (in tegenstelling tot de generatie X) maar tot een zeker collectivisme. Ze beseffen dat in deze wereld die is ontstaan, een stevige basis nodig is. Zonder een collectief kader wordt je overweldigd met de keuzes die er zijn. Geen vrijheid zonder gebondenheid, kenmerkt de jongeren van vandaag [leuke zinspeling op de stageopdracht van Daan]. In 1992 schreef de Amerikaanse schrijver Dougland Coupland Generation X, Een portret van 3 vrienden in de woestijn, die zich dagelijks een nieuwe identiteit aanmeten en moeite hebben zich te hechten, aan elkaar, aan de wereld, aan hun eigen tijd. Een totale tegenstelling met de huidige generatie die een gevoel heeft dat de wereld voor hen open ligt, dat ze in contact kunnen komen met wie zij willen (hyves, facebook) en dat ze zelf beslissen met wie zij een relatie aan willen gaan (relatiesites, linkedin, parties). Het gezin lijkt belangrijker geworden te zijn, hoewel het gezin niet moet worden gezien als het traditionele vader en moeder principe. De huidige gezinnen zijn vaak een-oudergezinnen door scheiding of bewuste keuze, homo-paren, of een co-ouderschap zodat de kinderen 2 huizen hebben of andersom, het huis is van de kinderen en de ouders wisselen elkaar af. p. 10
Ook in de opvoeding zijn er kenmerkende veranderingen onstaan, overleggen in plaats van gebieden. De dominantie van het gezag heeft plek gemaakt voor de idealen van het overleg. Er is meer gelijkheid tussen ouder en kind, maar daardoor natuurlijk ook verwarring en oneerbiedigheid. De te ver doorgevoerde overlegcultuur wordt een ander woord voor de onmacht van ouders om op te voeden. De jongeren krijgen te weinig grenzen opgelegd. Kenmerken op een rij • willen bij een gezin horen • overleggen en stemmen af • werken met citotoets als dwingende kracht • veel prestatiedruk vanuit de ouders (sport, muziek, hobbies) • leren lateraal • leren in beelden (internet, games) • zijn creatief jongeren zijn over het algemeen: • sociaal • maatschappelijk betrokken • denken functioneel, begrijpen, redeneren, vergelijken prijzen • zijn trouw aan vrienden en familie, familie op de eerste plaats • hebben behoefte aan intimiteit, de wereld is al zo groot • zakelijk • mediasmart • vinden eigenheid en originaliteit erg belangrijk • vinden belangrijk (waarden en normen): • authenciteit, vinden eigenheid en originaliteit erg belangrijk • respect, voor eigen kunnen, niet perse voor ouderen • zelfontplooing • eer, bij allochtone jongeren [‘De jongeren krijgen te weinig grenzen opgelegd’terwijl ze dat dus wel nodig hebben als we kijken naar de late groei van de prefrontale cortex. Jongeren willen weldegelijk grenzen en gestructureerd onderwijs. 21 maart 2010 was er nog een uitzending op tv (Zembla) over mboonderwijs waarin weereens duidelijk te zien was dat het gebrek aan docenten en begeleiding de leerling opbreekt. WIJ WILLEN LES! - ZEMBL A - 21 MAART 2010]
p. 11