Verantwoordelijk en actief leren met een persoonlijk hulpje. (gepersonaliseerd aan de slag met talent) Evaluatie Lopend Leren Universiteit Leiden Departement Pedagogische Wetenschappen
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
februari 2008 Dr. Nadira Saab Prof. Dr. Rob Martens Dr. Kees de Brabander Janine Haenen Barbara Gardeniers
Pagina | 2
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
Inhoudsopgave Inleiding ................................................................................................................................ 4 Opzet van het onderzoek....................................................................................................... 9 Het onderzoek: De leerlingen ...............................................................................................13 1. Vergelijking van het doen van schoolwerk met en zonder PDA .....................................13 2. De mening van leerlingen over de PDA .........................................................................14 3. De motivatie .................................................................................................................15 Het onderzoek: De leerkrachten ...........................................................................................16 Het onderzoek: De ouders ....................................................................................................18 Resultaten ............................................................................................................................19 1. Algemeen .....................................................................................................................19 2 De Octaaf.......................................................................................................................24 3. De Repelaer ..................................................................................................................26 4. De Bras .........................................................................................................................29 5. De HSV..........................................................................................................................32 Conclusies en discussie.........................................................................................................33 1. De leerlingen ................................................................................................................33 2. De leerkrachten ............................................................................................................37 3. De ouders .....................................................................................................................38 Slotconclusies ...................................................................................................................38 Referenties...........................................................................................................................40 Bijlage I.................................................................................................................................41 Bijlage II................................................................................................................................45 Bijlage III...............................................................................................................................53 Bijlage IV ..............................................................................................................................57 Bijlage V ...............................................................................................................................59
Pagina | 3
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
Inleiding Op 13 maart 2007 is het PDA-project ‘Lopend leren’ officieel van start gegaan. 260 leerlingen van vier basisscholen in Den Haag en Dordrecht werken vanaf die datum op school (en daarbuiten) met een eigen handcomputer (Personal Digital Assistant, PDA). Leren binnen én buiten de schoolmuren is het doel. De kernvraag die in het onderliggende projectplan is ingediend luidt: Hoe kunnen zelfstandig opererende, mobiele leerlingen die door hun leeractiviteiten formeel en informeel kennis verzamelen, gesteund worden door het gebruik van ICT? (de Spaey, 2006, p. 3.). Dit wordt vervolgens als volgt in het projectplan verbijzonderd met een voorbeeld (p. 4-5): “Juf, vanmorgen vond ik een jonge vogel in de tuin, waarschijnlijk uit het nest gevallen. Hij zit nu bij ons in een kooi en we gaan proberen hem groot te laten worden om dan vrij te laten. Maar ik zou eerst wel eens willen weten wat voor soort vogel het is en hoe ie nou bij ons in de tuin kwam” Hier begint de zoektocht van de tienjarige Stella. “Heb je een plaatje of een foto van dat vogeltje” vraagt de juf? “Dan is het gemakkelijker om meer informatie te vinden.” “Nee, maar mag ik er een digitale foto van gaan maken.” “Natuurlijk mag dat, maar wanneer wil je dat gaan doen?” “Ik zal eens in mijn planning kijken. Nou vandaag heb ik eigenlijk al rekenen gepland en ook geschiedenis. Dan wilde ik gaan lezen en met Johan verder werken aan ons project. Maar ja, ik moet dat vogeltje eigenlijk ook een beetje eten brengen.” “Nou, Stella, dan gaan we maar eens kijken hoe je dat kunt oplossen. Wat is het belangrijkste wat je als eerste moet doen?” “nou eerst die foto maar eens….” Zo begint het leergesprek tussen de juf en Stella. De juf helpt Stella om goed in beeld te krijgen wat ze nu eigenlijk wil leren over de gevonden vogel, hoe ze aan informatie kan komen, met wie ze eventueel samen zou willen werken etc. Een van de aangedragen ideeën is een bezoek aan de plaatselijke Natuur- en vogelwacht. Stella stuurt haar vader op zijn werk een mailtje, waarin ze hem vraagt of pa en ma in het weekend mee willen gaan naar de Natuur- en vogelwacht. Hier kan Stella de foto laten zien van de vogel die ze heeft gevonden, samen met de beheerder uitzoeken welke vogel het is en vragen stellen over de leefwereld van de vogel. De resultaten worden volgens afspraak met de juf verwerkt in een artikel voor de nieuwsbrief van de school en een presentatie voor andere kinderen in de school. De achtereenvolgende kenmerken van het leerproces van Stella -eerder genoemd in het projectvoorstel- zijn: Pagina | 4
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
• • • • • •
Zelfsturend Creatief Samenwerkend Producerend Mobiel Formeel en informeel
Dat Stella uitstekend gebruik kan maken van ICT bij de uitwerking van haar opdracht hoeft geen verder betoog. Wel zal ze in de praktijk aanlopen tegen een aantal zaken dat nogal wat organisatie vraagt: • • • • • • • • • • • •
Nakijken of de digitale camera beschikbaar is en reserveren Mail sturen naar vader Naar huis om de foto te maken Nagaan of iemand mee wil werken aan de opdracht Afspraak maken met de Natuur- en vogelwacht Foto meenemen, geprint of digitaal Vragen opstellen Beheerder interviewen Mogelijk foto maken van levende vogel Internet raadplegen voor meer informatie over de vogel Verslag uitwerken Presentatie maken
Normaal gesproken heeft Stella hiervoor een digitale camera, een telefoon, weer de camera, een (tape)recorder of blocnote, een computer met internettoegang, tekstverwerker en PowerPoint nodig. Dus een aantal verschillende apparaten en diverse momenten van gebruik. In de meeste scholen is het momenteel zo dat niet altijd een computer beschikbaar is. Bij een computerratio van 1 op 5 heeft een leerling statistisch gezien 20% van zijn tijd de beschikking over een computer. In de praktijk is dit door roostertechnische zaken aanmerkelijk minder. Wanneer elke leerling een eigen handheld computer (een PDA) ter beschikking heeft is dit praktische probleem opgelost, waarmee een hinderpaal voor het vlot en goed kunnen werken uit de weg is geruimd. Met andere woorden: breng de techniek bij de lerende i.p.v. de lerende naar de techniek: “anywhere and anytime learning with any device and any content”. Hiermee wordt de ambitie om elk talent te laten tellen realiteit.
Pagina | 5
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
Dit verbijzondert de onderzoeksvraag verder tot: ‘De vier aanvragende scholen willen graag onderzoeken of het gebruik van mobile devices, die voortdurend ter beschikking staan van de lerende een positief effect heeft op het leren van het kind.’ Een mobile device is in dit geval een personal digital assstent (PDA). Een PDA is aldus Wikipedia in feite een 'handheld'-pc (handcomputer) die de taken van zijn voorganger overneemt, zoals adresboek, kladblok, agenda en telefoonlijst, maar de meeste PDA's bieden hiernaast nog veel meer toepassingen, zoals rekenbladen, tekstverwerking, databases, software voor het beheer van financiële zaken, uurwerk, rekenmachine, spelletjes, mobieltje en gps-navigatie. Wanneer er over PDA's gesproken wordt zal het woord PIM (Personal Information Manager) wel eens aan bod komen. Hiermee bedoelt men de software die je toelaat tekst in te voeren met om het even welke betekenis en die je nadien snel en gemakkelijk kan terugvinden (zoals een telefoonlijst). Wat de PDA voor veel pc-gebruikers zo aantrekkelijk maakt, is de mogelijkheid om gemakkelijk gegevens uit te wisselen tussen de pc en de PDA. Dit geldt vooral voor automatische synchronisatie, waarbij wijzigingen op de pc worden bijgewerkt op het draagbare toestel en andersom. Bij de meeste PDA's wordt een houder meegeleverd die aangesloten wordt op een stopcontact en via een USB-kabel met de pc verbonden kan worden. Via deze USB-verbinding worden gegevens snel en gemakkelijk gesynchroniseerd. Zo kan bijvoorbeeld ingesteld worden dat nieuwe e-mail uit "postvak IN" op de bureaucomputer automatisch naar de PDA wordt overgezet. Het zal duidelijk zijn dat een PDA vanwege zijn bijzondere kenmerken een grote meerwaarde in onderwijs kan hebben. Het is echter natuurlijk de vraag of (jonge) leerlingen de apparaten spontaan gebruiken, of ze ermee om kunnen gaan, of ze het gebruik ervan motiverend vinden, enzovoorts. In feite is het gebruik de waardering en de effecten ervan momenteel nog een open vraag. Deze wordt verder gecompliceerd omdat er ook nog effecten op en door ouders en leerkrachten zijn. Daarmee krijgt onderzoek naar deze factoren bij voorbaat een exploratief karakter. Verderop wordt het onderzoek naar de verschillende doelgroepen uitgewerkt. Een belangrijke verwachting is dat het gebruik van PDA’s in het onderwijs motivationele meerwaarde kan hebben. Daarom schetsen we hieronder kort de momenteel meest gangbare theorie over motivatie om te leren en de factoren die daarop van invloed zijn. Deze theorie is richtinggevend geweest bij de keuze en het ontwerp van een aantal meetinstrumenten. Het belang van motivationele variabelen In dit onderzoek is veel belang gehecht aan de motivationele effecten van het gebruik van PDA’s. We vertalen dit voor dit onderzoek als intrinsieke versus extrinsieke motivatie. Het belang daarvan is als volgt te illustreren. In ‘modern’ of sociaalconstructivistisch leren wordt van alles van leerlingen verwacht wanneer wordt lesgegeven volgens de principes hiervan. In Pagina | 6
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
de literatuur zijn enkele duidelijke noemers te ontdekken van onderwijs dat hierop gebaseerd is, althans wanneer we het bekijken vanuit het perspectief: wat wordt er van de leerling verwacht? Leerlingen zijn zelf verantwoordelijk voor het reguleren van hun leerproces, en ze zijn metacognitief actief en gemotiveerd om hun eigen leren vorm te geven. Met andere woorden, dit ‘nieuwe’ leren veronderstelt dat leerlingen zichzelf onafhankelijk van de docent kunnen motiveren om aan de slag te gaan. Om de motivatie op te wekken worden vaak realistische, authentieke, spelachtige situaties gecreëerd en wordt aan leerlingen de gelegenheid geboden om informatie te zoeken op het internet, met elkaar hierover te discussiëren en bijvoorbeeld mensen te observeren of te interviewen. Het gewenste studiegedrag is dus gericht op diepgaand leren, exploratie en nieuwsgierigheid. Diepgaand leren gaat samen met echt begrip in plaats van van buiten leren en met creativiteit in plaats van herhaling. Door te begrijpen waarom iets op een bepaalde manier plaatsvindt ben je ook in staat daar creatief mee om te gaan. Samenwerking tussen leerlingen speelt hierbij een belangrijke rol. Opmerkelijk nu is dat dit gewenste studiegedrag naadloos overeen komt met het gedrag dat leerlingen met een hoge intrinsieke motivatie vertonen. Onderzoek heeft aangetoond dat intrinsiek gemotiveerde leerlingen meer gericht zijn op exploratie, betekenisverlening, samenwerking en zelfregulatie dan extrinsiek gemotiveerde leerlingen. Zelf-determinatie theorie Motivatieonderzoek laat een duidelijke verschuiving zien van extrinsieke naar intrinsieke theorieën. Waar in het verleden, in het behaviorisme, de nadruk lag op beloning en straf om iets gedaan te krijgen, gaat het nu bij motivatie veel meer om een drang van binnenuit zoals nieuwsgierigheid. De basis premise van (in het Engels self-determination theory (SDT) is dat de makers ervan, de Amerikaanse onderzoekers Ryan & Deci, ervan uitgaan dat (leer) omgevingen aan bepaalde kenmerken moeten voldoen om intrinsiek gemotiveerd gedrag niet te verstoren. Mensen kunnen gedemotiveerd worden door aspecten uit de omgeving. Dit maakt SDT een theorie over demotivatie. In de theorie wordt van intrinsieke motivatie gesproken als mensen een activiteit verrichten om het plezier dat ze beleven aan de activiteit zelf, en niet vanwege een externe beloning of dwang. Leerlingen die intrinsiek gemotiveerd zijn om te leren, willen zelf leren; zij voelen een interne behoefte of drang om met de leerstof aan de slag te gaan. Niet iedereen, zoals bijvoorbeeld docenten of ouders, heeft dezelfde kijk op menselijke motivatie als SDT. Een lerende is in deze visie niet een vat waar je kennis in moet gieten. SDT vergelijkt de leerling eerder met een spons: de lerende heeft van nature de neiging kennis op te zuigen zoals een spons water. Je hoeft alleen maar te zorgen dat die neiging niet wordt verstoord en je moet de leeromgeving zo rijk maken dat er genoeg water is om op te zuigen.
Pagina | 7
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
Ryan and Deci beschrijven drie psychologische basisbehoeften, de behoefte aan competentie, de behoefte aan autonomie en de behoefte aan sociale verbondenheid. De motivatie voor een taak of activiteit komt tot stand wanneer de leersituatie de behoefte van de leerling aan competentie (ik kan een taak aan en zie er de zin van in), autonomie (ik ervaar de vrijheid om zelf te controleren wat ik doe) en sociale verbondenheid (ik voel me sociaal veilig en positief gewaardeerd) ondersteunt. Zie figuur 1 voor een weergave van het model onder SDT. Ryan en Deci stellen dat extrinsieke motivatie de nadruk legt op een externe beloning, bijvoorbeeld op een tentamencijfer, op status of een financiële vergoeding. Intrinsieke en extrinsieke motivatie zijn noodzakelijk in het onderwijs en sluiten elkaar niet altijd uit. Ryan en Deci onderscheiden ook tussenvormen, zoals introjected regulation waarbij iemand een doel niet echt internaliseert maar zich schuldig voelt ten opzichte van een ander die dat doel belangrijk vindt, waardoor hij of zij dit doel toch na probeert te streven. Figuur 1 geeft een vereenvoudigde weergave van SDT. Het model zoals geschetst in dit figuur is vaak empirisch getoetst.
Figuur 1: Vereenvoudigde weergave SDT (naar Ryan & Deci, 2000) De specifieke vraag die voortkomt uit het motivatie-onderzoeksdeel van dit onderzoek luidt: Leidt het gebruik van de PDA door leerlingen tot een verhoging van de intrinsieke motivatie, via een verhoging van de ervaren relatedness, competentie en autonomie?
Pagina | 8
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
Opzet van het onderzoek De evaluatie zal uitgevoerd worden op drie niveaus: de leerlingen, de leerkrachten en de ouders. Hieronder zal allereerst het evaluatieonderzoek van het PDA-project bij de leerlingen toegelicht worden. Vervolgens zal uitgelegd worden hoe het PDA-project geëvalueerd wordt op het niveau van de leerkrachten en tenslotte zal toegelicht worden hoe het onderzoek van de ouders eruit zal zien. Het PDA-project is momenteel bezig op vier verschillende scholen in Nederland: De Octaaf, De Repelaer, De Bras en De HSV. Elke school heeft een eigen manier van het inrichten van het onderwijs en van invullen van het PDA-project. Op elke school zijn de doelen van het PDA-project dan ook anders geformuleerd. In het onderzoek wordt rekening gehouden met de specifieke vragen van de vier verschillende scholen. Hieronder zullen de scholen en hun invulling van het PDA-project daarom kort toegelicht worden. De Octaaf De Octaaf is een rooms-katholieke school voor speciaal basisonderwijs. De Octaaf richt zich niet op één categorie problemen; de leerlingen kunnen ontwikkelingsproblemen hebben, maar ook gedrags- en/of leerproblemen. De school laat zich leiden door de pedagogische benadering van Luc Stevens. Op hem gebaseerd probeert de school ervoor te zorgen dat de leerlingen zich veilig en vertrouwd voelen, de leerlingen het gevoel hebben dat ze op zoveel mogelijk momenten zelf de keuzes kunnen maken en zelf verantwoordelijk zijn voor hun handelen en dat de leerlingen het gevoel hebben de dingen waar ze mee bezig zijn aan te kunnen. Op het gebied van ICT is De Octaaf ver in de ontwikkeling. In alle klassen staan computers met toegang tot intra/internet en de kinderen werken met deze computers om hun werkstukken te maken of oefenprogramma’s te doorlopen. In alle lokalen hangt een smartboard en steeds meer leerlingen maken bij hun spreekbeurten gebruik van PowerPoint. Ook is de school in het bezit van stemkastjes, hiermee kan de leerkracht meten of zijn lessen goed overkomen. Bovendien krijgen de kinderen les in het gebruik van internet, e-mail en het omgaan met verschillende software (bijvoorbeeld met Word) (De Octaaf, 2006). Op De Octaaf hebben de leerlingen uit de hoogste groep van 11, 12, 13 en 14 jaar en in de groep daaronder met leerlingen van 10, 11 en 12 jaar de beschikking over een PDA. Beide groepen bestaan uit 15 leerlingen. De Octaaf heeft verschillende vragen naar aanleiding van het PDA-project. Ten eerste is de Octaaf vooral geïnteresseerd in de mogelijkheden om het leren minder plaatsen tijdgebonden te maken. Op dit moment staat de school erg centraal als het gaat om het overdragen van kennis. Met een PDA wordt leren mogelijk op locaties en tijdstippen die Pagina | 9
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
door de leerlingen zelf gekozen zijn. Ten tweede is de school geïnteresseerd in hoeverre het gebruik van PDA’s het samenwerken beïnvloed. Ten derde is de Octaaf geïnteresseerd in hoeverre het gebruik van de PDA’s de leerlingen stimuleert en uitdaagt om kennis, vaardigheden en inzichten te verwerven. Als laatste is de Octaaf geïnteresseerd in hoeverre het gebruik van PDA’s significante voordelen oplevert boven het gebruik van de bekende, conventionele, opname- en weergave apparatuur. De PDA wordt gezien als middel om tot interessante vormen van leren te komen en niet als doel (Hal, 2006). De Repelaer De Repelaer is een christelijke school voor basisonderwijs. De school werkt met het leerstofjaargroepensysteem. Ze maakt gebruik van moderne lesmethodes en materialen. Kinderen leren de wereld verkennen door actief, handelend, exploratief en manipulerend bezig te zijn. Er ontstaan door de wisselwerking cognitieve structuren in het denken van het kind (Schoolgids 06/07, 2006). Op De Repelaer hebben alle leerlingen uit groep drie de beschikking over een PDA. De Repelaer richt zich met de PDA op het leesonderwijs van de leerlingen van groep drie. In groep drie staat het leesonderwijs centraal, aangezien de leerlingen op dat momenten de letters en woorden beginnen te herkennen en te lezen. Op dit moment zijn de leerlingen in de fase aanbeland van het voortgezet leren lezen. De Repelaer zou het liefst willen starten met de PDA op het moment dat de leerlingen in groep 3 nog bezig zijn met het aanvankelijk leren lezen. Hierbij zou het leesonderwijs uitgebreid kunnen worden en de PDA naast de methode die al gebruikt wordt voor het leesonderwijs worden ingevoerd. De Bras De Bras is een Rooms-katholieke basisschool die het ‘nieuwe leren’ nastreeft, waarin de leerling en het adaptief leren centraal staan. De Bras probeert een leeromgeving voor de leerlingen te creëren waarin de leerling zich veilig en vertrouwd voelt en waar materialen en activiteiten te vinden zijn die passen bij de ontwikkeling en belangstelling van het kind. De leeromgeving op de Bras is zo ingesteld dat leerlingen het ene moment volkomen stil en individueel kunnen werken en het andere moment allerlei vormen van groepswerk kunnen doen. Op de Bras wordt niet gewerkt met het ‘normale’ klassensysteem, maar met zogenaamde ‘familiegroepen’. In deze groepen zitten ongeveer vijfentwintig leerlingen van vier tot twaalf jaar en elke groep heeft zijn eigen mentor. De mentor heeft als taak om samen met de leerlingen uit zijn of haar familiegroep individuele planningen te maken en instructies te geven (Schoolgids, De Bras). Op De Bras hebben 65 leerlingen, in verschillende familiegroepen, de beschikking over een PDA. De Bras verwacht dat leerlingen door het PDA-project mobieler worden tijdens het leren. Het is een groot voordeel dat de leerlingen altijd de beschikking hebben over datgene wat zij nodig hebben om kennis te zoeken, te vinden, te verzamelen en te Pagina | 10
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
verwerken tot nieuwe kennis voor zichzelf en anderen. Door deze toename in mobiliteit zullen de leerlingen zelfstandig(er) en actiever worden in hun leren en hebben zij continue de mogelijkheid hun kennis te verdiepen en te verbreden (Kennisrotonde, 2006). Ten tweede is dat door deze mobiliteit de leerervaringen van de leerlingen niet alleen op school zullen plaatsvinden, maar ook buiten school en thuis hebben de leerlingen de mogelijkheden om te leren (Deelprojectplan, versie 1.0). Ten derde wordt er verwacht dat door het verzamelen en uitwisselen van informatie samenwerking en het gebruiken van elkaars kennis wordt gestimuleerd, waardoor nieuwe kennis ontstaat (Kennisrotonde, 2006). Ten vierde wordt verwacht dat de PDA een hulpmiddel zal zijn om op een andere manier te leren. Niet het leren door middel van leerboeken, maar door uit te gaan van je nieuwsgierigheid, het uit te proberen, ervaringen op te doen en op deze manier tot leerprocessen te komen. Omdat de PDA veel verschillende manieren van leren aanspreekt, kan een kind ontdekken wat zijn of haar eigen manier van leren is. Tenslotte wordt verwacht dat de PDA gebruikt kan worden als hulpmiddel om lezen, spelling, schrijven en rekenen te trainen (Deelprojectplan, versie 1.0). De HSV De HSV staat voor de Haagse School Vereniging en heeft op dit moment verschillende scholen onder haar beheer: een Nederlandse basisschool met een internationale afdeling, een school die gespecialiseerd is in het begeleiden van dyslectische kinderen en een school voor speciaal onderwijs. De basisschool Haagsche Schoolvereniging telt in totaal zo’n 510 leerlingen. De Nederlandse afdeling (NA) telt ongeveer 260 leerlingen die zijn verdeeld over drie kleutergroepen (groep 1a, 1b en 2) en de groepen 3 t/m 8. Het international department (ID) heeft ongeveer 250 leerlingen. Op dit moment zijn 52 verschillende nationaliteiten in school verenigd (schoolgids, 2006-2007). Ondanks de verschillende onderwijsprogramma’s werken de NA en de ID op veel terreinen samen. Zo zijn beide afdelingen vertegenwoordigd in het bestuur, de directie en de verschillende geledingen zoals medezeggenschapsraad en ouderraad, worden gemeenschappelijke studiedagen en vergaderingen voor de leerkrachten gehouden en zijn de lessen van de vakleerkrachten geïntegreerd door een halve groep van de NA en een halve groep van de ID te combineren (schoolgids, 2006-2007). De internationale afdeling van de HSV heeft als een van de eerste scholen in Nederland het IPC (International Primary Curriculum) geïntroduceerd. Het IPC is een nieuw curriculum voor het primair onderwijs. Het is ontstaan vanuit de groeiende internationalisering binnen Shell-scholen en de behoefte aan een vernieuwend curriculum voor de zaakvakken. Het curriculum heeft een duidelijke internationale component en onderscheidt zich daarin van de meeste bestaande curricula (stichting NOB, 2001-2007, www.stichtingnob.nl ). Pagina | 11
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
Uitgangspunten bij de ontwikkeling van het IPC waren: - het curriculum zou in elke taal gegeven kunnen worden - het curriculum beperkt zich tot de zaakvakken: taal en rekenen volgt men in principe in de moedertaal en met de eigen methodes - het curriculum heeft een duidelijke internationale component, en onderscheidt zich daarin van de meeste bestaande curricula. Het IPC is van oorsprong een internationaal curriculum. Dit betekent dat, mede vanwege de toenemende internationalisering van de maatschappij, het curriculum ook voor Nederlandse scholen met een internationaal blikveld interessant is. Daarnaast biedt het IPC elke innovatieve school in Nederland de mogelijkheid het leren van kinderen weer centraal te stellen. Leerkrachten zijn met dit curriculum in staat doelgericht te werken aan kennisvermeerdering, het verwerven van essentiële vaardigheden en het verkrijgen van inzicht in de vakgebieden (stichting NOB, 2001-2007, www.stichtingnob.nl). Op De HSV zijn ID 5 en NA 6 uitgekozen om aan dit project mee te doen. ID 5 is de groep 5 van de internationale afdeling en NA 6 is de groep 6 van de Nederlandse afdeling. De hoofdvraag van de HSV wat betreft het PDA-project is vooral om te weten te komen of de kinderen met het IPC veel voordeel van de PDA’s hebben. Daarnaast zijn ze ook benieuwd of (en zo ja, waar) er verschillen gaan optreden in het gebruik van de PDA’s door de kinderen op de verschillende afdelingen.
Pagina | 12
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
Het onderzoek: De leerlingen Om het PDA-gebruik van de leerlingen op de vier scholen te evalueren, is de volgende onderzoeksvraag geformuleerd: Heeft het gebruik van PDA’s, die voortdurend ter beschikking staan tot de lerende, een positief effect op de leerprocessen van het kind? De algemene onderzoeksvraag zal beantwoord worden door onderzoek te doen aan de hand van drie verschillende vragenlijsten: 1. Er zal een vragenlijst worden uitgedeeld die gaat over het werken (zowel op school als thuis) aan schoolwerk. Er zal hierbij een vergelijking worden gemaakt tussen leerlingen die wel de beschikking hebben over een PDA en leerlingen die niet de beschikking hebben over een PDA. 2. Er zal een vragenlijst worden uitgedeeld die vraagt de mening van leerlingen over de PDA. Deze vragenlijst zal alleen ingevuld worden door de PDA-leerlingen op de scholen. 3. Tenslotte zal een motivatie-vragenlijst op alle scholen worden uitgedeeld. Deze vragenlijst zal zowel aan leerlingen met als leerlingen zonder een PDA worden gegeven, zodat er een vergelijking gemaakt kan worden tussen beide groepen. Het PDA-project wordt dus aan de hand van deze drie verschillende vragenlijsten geëvalueerd. De vragen van de eerste twee vragenlijsten zullen per school niet allemaal hetzelfde zijn. Dat komt, omdat elke school zijn eigen invulling heeft van het PDA-project. Zo richt De Repelaer zich bijvoorbeeld op het taalonderwijs, waardoor de vragen zich voornamelijk zullen richten op het taalonderwijs. Om die reden zullen in de eerste twee vragenlijsten een aantal vragen voorkomen, die niet op alle drie de scholen gevraagd zullen worden. Hieronder zal nader worden toegelicht, hoe de drie vragenlijsten op elke school afgenomen zijn.
1. Vergelijking van het doen van schoolwerk met en zonder PDA Allereerst werd vragenlijst één uitgedeeld aan drie scholen, namelijk De Repelaer, De Octaaf en De Bras. Deze vragenlijst moest ingevuld worden door zowel leerlingen mét, als leerlingen zonder PDA. Deze vragenlijst bevat stellingen over het doen van schoolwerk (op school en thuis) in het algemeen en heeft tot doel de antwoorden van leerlingen met en leerlingen zonder PDA met elkaar te vergelijken. Op De HSV zal ook een vergelijking tussen twee groepen plaatsvinden, maar dan tussen een Engelse en een Nederlandse klas. De leerlingen uit beide klassen werken met een PDA en de vraag van de school is of er een Pagina | 13
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
verschil is tussen deze twee afdelingen. De leerlingen op de HSV hebben dus niet vragenlijst één ingevuld. De stellingen van vragenlijst één kunnen opgedeeld worden in drie schalen, namelijk ‘autonomie’, ‘samenwerking’ en ‘buitenschools leren’. De stellingen die bij deze schalen horen, zullen op alle vier de scholen gesteld worden. De schaal ‘autonomie’ bestaat uit vijf stellingen. Een voorbeeldstelling is: “Ik vraag mijn juf of meester vaak om hulp”. De schaal ‘samenwerking’ bestaat uit drie stellingen en een voorbeeldstelling is: “Ik vind het makkelijk om met andere kinderen samen te werken.” Tenslotte bestaat de schaal ‘buitenschools leren’ ook uit drie stellingen en een voorbeeldstelling is: “Ik werk buiten schooltijd vaak aan rekenen, taal of andere schoolvakken.” In totaal bestaan de drie schalen uit elf stellingen die beantwoord moeten worden op een vijfpunts Likertschaal: van 1 ‘helemaal niet mee eens’, tot 5 ‘helemaal mee eens’. Naast de stellingen van deze drie schalen, die op alle vier de scholen ingevuld moesten worden, werden op de Bras twee extra stellingen over ‘plannen’ uitgevraagd. De reden dat deze stellingen zijn toegevoegd is dat ze goed passen binnen de onderwijsvisie van De Bras en binnen de invulling van het PDA-project van De Bras. Tenslotte is ook de vragenlijst van De Repelaer iets anders, dan die van de andere drie scholen, aangezien De Repelaer de PDA gebruikt bij het taalonderwijs. Elke stelling op de vragenlijst van De Repelaer vroeg daarom specifiek naar het onderwerp lezen. In Bijlage I zijn de vragenlijsten, over het schoolwerk van zowel leerlingen met als leerlingen zonder PDA, die aangepast zijn aan de vier verschillende scholen, te vinden. Vragenlijst één werd dus door de scholen De Repelaer, De Octaaf en De Bras ingevuld door zowel leerlingen mét als de leerlingen zonder PDA. Voor alle drie de scholen is dan ook een experimentele groep (leerlingen met PDA) en een vergelijkbare controlegroep (leerlingen zonder PDA) gevonden. Bij De Repelaer is de controlegroep gevormd uit leerlingen uit groep 3 van de Dislocatie De Repelaer (die niet meedoen met het PDAproject). Deze dislocatie heeft dezelfde taalmethode als De Repelaer. Op De Octaaf is de controlegroep gevormd uit leerlingen uit een andere parallelklas (die niet met PDA werken) en op De Bras, tenslotte, is een controlegroep gevormd van leerlingen die niet met de PDA werken, maar wel op De Bras zitten. Bij alle drie de controlegroepen is geprobeerd de leerlingen in niveau, leeftijd en groepsgrootte te laten overeenkomen met de experimentele groep. Dit is in samenwerking met de docenten gebeurd. Op De HSV werden de leerlingen uit de klas van de Engelse afdeling en de leerlingen uit de klas van de Nederlandse afdeling die de beschikking hebben over een PDA met elkaar vergeleken.
2. De mening van leerlingen over de PDA Om de meningen van leerlingen over de PDA te onderzoeken, is een vragenlijst ontwikkeld met vragen over de PDA. Wederom bestaat deze vragenlijst uit de drie schalen ‘autonomie’, ‘samenwerking’ en ‘buitenschools leren’. De stellingen die bij deze schalen horen, worden Pagina | 14
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
op alle vier de scholen gesteld. De schaal ‘autonomie’ bestaat uit vijf stellingen. Een voorbeeldstelling is: “Nu ik een Verkenner heb, hoef ik mijn juf/meester minder te vragen.” Om technische redenen kon het antwoord van de leerlingen op stelling 3 niet worden verzameld. Deze stelling wordt om die reden buiten de analyses en beschrijving van de resultaten gehouden. De schaal ‘samenwerking’ bestaat uit vier stellingen en een voorbeeldstelling is: “Nu ik een Verkenner heb, vind ik het makkelijker om met andere kinderen samen te werken.” Tenslotte bestaat de schaal ‘buitenschools leren’ uit drie stellingen en een voorbeeldstelling is: “Nu ik een Verkenner heb, werk ik meer buiten schooltijd aan rekenen, taal of andere schoolvakken.” In totaal bestaan de drie schalen uit elf stellingen die beantwoord moeten worden op een vijfpunts Likertschaal: van 1 ‘helemaal niet mee eens’, tot 5 ‘helemaal mee eens’. Wederom werd er op De Bras, naast de genoemde schalen die op alle vier de scholen ingevuld dienden te worden, twee extra stellingen over ‘plannen’ gevraagd. Tenslotte vroegen alle stellingen van de Repelaer wederom naar het taalonderwijs (lezen) van de leerlingen. In Bijlage II zijn de vragenlijsten over de mening van de leerlingen over de PDA te vinden.
3. De motivatie Tenslotte is ook een vragenlijst met stellingen over de motivatie op alle vier de scholen afgenomen. In Bijlage III is de motivatievragenlijst te vinden. De motivatievragenlijst bestaat uit vier schalen; Autonomie, Competentie, Sociale Verbondenheid en Intrinsieke motivatie. De schaal Autonomie bestaat uit zeven stellingen. Een voorbeeldstelling bij Autonomie is, “In de klas kan ik zelf bepalen wanneer ik aan een bepaalde taak begin”. Om het gevoel van Competentie te meten zijn er vijf stellingen gebruikt. Een voorbeeldstelling bij Competentie is, “Ik kan de juiste informatie zoeken voor mijn taak”. De schaal Sociale verbondenheid bestaat uit zeven stellingen. Een voorbeeldstelling bij deze schaal is, “Ik heb het gevoel dat ik erbij hoor in de groep”. Verder zijn er vier stellingen die de intrinsieke motivatie meten. Een voorbeeldstelling is, “Ik vind het leuk om naar school te gaan”. Voor de vragenlijst wordt een vijfpunt Likertschaal gebruikt. De antwoordmogelijkheden per item varieerden van (1) helemaal mee oneens tot (5) helemaal mee eens. Hoge scores op de schalen betekenen een positieve beoordeling van de leerlingen en lage scores betekenen een negatieve beoordeling.
Pagina | 15
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
Het onderzoek: De leerkrachten Niet alleen voor de leerlingen, maar ook voor de leerkrachten zullen er veranderingen optreden door de invoering van de PDA. Op scholen waar de leerkrachten nog gewend zijn aan klassikaal onderwijs, zal de docentrol waarschijnlijk veranderen. De leerlingen zullen door het gebruik van de PDA steeds meer zelfstandigheid krijgen in hun leerproces, waardoor de rol van de leerkrachten van kennisbron naar de rol van coach of facilitator zal gaan (Kennisrotonde, 2006). De leerkrachten op De Bras fungeren in het onderwijssysteem van ‘het nieuwe leren’ al als coach of facilitator, dus deze rolverandering zal voor de leerkrachten op de Bras minder van toepassing zijn. Voor de Bras kan de PDA voor leerkrachten weer andere veranderingen met zich meebrengen. Een groot voordeel voor de leerkrachten op De Bras is dat zij door de PDA voortdurend de beschikking hebben over informatie van hun leerlingen. Vooral in een complexe onderwijssituatie zoals op de Bras, waarin een leerling veel verschillende mentoren heeft, is het handig als deze leerlinginformatie makkelijk en op elk moment beschikbaar is voor alle mentoren. Bij de andere docenten is het interessant om te onderzoeken hoe de rol als docent, tijdens het gebruik van de PDA, precies verandert. Doordat docenten waarschijnlijk door de PDA op een andere manier gaan lesgeven, is het naast het onderzoek van de leerlingen ook interessant om te onderzoeken of de docenten zich hierin gesteund en begeleid voelen. Door al deze nieuwe ervaringen die de PDA met zich meebrengt, is het voor docenten belangrijk dat ze het gevoel hebben hulp te kunnen zoeken als ze vragen hebben naar aanleiding van het algemene gebruik van de PDA of het gebruik van de PDA in de lessen. Om het PDA-project bij de leerkrachten te evalueren, is daarom volgende onderzoeksvraag geformuleerd: In hoeverre is de rol als leerkracht op de verschillende scholen, veranderd door de PDA en in hoeverre voelen de docenten zich hierin gesteund? De algemene onderzoeksvraag zal beantwoord worden door onderzoek te doen op de volgende manier: er zal een algemene vragenlijst worden uitgedeeld aan alle leerkrachten die beschikking hebben over een PDA. Hierin zal worden gevraagd in hoeverre zij het gevoel hebben ondersteuning te krijgen in hun nieuwe manier van lesgeven (zie Bijlage IV). De vragenlijst van de leerkrachten bestaat in totaal uit 23 stellingen. Binnen deze vragenlijst kunnen zeven schalen onderscheiden worden. De eerste schaal betreft de voorbereiding op het PDA-project. Deze schaal bestaat uit drie stellingen en een voorbeeldstelling is: Ik kende de mogelijkheden van de PDA al voor dit project. De tweede schaal betreft de ondersteuning binnen de school en deze schaal bestaat uit vier stellingen met als voorbeeldstelling: Ik heb het gevoel voldoende ondersteund te worden bij de toepassing van de PDA in de lessen. De derde schaal gaat over het PDA-gebruik tijdens het Pagina | 16
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
lesgeven. Deze schaal bestaat uit zeven stellingen met als voorbeeldstelling: Ik heb de PDA vaak gebruikt tijdens het lesgeven. Vervolgens wordt de voorbereiding van de lessen bevraagd met de stelling: Ik vind het makkelijker om een les voor te bereiden, waarin de PDA door de leerling wordt gebruikt. Ook het samen en individueel werken komt aan bod, en wel in de vijfde schaal. Deze schaal bestaat uit drie stellingen met als voorbeeldstelling: Door de invoering van de PDA in de klas, is het makkelijker om leerlingen te laten samenwerken. En de schaal ‘mogelijkheden van de PDA’ bestaat uit twee stellingen, met als voorbeeldstelling: Ik vind de PDA een toevoeging voor het onderwijs. Tenslotte vraagt de laatste schaal naar het buitenschools leren. Deze schaal bestaat uit drie stellingen, met als voorbeeldstelling: Door de invoering van de PDA in de klas, leren de leerlingen meer buiten school dan toen ze nog geen PDA hadden. Alle stellingen moeten worden beantwoord op een vijfpunts Likertschaal.
Pagina | 17
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
Het onderzoek: De ouders In voorgaande hoofdstukken is uiteengezet dat de PDA waarschijnlijk veranderingen voor de leerlingen en leerkrachten met zich mee zal brengen. In dit hoofdstuk zullen de ouders van de leerlingen met een PDA aan bod komen. Uit het evaluatieonderzoek in Engeland bleek namelijk, dat ouders door de PDA meer betrokken werden bij het schoolwerk van hun kinderen. Leerlingen kunnen hun schoolwerk namelijk op de PDA meenemen naar huis en aan hun ouders laten zien. Op deze manier krijgen ouders meer inzicht waar hun kinderen binnen (en buiten) school mee bezig zijn (Deelprojectplan, versie 1.0). Om het PDA-project bij de ouders te evalueren, is daarom volgende onderzoeksvraag geformuleerd: Heeft de PDA dezelfde positieve effecten op de ouderbetrokkenheid, als uit de vergelijkbare evaluatie onderzoeken in Engeland blijkt? De algemene onderzoeksvraag zal beantwoord worden door onderzoek te doen op de volgende manier: er zal een algemene vragenlijst worden uitgedeeld die gaat over de betrokkenheid van de ouders met het schoolwerk van het kind. Er zal hierbij een vergelijking worden gemaakt tussen de ouders met kinderen die wél een PDA hebben en ouders met kinderen die géén PDA hebben. De vragenlijst van de ouders bestaat uit veertien stellingen binnen drie schalen. De eerste schaal gaat over de betrokkenheid van de ouders bij het schoolwerk en de school van hun kind. Deze schaal bestaat uit vier stellingen en een voorbeeldstelling is: Ik voel me betrokken bij de school van mijn kind. De tweede schaal betreft de betrokkenheid van de ouders bij het huiswerk van hun kind. Deze schaal bestaat uit zes stellingen, met als voorbeeldstelling: Ik help mijn kind vaak met zijn/haar huiswerk. Tenslotte vraagt de laatste schaal naar de mening van de ouders over het PDA-project. Deze schaal bestaat uit vier stellingen, met als voorbeeldstelling: Ik voel me betrokken bij het PDA-project op school. Alle stellingen moeten worden beantwoord op een vijfpunts Likertschaal.
Pagina | 18
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
Resultaten In dit hoofdstuk worden eerst de algemene resultaten besproken. Vervolgens worden per school de resultaten weergegeven. Niet altijd hebben alle scholen bij alle onderzoeksfasen volledig kunnen participeren.
1. Algemeen 1.1 Betrouwbaarheid Vragenlijsten De betrouwbaarheid van de schalen van vragenlijst 1 en 2 voor leerlingen zijn weergegeven in Tabel 1. Twee schalen zijn niet aan alle leerlingen voorgelegd: Lezen (alleen de Repelaer) en Plannen (alleen de Bras). De motivatievragenlijst heeft een betrouwbaarheid van α= .75. De vragenlijst voor leerkrachten bestaat uit vier betrouwbare schalen. Deze worden weergegeven in Tabel 2. De vragenlijst voor de ouders bestaat uit losse vragen en daarnaast twee schalen: Betrokkenheid bij schoolwerk en school (α= .46, n=2) en Betrokkenheid bij huiswerk (α=.53, n=3). Tabel 1. Betrouwbaarheid per schaal van vragenlijst 1 en 2 Vragenlijst 1 leerlingen α Aantal items Autonomie .61 3 Samenwerking .51 2 Buitenschools werken . 65 3 Lezen .67 3 Plannen .78 4
Vragenlijst 2 leerlingen α Aantal items .92 5 .83 4 .74 3 .85 4 .70 2
Tabel 2. Betrouwbaarheid per schaal van vragenlijst voor leerkrachten α Aantal items Voorbereiding op het PDA project .72 3 Ondersteuning binnen de school .67 4 PDA gebruik tijdens het lesgeven .75 3 Gebruik van PDA buiten de lessen .86 3
1.2 Verschil leerlingen met en zonder PDA Om de vraag of het gebruik van PDA’s een positief effect heeft op de leerprocessen van het kind te kunnen beantwoorden is een variantieanalyse uitgevoerd, waarbij de leerlingen met en zonder PDA vergeleken worden met betrekking tot perceptie van autonomie, mate van Pagina | 19
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
samenwerking, en frequentie van buitenschool werken. Hierbij zijn de scores op vragenlijst 1 gebruikt. Het verschil tussen leerlingen met en zonder PDA met betrekking tot samenwerking is significant (F (1,182) = 8,773; p<0,01), waarbij leerlingen zonder PDA aangeven meer samen te werken dan leerlingen met PDA (zie Tabel 3). Leerlingen met PDA geven desalniettemin ook aan veel samen te werken. Leerlingen geven gemiddeld over het algemeen aan dat zij behoorlijk autonoom werken. Alle leerlingen geven aan niet veel buiten school te werken. Tabel 3. Gemiddelde scores van leerlingen met en zonder PDA (likertschaal van 1-5). PDA Geen PDA M SD N M SD N Autonomie 3,6 1,2 109 3,8 1,1 76 Samenwerking 4,4** 0,8 110 4,7** 0,5 74 Buiten school 2,5 1,1 181 2,6 1,3 71 *p<0,05, **p<0,01 Om te zien of er een interactie-effect optreedt tussen PDA-gebruik en geslacht, is een MANCOVA uitgevoerd. We vonden een hoofdeffect voor Buiten schools werken (F(1,128) = 3,910, p < .05), zie Figuur 2, waarbij jongens met PDA (M=2,6) vaker buiten school werkten dan jongens zonder PDA (M=2,0), terwijl meisjes met PDA (M=2,4) minder buiten school werkten dan meisjes zonder PDA (M=2,8).
3
2,5
2
Gemiddelde score Buiten school werken meisje
1,5
Gemiddelde score Buiten school werken jongen
1
0,5
0 zonder PDA
met PDA
Figuur 2. Interactie-effect geslacht x PDA voor buiten school werken. Pagina | 20
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
1.3 Leerlingen met PDA Om te zien wat het effect van PDA-gebruik is op samenwerking, autonomie en buitenschools werken zijn de gemiddelden van de scores op Vragenlijst 2 weergegeven in Tabel 4. De leerlingen die met een PDA gewerkt hebben vinden zijn het er mee eens (niet heel erg) dat zij autonomer zijn gaan werken en meer samen zijn gaan werken door de PDA. Zij vinden niet dat zij meer buiten school zijn gaan werken door de PDA. Tabel 4. Gemiddelden en standaard deviaties van de scores van leerlingen op Vragenlijst 2 (likertschaal van 1-5). M SD N Autonomie 2,9 1,2 109 Samenwerking 3,1 1,2 109 Buitenschools werken 2,4 1,2 109 Om te zien of er een meisjes en jongens een verschil in meerwaarde van de PDA zien, is er een variantieanalyse uitgevoerd. Het verschil tussen meisjes en jongens met betrekking tot meer samenwerken door de PDA is significant (F (2,125) = 2,934; p<0,05), waarbij jongens meer zeggen met PDA meer samen te werken dan zonder PDA vergeleken met meisjes (zie Tabel 5). Tabel 5. Gemiddelde scores en standaard deviaties van meisjes en jongens mbt meerwaarde van PDA (likertschaal van 1-5) Meisjes Jongens M SD N M SD N Autonomie 2,8 1,1 67 3 1,1 60 Samenwerking 2,8* 1,1 67 3,2* 1,2 60 Buiten school 2,3 1,2 67 2,5 1,1 60 *p<0,05, **p<0,01 Motivatie effecten Aan de hand van het in de inleiding toegelichte begrip intrinsieke motivatie is over de scholen heen nagegaan wat het effect van het gebruik van de PDA op motivatie is. Vergeleken zijn taken waarbij met PDA werkt gewerkt en taken waaraan leerlingen zonder PDA werkten. Steeds werd gezocht naar vergelijkbare taken. Omdat intrinsieke motivatie een tamelijk robuuste maat is hier gekozen voor een vergelijking over scholen heen. Zo ontstaat de beste indruk van het effect op intrinsieke motivatie.
Pagina | 21
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
Tabel 6. Intrinsieke motivatie (likertschaal van 1-5)
Zonder PDA Met PDA Totaal
N 77 122 199
gemiddelde 3,8701 3,5205 3,6558
SD ,88548 1,05356 1,00421
We zien dat bij taken zonder PDA de intrinsieke motivatie iets hoger is. Dit verschil is klein maar significant (F (1,197) = 5,863; p<0.05). Vervolgens is gekeken of deze effecten verschillend zijn voor jongens en meisjes. Er lijken enige verschillen op te treden, in die zijn dat jongens het werken met de PDA intrinsiek motiverender vinden en meisjes juist minder, maar dit interactie-effect is niet significant. Tables 7. Interactie effecten voor Intrinsieke motivatie (likertschaal van 1-5) Gemiddelde PDA geslacht score SD N zonder jongens 3,6786 1,05986 28 PDA meisjes 3,9565 ,75558 46 Totaal 3,8514 ,88646 74 Met jongens 3,5191 1,02293 61 PDA meisjes 3,4831 1,08750 59 Totaal 3,5014 1,05088 120 Totaal jongens 3,5693 1,03133 89 meisjes 3,6905 ,98097 105 Totaal 3,6349 1,00359 194
1.4 Leerkrachten In Tabel 8 staan de gemiddelde scores die leerkrachten hebben gegeven met betrekking tot de voorbereiding op het PDA-project, de ondersteuning die de school tijdens het project bood, het PDA-gebruik tijdens het lesgeven en het PDA gebruik door leerlingen buiten school. De docenten geven aan dat zij redelijk voorbereid waren op het PDA-project, redelijk ondersteund werden door de school, redelijk vaak de PDA gebruikten tijdens de lessen en het idee hadden dat leerlingen redelijk vaak de PDA gebruikten buiten school.
Pagina | 22
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
Tabel 8. Gemiddelde scores en standaard deviaties van de leerkrachten (likertschaal van 1-5) M SD N Voorbereiding op het PDA-project 2,8 0,9 4 Ondersteuning door de school 2,9 1,4 4 PDA gebruik tijdens lesgeven 3 0,9 4 PDA gebruik door leerlingen buiten school 3,2 1,8 4
1.5 Ouders In Tabel 9 staan de gemiddelde scores die de ouders hebben gegeven met betrekking tot de betrokkenheid bij de school, bij het huiswerk, of de ouders zich meer betrokken voelen bij de school door de PDA en of de ouders het een leuk project vonden. De ouders voelen zich gemiddeld erg betrokken bij school en bij het huiswerk van hun kind. Ze voelden zich niet meer betrokken bij de school door het gebruik van de PDA door hun kind. Zij vonden over het algemeen het PDA-project een leuk project. Tabel 9. Gemiddelde scores en standaard deviaties van de ouders (likertschaal van 1-5) M SD N Betrokkenheid bij school 4,4 0,8 58 Betrokkenheid bij huiswerk 3,9 1,1 55 Meer betrokken door PDA 2,23 1,3 53 PDA-project leuk project 4,5 0,9 60 Om te achterhalen of er relaties bestaan tussen betrokken voelen bij school, betrokken voelen bij het huiswerken, meer betrokken voelen door PDA en het PDA-project een leuk project vinden, is een Pearson correlatieanalyse uitgevoerd. Significante correlaties zijn gevonden tussen het PDA-project leuk vinden en Betrokkenheid bij school (r=0,26; p<0,05) en Meer betrokken voelen bij school door PDA (r=0,29; p<0,05). Dit betekent dat ouders die het project leuk vonden of zich betrokken voelden bij de school, zich ook meer betrokken voelden met de school door de PDA.
Pagina | 23
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
2 De Octaaf Op De Octaaf zijn drie verschillende soorten vragenlijsten afgenomen: 1. Een vragenlijst met stellingen over het algemene schoolgedrag van de leerlingen op de onderwerpen autonomie, samenwerking en buitenschools leren. Deze vragenlijst is zowel door een groep PDA-leerlingen (23 leerlingen) als een groep niet PDAleerlingen (21 leerlingen) ingevuld. 2. Een vragenlijst met stellingen over het specifieke PDA-gebruik van de leerlingen, wederom op drie onderwerpen: autonomie, samenwerking en buitenschools leren. Deze vragenlijst laat de leerlingen nu (met PDA) met vroeger (zonder PDA) vergelijken. Deze vragenlijst is ingevuld door alleen de PDA-groep (25 leerlingen). 3. Tenslotte is een motivatievragenlijst met stellingen door zowel de groep PDAleerlingen (23 leerlingen) als de niet PDA-leerlingen (21 leerlingen) ingevuld.
2.1 Verschil leerlingen met en zonder PDA Om de vraag of het gebruik van PDA’s een positief effect heeft op de leerprocessen van het kind te kunnen beantwoorden is een variantieanalyse uitgevoerd, waarbij de leerlingen met en zonder PDA vergeleken worden met betrekking tot perceptie van autonomie, mate van samenwerking, en frequentie van buitenschool werken. Hierbij zijn de scores op vragenlijst 1 gebruikt. Er werden geen significante verschillen gevonden. Tabel 10 geeft de gemiddelde scores van leerlingen met en zonder PDA weer. Leerlingen geven gemiddeld aan dat zij erg autonoom werken. Leerlingen geven aan veel samen te werken Alle leerlingen geven aan niet veel buiten school te werken. Tabel 10. Gemiddelde scores van leerlingen met en zonder PDA (likertschaal van 1-5). PDA Geen PDA M SD N M SD N Autonomie 4 0,9 24 4,3 0,7 21 Samenwerking 4,5 0,6 24 4,8 0,6 21 Buiten school 2,4 0,7 24 3,1 1,5 21 2.2 Leerlingen met PDA Om te zien wat het effect van PDA-gebruik is op samenwerking, autonomie en buitenschools werken zijn de gemiddelden van de scores op Vragenlijst 2 weergegeven in Tabel 11. De leerlingen die met een PDA gewerkt hebben vinden zijn het er mee eens dat zij autonomer zijn gaan werken en meer samen zijn gaan werken door de PDA. Zij vinden niet dat zij meer buiten school zijn gaan werken door de PDA.
Pagina | 24
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
Tabel 11. Gemiddelden en standaard deviaties van de scores van leerlingen op Vragenlijst 2. M SD N Autonomie 3,9 0,9 25 Samenwerking 3,7 1,1 25 Buitenschools werken 2,6 1,2 25 Om te zien of er een meisjes en jongens een verschil in meerwaarde van de PDA zien, is er een variantieanalyse uitgevoerd. Er zijn geen significante verschillen gevonden.
2.3 Ouders In Tabel 12 staan de gemiddelde scores die de ouders hebben gegeven met betrekking tot de betrokkenheid bij de school, bij het huiswerk, of de ouders zich meer betrokken voelen bij de school door de PDA en of de ouders het een leuk project vonden. De ouders voelen zich gemiddeld erg betrokken bij school en bij het huiswerk van hun kind. Ze voelden zich redelijk meer betrokken bij de school door het gebruik van de PDA door hun kind. Zij vonden over het algemeen het PDA-project een leuk project. Tabel 12. Gemiddelde scores en standaard deviaties van de ouders (likertschaal van 1-5) M SD N Betrokkenheid bij school 3,9 1,1 17 Betrokkenheid bij huiswerk 4,1 0,7 17 Meer betrokken door PDA 3 1,3 13 PDA-project leuk project 4,8 0,5 16 Om te achterhalen of er relaties bestaan tussen betrokken voelen bij school, betrokken voelen bij het huiswerken, meer betrokken voelen door PDA en het PDA-project een leuk project vinden, is een Pearson correlatieanalyse uitgevoerd. Significante correlatie is gevonden tussen het PDA-project leuk vinden en Meer betrokken voelen bij school door PDA (r=0,68; p<0,05). Dit betekent dat ouders die het project leuk vonden zich ook meer betrokken voelden met de school door de PDA.
Pagina | 25
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
3. De Repelaer Op De Repelaer zijn drie verschillende soorten vragenlijsten afgenomen: 1. Een vragenlijst met stellingen over het algemene schoolgedrag van de leerlingen op de onderwerpen autonomie, samenwerking en buitenschools lezen. Deze vragenlijst is zowel door een groep PDA-leerlingen (zeven leerlingen) als een groep niet PDAleerlingen (zeven leerlingen) ingevuld. 2. Een vragenlijst met stellingen over het specifieke PDA-gebruik van de leerlingen, wederom op drie onderwerpen: autonomie, samenwerking en buitenschools lezen. Deze vragenlijst laat de leerlingen nu (met PDA) met vroeger (zonder PDA) vergelijken. Deze vragenlijst is ingevuld door alleen PDA-leerlingen (26 leerlingen). 3. Tenslotte is een motivatievragenlijst met stellingen door zowel de groep PDAleerlingen (7 leerlingen) als de niet PDA-leerlingen (7 leerlingen) ingevuld. Het overkoepelende thema van de drie vragenlijsten is lezen, aangezien de PDA op De Repelaer bij de leesmethode wordt gebruikt. Dit wordt gedaan door de leerlingen opdrachten te geven, waarbij ze hun PDA kunnen gebruiken. Een voorbeeld is dat de leerkracht alle leerlingen de opdracht gaf om foto’s te maken van voorwerpen die beginnen met een ‘D’. Dit is gedaan met alle letters en op deze manier is een soort fotoboek met letters gemaakt, die de leerlingen op hun PDA kunnen zetten. Op deze manier leren leerlingen ‘spelenderwijs’ de letters en woorden. De twee groepen leerlingen die vragenlijst 2 hebben ingevuld, zijn vrij klein (7 leerlingen). Dit komt, omdat de groep leerlingen zonder PDA is samengesteld uit leerlingen van groep drie van de dislocatie De Repelaer en deze groep weinig leerlinge in de klas heeft. Dit is de reden dat de controlegroep en de vergelijkbare onderzoeksgroep uit slechts zeven leerlingen bestaan. De leerlingen van de onderzoeksgroep (met PDA) en de controlegroep (zonder PDA) zijn wel met elkaar gematched op leesniveau, geslacht en leeftijd. Hoewel de onderzoeksgroep van vragenlijst 1 klein is, worden de resultaten hieronder toch weergegeven. De kleine onderzoeksgroep moet, bij het lezen van de resultaten, dus in gedachten worden gehouden. 3.1. Verschil leerlingen met en zonder PDA Om de vraag of het gebruik van PDA’s een positief effect heeft op de leerprocessen van het kind te kunnen beantwoorden is een variantieanalyse uitgevoerd, waarbij de leerlingen met en zonder PDA vergeleken worden met betrekking tot perceptie van autonomie, mate van samenwerking, frequentie van buitenschool werken en lezen. Hierbij zijn de scores op vragenlijst 1 gebruikt. Er zijn geen significante verschillen gevonden. Tabel 13 laat de gemiddelde scores van de leerlingen zien. Pagina | 26
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
Tabel 13. Gemiddelde scores van leerlingen met en zonder PDA (likertschaal van 1-5). PDA Geen PDA M SD N M SD N Autonomie 2,5 2 6 4,3 1,1 7 Samenwerking 4 1,2 7 4,9 0,2 7 Buiten school 3,4 1,7 7 2,3 1,4 7 Lezen 4,3 0,9 6 4,6 0,9 7 *p<0,05, **p<0,01 Om te zien of er een interactie-effect optreedt tussen PDA-gebruik en geslacht, is een MANCOVA uitgevoerd. We vonden een hoofdeffect voor Autonomie (F(1,11) = 6,066, p < .05), zie Figuur 3, waarbij jongens met PDA (M=5) autonomer zijn dan jongens zonder PDA (M=2,5), terwijl meisjes met PDA (M=1,3) minder autonoom zijn dan meisjes zonder PDA (M=4,2).
5 4,5 4 3,5 3
Gemiddelde score Autonomie meisje
2,5
Gemiddelde score Autonomie jongen
2 1,5 1 0,5 0 zonder PDA
met PDA
Figuur 3. Interactie-effect geslacht x PDA voor autonomie. 3.2 Leerlingen met PDA Om te zien wat het effect van PDA-gebruik is op samenwerking, autonomie en buitenschools werken zijn de gemiddelden van de scores op Vragenlijst 2 weergegeven in Tabel 14. De leerlingen die met een PDA gewerkt hebben vinden zijn het er mee eens dat zij autonomer
Pagina | 27
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
zijn gaan werken, meer samen zijn gaan werken, meer buiten school zijn gaan werken en meer lezen door de PDA. Tabel 14. Gemiddelden en standaard deviaties van de scores van leerlingen op Vragenlijst 2. M SD N Autonomie 3,2 0,9 26 Samenwerking 3,6 1 26 Buitenschools werken 3,1 1 26 Lezen 4,3 1,2 25 Om te zien of er een meisjes en jongens een verschil in meerwaarde van de PDA zien, is er een variantieanalyse uitgevoerd. Er zijn geen significante verschillen gevonden. 3.3 Ouders In Tabel 15 staan de gemiddelde scores die de ouders hebben gegeven met betrekking tot de betrokkenheid bij de school, bij het huiswerk, of de ouders zich meer betrokken voelen bij de school door de PDA en of de ouders het een leuk project vonden. De ouders voelen zich gemiddeld erg betrokken bij school en bij het huiswerk van hun kind. Ze voelden zich redelijk meer betrokken bij de school door het gebruik van de PDA door hun kind. Zij vonden over het algemeen het PDA-project een leuk project. Tabel 15. Gemiddelde scores en standaard deviaties van de ouders (likertschaal van 1-5) M SD N Betrokkenheid bij school 4,3 1,2 10 Betrokkenheid bij huiswerk 3,4 1,2 10 Meer betrokken door PDA 4,7 0,5 9 PDA-project leuk project 2,9 1,3 8 Om te achterhalen of er relaties bestaan tussen betrokken voelen bij school, betrokken voelen bij het huiswerken, meer betrokken voelen door PDA en het PDA-project een leuk project vinden, is een Pearson correlatieanalyse uitgevoerd. Significante correlatie is gevonden tussen Betrokkenheid bij huiswerk en Meer betrokken voelen bij school door PDA (r=0,77; p<0,05). Dit betekent dat ouders die zich betrokken voelen bij het huiswerk van hun kind zich ook meer betrokken voelden met de school door de PDA.
Pagina | 28
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
4. De Bras Op De Bras zijn drie verschillende soorten vragenlijsten afgenomen: 1. Een vragenlijst met stellingen over het algemene schoolgedrag van de leerlingen op de onderwerpen autonomie, samenwerking, buitenschools leren en plannen. Deze vragenlijst is zowel door een groep PDA-leerlingen (59 leerlingen) als een groep niet PDA-leerlingen (48 leerlingen) ingevuld. 2. Een vragenlijst met stellingen over het specifieke PDA-gebruik van de leerlingen, wederom op vier onderwerpen: autonomie, samenwerking, buitenschools leren en plannen. Deze vragenlijst laat de leerlingen nu (met PDA) met vroeger (zonder PDA) vergelijken. Deze vragenlijst is ingevuld door alleen de PDA-groep (59 leerlingen). 3. Tenslotte is een motivatievragenlijst met stellingen door zowel de groep PDAleerlingen (59 leerlingen) als de niet PDA-leerlingen (48 leerlingen) ingevuld.
4.1. Verschil leerlingen met en zonder PDA Om de vraag of het gebruik van PDA’s een positief effect heeft op de leerprocessen van het kind te kunnen beantwoorden is een variantieanalyse uitgevoerd, waarbij de leerlingen met en zonder PDA vergeleken worden met betrekking tot perceptie van autonomie, mate van samenwerking, frequentie van buitenschool werken en plannen. Hierbij zijn de scores op vragenlijst 1 gebruikt. Er zijn twee significante verschillen gevonden. Het verschil tussen leerlingen met en zonder PDA met betrekking tot samenwerking is significant (F (1,102) = 4,481; p<0,05), waarbij leerlingen zonder PDA aangeven meer samen te werken dan leerlingen met PDA (zie Tabel 16). En het verschil tussen leerlingen met en zonder PDA met betrekking tot plannen is significant (F (1,103) = 7,128; p<0,01), waarbij leerlingen zonder PDA aangeven meer te plannen dan leerlingen met PDA (zie Tabel 14). Tabel 16. Gemiddelde scores van leerlingen met en zonder PDA (likertschaal van 1-5). PDA Geen PDA M SD N M SD N Autonomie 3,4 1,2 57 3,5 1,1 48 Samenwerking 4,3* 0,9 57 4,6* 0,4 47 Buiten school 2,5 1,2 57 2,6 1,2 44 Plannen 3,7** 1 58 4,2** 0,6 47 *p<0,05, **p<0,01 Om te zien of er een interactie-effect optreedt tussen PDA-gebruik en geslacht, is een MANCOVA uitgevoerd. We vonden geen interactie-effecten. Pagina | 29
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
4.2 Leerlingen met PDA Om te zien wat het effect van PDA-gebruik is op samenwerking, autonomie en buitenschools werken zijn de gemiddelden van de scores op Vragenlijst 2 weergegeven in Tabel 12. De leerlingen die met een PDA gewerkt hebben vinden zijn het er mee eens dat zij autonomer zijn gaan werken, meer samen zijn gaan werken, en meer plannen door de PDA. Zij zijn niet meer buiten school gaan werken door PDA. Tabel 17. Gemiddelden en standaard deviaties van de scores van leerlingen op Vragenlijst 2. M SD N Autonomie 2,9 1 36 Samenwerking 3 1 36 Buitenschools werken 2,4 1,1 36 Lezen 2,9 1,1 36 Om te zien of er een meisjes en jongens een verschil in meerwaarde van de PDA zien, is er een variantieanalyse uitgevoerd. Er zijn geen significante verschillen gevonden. 4.3 Ouders In Tabel 18 staan de gemiddelde scores die de ouders hebben gegeven met betrekking tot de betrokkenheid bij de school, bij het huiswerk, of de ouders zich meer betrokken voelen bij de school door de PDA en of de ouders het een leuk project vonden. De ouders voelen zich gemiddeld erg betrokken bij school en bij het huiswerk van hun kind. Ze voelden zich niet meer betrokken bij de school door het gebruik van de PDA door hun kind. Zij vonden over het algemeen het PDA-project een leuk project. Tabel 18. Gemiddelde scores en standaard deviaties van de ouders (likertschaal van 1-5) M SD N Betrokkenheid bij school 4,6 0,6 41 Betrokkenheid bij huiswerk 3,8 1,2 38 Meer betrokken door PDA 2 1,2 40 PDA-project leuk project 4,3 1,1 35 Om te achterhalen of er relaties bestaan tussen betrokken voelen bij school, betrokken voelen bij het huiswerken, meer betrokken voelen door PDA en het PDA-project een leuk project vinden, is een Pearson correlatieanalyse uitgevoerd. Een significante correlatie is gevonden tussen Betrokkenheid bij huiswerk en PDA-project is een leuk project (r=0,71;
Pagina | 30
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
p<0,01). Dit betekent dat ouders die zich betrokken voelen bij het huiswerk van hun kind het PDA-project een leuk project vonden.
Pagina | 31
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
5. De HSV 5.1. Leerlingen met PDA Om te zien wat het effect van PDA-gebruik is op samenwerking, autonomie en buitenschools werken zijn de gemiddelden van de scores op Vragenlijst 2 weergegeven in Tabel 19. De leerlingen die met een PDA gewerkt hebben zien geen meerwaarde van de PDA met betrekking tot autonomie, samenwerking en buitenschools werken. Tabel 19. Gemiddelden en standaard deviaties van de scores van leerlingen op Vragenlijst 2. M SD N Autonomie 1,6 0,7 22 Samenwerking 2 0,9 22 Buitenschools werken 1,5 0,8 22 Om te zien of er een meisjes en jongens een verschil in meerwaarde van de PDA zien, is er een variantieanalyse uitgevoerd. Er is een significant verschil gevonden tussen meisjes en jongens voor autonomie (F (1,19) = 4,403; p<0,05), waarbij jongens aangeven autonomer te zijn met PDA dan zonder PDA vergeleken met meisjes (zie Tabel 20). Tabel 20. Gemiddelde scores van meisjes en jongens met PDA (likertschaal van 1-5). meisjes jongens M SD N M SD N Autonomie 1,4 0,4 11 2 0,8 10 Samenwerking 1,8 0,6 11 2,3 1 10 Buiten school 1,3 0,6 11 1,7 1 10 *p<0,05, **p<0,01
Pagina | 32
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
Conclusies en discussie In dit hoofdstuk zullen conclusies worden getrokken aan de hand van de hierboven beschreven resultaten. Eerst zullen de conclusies naar aanleiding van de resultaten van de leerlingen per school beschreven worden. Vervolgens zal er een conclusie getrokken worden over de resultaten van de leerkrachten per school. Als laatste zal er een conclusie getrokken worden naar aanleiding van de resultaten van de ouders per school. 1. De leerlingen De Octaaf Autonomie Het blijkt dat PDA-leerlingen over het algemeen vinden dat ze meer autonoom zijn geworden, nu ze een PDA hebben. Toch blijkt dat er weinig, slechts kleine, verschillen zijn wat betreft autonomie tussen de PDA en de niet PDA-groep. De PDA-groep blijkt dus niet meer autonoom te zijn dan de niet PDA-groep. Zo blijkt zelfs dat PDA-leerlingen vaker naar hun leerkracht gaan voor hulp dan de niet PDA-leerlingen. Wel blijkt dat meer leerlingen zonder PDA niet zo snel iets uit zichzelf opzoeken als ze iets willen weten, maar verder is weinig verschil tussen beide groepen. Samenwerken De meerderheid van de PDA-leerlingen geeft aan het nu, met de PDA, makkelijker en leuker te vinden om samen te werken met andere leerlingen. Dit blijkt ook uit het feit dat net iets meer PDA-leerlingen, dan niet PDA-leerlingen, het makkelijk en leuk vinden om samen te werken op school. Verder wordt geen verschil wat betreft samenwerking tussen beide groepen gevonden. Buitenschools Het blijkt dat slechts weinig van de PDA-leerlingen samen met andere leerlingen buiten schooltijd aan hun schoolwerk zitten. Tevens vindt de meerderheid van de PDA-leerlingen het niet leuker om buiten schooltijd met schoolwerk bezig te zijn (nu ze een PDA hebben). Ook blijkt dat de niet PDA-leerlingen weinig buiten schooltijd met hun schoolwerk (al dan niet met andere leerlingen) bezig zijn. Beide groepen verschillen wat betreft buitenschools leren niet veel. Verschil PDA-jongens en -meisjes Op de Octaaf is er tussen de jongens en meisjes die een PDA hebben geen verschil in autonomie. Wel is er een verschil in geslacht te vinden (niet significant) bij samenwerkendPagina | 33
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
en buitenschools leren. De PDA-jongens op de Octaaf geven aan vaker samen te werken en buitenschools te leren, dan de PDA-meisjes. Motivatie Samenvattend kan gezegd worden dat er weinig verschil zit in de antwoorden van beide groepen op autonomiestellingen en intrinsieke motivatie. Beide groepen hebben deze schaal positief en/of neutraal beoordeeld en ervaren dezelfde mate van autonomie en intrinsieke motivatie. Ook voelen beide groepen zich even competent. Beide groepen hebben over het algemeen positief geantwoord op de stellingen die sociale verbondenheid meten. Op één stelling echter, “Als ik aan een bepaalde taak moet werken, dan doe ik dat met klasgenoten” hebben de leerlingen negatief geantwoord. Een verklaring hiervoor kan zijn dat deze leerlingen (niet vaak) samenwerken bij een specifieke taak. De Repelaer Autonomie PDA-leerlingen vinden dat ze, nu ze een PDA hebben, sneller iets uit zichzelf opzoeken als ze iets willen weten. Daarnaast blijkt dat niet PDA-leerlingen sneller uit zichzelf iets opzoeken als ze iets willen weten, dan PDA-leerlingen. Tenslotte komt niet naar voren dat PDAleerlingen meer autonoom zijn geworden, nu ze een PDA hebben. Samenwerken De meeste PDA en niet PDA-leerlingen geven aan het makkelijk te vinden om met andere leerlingen samen te werken. Daarnaast antwoorden de meeste PDA-leerlingen dat ze het leuker en makkelijker vinden om samen te werken en anderen vaker hulp geven nu ze een PDA hebben. Tenslotte blijkt dat meer niet PDA-leerlingen, in vergelijking met de PDAleerlingen, hulp geven aan andere kinderen en het leuk vinden om samen te werken. Buitenschools Opvallend is dat de meerderheid van de PDA-leerlingen aangeeft buiten schooltijd meer te lezen nu ze een PDA hebben. Tevens blijkt zelfs dat meer PDA-leerlingen dan niet PDAleerlingen vaker buiten schooltijd lezen. Wel komt naar voren dat dit niet vaker met andere kinderen gebeurt, waarbij de antwoorden van de PDA en de niet PDA-leerlingen weinig van elkaar verschillen. Daarnaast blijkt dat de meerderheid van beide groepen lezen buiten schooltijd leuk vindt. Tenslotte kan niet gezegd worden dat PDA-leerlingen lezen buiten schooltijd leuker vinden nu ze een PDA hebben. Lezen
Pagina | 34
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
Samenvattend kan gezegd worden dat de meerderheid van de PDA-leerlingen lezen leuk vinden en leuker is gaan vinden nu ze een PDA hebben. Tevens blijkt dat de PDA-leerlingen lezen makkelijker vinden nu ze een PDA hebben. Opvallend is wel dat in vergelijking meer niet PDA-leerlingen dan PDA-leerlingen lezen makkelijk vinden. Verschil PDA-jongens en –meisjes Op de Repelaer is er tussen de jongens en meisjes die een PDA hebben een verschil in autonomie en lezen. Er is een klein verschil te vinden op de schaal buitenschools leren en er is geen verschil in geslacht te vinden op samenwerkend leren. De meisjes met PDA bleken meer autonoom te zijn. De jongens bleken op hun beurt vergeleken met de meisjes, hoger te scoren op lezen en in kleine mate hoger dan de meisjes te scoren op buitenschools leren. Motivatie De antwoorden op de stellingen van de competentie-schaal zijn over het algemeen positief. Alleen op één stelling is negatief geantwoord. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat de leerlingen pas drie maanden in groep drie zitten en dus nog niet hebben geleerd hoe en waar je informatie kan zoeken. De leerlingen uit beide groepen hebben de stellingen op de autonomie-schaal overwegend negatief geantwoord. Ze hebben dus het gevoel dat niet zelf mogen bepalen/ beslissen wat ze willen gaan doen. De Bras Autonomie Uit de vragenlijsten blijkt dat de PDA-leerlingen over het algemeen vinden dat ze niet meer autonoom zijn geworden, nu ze een PDA hebben. Ook blijkt er tussen de PDA-groep en de niet PDA-groep weinig verschillen te zijn op de autonomiestellingen. Er kan dus geconcludeerd worden dat de PDA-groep niet meer autonoom is dan de niet PDA-groep. De PDA-leerlingen vonden het iets minder makkelijk om zelf een onderwerp voor een werkstuk te bedenken en vroegen iets vaker hun klasgenoten om hulp, dan de leerlingen uit de niet PDA-groep. Samenwerken Uit de vragenlijsten blijkt dat de alle leerlingen op de Bras erg positief tegenover samenwerkend leren staan, ongeacht of ze een PDA of niet hebben. Er is (bijna) geen verschil in mening hierover tussen de PDA-groep en de niet PDA-groep. Daarnaast blijkt uit de samenwerkingsschaal van de vragenlijsten, dat de PDA een aanleiding voor de leerlingen is om andere (jongere) leerlingen te helpen en ze vinden het samenwerken hierdoor makkelijker. De hulp aan (jongere) leerlingen betreft alleen géén reken, taal of andere schoolvakken. Pagina | 35
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
Buitenschools Er bestaan een aantal verschillen tussen de PDA-leerlingen en de leerlingen die geen PDA hebben. De PDA-leerlingen gaan vergeleken bij de niet PDA-leerlingen vaker buiten schooltijd aan schoolvakken werken. Daarnaast doen ze dit buitenschoolse werk minder vaak met andere kinderen dan leerlingen die geen PDA hebben. Ook gaan PDA-leerlingen minder snel op pad om te werken aan schoolvakken dan niet PDA-leerlingen. Als laatste geven de PDA-leerlingen zelf ook aan dat ze niet meer buitenschools zijn gaan leren door de PDA. Plannen Uit de vragenlijsten blijkt dat er geen verschil is tussen de PDA- leerlingen en de leerlingen die geen PDA hebben, over het maken en uitvoeren van hun planning. Daarnaast geven de PDA-leerlingen aan dat ze door de PDA niet beter (maar ook niet slechter) hun planning kunnen maken. Ook kunnen ze met hun PDA niet beter hun planning doen. Verschil PDA-jongens en –meisjes Op de Bras blijkt er alleen een verschil in geslacht te vinden op autonomie. De PDA-jongens geven aan vaker samen te werken dan de PDA-meisjes, al is dit verschil niet significant. Er is geen verschil in geslacht te vinden op samenwerkend- en buitenschools leren en op planning. Motivatie Op alle schalen van motivatie (autonomie, gevoel van competentie, intrinsieke motivatie en sociale verbondenheid) zijn er geen verschillen gevonden tussen de leerlingen zonder PDA en de leerlingen met een PDA. Er kan dus geconcludeerd worden dat er op de Bras geen verschillen zijn in motivatie tussen de leerlingen zonder en leerlingen met een PDA. De HSV Van deze school is niet of niet tijdig genoeg de benodigde gegevens ontvangen
Pagina | 36
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
2. De leerkrachten De Octaaf Van deze school is niet of niet tijdig genoeg de benodigde gegevens ontvangen De Repelaer De docent van de Repelaer kende de PDA nog niet voor het project van start ging, maar er is vooraf aan haar uitgelegd hoe de functies op de PDA werken. Wat ondersteuning betreft, geeft ze aan dat ze geholpen werd met de programma’s op de PDA als ze daar problemen mee had. Daarnaast geeft ze ook aan dat als er technische problemen voordoen, deze snel verholpen worden. De docent vindt dat het lesgeven een beetje veranderd is door de PDA en dat je door de PDA vooral gestimuleerd wordt om nieuwe manieren van lesgeven uit te proberen. Ook vindt de docent van de Repelaer dat de PDA het makkelijker en leuker maakt om samen te werken en buitenschools te leren. Een negatief punt dat duidelijk naar voren komt is dat de docent van mening is dat er nog te weinig gebruik (kan) worden gemaakt van alle mogelijkheden die de PDA kan bieden in het onderwijs. De Bras Niet alle drie de leerkrachten van De Bras kenden de mogelijkheden van de PDA voor het project. Tevens vonden niet alle leerkrachten dat ze voor het project voldoende geïnformeerd waren over de PDA, wat ertoe leidde dat niet elke leerkracht het gevoel had te weten wat ze allemaal met de PDA konden doen, voordat de kinderen aan de slag gingen met de PDA. Tevens kan gezegd worden dat niet alle leerkrachten zich gesteund voelen in het PDA-gebruik. Wel zijn alle drie de docenten het erover eens dat er tijdens het project veel overleg is tussen de leerkrachten onderling. Ook blijkt dat de PDA niet door alle leerkrachten in de les wordt gebruikt, wat kan komen doordat de leerkrachten het moeilijk vinden de PDA te gebruiken tijdens de les. En niet alle leerkrachten vinden dan ook dat hun rol in de klas veranderd is door de PDA. Verder geven twee leerkrachten aan dat ze door de PDA gestimuleerd worden om nieuwe manieren van lesgeven uit te proberen. Alle leerkrachten zijn het er mee eens dat de PDA een toevoeging is voor het onderwijs, maar allen vinden zij dat er tijdens het PDA-project te weinig gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden die de PDA biedt voor het onderwijs. De HSV Van deze school is niet of niet tijdig genoeg de benodigde gegevens ontvangen
Pagina | 37
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
3. De ouders De Octaaf Van deze school is niet of niet tijdig genoeg de benodigde gegevens ontvangen De Repelaer Concluderend kan gezegd worden dat de ruime meerderheid van de ouders betrokken is bij het schoolwerk van hun kind. Ook bijna alle ouders geven aan erg betrokken te zijn bij zowel de school als het schoolwerk van hun kind. Er kan alleen niet geconcludeerd worden dat de ouders zich door de invoering van de PDA meer betrokken voelen bij het schoolwerk van hun kind. Daarnaast geven de ouders van de PDA-leerlingen aan dat hun kinderen het leuk vinden om de PDA te gebruiken bij het huiswerk en bijna alle ouders weten ook wat hun kind aan huiswerk doet als hij of zij thuis is. Als laatste geven bijna alle ouders aan het PDAproject een leuk project te vinden. Ze weten wat er ten aanzien van het project van hen verwacht wordt en ze weten waar ze terecht kunnen, als ze vragen hebben over het project. De ouders voelen zich dus erg betrokken bij het project. De Bras Concluderend kan gezegd worden dat de ruime meerderheid van de ouders betrokken is bij het schoolwerk van hun kind. Er kan alleen niet geconcludeerd worden dat de ouders zich door de invoering van de PDA meer betrokken voelen bij het schoolwerk van hun kind. Daarnaast kan gezegd worden dat bijna alle ouders weten wat hun kind aan huiswerk doet als hij of zij thuis is en dat de ouders het leuk vinden om hen ook hulp en advies geven bij vragen over het huiswerk. De ouders van de PDA-leerlingen op de Bras vinden het PDA-project leuk, maar ze zouden wel graag wat meer specifieke PDA-projecten vanuit de school willen zien. De PDA wordt momenteel niet altijd gebruikt bij het schoolwerk en dat vinden ouders jammer. Ook missen zij momenteel de begeleiding en PDA-gerichte opdrachten. Tenslotte geven de ouders geen eenduidig antwoord op de stelling of ze zich betrokken voelen bij het PDA-project op school. Dit komt misschien omdat een aantal ouders aangeeft dat ze momenteel wat weinig horen van de school over het project en zien dat hun kind niet altijd meer werkt met de PDA. De HSV Van deze school is niet of niet tijdig genoeg de benodigde gegevens ontvangen
Slotconclusies We hebben in deze rapportage zowel per school en/of over de scholen heen de effecten bekeken die de invoering van de PDA in het kader van het project lopend leren met zich mee Pagina | 38
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
gebracht heeft. Samenvattend kunnen we stellen dat deze effecten gering zijn. Zowel effecten bij leerkrachten en ouders en, last but not least bij leerlingen. Deze resultaten hebben ook te maken met de het relatief geringe aantal betrokken scholen en leerlingen en de soms wat lage alpha’s (betrouwbaarheid) van enkele gebruikte instrumenten die het vinden van significante effecten a priori bemoeilijken. Bovendien zijn de data van scholen samengevoegd om zo het aantal proefpersonen te vergoten maar waarde de feitelijke toepassingen en het gebruik bij de scholen vaak behoorlijk verschillend. De ouders voelen zich gemiddeld erg betrokken bij school en bij het huiswerk van hun kind. Ze voelden zich echter niet meer betrokken bij de school door het gebruik van de PDA door hun kind. Zij vonden over het algemeen het PDA-project een leuk project. Dat geeft aan dat hier nog veel (onderzoeks- en ontwikkel) mogelijkheden liggen. Valt er bijvoorbeeld te differentiëren naar sociaaleconomische status van de ouders? Er lijken verschillen te zijn tussen jongens en meisjes voor wat betreft de beleving en de effecten van het gebruik van de PDA. Wellicht is te zo dat jongens wat meer dan de meisjes de early adapters van deze techniek zullen blijken te zijn. Maar om daar meer over te kunnen zeggen is vervolgonderzoek nodig, met zoals gezegd, grotere aantallen. Belangrijker is dat het onderzoek heel snel, misschien wel te snel, gevolgd is op de feitelijke implementatie van de PDA’s bij de scholen. Er waren organisatorische aanloopproblemen, bijvoorbeeld omdat het budget niet toereikend was om alle leerlingen een PDA te geven; omdat er nog geen tijd en middelen waren om zelf nadrukkelijk het voortouw te nemen bij software ontwikkeling (veel momenteel beschikbare software is Engelstalig), en er bij leerlingen, ouders en leerkrachten nog duidelijk sprake was van een gewenningsperiode. Mede daardoor was het nog niet goed mogelijk feitelijke didactische scenario’s te onderzoeken waarbij de PDA heel nadrukkelijk voor een reeks welomschreven scenario’s (combinatie toepassing en didactische aanpak) kon worden onderzocht. Dit project had echter nadrukkelijk de karakteristiek van een pionierproject. Zo gaven de docenten aan dat zij redelijk voorbereid waren op het PDA-project, redelijk ondersteund werden door de school, redelijk vaak de PDA gebruikten tijdens de lessen en het idee hadden dat leerlingen redelijk vaak de PDA gebruikten buiten school. En dat maakt de onderzoeksuitkomsten eigenlijk heel gunstig. Ondanks alle aanloopprobleem blijkt dat leerlingen vlot uit de voeten kunnen met deze mobiele technologie. De uitdaging in de toekomst is dit te gebruiken voor tal van spannende onderwijsvernieuwingen. Niet alleen omdat er heel veel nieuwe ideeën mee te realiseren zijn maar ook omdat onderwijs een afspiegeling moet zijn van de samenleving. Een samenleving waarin mobiele technologie de komende jaren massaal zal doorbreken.
Pagina | 39
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
Referenties De Spaey, S. (2006). Verantwoordelijk en actief leren met een persoonlijk hulpje. Gepersonaliseerd aan de slag met talent. Gehonoreerd projectplan de Kennisrotonde.
Pagina | 40
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
Bijlage I Vragenlijsten (per school) over het schoolwerk van de leerlingen met en zonder PDA 5 punts Likertschaal van ‘Helemaal niet mee eens’ tot ‘Helemaal mee eens’. De Octaaf Naam: School: Klas: Leeftijd: Geslacht: 1. Als ik iets wil weten, dan zoek ik het uit mezelf op (op internet of in een boek bijvoorbeeld) 2. Ik vind het makkelijk om zelf een onderwerp voor bijvoorbeeld een werkstuk te bedenken 3. Ik vraag mijn juf of meester vaak om hulp 4. Ik vraag mijn klasgenoten vaak om hulp 5. Ik vind het makkelijk om met andere kinderen samen te werken 6. Ik help vaak andere kinderen (met rekenen, taal of andere schoolvakken) 7. Ik werk buiten schooltijd vaak aan rekenen, taal of andere schoolvakken 8. Ik werk buiten schooltijd vaak aan rekenen, taal of andere schoolvakken met andere kinderen 9. Ik vind het leuk om uit mijzelf een onderwerp voor bijvoorbeeld een werkstuk te bedenken 10. Ik vind het leuk om samen te werken met andere kinderen op school 11. Ik vind het leuk om buiten schooltijd te werken aan rekenen, taal of andere schoolvakken met andere kinderen Pagina | 41
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
De Repelaer 5 punts Likertschaal van ‘Helemaal niet mee eens’ tot ‘Helemaal mee eens’.
Naam: School: Klas: Leeftijd: Geslacht: 1. Als ik iets wil weten, dan zoek ik het uit mezelf op (op internet of in een boek bijvoorbeeld) 2. Ik vraag mijn juf of meester vaak om hulp bij lezen 3. Ik vraag mijn klasgenoten vaak om hulp bij lezen 4. Ik vind het makkelijk om met andere kinderen samen te werken 5. Ik help vaak andere kinderen met lezen 6. Ik lees buiten schooltijd vaak (een boek of tijdschrift) 7. Ik lees buiten schooltijd vaak met andere kinderen (een boek of tijdschrift) 8. Ik vind het leuk om samen te werken met andere kinderen op school 9. Ik vind het leuk om buiten schooltijd te lezen 10. Ik vind lezen makkelijk 11. Ik vind lezen leuk
Pagina | 42
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
De Bras 5 punts Likertschaal van ‘Helemaal niet mee eens’ tot ‘Helemaal mee eens’.
Naam: School: Klas: Leeftijd: Geslacht: 1. Als ik iets wil weten, dan zoek ik het uit mezelf op (op internet of in een boek bijvoorbeeld) 2. Ik vind het makkelijk om zelf een onderwerp voor bijvoorbeeld een werkstuk te bedenken 3. Ik vraag mijn juf of meester vaak om hulp 4. Ik vraag mijn klasgenoten vaak om hulp 5. Ik vind het makkelijk om met andere kinderen samen te werken 6. Ik help vaak andere kinderen (met rekenen, taal of andere schoolvakken) 7. Ik werk buiten schooltijd vaak aan rekenen, taal of andere schoolvakken 8. Ik werk buiten schooltijd vaak aan rekenen, taal of andere schoolvakken met andere kinderen 9. Ik vind het leuk om uit mijzelf een onderwerp voor bijvoorbeeld een werkstuk te bedenken 10. Ik vind het leuk om samen te werken met andere kinderen op school 11. Ik vind het leuk om buiten schooltijd te werken aan rekenen, taal of andere schoolvakken met andere kinderen 12. Ik kan goed een planning maken 13. Ik kan goed een planning uitvoeren/doen Pagina | 43
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
14. Ik ga snel met andere leerlingen op pas om te werken aan rekenen, taal of andere schoolvakken 15. Ik help vaak jongere kinderen
Pagina | 44
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
Bijlage II De vragenlijsten (per school) over het specifieke PDA-gebruik van de PDA-leerlingen De Octaaf 5 punts Likertschaal van ‘Helemaal niet mee eens’ tot ‘Helemaal mee eens’.
Naam: School: Klas: Leeftijd: Geslacht: De volgende stellingen vragen naar het specifieke PDA-gebruik van jou.
1. Nu ik een Verkenner heb, zoek ik sneller iets uit mezelf op als ik iets wil weten (op internet of in een boek bijvoorbeeld) 2. Nu ik een Verkenner heb, vind ik het makkelijker om zelf een onderwerp voor bijvoorbeeld een werkstuk te bedenken 3. Nu ik een Verkenner heb, hoef ik mijn juf/meester minder te vragen 4. Nu ik een Verkenner heb, hoef ik mijn klasgenoten minder te vragen 5. Nu ik een Verkenner heb, vind ik het makkelijker om met andere kinderen samen te werken 6. Ik help vaak andere kinderen met de Verkenner 7. Nu ik een Verkenner heb, komen andere kinderen vaker naar me toe voor hulp bij rekenen, taal of andere schoolvakken 8. Nu ik een Verkenner heb, werk ik meer buiten schooltijd aan rekenen, taal of andere schoolvakken 9. Nu ik een Verkenner heb, werk ik meer buiten schooltijd aan rekenen, taal of andere schoolvakken met andere kinderen Pagina | 45
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
10. Nu ik een Verkenner heb, vind ik het leuker om uit mijzelf een onderwerp voor bijvoorbeeld een werkstuk te bedenken 11. Nu ik een Verkenner heb, vind ik het leuker om samen te werken met andere kinderen op school 12. Nu ik een Verkenner heb, vind ik het leuker om buiten schooltijd te werken aan rekenen, taal of andere schoolvakken met andere kinderen
Pagina | 46
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
De Repelaer 5 punts Likertschaal van ‘Helemaal niet mee eens’ tot ‘Helemaal mee eens’.
Naam: School: Klas: Leeftijd: Geslacht: De volgende stellingen vragen naar het specifieke Verkenner-gebruik van jou.
1. Nu ik een Verkenner heb, zoek ik sneller iets uit mezelf op als ik iets wil weten (op internet of in een boek bijvoorbeeld) 2. Nu ik een Verkenner heb, hoef ik mijn juf/meester minder hulp te vragen bij lezen 3. Nu ik een Verkenner heb, hoef ik mijn klasgenoten minder hulp te vragen bij lezen 4. Nu ik een Verkenner heb, vind ik het makkelijker om met andere kinderen samen te werken 5. Ik help vaak andere kinderen met de Verkenner 6. Nu ik een Verkenner heb, komen andere kinderen vaker naar me toe voor hulp bij lezen 7. Nu ik een Verkenner heb, lees ik buiten schooltijd meer 8. Nu ik een Verkenner heb, lees ik buiten schooltijd meer samen met andere kinderen 9. Nu ik een Verkenner heb, vind ik het leuker om samen te werken met andere kinderen op school 10. Nu ik een Verkenner heb, vind ik het leuker om buiten schooltijd te lezen samen met andere kinderen 11. Nu ik een Verkenner heb, vind ik lezen makkelijker
Pagina | 47
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
12. Nu ik een Verkenner heb, vind ik lezen leuker
Pagina | 48
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
De Bras 5 punts Likertschaal van ‘Helemaal niet mee eens’ tot ‘Helemaal mee eens’.
Naam: School: Klas: Leeftijd: Geslacht: De volgende stellingen vragen naar het specifieke PDA-gebruik van jou.
1. Nu ik een Verkenner heb, zoek ik sneller iets uit mezelf op als ik iets wil weten (op internet of in een boek bijvoorbeeld) 2. Nu ik een Verkenner heb, vind ik het makkelijker om zelf een onderwerp voor bijvoorbeeld een werkstuk te bedenken 3. Nu ik een Verkenner heb, hoef ik mijn juf/meester minder te vragen 4. Nu ik een Verkenner heb, hoef ik mijn klasgenoten minder te vragen 5. Nu ik een Verkenner heb, vind ik het makkelijker om met andere kinderen samen te werken 6. Ik help vaak andere kinderen met de Verkenner 7. Nu ik een Verkenner heb, komen andere kinderen vaker naar me toe voor hulp bij rekenen, taal of andere schoolvakken 8. Nu ik een Verkenner heb, werk ik meer buiten schooltijd aan rekenen, taal of andere schoolvakken 9. Nu ik een Verkenner heb, werk ik meer buiten schooltijd aan rekenen, taal of andere schoolvakken met andere kinderen 10. Nu ik een Verkenner heb, vind ik het leuker om uit mijzelf een onderwerp voor bijvoorbeeld een werkstuk te bedenken
Pagina | 49
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
11. Nu ik een Verkenner heb, vind ik het leuker om samen te werken met andere kinderen op school 12. Nu ik een Verkenner heb, vind ik het leuker om buiten schooltijd te werken aan rekenen, taal of andere schoolvakken met andere kinderen 13. Nu ik een Verkenner heb, kan ik beter mijn planning maken 14. Nu ik een Verkenner heb, kan ik beter mijn planning doen 15. Nu ik een Verkenner heb, ga ik eerder op pad met andere leerlingen om te werken aan rekenen, taal of andere schoolvakken 16. Ik help vaak jongere kinderen met de Verkenner
Pagina | 50
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
De HSV Vragenlijst die alleen door leerlingen MET een Verkenner moet worden ingevuld Naam: School: Klas: Leeftijd: Geslacht: Hieronder staan een aantal stellingen die gaan over jouw PDA-gebruik. Bij elke stelling moet ja aangeven of je het ermee eens bent. Zet een cirkel om het cijfer dat overeenkomt met jouw mening. 1 = ‘helemaal niet mee eens’ tot en met 5 = ‘helemaal mee eens’. 1. Nu ik een Verkenner heb, zoek ik sneller iets uit mezelf op als ik iets wil weten (op internet of in een boek bijvoorbeeld) 2. Nu ik een Verkenner heb, vind ik het makkelijker om zelf een onderwerp voor bijvoorbeeld een werkstuk te bedenken 3. Nu ik een Verkenner heb, hoef ik mijn juf/meester minder te vragen 4. Nu ik een Verkenner heb, hoef ik mijn klasgenoten minder te vragen 4. Nu ik een Verkenner heb, vind ik het makkelijker om met andere kinderen samen te werken 5. Ik help vaak andere kinderen met de Verkenner 6. Nu ik een Verkenner heb, komen andere kinderen vaker naar me toe voor hulp bij rekenen, taal of andere schoolvakken 7. Nu ik een Verkenner heb, werk ik meer buiten schooltijd aan rekenen, taal of andere schoolvakken 8. Nu ik een Verkenner heb, werk ik meer buiten schooltijd aan rekenen, taal of andere schoolvakken met andere kinderen 9. Nu ik een Verkenner heb, vind ik het leuker om uit mijzelf een onderwerp voor bijvoorbeeld een werkstuk te bedenken Pagina | 51
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
10. Nu ik een Verkenner heb, vind ik het leuker om samen te werken met andere kinderen op school 11. Nu ik een Verkenner heb, vind ik het leuker om buiten schooltijd te werken aan rekenen, taal of andere schoolvakken met andere kinderen
Pagina | 52
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
Bijlage III Motivatievragenlijst (voor elke school hetzelfde) Algemene Vragenlijst voor Leerlingen met en zonder PDA
Naam: School: Klas: Leeftijd: Geslacht: Vak/taak/unit: 1 = Helemaal mee oneens
tot
5 = Helemaal mee eens
1.In de klas kan ik zelf bepalen wanneer ik aan een bepaalde taak begin.
1 – 2 - 3 – 4 - 5
2. In de klas kan ik zelf bepalen hoe ik een bepaalde opdracht ga aanpakken.
1 – 2 - 3 – 4 - 5
3. Ik kan de juiste informatie zoeken voor mijn taak.
1 – 2 - 3 – 4 - 5
4. Wanneer ik aan een taak begin weet ik van tevoren dat het mij gaat lukken.
1 – 2 - 3 – 4 - 5
5. De juf of meester laat me zelf kiezen met welke taak ik aan de slag ga.
1 – 2 - 3 – 4 - 5
6. De taken van de juf of meester kan ik makkelijk aan.
1 – 2 - 3 – 4 - 5
7. Ik heb de mogelijkheid om zelf te bepalen hoe ik bezig zal zijn met een taak.
1 – 2 - 3 – 4 - 5
8. Ik weet waar ik de juiste informatie moet zoeken om mijn taak te maken.
1 – 2 - 3 – 4 - 5
9. Ik help andere klasgenootjes als die moeite
1 – 2 - 3 – 4 - 5 Pagina | 53
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling hebben met een taak. 10. In de klas kan ik zelf beslissen aan welke taak ik ga beginnen.
1 – 2 - 3 – 4 - 5
11. In groepjes werken aan een taak vind ik leuk.
1 – 2 - 3 – 4 - 5
12. Ik heb het gevoel dat ik zelf kan kiezen als het om mijn eigen leren gaat.
1 – 2 - 3 – 4 - 5
13. Ik vind het leuk om naar school te gaan.
1 – 2 - 3 – 4 - 5
14. Mijn klasgenoten vinden mij aardig.
1 – 2 - 3 – 4 - 5
15. Ik werk vaak samen met mijn klasgenoten.
1 – 2 - 3 – 4 - 5
1 = Helemaal mee oneens
tot
5 = Helemaal mee eens
16. Ik heb een eigen keuze als het gaat om mijn planning (plan van aanpak) te maken.
1 – 2 - 3 – 4 - 5
17. Als ik aan een bepaalde taak moet werken, dan doe ik dat met klasgenoten.
1 – 2 - 3 – 4 - 5
18. De klasgenoten met wie ik af en toe in een groep zit zijn ook mijn vrienden.
1 – 2 - 3 – 4 - 5
19. Ik heb veel plezier als ik bezig ben met een taak.
1 – 2 - 3 – 4 - 5
20. Ik heb veel contacten met mijn klasgenoten.
1 – 2 - 3 – 4 - 5
21. Ik vind het leuk om bezig te zijn met een taak.
1 – 2 - 3 – 4 - 5
22. Ik heb het gevoel dat ik erbij hoor in de groep.
1 – 2 - 3 – 4 - 5
23. Ik vind de taak interessant.
1 – 2 - 3 – 4 - 5
Pagina | 54
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
Motivation Questionnaire for (English HSV) students with or without PDA
Name: School: Year: Age: Gender: o male Subject/Assignment/unit:
o female
1 = I totally disagree
to
5 = I totally agree
1. In the classroom I can determine for myself when to start with a specific task.
1 – 2 - 3 – 4 - 5
2. In the classroom I can determine for myself how I will deal with a task.
1 – 2 - 3 – 4 - 5
3. I know how to search for the correct information to do my task.
1 – 2 - 3 – 4 - 5
4. When I start with an assignment I know at the beginning that I will do it right.
1 – 2 - 3 – 4 - 5
5. The teacher gives me the opportunity to
1 – 2 - 3 – 4 - 5
choose the assignment I want to start with first.
6. I can handle the teacher’s assignment easily
1 – 2 - 3 – 4 - 5
7. I have the opportunity to stipulate/determine for myself how to do the assignment.
1 – 2 - 3 – 4 - 5
8. I know where to search for the correct information to do my assignment.
1 – 2 - 3 – 4 - 5
9. I help other classmates when they encounter problem by doing a task.
1 – 2 - 3 – 4 - 5
Pagina | 55
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling 10. In the classroom I can decide for myself with which assignment I will start first.
1 – 2 - 3 – 4 - 5
11. I like working together in a group when doing a task
1 – 2 - 3 – 4 - 5
12. I have the feeling that I have a choice when it concerns my own learning process.
1 – 2 - 3 – 4 - 5
13. I enjoy going to school.
1 – 2 - 3 – 4 - 5
14. My classmates think I am nice/kind
1 – 2 - 3 – 4 - 5
15. I work very often together with my classmates.
1 – 2 - 3 – 4 - 5
1 = Helemaal mee oneens
tot
5 = Helemaal mee eens
16. I feel I have a choice when making my planning.
1 – 2 - 3 – 4 - 5
17. When I have to work on a certain assignment I prefer to do it together with my classmates.
1 – 2 - 3 – 4 - 5
18. The classmates with whom I, so now and then, work in a group are also my friends.
1 – 2 - 3 – 4 - 5
19. I enjoy doing a task.
1 – 2 - 3 – 4 - 5
20.I have regular contact with my classmates.
1 – 2 - 3 – 4 - 5
21. I like being engaged in tasks.
1 – 2 - 3 – 4 - 5
22.I feel like I am part of the group.
1 – 2 - 3 – 4 - 5
23.I find the task very interesting.
1 – 2 - 3 – 4 - 5
Pagina | 56
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
Bijlage IV
Vragenlijst voor de leerkrachten Deze vragenlijst wordt aan alle docenten gegeven die op school werken met de PDA. In het PDA-project wordt de PDA op de scholen een ‘Verkenner’ genoemd. In deze vragenlijst zal de benaming ‘PDA’ aangehouden worden. Met PDA wordt dus de ‘Verkenner’ bedoeld. Uw Naam:…………………………………………………………………………… Geslacht:…………………………………………………………………………… Leeftijd……………………………………………………………………………… Naam school:……………………………………………………………………… Bij de volgende 21 stellingen is het de bedoeling dat je op een schaal van 1 tot en met 5 aangeeft in hoeverre je het ermee eens bent. 1 = helemaal niet mee eens, 2 = niet mee eens, 3 = ik weet het niet, 4 = een beetje mee eens en 5 = helemaal mee eens. Je mag het cijfer dat bij jouw mening past omcirkelen. 1. Ik kende de mogelijkheden van de PDA al voor dit project. 2. Voor aanvang van dit project is, door de PDA-projectleider van de school, duidelijk uitgelegd hoe alle functies/programma’s op de PDA werken. 3. Voordat de kinderen gebruik gingen maken van de PDA, had ik het gevoel dat ik wist wat ik allemaal met de PDA kon doen 4. Er is tijdens het project veel overleg geweest tussen mijn collega’s over wat je allemaal kan doen met de PDA (zowel face to face, als digitaal, bijvoorbeeld via aan forum). 5. Als ik, tijdens het gebruiken van de PDA, één van de programma’s niet begrijp, dan kan ik snel geholpen worden bij het oplossen van het probleem. 6. Ik heb de PDA vaak gebruikt tijdens het lesgeven. Pagina | 57
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
7. Ik heb het gevoel voldoende ondersteund te worden bij de toepassing van de PDA in de lessen. 8. Als ik tegen een technisch probleem aanloop tijdens het lesgeven met de PDA, dan word ik snel geholpen bij het oplossen van het probleem. 9. Ik heb het idee dat er, tijdens het PDA-project, te weinig gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden die de PDA biedt voor het onderwijs. 10. Mijn rol in de klas is veranderd door de invoering van de PDA in de klas. 11. Ik vind het makkelijker om een les voor te bereiden, waarin de PDA door de leerling wordt gebruikt. 12. Door de invoering van de PDA in de klas, is het makkelijker om leerlingen te laten samenwerken. 13. Door de invoering van de PDA is het voor mij leuker om leerlingen te laten samenwerken. 14. Ik gebruik de PDA tijdens het lesgeven. 15. De PDA biedt de mogelijkheid om leerlingen individueel te kunnen begeleiden. 16. Door de invoering van de PDA in de klas, leren de leerlingen meer buiten school dan toen ze nog geen PDA hadden. 17. Door de invoering van de PDA in de klas, vinden de leerlingen het leuker om buiten de school bezig te zijn met schoolwerk. 18. Door de invoering van de PDA in de klas, worden de ouders meer betrokken bij het schoolwerk van de leerlingen. 19. Ik vind de PDA leuk om te gebruiken tijdens de lessen. 20. Ik vind de PDA nuttig om te gebruiken tijdens de lessen. 21. Ik vind het moeilijk om de PDA te gebruiken tijdens de lessen. 22. Ik vind de PDA een toevoeging voor het onderwijs. 23. Ik word door de PDA gestimuleerd om nieuwe manieren van lesgeven uit te proberen. Ruimte voor opmerkingen: Pagina | 58
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
Bijlage V Vragenlijst voor de ouders Deze vragenlijst wordt aan alle ouders gegeven die een kind met PDA hebben. In het PDA-project wordt de PDA op de scholen een ‘Verkenner’ genoemd. In deze vragenlijst zal de benaming ‘PDA’ aangehouden worden. Met PDA wordt dus de ‘Verkenner’ bedoeld. Uw Naam:…………………………………………………………………………… Naam van uw kind: ………………………………………………………………. Geslacht van uw kind:……………………………………………………………. Leeftijd van uw kind:………………………………………………………………… Naam school:……………………………………………………………………… Bij de volgende 21 stellingen is het de bedoeling dat je op een schaal van 1 tot en met 5 aangeeft in hoeverre je het ermee eens bent. 1 = helemaal niet mee eens, 2 = niet mee eens, 3 = ik weet het niet, 4 = een beetje mee eens en 5 = helemaal mee eens. Je mag het cijfer dat bij jouw mening past omcirkelen. 1. Ik weet wat mijn kind aan schoolwerk doet op school 2. Ik weet wat mijn kind aan huiswerk doet als hij/zij thuis is 3. Ik help mijn kind vaak met zijn/haar huiswerk. 4. Mijn kind komt vaak om mijn hulp of advies vragen tijdens het maken van zijn of haar huiswerk. 5. Ik voel me erg betrokken bij het schoolwerk van mijn kind. 6. Ik vind het leuk om mijn kind te helpen met zijn/haar huiswerk. 7. Ik voel me betrokken bij de school van mijn kind.
Pagina | 59
Kennisrotonde, Onderwijsinnovatie met ICT Plan voor kennisontwikkeling
8. Mijn kind vindt het leuk om met zijn/haar PDA thuis huiswerk te maken. 9. Mijn kind gebruikt de PDA vaak voor huiswerk. 10. Ik voel me betrokken bij het PDA-project op school. 11. Ik vind het een leuk project. 12. Ik weet wat er van mij, als ouder, wordt verwacht ten aanzien van het PDA-project. 13. Als ik vragen heb ten aanzien van het project dan weet ik waar ik met mijn vragen terecht kan. 14. Door de invoering van de PDA ben ik meer betrokken bij het schoolwerk van mijn kind. Ruimte voor opmerkingen:
Pagina | 60