N I E U W S B R I E F ARCHEOLOGISCH ADVIESBUREAU
Aan de slag met cultuurhistorie Cultuurhistorisch erfgoed is er voor iedereen en is overal in ons land aanwezig. Veel mensen zijn ook geïnteresseerd in de overblijfselen uit ons verre en recentere verleden. Een molen aan de rand van het dorp, of een oude dijk die je wijk begrenst, dat zijn historische resten waaraan je je gaat hechten. Het zijn oriëntatiepunten die voor afwisseling zorgen, vertrouwde elementen die maken dat je je ergens thuis voelt.
THEMA NUMMER CULTUURHISTORIE
In de zorg voor dat erfgoed is sinds januari 2012 verandering gekomen. De overheid heeft de monumentenzorg namelijk gemoderniseerd. Ruimtelijke plannen kunnen niet meer starten zonder dat er nagedacht is over de betekenis van een plek, over wat zich daar in het verleden heeft afgespeeld en hoe onze voorouders er leefden. En ook wat daarvan nu nog zichtbaar kan blijven in de ruimte. Cultuurhistorie moet tegenwoordig betrokken worden bij ruimtelijke ontwikkelingen. Vooral gemeenten hebben er zo een nieuwe taak bij gekregen. Bij het vaststellen van bestemmingsplannen dienen ze rekening te houden met zowel onder- als bovengrondse cultuurhistorische waarden. Dat hoeft overigens zeker geen last te zijn, integendeel. Cultuurhistorie is uitstekend te benutten. Cultuurhistorische resten zijn vaak karakteristiek en beeldbepalend en kunnen helpen een gemeente aantrekkelijker te maken. Plaatsen met een historisch verleden zorgen voor een eigen sfeer, een leefomgeving waar mensen graag Een Romeinse willen wonen, werken en recreëren. Dat erfgoed daarmee een belangrijke grafheuvel met een economische waarde is, mag duidelijk zijn. Cultuurhistorisch erfgoed, daar verhaal moet én kun je dus wat mee en daaraan is dit gehele themanummer gewijd.
Cultuurhistorie: een vormvrije verplichting?
Erfgoedbeleid
Historische geografie: een meerwaarde voor de archeologie
Vragen & antwoorden
Winst met watererfgoed
Erfgoed van oorlog en defensie
Integrale cultuurhistorische waardering
Nieuwe impuls met historischstedenbouwkundig onderzoek
Eerst een inventarisatie, en wat dan?
Geen woorden maar visualisaties
Tuinhistorisch onderzoek als basis voor ontwerp
Nieuwe plannen, oude inspiratiebronnen
Cultuurhistorie: een vormvrije verplichting?
Veel gemeenten zijn aan de slag gegaan met de wettelijke verplichting die sinds 1 januari 2012 in het Bro is vastgelegd: rekening houden met cultuurhistorie in bestemmingsplannen. Zij mogen zelf beslissen hoe zij dat willen doen, maar voor welke aanpak kies je als gemeente? Enkele voorbeelden en diverse partners waarmee RAAP hierbij samenwerkt.
Integrale inventarisatie en advisering
Bestemmingsplannen
Zowel in Assen als in Soest bestond behoefte aan een cultuurhistorisch advies voor het hele gemeentelijk grondgebied. Beide gemeenten wilden in de eerste plaats een typering en waardering van landschappelijke en stedenbouwkundige eenheden (landschapstypen, wijken, buurten) met een daaraan gekoppeld advies. Het gebiedsgerichte aspect stond hierbij centraal. Deze projecten werden daarom in samenwerking met Leon van Meijel (Van Meijel - adviseurs in cultuurhistorie) en Els Bet (Els Bet Stedebouwkundige) uitgevoerd. RAAP nam het landelijk gebied en de kaart- en rapportopmaak voor haar rekening en de twee partners onderzochten het stedelijk gebied. Het advies diende vooral gericht te zijn op planologische borging, maar er was ook ruimte voor een bredere (beleids)advisering over de omgang met het aangetroffen erfgoed. Zo is een visie geformuleerd over de manier waarop specifieke landschappen in de toekomst actief ontwikkeld kunnen worden. In beide gemeenten is ook het prestedelijk landschap, ofwel het landschap dat in de 20e eeuw werd bebouwd, meegenomen in de analyse
Een vraag van de gemeente Uden speelde zich voornamelijk op een ander schaalniveau af. Voor de ontwikkeling van het bestemmingsplan Uden Centrum 2013 had de gemeente behoefte aan een gedetailleerde archeologische en cultuurhistorische analyse van het relatief kleine bestemmingsplangebied in het hart van de Brabantse plaats. Aan deze analyse dienden adviezen verbonden te worden die eenvoudig in planregels te vertalen zouden zijn. Op die manier konden de cultuurhistorische waarden het best worden beschermd in het bestemmingsplan. Voor het archeologisch onderdeel adviseerde RAAP een dubbelbestemming ‘Waarde-Archeologie’ met daaraan gekoppelde vrijstellingsgrenzen voor onderzoek op te nemen. De cultuurhistorische analyse leverde een gedetailleerde waardestelling (hoog, middelmatig, laag) op met het advies om in elk geval aan de hoog gewaardeerde zones een dubbelbestemming ‘Waarde-Cultuurhistorie’ met specifieke planregels te verbinden. Vervolgens is voor deze zones geformuleerd welke waarden door middel van planregels te borgen zouden zijn. Dat kon het historisch groen in oude parken of kloostertuinen zijn, maar ook de maatvoering van dorpse bebouwing en het specifieke verloop van straten en rooilijnen.
Leon van Meijel, Van Meijel adviseurs in cultuurhistorie: “In teamverband met verschillende ogen naar hetzelfde kijken, dát heeft me veel geleerd over mijn eigen vak. In mijn samenwerking met RAAP gaan archeologie, landschap, historische geografie en stedenbouw/ bouwkunst integraal samen. Dat verruimt mijn sectorale blik. Bovendien komen zo waardevolle dwarsverbanden aan het licht. De genoemde cultuurhistorische disciplines staan namelijk niet op zichzelf. En samen ontdek je meer! Die interactie zorgt voor extra diepgang en meer samenhang in ons onderzoek. Daarom presenteren we onze onderzoeksresultaten samenhangend in één eindproduct. Ook dat is een belangrijke meerwaarde voor onze opdrachtgevers.” Het bijzondere aan de structuur van Uden is dat vanouds de economische en kerkelijke centra ruimtelijk gescheiden zijn.
Anthony Wijnen, gemeente Uden: “Ik houd er van als een externe adviseur het gesprek aangaat en zich actief opstelt. De samenwerking met RAAP vond ik daarom bijzonder prettig. Ondanks het feit dat de opdracht relatief vastomlijnd was, liet RAAP een actieve maar tevens ook kritische houding zien. Dat werkte goed. Een voorbeeld was de voorzet voor bestemmingsplanvoorschriften.”
Cultuurhistorie van het buitengebied Relatief vaak kiezen gemeenten met veel landelijk gebied voor een gebiedsdekkende cultuurhistorische waardenkaart die primair gericht is op de cultuurhistorie van het buitengebied. Belangrijke onderdelen zijn dan het in beeld brengen van landschapstypen, landschapselementen, immaterieel erfgoed (zoals toponiemen en historische gebeurtenissen) en historische bouwkunst. Doorgaans wordt daaraan een waardering op gebiedsniveau gekoppeld, een enkele keer ook op element- of structuurniveau. Het voordeel van deze benadering is dat men in één enkel project een goed overzicht van het cultureel erfgoed krijgt en daarmee jaren vooruit kan. Belangrijk is ook dat de integrale benadering een kostenvoordeel oplevert, omdat de onderzoekers efficiënt kunnen werken. Onder meer de Gelderse gemeenten Ede, Wageningen, Winterswijk, Voorst, Lingewaard, Beuningen, Wijchen, Heumen, Groesbeek en Ubbergen en de Drentse gemeenten Westerveld, Borger-Odoorn, Tynaarlo en De Wolden hebben voor deze vorm gekozen.
Lokale samenwerking Een belangrijk aspect voor RAAP is de samenwerking met locale historische verenigingen, monumentencommissies en andere erfgoedorganisaties. Vaak stellen de betrokken gemeenten deze samenwerking zelf al voor. Via een werksessie en het toezenden van de conceptkaarten komt er doorgaans veel nieuwe informatie boven tafel. Dat maakt de inventarisatie en waardering niet alleen inhoudelijk beter, maar levert ook draagvlak onder de locale betrokkenen en in de gemeenteraad. Een goed voorbeeld daarvan is de cultuurhistorische waardenkaart voor De Wolden, die de gemeente in samenwerking met RAAP en Libau opstelde. Vanuit de gemeente was cultuurhistorica Suzan Beute als projectleider bij dit proces betrokken. In De Wolden hebben locale historische verenigingen tijdens een bustour door de gemeente de gemeenteraad verteld over het erfgoed in hun gemeente. De excursie bleek een sterke enthousiasmerende werking op alle betrokkenen te hebben. Op de waarderingskaart kan de gemeente in één oogopslag zien welke gebieden of objecten het meest waardevol zijn. Ook is hier nadrukkelijk een relatie met het toeristisch-recreatief beleid gelegd: via recreatie & toerisme en via de ondernemers wil de gemeente haar cultuurhistorie promoten. Suzan Beute maakte samen met Jouke Schat deel uit van het projectteam gemeente De Wolden: “Als opdrachtgever voer ik zelf een deel van de werkzaamheden uit. Daardoor zijn we als projectteam heel nauw bij dit project betrokken. Af en toe werk ik een dag bij RAAP op kantoor en dat levert Jouke en mij veel nieuwe inzichten op. De samenwerking met RAAP ervaren we dan ook als zeer positief. Dankzij de verschillende invalshoeken krijgen we een kwalitatief hoogwaardig en integraal product. Om ook de inwoners uit de gemeente bij dit project te betrekken werken we samen met de vier historische verenigingen uit onze gemeente. Zij beschikken over heel veel kennis en we hopen in de toekomst dan ook meer gezamenlijk op te pakken.”
Inventarisatie van landschappelijk en gebouwd erfgoed in de gemeente Heumen(Gelderland)
Excursie met gemeenteraad en historische verenigingen in de gemeente De Wolden.
Gemeentelijke taak met eigen keuzes Elke gemeente kan kiezen voor de cultuurhistorische inventarisatie, waardering en (beleids)advisering die past bij haar situatie en behoeften. Voor een klein plangebied of de hele gemeente, alleen gericht op gebiedszonering of ook op het in beeld brengen van objecten en structuren, bedoeld voor planologische borging of ook voor toeristisch-recreatief beleid. Nederlandse gemeenten hebben een verplichting in te vullen, maar de vorm is dus binnen zekere grenzen vrij. RAAP heeft al een groot aantal gemeenten hierover geadviseerd en kan met diverse partners helpen de juiste vorm te vinden en dit concreet uit te werken.
Meer weten? RAAP Noord: Jørgen van Beek, T 0512-589140;
[email protected] RAAP Oost: Nico Willemse, T 0575-567876;
[email protected] RAAP Zuid: Wim De Baere, T 0495-513555;
[email protected] RAAP West: Ruurd Kok, T 071-5768118;
[email protected]
Een Romeinse grafheuvel met een verhaal over de economische spin-off van cultuurhistorisch erfgoed Het verhaal van de Kaboutersberg In de Brabantse plaats Hoogeloon lag in de Romeinse tijd een aantal nederzettingen aan de oevers van het riviertje de Kleine Beerze. De mensen woonden en werkten hier niet alleen, ze begroeven er ook hun doden en voerden rituele handelingen uit. De oudste nederzetting bestond uit twee of drie boerderijen gebouwd van hout en leem. Eén van de bewoners daarvan koos voor een carrière in het Romeinse leger. Na zijn diensttijd keerde hij terug naar zijn geboortegrond. Als bewijs van eervol ontslag ontving hij het gebruikelijke bronzen militair diploma. Daarmee verkreeg hij het Romeins burgerrecht dat automatisch ook voor zijn nazaten gold. Een zoon van deze man koos eveneens voor de wapenrok en bereikte een hoge functie in het Romeinse leger, wellicht als commandant van een cohort. Soldaten uit onze contreien werden wel ingezet in Brittania, dus er is grote kans dat onze man gestationeerd is geweest aan ‘Hadrians Wall’. Rond de eeuwwisseling keerde hij als welgestelde veteraan terug naar Hoogeloon. Met zijn kapitaal wist hij zich een Romeinse stijl van leven aan te meten. Hij bouwde een uit stenen opgetrokken
3D reconstructie van de Kabouterberg (Mikko Krieken)
niet van hielden bespied te worden. Wie dat toch deed, kon rekenen op de gram van de kabouters. Boze tongen beweerden dat de kabouters uiteindelijk uit de Kempen zijn vertrokken nadat koning Kyrië door een jager was doodgeschoten.
Hoe het verder ging… Uit het bovenstaande verhaal blijkt wel dat Hoogeloon een rijke bewoningsgeschiedenis kent die uniek voor de Kempen te noemen is. De informatie daarover kwam bij diverse archeologische en cultuurhistorische onderzoeken aan het licht. Het bleef echter niet bij een boeiend verhaal. RAAPprojectleider Jan Jan Roymans Roymans, die nauw betrokken was bij het beekherstelproject Kleine Beerze in Hoogeloon, kwam met het voorstel om de Kaboutersberg te reconstrueren. Voor de Kempen zou de reconstructie een belangrijke aanwinst kunnen zijn. Een enthousiaste projecttrekker was snel gevonden: het Waterschap de Dommel dat een deel van de realisatie van de ecologische verbindingszone Kleine Beerze voor haar rekening nam. Er werd een projectgroep geformeerd waarin Stichting ’t Loons Heem, Werkgroep Erfgoed Landschap de Kempen, Natuurmonumenten, gemeente Bladel, Waterschap de Dommel en ook RAAP zitting namen. Dat het herstel van de Kabouterberg door de regio warm werd ontvangen, blijkt wel uit de vele lokale vrijwilligers die hebben aangeboden te helpen bij de bouwwerkzaamheden. Eind 2012 werd de gereconstrueerde Kaboutersberg officieel geopend.
heerboerderij of villa, compleet met luxe vloerverwarming en badgelegenheid, en liet zich begraven in een grote grafheuvel, de latere Kaboutersberg. Daarbij verscheen een monumentale graftoren als verwijzing naar zijn succesvolle militaire carrière. Toen vele jaren later het Romeinse Rijk instortte, raakte de streek ontvolkt en de villa en het grafmonument in verval. Voor latere bewoners spraken de restanten echter tot de verbeelding. In de Middeleeuwen nam dit mythische proporties aan en het vormde een bron van vele sagen en mythen. Wie - zo vroeg men zich af - had deze merkwaardige heuvel aangelegd? Bij het haardvuur ging het verhaal rond dat er kabouters in woonden, met aan het hoofd Koning Kyrië. Dit kleine volkje stak de bewoners een helpende hand toe waar het nodig was, in ruil voor wat lekkers. De kabouters voerden hun werk vooral ’s nachts uit, omdat ze er Ouderwets vakmanschap bij het bouwen
RAAP is een sterk voorstander van het behouden en versterken van cultuurhistorische waarden en tracht dit zoveel mogelijk te combineren met het uitvoeren van projecten. Bijvoorbeeld bij beekherstel, waterberging en natuurontwikkeling. Projectleider Jan Roymans heeft veel ervaring met dergelijke projecten, die erin resulteren dat cultuurhistorische resten weer herkenbaar en beleefbaar zijn, en te benutten zijn voor ondernemers: “Cultuurhistorie moet je zien als bouwsteen waarmee je je bedrijfsvoering kan verrijken.”
Wat is het belang van cultuurhistorisch onderzoek? Jan Roymans: “Cultuurhistorisch onderzoek is meer dan het stillen van wetenschappelijke honger. Voor archeologen staat ‘het landschap als kennisbron’ centraal, maar de gemiddelde bestuurder, opdrachtgever of planoloog kijkt anders naar het landschap. Voor hen tellen vooral esthetische en commerciële argumenten en mogelijkheden voor toeristisch gebruik. Ook om die redenen is cultuurhistorisch onderzoek van belang. Het is echt zonde als de cultuurhistorische rijkdom langs de Kleine Beerze ervaren wordt als een beperkende, geldverslindende factor.” Hoe kan men in de Kempen profiteren van cultuurhistorisch onderzoek? “In de Kempen is een groot aantal verblijfs- en recreatieve bedrijven gevestigd, het gebied is onderdeel van een sterke toeristischrecreatieve regio. De vertegenwoordiging van deze bedrijfstak komt voornamelijk voort uit de aanwezigheid van een rijke natuur. Om actief aansluiting te houden met de markt of om uit te breiden, is het zeker belangrijk dat nieuwe ontwikkelingskansen worden aangegrepen. En die zouden deels gevonden kunnen worden door recreanten het rijkgeschakeerde cultuurlandschap aan te bieden.”
In hoeverre draagt de Kaboutersberg bij aan recreatie en toerisme? “De Kaboutersberg staat in een fraai natuurgebied en heeft ook nog eens de functie van vleermuiskelder. Om er te komen is een nieuw pad aangelegd vanuit een bestaande wandelroute. Rondom de heuvel is een omheining gemaakt waarop je kunt zitten en op een informatiebord wordt de geschiedenis van de nieuwe heuvel uitgelegd. Dat blijkt genoeg te zijn om dagelijks tientallen wandelaars te trekken. Tijdens een rondleiding afgelopen voorjaar maakte een genodigde de opmerking: ‘Als hier geen Kabouters zitten, dan zitten ze nergens meer’. Een groter compliment kon de werkgroep voor de reconstructie niet krijgen.”
Wie zie je als doelgroep voor het cultuurhistorisch erfgoed? “Erfgoed is er voor iedereen, mensen bezoeken het om verschillende redenen. Ik denk wel dat de vergrijzing van Nederland vooral voor het platteland van economische betekenis kan worden. De groep ouderen is namelijk niet gebonden aan het hoogseizoen, gaat relatief veel op vakantie in eigen land, vraagt om goede kwaliteit van voorzieningen en bezienswaardigheden en heeft redelijk wat geld te besteden. Goede redenen dus om cultuurhistorische en natuurwaarden te benutten als bouwstenen voor een recreatieftoeristische impuls.” Helpt cultuurhistorie bij de branding van de regio? “Jazeker, cultuurhistorie kun je zien als een uithangbord voor toerisme. Je kunt een 2000 jaar oud verhaal op allerlei manieren aaibaar maken. Bij wijze van spreken door het op de placemats van je restaurant af te beelden. Ondernemers en boeren kunnen ervan profiteren door streekproducten aan te bieden die qua merknaam refereren aan de historie, aan koning Kyrië bijvoorbeeld. Denk aan speciale broden bakken of bier brouwen met oude regionale tarwesoorten. 99% van de geschiedenis is onzichtbaar, verborgen in de bodem. Het gaat erom dat je dat boven het maaiveld uittrekt en beleefbaar maakt, dan worden mensen enthousiast.” Projectleider Jan Roymans T 0495-513555 | E
[email protected] Over de reconstructie van de Kaboutersberg is een film gemaakt: www.raap.nl/pages/RAAPnieuws_Kabouterberg_Hoogeloon.html
COLUMN VOORTUIN
H
et historisch cultuurlandschap staat onder druk. Door de aanleg van infrastructuur, bedrijventerreinen en woningbouw verdwijnen steeds grotere stukken van het diverse en kleinschalige landschap waarin we zijn opgegroeid en dat we zo waarderen. Niks nieuws onder de zon natuurlijk, want we zijn al eeuwen bezig met bouwen en breken, met inrichten en herinrichten. Maar waar het om gaat is de kwaliteit van dat nieuwe ontwerp. Blijft het nieuwe even aantrekkelijk als het oude? Niet alleen om er doorheen te razen, maar ook om er te wonen en te wandelen, je vertrouwd te voelen met de omgeving? Inmiddels is de verantwoordelijkheid voor een goede omgang met dat historisch cultuurlandschap bij de gemeente komen te liggen. De reden was simpelweg omdat daar de meeste besluiten over de inrichting van ons grondgebied worden genomen en de betrokkenheid van de inwoners het grootst zou zijn. Velen vragen zich echter af of ons historisch cultuurlandschap bij de gemeente wel in goede handen is. Zijn de inwoners werkelijk geïnteresseerd in de kwaliteit van hun woonomgeving? Gaat het daar niet alleen om de kortetermijnpolitiek en makkelijk meetbare economische parameters? Een kleine anekdote over de straat waarin ik woon, de Soestdijkseweg in De Bilt. De gemeente De Bilt wil deze weg, die de verbinding vormt tussen station Bilthoven en De Uithof, ontwikkelen tot een zogenaamde life science as met daarlangs fraaie ‘werklandgoederen’. Klinkt fantastisch, maar om de bereikbaarheid te verbeteren moet er ook een heuse ‘fietssnelweg’ komen. De met oude eiken omzoomde weg, die al een oude oorsprong heeft, moet daarvoor overhoop gehaald worden en een groenstrookje van 60 cm breed en een rijtje oude berken moeten verdwijnen. Er ontstond een heuse opstand onder omwonenden en in allerijl belegde de wethouder een bijeenkomst op het statige gemeentehuis. De wethouder verdedigde genuanceerd het belang van een goede bereikbaarheid en de bewoners vochten voor het behoud van het authentieke karakter van de Soestdijkseweg. Het was de rede tegenover de emotie. Emotie, omdat de weg grenst aan de voortuin van de omwonenden. Zij beschouwen het simpelweg als hun weg, een vertrouwd element in hun omgeving, en alles moet als het even kan bij het oude blijven. Hoe liep het af met de Soestdijkseweg? Wel, binnen twee weken lag er een nieuw ontwerp ter visie. De wethouder had goed geluisterd naar de ‘mede-eigenaren’. Voor mij maakte dit voorval duidelijk dat de zorg voor het historisch landschap bij de gemeente in goede handen is. Het cultuurlandschap is en blijft van onschatbare waarde bij de inrichting van Nederland. Er moet echter wel aan twee voorwaarden worden voldaan. Allereerst is het goed om te weten waarom dat cultuurlandschap zo speciaal voor ons is, en daarom moeten we het ‘op de kaart zetten’. Vervolgens dienen we gezamenlijk te werken aan het besef dat dat cultuurlandschap in feite onze voortuin is. Dichtbij, aantrekkelijk en waard om voor op te komen.
Marten Verbruggen directeur RAAP Archeologisch Adviesbureau
Erfgoedbeleid Veel gemeenten werken momenteel aan de totstandkoming van cultuurhistorisch beleid, ook wel erfgoedbeleid genoemd, en laten dit vastleggen in een erfgoednota. Het formuleren van cultuurhistorisch beleid is voor RAAP een logisch vervolg op het opstellen van archeologisch beleid voor haar klanten. Zo stelt RAAP op dit moment de cultuurhistorische beleidsnota voor de Gelderse gemeenten Wijchen, Heumen, Druten en Beuningen op. Senior projectleider Luuk Keunen: “Cultuurhistorisch beleid komt natuurlijk in een voortdurende wisselwerking met de gemeente tot stand, zodat de uitgangspunten zo goed mogelijk in concreet beleid kunnen worden omgezet. Elke gemeente kiest daarin haar eigen route, en die ruimte biedt de wet ook. Wat wij belangrijk vinden is dat beleidskeuzen en -afwegingen steunen op inhoudelijke kennis. Beleid moet ook zo concreet en praktisch mogelijk zijn op basis van een heldere visie. Cultuurhistorie is daarnaast als beleidsterrein verweven met bijvoorbeeld landschapsbeleid of toeristisch-recreatief beleid. Wat al in andere beleidsnota’s is geregeld, hoeft in het cultuurhistorisch beleid niet nog eens verankerd te worden.”
Cultuurhistorisch beleid is vaak de tussenstap naar de borging van cultuurhistorische waarden in bestemmingsplannen. Keunen: “Veel gemeenten willen hun erfgoed niet ad-hoc op basis van een cultuurhistorische waardenkaart gaan beschermen, maar willen fundamentelere keuzes maken over de manier waarop zij met hun erfgoed omgaan. Het cultuurhistorisch beleid wordt dan bijvoorbeeld als sectorale structuurvisie vastgesteld. Bij al die afwegingen hoort ook een visie op samenwerking met maatschappelijke partners.”
Vragen & antwoorden Luuk Keunen
Wat moet ik met cultuurhistorie en wat kan ik er mee? Luuk Keunen, senior projectleider cultuurhistorie bij RAAP, krijgt deze vragen regelmatig gesteld. Hieronder geeft hij antwoord op deze en andere veel voorkomende vragen.
1. In hoeverre ben ik verplicht cultuurhistorisch onderzoek uit te laten voeren? De wetgever stelt
3. Wat wordt er onder cultuurhistorie verstaan, ik zie namelijk verschillende omschrijvingen? Cultuurhistorie wordt inderdaad
verplicht dat er in de toelichting van bestemmingsplannen staat aangegeven op welke wijze men met cultuurhistorie in het plangebied omgaat. Die afweging moet dus worden gemaakt, en dat kan volgens de rijksoverheid alleen als er onderzoek heeft plaatsgevonden. Dat onderzoek is dus verplicht. De uitkomsten van de afweging daarna, bepaalt de gemeente. Deze verplichting komt voort uit de Modernisering van de Monumentenzorg (MoMo) die per 1 januari 2012 is doorgevoerd via een wijziging van het Besluit Ruimtelijke Ordening (Bro artikel 3.6.1 lid 2).
heel uiteenlopend uitgelegd. In de eerste plaats gaat het om cultuurlandschap, landschapselementen, historische bouwkunst en stedenbouw. Archeologie en aardkunde worden er eveneens wel toe gerekend, net als een aantal kleinere (deel)disciplines. Vaak ook worden archeologie enerzijds en cultuurhistorie anderzijds als twee aparte begrippen beschouwd.
2. Is cultuurhistorisch onderzoek tijdrovend en daardoor ook duur? Dat hangt helemaal af van de manier waarop je het wil insteken: zelf een gemeente- of plangebiedsdekkend onderzoek laten uitvoeren of - bij een bestemmingsplan voor nieuwe ontwikkelingen - de verplichting bij een initiatiefnemer neerleggen. Het kan een onderzoek zijn op hoofdlijnen of tot in het kleinste detail, en de keuze daarbij hangt af van de manier waarop ermee wordt omgaan. Het is dus belangrijk dat vraag, wijze van onderzoek en budget op elkaar worden afgestemd.
4. Welke maatstaven worden gehanteerd voor het waarderen van cultuurhistorische erfgoed? Binnen het cultuurhistorisch vakgebied is er niet zoiets als een KNA (de kwaliteitsnorm voor de archeologie). Er bestaan meerdere waarderingsmethoden naast elkaar, afhankelijk van de wetenschappelijke traditie waaruit de betreffende onderzoeker komt. In de meeste gevallen is sprake van een lang doorontwikkelde, valide waarderingsmethode.
5. Is cultuurhistorisch onderzoek alleen een verplichting of heb ik er ook nog wat aan? Rekening houden met cultuurhistorische waarden heeft meerdere voordelen. Zo is in diverse onderzoeken de economische waarde van cultuurhistorie aangetoond, bijvoorbeeld als het gaat om het rendement van overheidsinvesteringen. Daarnaast kan het een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit, zorgt het voor een prettig woon- en werkklimaat en werkt het bevorderend voor toerisme en recreatie.
Eerst een inventarisatie, en dan? De vele en vaak bijzondere informatie die bij een erfgoedinventarisatie boven tafel komt, dreigt soms net zo snel weer in de la te verdwijnen als de erfgoedkaart is vertaald in een bestemmingsplan. Dat is jammer en niet nodig. Met de erfgoedkansenkaart en de cultuurhistorische atlas blijft deze informatie ook op lange termijn direct toegankelijk voor beleidsmedewerkers en het brede publiek.
Erfgoedkansenkaart
Cultuurhistorische atlas
WAT: Een erfgoedkansenkaart brengt de identiteit van een gebied in kaart en laat zien hoe deze multidisciplinair te benutten is. Het is vooral een praktische hulpmiddel bij de ruimtelijke ordening en toeristisch-recreatieve ontwikkelingen.
WAT: Een cultuurhistorische atlas geeft een overzicht geeft van de cultuurhistorische waarden in een gebied, gepresenteerd als een vlot geschreven en rijk geïllustreerde publicatie voor een breed publiek.
Krenten in de pap
Draagvlak creëren
De erfgoedkansenkaart is door RAAP projectleider Reinier Ellenkamp ontwikkeld voor Woudrichem. De gemeente wilde daarmee haar erfgoed dichter bij de bewoners brengen. De kaart komt in vier stappen tot stand. Eerst wordt de integrale kwaliteit bepaald, wat maakt een gebied als geheel tot wat het is? Bijvoorbeeld de openheid in het rivierengebied met akkers op de oeverwallen en langgerekte graslanden in de komgebieden. Dan volgt selectie van de meest kenmerkende cultuurhistorische waarden, ‘krenten in de pap’ zoals oude poldermolens. Vervolgens wordt gekeken naar mogelijkheden om doelstellingen uit andere disciplines (educatie, recreatie, ruimtelijke ordening, waterberging, natuurontwikkeling, etc.) met die kwaliteiten te verwezenlijken. Om in het rivierengebied te blijven: weinigen beleven plezier in fietsen door een leeg landschap, het is veel leuker om via slingerende dijkjes en bloeiende boomgaarden van kerkje naar schans onderweg te zijn. Tenslotte geeft de kaart suggesties voor de presentatie van het erfgoed, zoals multimediale mogelijkheden of reconstructies in het veld.
Toen de gemeente Winterswijk het voornemen had een archeologische en cultuurhistorische waardenkaart te laten opstellen, kwam Nico Willemse, senior-projectleider bij RAAP, met het voorstel om het rapport als een publieksboek uit te brengen. De toelichtingen bij de kaart, die voor leken vaak lastig te lezen zijn, zouden zo toegankelijk worden voor de inwoners van de gemeente. Vanwege het interdisciplinaire karakter van de opdracht werd samengewerkt met onder andere bureau Overland. Zo kwam een atlas tot stand vol achtergrondverhalen, kaarten en foto’s die de historie van Winterswijk illustreren. Vier jaar na de eerste druk van de Cultuurhistorische Atlas Winterswijk is de winst voor de gemeente en haar inwoners zonneklaar. Van de atlas zijn 1500 exemplaren verkocht waarmee een enorm draagvlak is gecreëerd onder burgers, agrariërs en ondernemers. Lokale ondernemers droegen zelfs financieel bij aan de totstandkoming. Elk ruimtelijk plan wordt nu getoetst aan de informatie uit de atlas en waar nodig wordt aanvullend onderzoek verricht.
Economische impuls Aanleidingen voor een kansenkaart zijn legio: ter inspiratie voor een ruimtelijke plan, om de effecten van een ontwikkeling voor een milieueffectrapportage te bepalen, maar bovenal om het erfgoed te benutten. Aantrekkelijk gepresenteerd erfgoed trekt ‘cultuurtoeristen’ en geeft daarmee de lokale en regionale economie een impuls. Erfgoed als middel om de leefomgeving aantrekkelijker te maken, kan een oplossing zijn voor de krimp waar veel perifere gebieden mee te kampen hebben. Of de vraag nu voortkomt uit waterstaatkundige, recreatieve, ruimtelijke of sociaaleconomische motieven, de kaart is hét instrument om erfgoed niet te zien als belemmering, maar als kans.
Kansen voor ondernemers en inwoners Hoewel een atlas meer inspanning vergt dan een reguliere waardenkaart, komt de winst vooral tot uitdrukking als blijkt dat inwoners en ondernemers kansen zien in het erfgoed binnen hun gemeente qua ondernemen, recreëren en wonen. Ook de gemeente Nunspeet laat haar cultuurhistorische waarden in atlasvorm presenteren. Net als in Winterswijk zijn de inwoners er zeer betrokken bij hun historisch erfgoed en dient het cultuurlandschap economische belangen als wonen en recreëren. Het lokaal belangrijke erfgoed komt extra in de schijnwerpers te staan.
Win e t a st met w mrer fgoed r e f t e r g e s t t o a w ed n i W
Zonder waterbeheerders had ons land er heel anders uitgezien. Dijken, sloten en polders zijn soms al eeuwen oud en reflecteren de manier waarop Nederland tot stand gekomen is. Zowel fysiek als bestuurlijk. Dat verleden werk van waterbeheerder is nog alom aanwezig in ons landschap. En er zijn goede redenen om dit erfgoed te betrekken bij nieuwe ontwikkelingen.
De lange traditie van waterbeheer heeft gezorgd voor een keur aan bouwwerken, zoals bruggen, duikers, molens, dijken, sluizen en gemalen. Maar niet al het watererfgoed is even zichtbaar. Resten van een middeleeuws schip op een rivierbodem, bruggenhoofden van oude oversteekplaatsen of verdronken prehistorische nederzettingen in het rivierengebied vormen vergeten herinneringen aan een ver verleden. Vanwege hun onbekendheid kunnen deze resten bij ruimtelijke ontwikkelingen ongezien op de schop gaan, of ze komen als toevalsvondst aan het daglicht. Dit vraagt om een zorgvuldige omgang. Daarnaast is door de gestegen belangstelling voor erfgoed, zowel bij burgers als de politiek, een nieuw perspectief ontstaan bovenop het aloude ‘duurzame zorg en behoud’. Dat cultuurbehoud loont, laat zich namelijk ook uitdrukken in aspecten als “Cultuurhistorische waarden kunnen een belevingswaarde, belangrijke rol spelen in de beeldvorming woongenotswaarde, rond waterbeheerders.” burgertrots en zelfs de zichtbaarheid als waterbeheerder. Dit nieuwe perspectief nodigt waterbeheerders uit om binnen hun projecten verder te kijken dan alleen ‘het te regelen aspect’.
Wie hebben er belang bij? Erfgoed kan een belangrijke meerwaarde vormen voor waterschapsprojecten. Het meeste resultaat wordt bereikt als al in een vroeg stadium duidelijk is wie er belang hebben bij de benutting van erfgoed in de ontwikkeling, en wat u er als initiatiefnemer voor terugkrijgt.
•
•
•
•
Ruimtelijke ontwikkelaars? Het benutten van cultuurhistorisch erfgoed bij gebiedsontwikkeling verhoogt de identiteit en beleefbaarheid van een gebied, en het vormt (net als ecologie) een smeermiddel bij de verkoopbaarheid van projecten. De wetenschap? Het wegnemen van kennisleemten en betekenisverlening zijn de brandstof voor wetenschappers. Maar nieuwe kennis vormt eveneens het zaaizaad voor nieuwe ideeën en nieuwe productvormen. De overheid? Deze is primair verantwoordelijk voor de omgang met kwetsbaar erfgoed en heeft daarom zelf baat bij een duurzame vorm van benutting. Publiek? Dit zijn de mensen die daadwerkelijk wonen en recreëren in een wijk of plangebied, zij vormen de `gebruikers’. Zij ervaren dagelijks de meerwaarde die de geschiedenis aan de eigen leefomgeving meegeeft en zijn gebaat bij een prettige leefomgeving.
Hoe is het watererfgoed te benutten? Waterbeheerders kunnen historische elementen, zoals oude molenvijvers of oude paden en wegen benutten in het ontwerp, om een plangebied aantrekkelijker te maken en de identiteit ervan te versterken. Ook de geschiedenis van een waterschap kan zichtbaar gemaakt worden. Denk aan het aanleggen van een fiets- of wandelroute langs karakteristieke elementen binnen het waterschapsgebied. Dijken, molens, gemalen en stuwen bieden zo een zichtbare en concrete manier om het verhaal van het waterschap te vertellen: wat doet een waterschap, welke zorgen neemt het ons uit handen? Verder kan juist de ruimtelijke kwaliteit van een gebied worden vergroot door in een inrichtingsplan bewust de samenhang tussen bijvoorbeeld de ligging van een molen in een open polderlandschap te benadrukken. En de ecologische waarde van een gebied is te vergroten door het revitaliseren van oude molenvijvers. Ook kunnen vormingsprocessen, zoals een middeleeuwse strokenverkaveling leidend zijn voor het ontwerp. De historische ontwikkeling van een gebied is dus op verschillende manieren te vertalen naar nieuwe ontwikkelingen.
raktijkvoorbeelden P Twee raktijkvoorbeelden P Twee Cultuurhistorisch onderzoek kan een praktische aanzet vormen om de culturele identiteit van een inrichtingsgebied te waarborgen en te versterken. Steeds meer water- en hoogheemraadschappen zijn zich hiervan bewust en schakelen RAAP in bij hun projecten. Twee voorbeelden voor twee waterschappen.
Kasteel ontdekt bij metamorfose zanddepots De zandvang in de Berkel en de noordelijk gelegen depots in Rekken ondergingen in 2009 een grote metamorfose om meer ruimte te creëren voor natuur en recreatie. Voorafgaand aan de uitvoering vond RAAP bij onderzoek echter overblijfselen van een adellijk huis. Op een kaart uit 1639 stond deze ‘borg’ als omgracht terrein afgebeeld met een hoofdgebouw en toren. Waarschijnlijk stamde dit kasteel oorspronkelijk uit de Middeleeuwen. Wanneer het verlaten en gesloopt werd, is niet bekend, mogelijk tussen 1740 en 1832. Het kasteelterrein werd onderzocht en de ondergronds bewaarde resten ruimtelijk begrensd. Door dit gebied vervolgens te ontzien bij de herinrichting en door het plaatsen van een informatiepaneel langs het nieuwe fietspad, zorgde Waterschap Rijn en IJssel ervoor dat het kasteel weer beleefbaar is voor bewoners en recreanten.
Projectleider Nico Willemse T 0575-567876 | E
[email protected]
De Ape bij Eibergen 1639. Proceskaart door Isaac van Geelkercken met daarop de Borg te Rekken.
De Appense Dijk als inspirator Het Waterschap Veluwe ervaart de cultuurhistorie van de eeuwenoude Appense Dijk, tussen Gietelo en Klarenbeek in de IJsselvallei, als een verhaal over de wieg van de eigen organisatie. In het kader van een natuur&water opgave op het Appense Veld werd daarom in 2009 een project opgestart dat de bijzondere kansen voor de Appense Dijk moest onderzoeken. Dit project ‘Veluwse bandijk, de wieg van het Waterschap’ is een vorm van cultuurplanologie geworden. Het laat zien hoe vernieuwing aangegrepen kan worden om de historische kwaliteiten van het gebied te benutten en versterken. De studie heeft landschapsarchitectonische streefbeelden opgeleverd, gekoppeld aan een overzicht van werkelijk kansrijke uitvoeringsideeën en concrete uitvoeringsplannen. Rechts: Inrichtingsschetsen voor de Appense Dijk (bron: Landschapsbeheer Gelderland)
Links: Cultuurhistorische structuren zoals dijken kunnen een plaats krijgen in het erfgoedbeleid. Een belangrijk instrument daarbij is een cultuurhistorische waardenkaart, zoals deze voor de gemeente Ubbergen, voorzien van legenda waarin zowel bestaande als inmiddels verdwenen dijken zijn opgenomen.
Erfgoed van oorlog en defensie een thema in de schijnwerpers Weinig cultuurhistorisch erfgoed staat momenteel zo in de belangstelling als het erfgoed van de Tweede Wereldoorlog, en misschien wel het erfgoed van oorlog en defensie in het algemeen. Verschillende aspecten maken het onderzoek naar oorlogserfgoed tot een specialistische discipline.
Luchtfoto van de RAF met sporen van een tankgracht (rechte lijn) en loopgraven (bochtige lijnen) nabij Venlo.
Brede belangstelling Met de uitgave van de publicatie ‘Archeologie van de Tweede Wereldoorlog’ door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed lijkt deze nog jonge onderzoeksrichting een plek in de Nederlandse archeologie te hebben gekregen. RAAP heeft vanaf het begin een voortrekkersrol gespeeld met haar onderzoek naar resten van de Tweede Wereldoorlog. Op het terrein van Kamp Westerbork werden in 2011 de villa van de kampcommandant en de vuilstortplaats van het kamp archeologisch onderzocht. Op het terrein van het concentratiekamp Amersfoort zijn verdwenen structuren van het kamp in kaart gebracht. In 2010 heeft de archeologische begeleiding van de berging van vliegtuigwrakdelen van een Amerikaanse B17-bommenwerper nieuw zicht gegeven op de toedracht van de crash. Ook op de Grebbeberg, waar tijdens de Duitse inval in mei 1940 enkele dagen zwaar werd gevochten, zijn diverse onderzoeken uitgevoerd die een aanvulling vormen op de bekende historische bronnen.
Ruurd Kok
Ruurd Kok,senior-projectleider bij RAAP, is als specialist in onderzoek naar oorlogserfgoed bij deze projecten betrokken geweest: “Vaak wordt de vraag gesteld of we inmiddels niet alles al weten over de Tweede Wereldoorlog, maar de diverse onderzoeken die we de afgelopen jaren hebben uitgevoerd laten telkens weer zien dat de archeologie wel
Spoor van een loopgraaf (donkere baan) op Fort aan de Buursteeg bij Veenendaal.
Duidelijk zichtbaar relict van een tankgracht nabij de Klagenfurtlaan in Venlo.
degelijk een aanvulling kan bieden op alles wat we al weten. Archeologie kan inzicht geven in zaken waarover de bronnen zwijgen of waaraan we liever niet worden herinnerd. Ook zorgen archeologische resten voor een direct, tastbaar contact met het oorlogsverleden.”
Boven- en ondergrond erfgoed De onder- en bovengrondse resten uit de Tweede Wereldoorlog zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Onderzoek hiernaar vraagt om een integrale cultuurhistorische benadering, het raadplegen van talloze historische bronnen en een speciale aanpak van het veldwerk. Het onderzoek naar oorlogserfgoed beperkt zich overigens niet alleen tot resten uit WO II, maar sporen van strijd in andere perioden van onze geschiedenis worden ook in beeld gebracht. Zo zijn in 2011 in het kader van een inventarisatie in de gemeente Grave bijzondere bovengrondse resten van een kampement uit de Tachtigjarige Oorlog aangetroffen in een bosperceel. Grave werd in 1602 belegerd door troepen van Maurits van Oranje, en voor die troepen werden drie kampementen met aarden omwallingen aangelegd ter overnachting. Aan de overzijde van de Maas, in de gemeente Heumen, vinden we nog bovengrondse resten van het Kroonwerk Coehoorn, dat RAAP in 2012 onderzocht om een verantwoorde reconstructie mogelijk te maken.
Vondsten aangetroffen bij onderzoek op de vuilstort van Kamp Westerbork.
Historische kaart uit 1602 met daarop de omsingelingslinie rondom Grave, waarvan nu nog sporen in het landschap te herkennen zijn.
Opsporen en in beeld brengen
voor stoffelijke resten uit de oorlog. Ook is een andere waarderingssystematiek nodig. Ruurd Kok: “In onze visie is het belangrijk om resten van oorlog en defensie net zo in beeld te brengen als andere archeologische vindplaatsen, om er zorgvuldig mee om te kunnen gaan. Anders dan andere, oudere archeologische resten roepen sporen uit de oorlog vaak sterke emoties op bij het publiek. Dit betekent dat bij onderzoek van deze resten niet alleen gekeken moet worden naar het wetenschappelijk belang van de onderzoeksresultaten, maar ook naar andere, maatschappelijke aspecten. Zo kan het zichtbaar en beleefbaar maken van het bekende, maar vaak onzichtbare oorlogsverhaal ook meerwaarde hebben. Door het tonen van objecten en oorlogssporen in het landschap kan het erfgoed voor mensen gaan leven en zo worden ze tot nadenken aangezet over deze perioden in onze geschiedenis. Mensen ervaren de oorlogsgeschiedenis zeer direct als je ze in hun eigen omgeving de sporen uit de oorlog aanwijst, dat die greppel een loopgraaf blijkt te zijn en die oude muur vol kogelgaten blijkt te zitten”
Zo zijn in vrijwel elke gemeente in Nederland wel sporen van vroegere conflicten in het landschap traceerbaar. Steeds vaker laten gemeenten daar onderzoek naar doen en inventarisaties van uitvoeren. Voor de gemeente Venlo bracht RAAP de gehele structuur van loopgraven en tankgrachten in beeld, waarvoor luchtfoto’s van de Royal Airforce werden gebruikt. Tijdens de veldinspectie bleek dat een bescheiden deel van de loopgraven en tankgrachten in het veld terug te vinden was. Voor de gemeenten Lingewaard en Groesbeek is een inventarisatie op basis van uitgebreid bureauonderzoek uitgevoerd. Het leverde een schat aan gegevens op over strijdtonelen vanaf de Gelderse Oorlogen tot en met de Koude Oorlog. Daarbij werd duidelijk dat in andere gebieden, waar nog geen veldonderzoek had plaatsgevonden, ook allerlei sporen zoals schuttersputten en commandoposten moeten liggen die herinneren aan Operatie Veritable, de operatie in het Duitse Rijnland in februari 1945 die de springplank vormde voor de bevrijding van Nederland.
Maatschappelijk belang Onderzoek naar oorlogserfgoed is een nog jong aandachtsveld met enkele specifieke aandachtspunten, zoals de aanwezigheid van explosieven en internationale regelgeving
Projectleider Ruurd Kok T 071-5768118 | E
[email protected]
Integrale Cultuurhistorische Waardering Toelichting op de kaart Waar bevindt zich nu precies ons meest waardevolle cultureel erfgoed, onafhankelijk van de aard ervan? Dat was de vraag van de gemeente Ede. Deze kaart, gemaakt in opdracht van de gemeente, geeft een antwoord op die vraag. Alle kennis over de ligging van archeologisch, cultuurlandschappelijk en (steden)bouwkundig erfgoed is samengevat in één gedetailleerde integrale waardenkaart. In één oogopslag is hierop te zien waar de meest waardevolle gebieden en objecten te vinden zijn. Deze kaart vormde samen met de daaraan verbonden beleidsadviezen het eindproduct van de cultuurhistorische waardenkaart Ede, waaraan tot 2013 door adviseurs van Overland, Van Meijel en RAAP is gewerkt.
Nieuwe impuls voor stedelijk gebied: historisch-stedenbouwkundig onderzoek Traditioneel worden onder ‘cultuurhistorie’ het archeologisch, cultuurlandschappelijk en gebouwd erfgoed verstaan. Tot dat laatste worden vaak de individuele gebouwde objecten gerekend, zoals kerken, boerderijen en villa’s. Naarmate het erfgoed van de 20e eeuw echter ook steeds vaker van cultuurhistorische waarde wordt geacht, gaat het grotere geheel - de stedenbouw - ook meer een rol spelen. Stedenbouw is onderhevig aan trends. De wijze waarop ontwerpers van de bebouwde omgeving omgaan met het ordenen van gebouwen, groen, wegen en overige openbare ruimte verandert voortdurend. Uit de periode voor de Tweede Wereldoorlog kennen we bijvoorbeeld Een kenmerkend woonerf in de gemeente Assen, de wijk Peelo. de tuindorpen en tuinsteden. Ze waren bedoeld om arbeiders een betere woning dan voorheen te verschaffen, met voldoende grond om te voorzien in het eigen onderhoud. Typisch voor het derde kwart van de 20e eeuw zijn de woonerven die we tegenwoordig ‘bloemkoolwijken’ noemen. Wijken met een hiërarchische opzet, waarbij de wegenstructuur zich steeds verder vertakt en uiteindelijk uitmondt in
Een harde confrontatie tussen laagbouw, hoogbouw en agrarisch buitengebied
woonerven met huizen, geordend rond een groenzone. Zo kent elke periode zijn eigen stedenbouwkundige typen, die als zodanig ook weer hun eigen cultuurhistorische waarde en kwaliteit kennen.
Praktische toepassing Het benoemen van gebieden die historisch-stedenbouwkundig waardevol of juist minder waardevol zijn en/of problemen hebben met de ruimtelijke kwaliteit, is nu zeer actueel in verband met stedelijke problematiek en herstructurering van wijken en buurten. Gemeenten gebruiken deze input niet alleen om bijzondere waarden planologisch te borgen - zoals wettelijk verplicht is volgens het Bro - maar ook als inspiratiebron voor vernieuwing en verbetering van stedelijke gebieden. Onderzoek naar stedelijk erfgoed brengt ook verborgen cultuurhistorie aan het licht. Een inventarisatie van cultuurhistorie van het prestedelijk gebied, waaraan RAAP en Overland in diverse
Sporen van het prestedelijk landschap in de bebouwde kom van Nieuwegein.
Samen weten we meer In samenwerking met diverse partners, gespecialiseerd in architectuurgeschiedenis en historische stedenbouw, doet RAAP met enige regelmaat onderzoek naar de cultuurhistorische waarde van stedelijke gebieden. De keuze voor een specifieke partner is vaak afhankelijk van het gebied of het thema dat er speelt. Zo is in samenwerking met het MonumentenAdviesBureau en Bureau Overland een integrale cultuurhistorische waardenkaart van het sterk verstedelijkte Nieuwegein opgesteld, en een analyse uitgevoerd van de binnenstedelijke historische straatprofielen van Leiden. Bij inventarisaties voor de Drentse landelijke gemeenten BorgerOdoorn en De Wolden werd samengewerkt met de adviseurs van het Groningse Libau. Voor de gemeenten Assen, Soest en Wijchen zijn cultuurhistorische waardenkaarten en daaraan gekoppelde beleidsadviezen opgesteld in samenwerking met Van Meijel Adviseurs in Cultuurhistorie uit Nijmegen. Bijzonder is ook de samenwerking met het Gelders Genootschap, een bekende adviesorganisatie voor gemeenten.
gemeenten samen hebben gewerkt, laat zien dat veel wijken en buurten nog structuren kennen die teruggaan tot de tijd dat het gebied een agrarische functie had. Oude veldwegen zijn woonstraten geworden, houtwallen en boomrijen in parken opgenomen en aan de positionering van gebouwen is de oude verkaveling nog te herkennen.
Jan Neefjes (Overland) was samen met CeesJan Frank (MAB) en RAAP betrokken bij de totstandkoming van de cultuurhistorische analyse voor de ‘jonge stad’ Nieuwegein: “De interdisciplinaire aanpak in Nieuwegein was in meerdere opzichten een inspirerende ervaring. De jongste erfgoedlagen, die van de 20e eeuw, de Tweede Wereldoorlog en de groeikern, kregen uiteraard veel aandacht. Daarnaast is er nog veel te beleven uit voorgaande tijden. Denk aan de structuur van de middeleeuwse veenontginningen of aan de op last van de bisschop aangelegde kanalen. We konden inzichtelijk maken dat die oudere en jongere lagen veel met elkaar te maken hebben. De structuur van de ‘jonge’ stad wordt in hoge mate bepaald door bijvoorbeeld aardkundige waarden en het préstedelijk landschap. Zo werd het mogelijk voor het eerst een integrale beschrijving te geven van de ontwikkeling van Nieuwegein, deelgebieden en historische ensembles integraal te waarderen en ontwikkelingsrichtingen voor de toekomst te formuleren.”
De historisch-stedenbouwkundige analyses laten zien hoe rijk het stedelijk gebied aan cultuurhistorie kan zijn, wat als aanknopingspunt bij wijkvernieuwing kan worden gebruikt en hoe haar identiteit versterkt en kwaliteit verbeterd kan worden. Inspiratie vanuit de cultuurhistorie biedt in het stedelijk weefsel bij uitstek een kans om het gebied een nieuwe impuls te geven.
Projectleider Luuk Keunen T 0575-567876 | E
[email protected]
Waardering van de stedenbouw in Wijchen in drie gradaties.
Historische geografie: een meerwaarde voor de archeologie Sommige opgravingen brengen de geschiedenis als vanzelf tot leven. Een Romeins schip prikkelt natuurlijk de fantasie. Bij muurresten in een binnenstad is dat al wat ingewikkelder, en bij middeleeuwse paalsporen in een weiland al helemaal. Wat vertellen die paalsporen ons? Zijn het resten van een huis? Wie woonde er? Was het huis van een zelfstandige boer? Heeft het boerenerf nog een relatie met oude nabijgelegen boerderijen die er nog staan? Hoe past de opgegraven huisplattegrond in de geschiedenis van het dorp? Bij zulke vragen kunnen we niet alleen vertrouwen op wat de bodem prijsgeeft, maar zullen we ook naar de papieren en perkamenten archieven moeten kijken. Dit historisch-geografisch onderzoek is een combinatie van archiefonderzoek met de studie van oude (manuscript)kaarten en kennis over de historische ontwikkeling van landschappen. Het voordeel van de bijdrage die historisch-geografisch onderzoek kan leveren, is niet alleen wetenschappelijk van waarde. Het kan ook helpen om de historie van een plek een gezicht te geven. Toen archeologen in 2010 resten van een 15e-eeuws huisje in de buurtschap Warken bij Warnsveld blootlegden, waren dat niet meer dan wat kuilen, puin- en baksteenconcentraties. Na historisch-geografisch onderzoek gingen ze tot de verbeelding spreken. Het bleken de resten van het huisje van Henrick Addynck
te zijn. Die had in 1472 een stuk akkerland van een naburige boer gekocht om er een huis op te bouwen. Hij noemde zich vervolgens Henrick ter Haer, naar de veldnaam die het land al had. Na zijn dood werd het huisje in 1502 door de familie verkocht en kort daarna afgebroken. Sporen zijn tot leven gekomen, bakstenen hebben een gezicht gekregen en de rijke geschiedenis van Warnsveld heeft er een hoofdstuk bij. Een 17e-eeuwse manuscriptkaart met het agrarisch cultuurlandschap rond Warnsveld.
RAAP voert historisch-geografisch onderzoek niet alleen binnen eigen archeologische projecten uit, maar ook in opdracht van andere archeologische bedrijven.
Geen woorden maar visualisaties Vroeger had je schoolplaten die lieten zien hoe het landschap er vele eeuwen geleden uitzag en hoe de mensen er woonden. Zulke afbeeldingen zijn nog steeds aansprekend en informatief, en in digitale vorm kan er zelfs meer mee. RAAP maakt ze bijvoorbeeld voor een informatiebord of een website. Ze variëren van een eenvoudige 3D-reconstructie van een gebouw tot een gedetailleerde animatie die de verandering van een landschap door de tijd weergeeft.
De Romeinse weg op de rand van het Maasterras in Limburg. De rivier kon in droge periodes bij een voorde worden overgestoken. Tijdens hoogwaterperiodes werd er van een pontje gebruikgemaakt. (Olav Odé RAAP)
Het landschap bij Venlo in de 18e eeuw. Op deze locatie, waar in 2012 de Floriade plaatsvond, bleek een compleet, historisch gelaagd landschap te liggen waarin al tientallen generaties boerengemeenschappen hadden geploeterd voor hun bestaan. (Olav Odé RAAP)
Kasteel Harselo in Bennekom in de 18e eeuw, gereconstrueerd voor de Cultuurhistorische Waardenkaart Ede. Het kasteel werd al in 1388 vermeld, begin 19e eeuw afgebroken en nu resteert slechts het poortgebouw (Steven van der Veen, RAAP).
De verdwenen motteburcht van Woudrichem. Deze motte werd in de 14e eeuw grotendeels verwoest en later nogmaals door de St. Elizabethsvloed zwaar beschadigd. Tot in de 17e eeuw is een toren van het kasteel overeind blijven staan. (Olav Odé RAAP)
De Hoftuin in Hillegom: tuinhistorisch onderzoek als basis voor ontwerp De historie van een gebied kan uitstekend bijdragen aan een nieuw ontwerp of aan de revitalisatie van een plangebied. Dat geldt voor uitgestrekte landelijke gebieden, maar ook voor kleine tuinen of parken in bebouwd gebied. Neem de historie van de Hillegomse Hoftuin.
COLUMN
Het drama van Zuilichem De vraag aan de twee dames op mijn kamer, wat cultuurhistorie eigenlijk is, leidt tot een intense discussie. Eén van de aardige uitspraken die dit oplevert, is de volgende: “Apen hebben natuurhistorie, mensen hebben cultuurhistorie.” De ander merkt op: “Je hoeft er niets voor te doen, het vormt zichzelf.” Dat lijkt me niet helemaal waar, maar het is wel de vraag of er aan de vorming van cultuurhistorisch erfgoed bewuste processen ten grondslag liggen. Dat stemt tot nadenken.
De Hoftuin is een voormalige buitenplaats in het hart van Hillegom, waarin momenteel het gemeentehuis gevestigd is. De gemeente Hillegom liet in 2012 onderzoek doen naar de historie van de hoftuin. Dit met het oog op de toekomstige herinrichting van de tuin, die als parkachtige omgeving een belangrijke plek in het dorp inneemt. RAAP combineerde hier verschillende onderzoeksmethodes. Uit de tuinhistorische analyse van RAAP kwam naar voren dat de tuin sinds de bouw van de hofstede in de Middeleeuwen maar liefst 5 fasen heeft gekend. Van verschillende fasen waren in meer of mindere mate nog structuren Een sterk punt in de aanpak van in de tuinaanleg terug te vinden. RAAP is dat meerdere disciplines en Daarnaast is een geofysisch technieken gecombineerd worden, onderzoek verricht, waarbij met om zo een integraal advies te elektrische weerstandsmetingen kunnen geven. structuren in de ondergrond ‘gemeten’ zijn. De metingen brachten niet alleen de exacte ligging van de grotendeels gedempte omgrachting, de Hofsloot, in beeld, maar ook de ligging van enkele verdwenen bijgebouwen. Met deze resultaten kon RAAP advies geven over de vormgeving van het nieuwe tuin- en parkontwerp in de context van het omliggende dorp, over de kwetsbare archeologische resten in de ondergrond van de Hoftuin en over eventueel vervolgonderzoek. Het gemeentebestuur kan hiermee een afweging maken over volgende stappen en beschikt over een gedegen cultuurhistorische basis voor het ontwerp van het herinrichtingsplan.
De Hoftuin in Hillegom
De resten van kasteel Zuilichem (foto: K. Pijl)
Een (pijnlijk) voorbeeld uit de eigen praktijk, maar wel een mooi verhaal. Langs de Waal stond in de 17e eeuw het kasteel waar Constantijn Huygens (hij behoeft geen introductie) woonde. De plek was goed gekozen, al vele eeuwen eerder werd op deze plek tol geheven op schepen die over het water passeerden. Door werkzaamheden aan de dijk moest het kasteel echter landinwaarts verplaatst worden, hetgeen uiteindelijk in 1764 tot afbraak leidde. Een ruïne resteerde. De geschiedenis herhaalt zich en na de ‘watersnoodramp’ van 1995 werd besloten de dijk (weer) te versterken. Zoals foto’s tonen, kruisen de kasteelmuren precies daar waar nu de weg op de dijk ligt. De vraag aan mij was te onderzoeken of er onder het wegdek, in het dijklichaam, nog een kasteeltoren bewaard zou zijn gebleven. Dat leek mij uitermate onwaarschijnlijk, zeker gezien het feit dat de nu opmetselde muren beduidend hoger liggen dan het resterende fundament. Je breekt geen kasteel af om een toren te laten staan en daar een dijk omheen te boetseren. Je breekt die toren af en gebruikt de bakstenen, zo leek me. Maar ja, toch moest ik dat onderzoeken. Omdat het voorgestelde geofysisch onderzoek in zo’n talud volstrekt zinloos bleek, moest ik een list verzinnen. Daar ben ik goed in, dus ik ben gaan uitmeten waar ik de toren kon verwachten en heb vervolgens horizontaal enkele boringen gezet. Zo’n kasteeltoren is amper te missen, zou je denken. Ik vond helemaal niks, nog geen baksteenspikkel en ik rapporteerde dit dan ook. Enkele weken later stond er op pagina twee van de NRC een foto van een in een dijk aangetroffen toren met muren van bijna een meter dikte, de kasteeltoren van waaruit Huygens zijn dichtersblik over het landschap liet gaan. Je moet door de zure appel heen, dus ben ik gaan kijken hoe dit mogelijk was, want één ding was zeker, ik had dwars door die toren geboord. Het bleek heel simpel: torens hebben ramen. Met feilloze trefzekerheid had ik die gevonden, daarmee een volgende ‘laag’ toevoegend aan een complex cultuurhistorisch verhaal over een rivier, een dijk, een kasteel, een bewoner en een archeoloog… Ivar Schute Senior projectleider bij RAAP
Nieuwe plannen, oude inspiratiebronnen Dagelijks worden er in Nederland gebieden opnieuw ingericht terwijl zich daar cultuurhistorische waarden bevinden. Ondergrondse, maar ook bovengrondse structuren: een voormalig kerkenpad, een structuur van houtsingels of een kolk langs een dijk. Je kunt dat zien als last en belemmering voor de plannen, maar ook als een inspiratiebron en een kans om het Cultuurhistorische waarden ontwerp aantrekkelijker te maken. Meer en kunnen een inspirerend meer verwerken landschapsarchitecten, uitgangspunt zijn voor de planologen en stedenbouwkundigen ruimtelijke inrichting bestaande cultuurhistorische waarden in hun ontwerpen. Niet alleen ontwerpers, ook gemeentebesturen en projectontwikkelaars zien steeds vaker mogelijkheden om het erfgoed zichtbaar en beleefbaar te maken, om omwonenden bij het erfgoed te betrekken en het toeristischrecreatief te ontsluiten. Dat zorgt voor draagvlak en kan een aanjager zijn voor de economie van een gemeente. Zo hebben diverse archeologische vondsten of cultuurhistorische studies van RAAP al geleid tot een reconstructie, kunstwerk of andere vorm van verbeelding van erfgoed. Ter inspiratie enkele voorbeelden: Ontwerp voor het zichtbaar maken van het verdwenen Fort Frederik Hendrik in Breskens in de nieuwe waterkering langs de Schelde (i.s.m. Parklaan Landschapsarchitecten). Input voor de wandelroute Expeditie Archeo langs cultuurhistorische relicten op het terrein van de Floriade 2012 in Venlo (i.s.m. Ontwerpbureau Kinkorn).
Inrichtingsplan voor de verbeelding van het Romeinse castellum Fectio bij Bunnik (i.s.m. Parklaan Landschapsarchitecten).
COLOFON RAAP Nieuwsbrief 2013-2, november 2013 De RAAP Nieuwsbrief is een uitgave van RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. RAAP is een zelfstandig en onafhankelijk adviesbureau voor archeologische monumentenzorg en integrale cultuurhistorie. Aan dit nummer werkten mee: Reinier Ellenkamp, Luuk Keunen, Ruurd Kok, Jan Roymans, Ivar Schute, Steven van der Veen, Marten Verbruggen en Nico Willemse. Fotografie en cartografie: RAAP (tenzij anders vermeld). Vormgeving: Olav Odé. Eindredactie: Caroline Hom Aanmelden voor de nieuwsbrief of afmelden: stuur een e-mail naar
[email protected]
RAAP Regio Noord-Nederland (Fr, Gr, Dr) De Kiel 11, 9206 BG Drachten T 0512-589140 | E
[email protected]
Muntmedaillons langs de Vlootbeek bij Montfort geïnspireerd op de vondst van een Romeinse muntschat (i.s.m. Waterschap Roer en Overmaas, Limburgs Landschap gemeente Roerdalen en lokale heemkundekring). Archeokunstwerk van Cornel Bierens in parkeergarage Het Loo in Doetinchem, geïnspireerd op de vondst van zakheiligebeeldje (inspiratieboek gemaakt voor gemeente Doetinchem).
Bijlenkunstwerk van Huub de Kort in de Kleine Beerze bij Hoogeloon geïnspireerd op de vondst van 10 Bronstijdbijlen (initiatief samen met diverse locale stichtingen en Mooi Brabant). Initiatief voor de reconstructie van een Romeinse brug over de Tungelroyse beek in Stramproy na de vondst van brugpalen (i.s.m. locale vrijwilligers en het bedrijfsleven).
Landschapsmarker van een Jagerverzamelaar langs het Beleven in Reusel als vervolg op een natuurontwikkelingsproject (i.s.m. Werkgroep Erfgoed Landschap Kempen, Brabants Landschap en gemeente Reusel).
RAAP Hoofdkantoor Leeuwenveldseweg 5b, 1382 LV Weesp T 0294-491500 | E
[email protected]
RAAP Regio Oost-Nederland (Gld, Ov) Pollaan 48 E-F, 7202 BX Zutphen T 0575-567876 | E
[email protected] RAAP Regio Zuid-Nederland (Li, N-Br) De Savornin Lohmanstraat 11, 6004 AM Weert T 0495-513555 | E
[email protected] RAAP Regio West-Nederland (N-Hl, Z-Hl, Zld, Fl, Ut) Le Pooleweg 5, 2314 XT Leiden T 071-5768118 | E
[email protected] RAAP Vlaanderen Postbus 1063, 2300 Turnhout, België T (+32) 0468-128670 | E
[email protected] www.raap.be
www.raap.nl
www.raap.be
@RAAPerfgoed RAAP Archeologisch Adviesbureau