Euro-Express Treincharter BV
Veiligheidsbeheersysteem Deel B – Nederland (NL)
Bedrijfsintern handboek Jaardienst 2014
Documentkenmerk: Versienummer
EETC – VBS – I – 303 2.0.
Geldig m.i.v.: Geldig t/m:
15.12.2013 13.12.2014
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
© Alle rechten voorbehouden. Het is niet toegestaan dit document, geheel of gedeeltelijk, te vermenigvuldigen of te distribueren zonder schriftelijke toestemming van Euro-Express Treincharter BV Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
2
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
Verdeling Alle personeel van Euro-Express Treincharter. Overzicht van verschenen versies Versie
Datum
Opgesteld
Gecontroleerd
Vrijgegeven
1.0.
30.05.2013
M. Tom
H. Schneider
L.G. de Haas
2.0.
21.11.2013
M. Tom
H. Schneider
L.G. de Haas
Wijziginshistorie Versie
Datum
Gewijzigd
Wijziging
2.0.
21.11.2013
5.6.
Hoofdstuk verwijderd, informatie staat nu in 5.7.
2.0.
21.11.2013
6.2.
Tekst aangepast: dienstregeling wordt verstrekt door Standortdispo
2.0.
21.11.2013
6.4.
Verstrekking Internationaal Wagenrapport ingevoegd
2.0.
21.11.2013
6.5.
Tekst ingevoegd: de machinist controleert a.d.h.v. bijlage 5 of de maximum snelheid moet worden aangepast
2.0.
21.11.2013
7.5.
Beschrijving van het vertrekproces: kolom assistent-treinmanager ingevoegd in vertrekprocedure
2.0.
21.11.2013
Bijlage 5
Tabel rempercentages om maximale snelheid vast te stellen
Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
3
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
Bijgewerkte wijzigingsbladen Nr
Datum
Bijgewerkt door
Paraaf
Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
4
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
Inhoud bedrijfsintern handboek 1.
Inleiding............................................................................................ 8
2.
Veiligheidsbeleid ............................................................................. 10
3.
Algemene procedures en voorschriften ............................................ 12
4.
5.
3.1
Toepassing handboek............................................................. 12
3.2
Personeelcategorieën ............................................................. 12
3.3
Ziek en beter melden .............................................................. 12
3.4
Discriminatie, agressie, seksueel geweld, intimidatie ............... 13
3.5
Alcohol en drugs..................................................................... 13
3.6
Roken .................................................................................... 13
3.7
Incidenten, ongevallen en afwijkingen melden ......................... 14
3.8
Persoonlijke uitrusting............................................................. 15
3.9
Veiligheid in en rond het spoor ................................................ 16
3.10
Veiligheidsvoorschriften bij het rangeren ................................. 18
Personeel ....................................................................................... 21 4.1
Vakinhoudelijke leiding ........................................................... 21
4.2
Materieelkennis ...................................................................... 21
4.3
Wegkennis ............................................................................. 22
4.4
Grensbaanvakken .................................................................. 23
4.5
Herinstructie ........................................................................... 23
Materieel ........................................................................................ 24 5.1
Controles bij aanvang en einde dienst ..................................... 24
5.2
Schoon houden ...................................................................... 24
5.3
Materieelagenda ..................................................................... 24
5.4
Bijzondere voorschriften E-locomotieven 1200......................... 25
5.5
Bijzondere voorschriften DH-locomotieven 6000 ...................... 25
5.6
Inzet G2000 en G1206 als losse locomotief ............................. 26
5.7
Storingen ............................................................................... 26
5.8
ATB-storingen ........................................................................ 27
5.9
Veiligheidsstoringen................................................................ 28 Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
5
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
6.
7.
8.
Voorschriften voor de dienstuitvoering ............................................. 30 6.1
Operationele plannen ............................................................. 30
6.2
Dienstopdracht van de machinist............................................. 30
6.3
In dienst melden ..................................................................... 30
6.4
Dienstregeling en internationaal wagenrapport ........................ 30
6.5
Snelheden aanpassen ............................................................ 31
6.6
TSB- week- en dagpublicaties ................................................. 32
6.7
Lokale bedrijfsregels ............................................................... 33
6.8
Vertrekprocedure.................................................................... 33
6.9
Gebruik indirecte rem.............................................................. 34
6.10
Gebruik communicatiemiddelen tijdens de rit ........................... 34
6.11
Af- en aanmelden GSM-R bij passeren staatsgrens ................. 34
6.12
Procedure verder rijden na ingreep dodemaninstallatie ............ 35
6.13
Toegang tot de machinistencabine .......................................... 35
6.14
Tot stilstand brengen treinen ................................................... 36
6.15
Aflossing rijdend personeel ..................................................... 36
6.16
Rangeren ............................................................................... 36
Personentreinen vervoeren ............................................................. 37 7.1
Verantwoordelijkheden ........................................................... 37
7.2
Gezagsverhouding boordpersoneel ......................................... 37
7.3
Gereedmaken voor vertrek...................................................... 37
7.4
Samenstellen van treinen........................................................ 38
7.5
Beschrijving van het vertrekproces .......................................... 39
7.6
Calamiteiten en onregelmatigheden ........................................ 44
7.7
Maatregelen bij brand in tunnels voor de machinist .................. 45
Calamiteitenprocedures .................................................................. 49 8.1
Calamiteitenorganisatie .......................................................... 49
8.2
Calamiteitenregeling ............................................................... 49
8.3
Melden van een calamiteit ...................................................... 50
8.4
Opvolgen van een melding door de Standortdispo ................... 50 Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
6
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
8.5
Vervolgacties Standortdispo.................................................... 51
8.6
Vervolgacties wachtdienst ....................................................... 51
8.7
Vervangend vervoer, overnachting .......................................... 52
Bijlagen 1: 2: 3: 4: 5:
Bedrijfs- en contactgegevens Afkortingen Samenvatting van het veiligheidsbeheersysteem deel A Veiligheidstaken van de treinmanager Tabel voor het aanpassen van de maximale snelheid aan het beschikbare rempercentage
Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
7
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
1.
Inleiding
Alle bedrijfsinterne regelingen die u moet kennen om uw werk bij EuroExpress Treincharter goed te kunnen doen, zijn ondergebracht in dit Handboek. Dit Handboek moet worden bezien in samenhang met het Handboek Vervoersproces van de Vereniging voor Spoorwegregelgeving en – Documentatie (VSD) en ons veiligheidsbeheersysteem. Het Bedrijfsintern Handboek gaat er van uit dat het personeel over voldoende vakmanschap beschikt om een groot aantal werkzaamheden zelfstandig uit te voeren. Toch is het Handboek in een aantal gevallen zo opgesteld, dat het specifiek voorschrijft hoe er gehandeld moet worden, bijvoorbeeld omdat wetgeving, spoorwegveiligheid of interne voorschriften dit vereisen. Als ergens niet is voorgeschreven hoe te handelen, dan moet worden gehandeld op basis van vakmanschap. Uitgangspunten bij dit Handboek Dit Handboek is onderdeel van het veiligheidsbeheersysteem (VBS). De procedures en processen van het veiligheidsbeheersysteem zijn, waar dit voor het personeel relevant is, vertaald in instructies en voorschriften. Het Handboek geldt voor alle personeel van Euro-Express Treincharter. Het geldt ook voor ingehuurd personeel van andere spoorwegondernemingen, personeelstellers of andere bedrijven. Het Bedrijfsinterne Handboek wordt ook gebruikt bij de instructies voor de specifieke, taak- en bedrijfsgebonden kennis en bekwaamheid voor veiligheidsfuncties volgens het Besluit spoorwegpersoneel 2011. Versiebeheer Tijdelijke wijzigingen worden aan het personeel kenbaar gemaakt met een wijzigingsblad. De bezitter van het Handboek tekent ontvangen en gelezen wijzigingsbladen aan op het Overzicht wijzigingsbladen (blz. 2).
Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
8
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
Jaarlijks, bij wijziging van de dienstregeling, verschijnt een nieuwe versie van dit Handboek, onder vermelding van een ingangsdatum. Per die datum vervalt de voorgaande versie, inclusief de uitgegeven wijzigingsbladen.
Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
9
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
2.
Veiligheidsbeleid
Het veiligheidsbeleid van Euro-Express Treincharter is van essentieel belang voor de wijze waarop wij werken. Wij verbinden ons er toe met ons beleid systematisch bij te dragen aan het op peil houden en voortdurend verbeteren van het niveau van de veiligheid voor mensen, materieel en omgeving. Wij willen voortdurend bijdragen aan het voorkomen van ongevallen, aan het beheersen van risico’s en meewerken aan ontwikkelingen die de veiligheid bevorderen. Wij stellen de zorg voor veiligheid in onze bedrijfsvoering voorop, wat met zich mee brengt dat wij voortdurend streven naar het adequaat terugdringen en beheersen van de veiligheidsrisico’s, die onze bedrijfsactiviteiten met zich mee brengen. Wij voeren ons beleid door met respect voor de wet- en regelgeving die op ons bedrijf van toepassing is. Wij willen schade en verliezen, die het gevolg kunnen zijn van handelingen binnen ons bedrijf, voorkomen. Dit gaat niet vanzelf. Medewerkers voelen zich betrokken bij de veiligheid van onze klanten, medewerkers, materieel en de omgeving waarin wij werken. Leidinggevenden in ons bedrijf vervullen daarin bij uitstek een voorbeeldrol. De directie rekent het tot haar taak op alle momenten te voorzien in de middelen die nodig zijn om ons veiligheidsbeleid in de praktijk te brengen. Een actieve benadering draagt bij aan het effectief onderkennen, voorkomen en beheersen van risico’s. Risicobeheersing is het fundament onder onze organisatie. Door het vaststellen van veiligheidsdoelstellingen verbinden wij ons aan het uitvoeren, monitoren en verbeteren van onze veiligheidsprestaties. Met duidelijk afgebakende taken en verantwoordelijkheden is iedereen binnen onze organisatie aanspreekbaar op het zo veilig mogelijk uitvoeren van onze veiligheidskritische activiteiten. Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
10
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
Een gezonde en veilige bedrijfsvoering kunnen we alleen bereiken door intensieve samenwerking met elkaar. Daartoe is ook te rekenen dat de directie voortdurend zal toezien op de toepassing van de tot het veiligheidsmanagementsysteem behorende procedures, instructies en werkwijzen door middel van audits, inspecties, werkplekbezoeken, opleiding en vakinhoudelijke leiding. Door medewerkers in deze processen te betrekken, wordt het belang van samenwerking verder benadrukt. Het management en alle medewerkers van ons bedrijf zijn samen verantwoordelijk voor de uitvoering van ons veiligheidsbeleid. Het management zal in de plannen voorzien in middelen om onze doelstellingen te behalen. Het management evalueert regelmatig de stand van zaken om te waarborgen dat we doen wat we beloven. Leo Weeber Algemeen directeur
Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
11
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
3.
Algemene procedures en voorschriften
3.1
Toepassing handboek
Alle medewerkers moeten dit handboek tijdens de dienst bij zich hebben en de hierin vermelde voorschriften en instructies hanteren bij het uitvoeren van de werkzaamheden.
3.2
Personeelcategorieën
Het personeel van Euro-Express Treincharter is ingedeeld in vier categorieën. PC 1
Leidinggevenden, betrokken bij de bedrijfsvoering
PC 2
Planners, Standortdispo’s
PC 3
Machinisten, rangeerders
PC 4
Wagencontroleurs
De verdelers van documentatie zijn ingericht naar deze categorieën.
3.3
Ziek en beter melden
Als u ziek bent, dan moet u er voor zorgen dat u zo spoedig mogelijk ziek wordt gemeld bij uw leidinggevende. Geef altijd de aard van de ziekte en de vermoedelijke verzuimduur aan. Als de bedrijfsarts u weer arbeidsgeschikt verklaart, dan meldt u dit direct aan uw leidinggevende. Het is verboden werkzaamheden te verrichten als u door een andere werkgever – al dan niet tijdelijk – ongeschikt of niet bevoegd bent verklaard. U moet alle omstandigheden en afspraken bij andere werkgevers, die van invloed kunnen zijn op uw functioneren, aan uw leidinggevende melden. Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
12
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
3.4
Discriminatie, agressie, seksueel geweld, intimidatie
Iedereen heeft recht op een goede werkplek die hoort bij een menswaardig bestaan. Maatschappelijk niet geaccepteerd gedrag naar andere personen in de vorm van discriminatie (op welke grond dan ook), agressie en geweld (psychisch of fysiek), pesten of seksuele intimidatie (in welke vorm of naar welke sekse dan ook) is niet toelaatbaar.
3.5
Alcohol en drugs
Euro-Express Treincharter verbiedt het gebruik en het onder invloed verkeren van alcohol en drugs voorafgaande aan en tijdens het werk. Onder werk verstaan wij het moment dat de medewerker zijn verblijfsplaats verlaat en daar na zijn werkzaamheden weer terug komt, met dien verstande dat de reis van en naar de verblijfsplaats direct aansluitend aan de werkperiode ligt. Het tijdens en voorafgaand aan het werk onder invloed van alcohol of drugs verkeren heeft verwijdering van de werkplek en het intrekken van de bevoegdheden tot gevolg.
3.6
Roken
Het roken in bedrijfsruimten, inclusief de cabines van locomotieven, is niet toegestaan. Op andere locaties, zoals spooremplacementen, terminals e.d, houdt u zich aan de daar geldende voorschriften. Het is verboden te roken in de omgeving van wagens die geladen zijn met gevaarlijke goederen.
Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
13
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
3.7
Incidenten, ongevallen en afwijkingen melden
Melden Alle ongevallen, bijna-ongevallen en incidenten moeten worden gemeld, ongeacht wat het gevolg ervan is. De meldingsprocedure is beschreven in dit Handboek. Als u betrokken raakt bij zo’n bijzonder voorval, dan meldt u dit onmiddellijk aan uw leidinggevende. Onderzoeken EETC onderzoekt elk gerapporteerd (bijna-) ongeval, incident of afwijking. In dit onderzoek speelt uw mening over de omstandigheden die tot de gebeurtenis hebben geleid, een belangrijke rol. Meld daarom zo volledig mogelijk en schrijf de bijzonderheden op of maak foto’s, zodat u de details niet vergeet. Verzuim door ongevallen Verzuim door een ongeval proberen we zoveel mogelijk te voorkomen. Bij een mogelijk verzuim door een arbeidsongeval, zal er conform de Wet Poortwachter contact met u opgenomen worden om na te gaan welke werkzaamheden u nog kunt verrichten. U krijgt dan tijdelijk vervangend werk aangeboden.
Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
14
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
3.8
Persoonlijke uitrusting
Algemeen (PBM’s en veiligheidskleding) Medewerkers gebruiken tijdens de dienst hun persoonlijke uitrusting en beschermingsmiddelen (PBM). Machinist veiligheidsschoenen, halfhoog, klasse S3 (of ISO 20345) waarschuwingsvest of –jas, volgens NEN 471, kleur geel stootpet beschermingshandschoenen actuele registratie weg- en materieelbekendheid Europese machinistenvergunning aanvullend bevoegdheidsbewijs van EETC Rangeerder veiligheidsschoenen, halfhoog, klasse S3 (of ISO 20345) waarschuwingsvest of –jas, volgens NEN 471, kleur geel veiligheidshelm beschermingshandschoenen bedrijfspas Technisch controleur veiligheidsschoenen, halfhoog, klasse S3 (of ISO 20345) waarschuwingsvest of –jas, volgens NEN 471, kleur geel stootpet of veiligheidshelm beschermingshandschoenen Overige functionarissen veiligheidsschoenen, halfhoog, klasse S3 (of ISO 20345) waarschuwingsvest of –jas, volgens NEN 471, kleur geel veiligheidshandschoenen en veiligheidshelm naar behoefte
Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
15
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
3.9
Veiligheid in en rond het spoor
Toegang tot het spoor U mag zich uitsluitend in of nabij het spoor begeven als dat voor de dienstuitvoering nodig is. U moet beschikken over: een geldig legitimatiebewijs een aanvullend bevoegdheidsbewijs (machinisten) een bedrijfspas (overige functies) waarschuwingskleding en veiligheidsschoenen Eén van de voorwaarden voor het verkrijgen van een bedrijfspas is het beschikken over het certificaat ‘toegang tot het spoor’ van RailAlert. Waarschuwingskleding U draagt waarschuwingskleding: op spoorwegterrein dat niet voor publiek toegankelijk is in of nabij het profiel van vrije ruimte (PVR) U hoeft waarschuwingskleding niet te dragen op perrons. Onder gele waarschuwingskleding draagt u geen rode of oranje kleding. Sporen oversteken Voor het oversteken van sporen maakt u gebruik van tunnels, bruggen of overpaden. Als dit niet mogelijk is, dan moeten aangelegde bevloeringen worden gebruikt. Als er geen voorzieningen om over te steken zijn aangebracht, dan moeten de volgende regels in acht worden genomen: sporen altijd haaks oversteken steek nooit over in wissels stap niet op dwarsliggers stap niet op de koppen van spoorstaven houdt tenminste 5 meter ruimte bij oversteken voor of achter wagens steek bij locomotieven of treinstellen over op een plaats waar de machinist en uzelf elkaar kunnen zien
Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
16
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
Bovenleiding U blijft tenminste 1,50 meter bij de bovenleiding vandaan, zolang u niet de zekerheid heeft dat deze is geaard. Voertuigverlichting In of nabij in dienst gesteld spoor mag geen voertuigverlichting van wegvoertuigen worden gevoerd. Werkzaamheden in of nabij het PVR uitvoeren Als u werkzaamheden in of nabij het PVR uitvoert, dan bent u voortdurend alert op uw eigen veiligheid en die van anderen. Werk rustig en beheerst en laat u niet afleiden of leiden door tijdsdruk. Kijk voortdurend om u heen of u trein- en rangeerbewegingen ziet naderen die bij u in de buurt kunnen komen. Overtuig u er van dat u op een veilige plaats staat of loopt. Als dit niet het geval is, bepaal dan een veilige wijkplaats die u onmiddellijk op een veilige manier kunt bereiken. Loop nooit over kabelkokers. Deze kunnen ongemerkt binnen het profiel van sporen lopen. Naderende treinen Als u langs het spoor loopt en een waarschuwingssignaal van een naderende trein hoort of als u deze ziet naderen, dan geeft u aan de machinist d.m.v. hand opsteken aan dat u de trein heeft opgemerkt.
Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
17
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
3.10
Veiligheidsvoorschriften bij het rangeren
Rangeren behoort tot de activiteiten waar de meeste en de grootste risico’s spelen. De kans op ernstig letsel is bij rangeren het grootst. Algemene voorschriften Rangeerders houden, in aanvulling op de algemene veiligheidsvoorschriften rekening met de volgende regels: u komt alléén binnen het PVR als het écht nodig is. U let daarbij op het profiel van uw eigen en andere rangeerdelen; u let altijd op het nevenspoor, óók als dit buiten dienst is; als er rijtuigen wagens worden geduwd, loopt u naast en nooit voor het rangeerdeel; u houdt voldoende afstand tot de bovenleiding (trapjes op rijtuigen en wagens, huiven op locomotieven); u bent extra alert bij lawaai of slecht weer: veel informatie uit geluidssignalen gaat verloren; u draagt géén losse of ruime kleding. De kans op haken is groot! U draagt altijd de voorgeschreven veiligheidskleding en beschermingsmiddelen! Snelheid begeleide rangeerbeweging De snelheid van een begeleide rangeerbeweging mag - zowel bij een geduwde als een getrokken beweging - ten hoogste 5 km/u bedragen, tenzij: de begeleidende rangeerder beschikt over een beveiligde werkplek (inclusief beveiligd bordes en reling) of: de begeleidende rangeerder zich in de cabine bij de machinist bevindt. Getrokken rangeren Op de locaties waar dit logistiek haalbaar is moet zoveel mogelijk getrokken worden gerangeerd. Waar dit niet mogelijk is mag onder voorwaarden geduwd worden gerangeerd.
Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
18
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
Geduwd rangeren De maximale snelheid van een geduwde begeleide rangeerbeweging is 5 km/u, tenzij de begeleidende rangeerder over een beveiligde werkplek beschikt (inclusief bordes en reling): de maximale snelheid bedraagt dan 10 km/u.. De begeleidende rangeerder begeleidt het rangeerdeel altijd aan de voorzijde, zodanig dat het rangeerdeel voor elk obstakel kan worden gestopt. Bij nadering van een obstakel waarvoor moet worden gestopt, neemt de rangeerder een ruimte van 5 meter in acht om te voorkomen dat het rangeerdeel alsnog in aanraking komt met het obstakel. Eenmansbediening Het is verboden met behulp van radiobesturing rangeerdelen in beweging te brengen waarop men zichzelf bevindt. De snelheidsbeperking van 10 km/u geldt niet voor rangeerbewegingen, die worden uitgevoerd door één persoon met behulp van een radiografisch bestuurde locomotief, die zich niet zelf op het rangeerdeel bevindt, tenzij andere regels deze begrenzing wel opleggen. Op- en afstappen Op- en afstappen van materieel dat niet stil staat is verboden. Koppelen Het zogenaamd “rijdend koppelen’ is verboden. Het tussen de buffers komen voor het aan- en afkoppelen van voertuigen mag alleen als: het materieel stil staat en niet in beweging kan komen en; de rangeerder zeker is dat de machinist het rangeerdeel niet voortijdig in beweging zal stellen. Doorverbinden treinverwarmingskabel Het is verboden om de treinverwarmingskabel doorverbonden te hebben tussen de locomotief en rijtuigen: tijdens het rangeren; tussen de aankomst en vertrekperrons (C-sporen) en het rangeeremplacement (300-sporen) aan de oostzijde van de Watergraafsmeer. Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
19
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
Dit betekent dat tijdens het rangeren en overbrengen van de rangeerdelen van en naar de schoonmaakperrons er nooit hoogspanning mag staan op de treinverwarmingskabel. Alleen langs het schoonmaakperron C 1 t/m C15 mag de verwarmingskabel doorverbonden of los gemaakt worden. Op de C-sporen gelden de regels uit het handboek machinist: stuurstroomsleutel van ALLE locomotieven (óók die in opzending) die met de trein verbonden zijn, zijn in bezit van de machinist
Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
20
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
4.
Personeel
4.1
Vakinhoudelijke leiding
Personeel in veiligheidsfuncties wordt tijdens de dienstuitvoering regelmatig begeleid door de vakinhoudelijk leidinggevende. Dit geldt zowel voor het eigen personeel als voor van andere ondernemingen ingehuurd personeel. Van de vakinhoudelijke begeleiding wordt een verslag gemaakt, dat door de vakinhoudelijk leidinggevende wordt bewaard.
4.2
Materieelkennis
Machinisten, die dienst gaan doen op het materieel van Euro-Express Treincharter, moeten beschikken over een certificaat waaruit de verkregen bevoegdheid blijkt. De vakinhoudelijk leidinggevende kan besluiten een aanvullende instructie of herinstructie op het materieel te laten uitvoeren, voordat de machinist op het materieel dienst mag doen. Machinisten houden rekening met de specifieke bepalingen van EuroExpress Treincharter voor het materieel (zie hoofdstuk 5).
Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
21
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
4.3
Wegkennis
Wegleren Machinisten, die gaan wegleren, ontvangen van de vakinhoudelijk leidinggevende: een wegleeropdracht informatie over de te leren route Het wegleren bestaat uit: het bestuderen van de verkregen informatie (wegwijzers, schema’s, instructies, voorwaarden en beperkingen, lokale bedrijfsregels, etc.) het meerijden met een ervaren machinist op de route Wegleren met treinen van een andere spoorwegonderneming Als het wegleren moet plaats vinden door gebruik te maken van treinen van een andere spoorwegonderneming, dan wordt rekening gehouden met de met deze spoorwegonderneming gemaakte afspraken. De vakinhoudelijk leidinggevende instrueert de machinist hierover. Wegexamen De machinist doet wegexamen bij de vakinhoudelijk leidinggevende. De vakinhoudelijk leidinggevende registreert het resultaat van het wegexamen in de inzetbaarheidregistratie. Overzicht wegkennis machinist bijhouden De machinist: houdt de bereden routes bij op het formulier Registratie wegkennis (EECT – VBS – F – 409) levert dit formulier in januari en juli van ieder jaar in bij de vakinhoudelijke leidinggevende heeft het formulier tijdens de dienst bij zich en kan dit op verzoek tonen aan inspecteurs van de Inspectie Leefomgeving en Transport
Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
22
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
4.4
Grensbaanvakken
Machinisten, die dienst doen op grensbaanvakken Nederland – Duitsland beschikken over een bevoegdheidsbewijs van Euro-Express Treincharter, waarop de aantekening voor het grensbaanvak is vermeld.
4.5
Herinstructie
Veiligheidsfuncties Personeel in veiligheidsfuncties ontvangt herinstructie, die door of namens de vakinhoudelijk leidinggevende wordt aangeboden. Herinstructie vindt plaats in de volgende frequenties. Herinstructie machinist (bijv. ELVW)
jaarlijks
Herinstructie technisch controleur
jaarlijks
Materieel
1 x per 3 jaar
Infrastructuur
1 x per 3 jaar
Grensbaanvakken (NL – D)
jaarlijks
Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
23
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
5.
Materieel
5.1
Controles bij aanvang en einde dienst
Machinisten voeren controles aan het materieel uit bij aanvang en einde van de dienst. Deze controles zijn beschreven in de bedieningsvoorschriften van het materieel.
5.2
Schoon houden
Bij het verlaten van de locomotieven moeten de cabines worden opgeruimd en schoon worden achtergelaten voor de volgende gebruiker.
5.3
Materieelagenda
De machinist vermeld in de materieelagenda: de verrichtte controles bijzonderheden en storingen De machinist tekent de materieelagenda af voor het verlaten van de locomotief.
Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
24
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
5.4
Bijzondere voorschriften E-locomotieven 1200
Inzet op de baanvakken Gouda – Alphen a/d Rijn en Woerden – Alphen a/d Rijn is niet toegestaan. Multiple bedrijf is niet toegestaan: maximaal één trekkende locomotief per trein. Zand strooien is verboden bij het berijden van wissels en moet worden beperkt bij het berijden geïsoleerde emplacementsporen en de aankondigingsweg van een overweg. De locomotief mag niet worden ingezet op de Betuweroute tracé A15, de Havenspoorlijn en de HSL-Zuid.
5.5
Bijzondere voorschriften DH-locomotieven 6000
Toegelaten op emplacementen in Nederland Maximum snelheid op eigen kracht 32 km/u. Maximum snelheid in opzending 60 km/u.
Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
25
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
5.6
Inzet G2000 en G1206 als losse locomotief
Locomotieven van het type G2000 mogen alleen ingezet worden in een trein van in totaal tenminste 8 assen. Als het onoverkomelijk is dat gerangeerd moet worden met een losse locomotief van dit type, dan moet de treindienstleider vooraf geïnformeerd worden dat het een rangeerbeweging met een niet-detecterend voertuig betreft.
5.7
Storingen
Melden van storingen De machinist meldt storingen aan materieel aan de locatiemanager. Bij veiligheidsstoringen informeert de locatiemanager altijd de operationele wachtdienst. Storingen aan eigen locomotieven De locatiemanager regelt in samenspraak met de materieelmanager het herstel van de storing. Locomotieven in lease of gehuurd van derden De locatiemanager regelt in samenspraak met de contactpersoon of helpdesk van de verhuurder het herstel van de storing. Storingen aan eigen rijtuigen De locatiemanager regelt in samenspraak met de materieelmanager het herstel van de storing. Storingen aan rijtuigen van derden De locatiemanager regelt in samenspraak met de contactpersoon of helpdesk van de verhuurder het herstel van de storing.
Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
26
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
5.8
ATB-storingen
Vaststellen onderscheid ATB-storingen ATB-veiligheidsstoring: de cabineseinen laten een hogere snelheid toe dan de vaste seinen langs de baan het cabinesein is ten onrechte buiten dienst (‘blauw’) de ATB-remming blijft ten onrechte uit de snelheidsmeting is defect (ATB fase 4 en ATB-NG) ATB-beschikbaarheidstoring: het cabinesein is meer restrictief dan de seinen langs de baan er treedt ten onrechte een ATB-remming op een defect in de randapparatuur De machinist stelt eerst vast om welk type storing het gaat. Melden ATB-beschikbaarheidstoring De machinist: meldt de storing aan de operationele wachtdienst vermeldt de storing in de materieelagenda met zoveel mogelijk details Melden ATB-veiligheidsstoring De machinist: treft directe maatregelen om gevaar te voorkomen meldt de storing direct aan de treindienstleider meldt de storing aan de operationele wachtdienst houdt de ATB-installatie (indien mogelijk) in bedrijf vermeldt de storing in de materieelagenda met zoveel mogelijk details Opvolgen ATB- (veiligheids-)storing De operationele wachtdienst neemt de locomotief uit de dienst; Opvolging door de wachtdienst: eigen materieel: melden aan EM gehuurd materieel: melden aan de verhuurder
Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
27
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
Tot waar rijden met ATB buiten bedrijf ATB-beschikbaarheidsstoring: Als de ATB-installatie door een beschikbaarheidsstoring buiten bedrijf moet worden gesteld, dan mag de rit worden uitgereden tot het station van bestemming. De betrokken locomotief mag daarna niet meer worden ingezet, totdat de installatie is hersteld en weer in dienst is gesteld. ATB-veiligheidsstoring: Als in de ATB-installatie een veiligheidsstoring wordt vastgesteld, dan mag de rit worden uitgereden tot het station waar de trein uit de dienst kan worden genomen. De ATB-installatie moet tijdens het afmaken van de rit indien mogelijk in bedrijf worden gelaten. Op de werking van de ATB-installatie in de cabine mag niet worden vertrouwd! De betrokken locomotief mag daarna niet meer worden ingezet, totdat de installatie is hersteld en weer in dienst is gesteld.
5.9
Veiligheidsstoringen
Definitie veiligheidsstoring Veiligheidsstoringen zijn materieelstoringen die gevaar kunnen opleveren voor: personen materieel omgeving spoorwegveiligheid
Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
28
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
Werkwijze veiligheidsstoring De machinist: treft directe maatregelen om gevaar te voorkomen laat de situatie indien mogelijk intact (bijvoorbeeld geen deuren afsluiten e.d.) meldt de storing direct aan de treindienstleider meldt de storing aan de operationele wachtdienst vermeldt de storing in de materieelagenda met zoveel mogelijk details De operationele wachtdienst: coördineert de opvolging van de veiligheidsstoring meldt de storing aan de safety manager meldt de veiligheidsstoring op een MBV aan de ILT registreert de storing in het incidentenregister Tot waar rijden met een veiligheidsstoring Materieel met een veiligheidsstoring moet, als het veilig kan worden verplaatst, uit de dienst worden genomen op het eindstation. Gedurende het afmaken van de rit moeten maatregelen worden genomen om te voorkomen dat de veiligheidsstoring gevaar kan opleveren voor personen, materieel, omgeving of spoorwegveiligheid. Als het veilig verplaatsen niet mogelijk is, dan moeten in overleg met de wachtdienst en de IB maatregelen worden genomen om het materieel veilig te verplaatsen en eventuele reizigers te evacueren.
Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
29
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
6.
Voorschriften voor de dienstuitvoering
6.1
Operationele plannen
Voor alle treindiensten van Euro-Express Treincharter zijn operationele plannen en rangeerplannen beschikbaar, waarin de trein- en rangeerdienst en de hierover gemaakte operationele afspraken zijn beschreven. Het operationele personeel heeft kennis van de inhoud van de operationele en rangeerplannen.
6.2
Dienstopdracht van de machinist
De locatiemanager voorziet de machinist van een dienstopdracht. De machinist beschikt tijdens de dienst over een geldige dienstopdracht
6.3
In dienst melden
Machinisten melden zich in dienst bij de locatiemanager. De machinist wordt door de locatie van informatie over de uit te oefenen dienst voorzien.
6.4
Dienstregeling en internationaal wagenrapport
Treinen van Euro-Express Treincharter hebben tijdens de rit aan boord: de dienstregeling het internationaal wagenrapport (IWR)
Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
30
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
Dienstregeling De dienstregeling wordt door de locatiemanager aan de machinist ter beschikking gesteld. Internationaal wagenrapport (IWR) Het internationaal wagenrapport wordt opgemaakt door de locatiemanager en aan de machinist ter beschikking gesteld. Het
IWR bevat: treinnummer datum waarop de trein rijdt de route waarop de trein rijdt aantal en nummers van de rijtuigen het aantal assen de lengte van de trein het gewicht van de trein het remgewicht van de trein het rempercentage bijzonderheden en opmerkingen
6.5
Snelheden aanpassen
De machinist controleert aan de hand van het rempercentage in de tabel in bijlage 5 of er aanleiding is de maximaal toegestane snelheid van de trein bij te stellen ten opzichte van de dienstregelingsnelheid.
Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
31
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
6.6
TSB- week- en dagpublicaties
Basisprocedure De Standortdispo voorziet de machinisten van de TSB- week- en dagpublicaties via e-mail. De machinist heeft de geldige TSB- week- en dagpublicaties tijdens de dienst bij zich. Dit mag ook in digitale vorm. Noodprocedure Als zich problemen voor doen met de ontvangst en verspreiding van de dagen weekpublicaties, dan hanteert de Standortdispo de noodprocedure. Als de publicaties niet via e-mail binnenkomen of niet kunnen worden doorgestuurd Standortdispo: verifieert bij NS Reizigers of de publicaties zijn verzonden verzoekt om de publicaties nogmaals te versturen, eventueel per fax licht de vakinhoudelijk leidinggevende in en vraagt deze de publicaties in hard copy te verspreiden De vakinhoudelijk leidinggevende: stuurt de publicaties indien mogelijk via internet (e-mail) naar de machinist of verspreid de publicaties in hard copy aan de machinisten of stuurt deze per fax aan de locatie waar de machinist zich bevindt Als de publicaties niet van NS Reizigers kunnen worden verkregen Standortdispo vraagt een collega-spoorwegonderneming om een TSB Landelijk te sturen via e-mail of fax. De vakinhoudelijk leidinggevende: stuurt de publicaties indien mogelijk via internet (e-mail) naar de machinist of verspreid de publicaties in hard copy aan de machinisten of stuurt deze per fax aan de locatie waar de machinist zich bevindt
Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
32
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
6.7
Lokale bedrijfsregels
De vakinhoudelijke leidinggevende instrueert het operationele personeel over de van toepassing zijnde lokale bedrijfsregels.
6.8
Vertrekprocedure
Voormelding van afwijkingen van de overeengekomen capaciteit Standortdispo meldt voorziene vertragingen en wijzigingen van de karakteristieken (lengte, tonnage, …) van een trein, die ertoe leiden dat de trein niet meer in het overeengekomen pad kan rijden, zo spoedig mogelijk aan de decentrale verkeersleiding. Melding van onvoorziene vertrekverhindering door de machinist De machinist informeert de treindienstleider en de Standortdispo over omstandigheden die ertoe leiden dat zijn trein niet (of niet meer) op de overeengekomen tijd kan vertrekken, zo spoedig mogelijk na de constatering van de omstandigheid. Daadwerkelijk vertrek door de machinist De machinist moet binnen drie minuten na de toestemming tot vertrekken daadwerkelijk vertrekken. Als de trein niet binnen drie minuten is vertrokken, dan mag de treindienstleider het sein herroepen. Bijzondere omstandigheden De treindienstleider mag/moet het sein terugbrengen in de stand stop (herroepen): bij gevaar in geval van bijsturing, nadat er contact is geweest met de machinist wanneer de treindienstleider er zeker van is dat er geen machinist aanwezig is op of bij de trein In het laatste geval moet een nieuwe capaciteitsvraag worden ingediend. Als de trein door onvoorziene omstandigheden niet kan vertrekken, en ProRail/Keyrail daarom vraagt, blijft de machinist op de trein. Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
33
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
6.9
Gebruik indirecte rem
Na een bedrijfsremming verhoogt de machinist de druk in de treinleiding tot 5.0 bar. De machinist wacht met het geven van tractie totdat de remmen geheel zijn gelost.
6.10
Gebruik communicatiemiddelen tijdens de rit
Algemeen De machinist gebruikt mobiele communicatiemiddelen uitsluitend: voor dienstgebruik en in dringende gevallen als dit naar zijn oordeel veilig kan gebeuren Het is verboden tijdens de rit voor privédoeleinden gebruik te maken van communicatiemiddelen. Bepalingen voor gebieden waar maximaal 40 km/u gereden wordt De machinist gebruikt geen communicatiemiddelen, anders dan voor de noodzakelijke veiligheidscommunicatie: in 40 km/u gebieden na passage van een sein dat opdraagt de snelheid tot ten hoogste 40 km/u te begrenzen Deze bepaling geldt niet als de trein stil staat.
6.11
Af- en aanmelden GSM-R bij passeren staatsgrens
Bij het passeren van de staatsgrens (gekenmerkt met het GSM-R omschakelbord nr. 338) handelt u als volgt: u meldt uw treinnummer af nadat het treinnummer succesvol is afgemeld, kiest u het net van het land dat u in rijdt nadat de netwisseling succesvol is uitgevoerd, voert u het treinnummer in na invoeren treinnummer, meldt u treinnummer aan
Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
34
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
6.12
Procedure verder rijden na ingreep dodemaninstallatie
Als een trein tot stilstand komt als gevolg van een ingreep door de dodemaninstallatie, dan handelt de machinist volgens onderstaande procedures. Als de dodemaninstallatie defect is Als de trein tot stilstand komt als gevolg van een defect in de dodemaninstallatie, dan handelt de machinist volgens het Handboek Vervoerproces. Overige gevallen In overige gevallen meldt de machinist het tot stilstand komen aan: de treindienstleider de wachtdienst De machinist mag de rit pas vervolgens na toestemming van de wachtdienst.
6.13
Toegang tot de machinistencabine
Naast de machinist (en tijdens rangeerwerkzaamheden de rangeerder) hebben alleen personen die beschikken over een geldige, door EETC verstrekte, cabinekaart toegang tot de cabines van treinen.
Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
35
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
6.14
Tot stilstand brengen treinen
Trein- en rangeerbewegingen moeten altijd met de treinrem volledig tot stilstand worden gebracht, ook na langzaam uitrollen. Het gebruik van de rangeerrem is uitsluitend toegestaan met losse locomotieven. Het laten oplopen van voertuigen (bijvoorbeeld om ontkoppelen gemakkelijker te maken) met behulp van de directe rem (rangeerrem) is bij alle trein- en rangeerbewegingen verboden. Het is verboden losse locomotieven tijdens trein- en rangeerbewegingen met een snelheid van meer van 25 km/u tot stilstand te brengen met de rangeerrem. Noodgevallen zijn van deze regel uitgezonderd.
6.15
Aflossing rijdend personeel
Het wisselen van rijdend personeel vindt alleen plaats als de trein stilstaat.
6.16
Rangeren
Geduwd rangeren Tijdens het rangeren moet het uitvoeren van geduwde bewegingen zoveel mogelijk vermeden worden. Indien mogelijk moeten bewegingen zoveel mogelijk getrokken worden uitgevoerd. Snelheid bij rangeren De maximale snelheid bij geduwd rangeren bedraagt 10 km/u. Radiolocomotief Het is verboden tijdens het uitvoeren van een door een radiolocomotief geduwde beweging op de treeplank van een voertuig te staan.
Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
36
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
7.
Personentreinen vervoeren
7.1
Verantwoordelijkheden
De treinmanager heeft de algehele leiding aan boord van de trein. De treinmanager is verantwoordelijk voor het vertrekproces en de BHVtaken aan boord.
7.2
Gezagsverhouding boordpersoneel
Alle personen in de trein staan tijdens de rit onder gezag van de treinmanager. Overig personeel aan boord, zoals stewards, begeleiders cateringpersoneel: heeft géén veiligheidstaken en is niet bevoegd interventie in het vervoersproces te plegen
7.3
of
Gereedmaken voor vertrek
Vertrekcontrole De technisch controleur verricht een vertrekcontrole aan de hand van het daarvoor bestemde protocol. Hij deelt de resultaten van de controle mee aan de vertrekkende machinist.
Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
37
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
7.4
Samenstellen van treinen
Aansluiten koppelingen Van getrokken treinen bestaande uit rijtuigen worden de volgende koppelingen aangesloten: de mechanische koppeling de treinleiding de hoofdreservoirleiding de hoogspanningleiding de UIC-kabel voor zover van toepassing (boordomroep, treintelefoon e.d.) Aansluiten hoogspanningsleiding De hoogspanningsleiding mag pas worden aangesloten als: de stroomafnemers van de locomotief zijn neergelaten en er geen hoogspanning meer op de locomotief aanwezig is en de zekerheid bestaat dat de hoogspanningsleiding van de aankomstlocomotief aan het andere einde van de trein is afgekoppeld en de rangeerder in het bezit is van de Faivelysleutel van de locomotief Afkoppelen hoogspanningsleiding De hoogspanningsleiding mag pas worden afgekoppeld als: de stroomafnemers van de locomotief zijn neergelaten en er geen hoogspanning meer op de locomotief aanwezig is en de zekerheid bestaat dat de hoogspanningsleiding van de vertrekkende locomotief aan het andere einde van de trein nog niet is aangesloten en de rangeerder in het bezit is van de Faivelysleutel van de locomotief Aan- en afkoppelen hoogspanning bij trek/trektreinen Het aan- en afkoppelen van de hoogspanningsleiding bij trek/trektreinen is pas toegestaan als de rangeerder beschikt over de Faivelysleutels van beide locomotieven.
Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
38
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
Plaats Faivelysleutels Tijdens de rit van trek/trektreinen zijn de Faivelysleutels van beide locomotieven in bezit van de machinist van de trekkende locomotief. Tijdens de rit zijn de Faivelysleutels van opzendlocomotieven in het bezit van de machinist van de trekkende locomotief. Bijzondere handelingen bij remproeven Tijdens remproeven moet rekening worden gehouden met specifieke handelingen in verband met eigenschappen van de rijtuigen, zoals de beproeving van hogedrukremmen of magneetremmen. Deze staan vermeld bij de bijzonderheden van het materieel.
7.5
Beschrijving van het vertrekproces
Uitgangspunten Getrokken reizigerstreinen, vervoerd door EETC, zijn samengesteld uit materieel met centrale deursluiting én deurvergrendeling De locomotieven van EETC beschikken niet over een meldlamp “deuren dicht”. De trein mag alleen vertrekken als het opgemaakte protocol controle reizigersmaterieel bij de machinist aanwezig is en de eventuele noodzakelijke maatregelen of voorzieningen bij gebreken zijn getroffen Beschrijving vertrekproces Uitgangspunt is een trein met één treinmanager of een treinmanager met vertrekassistent(en) en een machinist.
Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
39
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
Risicogebaseerd opstellen Als bij langere treinen naast de treinmanager assistenten aanwezig zijn, zijn er de volgende mogelijkheden om een trein goed te kunnen overzien: uitlopen: de treinmanager staat in de deur om de deuren te kunnen sluiten en de assistent loopt het perron op, zodanig dat deze de gehele trein kan overzien verspreid opstellen: de treinmanager spreekt met de assistenten af waar iedereen zich opstelt. Dit is afhankelijk van de plaatselijke situatie een combinatie van “1” en “2”: één treinmanager/assistent staat in de deur, de ander loopt het perron op om een overzicht over zijn deel van de trein te krijgen en de derde staat op een vooraf afgesproken plaats
Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
40
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
Vertrekprocedure Taak machinist
Taak treinmanager
Taak assistenttreinmanager
Opmerkingen
-
-
Tot stilstand brengen voor sein of treinlengebord
Eventueel overnemen of overdragen trein. Werkafspraken met assistenten. Opstellen langs de trein
Werkafspraken maken met de treinmanager
-
Opstellen op de afgesproken positie
-
-
Als vertreklicht niet tijdig brandt of het uitrijsein niet tijdig veilig staat, dan vraagt de treinmanager de machinist contact op te nemen met de treindienstleider.
1. Binnenkomst trein Trein tot stilstand brengen langs het perron 2. Stilstand -
3. Initiatief tot vertrek -
Initiatief nemen tot vertrek Controleren of assistent op afgesproken plaats zijn
4. Waarnemen seinen Waarnemen of het sein uit de stand stop is
Nagaan of het vertreklicht brandt of, bij het ontbreken daarvan, het uitrijsein veilig staat.
Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
41
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
5. Attentiesein Opstellen in raamopening of op perron, zichtcontact met treinmanager
Geven attentiesein.
Geven attentiesein
Stewards: aanwezig bij deuren ter aanvullende controle
6. Treindeel gereed geven voor vertrek -
Controleren of assistenten hun treindeel gereed melden
Treindeel gereed melden met hand opsteken of wit licht
-
7. Waarnemen of deuren kunnen worden gesloten -
Waarnemen of de deuren gesloten kunnen worden
Waarnemen of de deuren gesloten kunnen worden, instappen en meekijken met treinmanager
Instappen en meekijken zodanig dat de treinmanager de deuren kan sluiten en men zich kan terugtrekken voor de sluitende deur
Deuren sluiten, behalve de eigen deur
Als deur begint te sluiten terug trekken en op balkon blijven
-
-
De eigen deur van de treinmanager blijft open
8. Deuren sluiten -
9. Vertrekbevel geven Waarnemen vertrekbevel: sein ‘vertrekken’ met vertrekstaf of wit licht
Vertrekbevel geven: vertrekstaf of wit licht tonen aan machinist
Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
42
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
10. In beweging stellen van de trein De machinist controleert nogmaals of het sein het vertrek toestaat en zet de trein in beweging
Controleren of het vertrekproces veilig kan worden voortgezet
-
De treinmanager houdt de eigen deur open totdat een snelheid van 5 km/u is bereikt Bij gevaar voor mens, dier of materieel bedient de treinmanager de noodrem
Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
43
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
7.6
Calamiteiten en onregelmatigheden
Zie voor de interne calamiteitenprocedures hoofdstuk 8 Aanrijding Als een aanrijding heeft plaats gevonden met personen of wegverkeer, dan begeeft de treinmanager zich naar de plaats van het ongeval (zie taakbeschrijving van de treinmanager). Evacuatie In bepaalde gevallen kan evacuatie van personen uit de trein noodzakelijk zijn. Hierbij geldt dat: de machinist van de treindienstleider toestemming krijgt voor evacuatie de machinist aan de treinmanager toestemming geeft tot evacuatie de treinmanager leiding geeft aan de evacuatie Voor de evacuatie moeten de deuren aan de zijde die zich niet langs het nevenspoor bevinden worden gebruikt. Belangrijke aandachtspunten: let altijd op het nevenspoor let op eventuele derde rails van metrosystemen volg de aangeduide vluchtroutes in tunnels Als deze aanwezig is, moet iedereen aanwijzingen van de brandweer opvolgen. Onregelmatigheid met passagiers In dringende gevallen roept de machinist via de treindienstleider of via 112 de hulpdiensten in. Vervangend vervoer De treinmanager is in samenspraak met de operationele wachtdienst verantwoordelijk voor de organisatie van vervangend vervoer als de treinrit niet kan worden vervolgd. Afsluiten remmen Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
44
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
Als van één of meer voertuigen in de trein onderweg remmen worden afgesloten, dan past de machinist de maximale snelheid aan volgens de remtabel. Als de maximale snelheid moet worden aangepast, dan meldt de machinist dit aan: de treindienstleider en de operationele wachtdienst
7.7
Maatregelen bij brand in tunnels voor de machinist
Als u vermoedt dat u – anders dan door seingeving – in een tunnel tot stilstand gaat komen, dan meldt u dit aan de treindienstleider. U geeft deze informatie over mogelijke oorzaak en de acties die u gaat ondernemen. U meldt tenminste: uw functie en dienstnummer het treinnummer de plaats en het kilometernummer de omstandigheden in welke tunnelbuis de trein zich bevindt rijrichting lengte trein
Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
45
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
U voorkomt zoveel mogelijk dat de trein, bij brand in een tunnel of in de trein, de tunnel in rijdt of daar tot stilstand komt. Als evacuatie noodzakelijk is, zijn geschikte plaatsen om de trein tot stilstand te brengen: buiten de tunnel of bij een station in de tunnel Als u voor een tunnel een noodoproep ontvangt brengt u de trein indien mogelijk voor de tunnel tot stilstand. U meldt brand of rookontwikkeling in de tunnel of in de trein onmiddellijk aan de treindienstleider. Op basis van uw informatie neemt de treindienstleider maatregelen om: treinen de tunnel te laten verlaten en te voorkomen dat treinen de tunnel inrijden Een ingezet evacuatieproces wordt door ProRail pas afgeschaald nadat de situatie door het treinpersoneel wordt beheerst Scenario’s A Trein komt onvrijwillig tot stilstand in een tunnel Als u niet weet waarom een snelremming wordt ingezet: plaatst u een alarmoproep en meldt u de noodremming aan de treindienstleider probeert u de oorzaak van het tot stilstand komen vast te stellen. Eerste prioriteit is het uitsluiten van brand beslist u bij personenvervoer of evacuatie moet plaats vinden en overlegt u dit met de treindienstleider besluit u, als er geen sprake is van brand of als deze snel onder controle is, na overleg met de treindienstleider om o te wachten op nadere informatie of o te evacueren deelt u uw besluit mee aan de treindienstleider
Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
46
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
B Machinist krijgt alarmoproep voor de tunnel U: stopt, ook al komt de trein in de tunnel tot stilstand overlegt met de treindienstleider en besluit over o terugrijden in tegengestelde richting na toestemming en medewerking treindienstleider of o wachten tot nadere informatie beschikbaar is of o evacuatie deelt uw besluit mee aan de treindienstleider C Machinist krijgt alarmoproep in de tunnel met melding of waarneming van rook of brand in de tunnel U rijdt de tunnel uit met beperkte snelheid als: de seingeving dit toelaat en de uitgang van de tunnel waarneembaar is en dit naar uw oordeel geen gevaar oplevert Als u moet stoppen: doet u dit zoveel mogelijk in de buurt van een vluchtplaats en informeert u de treindienstleider na overleg met de treindienstleider besluit u o te wachten tot nadere informatie beschikbaar is of o te evacueren deelt u uw besluit mee aan de treindienstleider D Melding of waarneming rook of brand in eigen trein voor de tunnel U: plaatst een alarmoproep stopt indien mogelijk vóór de tunnel Lukt het niet om voor de tunnel te stoppen dan moet u na beoordeling van de situatie en na overleg met de treindienstleider besluiten tot: doorrijden (bij personentreinen de passagiers verzoeken de noodrem niet te gebruiken) of stoppen bij een vluchtplaats en evacuatie in gang zetten U deelt uw besluit mee aan de treindienstleider. Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
47
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
E Melding of waarneming rook of brand in eigen trein in de tunnel U: plaatst een alarmoproep en meldt uw waarnemingen aan de treindienstleider rijdt indien mogelijk de tunnel uit als de uitgang van de tunnel waarneembaar is en dit naar uw oordeel geen gevaar oplevert Lukt het niet om de tunnel uit te rijden dan besluit u na overleg met de treindienstleider al dan niet tot evacuatie over te gaan.
Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
48
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
8.
Calamiteitenprocedures
8.1
Calamiteitenorganisatie
Algemeen De opvolging van calamiteiten verloopt in principe volgens het Calamiteitenplan Rail van ProRail. Het interne calamiteitenplan is zo opgezet, dat het aansluit op het Calamiteitenplan Rail. In dit hoofdstuk zijn de belangrijkste operationele elementen daaruit beschreven. Calamiteitenwachtdienst De calamiteitenwachtdienst is 24 uur per dag beschikbaar en wordt door de Standortdispo ingeschakeld bij calamiteiten. Algemeen Leider (ProRail) De Algemeen Leider (AL) heeft namens ProRail de leiding ter plaatse van de calamiteit. Korps Landelijke Politiediensten (KLPD) Bij grote calamiteiten zal het KLPD worden ingeschakeld. De Officier van Dienst (OVD) kan de leiding op de plaats van de calamiteit overnemen. In het kader van onderzoek kan worden besloten de locatie van een calamiteit te ‘bevriezen’, waardoor deze ontoegankelijk is voor medewerkers. Een locatie kan ook de status van ‘plaats delict’ krijgen. Contacten met de media Medewerkers praten niet zelf met de media, maar verwijzen naar de directie.
8.2
Calamiteitenregeling
Bij het opvolgen van calamiteiten moet gebruik gemaakt worden van de Calamiteitenregeling (EETC – VBS – I – 306).
Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
49
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
8.3
Melden van een calamiteit
De machinist, die betrokken raakt bij een calamiteit, meldt dit aan: de treindienstleider de Standortdispo
8.4
Opvolgen van een melding door de Standortdispo
Informatie verzamelen De Standortdispo verzamelt bij de melding zoveel mogelijk informatie: wat is er gebeurd? wie zijn er bij betrokken? waar is het gebeurd? wanneer is het gebeurd? hoe is het gebeurd? Wanneer is er sprake van een calamiteit? Er is sprake van een calamiteit als er sprake is van: een ongeval of bijna-ongeval (botsing, brand, ontsporing) gewonden en/of dodelijke slachtoffers een situatie waarbij schade aan materieel of milieu kan ontstaan een gevaarlijke situatie, die is ontstaan of wordt gemeld gevaarlijke stoffen, die vrijgekomen zijn of vrij kunnen komen een niet-technische passage van een stop tonend sein Wachtdienst en belanghebbenden informeren De Standortdispo informeert de wachtdienst over de calamiteit. De Standortdispo informeert Leitstelle van DB Autozug wanneer van toepassing.
Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
50
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
8.5
Vervolgacties Standortdispo
De Standortdispo onderneemt na de eerste alarmering de volgende acties: calamiteitenlogboek aanleggen, waarin de informatie, communicatie, afspraken e.d. worden vastgelegd verzamelen gegevens over de trein (wagenlijst, beremmingstaat etc.) ten behoeven van informatievoorziening wachtdienst, AL en onderzoek informeren van de klant (via Transportüberwachung) inventariseren van mogelijkheden bij herstel vervoersfunctie (personeel en materieel)
8.6
Vervolgacties wachtdienst
Contact opnemen met betrokken De wachtdienst neemt contact op met het bij de calamiteit betrokken personeel en maakt afspraken over opvang, aflossing, interview, etc. Directie informeren De wachtdienst informeert indien nodig de directie over de calamiteit. DB Autozug informeren De wachtdienst informeert en communiceert met DB Autozug over de afhandeling van de calamiteit en het verdere vervoer van de passagiers. Afstemmen met Back Office ProRail De wachtdienst neemt contact op met Back Office (tel. 084 084 95 99) en maakt afspraken over: ter plaatse gaan contact met de AL
Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
51
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
Acties door de wachtdienst De wachtdienst neemt al dan niet ter plaatse de volgende acties, afhankelijk van de aard en omvang van de calamiteit: melden bij de AL contact opnemen en eerste opvang betrokken personeel, verdere opvang en ondersteuning organiseren vaststellen of ondersteuning en/of expertise nodig is en door wie verklaringen opnemen situatie opnemen verzamelen en veilig stellen van onderzoeksinformatie, voor zover mogelijk eerste onderzoek ter plaatse zoeken en horen van getuigen beoordeling toestand materieel, evt. met hulp van experts gegevens ARR veilig stellen (in overleg met AL, KLPD, ILT, OVV etc.) coördineren van het deelaspect herstel vervoersfunctie overleg met AL en Calamiteitenbestrijding over hersporen en vrij baan maken verslag opstellen t.b.v. onderzoek en rapportage aan de directie
8.7
Vervangend vervoer, overnachting
Als de eigen trein de passagiers onder omstandigheden niet zelf verder kan vervoeren, dan wordt in overleg met de wachtdienst vervangend vervoer georganiseerd, eventueel in combinatie met overnachting. Bij het organiseren hiervan worden de volgende mogelijkheden meegenomen: de passagiers reizen verder met andere passagierstreinen van een andere spoorwegonderneming, die eventueel een extra stop maken er wordt materieel ingezet om een alternatieve treindienst te rijden er wordt gebruikt gemaakt van vervangend bus- en/of taxivervoer, eventueel in combinatie met een hotelovernachting
Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
52
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
BIJLAGE 1: BEDRIJFS- EN CONTACTGEGEVENS Bedrijfsgegevens Euro-Express Treincharter BV Burgemeestersrand 57 NL – 2625 NV Delft T +31 F +31
Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
53
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
BIJLAGE 2: AFKORTINGEN Afkorting
Betekenis
AL
Algemeen Leider
ARR
Automatische ritregistratie
ATB
Automatische Trein Beïnvloeding
ATB-EG
Automatische Trein Beïnvloeding eerste generatie
ATB-NG
Automatische Trein Beïnvloeding nieuwe generatie
ATB-VV
Automatische Trein Beïnvloeding verbeterde versie
IB
Infrastructuurbeheerder
ILT
Inspectie Leefomgeving en Transport
KLPD
Korps Landelijke Politiediensten
EETC
Euro-Express Treincharter
NVA
Nationale veiligheidsautoriteit
OVD
Officier van dienst
OVV
Onderzoeksraad voor veiligheid
PBM
Persoonlijke beschermingsmiddelen
PVR
Profiel van vrije ruimte
TSB
Tijdelijke Snelheidsbeperkingen
VBS
Veiligheidsbeheersysteem
Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
54
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
BIJLAGE 3: SAMENVATTING VEILIGHEIDSBEHEERSYSTEEM DEEL A Spoorwegveiligheid Railverkeer behoort tot de veiligste manier van transport. Echte grote ongelukken met treinen komen gelukkig maar zelden voor. Toch gaat er nog wel eens iets mis en de gevolgen kunnen dan heel ernstig zijn en leiden tot slachtoffers en grote schade. Het is daarom heel belangrijk dat alle partijen die aan het railverkeer deelnemen al het mogelijke doen om risico’s zo goed mogelijk te beheersen. Om risico’s op ongevallen zo klein mogelijk te houden bestaan er vele wettelijke regels en wordt er vaak gewerkt volgens strikte procedures: alle bedrijven zich moeten zich daaraan houden. Bedrijven, die aan het railverkeer willen deelnemen mogen dat dan ook niet zomaar: zij moeten eerst kunnen bewijzen dat zij in staat zijn dat op een veilige manier te kunnen doen. Één van de manieren om aan de vele regels te voldoen én om er voor te zorgen dat de organisatie is ingericht op het zo veilig mogelijk werken is het gebruik van een veiligheidsbeheersysteem. Een veiligheidsbeheersysteem (VBS) beschrijft hoe de organisatie waarborgt aan alle eisen te voldoen. Het is van toepassing op iedereen in het bedrijf, van hoog tot laag. Het systeem beschrijft hoe risico’s worden beheerst, bijvoorbeeld door het ontwikkelen van vakmanschap door opleiding. Of het zorgen voor goed en veilig materieel door een goed onderhoudssysteem. Door van tijd tot tijd de processen in het bedrijf te onderzoeken en te leren van eventuele fouten. Maar aan de eisen voldoen alleen is niet alles. Een railbedrijf moet ook een veiligheidscultuur hebben: alles wat in het bedrijf wordt gedaan, heeft invloed op veiligheid. Alle medewerkers maken deel uit van het bedrijf en voor iedereen komt de zorg voor veiligheid op de eerste plaats. Het management heeft natuurlijk een voorbeeldrol. Het is verantwoordelijk voor de zorg voor veiligheid en moet iedere medewerker daarin betrekken. Ook u hebt als medewerker een belangrijke rol in het veilig werken in ons bedrijf. Daarom moet u zich altijd vrij kunnen voelen met collega’s en leidinggevenden over veiligheid in gesprek te gaan.
Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
55
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
Bijvoorbeeld door verbetersuggesties vooral niet voor u zelf te houden of onveilige situaties bespreekbaar te maken. Het is daarom ook belangrijk dat u weet hoe ons veiligheidsbeheersysteem werkt en welke rol u daarin heeft. Wat is een veiligheidsbeheersysteem? Het management is er voor verantwoordelijk dat het bedrijf veilig werkt. Dat is een breed begrip: het moet niet alleen aan allerlei eisen voldoen, maar de organisatie moet ook echt zijn ingericht op het willen werken aan risicobeheersing. Één van de hulpmiddelen om hiervoor te zorgen is het veiligheidsbeheersysteem, ook wel afgekort als VBS. Het VBS is gericht op continue verbetering. In het onderstaande voorbeeld zie je hoe het principe werkt. Waar “kwaliteit” staat kun je ook “veiligheid” lezen: deze begrippen liggen heel dicht bij elkaar. Het systeem is uitgewerkt in ons eigen VBS. Het VBS bestaat uit een veiligheidshandboek en een set procesbeschrijvingen, documenten, werkinstructies etc. Veiligheidsbeleid Wat heb je nodig om een railbedrijf te laten werken? Hoe pakken we het aan, wat willen we bereiken? Er is niet alleen een organisatie nodig, maar ook een bepaalde visie op veiligheid, een beleid. Verder zijn er doelstellingen nodig om te bepalen wat we willen bereiken, moeten we goed met elkaar communiceren en is het heel belangrijk dat er geschikte en goed opgeleide medewerkers zijn.
Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
56
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
Schematische voorstelling van het veiligheidsbeheersysteem Onze visie op veiligheid Het veiligheidsbeleid is het uitgangspunt. De directie zet de koers uit en doet dat met een beleidsverklaring, die de basis vormt voor het VBS. De beleidsverklaring vindt u voorin dit Handboek. Het beleid heeft een eenvoudige benadering als basis: er zijn drie essentiële processen, die samen input leveren voor het vierde: het voortdurend kunnen beschikken over inzicht in alle activiteiten.
Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
57
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
Het eerste proces is risicoanalyse, dat proactief en voorspellend is. Dit proces wordt toegepast in de planningsfase. Doel is het opsporen van risico’s en het vast stellen van de manier waarop ze beheerst kunnen worden. Het tweede proces is monitoring. Dit eveneens proactieve proces omvat de beoordeling van bedrijfsprocessen. Het wordt gebruikt zwakke schakels op te sporen. Inspecties, audits, vakinhoudelijke begeleiding, routinecontroles zijn voorbeelden van monitoring. Het derde proces is onderzoek en rapportage. Als deze methode wordt toegepast is er waarschijnlijk (bijna) iets mis gegaan. In het ergste geval is er zelfs sprake van een ernstig ongeval. Deze drie processen leveren samengevoegd een compleet beeld op: risicoanalyse voorziet in vooruitzicht monitoring levert overzicht onderzoek en rapportage levert een terugblik Inzicht in de stand van zaken wordt bereikt door managementreview op de operationele activiteiten. Daarmee wordt zeker gesteld dat het management van Euro-Express Treincharter alle manieren benut om inzicht te krijgen in de stand van zaken en kansen voor verbetering te benutten. In het bijzonder audits worden gerekend tot de krachtigste instrumenten om te voorkomen dat een bedrijf op de automatische piloot functioneert en barrières langzaam afbrokkelen.
Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
58
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
BIJLAGE 4: VEILIGHEIDSTAKEN VAN DE TREINMANAGER 1 Inleiding Als treinmanager bent u naast gastheer of gastvrouw ook de chef van de trein. U heeft een functie met veiligheidstaken, die in deze instructie verder zijn uitgewerkt. 2 Opleiding en bevoegdheid Algemeen U heeft de volgende opleidingen en instructies met goed gevolg doorlopen en u beschikt daarvan over een geldig certificaat: 1. algemene opleiding EETC 2. algemene handleiding en bijlage TM 3. levensreddende Eerste Hulp (LEH) 4. gebruik kleine blusmiddelen De certificaten onder 1 en 2 kunnen eventueel zijn samengevoegd in een BHV-opleiding. Bedrijfsspecifiek U beschikt over aantoonbare kennis van: het materieel, voor zover relevant; spoorwegprocessen; het seinstelsel, voor zover voor de functie nodig; regelingen van ProRail (GOR’n); de taken en verantwoordelijkheden; het veiligheidsbeheersysteem EETC. Bevoegdheidsverklaring De operationeel directeur verklaart of u bevoegd bent om als treinmanager op te treden.
Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
59
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
3 Middelen U bent tijdens de dienst uitgerust met: LEH-middelen en –diploma geel waarschuwingsvest vertrekstaf vertreklamp portofoon gsm mondfluit rijtuigsleutel stickers ‘defect’ zakkaartje gevaarlijke stoffen 4 Persoonlijke veiligheid U bent verantwoordelijk voor uw eigen veiligheid U draagt gele waarschuwingskleding als u zich in of nabij het PVR begeeft. 5 Spoorwegveiligheid Mededelen gegevens aan de machinist U overhandigt het internationaal wagenrapport aan de machinist. Werkzaamheden na aankomst van de trein Na aankomst op het eindstation controleert de treinmanager of er in de trein voorwerpen of personen zijn achtergebleven. Bekendheid met seinen U bent voor wat betreft uw taken bekend met de werking van het vertreklicht. 6 Vertrekprocedure U bent verantwoordelijk voor: het voor en tijdens de vertrekprocedure rekening houden met eventuele in- en uitstappende gasten het veilig sluiten van de deuren het geven van het vertrekbevel aan de machinist het maken van afspraken met assistenten en het verdeeld langs de trein opstellen van deze personen het verdelen van de taken onder het overige boordpersoneel. Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
60
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
Beginnen vertrekprocedure U mag de vertrekprocedure beginnen als: het tijd van vertrek is het vertrekseinlicht brandt of als er geen vertreklicht is, is het betreffende sein uit de stand stop is de vertrekassistenten zich ‘gereed’ hebben gemeld Uitzondering Bij het seinbeeld ‘geel knipper’ volgt u de instructies van de machinist op. Als het vertreklicht niet op tijd gaat branden Als het vertreklicht niet op tijd gaat branden of als het sein niet op tijd uit de stand stop komt of neemt u contact op met de machinist. Attentiesein Bij het inzetten van de vertrekprocedure geeft u eerst een attentiesein met de mondfluit. Daarna controleert u of de deuren veilig gesloten kunnen worden. Deuren sluiten U sluit, als dit veilig kan geschieden, alle deuren behalve de eigen deur. Vertrekbevel geven U kijkt of het vertrekbevel veilig gegeven kan worden. U geeft het vertrekbevel met de vertrekstaf of groen licht. Na in beweging komen controleert u of het vertrek veilig verloopt. Daarna sluit u ook uw eigen deur. U houdt de deuren vergrendeld tot de trein een snelheid van tenminste 5 km/u heeft bereikt. Vertrekprocedure afbreken Bij het in gevaar komen van mens, dier of materieel bedient u onmiddellijk de noodrem.
Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
61
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
Vergrendeld houden van deuren U houdt de deuren vergrendeld bij stilstand, behalve bij een gepland stationnement. 7 Tunnels Vanaf laatste station voor een tunnel bevindt u zich in het laatste rijtuig van de trein. 8 Rangeren Als met de trein wordt gerangeerd, mag dit pas als de deuren zijn gesloten. Degene die de machinist opdracht geeft om te rangeren is hiervoor verantwoordelijk. 9 Storingen Als zich tijdens de rit storingen voordoen in het materieel, dan treedt u in overleg met de machinist.
10 Calamiteiten en onregelmatigheden Als u een gevaarlijke situatie constateert, dan meldt u dit: aan de machinist als het een voor treindienst gevaarlijke situatie betreft bij de Standortdispo in overige gevallen Noodrem Bij direct dreigend gevaar voor mens, dier of materieel tijdens de rit bedient u op eigen inzicht de noodrem. Als een gast aan boord aan de noodrem trekt: informeert u de machinist en stelt u vast waar en waarom aan de noodrem werd getrokken Noodremklep sluiten U sluit een openstaande noodremklep in overleg met de machinist. Noodrem niet bedienbaar U: licht de machinist in ontruimt het rijtuig sluit het rijtuig af Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
62
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
Brand U meldt brand aan of in de trein onmiddellijk aan de machinist. Eventueel bedient u de noodrem. De noodrem mag NIET worden bediend als de trein tot stilstand kan komen in een tunnel of op een lange brug. Als de trein tot stilstand komt in een tunnel meldt de machinist aan welke zijde de gasten de trein kunnen verlaten. Brand blussen U blust een (beginnende) brand met de blusmiddelen die aan boord zijn. Bij brand in kasten met elektrische installaties vraagt u de machinist eerst de stroomafnemers neer te laten. Na aankomst van de brandweer heeft de brandweercommandant de leiding. Brand buiten de trein Bij brand buiten de trein licht u de machinist in. Evacuatie bij brand of bovenleidingbreuk De machinist bepaalt of en wanneer wordt overgegaan tot evacuatie van de trein. Bij evacuatie vraagt u de machinist eventueel om assistentie. Als er nog spanning nog op bovenleiding staat (knetteren, vonken..) meldt u dit aan de machinist. U wacht op toestemming van de machinist, voordat u met de evacuatie verder gaat. Uitvoeren evacuatie De machinist bepaalt aan welke zijde de gasten moeten uitstappen in verband met de aanwezigheid van een looppad.
Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
63
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
U: verbiedt het oversteken van sporen als er geen zekerheid bestaat of het treinverkeer daar is stilgelegd verbiedt het oversteken over de derde rail van de metro’s en waarschuwt voor elektrocutiegevaar evacueert bij brand zover mogelijk van de brandhaard af evacueert zover mogelijk van het gevaarpunt af begeleidt de gasten naar een veilige plek Aanrijdingen U kunt de volgende taken overnemen van de machinist als deze daartoe zelf niet meer in staat is: het inlichten van de treindienstleider het ontsteken van het gevaarsein het geven van een alarmoproep via gsm-r het plaatsen van de kortsluitkabel (behalve op baanvakken met assentellers) Maatregelen U: zorgt voor het garanderen van de veiligheid van de gasten begeleidt gasten als er geëvacueerd wordt gaat naar de plaats van het ongeval en verleent daar hulp dekt stoffelijke resten af
Verhoor De Politie kan treinpersoneel meenemen voor verhoor. Informeer altijd of u getuige of verdachte bent. Indien getuige: vragen over toedracht beantwoorden geen uitspraken doen over de schuldvraag geen verklaringen afleggen die voor collega’s belastend zijn personalia opgeven
Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
64
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
Indien verdachte: wachtdienst oproepen bijstand vragen geen uitspraak doen over de schuldvraag
Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
65
Veiligheidsbeheersysteem Deel B - Nederland
BIJLAGE 5: TABEL VOOR HET AANPASSEN VAN DE MAXIMALE SNELHEID AAN HET BESCHIKBARE REMPERCENTAGE
Bedrijfsintern handboek / jaardienst 2014
66