6
Veiligheid en zorg in Amsterdam
het Tijdschrift voor de Politie – jg.76/nr.9/14
Op het snijvlak van veiligheid en zorg: samenwerking in uitvoering Auke J. van Dijk, denktank Agora politie en veiligheid, politie Eenheid Amsterdam, Frank Hoogewoning (idem) en Sandra ter Woerds, onderzoeker politie Eenheid Amsterdam.
In het veiligheidsdomein en het zorgdomein vinden ingrijpende hervormingen plaats. Herinrichting van organisaties gaat samen met bezuinigingen. Organisaties staan daardoor onder druk, met als risico dat zij zich terugtrekken op hun zogeheten ‘kerntaak’. Dat kan ten koste gaan van een meer effectieve gemeenschappelijke aanpak van problemen. Toch al kwetsbare groepen en wijken krijgen daardoor extra klappen. De politie Amsterdam verkende de gevolgen van de ontwikkelingen in de beide domeinen.
V
eiligheid en zorg zijn nauw met elkaar verbonden. Het zijn de domeinen waar de negatieve kanten van maatschappelijke ontwikkelingen zich concreet manifesteren. De professionals die in wijken en buurten werkzaam zijn, lopen daar dagelijks tegenaan. Er is sprake van een grote overlap van de doelgroepen van politie en zorg. Bij zorg gaat het daarbij in de eerste plaats over de openbare gezondheidszorg, en de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ) in het bijzonder. De OGGZ richt zich op mensen die: s NIET OF NIET VOLDOENDE IN STAAT ZIJN OM IN DE EIGEN bestaansvoorwaarden te voorzien (voedsel, inkomen, sociale contacten, zelfverzorging, dak boven het hoofd); s MEERVOUDIGE PROBLEMATIEK HEBBEN WAARONDER SOCIAAL
Decentrale uitvoering; van instelling naar wijken; toenemende druk van bezuinigingen isolement, verwaarlozing van eigen lichamelijk functioneren en dat van eventuele kinderen, problemen met (huiselijk) geweld, vervuiling van woonruimte en of van woonomgeving, overlastgevend gedrag, gebrek aan vaste of stabiele woonruimte, schulden, psychische problemen en verslavingsproblemen; s VANUIT HET PERSPECTIEF VAN PROFESSIONELE HULPVERLENERS niet de zorg krijgen die zij nodig hebben om zich in de samenleving te handhaven; s GEEN BEROEP DOEN OP BESTAANDE HULPVERLENING &AMILIE buren en omstanders vragen meestal om hulp, waardoor vaak sprake is van ongevraagde bemoeienis of hulpverlening.1
Dit is natuurlijk een herkenbare opsomming voor de wijkagent. Veel van het politiewerk heeft betrekking op ‘kwetsbaren’ in de samenleving, zoals eenoudergezinnen, multiprobleemgezinnen, mensen met een beperking en/of laag inkomen, verslaafden, daklozen en psychiatrische patiënten. Politiewerk en gezondheidszorg vullen elkaar aan, vanzelfsprekend vanuit de eigen verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Wanneer er sprake is van overlastgevend gedrag, overtredingen of misdrijven, kan de politie optreden met drang en dwang, waaronder in het uiterste geval vrijheidsberoving. Tegelijkertijd is duidelijk dat maatschappelijke problemen niet door naast elkaar opererende organisaties kunnen worden opgelost. Daarom hebben verschillende partijen in veiligheid en zorg de afgelopen jaren intensieve samenwerking georganiseerd. Voorbeelden daarvan bij het bestrijden van overlast en/of criminaliteit zijn: de aanpak van jeugdgroepen, de veiligheidshuizen, en – in de Amsterdamse context – de zogenoemde Top6002. In deze gevallen is de les telkens dat een integrale benadering van veiligheid en gezondheid of welzijn cruciaal is voor een succesvolle aanpak.
Toegevoegde waarde Samenwerking tussen organisaties uit veiligheid en zorg is nodig, maar niet altijd eenvoudig. Op dit moment is er sprake van ingrijpende hervormingen en van herinrichting van organisaties, in combinatie met omvangrijke bezuinigingen. Het is onduidelijk wat de effecten zullen zijn op de betrokken organisaties en op hun samenwerkingsrelaties. Als organisaties onder druk staan, dan bestaat het gevaar dat zij zich terugtrekken op hun zogenaamde ‘kerntaken’ ten koste van een meer effectieve gemeenschappelijke aanpak. Vanzelfsprekend is samenwerking geen doel op zich en professionals moeten niet op elkaars stoel gaan zitten. Zij moeten vooral datgene doen wat de grootste toegevoegde waarde heeft ten opzichte van de bijdrage van andere professionals (Van Dijk e.a. 2011). Wat dan ‘datgene met de grootste toegevoegde waarde’ is, hangt samen met wat er ‘buiten’ gebeurt: met de problemen
het Tijdschrift voor de Politie – jg.76/nr.9/14
Veiligheid en zorg in Amsterdam
7
Foto: ANP / Maarten Brante
De politie Amsterdam deed een verkenning naar wie er geraakt worden door de hervormingen en bezuinigingen in zowel het veiligheids- als zorgdomein. Cijfers zeggen niet zoveel, wat vinden de professionals in de betrokken organisaties? Samenwerking vraagt om a) een gemeenschappelijk beeld, b) differentiatie naar groepen en wijken en c) organisatie op het niveau van de wijk.
die spelen en welke betekenis daaraan wordt gegeven. Welke kansen en bedreigingen zijn er? Hoe zullen de veranderingen uitpakken voor kwetsbare personen en voor kwetsbare wijken? Leiden de hervormingen en bezuinigingen tot een krimpend professioneel vangnet, waardoor mensen tussen wal en schip geraken? En vanuit het perspectief van veiligheid: leidt dit tot meer overlast en criminaliteit, waardoor er een toenemend beroep op de politie zal worden gedaan? Dit alles heeft invloed op de wijze waarop de samenwerking tussen veiligheid en zorg verder gestalte krijgt.
Verkenning Tegen deze achtergrond heeft de politie Amsterdam onderzoek gedaan naar de veranderingen in veiligheid en zorg en de mogelijk effecten voor groepen mensen en voor de ontwikkeling van overlast en criminaliteit in wijken (Van Dijk e.a. 2014). Deze verkenning maakt deel uit van een reeks van onderzoeken naar de impact van maatschappelijke ontwikkelingen op het werk van de politie. Zo is gekeken naar de invloed van de financieel-economische crises3 op mogelijke verstoringen van de openbare orde (Van Dijk e.a. 2012) en naar de invloed van vergrijzing op het werk van de politie (Ter Woerds & Mietus 2014, zie ook p. 21 in dit nummer). De verkenning op het snijvlak van veiligheid en zorg kende vier stappen. Als eerste is in kaart gebracht wat er speelt in de domeinen veiligheid en zorg. De uitkomst van deze stap beschrijven we in paragraaf 1. Vervolgens is aan professionals van politie en van maatschappelijke organisaties gevraagd hoe zij aankijken tegen de ontwikkelingen en de consequenties daarvan met betrekking tot kwetsbare mensen en kwetsbare wijken. Hiervan doen we verslag in paragraaf 2. De derde stap heeft betrekking op hoe partijen de veranderingen en de consequenties daarvan duiden. Daarbij is van belang welke beelden er bij professionals leven en
hoe zij kunnen komen tot gemeenschappelijke beeldvorming (paragraaf 3). De laatste stap betreft het aanreiken van een instrument om van een gemeenschappelijk beeld te komen tot handelingsperspectieven. Dit is het onderwerp van paragraaf 4.
1. Ontwikkelingen in de organisatie van veiligheid en zorg De veranderingen in de organisatie van veiligheid en zorg zijn een onderdeel van een bredere zoektocht naar de juiste institutionele vormen voor overheidsfinanciën, sociale zekerheid, arbeidsmarkt, woningmarkt, gezondheidzorg en veiligheid. Dit gaat gepaard met omvangrijke reorganisaties, waarbij ruwweg drie bewegingen te zien zijn: richting decentrale uitvoering binnen centrale kaders, van instellingen naar wijken, en in een toenemende druk op de financiele middelen (bezuinigingen). We lichten deze ontwikkelingen kort toe.
Decentrale uitvoering binnen centrale kaders Met ingang van 2015 wordt een aantal overheidstaken op sociaal gebied overgedragen aan de gemeenten. Men spreekt over ‘de drie transities’. Deze hebben grote gevolgen voor de manier van werken en inrichting van organisaties in zorg en welzijn. In de zorg speelt de transitie van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) naar de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Vanaf 2015 zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de ondersteuning, begeleiding en verzorging van mensen met een beperking die thuis wonen. De AWBZ wordt alleen nog ingezet voor mensen die zware langdurige zorg nodig hebben, en alleen het zorgdeel (niet ‘het wonen’) wordt nog betaald uit de AWBZ. De lichtere categorieën zorg, zoals huishoudelijke hulp, begeleiding en activering worden uitgevoerd door gemeenten onder de Wmo.
8
Veiligheid en zorg in Amsterdam
De tweede transitie betreft de jeugdzorg. De verantwoordelijkheid daarvoor is nu verdeeld over provincies, zorgverzekeraars, het Rijk en de gemeenten, met elk hun eigen systeem van indicatiestelling, financiering en verantwoording. Vanaf 2015 worden de gemeenten verantwoordelijk voor de totale jeugdzorg vanuit de gedachte dat bundeling van taken en integraal werken doelmatiger en doeltreffender is. De derde transitie heeft betrekking op werk en inkomen. Onder de nieuwe Participatiewet zijn gemeenten vanaf 2015 niet alleen verantwoordelijk voor mensen met een bijstandsuitkering of in de sociale werkvoorziening, maar ook voor jongeren met beperkingen die voorheen onder de WAJONG vielen.
het Tijdschrift voor de Politie – jg.76/nr.9/14
alleen ‘recht op compensatie’: ze krijgen aangeboden ‘wat nodig is om zelfstandig te kunnen functioneren’. De beoordeling daarvan ligt bij de gemeenten, die maatwerkarrangementen moeten aanbieden.
Bezuinigingen De beleidswijzigingen vinden plaats tegen de achtergrond van de financieel-economische crises. Het overheidsbeleid van begrotingsdiscipline en bezuinigingen maakt dat de beleidswijzigingen tevens een bezuinigingsoperatie zijn. De ambulantisering in de GGZ en de ouderenzorg, die al vanaf de eeuwwisseling is ingezet, is mede ingegeven door de wens tot verdere kostenbesparing. Ook de nationalisering en reorganisatie van de politie zijn tevens een bezuiniging.
Kansen en bedreigingen
Samenwerking tussen partijen met totaal verschillende beelden is buitengewoon ingewikkeld Herinrichting is ook aan de orde voor de politie. In 2013 is de overstap gemaakt van 25 regionale korpsen naar één landelijk korps (de Nationale politie) met tien regionale eenheden. Dat gaat gepaard met toenemende standaardisering, bijvoorbeeld waar het gaat om de kwaliteit van dienstverlening. Binnen de eenheid Amsterdam leidt de reorganisatie tot minder districten (van vijf naar vier) en grotere basiseenheden (van 32 wijkteams naar 17 basisteams). De wijkagenten zullen vanuit de 17 nieuwe basisteams opereren. De territoriale geleding van de politie wordt daarmee minder fijnmazig. Tegelijkertijd is versterking van de lokale verankering een van de ambities van de Nationale politie.
Van instelling naar wijk Een tweede beweging binnen de zorg is voortgaande extramuralisering en ambulantisering: instellingen worden gesloten en zorgbehoevende cliënten moeten – met ondersteuning in de wijk – langer en vaker zelfstandig blijven wonen. Dit geldt voor mensen met psychiatrische problemen, maar in de ouderenzorg geldt dit evenzeer: alleen mensen die het thuis niet meer redden, krijgen een indicatie voor opname in een instelling. Hiermee wordt er een beroep gedaan op enerzijds de veronderstelde ‘eigen kracht’ of zelfredzaamheid van de burger, en anderzijds het vermogen van de omgeving (familie, vrienden, wijkgenoten) om hulpbehoevenden te ondersteunen. Dit ‘sociaal kapitaal’4 moet worden aangesproken vóórdat de overheid bijspringt. Mensen hebben niet langer ‘recht op ondersteuning’, maar
Het opgetelde effect van de beleidswijzigingen en bezuinigingen is dat er veel tegelijkertijd in beweging is en iedereen op zoek is naar hoe het verder moet. De transities in de zorg bieden kansen voor een meer integrale benadering, daar waar de problemen zich voordoen: in de leefomgeving. De gemeenten komen hierbij in de hoofdrol, maar moeten veelal nog een werkwijze ontwikkelen om hieraan vorm en inhoud te geven. Vanuit de gemeenten bezien is er sprake van een uitbreiding van het takenpakket zonder dat de bijbehorende budgetten in volle omvang naar de gemeenten worden overgeheveld. Druk op de middelen vormt een prikkel tot innovatie en vergroting van doelmatigheid. Gemeenten kiezen ervoor bij zorg in toenemende mate wijk- en buurtgericht te werken in teams5. Hoe dat er in de praktijk precies uit gaat zien is nog niet duidelijk. Voor de politie biedt samenwerking met deze teams kansen voor het behoud van de lokale verankering. Ook voor de politie geldt dat niet duidelijk is hoe dat binnen de nieuw gevormde basisteams gestalte moet krijgen.
2. Kwetsbare groepen en wijken Hoe pakken de veranderingen uit voor kwetsbare groepen en kwetsbare wijken? Vanuit het perspectief van de politie is de vraag aan de orde of er een verband is tussen economische neergang en overlast en criminaliteit. Om deze vragen te beantwoorden, is gezocht in de (internationale) wetenschappelijke literatuur. De conclusie is dat een verband tussen economische neergang enerzijds en overlast en criminaliteit anderzijds niet onomstotelijk kan worden vastgesteld. Sommige studies laten een positieve samenhang tussen beide variabelen zien, sommige een negatieve, maar in de meeste gevallen wordt er geen samenhang gevonden. Eigen analyse van openbare gegevensbestanden en van registraties van de politie in de periode 2008-2012, laat zien dat in Amsterdam de overlast iets toeneemt, maar dat er op het gebied van criminaliteit in de cijfers tot 2013 geen noemenswaardige veranderingen zichtbaar zijn. Het beeld dat op basis van de cijfers kan worden gevormd, kent beperkingen. In de eerste plaats zijn de cijfers hoogstwaarschijnlijk het gevolg van verschillende ontwikkelingen
Veiligheid en zorg in Amsterdam
9 Foto: ANP / Koen van Weel
het Tijdschrift voor de Politie – jg.76/nr.9/14
waarvan de afzonderlijke bijdrage onbekend is. Oftewel: de cijfers leiden tot weinig inzicht in de achtergronden en aard van criminaliteit en overlast. In de tweede plaats laten de cijfers per definitie alleen zien wat er is gebeurd (achteruit kijken); ze bieden geen inzicht in ontwikkelingen die nog maar net gestart zijn (vooruit kijken). In de derde plaats is het cijferperspectief ongeschikt voor het detecteren van zogenoemde ‘zwakke signalen’ die bepaalde trends aankondigen. In de vierde plaats geven de cijfers een specifiek (en beperkt) beeld van de werkelijkheid, dat niet één op één samenvalt met wat de professional ziet gebeuren. En het is juist het beeld van de professional dat van groot belang is bij het vormgeven van samenwerking. Idealiter is daarbij sprake van een voldoende ‘gedeeld beeld’: samenwerking tussen partijen met totaal verschillende beelden van wat er aan de hand is, is buitengewoon ingewikkeld.
Observaties Als onderdeel van de verkenning zijn daarom direct betrokken professionals gevraagd naar wat zij zien en wat zij verwachten. Er zijn gesprekken gevoerd met politiemedewerkers (wijkagenten, wijkteamchefs, projectleiders en experts) en met medewerkers van gemeenten, zorg- en hulpinstellingen, woningbouwverenigingen en belangenbehartigers (36 mensen werkzaam op beleidsniveau of in de uitvoering bij 24 organisaties in de regio AmsterdamAmstelland6. Daarbij zijn veel interessante en tegelijkertijd specifieke observaties gedeeld. We beperken ons hieronder tot een aantal algemene observaties. Professionals wijzen erop dat de bezuinigingen betekenen dat het professionele vangnet krimpt. Dat leidt tot een groter beroep op het lokale niveau en de leefomgeving om te zorgen voor mensen met problemen. Het risico is dat mensen buiten de boot vallen als aannames over zelfredzaamheid niet blijken te kloppen. Mensen met psychische aandoeningen moeten in toenemende mate zelfredzaam zijn, wat mogelijk leidt tot problemen en conflicten met wijkbewoners. De professionals noemen verschillende categorieën mensen die het moeilijk hebben; bekende doelgroepen, maar ook categorieën die nog niet als doelgroep zijn benoemd. Als kwetsbaar worden gezien:
s *EUGDIGEN MET WEINIG OF GEEN OPLEIDING LEVEND IN EEN onstabiele gezinssituatie, soms op straat zwervend. Hun kansen op de arbeidsmarkt zijn gering en er is volgens zegslieden geen beleid om deze groep perspectief te bieden. Jongens dreigen het criminele pad op te gaan en vooral meisjes lopen het risico in de prostitutie te belanden. s *EUGDIGEN MET EEN LICHT VERSTANDELIJKE BEPERKING ,6" en bijkomende problematiek (leerproblemen, psychiatrische aandoeningen) waarvan de nu nog bestaande ondersteuning wegvalt. Omdat LVB-problematiek aan de buitenkant niet zichtbaar is, wordt deze door de politie niet altijd onderkend. s /UDEREN EN DAARBINNEN VOORAL DE ZORGAFHANKELIJKE ouderen zonder ondersteunend en/of sociaal netwerk. s $E '': POPULATIE EN DAARBINNEN VOORAL DEGENEN DIE NU nog ‘ongevraagd’ hulp of zorg ontvangen maar in de toekomst minder of niet meer. En de professionals voorzien een toename van het aantal ‘verwarde personen’ op straat als gevolg van het sluiten van opvang- en dagbestedingsvoorzieningen. s ::0 ERS EN MENSEN IN LOONDIENST DIE ALS GEVOLG VAN DE crises geen werk meer hebben, worden door professionals gerekend tot de categorie ‘verborgen kwetsbaren’. Schulden, huisuitzettingen en zelfmoord zijn problemen die vaker dan voorheen met deze categorie mensen in verband worden gebracht. De professionals geven aan dat de situatie is verslechterd in een aantal wijken in de stad, die veelal te boek staan als probleemwijken en waar mensen uit de hiervoor genoemde categorieën ruim vertegenwoordigd zijn. Als gevolg van de crises zijn veel bewoners zwaarder in de problemen geraakt (werkloosheid, schulden, huisuitzetting). Het aantal problematische personen (verwarden, verslaafden) neemt hier toe, terwijl de professionals tegelijkertijd bij bewoners een afnemende tolerantie constateren voor mensen die ‘anders’ zijn.
3. Naar een gemeenschappelijk beeld Uit de interviews komt naar voren dat de professionals het overwegend met elkaar eens zijn als het gaat om wie er het
10
Veiligheid en zorg in Amsterdam
hardst getroffen worden door de veranderingen. Ook is men vrijwel unaniem van mening dat het oude voorzieningenniveau vanwege de kosten niet te handhaven is. Er valt zelfs een zekere gelatenheid te bespeuren: “We moeten nu eenmaal roeien met de riemen die we hebben”. Over de vraag hoe het nu verder moet en wat de betrokken organisaties te doen staat, lopen de meningen uiteen. De reflex lijkt vooral te zijn dat een andere partij eerst aan zet is. Van belang is vanuit welk achterliggend beeld de professionals daarbij redeneren. Ondanks de variëteit aan opvattingen, zijn er twee gedachtelijnen te onderkennen. Een deel van de professionals is optimistisch en ziet voldoende rek in de samenleving. De veranderingen in de zorg maken dat “het teveel aan lucht eruit wordt gedrukt”. Met minder capaciteit en minder geld kan de samenleving nog steeds adequaat worden ondersteund, want de betrokken organisaties zullen efficiënter werken en beter samenwerken, wat leidt tot een beter resultaat. Dat kan omdat burgers bereid en in staat zijn hun eigen ondersteuning te regelen en anderen bij te staan.
Differentiatie naar groepen en wijken levert aanknopingspunten op voor gecoördineerd handelen Een ander deel van de professionals is pessimistisch en vindt dat de rek eruit is: de grens van wat aanvaardbaar is, is bereikt. Het beleid naar meer zelfredzaamheid is gebaseerd op ongefundeerde veronderstellingen. Het vangnet krimpt, terwijl het onhelder is of, en zo ja in hoeverre, sociaal kapitaal op lokaal niveau kan worden ingezet. Er zijn conflicten te voorzien tussen buren door plaatsing van kwetsbare mensen in sociale huurwoningen. En er zal meer overlast op straat zijn van ‘verwarde personen’ die verstoken zijn van opvang en ondersteuning. Deze professionals betwijfelen of de professionele hulp en zorg op voldoende niveau blijft om te voorkomen dat er problemen ontstaan in de woonsfeer en op straat.
Reflectie Vanuit welk beeld men redeneert, bepaalt mede hoe men aankijkt tegen de rol van de eigen organisatie en de positionering ten opzichte van andere partijen. Een gedeelde kijk op wat er speelt, is dus van wezenlijk belang. Om die reden was een onderdeel van de verkenning het laten reflecteren van professionals op de uitkomsten van de analyses en de interviews. Daartoe is een bijeenkomst gehouden met respondenten en stakeholders op het snijvlak van zorg en veiligheid.
het Tijdschrift voor de Politie – jg.76/nr.9/14
Het gesprek ging over de uitkomsten van de verkenning en de twee door de onderzoekers onderkende gedachtelijnen. Van groot belang was dat eenieder kennis nam van de observaties van anderen, en tevens ervoer dat het eigen perspectief werd erkend. Het ging er nadrukkelijk niet om wat nu ‘waar’ is, of om elkaar te overtuigen. Zo’n discussie heeft namelijk als risico dat de betrokken partijen in het debat blijven steken en niet toekomen aan de vraag wat ze in gezamenlijkheid zouden kunnen. Het gevaar is groot dat iedere partij zich dan terugtrekt op de eigen ‘kerntaken’. Interessanter dan de vraag welke gedachtelijn juist is, is welke handelingsperspectieven er zijn: wat staat partijen te doen? Immers, de ontwikkelingen ten aanzien van kwetsbare groepen en wijken staan niet los van de keuzes die in de uitvoering worden gemaakt. Sommige kaders, zoals de beschikbaarheid van middelen, reorganisaties en politieke koers, liggen vast. Maar daarbinnen kunnen keuzes worden gemaakt, bijvoorbeeld in de prioritering en in de mate van differentiatie in de uitvoering. In aansluiting op dit laatste was vooraf aan de bijeenkomst nagedacht over een instrument om het gesprek over handelingsperspectieven te stroomlijnen. De uitdaging hierbij was ervoor te zorgen dat de betrokken professionals niet alleen een groot en ingewikkeld proces zouden zien, maar het gevoel zouden krijgen grip te hebben op de situatie. Bovendien zou het instrument aanknopingspunten moeten bieden om daadwerkelijk keuzes te maken in de uitvoering. De uitkomst van dat denkwerk is een model dat we in de volgende paragraaf bespreken.
4. Zicht op handelingsperspectieven In de beleidstheorie die ten grondslag ligt aan ambulantisering en decentralisering is het uitgangspunt dat het formele vangnet – georganiseerd door de overheid – en het informele vangnet – dat burgers zelf organiseren – communicerende vaten zijn. Daar waar meer sociaal kapitaal aanwezig is, is minder inzet van professionele zorg nodig, en omgekeerd. Anders geformuleerd: de beleidstheorie gaat uit van een omgekeerd evenredig verband tussen twee variabelen: werkend sociaal kapitaal7 en de inzet van professionele zorg. In figuur 1 is de relatie tussen werkend sociaal kapitaal en de inzet van professionals – als werkhypothese – in een grafiek weergegeven als een negatief lineair verband tussen de beide variabelen. De boodschap is dat veranderingen in de ene variabele van invloed zijn op de andere variabele. De schuine, blauwe lijn in de grafiek geeft de functie tussen beide variabelen weer. Daarbij zijn drie situaties denkbaar: s $E GROENE CIRKEL OP DE LIJN GEEFT DE SITUATIE AAN WAARIN er evenwicht is tussen de mate waarin professionals worden ingezet (formeel vangnet) en de mate waarin er werkend sociaal kapitaal (informeel vangnet) kan worden ingezet. s $E RODE CIRKEL GEEFT DE SITUATIE WEER WAARIN ER VEEL professionals worden ingezet, terwijl er tegelijkertijd sprake is van een aanzienlijke hoeveelheid werkend
Veiligheid en zorg in Amsterdam
het Tijdschrift voor de Politie – jg.76/nr.9/14
11
werkend sociaal kapitaal
2 punt dient te zijn. Bijvoorbeeld door breed samengestelde teams van verschillende partijen, onder regie van de gemeente.
1
Tot besluit
3
0
inzet professionals
Figuur 1. Formeel en informeel vangnet
sociaal kapitaal. Dit betekent dat er sprake is van verspilling: er worden onnodig kosten gemaakt voor professionele zorg. Het formele vangnet is in feite te groot, ‘er zit te veel lucht in’ ten opzichte van het informele vangnet, want ‘er is voldoende eigen kracht in de samenleving’. Anders uitgedrukt: ‘De rek is hier voldoende’. s $E RODE CIRKEL BETREFT DE SITUATIE WAARIN ER ONVOLdoende inzet van professionals is en onvoldoende werkend sociaal kapitaal. Het totale vangnet is onvoldoende: ‘De rek is er hier uit.’ Dat leidt tot maatschappelijke kosten en schade. Het gaat dan bijvoorbeeld om opvangvoorzieningen voor daklozen die sluiten, en dagbesteding die niet langer aanwezig is, waardoor zij op straat rondhangen en overlast veroorzaken. Aan de hand van dit hypothetische model kunnen de veranderde omstandigheden worden geduid. De volgende stap is om te bepalen wat partijen zouden kunnen doen. Daarbij gaat het in feite om het ‘dichterbij kijken’ oftewel het verfijnen van het globale beeld. In dit geval ging het daarbij om het differentiëren naar groepen en wijken en om het inzoomen op concrete situaties. Bijvoorbeeld door te differentiëren naar specifieke categorieën (groepen, wijken, individuen) en deze te plotten in de grafiek. Zo kan verwezen worden naar bestaande situaties: hoe is de ondersteuning van ouderen in Merenwijk geregeld in termen van formeel en informeel vangnet, hoe reëel is voor Kerkwijk de aanname dat werkend sociaal kapitaal het krimpen van het professionele vangnet kan opvangen? Ook kan verwezen worden naar gewenste situaties: hoe vinden we dat de opvang van daklozen moet worden geregeld in de Dichterswijk, met welke combinatie van formeel en informeel vangnet, en welke acties zijn nodig om dit in deze wijk te bereiken? Differentiatie naar groepen en wijken levert aanknopingspunten voor gecoördineerd handelen van partners in veiligheid en zorg, waarbij een wijkgerichte aanpak het vertrek-
Door professionals niet alleen te interviewen en daarover terug te koppelen, maar hen te betrekken bij de discussie over de betekenis van de opbrengst van de analyses, is met de verkenning een basis gelegd voor het ontwikkelen van ideeën over wat ‘tot stand zou kunnen komen’ en ‘wat gedaan zou moeten worden’. Wellicht is een min of meer gemeenschappelijk beeld het maximaal bereikbare, maar evengoed is het mogelijk dat de partijen komen tot gezamenlijke handelingsperspectieven. Hoopgevend is, dat het rapport is besproken door de partners in het regionale driehoeksoverleg en dat de uitvoerders van de verkenning inmiddels bij verschillende gelegenheden de uitkomsten hebben toegelicht op uitnodiging van verschillende betrokken partijen.
«
Literatuur Auke van Dijk, Frank Hoogewoning en Bernard Welten (2011), Dienstbaar aan de rechtsstaat. Biografie van een agora, Amsterdam: Boom, p. 112-113. Auke J. van Dijk, Frank Hoogewoning en Sandra ter Woerds (2012, december) Politiewerk in tijden van economische crises. Scenariostudie – anticiperen op verstoringen van de openbare orde in relatie tot economische neergang, Politie Amsterdam-Amstelland. Auke J. van Dijk, Frank Hoogewoning en Sandra ter Woerds (2014, januari), Op het snijvlak van zorg en veiligheid. Professionals over kwetsbare groepen en wijken, Politie Eenheid Amsterdam Sandra ter Woerds, & H. Mietus (2014, augustus), Politieblauw in contact met zilvergrijs. Verkenning Senioren & Veiligheid, Politie Eenheid Amsterdam.
1) Ontleend aan de definitie OGGZ van GGD Hollands Midden. Zie: http://www. ggdhm.nl/professionals/item/oggz-ketenpartners/wat-is-oggz 2) Top600 behelst integrale samenwerking tussen de gemeente Amsterdam, politie, OM, reclassering, zorg- en jeugdorganisaties en andere partners – in totaal meer dan 30 – in het met voorrang aanpakken van de 600 meest actieve criminele veelplegers.
3) Achtereenvolgens de kredietcrisis, de landencrisis en de economische recessie in Nederland. 4) Sociaal kapitaal: de hulpmiddelen die in een gemeenschap aanwezig zijn om de gezins- en sociale organisatie vorm te geven. […] Belangrijke elementen van sociaal kapitaal zijn de kwaliteit van sociale relaties, groepslidmaatschap, formele en informele netwerken, gedeelde normen, vertrouwen, wederkerigheid en
inzet voor de gemeenschap (Wikipedia). Werkend sociaal kapitaal is sociaal kapitaal dat daadwerkelijk kan worden ingezet. 5) De gemeente Amsterdam heeft Wijkzorgteams, Ouder-kindteams en Samen-Doen-teams. Er wordt over gedacht deze teams tot één wijkgericht team samen te voegen. 6) De gemeenten Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Diemen, OuderAmstel en Uithoorn. 7) Zie noot 4.