maart 2014 --- jaargang 40
vbschrift nr. 02
4 13
Focus op gedrag van alle leerlingen
Aandacht voor werktijdfactor biedt kansen
16
Wees open over ouderbijdrage
2
Eindtoets verplicht
A
lle leerlingen in groep 8 van de basisschool maken vanaf 2015 jaarlijks rond 20 april een eindtoets voor taal en rekenen. De toets is het tweede, onafhankelijke gegeven naast het advies van de basisschool. Het College voor Toetsen en Examens (CvTE) heeft toegezegd de resultaten direct na de meivakantie bekend te maken aan scholen en hun leerlingen. Dit geeft naar verwachting ook het voortgezet onderwijs nog voldoende tijd om leerlingen met een bijgesteld advies tijdig te plaatsen voor het begin van het nieuwe schooljaar. De overheid stelt vanaf volgend schooljaar een
Handreiking OPP
D
e PO-Raad heeft een handreiking gemaakt om reguliere basisscholen te ondersteunen in het opstellen van en werken met ontwikkelingsperspectieven (OPP). In het ontwikkelingsperspectief beschrijft de school de doelen die een leerling kan halen. Het biedt handvatten waarmee de leraar het onderwijs kan afstemmen op de behoeften van de leerling. Ook de doorgaande lijn naar het vervolgonderwijs is onderdeel van de OPP. Alle scholen en schoolbesturen ontvangen een exemplaar van deze handreiking. Meer informatie staat op www.poraad.nl.
colofon VBSchrift is de officiële uitgave van de Vereniging Verenigde Bijzondere Scholen voor onderwijs op algemene grondslag. VBSchrift verschijnt zes maal per jaar. De redactie behoudt zich het recht voor ingezonden artikelen, advertenties of andere kopij niet te plaatsen of in te korten. De VBS aanvaardt geen verantwoordelijkheid voor de inhoud van artikelen die door anderen dan VBS-medewerkers zijn geschreven, noch voor producten of diensten die via de advertenties in dit blad worden aangeboden. Redactie VBSchrift: Petra van Brecht, drs. Koen Groeneveld, drs. Akke Tick (eindredacteur), drs. Peter Warnders (hoofdredacteur) Redactieadres: VBS, Bezuidenhoutseweg 251-253, 2594 AM Den Haag, tel.: 070–331 52 52, fax: 070–381 42 81, e-mail:
[email protected], VBS-site: www.vbs.nl, ISSN: 0922–3053 Ontwerp en advies: VormVijf, Den Haag Druk: Ando bv, Den Haag Fotografie: Jorn van Eck; VBS-foto-archief, tenzij anders vermeld is
centrale eindtoets beschikbaar. Scholen kunnen er ook voor kiezen een alternatieve eindtoets te gebruiken. Een onafhankelijke commissie beoordeelt de kwaliteit. De komende maanden wordt gewerkt aan een beoordelingskader waarmee kan worden geadviseerd over de toelating van andere eindtoetsen dan de centrale eindtoets. Ook wordt de in het Toetsbesluit PO geschetste procedure
de komende maanden nader uitgewerkt. Het CvTE zal de komende periode ook in kaart brengen wat nodig is om te komen tot de realisatie en invoering van een adaptieve eindtoets per 2018. Daarbij wordt gekeken naar vormen van invoering waarbij scholen vanaf 2018 de eindtoets bij alle leerlingen digitaal afnemen.
Aanwijzingsbevoegdheid
O
p 1 januari 2014 is een wetswijziging in werking getreden die de minister van OCW de bevoegdheid geeft om aan bestuurders en intern toezichthouders een aanwijzing te geven in het geval van wanbeheer. Deze wijziging is een onderdeel van het wetsvoorstel versterking kwaliteitswaarborgen hoger onderwijs. De wetswijziging past in het kader van de versterking van de bestuurskracht in het onderwijs. De aanwijzingsbevoegdheid bestond al voor wanbeheer in de zin van financieel wanbeleid, ongerechtvaar-
digde verrijking van bestuurders en intern toezichthouders, onrechtmatig handelen in strijd met de wettelijke bepalingen en intimidatie of bedreiging van personeel of studenten door een bestuurder of intern toezichthouder. Daar is nu aan toegevoegd ernstige nalatigheid op het gebied van kwaliteitsborging waardoor de kwaliteit van het onderwijs in gevaar kan komen. De minister kan bij het niet opvolgen van een aanwijzing overgaan tot het gedeeltelijk of volledig inhouden of opschorten van de rijksbijdrage van het betreffende bestuur.
04
13
inhoud Aandacht voor werktijdfactor biedt kansen in de begroting --- 04 Juridische vragen en personeelsvraagstukken --- 09 Focus op gedrag van alle leerlingen --- 13 Wees open over ouderbijdrage --- 16 Verenigingsnieuws --- 18 Houd zelf je werkdruk in de hand --- 19
vbschrift --- maart 2014 --- nr. 02
3
Kijk breed naar onderwijskwaliteit Over welke aspecten van onderwijskwaliteit gaat het in het publieke debat? Er is de laatste tijd aandacht gekomen voor een antwoord op die vraag.
Z
o heeft de Onderwijsraad in haar advies ‘De Stand van Educatief Nederland’ ervoor gewaarschuwd dat er een te enge kijk op onderwijskwaliteit is ontstaan. Zij stelt vast dat de aandacht in de afgelopen periode eenzijdig was gericht op meetbare doelen en dan vooral op het verhogen van taal- en rekenprestaties. Zelfs waarschuwt de raad ervoor dat de eigenwaarde van leerlingen die niet goed presteren op de basisvaardig heden onder druk komt te staan. Om de eigenwaarde van alle jongeren te bevorderen is meer waardering nodig voor aspecten zoals creativiteit, samenwerking en culturele en morele sensitiviteit. De raad pleit voor een brede opvatting van kwaliteit. De Onderwijsraad staat met haar kritiek niet alleen. In haar advies ‘Naar een lerende economie’ heeft de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid een lans gebroken voor meer aandacht voor persoonsvorming. Zo blijken veerkracht, motivatie, zelfbewustzijn en kunnen omgaan met tegenslagen minstens
zo belangrijk voor het goed functioneren op de arbeidsmarkt als het goed scoren op cognitieve vaardig heden. De WRR dringt erop aan dat de 21st century skills, zoals de OESO deze niet-cognitieve vaardigheden noemt, een plek krijgen in het curriculum. De Telderstichting, het wetenschappelijk bureau van de VVD, pleitte vorig jaar al in haar rapport ‘Onderwijs: de derde dimensie’ voor meer aandacht voor de factor mens in het onderwijs. Centraal daarin staat het belang van het leren verwerven van zelfkennis en van het vermogen om je te kunnen inleven in de situatie van de ander. En om dan met die toerusting beter in staat te zijn tot onderlinge samenwerking. Dit rapport heeft brede instemming gekregen van de VVD Partijraad en het gedachtegoed staat daarmee op de politieke agenda Het ideaal van eigentijdse bildung is duidelijk terug van weggeweest. Om dit in praktijk te kunnen brengen moeten toezichthouders en school-
mr. Simon Steen algemeen directeur
bestuurders over een goed werkend moreel kompas beschikken. Leraren dienen de mogelijkheid te hebben om hun pedagogische vakbekwaamheid te versterken, waardoor deze zich beter toegerust voelen om bij te dragen aan de vormgeving van de school als waardegemeenschap. De VBS Academie biedt hiervoor in samenwerking met de stichting HVO opleiding aan. Ook is er een taak voor de onderwijsinspectie. Door beter aan te sluiten op de zelfevaluatie van scholen kan de inspectie eraan bijdragen dat de pedagogische uitgangspunten van de school er meer toe doen. Zij kan scholen stimuleren werk te maken van een bredere kijk op en invulling van de kwaliteit van het onderwijs. Het zou goed zijn als deze nieuwe werkwijze van de inspectie in de Wet op het onderwijstoezicht zou worden aangescherpt.
Kleinescholentoeslag blijft
D
e nieuwe wetgeving voor het vormen van een samenwerkingsschool kan op zijn vroegst per 1 augustus 2016 van kracht worden. Tot die tijd kunnen schoolbesturen al starten met regionale samenwerking om krimp op te vangen. In de beleidsvisie ‘Leerlingendaling in krimpgebieden’ is aangekondigd dat de regels voor het vormen van een samenwerkingsschool versoepeld worden. Juist in gebieden met leerlingendaling is het van belang dat schoolbesturen die
dat willen op deze manier kunnen samenwerken. Daarmee wordt de diversiteit en kwaliteit van het onderwijsaanbod geborgd. Schoolbesturen nemen nu soms een afwachtende houding aan als het gaat om samenwerking. Zij zijn onzeker over de toekomst van de kleinescholentoeslag. Dat is niet nodig volgens staatssecretaris Dekker. Hij ziet af van het intrekken van de kleine scholentoeslag. Samenwerken met andere scholen in krimpgebieden
vbschrift --- maart 2014 --- nr. 02
blijft zo mogelijk, zonder dat het een kleine school geld kost. Bij de teruggave van de kleinescholentoeslag aan schoolbesturen wordt de hoogte van het nieuwe budget bepaald aan de hand van de peildatum 1 augustus 2013. Nu starten met regionale samenwerking om de gevolgen van leerlingendaling aan te pakken, leidt daarom niet tot nadeel in de toekomst. De VBS heeft altijd gepleit voor het behouden van de toeslag en juicht deze beleidswijziging dan ook toe.
4
Aandacht voor werktijdfactor tekst: drs. Marcus Driessen --- cartoon: Saltooo
Een sluitende begroting is een uitdaging voor ieder schoolbestuur in het po. In de praktijk blijkt echter dat scholen vaak inefficiënt omgaan met de werktijdfactor. Aandacht hiervoor kan kosten doen dalen terwijl de onderwijskwaliteit behouden blijft. VBSchrift zet u op weg.
S
cholen die een goed inzicht hebben in hun formatie vinden vaak nog ruimte in hun begroting. Het is in ieder geval de moeite waard om te onderzoeken of de formatie te ruim is, en zo ja, hoeveel te ruim. De formatie van een school bestaat uit directie, onderwijzend personeel (OP) en onderwijsondersteunend personeel (OOP). De mix verschilt per school. Om een goed inzicht te krijgen in de formatie, is kennis van de werktijdfactor cruciaal. De werktijdfactor (wtf ) is een maat voor de omvang van een dienstverband. Dit artikel richt zich vooral op de wtf van het onderwijzend personeel. De standaardopbouw voor een wtf van 1,0 of met andere woorden de normjaartaak van het onderwijzend personeel bestaat uit lesuren, deskundigheidsbevordering en taakbeleid. Taak beleid betekent alle werkzaamheden buiten het lesgeven. Het bestaat uit lesgebonden uren en niet-lesgebonden uren.
wtf = 1,0 - geen bapo Lesuren Deskundigheidsbevordering Taakbeleid Totaal
uren 930 166 563 1659
Voor iemand met een lagere werktijdfactor worden deze drie soorten uren naar rato berekend. Een deel van het onderwijzend personeel heeft bapo-uren. Voor goed inzicht in de werktijdfactor van het onderwijzend personeel moet de bapo buiten beschouwing gelaten worden omdat in de bapo-uren natuurlijk wel gewoon les gegeven moet worden. Er wordt dus gekeken naar de effectieve werktijd. Relatief veel bapo heeft natuurlijk wel invloed op de begroting.
wtf = 0,5741 bapo = 0,1168
Lesuren Deskundigheidsbevordering
Taakbeleid Totaal
Uren zonder bapo (0,5471)
Uren bapo (0,1168)
Effectief: 0,4573
534
119
415
95
19
76
323 952
55 193
268 759
Het aantal lesuren bapo is relatief hoger dan in de normjaartaak, want het percentage bapo op de lesuren is relatief hoger dan op het taakbeleid. Het percentage van de deskundigheidsbevordering is met of zonder bapo altijd 10 procent.
Lestijden Het ministerie heeft verplichte onderwijstijd vastgelegd (zie kader). Er zijn verschillende modellen om de lestijden te verdelen over de school. Er is het Hoorns model dat alle groepen een gelijk aantal uren geeft. Het verplichte aantal van 7.520 lesuren over acht schooljaren komt neer op gemiddeld 940 lesuren per leerling per jaar. Dit is dus niet te verwarren met de 930 lesuren van de leerkracht uit de normjaartaak. Scholen moeten voor de leerlingenuren een marge aanhouden om niet onder het verplichte aantal uur uit te komen. Een gemiddeld aantal van 950 lesuren per jaar, dus met een marge van 10 uur, is realistisch. De meeste scholen hanteren verschillende lestijden voor de jongere en oudere leerlingen. In de onderbouw (t/m groep 4) moet wettelijk minimaal 880 uur worden lesgegeven (3.520/4=880).
Onderbouw Bovenbouw Gemiddeld
vbschrift --- maart 2014 --- nr. 02
Weken per jaar 39,2 39,2
Uren per week 22,75 25,75
Uren per jaar 892 1009 951
5
biedt kansen in de begroting Verplichte onderwijstijd In de Wet op het Primair Onderwijs (WPO) staat het volgende over de verplichte onderwijstijd: ‘Leerlingen van basisscholen moeten minimaal 7.520 uur les krijgen over acht schooljaren. Leerlingen moeten in de eerste vier schooljaren (onderbouw) ten minste 3.520 uur les krijgen. In de laatste vier schooljaren (bovenbouw) 3.760 uur. De 240 uur die overblijven, kunnen scholen verdelen over de onderbouw en bovenbouw. Er is geen maximum aantal uren onderwijs per dag. De Inspectie van het Onderwijs let er op dat scholen voldoende uren onderwijs geven.’
Op elke school is het gemiddeld aantal lesuren per jaar hoger dan het aantal lesuren dat past bij 1,0 fte. De gemiddelde werktijdfactor per klas is dan ook hoger dan 1,0.
Onderbouw Bovenbouw Gemiddeld
Uren per jaar 892 1009 951
Lesuren 1,0 fte 930 930 930
Wtf 0,9591 1,0849 1,0226
Veel scholen komen op een beduidend hoger gemiddelde uit. De vraag is of de scholen zich bewust zijn van het feit dat er meer wordt lesgegeven dan wettelijk verplicht is. In principe kan voor een school met 8 groepen de formatie ‘OP voor de klas’ iets minder dan 8,2 fte zijn (8 * 1,0226 = 8,1808). In de bekostiging van OCW is ruimte voor enige inefficiëntie om het hoofd te bieden aan de praktijk situatie. De lumpsum is dus hoger dan wat minimaal noodzakelijk is. Het is ook interessant nog eens goed te kijken naar het aantal lesweken per jaar. Veel scholen gaan standaard uit van 39,2 of zelfs 39,22 weken per jaar. Het is verstandig de onderbouwing van dit aantal weken te controleren. In de praktijk blijkt het werkelijke aantal weken namelijk soms lager te zijn doordat bijvoorbeeld studiedagen verkeerd zijn meegerekend. Belangrijk zijn de antwoorden op de volgende vragen. Hoeveel inefficiëntie kan een school verdragen? Is de school zich bewust van de mate van inefficiëntie? Is dit een bewuste keuze? Is een hoge wtf door bepaalde omstandigheden onvermijdelijk? Is het ‘altijd al zo geweest’ maar is het eigenlijk ongewenst? En wat kan je er dan aan doen? Vaak wordt meer lesuren gezien als een meerwaarde voor de onderwijskwaliteit. Is dat zo? Een grotere formatie betekent ook hogere loonkosten. Kan het ook anders? Om de laatste vraag te beantwoorden is een goed inzicht in de eigen situatie nood zakelijk.
De praktijk Iedere school heeft een eigen profiel en een eigen teamsamenstelling. School 1 telt op 1 oktober (teldatum) 220 leerlingen verdeeld over negen klassen. Groep 1 en 2 telt drie klassen met twintig leerlingen per klas. De overige zes klassen (groep 3 t/m 8)
t ellen gemiddeld 27 leerlingen. Het is een school zonder gewichtenleerlingen en met vier rugzakleerlingen. De formatie van het onderwijzend personeel telt 11,44 fte, waarvan 0,43 bapo. De effectieve formatie OP is dus 11,01. Voor interne begeleiding, remedial teaching en begeleiding van de rugzakleerlingen heeft deze school 1,30 fte. Formatie OP voor de klas is dus 9,71 fte. Dit is 1,079 gemiddeld per klas en is omgerekend 1003 lesuren*. School 2 telt 1007 lesuren per klas. Het is een school met op teldatum 355 leerlingen verdeeld over 15 klassen. In de vijf klassen van groep 1 en 2 zitten 19 leerlingen per klas. Groep 3 t/m 8 telt tien klassen en gemiddeld 26 leerlingen per klas. De school telt zestig gewichtenleerlingen en vijf rugzakleerlingen. Er is 2,50 fte beschikbaar voor interne begeleiding, remedial teaching en rugzakleerlingen. De effectieve formatie van het onderwijzend personeel is 18,75 fte (Formatie OP 19,89 fte min 1,14 bapo). De formatie voor de klas is 16,25 fte. Dit is 1,083 fte gemiddeld per klas en komt neer op 1007 lesuren*. Op 1 oktober telt de school 3 200 leerlingen in acht klassen. Groep 1 en 2 hebben elk 19 leerlingen. De andere groepen tellen gemiddeld 27 leerlingen per klas. Er zijn geen gewichtenleerlingen en twee rugzakleerlingen. De formatie OP telt 10,72 fte, waarvan 0,30 bapo waarmee de effectieve formatie OP dus 10,42 is. De formatie OP voor de klas is 9,12 fte. Na aftrek van 1,30 fte voor interne begeleiding, remedial teaching en begeleiding rugzakleerlingen is formatie OP voor de klas 1,140 gemiddeld per klas. Dit komt neer op 1060 lesuren per klas*.
Door het relatief hogere aantal lesuren bapo
*
is een kleine afwijking mogelijk.
vbschrift --- maart 2014 --- nr. 02
7
De laatste school heeft 961 lesuren per klas. Het is een school met op 1 oktober 225 leerlingen en negen klassen. Groep 1 en 2 hebben samen drie klassen en 19 leerlingen per klas. De overige zes klassen tellen gemiddeld 28 leerlingen per klas. Er zijn geen gewichtenleerlingen en twee rugzakleerlingen in deze school. De formatie OP telt 11,03 fte inclusief 0,38 bapo. De effectieve formatie OP is dus 10,65 fte. Interne begeleiding, remedial teaching en begeleiding rugzakleerlingen telt 1,35 fte en de formatie OP voor de klas dus 9,30 fte. Dit is 1,033 fte gemiddeld per klas. Dit komt neer op 961 lesuren per klas*. Bij alle scholen zijn vakleerkrachten werkzaam. Deze zijn opgenomen bij het onderwijzend personeel voor de klas. De formatiesterkte daarvan verschilt per school. Samenvattend kunnen we concluderen dat bij de eerste drie scholen de gemiddelde wtf OP per klas voor lestijd duidelijk hoger is dan het theoretische gemiddelde van 1,0226. In onderstaande tabel is naast het gemiddelde aantal lesuren per jaar, de wtf OP per klas, de overige OP per klas en de wtf OOP gegeven. Wtf OP Gem. aantal per klas lesuren per jaar 1,079 1003 1,083 1007 1,140 1060 1,033 961
School 1 School 2 School 3 School 4
Wtf IB/RT e.d. per klas 0,14 0,17 0,16 0,15
Wtf OOP 1,24 1,43 0,31 2,06
Het gemiddelde aantal lesuren per jaar ligt bij deze scholen dus (ver) boven de ‘streefwaarde’ van 950 uur. School 4 komt hier het dichtste bij in de buurt. Deze school kan zich hierdoor extra OOP veroorloven. De mate van inefficiëntie heeft dus effect op de mogelijke inzet voor IB, RT en OOP (of mogelijkheden of beperkingen voor materiële uitgaven). Het resultaat is uiteindelijk ook zichtbaar in de begroting. Niet toevallig komt school 3 negatief uit, terwijl school 4 zelfs nog geld overhoudt. De begroting is natuurlijk afhankelijk van veel meer posten maar dit is er een om erbij te betrekken. Het is zinvol om per klas uit te rekenen hoeveel uur per jaar daadwerkelijk wordt lesgegeven en hoe zich dat verhoudt tot het aantal lesuren per klas, gezien de werktijdfactoren van de leerkrachten.
Door het relatief hogere aantal lesuren bapo
*
is een kleine afwijking mogelijk.
‘Aanpassing wtf is maatwerk’
Als geconstateerd wordt dat er feitelijk sprake is van een onwenselijke situatie, dan is de vervolgvraag relevant: ‘Wat kunnen wij daar aan doen?’. Het antwoord daarop is niet 1-2-3 te geven maar afhankelijk van de specifieke situatie van de school. Maatwerk dus. Doorgaans wordt de wtf van een leerkracht berekend aan de hand van het aantal lesuren. De uren voor deskundigheidsbevordering en voor het taakbeleid worden hiervan afgeleid. Als het totaal aantal lesuren gebaseerd op de werktijdfactoren (zie bovenstaande tabel) groter is dan het werkelijke aantal lesuren op basis van het lesrooster, dan heeft dit dus ook effect op de doorrekening van de uren voor deskundigheidsbevordering en de taakuren. De uren die als lesuur in de wtf worden aangemerkt, maar waarin de leerkracht niet voor de klas staat, krijgen wel de ophoging voor lesvoor bereiding en nakijkwerk. Dit zijn dus uren die eigenlijk onder taakuren zouden moeten vallen. Een voorbeeld hiervan is dat dat leerkrachten hun volgende les voorbereiden in de tijd dat de klas les krijgt van een vakleerkracht. Het kan bij leerkrachten met een fulltime aanstelling ook nuttig zijn te kijken naar het aantal compensatieuren. Een leerkracht met een fulltime aanstelling in de bovenbouw bijvoorbeeld geeft (op papier) 1010 uur les. Dit is gebaseerd op 39,22 weken en 25,75 uur per week. Omdat 1,0 fte neerkomt op 930 lesuur krijgt deze persoon 80 uur ‘compensatieverlof ’ (1010 – 930 = 80). Deze uren moeten door een ander ingevuld worden en dat kost het bestuur dus geld. Maar, als in werkelijkheid het aantal weken lager is, bijvoorbeeld als de school 3 of 4 studiedagen per jaar heeft, dan komt de berekening van het aantal weken uit op ± 38,5 en krijgt de bovenbouw ongeveer 990 uur les. De leerkracht heeft dan nog maar recht op 60 uur compensatieverlof. Dat geeft een directe besparing!
Vakleerkrachten De meest voorkomende oorzaak van inefficiëntie in de formatie komt door de wijze van het inzetten van vakleerkrachten en de gevolgen die dit rekentechnisch zou moeten hebben voor de inzet van de groepsleerkracht. School 3 in bovenstaand voorbeeld heeft bij nadere opsplitsing van de formatie OP 0,94 fte aan vakleerkrachten in dienst. In de uren dat een vakleerkracht les geeft, wordt kennelijk ook de groepsleerkracht voor een lesuur
vbschrift --- maart 2014 --- nr. 02
8
VBS uitbetaald. En dus niet allen voor het geven van een les, maar ook voor de vaste opslag van de taakuren die horen bij het geven van een uur les. Dit is onvermijdelijk als een vakleerkracht geen lesbevoegdheid heeft of als de vakleerkracht slechts een halve klas kan bedienen. Dit is soms van toepassing bij de gymles als er sprake is van een ‘halve’ gymzaal. In de meeste gevallen is hier echter geen sprake van. Als dit op grote schaal aan de orde is, dan komt de begroting daarmee logischerwijze onder druk. Voor de groepsleerkracht zouden de door een vakleerkracht verzorgde lesuren als taakuur beschouwd moeten kunnen worden. Het totaal aantal lesgebonden en niet-lesgebonden taakuren is dan misschien niet toereikend, maar dat kan opgelost worden door het aantal taakuren uit te breiden en daarvoor een aangepaste werktijdfactor te berekenen. In deze berekening is het aantal lesuren dan wel omlaag gebracht. Per saldo levert dit de school een voordeel op. Een leerkracht heeft bijvoorbeeld een wtf die gebaseerd is op 600 lesuren. Wtf 600 363 107 1070
Lesuren Taakbeleid Deskundigheidsbevordering Totaal Wtf = 1070 / 1659 = 0,6450
Stel dat 50 uren worden verzorgd door een vakleerkracht en de groepsleerkracht krijgt deze uren als extra taakuren.
Lesuren Taakbeleid Deskundigheidsbevordering Totaal Wtf = 1037 / 1659 = 0,6251
Wtf 550 333 99 982
Extra 50 5 55
Totaal 550 383 104 1037
Natuurlijk is dit slechts een theoretisch model, maar het loont de moeite om een berekening te maken van de wtf op basis van het werkelijke aantal lesuren dat een leerkracht lesgeeft. Geeft de leerkracht feitelijk minder lesuren dan je volgens de wtf zou verwachten, dan zijn er verschillende mogelijkheden. Allereerst kan de school deze leerkracht de keuze geven om de ontbrekende lesuren alsnog in te vullen. Het is echter in de praktijk niet altijd mogelijk om leerkrachten die werken in een onderbouw meer lesuren per week te laten geven in andere groepen om aan de vereiste 930 lesuren te
De VBS heeft expertise in huis die u kan helpen bij de berekeningen. Ook kunnen zij met u kijken naar de personeelsconsequenties en de juridische implicaties. Neem contact op met VBS Helpdesk: 070 331 52 15 (ma t/m vr, 9.00-13.00 uur) of
[email protected] . Marcus Driessen,
[email protected], 070 331 52 53, Violette Van Empel,
[email protected], 070 331 52 55 of Mirte Hartingsveldt,
[email protected], 070 331 52 37.
komen. Een mogelijkheid is ook dat de school de wtf van de leerkracht naar beneden bijstelt of meer taakuren geeft. Deze vraag wordt bij steeds meer scholen gesteld aan leerkrachten in de onderbouw met een fulltime aanstelling, die substantieel minder dan 930 uur lesgeven. Deze leerkrachten kunnen uiteraard hun uren behouden, maar als schoolbestuur mag je van leerkrachten verlangen dat ze werken voor de uren waar ze voor betaald worden en daarop dus kunnen worden ingezet. De VBS kan adviseren over de rechtspositionele haken en ogen van aanpassing van een wtf van een betrokken werknemer. Dit kan namelijk niet eenzijdig maar alleen in overleg met de werknemer. Eventueel kan er een afbouwregeling afgesproken worden met betrokkenen omdat er sprake is van een situatie die al jaren bestaat.
Cao po Met de nieuwe cao po die op komst is gaat er naar alle waarschijnlijkheid een en ander veranderen in de manier waarop de uren van leerkrachten kunnen worden ingevuld. Het is goed dat school organisaties inzicht hebben in de opbouw van de formatie en de keuzes die in de loop van jaren – al dan niet bewust – zijn gemaakt. Het biedt mogelijkheden om de formatie efficiënter in te zetten, keuzes beter toe te lichten en evenwicht te brengen in het aantal leerlingen en de bijpassende formatie. Het is daarom van groot belang om juist nu de berekeningen te maken en de mate van inefficiëntie in kaart te brengen. Een schoolbestuur kan in de besluitvorming richting nieuw formatieplan en zeker bij het bepalen van de wtf voor een nieuwe vacature met deze berekeningen rekening houden. In het meerjarig formatieplan kan zo bewust gestuurd worden op de uiteindelijk benodigde en gewenste formatie.
vbschrift --- maart 2014 --- nr. 02
9
juridisch financieel personeel
Ledenonderzoek VBS Helpdesk tekst: Petra van Brecht
De VBS Helpdesk is een van de voordelen van het VBS-lidmaatschap. Maar wat vinden de leden nu eigenlijk van deze vraagbaak? Uit een enquête blijkt dat de kwaliteit hoog gewaardeerd wordt. Wel zouden leden graag sneller antwoord hebben.
I
n de aanloop naar het onderzoek bleek dat niet alle leden de helpdesk gebruiken. Er is ook een groep leden die juist heel frequent belt of mailt met de helpdesk. Voor beide groepen is een aparte vragenlijst gemaakt.
Het merendeel van de leden waardeert (of minder frequent) te bellen noemen de helpdesk met ruim voldoende tot goed leden het meest: op alle kwaliteitsaspecten: bereikbaarheid • geen specifieke vragen/problemen (87 procent), snelheid van het antwoord op school; (71 procent), kwaliteit van het antwoord • vragen/problemen op een andere (87 procent), klantvriendelijkheid manier oplossen, bijvoorbeeld via (90 procent) en inlevingsvermogen eigen netwerk of andere hulplijn; (87 procent). Snelheid van het antwoord • bereikbaarheid van de helpdesk. Soort contact scoort het laagst en krijgt komend jaar Vrijwel alle leden zijn bekend met de prioriteit in de verbetering van onze Conclusie helpdesk als brede vraagbaak. Alle leden helpdesk. Van de leden geeft 90 procent Leden ervaren de VBS Helpdesk als een kennen de mogelijkheid om juridische aan dat het antwoord van de helpdesk voordeel, maar voor een groot deel zit het vragen te bespreken. ‘Management & geholpen heeft in het werk. Ruim 90 progebruik ervan (nog) niet in het systeem. organisatie’, ‘Bestuur & toezicht’ en ‘HRM’ cent van de leden is uitgesproken positief Bereikbaarheid en snelheid van antwoorBereikbaarheid Klantvriendelijkheid volgen snel daarna. Het minst bekend zijn over de helpdesk en geeft aan deze met den kunnen nog beter en krijgen in 2014 3% Bereikbaarheid Klantvriendelijkheid de leden met ‘Instandhouding’, ‘MR-vragen’ grote waarschijnlijkheid te zullen aan 10% dan ook onze aandacht. De focus dit jaar 10% 3% en ‘Financiën’. Leden communiceren bevelen bij bekenden. ligt op ontwikkeling van de helpdesk tot 10% 10% vooral per telefoon en mail (48,39 procent), hét platform 42% 45% voor onze leden. Voor inforalleen per telefoon (38,71 procent) of Waarom geen contact? matie, advies of als klankbord. Zo gaan wij 45% 45% 42% 45% alleen per mail (12,90 procent). Interessant is natuurlijk ook waarom een aan de slag met een proef voor langere grote groep leden nooit of niet vaak belt 45% openingstijden, en45%verbetering van de met de helpdesk. De meesten van hen interne processen en continuïteit van Snelheid antwoord Kwaliteit antwoord weten wel van het bestaan van de vraagde helpdesk, zodat wij nog sneller en Bereikbaarheid Klantvriendelijkheid Snelheid antwoord 3% 3% Kwaliteit antwoord Enquête baak (87,5 procent). Een kleine driekwart adequater kunnen 10%reageren vragen. 3% 3% 3% Wij houden u op de hoogte. Periode 14 januari – 14 februari 2014 Opzet vragenlijst voor 10% wel gebruik gemaakt 10% van hen heeft eerder 26% 35% 10% van de helpdesk. Als reden om niet leden die in 2013 contact hebben gezocht met de helpdesk en 45% een vragenlijst voor leden die langer geleden of nooit c ontact 42% hebben gehad Respons 79 volledig ingevulde enquêtes
26%
45%
45%
45%
45%
26%
Hoe beoordeelt u de VBS Helpdesk op de volgende aspecten? Bereikbaarheid 3%
Klantvriendelijkheid
Snelheid antwoord
3% 10% 26%
42%
45%
Kwaliteit antwoord
3%
10%
10%
Inlevingsvermogen / meedenken Inlevingsvermogen / meedenken 13%
35%
35%
45%
45%
26%
13%
35%
45%
52%
26%
52% 52%
Snelheid antwoord
Kwaliteit antwoord
3%
3%
Inlevingsvermogen / meedenken
vbschrift --- maart Matig2014 --- nr. 02
10% 26%
35%
13%
Voldoende
35%
52% 52%
Matig Voldoende Matig Ruim voldoende Voldoende Goed voldoende Ruim Goed
10
Hoe informeer je de ouder zonder ouderlijk gezag? tekst: mr. Nienke Daniels
Scholen hebben steeds vaker te maken met gescheiden ouders. Welke plichten heeft de school om beide ouders te informeren? Het burgerlijk wetboek functioneert als leidraad. De ouder die het ouderlijk gezag heeft, speelt een hoofdrol.
A
lle ouders hebben in principe recht op informatie over hun kind van de school. Dit geldt ook voor ouders die gescheiden zijn. Soms is er maar één ouder van het kind belast met het ouderlijk gezag en de andere ouder niet. De ouder die is belast met het ouderlijk gezag, heeft de verplichting om de andere ouder (niet belast met het ouderlijk gezag) op de hoogte te houden van gewichtige aangelegenheden die het kind betreffen (artikel 1:377b Burgerlijk Wetboek). Het is dus de bedoeling dat de ouder die niet met het gezag is belast, de informatie krijgt van de andere ouder. Gegevens over schoolresultaten zouden dus ook via de met het gezag belaste ouder verstrekt moeten worden. Als echter in de communicatie tussen ouders storingen ontstaan, kan dat voor de school problemen opleveren. De vraag rijst dan welke taak de school heeft over de informatieverstrekking. Scholen hebben tenslotte ook een informatieplicht aan ouders. Het is echter zo, dat in sommige gevallen de informatieplicht van scholen aan ouders beperkt is (artikel 1:377c BW). In zeldzame gevallen hoeven scholen zelfs h elemaal geen informatie aan ouders te verschaffen.
Informatieplicht Ouders hebben recht op informatie. Dat is niet altijd dezelfde hoeveelheid informatie. Indien er sprake is van een ouder die niet met het gezag is belast maar die wel informatie wil, geldt artikel 1:377c van het Burgerlijk Wetboek. Dit artikel is van belang bij de toetsing of er wel of geen informatie moet worden verstrekt. In het artikel staat het volgende: ‘Onverminderd het bepaalde in artikel 377b van dit boek wordt de niet met het gezag belaste ouder desgevraagd door derden die beroepshalve beschikken over informatie inzake belangrijke feiten en omstandighe-
den die de persoon van het kind of diens verzorging en opvoeding betreffen, daarvan op de hoogte gesteld, tenzij die derde de informatie niet op gelijke wijze zou verschaffen aan degene die met het gezag over het kind is belast dan wel bij wie het kind zijn gewone verblijfplaats heeft, of het belang van het kind zich tegen het verschaffen van informatie verzet. Indien de informatie is geweigerd, kan de rechter op verzoek van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde ouder bepalen dat de informatie op de door hem aan te geven wijze moet worden verstrekt. De rechter wijst het verzoek in ieder geval af, indien het b elang van het kind zich tegen het verschaffen van de informatie verzet.’ Drie begrippen vragen een nadere uitleg: derden, recht en desgevraagd. Niet iedere derde is verplicht om informatie over het kind te verstrekken, alleen derden die beroepshalve over informatie betreffende het kind beschikken (leerkrachten, hulpverleners, artsen) zijn wettelijk verplicht tot informatieverstrekking. Recht op deze informatie heeft, naast de met gezag belaste ouder, alleen de niet met het gezag belaste ouder. Andere personen die in nauwe betrekking tot het kind staan, zoals bijvoorbeeld de vader die zijn buiten het huwelijk geboren kind niet heeft erkend, of grootouders, hebben in principe ook niet zomaar recht op informatie. Desgevraagd impliceert dat derden de informatie over het kind niet uit zichzelf hoeven te verstrekken. De niet met het gezag belaste ouder moet er uitdrukkelijk om vragen.
Soort informatie Niet iedere informatie over het kind hoeft te worden verstrekt. Het gaat om belangrijke feiten en omstandigheden. Deze
vbschrift --- maart 2014 --- nr. 02
moeten bovendien betrekking hebben op de persoon van het kind of zijn verzorging en opvoeding. Het betreft alleen informatie over schoolvorderingen en eventueel sociaal-pedagogische ontwikkelingen op school. De derde (in dit geval steeds de school) kan ook weigeren de verzochte informatie over het kind te geven aan de ouder die niet met het ouderlijk gezag is belast als het gaat om informatie die hij niet ook zou geven aan de ouder die wel met het gezag belast is. Het belang van het kind speelt daarbij een rol. Dit is een open begrip, een richtinggevend oriëntatiepunt. Het brengt tot uitdrukking dat bescherming, hulp en steun bij de groei naar volwassenheid en opvoeding en verzorging een leidraad vormen. Als er informatie verschaft moet worden, moet eveneens aan de hand van het belang van het kind worden vastgesteld of daarin een selectie gemaakt moet worden en op welke wijze de gegevens moeten worden verstrekt. De vraag is dan nog wanneer het belang van het kind zich tegen de informatieverstrekking verzet. Dat mag niet al te snel worden aangenomen. Een goede reden is bijvoorbeeld een verklaring van een psychiater/psycholoog/ pedagoog dat informatieverstrekking schadelijk is voor de gezondheids- en/of gemoedstoestand van het kind. In de wetgeschiedenis wordt een voorbeeld genoemd van informatieverstrekking die strijdig is met het belang van het kind. Dit is als de niet met het gezag belaste ouder de omgang met zijn kind is ontzegd. Deze probeert toch na schooltijd het kind te ontmoeten. De andere ouder wil daarom het het kind van school halen. Het verschaffen van informatie door de leerkracht, die zou inhouden dat het kind naar een andere school gaat, zou kunnen
11
worden geweigerd omdat de veiligheid van het kind daarbij in het geding is. Het enkele feit dat een kind niet wil dat er informatie over diens schoolresultaten worden verstrekt, levert onvoldoende reden op om strijdigheid met zijn belang aan te nemen. Dit ligt in de lijn van de wetgeschiedenis. Het valt niet te verwachten dat een kind de draagwijdte overziet van wat in het kader van zijn opvoeding van belang is. Diens onwil kan dus geen allesbepalende factor zijn voor wat als strijdig met zijn belang moet worden beschouwd. Als de rechter een uitspraak moet doen over het wel of niet moeten verstrekken van informatie is het belang van het kind direct of indirect eveneens de maatstaf.
Klachten Indien de school weigert informatie te geven, kan de ouder die niet met het gezag belast is naar de rechter om toewijzing van het verzoek tot informatie te vragen. Indien de rechter inderdaad vindt dat de informatie moet worden toegewezen dan zal hij aangeven op welke wijze de informatie moet worden verschaft. Indien de rechter het verzoek afwijst, hoeft de school dus niet over te gaan tot het geven van de gevraagde informatie. De rechter is verplicht het verzoek om informatie af te wijzen als het belang van het kind zich daartegen verzet. In andere gevallen kan de rechter op andere gronden (die niet in de wet vermeld staan) het verzoek afwijzen. Bijvoorbeeld indien het gaat om belangen van anderen dan het kind die zwaarder wegen dan het belang van de ouder die niet met het gezag belast is bij de verzochte informatieverstrekking. Wat ook nog van belang is, is dat de ouder die het gezag heeft geen invloed kan uitoefenen op de informatieplicht van de school aan de ouder die niet met het gezag belast is. De ouder met gezag kan dus niet voorkomen dat de ouder zonder gezag informatie krijgt. Ook al heeft de ouder met gezag nog zulke goede argumenten, de school heeft toch de informatieplicht, tenzij sprake is van strijd met het belang van het kind, of de informatie ook niet aan de ouder met gezag wordt verstrekt. De niet met het gezag belaste ouder kan ook besluiten een klacht in te dienen bij de klachtencommissie, indien de school hem geen of naar zijn idee te weinig informatie verschaft.
Uit een uitspraak van de rechtbank Rotterdam valt af te leiden, dat verzet alleen van de ouder die belast is met het gezag onvoldoende reden oplevert om strijdigheid met het belang van het kind aan te nemen. Verder wordt er in de uitspraak van uitgegaan, dat de informatie schriftelijk wordt verstrekt. De school wordt geacht zich zo weinig mogelijk te mengen in het gezinsleven van het kind. Ook wordt ervan uitgegaan dat de school een beleid op het gebied van de informatieverschaffing aan ouders ontwikkelt. Zij mag niet volstaan met wachten op wat de rechter in voorkomende situaties aan aanwijzingen geeft.
Conclusie
niet met het gezag bekleed is, een zelfstandige informatieplicht ten opzichte van de beide ouders van het kind. Er is onderscheid te maken tussen ouders die met het gezag bekleed zijn en ouders die niet met het gezag bekleed zijn. Ouders die met het gezag bekleed zijn hebben recht op alle informatie over hun kind, ook al zijn ze gescheiden. Daar wordt geen onderscheid in gemaakt. Ouders die niet met het gezag bekleed zijn hebben ook recht op informatie over hun kind, maar op grond van artikel 1:377c BW is dit recht beperkt. Het is voor een school van belang dat er beleid is ten aanzien van de informatieplicht, opdat partijen weten waar ze aan toe zijn.
De school heeft, naast de ouder die met het gezag bekleed is, aan de ouder die
Alle informatie
Beperkte informatie
Ouders die met elkaar zijn getrouwd X Ouders die zijn gescheiden. Voor vader en moeder geldt
X Geen informatie geven die mogelijk gebruikt kan worden om voordeel ten koste van de andere ouder te behalen
Ouders die hun partnerschap hebben laten registreren
X
Ouders die niet met elkaar zijn getrouwd, maar via goedkeuring van de rechtbank het gezamenlijk gezag uitoefenen
X
Ouder die niet met het gezag is belast
X artikel 1:377c BW
In geval van samenwonen, vader heeft kind erkend, niet ingeschreven in gezagsregister. Voor vader geldt
X artikel 1:377c BW
In geval van samenwonen, vader heeft kind erkend en ingeschreven in gezagsregister. Voor vader en moeder geldt
X
Stel heeft samengewoond, nu uit elkaar, kind is erkend, ingeschreven in gezagsregister. Voor vader en moeder geldt
X N.B. geen informatie geven die mogelijk gebruikt kan worden om voordeel ten koste van de andere ouder te behalen
Stel heeft samengewoond, nu uit elkaar, kind is erkend, maar niet ingeschreven in het gezagsregister. Voor vader geldt
X artikel 1:377c BW
Ouders beide uit de ouderlijke macht gezet, kind is onder voogdij geplaatst. Voor vader en moeder geldt
X artikel 1:377c BW
Voogd
X
vbschrift --- maart 2014 --- nr. 02
12
U vraagt, de VBS Helpdesk antwoordt tekst: medewerkers VBS Helpdesk
De VBS Helpdesk beantwoordt dagelijks vragen van scholen en medezeggenschapsraden over een breed scala aan onderwerpen. VBSchrift selecteerde een aantal vragen voor u. Kan een ouder het leerlingendossier veranderen?
Wat is het tijdpad voor de instelling van een ondersteuningsplanraad?
Soms vragen ouders om wijzigingen aan te brengen in het leerlingendossier. Dit kunnen aanvullingen of schrappingen zijn. Op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens geldt het zogenaamde correctierecht. Het laten verbeteren, aanvullen, verwijderen of afschermen van gegevens, als deze feitelijk onjuist zijn, voor het doel of de doeleinden van de verwerking onvolledig of niet ter zake dienend zijn dan wel anderszins in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Het verzoek moet schriftelijk aan de school bezorgd worden en de aan te brengen wijzigingen vermelden. De school moet binnen vier weken na ontvangst van het verzoek schriftelijk laten weten of hij daaraan voldoet. Een weigering moet gemotiveerd worden.
De ondersteuningsplanraad moet uiterlijk 1 februari 2014 zijn ingericht. Als de ondersteuningsplanraad zijn instemming aan het ondersteuningsplan onthouden heeft, dan moet het samenwerkings verband het voorstel voorgelegd hebben aan de Landelijke Commissie voor Geschillen WMS (LCG WMS). Uiterlijk 15 april 2014 is er een bindende uitspraak van de LCG WMS over het eerste ondersteuningsplan. Tegen deze uitspraak staat geen mogelijkheid tot beroep open. Op uiterlijk 1 mei 2014 dient het eerste ondersteuningsplan bij de inspectie door het samenwerkingsverband zijn ingediend. Indien er sprake is van een Raad van Toezicht voor het interne toezicht van het samenwerkingsverband, dan heeft de ondersteuningsplanraad recht op een bindende voordracht voor een lid.
Hoe zit het met de geldigheid van indicaties voor (v)so? Met de invoering van passend onderwijs, per 1 augustus 2014, krijgen scholen een zorgplicht. De landelijke indicatiestelling voor (v)so en de rugzakken vervallen. Het samenwerkingsverband beoordeelt vanaf dan of een kind mag worden toegelaten. In de wet is een overgangsregeling op genomen. Leerlingen die op 1 augustus 2014 in het (v)so staan ingeschreven, mogen daar nog maximaal twee jaar blijven. De samenwerkingsverbanden moeten in die twee jaar beoordelen of speciaal onderwijs nog steeds het best passende aanbod is. Ze kijkt naar mogelijkheden om de leerling met extra begeleiding in te schrijven op een reguliere school. Wanneer de leerling na het eerste jaar van het so naar het vso gaat, moet volgens de nieuwe systematiek een toelaatbaarheidsverklaring worden afgegeven door het samenwerkingsverband waar de leerling woont. Regionale expertisecentra (rec’s), samenwerkingsverbanden en scholen hebben een informerende rol naar ouders toe.
Hebben we medezeggenschaps statuut en -reglementen nodig? Ja, beide zijn nodig. Ze hebben elk een eigen functie. Van het medezeggenschapsstatuut (artikel 22 WMS) is er voor ieder bevoegd gezag slechts één nodig. Het statuut wordt voor twee jaar vast gesteld en bevat minimaal: • welke soorten raden er zijn en hoe die zijn samengesteld; • de wijze waarop en de termijnen waarbinnen informatie wordt gegeven vanuit het bevoegd gezag; • de onderlinge communicatie tussen alle medezeggenschapsorganen; • de faciliteitenregelingen; • wie vertegenwoordigt het bevoegd gezag in de besprekingen. Een reglement wordt per raad vast gesteld. Er zijn dus per bevoegd gezag net zoveel reglementen als raden, één voor de GMR en voor elke MR ook één. Het reglement regelt vooral de verhouding tussen bevoegd gezag en medezeggenschapsorgaan. De volgende zaken moeten in het reglement staan:
vbschrift --- maart 2014 --- nr. 02
• aantal leden van de (G)MR; • verkiezingsprocedure; • zittingsduur; • op welke wijze wordt de achterban betrokken; • wijze van overleg met bestuur in plaats van met gemandateerde; • informatieverschaffing door bestuur; • termijnen voor het geven van advies of instemming; • geheimhouding; • geschillen waarin de WMS niet voorziet. Statuut en reglementen moeten uiteraard op elkaar zijn afgestemd voor wat betreft definities en verwijzingen.
Heeft de MR iets te zeggen over de benoeming van een directeur? In principe geldt artikel 11 h van de Wet Medezeggenschap Scholen wat de MR een adviesrecht geeft bij een benoeming van iemand van de schoolleiding. De vaststelling van het profiel, voorafgaand aan de werving, valt onder het adviesrecht van de raad in artikel 11 i.
Hoe gaan we om met onbevoegde docenten? Sinds 2006 kan onbevoegd lesgeven voor ten hoogste twee jaar. Daarbij geldt de eis dat de leraar scholing gaat volgen om binnen twee jaar alsnog de passende bevoegdheid te gaan halen. Ook hier kan in bijzondere gevallen nog twee jaar uitstel worden verleend. Hierover moet de werkgever nauwgezette schriftelijke afspraken maken met de werknemer.
VBS Helpdesk Gratis eerstelijnsadvies voor VBS-leden: T 070 331 52 15 (ma t/m vr, 09.00-13.00 uur) E
[email protected] Of kijk op www.vbs.nl/helpdesk
13
Focus op gedrag van alle leerlingen tekst: drs. Akke Tick --- fotografie: André Roodhuizen fotografie en Nationale Beeldbank/Robert Hoetink
De invoering van passend onderwijs vraagt veel van scholen. ‘Met preventieve aandacht voor het gedrag van alle leerlingen kan het algemene klimaat in een school verbeteren en passend onderwijs werkelijkheid worden. Hiermee vermindert de investering in het specifieke beleid voor zorgleerlingen’, aldus auteur Kees van Overveld in zijn boek ‘Groepsplan Gedrag’. Klassenmanagement speelt een sleutelrol.
V
eel uitgeverijen en onderwijsadvies organisaties spelen in op de invoering van passend onderwijs per augustus 2014. Een van de nieuwste publicaties van Uitgeverij Pica is ‘Groepsplan Gedrag’. Dit praktijkboek combineert onderzoeksresultaten, overheidsbeleid en ervaringen uit de onderwijspraktijk over gedrag van leerlingen. Zo biedt het inzicht in de ontwikkelingsfasen van hun gedrag. Van Overveld: ‘Leerkrachten weten vaak niet wat normaal of afwijkend gedrag is. Gedrag dat je niet kent, wordt dan al snel probleemgedrag.’ Hoe zit het eigenlijk met het gedrag van leerlingen? Zijn de leerlingen anno 2014 lastiger? ‘Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat eigenlijk niet. Een leerkracht zal zeker “ja” antwoorden op die vraag. Feit is wel dat er meer gediagnosticeerde leerlingen zijn doordat de diagnose mogelijkheden verbeterd zijn. Door planmatig naar gedrag te kijken, kan je een objectievere kijk krijgen’, verklaart Van Overveld.
Drie preventieniveaus De zegswijze ‘Voorkomen is beter dan genezen’ ligt aan het boek ten grondslag. Er wordt uitgegaan van drie preventieniveaus om met gedrag om te gaan. In feite splitst Van Overveld de leerlingen dus in drie groepen. Het eerste preventieniveau vormt de basis van de school. ‘Ieder kind heeft ondersteuning nodig’, aldus Van Overveld. ‘Kinderen hebben geen etiket nodig om het onderwijs te krijgen dat ze nodig hebben. Preventie op dit niveau gaat over een algemene, universele aanpak voor alle leerlingen. Deze groep lijkt een beetje uit het oog verloren in de dagelijkse schoolpraktijk. Op dit niveau staat de klasgroep centraal.’ Je hebt geen groep door leerlingen bij elkaar te zetten. Het creëren van de groep vraagt energie. Het boek biedt theorie en praktische tips die bijdragen aan groepsvorming. Zo beschrijft het de vijf fasen van groepsvorming (forming, norming, storming, performing en adjourning) die een klasgroep gedurende een schooljaar doorloopt. Daarnaast veel aandacht voor de kwaliteit van de leraar,
Lezersaanbieding Lezers van VBSchrift kunnen tot 1 juni 2014 het boek ‘Groepsplan Gedrag’ met korting bestellen. Dit van € 22,95 voor € 20,50 via www.uitgeverijpica.nl met actiecode VBSGG14.
vbschrift --- maart 2014 --- nr. 02
14
handelingsgericht werken, klassenmanagement, ouderbetrokkenheid, het voorkomen van pesten en sociaal-emotioneel leren. Leerkrachten ontberen vaak kennis. Deze leemte probeert de auteur met dit boek op te vullen. De universele aanpak is niet voor alle leerlingen voldoende. Het tweede preventieniveau richt zich op kwetsbare leerlingen. Van Overveld legt uit: ‘Dit is zo’n vijf-zeven procent van de klasgroep. Hun gedrag is onvoorspelbaar. Soms functioneren ze prima, op een ander moment weer niet. Het is belangrijk deze leerlingen te signaleren. Het zijn leerlingen die geregeld een last vormen voor hun
Groepsplan Gedrag vo Passend onderwijs is niet enkel in het primair onderwijs van belang maar ook voor het voorgezet onderwijs. In april verschijnt Groepsplan Gedrag voor het vo. Van Overveld legt uit: ‘Het belangrijkste verschil tussen de aanpak in het po en het vo bestaat eruit dat de organisatie van een planmatige aanpak van probleemgedrag over meerdere docenten en functionarissen is verdeeld. Een leerling heeft tenslotte ieder uur een andere docent. Daarnaast is het boek aangevuld met onderwerpen als pesten, faalangst, ongemotiveerd gedrag en gewelddadige relaties.’
omgeving, zichzelf in de weg zitten en het risico lopen zich problematisch te ontwikkelen.’ Het boek geeft de school inzicht in risicofactoren en beschermende factoren, intensieve en kortdurende interventies en het meten van vooruitgang. ‘Door deze interventies vermijd je het risico dat de leerling ernstig probleemgedrag gaat vertonen en terechtkomt in het derde preventieniveau’, benadrukt Van Overveld. Leerlingen met ernstig probleemgedrag bevinden zich op niveau drie. Van Overveld: ‘Dit zijn simpel gezegd leerlingen die het bloed onder je nagels vandaan halen. De lezer krijgt handvatten aangereikt om de functie van hun gedrag te doorgronden. Vervolgens staan de handelingsstrategieën en interventies voor het voetlicht.’ In het boek hebben de stille en teruggetrokken leerlingen geen plaats. ‘Dat is een bewuste keuze geweest. In de schoolpraktijk is de handelingsverlegenheid bij deze leerlingen kleiner en leraren willen toch vooral tips over grensoverschrijdend gedrag. Deze leerlingen veroorzaken geen last terwijl deze groep eigenlijk ook heel groot is en extra zorg nodig heeft om goed te ontwikkelen. ’
Aan de slag In de praktijk is het belangrijk het percentage leerlingen in preventieniveaus twee en drie zo laag mogelijk te houden. Hoe doe je dat? ‘Inzetten op goed schoolbeleid voor omgaan met gedrag’, lacht Van Overveld. ‘Dat betekent aandacht geven aan het situatieve, relationele, relatieve en fluctuerende aspect van gedrag.’ Van Overveld benadrukt dat scholen al heel veel doen. ‘Het is niet zo dat, nu
15
‘Groepsplan Gedrag is geen standaard stappenplan’
passend onderwijs verplicht wordt, scholen ineens alles anders moeten doen. Een inventarisatie van wat de school allemaal doet, zou startpunt moeten zijn’, aldus Van Overveld. ‘Vaak weten leerkrachten van elkaar niet wat ze doen. Dit leidt ertoe dat zaken dubbel gedaan worden. Ook is het goed te reflecteren op de vraag “Doen we ook het goede”. En vooral niet enkel beleid ontwikkelen op de cognitieve vakken.’ De drie preventieniveaus corresponderen met diverse planningsformulieren. ‘Deze helpen scholen planmatiger te werken aan gedrag en sociaal-emotioneel leren. Het is de bedoeling dat leerkrachten of IB’ers het planningsformulier een aantal maal per jaar geheel of gedeeltelijk invullen. Er wordt een cyclus doorlopen van informatie verzamelen, plannen, uitproberen en evalueren. Deze systematische werkwijze maakt het mogelijk om ook op het gebied van gedrag opbrengstgerichter te werken.
et boek ‘Groepsplan Gedrag’ is erg gericht op de H leraar en de klassituatie. Toch wil ik benadrukken dat het belangrijk is er als team mee bezig te zijn. Het gedrag van elke leerling is gezamenlijke verantwoordelijkheid. Er moet wel één lijn en visie in de school zijn.’ ‘Groepsplan Gedrag’ is dan ook niet een standaard stappenplan maar vraagt r eflectie en visie om het in klas of school te implementeren.
Groepsplan Gedrag op de Bergse Zonnebloem in Rotterdam ‘Vorig schooljaar organiseerde schoolbestuur BOOR een lezing van Kees van Overveld voor alle leerkrachten. Onze leerkrachten waren hierover zo enthousiast dat we serieus met zijn inzichten aan de slag zijn gegaan. Allereerst door hem te volgen op Twitter en het boek te lezen.’ Aan het woord is Dany Bras, intern begeleidster: ‘Het is een helder geschreven boek met veel praktijkvoorbeelden. Je merkt dat het geschreven is door iemand uit de onderwijspraktijk waardoor de gegeven adviezen eenvoudig uitvoerbaar zijn. Door de combinatie theorie en praktijk wordt de essentie duidelijk.’ Er zijn natuurlijk ook verbeterpunten. ‘Het invullen van het formulier Groepsplan Gedrag vinden mijn collega’s en ik niet eenvoudig. In een gesprek samen kom je er meestal wel achter waar de behoefte van de leerkracht ligt en welke behoefte de groep heeft.’ De Bergse Zonnebloem is een Daltonschool. Vrijheid in gebondenheid, samenwerken en zelfstandigheid zijn de drie belangrijkste pijlers. Bras: ‘Er waren geregeld incidenten waarbij preventief handelen nog niet goed ingebed was in de school. Door meer te lezen over groepsvorming zijn medewerkers zich hierdoor bewust geworden van de verschillende fasen die je hebt
binnen de groepsvorming en de invloed die je als leerkracht daarop hebt. We zagen dat mensen heel bewust die eerste weken bezig waren met het neerzetten van de structuur in de groep. Wat zijn de regels in onze groep, maar ook activiteiten om elkaar beter te leren kennen. Dit was direct duidelijk merkbaar aan de rust binnen de school. Het rustig in de rij door de school lopen bijvoorbeeld werd door sommige leerkrachten echt ingeoefend, als dit nodig was. Ook werd er veel tijd besteed aan de kinderen eigenaar laten worden van de groepsregels. Dit eigenaarschap sluit perfect aan bij onze manier van werken.’ ‘Na de zomervakantie is er een studiedag georganiseerd rond preventie niveau 1. Leerkrachten zijn met elkaar aan de slag gegaan om te kijken wat hun groep de komende periode nodig heeft. Er werd een start gemaakt met het Groepsplan Gedrag voor het eerste half jaar. De locatiedirecteur en IB’ers deden in oktober klasconsultaties. Hierin werd gelet op de vraag die de leerkracht heeft vanuit het groepsplan, het klassenmanagement en de inrichting van de klas, maar ook bijvoorbeeld het aantal individuele en groeps complimenten dat de leerkracht geeft. In januari zijn deze klasconsultaties herhaald.’
vbschrift --- maart 2014 --- nr. 02
‘In maart komt een studiemiddag over preventieniveau 2. Vervolgens gaan de leerkrachten het nieuwe groepsplan schrijven. Daarbij zal ook de informatie gebruikt worden uit het sociaal emotioneel volgsysteem ZIEN van Parnassys dat alle leerkrachten voor hun kinderen hebben ingevuld. Voor volgend schooljaar wordt de uitdaging om de aanpak die dit schooljaar is gehanteerd, op de juiste manier te borgen in de school.’ Eyeopener ‘Wat de eyeopener uit het boek is? Eigenlijk wat iedere leerkracht wel weet. Met goed en gedifferentieerd onderwijs en een goed klassenmanagement voorkom je veel gedrags problemen. Eerst moet de basis in de groep goed staan en daarna kun je weer verder bouwen. De Bergse Zonnebloem heeft redelijk veel leer lingen met een specifieke onderwijs behoefte. Op onze school is werken met het Groepsplan Gedrag dan ook belangrijk in het kader van passend onderwijs. Met behulp van het Groepsplan Gedrag zetten we de basis zo neer, dat er zo min mogelijk onderwijstijd verloren gaat aan storend gedrag. Er blijft dan meer tijd over om effectief les te geven.’
16
Wees open over ouderbijdrage tekst: Luutje Niemantsverdriet --- fotografie: Nationale Beeldbank/Koos Busters
De ouderbijdrage is vaak onmisbaar als scholen volgens hun eigen pedagogische visie te werk willen gaan. Hoe bepalen scholen de hoogte van het bedrag, waaraan geven ze het uit en hoe gaan ze om met de vrijwilligheid ervan? Welke ruimte krijgen ze van de wet? VBS-leden wisselden tijdens een rondetafelgesprek ervaringen uit en leerden over de wettelijke kaders waarbinnen ze zich kunnen bewegen.
O
uders die kiezen voor een algemeen bijzondere school doen dat bewust. Zij kiezen voor de extra’s die de school biedt. Die extra’s worden bekostigd uit de vrijwillige ouder bijdrage en komen onder druk te staan wanneer ouders die bijdrage niet kunnen betalen of om andere redenen besluiten dat niet te doen. Wat doe je als school met de dilemma’s waar je dan voor komt te staan, variërend van ‘afdwingen’ van betaling via uitsluiting van leerlingen tot verschraling van het onderwijsaanbod of het aanbieden van een betalingsregeling? Hoe dan ook is een goede communicatie met de ouders van groot belang. Er kan, ook naar buiten, gemakkelijk een verkeerd beeld ontstaan. VBS-advocaat Bas Vorstermans schetste de gespreksdeelnemers
de juridische aspecten van de ouderbijdrage. De wetgeving is per 1 juli 2012 vereenvoudigd. Voor die tijd bestonden er gedetailleerde voorschriften en waren scholen verplicht met ouders een overeenkomst te sluiten. Nu mag een school een overeenkomst sluiten, maar het hoeft niet en dat scheelt in elk geval in de administratieve belasting. De wet bepaalt nu ook niet meer wat in zo’n overeenkomst moet staan, behoudens twee belangrijke voorwaarden: • niet-betalen door de ouders mag geen grond zijn om de leerling niet tot de school toe te laten; • het moet ouders via de schoolgids duidelijk zijn dat de bijdrage vrijwillig is. Een overeenkomst kan dan ook pas worden getekend ná toelating van de leerling. De hoogte van de eventuele
geldelijke bijdrage moet worden vermeld in de schoolgids en de instemming hebben van de ouder geleding in de MR. Dat laatste is belangrijk want dat is iets waar de inspectie op zal letten.
Uitsluiting De hoogte en de opbouw van de ouderbijdrage kan per school flink variëren. Soms is het een vast bedrag, soms gaat het naar inkomen. De inkomensafhankelijke bijdrage gaat op basis van vertrouwen, al dan niet via een onafhankelijke vertrouwenspersoon. Wat is handig om te doen? Alle kosten op een hoop gooien en dat aan de extra’s besteden? Dan zijn er ouders die betalen voor faciliteiten die ze niet willen en ouders die niet betalen voor wat ze wel krijgen. Daartegen pleit ook dat ouders dan de context missen. En dan doet al snel
Aanwendingen ouderbijdrage door de aanwezige scholen tijdens het rondetafelgesprek Categorie Onderwijs Personeel
Activiteiten
Gebouw etc.
po extra lessen (bijv. identiteit, profiel) leermiddelen / ICT (incl. afschrijving) vakleerkrachten kleine groepen / extra klassen (boven norm) overig extra personeel (na)scholing, pedagogische vergadering schoolreis excursie overige activiteiten onderhoud / aanpassing meubilair (incl. afschrijving) huisvestingskosten beveiliging schoolplein, toestellen
po & vo x
x x
x
Schoolbestuur po & so vo po x x x x x x x x x x x x x x x x x
po x
x x x
x
vbschrift --- maart 2014 --- nr. 02
po x x
x
x x x
het eerste dilemma zich voor: wat doe je met leerlingen van wie de ouders niet (het volle pond) betalen? ‘Dat kan consequenties hebben voor deelname’, zegt een vertegenwoordiger van een vo-school. Uitsluiting levert wel een moreel verantwoordingsprobleem op en is praktisch ook niet altijd mogelijk. ‘Als een activiteit plaatsvindt tussen 4 en 5 uur ’s middags is het gemakkelijk’, zegt een andere deelnemer, ‘maar als je iets extra’s doet onder schooltijd, bijvoorbeeld een vakleerkracht inhuren voor een extra gymles buiten het curriculum, dan ga je een kind van niet-betalende ouders dat uur niet apart zetten.’ Vorstermans: ‘Je moet altijd het wettelijke minimum bieden. Uitsluiting kan alleen van een activiteit of faciliteit die buiten het reguliere onderwijs programma valt, waar de ouders specifiek niet voor betalen en wanneer er een vervangende activiteit is. Ouders moeten altijd de keuze hebben.’ ‘Je moet dan wel helder maken wat het standaardprogramma van de school is’, merkt VBS-adviseur Jona Isaac op, ‘zodat ouders weten hoe de bijdrage wordt besteed.’
Doelbijdrage ‘In de beeldvorming zijn het vooral algemeen bijzondere scholen die een relatief hoge ouderbijdrage vragen. Maar juist deze scholen onderscheiden zich door aandacht voor hun pedagogische en vormende opdracht’, aldus algemeen directeur van de VBS Simon Steen. Dat is dus iets om goed uit te dragen naar de ouders. ‘Je moet je kunnen verant-
woorden. Laat zien dat het geld besteed wordt aan extra activiteiten en dat dat gedeeld wordt in de hele school.’ Een deelnemer vertelt hoe zij dat doen: ‘Wij zijn een cultuurprofielschool in het vo met veel ambitie. Ouders hebben hier bewust voor gekozen. Wij benoemen enkele activiteiten waar we een doelbijdrage voor vragen en inventariseren welke ouders daarvoor willen betalen. Nietbetalers worden daarvan uitgesloten, maar zij kunnen wel mee naar theater of museum. Aan het begin van het schooljaar weten we wat er per laag en per profiel aan activiteiten plaatsvindt en wat die zullen kosten. De afdelingsleiders staan daar achter en dan is het aan de vertegenwoordigers van de ouderraad om te bepleiten dat die doelbijdrage wel erg op prijs wordt gesteld. Pas daarna volgt de factuur, die ook gespreid kan worden betaald. Een doelbijdrage vergt wel een arbeidsintensieve voorbereiding.’ Vorstermans ging ook in op de financiële risico’s die de school kan lopen door niet-geïnde ouderbijdragen. Bijvoorbeeld als daardoor structurele lasten voor vakleerkrachten in dienst niet worden gedekt. Een van de deelnemers zegt dat op te lossen door flexibele krachten (zzp’ers) in te zetten. Vorstermans waarschuwt daarmee voorzichtig te zijn. Er is wetgeving aangekondigd die ‘schijnconstructies’ tegengaat. ‘Wat nu werkt hoeft in de toekomst niet altijd te werken.’ Hoe dan ook is het beoogde doel ouders te prikkelen tot betalen. Vorstermans: ‘Verschraling van het
vbschrift --- maart 2014 --- nr. 02
aanbod door minder faciliteiten heeft invloed op de uitstraling van de school en dus op de leerlingen.’ Een overeenkomst afsluiten is wettelijk niet meer verplicht, maar als je zekerheid wilt hebben is het slim om dat wel te doen. Als ouders hebben getekend is betaling niet meer vrijwillig, maar een verplichting.
Steunstichtingen Bij de VBS komen geluiden binnen dat nogal wat scholen gebruik maken van steunstichtingen die overeenkomsten sluiten met ouders. Dat is wel een omweg, want die stichtingen kunnen dan al of niet besluiten dat geld door te sluizen naar de school, maar is dat een mogelijkheid? Nee, want ook de bijdragen aan een dergelijke steunstichting moeten vrijwillig zijn. ‘Kan de bijdrage beschouwd worden als een van de belasting aftrekbare gift om het aantrekkelijk te maken voor de ouders?’, zo wordt gevraagd. Nee, dat kan niet, want er staat een tegenprestatie tegenover en daarmee ontbeert het het karakter van een gift. Wel vertelt een deelnemer dat ouders van drie scholen die bij haar stichting zijn aangesloten al jaren met fiscaal voordeel een hoger bedrag kunnen bijdragen. Ouders moeten wettelijk wel eerst € 180 betalen aan de school, daarboven kunnen ze een gift storten op rekening van deze stichting met anbi-status. Die gift komt dan niet rechtstreeks de school ten goede, maar indirect via de stichting die het potje gebruikt om bijvoorbeeld het schoolplein op te knappen.
18
Verenigingsnieuws
Goedkoper Licht VBS vraagt aandacht voor HUMAN Bildung is belangrijk voor jonge mensen, voor de ontwikkeling van hun inlevingsvermogen, eigenwaarde en identiteit. Springstof en omroeporganisatie HUMAN investeren in eigentijdse bildung met programma’s op radio, tv en internet. Programma’s die gaan over keuzestress, prestatiedruk, faalangst, liefde, vriendschap en familie. De VBS verkent mogelijke samenwerking met deze organisaties. Wij hopen hiermee scholen te onder steunen bij hun pedagogische opdracht. Organisaties in het omroepbestel hebben het op dit moment lastig. Zo ook HUMAN. Om bildung-programma’s mede mogelijk te maken, vragen wij dan ook aandacht voor de oproep van HUMAN: word lid en denk actief mee over programma’s die ertoe doen. https://investeerinhuman.nl/springstof/
VBS in gesprek met … In de eerste twee maanden van 2014 is de VBS in gesprek geweest met verschillende organisaties. Het opkomen voor de belangen van onze leden en het borgen van kleinschalig vernieuwingsonderwijs was het centrale uitgangspunt. • Bijzondere Leerstoel Onderwijsrecht • Coöperatie VO • HUMAN (omroeporganisatie) • Landelijk Steunpunt Brede Scholen (LSBS) • Ministerie OCW • Nederlandstalig Genootschap voor Vergelijkende Studie van Opvoeding en Onderwijs (NGVO) • Netwerk SOVO • Onderwijsgeschillen • Onderwijsraad • Overlegraad VO • PO-Raad • Vereniging van Vrijescholen • Vervangingsfonds / Participatiefonds • VNO-NCW en MKB Nederland • en met diverse leden over bijvoorbeeld de vrijwillige ouderbijdrage en het Vervangingsfonds
Goede verlichting is belangrijk voor de gezondheid en prestaties van leerlingen. Veel schoolgebouwen hebben nog oude, vaak energie slurpende tl-verlichting. Goedkoper Licht helpt scholen (en daarmee ook het milieu) door de oude verlichtingsarmaturen om te bouwen tot gezonde en energiezuinige verlichting. Bij iedere school wordt de bestaande verlichting aangepast, zonder investering van de school zelf. De voordelen? Gemiddeld 45 procent besparing op energieverbruik, halvering van onderhouds- en vervangingskosten, en zeven jaar lang verzekerd van goede verlichting. Inschrijven voor de eerste fase kan tot 1 mei 2014. Deze fase biedt ruimte aan vijftig scholen in het primair onderwijs en tien scholen in het voortgezet onderwijs. Kijk voor meer informatie op www.goedkoperlicht.nl
Geen extra inkoopcollectief Eerder hebben de besturenorganisaties geïnventariseerd of zij gezamenlijk voldoende inkoopvolume kunnen creëren voor een extra inkoopcollectief elektriciteit en gas. Inmiddels is besloten dat er geen extra aanbesteding wordt gestart. Scholen die zich nu nog aanmelden voor Energie voor Scholen kunnen wel meedoen in het niet-aanbestede deel. In het derde kwartaal van 2014 volgt een passende aanbieding voor de inkoopperiode 2015-2020. Heeft u interesse of wilt u meer weten? Geef dit dan door aan
[email protected]
Schoolnieuws • Montessorischool Oosterhout heeft een feestelijk schooljaar ingeluid en viert daarmee haar 25 jarig jubileum. www.montessorischooloosterhout.nl. • De Werkplaats Kindergemeenschap in Bilthoven is na de krokusvakantie met de groepen 5/6 gestart in een nieuw gebouw dat niet naar binnen keert, maar juist naar buiten richt. www.wpkeesboeke.nl. Meer schoolnieuws bekijken, of zelf nieuw(tje)s doorgeven? Surf naar www.vbs.nl/schoolnieuws
vbschrift --- maart 2014 --- nr. 02
19
Houd zelf je werkdruk in de hand tekst: drs. Akke Tick
Wie googlet op onderwijs en werkdruk vindt nationaal en internationaal onrustbarende artikelen over hoge werkdruk. Ook is het een speerpunt in het Nationaal Onderwijsakkoord. Vaak wordt vergeten dat iedere werknemer in het onderwijs zijn werkdruk ook voor een deel zelf in de hand heeft. Het boek ‘Van werkdruk naar werkplezier’ geeft tips voor de individuele leerkracht maar vergeet ook de schoolleider niet.
W
ie alleen maar al denkt aan digitalisering en passend onderwijs, weet dat er veel op het onderwijs afkomt. Hoe behoud je werkplezier, als de werkdruk toeneemt? Werkdruk is een zeer subjectief begrip dat om een persoonlijke analyse vraagt. De diverse checklists in het boek bieden een helpende hand om eigen werkdruk en werkplezier te analyseren. Ze vormen een basis om na te denken over ‘hoe zie ik mijn werk’ (feitelijk) en ‘hoe voel ik me daarin’ (beleving). Een verhelderende tool daarbij is de ‘werkstapelaar’. Deze bestaat uit feitelijke uren, inefficiënt werken, perfectionisme, organisatie en aangroeiende taken. Na alle uren te hebben bepaald vermenigvuldig je ze met 1, 1,20 of 1,30 afhankelijk van emotionele componenten zoals hoe snel je je werk kunt loslaten. Hieruit komt een beeld van je werkdruk. Niet alleen de individuele leerkracht kan werkdruk ervaren. Het kan ook het gevoel zijn van de hele school. De auteurs onderscheiden vier niveaus over wat een school moet doen.
Lezersaanbieding Van werkdruk naar werkplezier. Wie tot 1 juni het boek bestelt via www.uitgeverijpica.nl betaalt € 16,45. Dit is een korting van € 2,50. De actiecode luidt VBSWERK14. Actie geldt tot 1 juni 2014.
• Moeten: wettelijke verplichting. • Willen: passend bij visie school, draagvlak binnen en buiten de school en concurrentie overwegingen. • Kunnen: competenties en vaardigheden aanwezig, voldoen huis vesting en andere voorzieningen, kosten- en batenanalyse qua geld, tijd, personeel. • Doen-hoe: inpassen in het onderwijsprogramma, aanpassen interne organisatie, samenwerken met externen en uitbesteden. In essentie komt het erop neer dat je als schoolleider je prioriteiten moet stellen en het heel gezond is ‘nee, dat doen we op deze school niet’ te zeggen. De auteurs laten het daar niet bij, maar geven ook concrete aanwijzingen.
Handvatten Voor wie zich al eens verdiept heeft in werkdruk en een balans in zijn leven, brengt dit boekje weinig nieuws. Desalniettemin is het ook voor deze groep de moeite van het lezen waard. Als is het maar voor de verhelderende en verfrissende voorbeelden van de auteurs die duidelijk met beide benen in het onderwijs staan. De levensechte beschrijvingen bieden herkenning en erkenning. En dat doet natuurlijk altijd goed. Voor wie nog niet zo bezig is geweest met werkdruk of daar helemaal geen last van heeft, is deze publicatie een echte aanrader. Voorkomen is ten slotte beter dan genezen en de praktische
vbschrift --- maart 2014 --- nr. 02
Angela Kouwenhoven en Annemieke Schoemaker • Van werkdruk naar werkplezier: Timemanagement en klassen management in het onderwijs • € 18,95 • Pagina’s: 160 • Uitgeverij Pica • ISBN: 9789077671931
tips om je gevoel van werkdruk weg te nemen, zijn breed inzetbaar en leiden tot snel resultaat. De relatie tussen gebeurtenis – gedachten – gevoel is een zeer eenvoudig maar helder concept dat de auteurs uitleggen. Toepassing daarvan laat de betrokkene verantwoordelijkheid nemen en geeft een gevoel van handelingsbekwaamheid. Alle concrete tips over klassen management zijn de moeite van het lezen en vervolgens inzetten waard. Toetsweken, opruimen, oudercontacten, materialen zijn enkele van de aspecten die praktisch en bondig de revue passeren. Uiteindelijk gaat het om niets anders dan keuzes maken als de werkdruk toeneemt. Met een simpel kwadrant en heldere vragen laten de auteurs de lezer reflecteren op de eigen arbeidssituatie. Het boek draagt onomstotelijk bij aan het verhogen van het werkplezier. Het is een nuttige publicatie voor iedereen in het onderwijs en hoort in iedere leraarskamer thuis.
Pedagogisch vakmanschap en levenskunst in het onderwijs Scholen houden zich lang niet uitsluitend bezig met taal en rekenen. Hun missie reikt verder naar brede algemene vorming en ontwikkeling van 21st century skills bij hun leerlingen. De VBS ondersteunt scholen bij deze pedagogische opdracht met cursussen rondom humanistische levenskunst. Voor bestuurders, schoolleiders en leraren in het primair en voortgezet onderwijs. Elke cursus draagt bij aan waarden- en deugdenontwikkeling binnen de professionele visie van de school en de leraar. U ervaart hoe levenskunst kan werken voor uw school. Het brede aanbod bevat cursussen binnen drie hoofdthema’s. Pedagogisch vakmanschap gaat over de school als moderne organisatie, vakmanschap van de docent en vorming van de leerling als verantwoordelijk individu. Kortom over onderwijs dat het kind stimuleert tot eigen keuzes en eigen verantwoordelijkheid.
Bildung gaat over morele identiteitsvorming van kinderen, een dominant thema in het onderwijs debat. School en leraren hebben een grote en invloedrijke rol in het vormgeven van de identiteit van leerlingen en de begeleiding bij hun ontwikkeling tot verantwoordelijke individuen. Levenskunst is een kunstwerk maken van het eigen leven door het ontwikkelen van innerlijke vrijheid en het nemen van verantwoordelijkheid. De belangrijkste levenskwesties gaan niet langer over losmaking en bevrijding, maar over identiteit, oriëntatie en zingeving. Kijk voor het volledige aanbod op www.vbs.nl/academie
De cursussen pedagogisch vakmanschap, bildung en levenskunst zijn ontwikkeld in een samen werking tussen de VBS en het Humanistisch Centrum voor Onderwijs en Opvoeding.